Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique

Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt

 

du

 

Mercredi 8 février 2012

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 8 februari 2012

 

Namiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.28 uur en voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.

La séance est ouverte à 14.28 heures et présidée par M. Siegfried Bracke.

 

01 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de betoging van 21 november 2011 van het personeel bij Fedasil tegen het gevoerde beleid" (nr. 8122)

01 Question de Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la manifestation du 21 novembre 2011 du personnel de Fedasil contre la politique menée" (n° 8122)

 

01.01  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, mijn excuses, maar mijn vraag gaat over een betoging van 21 november vorig jaar.

 

De voorzitter: We zijn aan het inhalen.

 

01.02  Sarah Smeyers (N-VA): Ze werd ingediend op 12 december 2011. Misschien is ze dus al wat achterhaald. Dat geldt misschien ook voor enkele andere vragen. Ze zijn echter nog steeds relevant, anders had ik ze wel ingetrokken.

 

Mevrouw de staatssecretaris, u weet dat de opvangcrisis heel het jaar door pijnlijk actueel is. Volgens mij is dit de uiting van een mislukt asiel- en migratiebeleid in ons land. Het zijn echter niet enkel de asielzoekers die hier onder lijden, ook het personeel van Fedasil in de opvangcentra heeft er genoeg van. Dat hebben zij vorig jaar op 21 november geuit. De werkdruk ligt immens hoog en het aantal ontslagen en gevallen van burn-out en oververmoeidheid neemt almaar toe.

 

De organisatie loopt bovendien ook niet optimaal. Er zijn nieuwe personeelsplannen, maar zonder goede voorbereiding en degelijke begeleiding voerde Fedasil nu een reorganisatie door. De vakbonden klagen aan dat er meer geïnvesteerd wordt in de hogere functies, A1, A2 tot A4, dan in het veiligheidspersoneel en het personeel van de centra zelf. Zo krijgt men, om het met een vergelijking te zeggen, een Mexicaans leger met meer kolonels dan soldaten. Dat geldt volgens de vakbonden voor alle asielcentra; niet voor enkele maar voor allemaal. De personeelsleden klagen ook aan dat zij met deze bemerkingen of klachten niet terechtkunnen bij de directies. Daarom hebben zij actie gevoerd, om de toestand bij Fedasil aan te klagen.

 

Ik had graag van u vernomen welke de exacte eisen waren die de vakbonden die maandag aan uw voorganger, staatssecretaris Courard, hebben voorgelegd.

 

In welke mate en op welke manier zult u trachten tegemoet te komen aan de geformuleerde eisen? Hoe zult u de aangehaalde knelpunten evalueren? Bent u zelf al met het personeel gaan spreken? Zal dit voor alle opvangcentra gebeuren, of neemt u er enkele uit? Wat zal er gebeuren als dit een algemene bezorgdheid van het personeel blijkt te zijn? Zult u een actieplan opstellen? Plant u iets inzake de werking van Fedasil? Op welke termijn bent u dat van plan?

 

01.03 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw Smeyers, bij de toelichting van mijn beleidsnota heb ik reeds gezegd dat het personeel van Fedasil onder zeer grote druk functioneert en dit reeds gedurende enkele jaren. Ik begrijp dat dit zijn sporen nalaat.

 

We hebben twee belangrijke punten in het dossier. Een eerste belangrijk punt betreft vragen over de rechtspositie van het personeel. Een van de eisen van de vakbonden is het statutair maken van het personeel van Fedasil, omdat Fedasil momenteel uitsluitend over contractuele personeelsleden beschikt. Er zijn twee opties: ofwel kiest men voor het statutair maken, iets waarvoor heel veel middelen zijn vereist; ofwel is er de optie van de voortzetting van de verbetering van de rechtspositie van het contractueel personeel, wat door andere maatregelen kan worden nagestreefd. Ik denk bijvoorbeeld aan een aanvullende groepsverzekering voor het pensioen, bevordering in niveau enzovoort.

 

Een tweede belangrijk punt in het dossier betreft het nieuwe personeelskader. Het personeelskader voor 2012 is grotendeels het resultaat van het invoeren van nieuwe personeelsnormen voor zowel de basisactiviteiten als de specifieke activiteiten van de opvangcentra.

 

Wat kan worden bespaard op de basisactiviteiten wordt opnieuw geïnvesteerd in een doelgroepenbeleid, waarbij meer personeel zal worden ingezet voor de specifieke activiteiten, zoals de omkadering van groepen waarvoor meer begeleiding nodig is, bijvoorbeeld de niet-begeleide minderjarigen, bewoners met psychosociale problemen of andere doelgroepen.

 

Ondanks een maandenlange en uitgebreide communicatie, en ondanks overleg met de vakbondsorganisaties, hebben deze laatste een negatief advies uitgebracht met betrekking tot het nieuwe personeelskader. Ik ben inderdaad in een van de eerste weken door de administratie geïnformeerd over de twee voornoemde dossiers. Het spreekt vanzelf dat ik ook contact heb gehad met de vakbondsorganisaties alvorens een beslissing te nemen in deze dossiers. Een eerste overleg hierover heeft al plaatsgevonden.

 

Het lijkt me bovendien evident dat ik zo snel mogelijk de dispatching en een aantal opvangcentra bezoek om kennis te nemen van de problematiek die leeft bij het personeel. Dit bezoek was al gepland, maar is door de recente gebeurtenissen uitgesteld, en zal dus plaatsvinden in een van de komende weken.

 

Ik heb reeds een eerste ontmoeting gehad met de drie representatieve vakbondsorganisaties om ook hun standpunten hierin te kennen. Wij hebben een nieuwe afspraak begin maart en ik zal uiteraard de aanzet geven om deze twee belangrijke dossiers te laten vooruitgaan.

 

01.04  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik denk inderdaad dat het nodig is om met het personeel van Fedasil te gaan spreken. Zij hebben iedere dag op het terrein met die opvangcrisis te maken en zien niet alleen de administratieve kant, maar beleven ook de pure, menselijke kant van de zaak.

 

Sta me toe ook te zeggen dat er toch eens mag nagedacht worden over de structuur zelf van Fedasil. U zegt zelf dat het allemaal statutairen zijn, geen contractuelen. Ik neem aan dat het destijds een bewuste keuze was.

 

Fedasil is een instantie die zeer autonoom werkt en zeer sui generis is samengesteld. Toch moet ik vaststellen dat er vele hogere niveaus aanwezig zijn, maar dat het vooral bij het personeel is, bij de mensen die elke dag op het terrein staan, dat er klachten zijn zoals burn-outs en ongenoegen over de werking van Fedasil. Ik geef een klein voorbeeld. Ik weet dat er bij de cel communicatie van Fedasil 6 voltijdse A1-statuten werkzaam zijn. Is dat wel nodig? Kan er geen reorganisatie worden doorgevoerd, zodat daar minder mensen nodig zijn, en er meer mensen op het terrein kunnen werken?

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de geplande herstructureringen van asielcentra" (nr. 8123)

02 Question de Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les restructurations prévues de centres d'asile" (n° 8123)

 

02.01  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, in december kwam er in het asielcentrum in Jumet protest tegen de geplande herstructureringen van enkele asielcentra in ons land. Er zijn, zoals u net al hebt aangegeven, plannen om te specialiseren in de opvang van bepaalde doelgroepen van asielzoekers.

 

Terwijl het asielcentrum van Jumet vandaag 140 asielzoekers opvangt, vooral gezinnen, zou het centrum in de toekomst gespecialiseerd worden in het opvangen van personen met een psychosociaal gebrek of een pathologische aandoening. Er zouden geen 140 mensen meer opgevangen worden, maar 80.

 

In het asielcentrum zelf weet men blijkbaar niet goed waaraan men zich moet verwachten, noch op welke termijn de specialisatie zou worden gerealiseerd. Niemand weet wat er met het personeel zal gebeuren. Als er geen 140, maar 80 mensen worden opgevangen, zal dat wellicht gevolgen hebben voor het personeel. Niemand weet waar de huidige bewoners naartoe moeten. Noch het personeel, noch de huidige asielzoekers in die centra weten wat hen te wachten staat. Daarom heeft het centrum, na aanhoudende protestacties van het personeel van Fedasil, een betoging gehouden, in de hoop eindelijk gehoor te krijgen. Het is erg dat dit met een betoging moet gebeuren.

 

Ik heb de volgende vragen.

 

Hoe concreet zijn de plannen om bepaalde asielcentra te specialiseren en een onderscheid te maken naargelang de doelgroep? Werd daarover al gecommuniceerd? Werd het ook met het stadsbestuur van Jumet en het personeel van het asielcentrum besproken? Zal die maatregel alleen in Jumet worden doorgevoerd? Als één asielcentrum een specifieke doelgroep moet opvangen, dan zal dat voor de andere ook wel zo zijn. Hoe zit dat precies?

 

Hoe zult u de inkrimping compenseren, als er effectief 60 mensen minder opgevangen worden? Waar gaan die andere asielzoekers dan naartoe? Wat gebeurt er met het personeel? Volgt er een inkrimping van het personeel? Zal er extra personeel of ander opgeleid personeel komen? Hoe zal de infrastructuur in het asielcentrum worden aangepast? Nu worden daar gezinnen opgevangen. Die hebben andere noden. De indeling van de kamers zal bijvoorbeeld aangepast moeten worden.

 

02.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Smeyers, een aangepaste opvang voor bepaalde doelgroepen maakt integraal deel uit van de aanpassing van de opvangwet, de wet van 12 januari 2007. Omdat het niet haalbaar noch praktisch zou zijn om alle specialisaties in elk opvangcentrum te organiseren, kiest Fedasil ervoor om zijn expertise en kennis aangaande de doelgroepen te centraliseren of te bundelen in de opvangcentra die daartoe geschikt zijn op basis van hun infrastructuur en ook van het sociaal netwerk rond het centrum.

 

Het centrum van Jumet is dus zeker niet het enige centrum dat ingezet wordt in het raam van die aangepaste opvang voor specifieke doelgroepen. Dat doelgroepenbeleid is tevens een van de te behalen doelstellingen van het beleidsplan van Fedasil.

 

Momenteel is de analysefase voltooid. Die verliep in overleg met de centrumdirecteurs, de personeelsleden en de vakbonden. De personeelsleden van de centra werden daarbij betrokken via werkgroepen, personeelsvergaderingen en individuele gesprekken. Daarenboven werd de algemene informatie verspreid via het intranet en het personeelsblad van Fedasil. Na goedkeuring van het personeelskader 2012 kan dat project worden uitgevoerd.

 

Ik wil er toch op wijzen dat die werkwijze geen nieuwe groep van asielzoekers zal aantrekken. Vandaag zijn alle groepen verspreid over verschillende centra, waardoor kennis en ervaring eveneens verspreid zijn. Bovendien gaat het hier om een verandering zonder budgettaire impact.

 

De capaciteit van Jumet zal dalen tot 110 bewoners in plaats van de huidige 155. Tijdens de transitiefase zullen vrijgekomen plaatsen worden gebruikt voor de specifieke doelgroep zodat er geen enkele plaats leeg komt te staan.

 

Fedasil zal in Jumet in specifieke opleidingen voorzien voor de medewerkers, alsook in de aanstelling van ongeveer 20 bijkomende fulltime equivalenten. Aan de medewerkers van Jumet die van centrum wensen te veranderen, wordt via een systeem van interne mobiliteit de mogelijkheid geboden om in een naburig centrum te werken. Om de uitvoering van het project in goede banen te leiden, is binnen het centrum ook een werkgroep opgericht in samenwerking met het hoofdbestuur.

 

De keuze om het zorgcentrum in Charleroi onder te brengen, werd mede bepaald door de huidige infrastructuur van het centrum, omdat de verschillende vleugels toelaten om kleinschalige leefgroepen te creëren en op die manier met kleine, gerichte groepen te werken.

 

02.03  Sarah Smeyers (N-VA): U zegt dat er voldoende werd gecommuniceerd via intranet en dat het in het maandblad van Fedasil, genaamd Basil, heeft gestaan. Waarom betoogt het personeel dan nog? Blijkbaar moet er in de communicatie nog iets spaak gelopen zijn.

 

Ik deel uw mening dat de specialisatie goed is. Te verspreide kennis is weinig efficiënt.

 

U moet erover waken dat het personeel op tijd in kennis wordt gesteld. U zegt dat het gebeurd is. Ik dank u voor het antwoord

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de uitbreiding van het asielcentrum te Geldenaken" (nr. 8124)

03 Question de Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'agrandissement du centre d'accueil de Jodoigne" (n° 8124)

 

03.01  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, men is, mede ten gevolge van de opvangcrisis, gestart met de uitbreiding van de capaciteit van het asielcentrum in Geldenaken, Jodoigne. Het is de bedoeling om de capaciteit uit te breiden tot 336 plaatsen. Nu biedt het asielcentrum plaats aan 196 asielzoekers. Die uitbreiding is al enkele jaren aan de gang of men plant ze toch al enkele jaren. Het was de bedoeling om ze in januari 2012 af te werken.

 

Ik heb hierover enkele typische vragen, die terugkomen als er een uitbreiding gebeurt of als een plaats een andere bestemming krijgt. Is dat meegedeeld aan het stadsbestuur en de buurtbewoners? Hebben zij de plannen officieel of formeel kunnen goedkeuren?

 

Hoever staat het met die uitbreiding? Wat zijn de geraamde kosten?

 

Ook in het asielcentrum in Poelkapelle kwamen er 52 plaatsen bij. Plant u nog verdere uitbreidingen in bestaande asielcentra? Zo ja, met hoeveel plaatsen? Hoe concreet zijn de plannen om bestaande asielcentra uit te breiden? Hebt u hiervoor ook in voldoende budget voorzien?

 

03.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw Smeyers, de beslissing om de opvangcapaciteit te Jodoigne te verhogen, werd tijdens de Ministerraad van 11 september 2009 genomen. De burgemeester van de gemeente Jodoigne werd op 6 juli 2009 door de directeur van het centrum op de hoogte gebracht van het voorstel tot uitbreiding. Het gemeentecollege heeft op 12 augustus 2010 een gunstig advies uitgebracht betreffende het stedenbouwkundig plan voor de uitbreiding van de capaciteit van het centrum, ingediend door de Regie der Gebouwen. De woonblokken zijn intussen geïnstalleerd en worden door de aannemer aangesloten op de nutsvoorzieningen. Volgens onze recente gegevens zou de oplevering in de loop van maart 2012 gebeuren, zodat de ingebruikname eind maart kan plaatsvinden. De geschatte kosten voor die uitbreiding ten laste van de Regie der Gebouwen bedraagt 2 800 000 euro voor de werken.

 

Op dit ogenblik focust het agentschap op de uitvoering van de reeds genomen beslissing van de Ministerraad om de opvangcapaciteit van bepaalde federale centra uit te breiden. Hiervoor heeft de Ministerraad op 23 december ook een extra budget uitgetrokken. Ik heb het al uitvoerig belicht, het gaat om 30 miljoen euro. Het gaat om extra plaatsen in Poelkapelle en Arendonk, 200 federale opvanginitiatieven en een bijkomend centrum voor observatie en oriëntatie van 30 niet-begeleide minderjarigen.

 

In de begroting voor 2011 is 6,7 miljoen euro ingeschreven voor de uitbreiding van de bestaande centra, waaronder 4,6 miljoen voor de personeelskosten en ongeveer 2,1 miljoen voor de werkingskosten.

 

Ik heb gisteren in de Senaat gezegd dat het weinig zin heeft om op de ene plaats plaatsen bij te bouwen – u ziet hoelang het duurt vooraleer de plaatsen effectief inneembaar zijn – en op een andere plaats plaatsen te sluiten. Wij voeren wel herschikkingen uit. Hierbij zoeken wij naar de manier om met de minste kosten ons aantal plaatsen te handhaven, teneinde dan tijd te krijgen om onze structurele maatregelen op middellange termijn uit te voeren en zo verder maatregelen te kunnen nemen.

 

03.03  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor het antwoord.

 

Ik begrijp dat het inderdaad sneller – dat is een relatief begrip, als men ziet dat er reeds sinds 2009 over gesproken wordt – en efficiënter is om de capaciteit van de bestaande opvangplaatsen gewoon uit te breiden.

 

Anderzijds, dat het goedkoper en efficiënter zou zijn, is relatief: de miljoenen euro die u noemt, zijn niet min. Er is die 30 miljoen extra, die u op 23 december hebt gekregen voor de uitbreiding van de drie centra, Poelkapelle, Arendonk en het opvangcentrum voor de niet-begeleide minderjarige vluchtelingen. Het zijn toch allemaal grote bedragen. Ik begrijp dat u daarop moet inzetten, maar ik hoop dat u sneller dan in drie jaar tijd structurele maatregelen kunt nemen, zodat u niet telkenmale uw toevlucht moet nemen tot het uitbreiden van de bestaande capaciteit.

 

03.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw Smeyers, het geld dat op de Ministerraad van 23 december gevraagd werd, was ook bedoeld voor de handhaving van 3 000 structurele plaatsen. Op 6 december beginnen en tussen kerst en Nieuwjaar 3 000 mensen op straat zetten, zou van weinig menselijke waardigheid getuigen. Dat was dus echt nodig. Ik denk dat wij het erover eens zijn dat wij de tijd moeten krijgen om echt aan structurele maatregelen te werken.

 

03.05  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik heb de beslissing inderdaad ook niet ter discussie gesteld, maar u weet zelf dat er nu een jaar lang hard gewerkt zal moeten worden, willen we volgende winter niet met hetzelfde probleem worden geconfronteerd.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de verlenging van de noodopvangplaatsen voor asielzoekers" (nr. 8125)

- mevrouw Karin Temmerman aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de noodopvang" (nr. 9077)

- mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de noodopvangplaatsen voor asielzoekers" (nr. 9080)

04 Questions jointes de

- Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la prorogation des places d'accueil d'urgence pour les demandeurs d'asile" (n° 8125)

- Mme Karin Temmerman à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'accueil d'urgence" (n° 9077)

- Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les places d'accueil d'urgence pour les demandeurs d'asile" (n° 9080)

 

04.01  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, in oktober 2010 werd er in de kazernes van Gembloux, Bastogne, Houthalen-Helchteren en Bierset tijdelijke noodopvang gecreëerd. Het openhouden van die kazernes was tot eind november 2011 voorzien. U had 30 miljoen euro nodig om ze langer open te houden. Het was echter ook de bedoeling om zo de hotelopvang te stoppen.

 

Op 10 oktober 2011 kreeg ik een antwoord van uw voorganger dat nog steeds 153 minderjarigen in die hotels werden opgevangen. Het openen van die kazernes was dus niet afdoende om de hotelopvang te stoppen. Eind juli werd beslist om bepaalde tijdelijke opvangplaatsen voor asielzoekers in de transitcentra tot eind november 2012 te verlengen. De kazerne van Bastogne zou openblijven tot 31 mei 2012, niet echt heel lang. De kazernes van Weelde en Gembloux blijven open tot 30 november 2012 en die van Bierset veel langer, tot 30 december 2014.

 

U hoopte op zijn minst de bestaande 24 000 opvangplaatsen te behouden zonder aan het voorziene budget te raken. Op dat probleem heeft de tijd intussen geantwoord. Er is 30 miljoen euro extra ingezet.

 

Hoe staat het met die verschillende kazernes? In januari zagen we een afbouwscenario. Ze zouden allemaal eind mei, begin juni sluiten. Hoever staat het afbouwscenario in het algemeen van de noodopvang? Hoever staat het in het bijzonder met het in gereedheid brengen van de oude kazerne te Ans als transitcentrum, dat eigenlijk al voor vorig jaar was voorzien?

 

 

04.02  Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, ook mijn vraag is volledig achterhaald. Ze is al een hele tijd geleden ingediend, toen wij nog geen winter hadden en ook niet konden vermoeden dat wij nu in een complete winterperiode zouden belanden.

 

Ik zal de vragen die mevrouw Smeyers heeft gesteld, zeker niet herhalen. Ik zal ook mijn vragen niet herhalen. Ik had echter graag het volgende geweten.

 

Wat is de huidige situatie van de noodopvang die enkel nu voor de winter is georganiseerd?

 

Ik dank u alvast voor uw antwoord.

 

04.03 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Smeyers, mevrouw Temmerman, ik dank jullie voor jullie vragen.

 

Ik wil benadrukken dat in de huidige vriesomstandigheden niemand echt op straat heeft moeten overnachten. Zoals ik op woensdag 1 februari 2012 aankondigde, heb ik met de hulp van vele mensen al het nodige gedaan, om ervoor te zorgen dat iedereen die wou, een warme en beschutte plek had om te overnachten.

 

Wat de opvangplaatsen voor asielzoekers betreft, merk ik op dat de opvangcrisis al meer dan drie jaar duurt. Het is mijn intentie om de huidige situatie aan te pakken.

 

Behalve de structurele maatregelen die ik in mijn beleidsplan opnam en al aan de commissie heb voorgesteld, wens ik, enerzijds, de bestaande en beschikbare transit- en noodopvangplaatsen voor asielzoekers te behouden en de reeds geplande, structurele plaatsen in het opvangnetwerk van Fedasil te openen. Er werden, anderzijds, ook middelen vrijgemaakt, om tijdelijk bijkomende, dringende opvangplaatsen tegen de winterkoude te openen.

 

Samen met Samusocial, die voor de organisatorische werking instaat, beschikken wij over een theoretische buffercapaciteit van 500 plaatsen. Zij zijn sinds gisteren in gebruik genomen op de Charleroise Steenweg nrs 60-62. Het staat u vrij ze te bezoeken. U bent er welkom, ook om een handje toe te steken. Voornoemde plaatsen zijn tot 31 maart 2012 of tot het einde van de winter voorzien. U kan bijvoorbeeld helpen soep te maken.

 

Ik ben gisteren ook ter plaatse geweest, om iedereen te bedanken. Er was, bijvoorbeeld, spontaan een groep scoutsjongeren aangekomen, om te helpen. Zij hebben er de professionele medewerkers geholpen om alles te ontplooien.

 

Het voorgaande is echt een tijdelijke regeling. Terzake wordt ook geen onderscheid tussen de mensen gemaakt. Het zijn mensen in de kou en in nood. Het betreft illegalen, daklozen en niet-toegewezen personen uit het verleden. Tussen hen wordt echter, zoals het ook hoort, geen onderscheid gemaakt.

 

Wat de huidige operationele noodopvangplaatsen voor asielzoekers betreft, op dit moment zijn er 2 311 transit- en noodopvangplaatsen beschikbaar in het opvangnetwerk van Fedasil. Deze plaatsen zijn reeds meer dan een jaar operationeel en ontvangen dagelijks nieuwe asielzoekers.

 

Wat het vervoer naar deze noodopvangplaatsen betreft: het vervoer naar de structurele opvangplaatsen en de transitopvangplaatsen is inbegrepen in het opvangbudget en wordt dus ten laste genomen van Fedasil. Er zijn ook geen problemen met dat vervoer gesignaleerd.

 

Wat de bijkomende 1 300 plaatsen en het hier voorziene budget betreft: de 1 300 plaatsen betreffen de plaatsen en de budgetten vastgelegd in de beslissingen van de respectievelijke Ministerraden van 20 juli 2011, 18 november 2011 en 23 december 2011. Zowel Fedasil als de opvangpartners doen hun best om deze plaatsen zo snel mogelijk operationeel te maken. Mocht blijken dat bepaalde opvangplaatsen niet binnen korte termijn worden geopend, dan kan eventueel worden beslist om de voorziene budgetten te besteden voor de verlenging van bestaande opvangplaatsen.

 

Wat de opening van de kazerne te Ans betreft: de kazerne van Ans werd vorige week als een structureel centrum in gebruik genomen. Het is geen transitcentrum, maar een structureel centrum; daardoor is de voorlopige sluitingsdatum vastgesteld op 31 december 2013.Het voorziene budget voor 2011 werd geraamd op 813 069 euro. Dat bedrag omvat de volledige maand december en zou dus moeten volstaan.

 

Wat de sluiting van Borzé betreft, dat centrum is inderdaad gesloten. De laatste bewoner is daar vertrokken op 12 december 2011. Alle bewoners zijn getransfereerd naar een andere opvangstructuur binnen het netwerk van Fedasil.

 

Wat andere pistes betreft, zoals het materieel spreidingsplan: u weet dat dit een nieuw concept is. De gemeenten voorzien nu al in materiële opvang, maar niet in het kader van een echt spreidingsplan. Het is voorzien in de wet en het gaat om financiële hulp, maar dat is door het regeerakkoord uitgesloten. Voor het verplichtend karakter van het plan in een eventuele tweede fase, ontbreekt momenteel een wettelijke basis. Die zal dan ook worden uitgewerkt.

 

Hierover is er reeds overleg geweest met de steden en gemeenten, zowel van Wallonië, Brussel als Vlaanderen. Er is nu reeds een aantal concrete afspraken gemaakt over het vrijwillig plan. Er is ook overeengekomen om over een eventuele verplichte fase verder overleg te plegen op technisch niveau. Er is dan ook een werkgroep binnen mijn kabinet daarover opgericht met de respectievelijke verenigingen van steden en gemeenten.

 

Wij zullen dat in maximaal overleg met hen doen, zodat zij ook naar de gemeenten kunnen terugkoppelen.

 

Ik denk dat het heel belangrijk is om hierover terdege te overleggen alvorens te beslissen.

 

Een spreidingsplan kost ook geld. Het lijkt mij dan ook evident dat, met het oog op de vrijwillige fase, de voorwaarden voor terugbetaling dezelfde blijven als in het huidige LOI-systeem. De gemeenten zijn daarvoor ook vragende partij.

 

We merken overigens vandaag al dat de aanvragen voor de oprichting van LOI’s in een stroomversnelling komen. Er zijn nog steeds 500 plaatsen die al gebudgetteerd zijn en waarvoor nu nog aanvragen worden behandeld en toegekend.

 

Wellicht is het idee dat een verplicht materieel spreidingsplan de stok achter de deur is, hieraan niet vreemd.

 

04.04  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor het antwoord over de noodopvangplaatsen, die een tijdelijke regeling zijn, zoals u zegt. Er zijn 2 311 plaatsen in de noodopvang, die al budgettair zijn begroot. Ik hoop dat u gelijk hebt, als u zegt dat het tijdelijke opvangplaatsen zijn.

 

De kazerne van Ans zou dan wel een structurele opvangplaats zijn.

 

Met betrekking tot het spreidingsplan kan ik alleen maar samen met u vaststellen dat de bereidheid van de verschillende steden en gemeenten om de LOI’s te organiseren wel stijgt.

 

U zegt dat het in een stroomversnelling komt. Daaruit kunt u alleen concluderen dat een vrijwillig spreidingsplan meer effect zal sorteren dan een verplicht spreidingsplan. Ik zie eerlijk gezegd geen heil in een verplicht spreidingsplan, als u nu zegt dat het huidige, vrijwillig spreidingsplan succes begint te boeken.

 

U voert natuurlijk ook gesprekken met de verschillende steden en gemeenten. Dat zal ook helpen. Ik hoop dat u het daarbij houdt en nooit een verplicht spreidingsplan maakt.

 

Met betrekking tot de financiële hulp zegt u voorts dat de hulp beperkt is tot materiële hulp. Ik ben altijd bang dat de steden en gemeenten – dat is de dreiging bij een verplicht spreidingsplan – zullen zeggen dat ze de instroom niet meer aankunnen, waardoor men toch financiële steun zal moeten uitkeren waarmee de asielzoekers dan zelf een dak boven hun hoofd moeten zoeken.

 

Ik heb daar schrik van en u zegt dat het gecounterd wordt door het regeerakkoord. Dat klopt natuurlijk niet helemaal. Het moet ook ergens in een wet worden uitgesloten dat er financiële steun wordt gegeven. Ik hoop, indien u ooit uw toevlucht neemt tot dat verplicht spreidingsplan – ik hoop van niet –, dat u daaraan dan parallel de wetswijziging koppelt die een verbod op het geven van financiële steun inhoudt.

 

04.05  Karin Temmerman (sp.a): Mevrouw de staatssecretaris, het is zeer goed dat u ervoor hebt gezorgd dat niemand moest buiten slapen wanneer het -10 graden vriest en dat er ook geen enkele categorie – indien ik het zo pejoratief mag noemen – is uitgesloten. Een mens is op dat ogenblik een mens. Het is goed dat wij als Belgische Staat daarvoor zorg dragen, waarvoor dank.

 

Wij hebben ook altijd gezegd voor een materieel spreidingsplan te zijn. Er moet wel onderhandeld worden met de steden en gemeenten. Uit uw antwoord heb ik begrepen dat u dit ook doet, en meer dan dat, want het blijkt ook te werken. Indien het niet kon, waren wij voorstander van een verplicht materieel spreidingsplan, omdat ik zelf ervaar dat een aantal steden en gemeenten zijn verplichtingen niet nakomt, zodat het altijd terechtkomt bij dezelfde steden en gemeenten. Wanneer u zegt dat er nu veel meer aanbod is – en ik denk dat het gesprek daar zeker mee te maken heeft –, dan kunnen wij daar alleen maar blij om zijn. Wij hopen dat het hele opvangprobleem in de toekomst definitief wordt opgelost.

 

04.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Overleg is zeer belangrijk. Wat zijn wij reeds te weten gekomen? Er zijn een aantal gemeenten, die men witte gemeenten noemt, waar men noch opvangcapaciteit noch LOI’s heeft. Er is mij gesignaleerd dat bepaalde kleine gemeenten het niet alleen georganiseerd krijgen. Er is geen methode voorzien om, bijvoorbeeld, drie kleine gemeenten te laten samenwerken rond één LOI. Dat is een van de zaken die wij in de toekomst zouden kunnen doen, zodat het mogelijk wordt dat gemeenten samenwerken via hun drie OCMW’s om één LOI op te richten. Nu doen ze dat reeds voor de strijk- en de werkwinkels. Dat is een van de zaken die uit het overleg zijn gekomen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de beslissing rond het 'tijdelijke' opvangcentrum voor asielzoekers in de kazerne van Houthalen-Helchteren" (nr. 8127)

05 Question de Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la décision relative au centre d'accueil 'temporaire' aménagé dans la caserne de Houthalen-Helchteren" (n° 8127)

 

05.01  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, ik kan het kort houden. Deze vraag ging specifiek over de kazerne in Houthalen-Helchteren en is ingediend op een moment dat het nog helemaal niet duidelijk was wat daarmee zou gebeuren. Zou ze verder worden opengehouden of zou ze, zoals aanvankelijk gepland, eind 2011 sluiten? Er was plaats voor 550 asielzoekers en er bestond op het moment van mijn vraagstelling een zeer grote twijfel. Ook de gemeente Houthalen-Helchteren stond op haar kop. Er was heel veel protest, ook van Houthalenaar Vic Engelen, die een kort geding had aangespannen tegen de beslissing om de kazerne toch verlengd open te houden.

 

We weten ondertussen dat Houthalen-Helchteren mee in het afbouwscenario zit. Misschien kunt u nog iets concreet over de kazerne van Houthalen-Helchteren zeggen? Mijn andere vragen zijn eigenlijk al door de pers beantwoord.

 

05.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Smeyers, voor Houthalen-Helchteren is de sluitingsdatum gepland op 31 mei 2012. Voorafgaand aan deze beslissing werden verschillende overlegvergaderingen gehouden tussen de regeringsafgevaardigde voor de opvang, het Rode Kruis en het gemeentebestuur. Er werd een akkoord bereikt om minstens de winter te overbruggen. Die beslissing van de Ministerraad werd ook overgemaakt aan de burgemeester.

 

Momenteel zijn er geen moeilijkheden in het dagdagelijks functioneren van het centrum, noch in de relatie met de lokale omgeving. We kunnen dan ook niet spreken van aanhoudend protest.

 

Wat de zaak van de heer Engelen betreft, op 26 januari wees de rechter de eis tot sluiting af.

 

05.03  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik heb geen repliek.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het aantal niet-toewijzingen van asielzoekers" (nr. 8201)

06 Question de Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le nombre de demandeurs d'asile n'ayant pas obtenu de place d'accueil" (n° 8201)

 

06.01  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, zeer concreet, de asielcrisis heeft tot gevolg dat regelmatig, bijna dagelijks – niet alleen de afgelopen week, maar ook in maart en april van vorig jaar – niet-toewijzingen plaatsvinden en dat Fedasil aan een asielzoeker moet zeggen geen plaats te hebben. Dan krijgen zij een papiertje met een beslissing van niet-toewijzing mee.

 

Wij kennen allemaal het nefaste gevolg ervan, waar de politiek misschien niet direct voor gekozen heeft, maar wat nu wel een feit is, met name dat die asielzoekers via eenvoudig verzoek een dwangsom kunnen vragen van 500 euro per persoon en per dag dat er geen opvang gegeven wordt door Fedasil.

 

Wat die dwangsommen betreft, had ik van u graag vernomen hoeveel beslissingen van niet-toewijzing er werden uitgevaardigd in de periode van 1 januari tot 1 december 2011, omdat mijn vraag in december is ingediend. Misschien kunt u het geven voor het ganse jaar 2011? Hebt u die opsplitsingen per maand? Dat kan misschien belangrijk zijn om in de toekomst iets aan te vangen met die statistieken.

 

Hoeveel van die niet-toegewezen personen hebben een rechtszaak aangespannen teneinde die dwangsom te bekomen? Hoeveel ervan werden effectief toegewezen? Hoeveel van hen kregen toch een opvangplaats, zodat zij hun dwangsom niet konden ontvangen?

 

Hoeveel van de sinds januari niet-toegewezen asielzoekers wendden zich tot het OCMW voor financiële steun, eventueel ook opgesplitst per maand?

 

Wat is het totale bedrag dat de OCMW’s aan die niet-toegewezen asielzoekers in die periode van 1 januari 2011 tot 1 december 2011, of liefst heel 2011, hebben uitgekeerd?

 

06.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Er werden in 2011 tot 1 december 3 800 niet-toewijzingen betekend. Tot eind 2011 komt dat op 4 300. Het precieze aantal per maand kan ik u niet geven, maar ik kan dat wel vragen, als men over die cijfers beschikt. Ze zijn in ieder geval nog niet onder mijn ogen gekomen.

 

Het precieze aantal niet-toegewezen personen die een zaak aanspanden tegen Fedasil, is niet gekend door Fedasil, omwille van het feit dat een groot deel van de dossiers bij de arbeidsrechtbanken ingediend wordt per eenzijdig verzoekschrift, waarbij het agentschap zelf geen partij is en dus niet eens op de hoogte is van het verzoekschrift.

 

Indien Fedasil in een later stadium wel op de hoogte wordt gebracht en tot het opvangen van de betrokkene wordt veroordeeld, stelt de dienst ook alles in het werk om ervoor te zorgen dat de dwangsommen niet zouden zijn verschuldigd.

 

In 2011 werden nagenoeg geen dwangsommen betaald omdat Fedasil ter zake proactief werkte.

 

Op basis van de gegevens van 1 224 personen die asiel aanvroegen en door Fedasil niet zijn toegewezen, zoals gekend, voor de periode van 1 april tot 1 augustus 2011, wordt vastgesteld dat 229 personen die asiel aanvroegen, tijdens voormelde periode gedurende minstens één maand een of andere vorm van financiële steun kregen.

 

06.03  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, het is vreemd dat u niet kunt meegeven hoeveel dwangsommen werden betaald. U meldt wel dat nagenoeg geen dwangsommen werden betaald. Zulks verbaast mij, aangezien staatssecretaris Courard die bedragen wel systematisch kon mededelen.

 

Ik geloof u evenwel, wanneer u antwoordt dat in 2011 nagenoeg geen dwangsommen werden betaald.

 

06.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Ik heb het bedrag ergens in een van de vorige nota’s zien staan. Het was geen 1 000 euro. Fedasil doet er echt alles aan om geen dwangsommen te moeten betalen.

 

Bovendien zijn de dwangsommen ook in grootte verlaagd. U beweert dat het nog 500 euro per maand is.

 

06.05  Sarah Smeyers (N-VA): Dat is ook zo.

 

06.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Dat is niet het geval. Zelfs indien het niet meer klopt, maakt het niet meer uit. Fedasil heeft ook de termijn kunnen verlengen. Vroeger moest Fedasil de betrokkenen binnen de 24 uur een plaats geven. Nu is dat binnen drie of vijf dagen, al naargelang het geval. Fedasil doet er ook alles aan om de plaatsen in kwestie ook daadwerkelijk te geven, zodat geen dwangsommen moeten worden uitbetaald.

 

06.07  Sarah Smeyers (N-VA): Dat is heel goed nieuws, aangezien wij allen weten dat een dergelijke situatie een onterecht aanzuigeffect veroorzaakt.

 

06.08 Staatssecretaris Maggie De Block: Dat is absoluut waar.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de maatregelen om minderjarige vreemdelingen uit de hotels te laten doorstromen" (nr. 8203)

07 Question de Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les mesures prises afin que les mineurs étrangers quittent les hôtels" (n° 8203)

 

07.01  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik wil hier nog een pijnpunt aankaarten: de noodopvang en de tijdelijke opvang die, anderhalf jaar geleden, tot bedoeling had de opvang in hotels een halt toe te roepen of alleszins stop te zetten.

 

In oktober 2011 waren er nog altijd 153 zelfverklaarde minderjarigen op hotel, zonder aangepaste begeleiding. Dat bleek uit een vraag die ik aan uw voorganger, staatssecretaris Courard, stelde. Hij heeft toen beloofd de hotelopvang zo snel mogelijk te beëindigen, rekening houdend met de beperkingen door de overbezetting van het opvangnetwerk, op dat moment al. Hij heeft toen ook erkend dat de procedure om vast te stellen of iemand al dan niet minderjarig is, veel sneller moest verlopen. De leeftijdsbepaling via botscans waardoor beslist kan worden of de minderjarige al dan niet recht heeft op opvang, moet sneller verlopen.

 

Ik zou van u graag de cijfers krijgen hoeveel minderjarige asielzoekers maandelijks een asielaanvraag indienden in de periode van juli tot december 2011. Weet u hoeveel minderjarigen er op dit moment precies op hotel zitten? Worden er elders nog opgevangen? Waar precies? Zitten zij allemaal op één plaats of verspreid? Hoe denkt u een einde te maken aan die hoge instroom van vaak vermeende minderjarigen?

 

07.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Ik geef even de cijfers op een rij: juli, 151; augustus, 173; september, 216; oktober, 179; november, 148 en december, 171.

 

Eind vorig jaar bevonden zich nog 120 minderjarigen waarbij wordt getwijfeld aan de leeftijd, op hotel. Het is de bedoeling dat aantal te reduceren tot er geen hotels meer nodig zijn, maar de hoge instroom maakt het moeilijk om het fenomeen onder controle te krijgen.

 

Wat de opvang van minderjarigen betreft, hanteert Fedasil de volgende opvangplaatsen volgens het vastgelegde opvangmodel in drie fasen: fase 1, opvang- en reoriëntatiecentra, 100 plaatsen; fase 2, oriëntatie naar de volgende opvangplaats, collectieve opvangplaatsen 658; fase 3, stabiele opvang of opvang met zelfstandige begeleiding in LOI’s of bij partners, 133 plaatsen.

 

De crisissituatie heeft Fedasil verplicht het opvangmodel aan te passen met een prefase van oriëntatie en opvang. Jongeren die zich minderjarig verklaren, maar waarvoor de Dienst Vreemdelingenzaken twijfel over de leeftijd uit, worden in transitplaatsen – 36 plaatsen – of bij gebrek daaraan in hotels ondergebracht tot hun werkelijke leeftijd bekend is. Fase 1 blijft opvang en oriëntatie, fase 2 blijft dezelfde. In fase 2bis worden minderjarigen opgevangen op autonome plaatsen binnen de federale centra, 187 plaatsen. Fase 3 blijft stabiele opvang.

 

In de zomer van 2011 is een speciale actie van start gegaan om het aantal jongeren in hotels te verminderen. Het was een gezamenlijke actie met als partners voornamelijk Fedasil, de dienst Voogdij van de FOD Justitie en de Dienst Vreemdelingenzaken. De belangrijkste doelstelling was het versnellen van het proces voor de leeftijdbepaling. De actie heeft vruchten afgeworpen, want het aantal jongeren is sedertdien gedaald. Het hoogste cijfer van 240 is nu afgebouwd.

 

Er moet echter nog altijd aandacht aan worden besteed, want er zijn nog altijd jongeren die zich vandaag in die omstandigheden bevinden. Bovendien blijft het aantal asielaanvragen van minderjarige asielzoekers zeer hoog. We zijn dan ook van plan om de actie opnieuw te voeren, met een nieuwe dynamiek, want er is sedert oktober 2011 opnieuw enige vertraging waar te nemen.

 

Een dergelijke gezamenlijke actie wordt nu trouwens vergemakkelijkt, aangezien Fedasil en DVZ onder één autoriteit zijn samengebracht.

 

Wij hebben dan ook een werkgroep ter zake opgericht. Ik verwacht daarvan eerstdaags concrete resultaten.

 

Er wordt ingezet op meer samenwerking en informatie-uitwisseling om aan dat fenomeen het hoofd te bieden.

 

07.03  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor het antwoord.

 

De cijfers zijn hallucinant. U hebt ze gegeven van juli tot december 2011. Dat is een gemiddelde van 175 asielaanvragen van zelfverklaarde of vermeende minderjarigen. Dat is een instroom buiten proportie.

 

Ik hoop alleszins dat die leeftijdsbepaling veel sneller kan gaan. Het is immers duidelijk dat het kanaal enorm wordt misbruikt, ook omdat wij een bevoorrechte behandeling aan minderjarige asielzoekers geven.

 

Ik heb begrepen dat de dienst Voogdij niet meer onder mevrouw Turtelboom valt. Dat klopt niet?

 

07.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Neen, dat blijft onder mevrouw Turtelboom. Voor de problematiek van de niet-begeleide minderjarigen hebben we wel de te contacteren personen om een antwoord te bieden bij vragen of conflicten verdeeld over de twee kabinetten. Misschien hebt u dat gehoord.

 

De voogdij blijft bij mevrouw Turtelboom. Er is maximaal overleg tussen de twee kabinetten. Ik denk dat dat ook nodig is, zeker hier. Daarover bestaan geen misverstanden.

 

07.05  Sarah Smeyers (N-VA): In elk geval moet de leeftijdsbepaling van minderjarigen sneller gebeuren, zodat sneller kan worden uitgemaakt of het om een minderjarige gaat. Als al de twijfelgevallen in de hotelopvang moeten blijven, zitten wij in een spiraal. Zowel de behandeling van de vermeende minderjarigen als de hotelopvang zorgt immers voor een extra instroom naar ons land. Aan beide moet een halt worden toegeroepen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het uitkeren van financiële steun aan opgevangen asielzoekers" (nr. 8205)

08 Question de Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'octroi d'une aide financière aux demandeurs d'asile hébergés" (n° 8205)

 

08.01  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, in L'Avenir van 1 december 2011 konden wij, naar aanleiding van de plannen van de regering om extra asielzoekers onder te brengen in Moeskroen, een interview lezen met het OCMW van Moeskroen.

 

De plannen om daar 700 extra asielzoekers onder te brengen, werden toen opgeschort, maar men vroeg de stad om via de lokale opvanginitiatieven voorlopig toch extra inspanningen te doen. In dat artikel kwamen veel vertegenwoordigers van de lokale OCMW’s, daar CPAS genoemd, aan het woord. Onder meer de gang van zaken bij de opvang van asielzoekers werd geanalyseerd. Uit het artikel blijkt dat de plaatselijke OCMW's vaak niet of te laat worden ingelicht over de plannen om asielzoekers op te vangen en dat Fedasil heel hoge eisen stelt aan de panden die als LOI kunnen dienen.

 

Het meest opvallende was dat in het artikel werd gesuggereerd dat Fedasil bij de voorziene opvang niet alleen betaalt voor gas, water, verwarming en elektriciteit, maar dat de opgevangen bewoners ook geld toegestopt krijgen voor voeding en voor hun persoonlijke hygiëne. Zij moeten daar dus allemaal zelf voor zorgen. Tweemaal per jaar krijgen zij ook nog een budget voor kledij. Een moeder met een kind kreeg 106 euro per week.

 

Ik heb daarover de volgende vragen.

 

Klopt het dat er aan asielzoekers in die LOl’s effectief geld wordt uitgedeeld om te voorzien in voedsel, hygiëne en kledij? Gebeurt die toekenning overal, in alle LOI’s, of was het een specifiek geval voor Moeskroen? Was de getuigenis van die OCMW-mandatarissen of secretarissen en voorzitters een uniek feit? Hoe valt dat te rijmen met de opvangwet van 2007, waarin het toekennen van financiële steun wordt verboden? Het werd trouwens in uw regeerakkoord herhaald. Wat is het nut van het toekennen van steun op die manier? Wordt hierbij een aanzuigeffect vermeden? Ik denk het niet.

 

08.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw Smeyers, het klopt dat een deel van de materiële hulp die in de lokale opvanginitiatieven wordt aangeboden uit leefgeld kan bestaan en dat dit leefgeld het verdelen van voeding en hygiënische producten kan vervangen. Het leefgeld kan in cash of in de vorm van maaltijdcheques worden verdeeld.

 

Indien men kiest voor leefgeld, moet men de wekelijkse richtbedragen die door Fedasil worden bepaald respecteren. De hoogte van het richtbedrag hangt inderdaad af van de gezinssamenstelling en van het feit of er maaltijden worden aangeboden.

 

Fedasil laat de keuze aan de lokale OCMW’s om in maaltijdcheques, leefgeld of natura te voorzien. De meeste kiezen omwille van praktische redenen voor een bedrag, maaltijdcheques of leefgeld per week.

 

Ik wil eerst opmerken dat de wet van 12 januari 2007, de zogenaamde opvangwet, geenszins een verbod inhoudt op de toekenning van een wekelijks of maandelijks leefgeld aan opgevangen asielzoekers.

 

Overeenkomstig artikel 2, § 6 van de wet wordt onder de materiële hulp het volgende verstaan: de hulp die wordt verleend door het agentschap of de partner binnen een opvangstructuur en die met name bestaat uit huisvesting, voedsel, kleding, medische, maatschappelijke en psychologische begeleiding en de toekenning van een dagvergoeding. Dit omvat eveneens de toegang tot juridische bijstand, de toegang tot diensten als tolken of opleidingen evenals de toegang tot een programma voor vrijwillige terugkeer.

 

De materiele hulp beperkt zich dus niet tot louter huisvesting. De toekenning van voedsel, kleding en hygiënische producten kan in financiële vorm worden toegekend, met maaltijdcheques of leefgeld, zoals ik eerder heb vermeld.

 

Daarenboven hebben alle opgevangen asielzoekers recht op zakgeld, overeenkomstig artikel 34 van de opvangwet. Dat is 7 euro per week per volwassene.

 

Materiële hulp betekent niet dat alles voor de asielzoeker aangekondigd en klaargemaakt wordt. Zij moeten dus zelf poetsen en koken en hun dagindeling zo zinvol mogelijk maken.

 

Het is soms zelfs aan te raden om een beperkte som leefgeld te geven, waarmee ze zelf de verantwoordelijkheid voor een aantal zaken op zich moeten nemen.

 

In tegenstelling tot de financiële steun die door de OCMW’s wordt verleend, kan men deze materiële hulp alleen ontvangen in het LOI waaraan de asielzoeker wordt toegewezen.

 

08.03  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, ik begrijp natuurlijk dat er niet alleen een woning moet gegeven worden. U zegt dat het alleen materiële steun is en geen financiële steun; wij moeten daarover blijven waken.

 

Daarnaast wordt er inderdaad een leefgeld gegeven. Blijkbaar is de keuze om in natura klaargemaakt eten aan te reiken of dat ze er zelf voor moeten zorgen. Dan is het natuurlijk veel efficiënter dat er leefgeld gegeven wordt.

 

Er moet natuurlijk over gewaakt worden, dat is niet alleen uw taak – misschien kan het zo gebeuren in al uw gesprekken met de steden en gemeenten – dat na zes maanden de asielzoeker zelf kan gaan werken. Misschien moet er dan toch een of andere administratie zijn waar geregistreerd wordt of de asielzoeker na verloop van tijd effectief zelf in zijn onderhoud voorziet. Op die manier kan het leefgeld aangepast of geschrapt worden, afhankelijk van het bedrag dat hij verdient natuurlijk. Ik kan mij voorstellen dat niet iedereen op de voet volgt wat de handel en wandel van die asielzoekers is, maar er mogen daar geen dubbele betalingen gebeuren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de toestroom van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen" (nr. 8206)

09 Question de Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'afflux d'étrangers mineurs non accompagnés" (n° 8206)

 

09.01  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, de vorige regering heeft, gelet op de massale instroom van niet-begeleide minderjarige vluchtelingen, beslist dat er twintig extra niet-begeleide minderjarigen zouden toegewezen worden aan het asielcentrum van Virton. Die beslissing kaderde in een vorige beslissing of belofte, om 180 extra plaatsen voor deze groep minderjarigen te creëren.

 

Er zijn blijkbaar een aantal problemen opgedoken in het asielcentrum van Virton. Zij werden niet voldoende op voorhand ingelicht over die beslissing, waardoor het personeel niet tijdig kon worden ingezet. Dat heeft geleid tot protestacties bij het personeel van het asielcentrum. Deze protestacties sluiten aan bij mijn eerste vraag over het algemeen ongenoegen bij het personeel van Fedasil.

 

Uw voorganger, staatssecretaris Courard, kon ons garanderen dat het probleem werd opgelost; er zou extra personeel worden opgeleid en tijdig worden ingezet.

 

De vraag is of die twintig niet-begeleide minderjarige vluchtelingen effectief in Virton zitten. Quid met de beloofde 160 extra opvangplaatsen voor minderjarigen? Zijn die al operationeel? Zo nee, wanneer zal dat wel het geval zijn?

 

Op welke manier worden de betrokken asielcentra op voorhand ingelicht, om te vermijden wat zich in Virton heeft voorgedaan? Wordt de garantie gegeven dat er voldoende opgeleid personeel is?

 

Wordt er bij het invullen van extra beschikbare plaatsen voorrang gegeven aan de minderjarigen, die nu nog in hotels zitten, of is er geen voorrangsregeling? Zullen er, naast de 180 plaatsen, nog meer opvangplaatsen voorzien worden voor die specifieke doelgroep? Het sluit aan bij het antwoord dat u reeds gaf over het feit dat er meer doelgroepenbeleid voor asielzoekers zal gebeuren.

 

09.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Smeyers, die 180 plaatsen voor relatief autonome minderjarigen werden gerealiseerd als volgt: 20 in Arendonk, 20 in Kapellen, 20 in Morlanwelz, 20 in het Klein Kasteeltje, 20 in Virton, 20 in Bouvignies, 20 in Sint-Truiden, 20 in Stoumont en 20 in Florennes. Die plaatsen zijn allemaal operationeel. Alle centrumdirecteurs werden betrokken bij de directeursvergadering. Ook over die problematiek werd ruim overlegd. In totaal werd in 18 fulltime equivalenten van niveau B voorzien voor de begeleiding van die jongere mensen.

 

Die plaatsen worden bij voorrang ingevuld door jongeren die in hotels verbleven in afwachting van hun leeftijdstest. Daardoor kon het aantal jongeren in hotels afgebouwd worden, want dat aantal bedroeg op een bepaald moment meer dan 300.

 

Er werden tevens 24 plaatsen voor minderjarigen gecreëerd in Kapellen en 20 extra plaatsen voor minderjarige moeders en jonge kinderen in Rixensart. In Sugny werden eveneens 30 plaatsen voorzien voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen.

 

De behoefte aan extra plaatsen voor minderjarigen blijft bestaan, omdat er een grote instroom blijft, zoals u zegt. In de pistes die Fedasil onderzoekt, worden daarom eveneens nog plaatsen voorzien voor niet-begeleide minderjarigen. De bedoeling is om met een aparte aanpak voor de niet-begeleide minderjarigen te komen en ook om de doorstroming te bevorderen.

 

Wij zitten natuurlijk ook met de leeftijdstests. U weet dat die een tijd moeilijk verlopen zijn, maar met de hulp van het militair hospitaal gaan die botbepalingen steeds vlugger.

 

09.03  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord en ik heb geen specifieke repliek.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de kosten voor dringende medische hulp aan illegalen die zich aanmelden bij het OCMW van Brussel" (nr. 8207)

10 Question de Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le coût de l'aide médicale d'urgence accordée aux illégaux qui s'adressent au CPAS de Bruxelles" (n° 8207)

 

10.01  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, dit is een vraag van een andere orde.

 

Onlangs, nog voor u staatssecretaris werd, zou de regering hebben beslist dat illegalen die bij het OCMW van Brussel aankloppen voor dringende medische hulp hun facturen bij Fedasil voor terugbetaling mogen indienen. Het zou voor het OCMW van Brussel dus mogelijk worden om die facturen door te sluizen naar Fedasil.

 

De wettelijke basis waarop die beslissing zou steunen, blijft heel onduidelijk. De maatregel wordt niet specifiek opgenomen in het koninklijk besluit van 24 juni 2004, dat stelt dat illegale families met kinderen terechtkunnen in een opvangcentrum. Dat weet u. Hun kosten voor medische begeleiding worden sowieso rechtstreeks op Fedasil verhaald, aangezien die personen effectief in het opvangcentrum verblijven.

 

Die wettelijke basis is echter niet van toepassing op het systeem van het OCMW van Brussel. Ook in de wet houdende diverse bepalingen, die eind vorig jaar werd doorgevoerd, wordt die beslissing niet mogelijk gemaakt. Die wijziging zorgde voor een ontlasting van het OCMW van Brussel, maar enkel ten aanzien van kandidaat-vluchtelingen. Zoals u weet, deed Fedasil geen toewijzingen en leidde het asielzoekers naar het OCMW van Brussel, dat toen werd overspoeld.

 

In artikel 2 van de wet van 1965 werd een uitzondering opgenomen voor deze groep van kandidaat-vluchtelingen. Daarin staat dat de kandidaat-vluchtelingen die ingeschreven zijn op het adres van de Dienst Vreemdelingenzaken of het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen, vanaf dan niet langer onder de verantwoordelijkheid van het OCMW van Brussel vallen, dat in dat geval ook niet moet instaan voor de medische kosten.

 

Ook dat is niet de wettelijke basis voor het principe waarbij het OCMW van Brussel de facturen voor dringende medische hulp van illegalen doorstuurt naar Fedasil.

 

Klopt het dat recentelijk werd besloten dat het OCMW van Brussel die praktijk kan doorvoeren? Voor welke categorieën van vreemdelingen zou dat dan gelden?

 

Wat is dan concreet de wettelijke grondslag die aan de basis daarvan ligt? Wanneer werd hiertoe besloten? Waarom werd hiertoe besloten? Zijn daaraan voorwaarden gekoppeld? Als het zou gebeuren, is dat dan alleen voor het OCMW van Brussel of ook voor andere OCMW’s? Op welk bedrag wordt die tussenkomst door Fedasil dan geraamd? Is dat specifiek factuur per factuur, of wordt er een raming gemaakt, een soort forfait?

 

10.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw Smeyers, het klopt dat door mijn voorganger werd besloten dat Fedasil de medische kosten ten laste zou nemen voor gezinnen met minderjarige kinderen zonder wettig verblijfstatuut die zich aanbieden bij het OCMW van Brussel voor opvang onder het KB van 24 juni 2004 in een opvangcentrum van Fedasil, doch aan wie Fedasil geen opvangplaats kan bieden wegens verzadiging van het opvangnetwerk. Dat zijn dus mensen die recht hebben op opvang volgens de huidige wet.

 

De wettelijke grondslag is artikel 60 van de opvangwet. Er werd tot deze maatregel besloten naar aanleiding van de enorme werklast waarmee het OCMW van Brussel werd geconfronteerd, die onder meer het gevolg is van de verzadiging van het opvangnetwerk. Deze tenlasteneming van medische kosten kan enkel gebeuren wanneer een aanvraag tot opvang onder het KB van 24 juni 2004 aan Fedasil werd bezorgd en Fedasil de vraag heeft geweigerd wegens plaatsgebrek. Deze regeling is enkel geldig voor het OCMW van Brussel.

 

Het is op dit moment niet mogelijk om een raming te maken van de medische kosten die in dit kader ten laste van Fedasil zouden vallen, aangezien we niet weten over hoeveel gezinnen het zou gaan, noch hoeveel medische kosten zij zouden genereren. Het gaat enkel over tenlasteneming van medische kosten.

 

10.03  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, sta mij toe het zeer bizar te vinden dat de uitzonderingsregel alleen voor het OCMW van Brussel geldt. Ik begrijp dat zij een grote instroom krijgen en het dichtstbijgelegen OCMW zijn bij de dispatching van Fedasil. Ik weet natuurlijk ook dat Fedasil bij de dispatching niet alleen en zeker niet langer alleen naar Brussel doorverwijst, iets wat ook voorheen werd beslist, maar ook naar de OCMW’s van Antwerpen, Gent, Luik en Charleroi.

 

Ik vind het een beetje raar dat het OCMW van Brussel een specifieke behandeling krijgt en de medische kosten van de illegale gezinnen toch op Fedasil kan verhalen, terwijl de andere OCMW’s dat niet zouden kunnen.

 

Dit kan misschien toch worden meegenomen in uw verder beleid, want ik zie niet in waarom de heer Mayeur die uitzonderingsregel bij uw voorganger, de heer Courard, wel kon bekomen en dat toenmalig OCMW-voorzitter, mevrouw De Coninck, in Antwerpen dat niet kon bekomen van de staatssecretaris.

 

Dat is toch een vreemd principe. We komen hierop nog terug om te zien of hierin verandering komt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het personeelskader bij Fedasil" (nr. 8209)

11 Question de Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le cadre du personnel chez Fedasil" (n° 8209)

 

11.01  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, nog eens een vraag over het personeelskader. Het personeel van Fedasil heeft gestaakt om zijn ontevredenheid over het beleid te uiten. Door de opvangcrisis ligt de werkdruk bij de personeelsleden zeer hoog.

 

Er worden blijkbaar structurele personeelswijzigingen doorgevoerd waarmee het personeel zonder meer genoegen moet nemen. Dat was alleszins hun klacht. Het VSOA, het Vrij Syndicaat voor het Openbaar Ambt, gaf in die zin een negatief advies – dat heeft u eigenlijk zelf gezegd – over het voorgelegde ontwerp van ministerieel besluit.

 

De redenen hiervoor waren duidelijk. Dat ministerieel besluit tot vaststelling van het personeelskader voor 2011 werd niet aangevuld met een advies van de Inspectie van Financiën, hoewel dat wel verplicht is. Ze konden dus onmogelijk akkoord gaan met de voorgestelde uitbreiding van het personeel bij Fedasil.

 

De heer Bob Pleysier, de voormalige directeur van Fedasil, zei in november nog dat Fedasil nooit geloofwaardigheid heeft gekregen in de opvangcentra, dat de integratie van de sector mislukt is en dat de directeurs allemaal apart hun eigen ding doen. Hij was er wel zelf één van.

 

Ik had daarover graag volgende vragen gesteld.

 

Uit het ontwerp valt op te maken dat de hoofdzetel van Fedasil nog zou worden uitgebreid met een groot aantal niveau A-functies en dat in vergelijking met 2011 een duidelijke daling te merken is in het aantal functies van niveau C en D, het personeel in de asielcentra zelf. Hoe valt te verklaren dat er meer functies van niveau A worden aangeworven en dat het aantal functies van niveau C en D daalt?

 

Hoe verklaart u dat er vier managementfuncties worden voorzien in het personeelskader 2011 en dat er gesnoeid wordt in de niveaus C en D? Waarom wordt er voorrang gegeven aan een personeelsuitbreiding op de hoofdzetel tegenover die in de centra? Zit daar een logica achter?

 

Hoe valt deze ganse beslissing te rijmen met de aangekondigde daling – dat is eigenlijk al besproken bij de begrotingsbespreking – van de dotatie aan Fedasil? Er wordt meer personeel binnen een hogere weddenschaal aangenomen. Komt dat overeen? Klopt dat budgettair? Zal er in 2012 personeel bijkomen in de verschillende centra en hoeveel? Heeft u daar al zicht op? In welke centra zal dat gebeuren?

 

Pleit u nog voor een aanpassing van het ontwerp van personeelskader?

 

Ja of neen? En zo ja, in welke zin?

 

Eigenlijk heeft u daarover al deels geantwoord, waarvoor mijn excuses.

 

11.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Ik zal misschien op de rest antwoorden.

 

Voor gans Fedasil is er een vermindering van 81,5 betrekkingen voor de niveaus C en D. Dat moet vergeleken worden met een verhoging van 100,8 niveaus B en 24,8 niveaus A.

 

Deze upgrading, zoals men dat noemt, is een tendens die zich sedert jaren in heel het openbaar ambt voordoet. Het impliceert onder meer dat personeelsleden van niveau C die een graduaatsdiploma hebben, zullen kunnen deelnemen aan vacante functies voor niveau B en idem dito voor personeelsleden van niveau B die een universitair diploma of masterdiploma hebben.

 

Van bij de invoering van de managementfuncties in 2006 werd dat aantal vastgelegd op vier. Het aantal functies voor het directiecomité is toen ook verminderd van vijf naar vier. Een viertal managementfuncties voor een organisatie van meer dan duizend personeelsleden is geen abnormaal aantal.

 

Het is juist dat verhoudingsgewijs het personeelsbestand van de hoofdzetel, met inbegrip van de crisiscel, sterker stijgt dan in de centra. Dat is te verklaren doordat het hoofdbestuur niet alleen werkt ten behoeve van de federale centra, 5 000 opvangplaatsen, maar ook ten aanzien van het hele netwerk; het verzorgt ook de dispatching voor het hele netwerk van de partners, zoals het Rode Kruis, La Croix-Rouge, de LOI’s en de ngo’s. Daar gaat het om 18 000 opvangplaatsen. De capaciteit van het netwerk van de partners is verhoudingsgewijs zelfs sterker gestegen als dat van de federale centra en genereert op zich dus ook extra werk (…).

 

Het nieuwe personeelskader is grotendeels het resultaat van het invoeren van nieuwe personeelsnormen voor zowel basisactiviteiten als specifieke activiteiten. Ik heb u al gezegd dat bespaard wordt op de basisactiviteiten. Er wordt opnieuw geïnvesteerd in het doelgroepenbeleid enzovoort. Ook het doelgroepenbeleid op zich maakt een upgrading noodzakelijk.

 

Dat personeelskader is een ideaal plan en dat moet men op termijn realiseren. Men heeft plannen om dat centrum per centrum uit te voeren. Uiteraard zal dit binnen de voorziene personeelskredieten voor 2012 moeten gerealiseerd worden. Er is niet echt voorzien in een verhoging van de personeelsbudgetten.

 

Ik heb u bij het beantwoorden van de vorige vraag al gezegd dat een negatief advies werd uitgebracht door de syndicaten en dat er ook al overleg is geweest op mijn kabinet. Dat overleg zal moeten worden voortgezet tot een aanvaardbaar compromis voor alle partijen gevonden wordt, zoals altijd in het zo gekende sociaal overleg dat ons land rijk is.

 

11.03  Sarah Smeyers (N-VA): Ik heb geen specifieke repliek. Het was deels reeds beantwoord in mijn vorige vraag.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de taak van Fedasil om opvang te voorzien voor illegale gezinnen met minderjarige kinderen" (nr. 8210)

12 Question de Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'accueil des familles d'illégaux avec enfants mineurs incombant à Fedasil" (n° 8210)

 

12.01  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, de verzadiging van het opvangnetwerk leidt tot problemen. Sinds 2009 kan daardoor geen opvang meer verschaft worden aan illegale gezinnen met kinderen. Nochtans zijn wij, Fedasil, België er door het Grondwettelijk Hof toe verplicht om opvang te geven aan illegale gezinnen met kinderen.

 

Het gevolg van de weigering van Fedasil om die gezinnen op te vangen, door de verzadiging, is bekend: die gezinnen worden doorverwezen naar de OCMW's, waar ze al dan niet financiële steun krijgen, of ze kunnen, via een eenvoudig verzoekschrift, naar de arbeidsrechtbank gaan om een dwangsom uitbetaald te krijgen wegens het weigeren van een opvangplaats.

 

Toch luidt de officiële taak van Fedasil het opvangen van asielzoekers, niet het opvangen van illegalen. Ik weet dat wij ervoor veroordeeld zijn en het moeten doen.

 

Waarom werd destijds besloten om die taak aan Fedasil te geven?

 

Waarom werd er niet voor geopteerd om hiervoor een afzonderlijke dienst, gescheiden van Fedasil, te organiseren, zodat illegalen en asielzoekers fysiek gescheiden zijn? Staat u open voor de oprichting van een afzonderlijke dienst? Of vindt u het systeem dat Fedasil dat moet doen, met alle gevolgen van dien, beter?

 

12.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw Smeyers, gezien het idee van mijn voorganger daarover, hebt u misschien een kans gemist om dat aan hem te vragen.

 

Bij de oprichting van een afzonderlijke dienst zouden wij moeten beginnen met een dienst zonder expertise. Bij Fedasil is er daarentegen veel expertise in verband met de problematiek van de asielzoekers en de mensen die zich daarna in de illegaliteit bevinden.

 

Ik denk dus dat het beter is om bij Fedasil een dienst voor opvang en trajectbegeleiding voor die groep op te richten. In verband met de uitwerking moet u echter nog een beetje geduld hebben.

 

12.03  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik zou er toch voor pleiten om op een of andere manier die personen niet in hetzelfde centrum onder te brengen.

 

Ik kan mij voorstellen dat er bij het personeel en bij de asielzoekers wrevel en ongenoegen kunnen ontstaan wanneer men vaststelt dat bepaalde asielzoekers geen opvangplaats krijgen toegewezen, terwijl illegalen, uitgeprocedeerde asielzoekers of personen die nooit een asielaanvraag hebben ingediend met kinderen, dat wel krijgen. Los van het principe, dat ik niet goedkeur, maar waar we nu eenmaal niet omheen kunnen, lijkt mij de concrete oplossing om ze niet in hetzelfde centrum samen te brengen. Het moet natuurlijk haalbaar zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de steekpartij in het asielcentrum Klein Kasteeltje" (nr. 8211)

13 Question de Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'agression à l'arme blanche au centre pour illégaux le Petit Château" (n° 8211)

 

13.01  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, er heeft zich op zondagavond 20 november een incident voorgedaan in het asielcentrum Klein Kasteeltje, waarbij een zestienjarige Afghaanse asielzoeker gewond is geraakt. De vermoedelijke dader was een Koerd. De nationaliteiten doen eigenlijk weinig ter zake. Het gaat er eigenlijk om dat dergelijke incidenten, waarbij het slachtoffer naar het ziekenhuis werd gebracht en de aanvaller moest gezocht worden en voor verhoor werd weggebracht, geen alleenstaande gevallen zijn. Het parket heeft toen ook verklaard dat er in het Klein Kasteeltje al een hele tijd spanningen zijn.

 

Ik meen dat de stand van zaken al anders is dan wat ik bij het indienen van mijn vraag wist. Mijn vraag is dus wat er met die man zal gebeuren. Kan hij in het centrum blijven als blijkt dat hij effectief schuldig was aan die vechtpartij? Heeft dat ook gevolgen voor zijn asielaanvraag?

 

Ten tweede, klopt het dat er heel vaak spanningen zijn in het Klein Kasteeltje? Zijn er cijfers over het aantal incidenten? Hoe vaak zijn de medebewoners daar het slachtoffer van? Zijn er ook vaak personeelsleden het slachtoffer van? Is dat een algemene problematiek in alle opvangcentra in ons land? Kent u cijfers van het aantal gevallen van geweld, ook hier weer tegen medebewoners of tegen personeelsleden?

 

Met alle respect, maar gezien de omstandigheden is het personeel van Fedasil licht ontvlambaar. We lezen regelmatig dat er stakingen zijn en protest is. Hoe kunt u protestacties naar aanleiding van die incidenten vermijden? Met andere woorden, hoe kunnen we die incidenten vermijden?

 

13.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw Smeyers, de commissaris-generaal neemt onafhankelijk een beslissing in dit dossier.

 

Inzake de opvang kan ik u zeggen dat er een uitzonderlijke ordemaatregel werd genomen op 24 november 2011, zijnde een tijdelijke uitsluiting van dertig dagen uit de open opvangcentra, dit omwille van de ernst van het incident. Tevens werd aan het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg gevraagd om de betrokken jongere – het was een minderjarige – aangepaste opvang en begeleiding te bezorgen, gezien het herhaald probleemgedrag van deze jongere.

 

Er zijn inderdaad spanningen tussen bepaalde bevolkingsgroepen, en zeker nu de opvangcentra al een langere tijd volledig bezet zijn. Een incident van deze orde is echter heel uitzonderlijk. In het centrum Klein Kasteeltje werden dit jaar acht incidenten gemeld met belangrijke conflictueuze situaties tussen de bewoners, maar hierbij was geen sprake van messteken. Er werden tevens acht belangrijke incidenten gemeld, eveneens tussen bewoners en personeel. In zes gevallen ging het om verbale agressie. In één geval betrof het een poging tot fysieke agressie jegens een personeelslid, en in een ander geval was er sprake van onopzettelijke agressie jegens een personeelslid.

 

Er is een algemene volledige bezetting van alle opvangcentra en dat kan inderdaad spanningen tussen bewoners verhogen. De cijfers van alle andere opvangcentra kan ik u meegeven. Ik heb daar een lijst van. Dit is eigenlijk een onderwerp voor een schriftelijke vraag, mijnheer de voorzitter. Ik zal die dus niet helemaal aflezen.

 

U moet weten dat die cijfers geen rekening houden met de opvangcapaciteit van de centra. Het zijn gewoon de cijfers van het aantal incidenten met bewoners en waarbij personeel betrokken was. Het is ook zo dat er een groter risico bestaat op conflicten in grotere opvangcentra, waar verschillende groepen moeten samenleven. Ook de ernst van de incidenten is hierin niet opgenomen.

 

De bewoners die betrokken waren bij het incident werden gesanctioneerd via een strafoverplaatsing naar een ander opvangcentrum. Het contact met vertegenwoordigers van bepaalde nationaliteiten binnen het centrum werd geïntensifieerd, en er werd ook een extra interne controle uitgevoerd om eventueel aanwezig wapentuig op te sporen en in beslag te nemen. Er werd ook aan de politie gevraagd om meer surveillance uit te voeren in de omgeving. Ik overhandig de lijst aan mevrouw Smeyers.

 

13.03  Sarah Smeyers (N-VA): Ik begrijp dat er toch regelmatig incidenten zijn. We moeten durven zeggen dat er in het centrum Klein Kasteeltje heel wat alleenstaande, jonge, viriele mannen verblijven, wat onvermijdelijk tot spanningen leidt. Ze komen daar niet altijd voor hun plezier aan. Ook de verschillende nationaliteiten zorgen, zoals u zelf al hebt aangegeven, voor nog meer spanning.

 

De conflicten in het land van herkomst of met andere landen liggen soms aan de oorsprong van woordenwisselingen of een handgemeen. Waarschijnlijk is er reeds een beleid van Fedasil en binnen de asielcentra om erop toe te zien dat bepaalde nationaliteiten niet oververtegenwoordigd zijn in een asielcentrum, ten koste van andere nationaliteiten. Er wordt daarop toch toegezien; ik zou het woord quota willen gebruiken.

 

Het is belangrijk dat de interne controle verscherpt wordt. U hebt meegedeeld dat er meer politiesurveillance binnen de centra nodig is, gewoon om die conflicten te vermijden. Overplaatsing naar een ander asielcentrum kan goed zijn voor dat ene asielcentrum, maar dat is geen adequate maatregel ten opzichte van het asielcentrum dat die amokmaker dan krijgt.

 

Misschien is het niet slecht dat u, wanneer u een doelgroepenbeleid voor asielzoekers uitstippelt, daarmee rekening houdt, zodat recidive bij amok maken ook als een of andere doelgroep wordt beschouwd.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de oprichting van een open terugkeercentrum" (nr. 8448)

14 Question de Mme Karin Temmerman à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la mise en place d'un centre de retour ouvert" (n° 8448)

 

14.01  Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, uw voorganger, de heer Wathelet, lanceerde enkele weken voor hij zijn bevoegdheid moest afstaan, het idee om een open terugkeercentrum te installeren voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Dat voorstel staat ook in het regeerakkoord.

 

Mevrouw de staatssecretaris, vandaar heb ik de volgende vragen.

 

Kunt u ons een stand van zaken geven over het open terugkeercentrum? Ik weet dat er wordt gedacht aan een locatie in Sint-Pieters-Leeuw.

 

Is dat centrum al operationeel? Zo niet, wat is de timing?

 

Onder welke bevoegdheid zal dat centrum vallen? Valt het onder DVZ of onder Fedasil?

 

Gaat het voor u ook nog altijd om een proefproject, zoals de heer Wathelet aankondigde, of vindt u dat iets definitief? Als het een proefproject is, wanneer zult u het dan evalueren? Kan het Parlement bij die evaluatie betrokken worden?

 

Heel wat kennis omtrent vrijwillige terugkeer en terugkeerbegeleiding bevindt zich bij de ngo's. Krijgen de ngo’s eventueel de ruimte om zich in een pilootproject naast het open terugkeercentrum te installeren of kunnen zij op een of andere manier participeren in de evaluatie?

 

14.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Temmerman, er zijn geen onoverkomelijke problemen, maar wij hebben een advies gevraagd aan de inspecteur van Financiën, omdat een open terugkeercentrum natuurlijk niet voorzien was in de begroting, zoals die was opgesteld vóór het regeerakkoord. Nu wachten wij dus op de bevestiging van de nodige budgettaire middelen.

 

Ondertussen zijn mogelijke nieuwe initiatieven met een budgettaire weerslag ook gedurende twee maanden bevroren. Het dossier is dus ingediend bij de inspecteur van Financiën. Het zal ook ingediend worden bij de regeringsonderhandelingen over de begrotingscontrole.

 

Er zijn verschillende opties en wij bekijken die allemaal om na te gaan wat budgettair en operationeel de beste locatie kan zijn. Het zou inderdaad interessant zijn om een open terugkeercentrum te openen in het teken van ons terugkeerbeleid, zoals dat in de regeerverklaring staat.

 

Het centrum zou ressorteren onder de bevoegdheid van DVZ, maar DVZ en Fedasil zullen samenwerken om te komen tot een geïntegreerd terugkeerbeleid. Zij zijn ook al aan het vergaderen over de modaliteiten, zodat het zo snel mogelijk in voege kan treden als we er een budget voor hebben.

 

De werking en de bereikte resultaten zullen na een bepaalde periode geëvalueerd worden. Indien de evaluatie positief is, behoort de uitbreiding van het project tot de mogelijkheden. Het spreekt vanzelf dat we daarover een bespreking zouden kunnen hebben in de Kamer. Een debat daarover zou verrijkend zijn.

 

Ngo’s kunnen in het algemeen vanuit open centra en LOI’s al werken aan een vrijwillige terugkeer. Zij kunnen ook projecten indienen via het Europees terugkeerfonds. Er zijn ngo’s die al verschillende vrijwillige terugkeerprojecten hebben ontwikkeld.

 

14.03  Karin Temmerman (sp.a): Ik dank u voor het antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de audit van de asielinstanties" (nr. 8486)

15 Question de Mme Karin Temmerman à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'audit des instances d'asile" (n° 8486)

 

15.01  Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, de staatssecretaris heeft hierop al ruim voldoende geantwoord tijdens de besprekingen van de beleidsnota. Deze vraag was nog daarvoor ingediend, waardoor ze nog op de agenda staat. Wij hebben het antwoord echter al gekregen. Tenzij de timing gewijzigd is?

 

15.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Neen. Integendeel. Ik heb u toen gezegd dat de jury momenteel de best and final offers bekijkt en, spijtig genoeg, is hij nog steeds daarmee bezig.

 

15.03  Karin Temmerman (sp.a): Als ik het mij goed herinner, wordt dit verwacht voor het einde van dit jaar?

 

15.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Dat wordt vooropgesteld. Ik heb u tijdens de besprekingen echter ook gezegd dat wij daarop niet wachten om de verbeteringen en versnellingen die wij nu al intern kunnen doorvoeren, door te voeren. Een werkgroep is daarmee bezig.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het rapport van de ombudsman over de strengere regels rond gezinshereniging" (nr. 8549)

16 Question de Mme Karin Temmerman à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le rapport du médiateur sur le  durcissement des règles en matière de regroupement familial" (n° 8549)

 

16.01  Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, in zijn rapport heeft de federale Ombudsman enkele bedenkingen geopperd bij het gebrek aan overgangsmaatregelen in de nieuwe wet inzake gezinshereniging.

 

Sinds de inwerkingtreding van de wet op 22 september 2011 worden alle dossiers uiteraard op basis van de nieuwe criteria beoordeeld, ook de dossiers die reeds voor die datum werden ingediend. Naar schatting zou het om zowat 3 000 dossiers gaan.

 

De ombudsman stelt dat het voorgaande een ongelijke behandeling van burgers onder gelijke omstandigheden inhoudt en de wet dus de facto terugwerkende kracht heeft gekregen, wat in principe niet mag, teneinde rechtsonzekerheid te voorkomen.

 

Ook deze vraag is al enige tijd geleden ingediend. Ondertussen is er ook al een voorlopige uitspraak van het Grondwettelijk Hof geweest. De uitspraak is nuttig, omdat de wet op het terrein nog altijd een aantal problemen met zich brengt.

 

Kan u meegeven op welke manier u met die problemen omgaat? Kunnen er eventueel maatregelen worden genomen?

 

Is het nu nog nuttig om overgangsbepalingen in te voeren? Ik meen van niet, omdat ik ook heb begrepen dat de meeste dossiers al zijn behandeld.

 

Zijn ondertussen al mensen omwille van die reden, met name omdat zij niet aan de nieuwe wetgeving voldoen, het land uitgezet?

 

16.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, de wetgever heeft in de wet van 8 juli 2011 betreffende de voorwaarden tot gezinshereniging inderdaad geen overgangsmaatregelen opgenomen. De federale ombudsmannen zagen en zien daarin een ongelijke behandeling van de burgers.

 

Zoals u weet, is deze wet tot stand gekomen naar aanleiding van een parlementair initiatief door een parlementaire meerderheid. De wetgever heeft het op dat ogenblik niet noodzakelijk geacht overgangsmaatregelen te treffen.

 

Er werd bijgevolg door de ombudsmannen bij het Grondwettelijk Hof een zaak aangespannen. Het Grondwettelijk Hof heeft beslist de uitvoering van de wet niet te schorsen. Een uitspraak ten gronde komt er echter pas in of na de zomer van 2012.

 

Indien het Grondwettelijk Hof op dat moment fundamentele bezwaren zou uiten, spreekt het vanzelf dat de wet conform de eventuele opmerkingen van het Hof zou moeten worden aangepast. Wij kunnen op dergelijke opmerkingen echter niet vooruitlopen. Wij moeten het arrest ten gronde van het Grondwettelijk Hof afwachten.

 

In het huidige stadium moeten wij dus niets doen. De wet kan gewoon worden toegepast. Indien niet aan de voorwaarden van de nieuwe wet is voldaan, zal de verblijfsaanvraag inderdaad worden geweigerd en zal een verwijderingsbeslissing worden betekend.

 

De administratie houdt echter geen statistieken bij van familieleden die een bevel kregen om het grondgebied te verlaten, omdat zij niet aan de nieuwe criteria van de wet van 8 juli 2011 voldeden.

 

Er zijn inderdaad al heel wat dossiers behandeld.

 

16.03  Karin Temmerman (sp.a): Voor alle duidelijkheid, ik neem aan dat men wel statistieken heeft over de mensen die uitgewezen werden, maar niet specifiek voor deze reden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Mevrouw Temmerman, als niemand een bezwaar heeft, kan u nu uw vraag nr. 8983 stellen.

 

17 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de lijst van veilige landen" (nr. 8983)

17 Question de Mme Karin Temmerman à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la liste de pays sûrs" (n° 8983)

 

17.01  Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik wil mijn vraag intrekken, omdat ze al bij de bespreking van de beleidsnota werd behandeld.

 

18 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het overleg met lokale besturen bij opvang van asielzoekers" (nr. 8375)

18 Question de Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la concertation avec les pouvoirs locaux dans le cadre de l'accueil de demandeurs d'asile" (n° 8375)

 

De voorzitter: Deze vraag is ingetrokken.

 

19 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de verdere zoektocht naar opvangplaatsen voor asielzoekers" (nr. 8429)

- mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de verdere zoektocht naar opvangplaatsen voor asielzoekers" (nr. 8430)

19 Questions jointes de

- Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la poursuite des recherches d'hébergements pour les demandeurs d'asile" (n° 8429)

- Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la poursuite des recherches d'hébergements pour les demandeurs d'asile" (n° 8430)

 

Deze vragen zijn ingetrokken.

 

20 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het spreidingsplan voor asielzoekers" (nr. 8431)

- mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de concrete uitwerking van het spreidingsplan voor asielzoekers" (nr. 8441)

20 Questions jointes de

- Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le plan de répartition des demandeurs d'asile" (n° 8431)

- Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le développement concret du plan de répartition des demandeurs d'asile" (n° 8441)

 

20.01  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, als ideale oplossing voor de opvangcrisis wordt vaak, en al een tijd, de herinvoering van het spreidingsplan gesuggereerd. Steden en gemeenten kunnen of zullen dan verplicht worden om asielzoekers op te vangen en hun materiële steun te verlenen. Dat plan werd in 2009 al eens ingevoerd, maar in de praktijk heeft het tot problemen geleid.

 

Er was, communautair gezien, allerminst sprake van een evenwichtige spreiding: 88 % van de Vlaamse gemeenten, tegenover 11 % van de Waalse gemeenten, moest toen asielzoekers opvangen. De gemeenten kozen, omdat zij vaak niet de capaciteit hadden om die mensen materiële steun te geven, heel vaak voor het geven van financiële steun aan asielzoekers, die met die financiële steun vervolgens naar de grotere steden trokken.

 

De steden werden daardoor niet alleen overbelast, het toekennen van die leeflonen had ook een aanzuigeffect op andere asielzoekers. Ik citeer daarover telkens weer de toenmalige OCMW-voorzitster Monica De Coninck. Zij zei dat zij zeer slechte ervaringen had met dat spreidingsplan, omdat het neveneffect, namelijk het geven van financiële steun, toen al bekend was.

 

In het verleden werd al vaak gewezen op de nefaste gevolgen van het spreidingsplan, maar in het regeerakkoord staat toch opnieuw de mogelijkheid van een spreidingsplan op vrijwillige basis. Er staat zelfs in dat in noodsituaties, onder andere in de winter, de gemeenten gedwongen zullen worden – dat is dus een verplicht spreidingsplan – mee te werken aan een spreidingsplan voor materiële hulp.

 

U hebt in vorige commissiebijeenkomsten en bij de bespreking van uw beleidsnota al antwoorden daarover gegeven, maar toch heb ik nog enkele vragen.

 

Op welke manier wordt hierover met de steden en gemeenten vooraf overleg gepleegd? Wat zijn de reacties van de verschillende steden en gemeenten? Vanaf wanneer zal het vrijwillige spreidingsplan definitief van kracht worden? Onder welke voorwaarden zal het spreidingsplan ditmaal ingevoerd worden? Ik heb gewezen op de criteria, waardoor er een onevenwichtige en oneerlijke spreiding over de deelstaten was. Zullen er andere voorwaarden worden bedongen om die evenwichtige spreiding te verkrijgen?

 

Wordt het vrijwillige spreidingsplan definitief en permanent van kracht? Zal het verplichte spreidingsplan enkel in tijden van crisis van kracht zijn of alleen als er noodopvang gezocht moet worden, of is de herinvoering van het vrijwillige spreidingsplan tijdelijk? Hoe past het verplichte spreidingsplan daarin? Is het of het ene of het andere?

 

Mijn andere vragen gaan over de ongerustheid van de OCMW’s wegens het spreidingsplan. Zij zeggen dat zij niet over de nodige infrastructuur en ook niet over het nodige geld beschikken om bijkomende asielzoekers op te vangen. Zelfs als de overheid de gemaakte kosten volledig zou terugbetalen, zou het praktisch niet mogelijk zijn alle asielzoekers te huisvesten.

 

Zal de regering de OCMW’s bijstaan die niet over voldoende materiële uitrusting beschikken? Hoe zal dit gebeuren? Door terugbetalingen, door bijkomende materiële steun, door het zoeken naar vrijstaande gebouwen? U hebt daarnet al gezegd dat er een samenwerkingsverband tussen verschillende gemeenten kan ontstaan. In hoeverre is dit concreet het geval? In welk budget voorziet u om die OCMW’s te helpen?

 

20.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw Smeyers, in het regeerakkoord staan ter zake enkele elementen. Het gaat wel degelijk om materiële hulp, eerst vrijwillig – daarover zullen wij zo veel mogelijk overleg houden – en daarna zo nodig verplicht. Er zal wel degelijk rekening worden gehouden met de situatie van de gemeenten. Gemeenten die het zelf niet georganiseerd krijgen, kunnen eventueel hulp krijgen van Fedasil of andere partners.

 

Kortom, de marsrichting is aangegeven. Wel blijven bepaalde modaliteiten nog in te vullen. Wij hebben het overleg ter zake opgestart.

 

De gemeenten bieden nu al materiële opvang, maar niet in de context van een spreidingsplan. De mogelijkheid van spreidingsplannen staat in de wet. Financiële hulp wordt echter uitgesloten door het regeerakkoord.

 

Wat het verplichtend karakter in een eventuele tweede fase betreft, is er een wettelijke basis nodig. Die zullen wij dan ook uitwerken. Voor het plan wordt opgelegd, zijn wij natuurlijk vooral aan het werken aan een vrijwillig spreidingsplan. Hierover is al één keer overleg geweest met de verenigingen van steden en gemeenten van de verschillende regio’s.

 

Er is voor gekozen dit thema verder uit te werken in een technische werkgroep, op mijn kabinet. Ik meen dat wij het eens kunnen zijn dat er nog veel overleg nodig is.

 

Het spreidingsplan kost ook geld en ik heb u al gezegd dat de voorwaarden voor de terugbetaling van de vrijwillige fase dezelfde zullen blijven als voor het LOI-systeem.

 

De praktische modaliteiten van wat in het regeerakkoord is opgenomen betreffende het spreidingsplan zijn niet helemaal uitgewerkt. Wij hebben daarover nog maar één vergadering gehad. De tweede vergadering had eigenlijk vorige week moeten plaatsvinden, maar u zult het mij vergeven dat ze werd uitgesteld.

 

Het verschil vandaag is, enerzijds, dat wij het verplichte karakter indien mogelijk zullen vermijden, maar, anderzijds, willen wij ook de financiële steun tot elke prijs vermijden. De goede samenwerking en de ervaringen van Fedasil en de gemeenten, in het bijzonder rond de lokale opvanginitiatieven, tonen aan dat het mogelijk is. Sedert 1999 hebben de OCMW’s zowat 9 000 opvangplaatsen gecreëerd in het kader van een conventie met de federale Staat en dit op vrijwillige basis.

 

De hulp ziet er volgens mij als volgt uit. Ofwel het leveren van bestaande expertise inzake de oprichting van opvangplaatsen, ofwel de mogelijkheid bieden om op het grondgebied van de betrokken gemeente een opvangstructuur op te richten, al dan niet rechtstreeks door de gemeente of het OCMW beheerd. Dit beheer kan echter ook door Fedasil of een ngo gebeuren.

 

De OCMW’s die een LOI beheren, ontvangen per opvangplaats een vast dagtarief van 36,30 euro en 42,30 euro voor alleenstaande minderjarigen. Voor deze laatste groep ligt het bedrag iets hoger. De reden waarom in het regeerakkoord expliciet werd gekozen voor een materieel spreidingsplan is om te vermijden dat asielzoekers via het spreidingsplan financiële steun zouden ontvangen, wat dus ook een aanzuigeffect zou creëren. Het is onze bedoeling om de praktische uitvoeringsmodaliteiten zo te bepalen dat asielzoekers enkel materiële hulp ontvangen.

 

Wat de spreiding betreft, volgens Fedasil bedroeg het aandeel van Vlaanderen in de gecorrigeerde spreiding en na aftrek van plaatsen in de LOI’s niet 88 % maar 74 %. De bevolking van de gemeente is slechts een van de parameters die werden gebruikt bij de berekening van het spreidingsplan. Er zijn ook andere parameters. Het is dan ook niet abnormaal dat de resultaten een regionale spreiding weergeven die niet overeenkomt met het aandeel van elk Gewest in de bevolking van het land. De berekeningsformules van het spreidingsplan die in het KB van 19 september 1999 zijn opgenomen, omvatten ook andere parameters, zoals het aantal reeds ingeschreven asielzoekers in de gemeente, het aantal begunstigden van het leefloon en het gemiddeld belastbaar inkomen.

 

Ik wijs er ook op dat, indien we spreken van een spreidingsplan met materiële hulp, we rekening moeten houden met de spreiding van alle reeds bestaande opvangplaatsen. Die brengen we nu in kader. Daar stellen we een verhouding vast van 47 % voor Vlaanderen, 43 % voor Wallonië en 10 % voor Brussel.

 

Er wordt ook rekening mee gehouden dat een witte gemeente een gemeente is zonder LOI, maar ook zonder asielcentrum of een andere opvangstructuur. Die zijn er meer in Wallonië. We kunnen dus niet stellen dat er wat de bestaande plaatsen betreft een wanverhouding is in het nadeel van Vlaanderen.

 

20.03  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, u herhaalt regelmatig dat financiële steun wordt uitgesloten door het regeerakkoord. Ik herhaal dat een regeerakkoord alleen de financiële steun niet kan uitsluiten. U weet zelf ook dat dit in een wettelijke bepaling zal moeten worden gegoten.

 

Het vrijwillige spreidingsplan wordt altijd in één adem genoemd met het verplichte. Soms gaat u al uit van het verplichte en zegt u: “Op voorwaarde dat het vrijwillige niet lukt.” We zijn het er beiden over eens dat een verplicht spreidingsplan niet zo’n groot draagvlak zal krijgen, eufemistisch gezegd. Ik ben ongerust over de bereidwilligheid om effectief het vrijwillige plan alle kansen te geven. Ik hoop dat u mij kunt geruststellen dat we niets zullen opdringen. U voelt ook aan dat in tijden van opvangcrisis het draagvlak niet groot is voor extra bijkomende opvang voor asielzoekers. De politiek doet er goed aan om dat niet te verplichten voor steden en gemeenten.

 

Ik ben blij dat u de criteria zult herzien: het kan dan geen 88-11-verhouding geweest zijn, maar een 74-26-verhouding tussen Vlaanderen en Wallonië. Op basis van de nieuwe criteria die u plant, zal de verhouding anders, eerlijker en beter zijn. Dat is zeker goed. Inderdaad zijn er in Wallonië meer, of alleszins grotere, asielcentra dan in Vlaanderen. Dat moet zeker in rekening worden gebracht, dat is niet meer dan logisch.

 

Op de vraag op welke termijn dat spreidingsplan ingang zal vinden, kunt u wellicht nog niet antwoorden?

 

20.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Ik kan alleen zeggen dat ik de vergadering met de Vereniging van Steden en Gemeenten zelf van begin tot einde heb voorgezeten. Er hing echt een positieve sfeer en men was bereidwillig om daaraan mee te werken. Alleen, en dat hebben zij ook gecommuniceerd, tijdens hun bespreking van de beleidsnota van de regering-Di Rupo waren zij ongerust over de uitwerking van de modaliteiten. Zij vragen terecht maximale inspraak. Daarom zullen we de invulling van die modaliteiten en de manier van werken transparant en in samenspraak met hen behandelen op het kabinet, zodat zij altijd naar de gemeenten kunnen terugkoppelen. Dat moet in alle transparantie gebeuren. Men kan alleen tot een grote bereidheid voor een vrijwillig spreidingsplan komen als men het in volledige transparantie met de steden en gemeenten bespreekt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

21 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de opvangcrisis" (nr. 8432)

- mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de maatregelen ter bestrijding van de opvangcrisis" (nr. 9033)

21 Questions jointes de

- Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la crise de l'accueil" (n° 8432)

- Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les mesures de lutte contre la crise de l'accueil" (n° 9033)

 

21.01  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, op 1 november 2011 beschikten de centra van Fedasil over 4 636 plaatsen, verdeeld over 18 verschillende centra in ons land. In totaal beschikten we op dat moment over 23 474 plaatsen en de bezettingsgraad was 96 %. Slechts 76 % van de in het opvangnetwerk opgevangen personen zat op dat moment in een procedure, hetzij bij de Dienst Vreemdelingenzaken, hetzij bij het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen, hetzij in beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. De andere 24 % was niet in een procedure verwikkeld.

 

Het is toch gebleken dat het aantal opvangplaatsen niet voldoende was. De opvangcrisis – mijn vraag dateert van 21 december – blijft helaas aanslepen. Op dat moment trok het consortium van acht verschillende ngo’s, SOS Opvang, reeds aan de alarmbel. Men zei dat dat jaar al 5 000 mensen op straat hadden moeten slapen. Men bundelde de krachten om het Soeppunt voor daklozen en niet-toegewezen asielzoekers in Brussel te openen. Het is niet de taak van ngo’s om, in plaats van de overheid, de reguliere opvang te verzorgen. Het blijft de verantwoordelijkheid van de overheid, maar de organisaties hebben dat niettemin goed gedaan. Hoewel u zelf had beloofd op dat moment om u nog een maand in te werken, hebt u zelf moeten vaststellen dat er geen tijd te verliezen was.

 

Ik probeer geen achterhaalde vragen te stellen. Welke van de tijdens de Ministerraad van november beloofde bijkomende opvangplaatsen werden inmiddels gerealiseerd? Wordt er naar bijkomende opvangmogelijkheden gezocht?

 

Rekening houdend met de stand van zaken bij de verschillende asielinstanties, welke concrete instructies heeft de nieuwe regering aan het personeel van het Commissariaat-generaal gegeven? Worden er gesprekken gevoerd om asielaanvragen sneller af te handelen?

 

Wanneer zal de lijst van veilige landen effectief gehanteerd worden, nu de wettelijke basis ervoor bestaat?

 

Wordt er nog extra personeel bij de Dienst Vreemdelingenzaken en bij het Commissariaat-generaal aangeworven om dossiers sneller af te handelen of zijn er andere maatregelen in de maak om effectief tot een procedure van zes maanden te komen?

 

21.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw Smeyers, wat de bijkomende opvangplaatsen betreft, is het nieuwe opvangcentrum van Ans in de week van 19 december 2011 geopend. Het wordt beheerd door la Croix-Rouge en het is een structureel opvangcentrum.

 

De opvangcapaciteit van het centrum te Bierset is gestegen van 450 tot 750 plaatsen. Er zijn nog meer uitbreidingen in uitvoering. Jodoigne krijgt 140 plaatsen extra, Hotton krijgt 132 plaatsen extra, Dinant 50, Poelkapelle 50, Charleroi 17 en Banneux 16.

 

Ik heb op de Ministerraad van 23 december 4 000 plaatsen die eigenlijk moesten sluiten tegen 1 januari, gefinancierd met 30 miljoen euro. In dat pakket zaten ook plaatsen die nog niet geopend waren. Intussen zijn 250 daarvan geopend. Wij merken dat er tussen de beslissing om een plaats te creëren, en de eigenlijke opening soms een hele tijd verloopt. Daarom heeft men binnen het netwerk een reorganisatie gedaan. Het budget dat in december is uitgetrokken, werd gebruikt voor het verlengen van een aantal plaatsen tot 31 mei in plaats van 31 maart. Zo moeten zij niet eerst worden afgebouwd om dan nieuwe te creëren.

 

Binnen het budget is het maximale gedaan voor plaatsen die al open waren of die op korte termijn geopend konden worden. Wij sluiten dus geen plaatsen op de ene plek om er elders na een tijd te openen. Daardoor zou het aantal niet-toewijzingen immers stijgen.

 

Wij hebben kortom gekozen voor een realistische en efficiënte benadering. Zo hebben wij een oplossing gevonden om de kazernes, goed voor in totaal meer dan 2 700 plaatsen, te behouden tot 31 mei. Voor de rest moeten wij natuurlijk op de begrotingscontrole wachten.

 

Het inschrijven op de begroting van 30,8 miljoen interdepartementele provisie voor Fedasil, was een beslissing van de FOD Budget en Beheerscontrole.

 

Het is mijn overtuiging dat de asielinstanties, om het hoofd te kunnen bieden aan het hoge aantal te behandelen asieldossiers, verder moeten beschikken over het nodige personeel en over de vereiste middelen, minstens gelijk aan de middelen die hun werden toegekend in 2011.

 

Wij moeten investeren in de slagkracht van de administraties om vervolgens op termijn te kunnen besparen.

 

Ik wens erop te wijzen dat het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen en de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen onafhankelijke instanties zijn, waartegen de regering niet als hiërarchische overste kan optreden.

 

Ik stel echter vast dat de output van de asielinstanties de afgelopen maanden sterk toegenomen is. In 2011 lag het aantal beslissingen van het Commissariaat-generaal 45,8 % hoger dan in 2010 en 87 % hoger dan in 2009. Bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen is er tevens sprake van een systematische behandeling. De output ligt er immers hoger dan de instroom van beroepen. Afgelopen week heeft het Commissariaat-generaal cijfers gepubliceerd, waarvan ik veronderstel dat u die gekregen hebt.

 

De diensten blijven ook samenwerken aan een verdere mogelijke versnelling van de dossiers, onder andere door dezelfde dossiernummers te handhaven, zodanig dat informatie sneller kan worden uitgewisseld.

 

Intussen blijft het bijzonder actieplan voor Balkanlanden voor de asielinstanties gelden. Dat plan omvat een reeds versnelde behandeling van asielaanvragen uit de Balkanregio, zowel door het Commissariaat-generaal als door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Ook die aanpak werpt vruchten af. Het is een geïntegreerde aanpak en de instroom van asielzoekers uit de Balkan in België is aan het dalen.

 

Daarnaast hebben wij bijkomende acties. Ik verwijs naar wetgevende initiatieven aangaande de opstelling van een lijst van veilige landen van herkomst. Om bepaalde misbruiken te voorkomen en om de asielprocedure efficiënter te maken, zijn ook bijkomende wijzigingen aan de vreemdelingenwet gepland.

 

Ik pleit ook voor een versterking van de gecoördineerde aanpak tussen de verschillende instanties en voor de effectieve terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers naar hun land van herkomst. Het Parlement heeft gisteren in de Senaatscommissie voor de Binnenlandse Zaken al ingestemd met een wetsontwerp omtrent het begrip “veilig land van herkomst”. De toepassing van de nieuwe regeling wordt voorbereid. Binnen de kortste tijd verwacht ik van het Commissariaat-generaal een advies aangaande de lijst van veilige landen. In overleg met het ministerie van Buitenlandse Zaken zal er dan een voorstel aan de Ministerraad voorgelegd worden, waarna een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit met de lijst van veilige landen gepubliceerd kan worden.

 

Ondertussen wordt de wet uitgevoerd en toegepast.

 

Er komen nog bijkomende maatregelen voor een snellere afhandeling van asielaanvragen, waarbij de kwaliteit en de onafhankelijkheid van de betrokken administraties wordt gevrijwaard.

 

21.03  Sarah Smeyers (N-VA): Ik dank u voor het lange antwoord.

 

Ik begrijp dat we dat koninklijk besluit met de invulling van veilige landen mogen verwachten. We kijken ernaar uit. Wij hebben daar altijd heil in gezien om de instroom vanuit die veilige landen te reduceren. Ik hoop dat het zich in de cijfers zal laten voelen.

 

Ik kijk uit naar de bijkomende maatregelen om de duur van de procedure tot zes maanden te beperken. Ik begrijp dat u die nu nog niet specificeert. Misschien moet u eerst kijken wat de impact is van die lijst van veilige landen.

 

21.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Helemaal niet. We werken ze uit. Het vraagt wat voorbereiding en overleg met de betrokken diensten.

 

21.05  Sarah Smeyers (N-VA): Ik hoop dat de lijst zijn effect sorteert en dat u op basis daarvan kunt zien welke bijkomende maatregelen nog nodig zijn om de procedure nog in te korten en tot die zes maanden te komen. Ik stel samen met u vast dat het Commissariaat-generaal en de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen vorig jaar al veel extra personeel en extra budget hebben gekregen. Dat hun rendement hoger ligt, heeft daarmee te maken.

 

21.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Zij hebben niet alleen extra mankracht gekregen, maar ook hun procedures op elkaar afgestemd. Hun werklast is de vorige jaren met 100 % gestegen en het aantal personeelsleden met 29 %. Er is toch wel een hogere productiviteit per personeelslid.

 

21.07  Sarah Smeyers (N-VA): Het vooropgestelde doel was 1 800 dossiers per maand. Ik denk niet dat ze dat al hebben gehaald, gezien de instroom.

 

21.08 Staatssecretaris Maggie De Block: (…). De snellere procedures zullen een hele slok op de borrel schelen.

 

21.09  Sarah Smeyers (N-VA): En als de instroom daalt natuurlijk.

 

21.10 Staatssecretaris Maggie De Block: Dat zou het meeste impact hebben.

 

21.11  Sarah Smeyers (N-VA): Hopelijk volgt het ene uit het andere, mevrouw de staatssecretaris. We kijken ermee naar uit.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

22 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "een extra subsidie aan OCMW's voor de administratieve opvolging van dossiers in het kader van het spreidingsplan" (nr. 8614)

22 Question de Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "un subside supplémentaire aux CPAS pour le suivi administratif des dossiers dans le cadre du plan de répartition" (n° 8614)

 

22.01  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, dit is een zeer specifieke vraag, die ik eigenlijk reeds in het kader van de begrotingsbespreking had gesteld, maar waarop nog geen specifiek antwoord was gekomen.

 

In de uitgavenbegroting zagen wij dat een bijkomende subsidie van 320 euro per begunstigde werd toegekend voor administratieve opvolging van de OCMW-dossiers. Gemiddeld genomen zijn er 113 585 OCMW-begunstigden. Als het over hangende dossiers gaat, zou dat een extra totale subsidie van ongeveer 36 miljoen euro bedragen.

 

Die bijkomende subsidie wordt nergens duidelijk verantwoord. Ze wordt wel begroot op 320 euro per begunstigde, maar het lijkt mij in de huidige economische en financiële crisis toch wel moeilijk te verantwoorden dat er per dossier 320 euro extra subsidie zou komen. Ik suggereer in mijn vraag of dit misschien een voorafname is op het spreidingsplan. Dat is eigenlijk mijn vraag.

 

Waartoe zal die bijkomende subsidie dienen voor die OCMW’s?

 

Zal er op toegezien worden dat die subsidie niet wordt gespendeerd aan het uitkeren van financiële steun aan asielzoekers? Als u dat kunt garanderen, waarvoor dient het dan anders, want ik vind dat toch een groot bedrag?

 

22.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Ik kan u verzekeren dat het betreffende budget absoluut geen verband houdt met het spreidingsplan of asielzoekers op zich. Het bedrag wordt trouwens vermeld op de basisallocatie voor de betoelagingen in het kader van het recht op maatschappelijke integratie. Overeenkomstig het artikel 40 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie, wordt aan het OCMW een toelage verleend als tegemoetkoming in de personeelskosten per dossier waarvoor het centrum een staatstoelage ontvangt naar aanleiding van de toekenning van een leefloon of een bijzondere tewerkstelling.

 

Bij KB van 3 september 2004 werd bepaald dat dit bedrag vanaf 1 januari 2007 320 euro bedraagt. Bovendien worden overeenkomstig artikel 60 van het KB van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie, de toekenningsmodaliteiten en de voorwaarden duidelijk bepaald.

 

In de praktijk moeten de OCMW’s verantwoording afleggen inzake het gebruik van deze personeelskosten en die ingeven via het jaarlijks in te vullen uniek verslag.

 

De POD Maatschappelijke Integratie kan dan ook een controle uitvoeren op basis van deze gegevens.

 

Wanneer niet alle door de Staat betaalde steun kan worden verantwoord, wordt door de POD Maatschappelijke Integratie overgegaan tot een invordering.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

23 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de noodzaak tot oprichting van een gesloten centrum voor personen die een gevaar vormen voor de openbare orde" (nr. 8662)

23 Question de M. Theo Francken à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la nécessité de créer un centre fermé pour les personnes représentant un danger pour l'ordre public" (n° 8662)

 

23.01  Theo Francken (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik heb een aantal vragen over het gesloten centrum waarover al heel veel te doen is geweest. Ik weet dat DVZ al jaren vragende partij is om moeilijke gevallen apart in de gesloten centra onder te brengen, vooral ex-gedetineerden die voor heel wat problemen zorgen.

 

U kent dat probleem. Ook de vakbonden zijn vragende partij voor de gesloten centra.

 

Gelet op de noodzaak werden door de administratie al verschillende studies uitgevoerd rond de financiering en de capaciteit. De heer Wathelet moest absoluut niets weten van zo’n centrum. Hij vond dat stigmatiserend en een slecht idee. Dat was niet nodig.

 

Ik heb in het regeerakkoord gelezen dat daarvoor toch een opening wordt gelaten. Er staat immers dat als er een tekort aan capaciteit zou zijn, er wel een gesloten centrum voor criminele illegalen moet worden opgericht.

 

Ik heb ook begrepen dat er op dit moment geen budget beschikbaar is. Ik heb in het interview in Humo gelezen dat u tijdens de volgende begrotingscontrole een budget zult proberen te krijgen.

 

23.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Dat had u ook in de begroting kunnen terugvinden. Dat lag hier eerder dan het interview in Humo.

 

23.03  Theo Francken (N-VA): In de begroting is geen geld ingeschreven voor het gesloten centrum.

 

23.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Dat is juist.

 

23.05  Theo Francken (N-VA): Ik heb begrepen dat u extra geld zult proberen vast te krijgen bij de bilaterale onderhandelingen die nu volop bezig zijn, bij de begrotingscontrole van deze maand. Ik wens u daarbij veel succes.

 

Mevrouw de staatssecretaris, bent u op de hoogte van de aanwezigheid van dergelijke individuen in gesloten centra? Bent u van plan gehoor te geven aan de wens van de N-VA en aan de bezorgdheden van de personeelsleden in de gesloten centra? Hebt u in dit raam al overleg gepleegd met de directie van de Dienst Vreemdelingenzaken en de vakbonden? Erkent u, in tegenstelling tot uw voorganger, de noodzaak en zelfs de hoogdringendheid van de oprichting van een dergelijk centrum? Waarom wordt in het regeerakkoord nog slechts melding gemaakt van een mogelijke opening? Wanneer zal het centrum daadwerkelijk de deuren openen? Weet u daar al iets meer over?

 

23.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Francken, zoals u weet, was hiervoor geen geld voorzien in de begroting. U hebt zelf al gezegd dat de begroting werd opgesteld vóór de totstandkoming van het regeerakkoord. De toenmalige bevoegde minister stond er ook niet echt achter.

 

Zoals reeds medegedeeld tijdens de presentatie van mijn beleidsnota, ben ik wel voor de opening van een centrum voor illegalen die een gevaar vormen voor de openbare orde. Een dergelijk centrum beantwoordt aan de noden van DVZ, maar ook van het personeel van de centra, de vakbonden en de bewoners zelf. Bepaalde personen kunnen moeilijk bij andere bewoners worden geplaatst zonder het regime van collectief samenleven te verstoren. Ook de vakbonden zijn vragende partij omdat zij bezorgd zijn om de veiligheid van hun personeel dat werkzaam is in deze centra.

 

Ik heb dan ook aan DVZ gevraagd om in het bijzonder de verschillende mogelijke opties te onderzoeken, samen met de Regie der Gebouwen. Hoever staat het met de efficiëntie van momenteel beschikbare plaatsen, aangepaste locaties, eventuele uitbreidingsmogelijkheden en het personeelsbestand dat daarvoor kan worden ingezet? Dit heeft natuurlijk allemaal een kostprijs en ik zal bij de begrotingscontrole moeten trachten hiervoor middelen vrij te krijgen.

 

23.07  Theo Francken (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Ik wens u zeer veel succes, want ik meen dat de oprichting van een dergelijk centrum een goede zaak zou zijn voor het beleid.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

24 Samengevoegde vragen van

- de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de dreigende disfunctionering van het opvolgingsbeleid voor uitgewezen illegale vreemdelingen" (nr. 8663)

- de heer Theo Francken aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de dreigende disfunctionering van het opvolgingsbeleid voor uitgewezen illegale vreemdelingen" (nr. 8664)

24 Questions jointes de

- M. Theo Francken à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les menaces pesant sur le bon fonctionnement de la politique de suivi des étrangers illégaux expulsés" (n° 8663)

- M. Theo Francken à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les menaces pesant sur le bon fonctionnement de la politique de suivi des étrangers illégaux expulsés" (n° 8664)

 

24.01  Theo Francken (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, graag kreeg ik meer informatie over een element dat door de FOD Binnenlandse Zaken in het witboek aan de formateur is gevraagd. Het gaat heel concreet over de hiernavolgende situatie.

 

Er is een probleem, wanneer het SEFOR-team ten velde via huiscontroles op zoek gaat naar illegalen. Het betreft geen huiszoeking maar een controle op adres. Indien ik het goed heb begrepen, kent de aanpak de voorbije maanden nogal wat succes. Steeds meer rijst een probleem. In het milieu doet het advies steeds meer de ronde dat de betrokken illegaal niemand mag binnenlaten. Wanneer niemand wordt binnengelaten, is SEFOR volledig machteloos en kan er niets meer gebeuren. Er kan dan ook geen controle op adres worden uitgevoerd, omdat er geen huiszoekingsbevel kan worden uitgeschreven. Op illegaliteit staat immers geen celstraf of geen strafrechtelijke straf van meer dan drie maanden. Puur wettelijk kan desbetreffend in geen enkel geval een huiszoekingsbevel worden uitgereikt.

 

Mijn vraag aan u is heel concreet.

 

U kent het probleem en uw diensten kennen het probleem ongetwijfeld ook. Zij hebben aan de formateur zelfs gevraagd ter zake de nodige reglementaire wijzigingen te doen, zodat het alsnog mogelijk wordt om bij een controle op adres via een huiszoekingsbevel of een andere mogelijkheid het huis binnen te gaan en in het kader van een terugkeer of een uitwijzing naar het land van herkomst effectief tot het oppakken van de illegalen over te gaan.

 

Mevrouw de staatssecretaris, een andere piste ter zake leeft of bestaat al op het vlak van het woonbeleid in Vlaanderen. Bij het woonbeleid in Vlaanderen krijgen de wooninspecteurs van de Vlaamse Gemeenschap in bepaalde gevallen het statuut van officier bij de gerechtelijke politie met beperkte bevoegdheden.

 

Zulks betekent dat zij bij een sterk vermoeden tot een betrapping op heterdaad kunnen overgaan en huisvredebreuk mogen plegen. Wij spreken desgevallend effectief over het binnentreden van een woning.

 

De maatregel bestaat dus al.

 

Kan een dergelijke maatregel ook worden uitgewerkt voor de vreemdelingeninspecteurs van SEFOR en de mensen op het veld? Er is ter zake immers een probleem, dat de komende maanden waarschijnlijk nog meer een probleem zal worden.

 

Mevrouw de staatssecretaris, hoe meer u op de gedwongen verwijdering en het actief opsporen van illegalen wenst in te zetten, hoe meer het voorgaande een probleem zal worden, zeker in de grootsteden.

 

U moet daar zeker op anticiperen. Dat kan onder andere door dergelijke maatregel te treffen.

 

Bent u dit zinnens? Hoe zult u dit juist aanpakken? Welke mogelijkheid tot aanwending van een huiszoekingsbevel is er al? Zult u ook het voorstel van uw eigen administratie, de Dienst Vreemdelingenzaken, in de praktijk brengen? Waarom wel of waarom niet? Wat is de stand van zaken?

 

24.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer Francken, de situatie zou beter kunnen, maar zo dramatisch als u het voorstelt, is het ook niet. Het zou inderdaad goed zijn dat de politiediensten meer mogelijkheden krijgen om huiszoekingen uit te voeren, ook in geval van illegaal verblijf, maar dergelijke reglementering is delicaat en moet omzichtig opgesteld worden. Een aanpassing van de wetgeving is dan ook nodig en moet afgetoetst worden. Het is vanzelfsprekend noodzakelijk om voorzichtig om te springen met dergelijke zaken.

 

Het SEFOR-project is inderdaad een heel goed project. Het wordt geëvalueerd in de loop van dit jaar. Het zou raadzaam zijn om dan ook nog een aantal verbeteringen of hulpmiddelen te kunnen aanreiken. Ik verwijs in dit kader ook naar de rechtspraak waarmee bepaalde praktijken goedgekeurd en bevestigd worden, waarbij de politiediensten die een controle op adres uitvoeren toch met resultaten kunnen werken en de vreemdelingen kunnen meenemen en arresteren. Ik verwijs naar twee arresten: raadkamer Ganovski en Ganovskaia van 3 augustus 2007 en, recenter, kamer van inbeschuldigingstelling Bajraktari van 9 december 2010.

 

24.03  Theo Francken (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik denk niet dat de situatie volledig dramatisch is. Ik weet ook dat het SEFOR-team goed werk levert, dat is mij ook ter ore gekomen. Dat is op zich een goede zaak. Als wij meer willen inzetten op een beleid van gedwongen verwijdering en het actief opsporen van illegalen, dan doet dit de ronde. Ze zullen snel weten wat hun rechten zijn en effectief kunnen weigeren iemand binnen te laten. Dan zitten wij, onze inspecteurs en uw diensten, met een probleem. Ik zal daarvoor een wetgevend initiatief nemen.

 

U zegt het te zullen bekijken omdat het een delicate kwestie is. Ik ben mij daarvan bewust. Als de wooninspectie op Vlaams niveau het kan inzake inbreuken op het woondecreet, moet het ook kunnen inzake illegaliteit, wat zeker in steden als Antwerpen en Brussel een heel groot probleem is.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

25 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de langdurige en vruchteloze onderhandelingen voor het afsluiten van administratieve terugnameakkoorden" (nr. 8665)

25 Question de M. Theo Francken à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les longues et vaines négociations en vue de la conclusion d'accords de réadmission administratifs" (n° 8665)

 

25.01  Theo Francken (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik kom tot een van de heikele punten. Ik heb wel goed nieuws. Daarnet werd in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen een wetsontwerp goedgekeurd over een terugnameakkoord met Armenië, wat op zich een goede zaak is, aangezien wij veel Armeniërs binnenkrijgen via de asielprocedure. Het is een goede zaak, maar ik heb één opmerking. De kosten van de terugname worden blijkbaar altijd gedragen door het land waar de illegaal verbleef en niet door het land van herkomst.

 

Ik vind dat het land van herkomst toch enige verantwoordelijkheid draagt voor het feit dat zijn inwoners naar hier komen. Nu worden de kosten voor 100 procent door België gedragen wanneer hier een illegale Armeniër wordt verwijderd. Dat kost tussen 10 000 en 15 000 euro voor een vlucht met escorte. Dat is een gigantisch bedrag. U moet natuurlijk blijven uitwijzen, maar het blijft een heel groot bedrag.

 

Mevrouw de staatssecretaris, ik vind dat het land van herkomst ook een deel van de kosten mag dragen. Maar goed, als u daarover begint, bereikt u waarschijnlijk geen akkoord. Het gaat wel over veel geld, maar dat is dan maar zo. Het belangrijkste is dat zulke akkoorden er zijn.

 

Ik wil u vooral vragen naar de akkoorden die heel moeilijk liggen: met Afghanistan, Algerije, Marokko. Dat zijn de moeilijkste landen. Midden 2011 verbleven in de Belgische gevangenissen niet minder dan 641 illegale Marokkanen en 582 illegale Algerijnen. Samen vertegenwoordigden zij meer dan 10 % van de volledige gevangenispopulatie in België. Illegale Marokkanen, Algerijnen en Tunesiërs blijven in grote aantallen de weg naar ons land vinden. Wanneer wij spreken over de problematiek van Antwerpen-Noord en Deurne, gaat het hierover, dat wij nog altijd geen goed terugnameakkoord hebben met die landen.

 

Wat is de stand van zaken wat de terugnameakkoorden betreft? Zult u daar een absolute prioriteit van maken? Bent u bereid om dergelijke onderhandelingen alle kansen op slagen te geven, zelf actief op te treden en de ambassadeurs in België persoonlijk te bezoeken om hen te overtuigen? Bent u bereid zowel de eerste minister en de minister van Buitenlandse Zaken als de betrokken partners in te schakelen om tot akkoorden te komen? Zult u het nodige doen, opdat al uw collega’s-ministers en collega’s-staatssecretarissen, wanneer zij zich in het buitenland bevinden, ook steeds de migratiepolitiek, en inzonderheid de terugnameovereenkomsten, op tafel zouden leggen?

 

Nederland doet dat wel. Ik heb uw collega, de heer Leers, bezocht. Zo is er in het Nederlands regeerakkoord afgesproken dat elke minister en staatssecretaris die een gesprek heeft met de Marokkaanse of Algerijnse overheid, waarmee er geen terugnameovereenkomst bestaat, migratie als item op de agenda moet zetten, ook al gaat het om ontwikkelingssamenwerking, economie of andere kwesties. Het gaat erom telkens consequent op dezelfde nagel te slaan tot er een doorbraak komt in het dossier. Immers, ook Nederland kampt met een groot probleem van illegale criminele Marokkanen en Algerijnen.

 

Wat is de stand van zaken en hoe zal u een en ander aanpakken?

 

25.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer Francken, ik ga ermee akkoord dat bij een migratiepolitiek een humane en efficiënte verwijderingspolitiek hoort. Dat is ook een van de prioriteiten in het regeerakkoord. Om die reden zal ik aandachtig zijn voor de politiek van de Europese Commissie op dat gebied. Er zijn al twee informele toppen geweest, waar we ook telkens hebben verdedigd dat verantwoordelijkheid van de respectieve lidstaten zeer belangrijk is. Ik heb trouwens ook al contact gehad met collega Leers tijdens een Benelux-vergadering in verband met gezinshereniging, die ik heb voorgezeten. We zullen daar niet alleen nationaal maar ook op het niveau van de Benelux aan werken.

 

Uw vraag of men daar niet aan kan meebetalen, is terecht, maar voor een akkoord moet men uiteraard met twee zijn. In die context heeft mijn administratie de onderhandelingen met de Algerijnse autoriteiten, die al twee jaar geblokkeerd waren aan Algerijnse zijde, recent heropgestart met het oog op een akkoord betreffende de terugnamemodaliteiten.

 

Ook met Marokko hebben wij een akkoord; inzake de gedwongen verwijderingen naar Marokko rijzen er momenteel geen noemenswaardige problemen. Marokko staat momenteel zelfs in de top vijf van de gedwongen verwijderingen.

 

Dat moet natuurlijk verder opgevolgd worden.

 

Indien nodig, zal ik het zeker niet nalaten om persoonlijk contact te nemen met de autoriteiten ter plaatse of met de vertegenwoordigers van die landen in België. Er zijn trouwens frequente directe contacten tussen mij, mijn administratie en de Marokkaanse en Algerijnse ambassadeurs. Het is evident dat over dergelijke akkoorden niet onderhandeld kan worden zonder een intense samenwerking met alle collega’s in de regering en in het bijzonder de minister van Buitenlandse Zaken. Er vinden ook intense contacten plaats tussen onze administraties om te slagen. Bijvoorbeeld bij een onderhandeling over een ander akkoord – over energielevering of iets anders – kan dat samen worden aangekaart, als er problemen met het land zijn inzake terugkeer.

 

Bij ons staat dat niet in het regeerakkoord, mijnheer Francken, maar het wordt wel gedaan. Wij hebben niet helemaal hetzelfde regeerakkoord of dezelfde regering als Nederland. Dat staat wel in het Nederlands regeerakkoord, maar onze regering is er een met een meerderheid. Dat is toch ook niet onbelangrijk. Het is duidelijk dat het begrip terugname ook uitnodigt tot bredere discussies tijdens de missies in een derde staat waar die vraag voor ons wel van belang is.

 

Ik dank u trouwens voor het goede nieuws uit de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen.

 

25.03  Theo Francken (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, bedankt voor uw antwoord. Ik wil daar nog twee zaken over zeggen. U zegt dat u er absoluut alles aan zult doen. Dat is natuurlijk wat we al jaren horen. Ik zeg niet dat dat uw fout is, integendeel. Dat is echter wat we al jaren horen. De heer Somers en mevrouw Lanjri zijn hier ook.

 

Misschien kan ik toch een anekdote geven over de gezinshereniging. Op een bepaald moment heeft staatssecretaris Wathelet gezegd dat men niet mocht raken aan de bilaterale akkoorden over gezinshereniging. Het ging om de arbeidsakkoorden waar de mensen uit Marokko onderuit zijn gemuisd, zij vielen daar niet onder. Mevrouw Temmerman had een amendement om in de wet in te schrijven dat ze er ook onder vielen. Dat was heel omstreden. Er was grote paniek. Zelfs de heer Vanackere is tussenbeide gekomen om te zeggen dat zulks niet wijs was en dat we een diplomatieke rel zouden creëren met de Marokkaanse overheid. Excusez le mot, dat was een scheet in een fles.

 

We hebben het amendement goedgekeurd en er is vanuit de Marokkaanse overheid geen enkele rel gecreëerd. Wat ik daar vooral uit leer, is dat België soms een statement moet maken. We moeten harder en duidelijker zijn. Het is veel blazen maar als puntje bij paaltje komt, dan horen we ze niet meer. We moeten het spel hard spelen met die landen. Zij hebben ons veel meer nodig dan wij hen. Ik hoop dus op succes. Ik zal u daarover alleszins blijven ondervragen.

 

U zegt dat er met Marokko geen probleem is, want het staat in de top vijf van gedwongen verwijderingen. Ik denk dat er twee grote problemen zijn. Ten eerste, er is geen formele terugnameovereenkomst. Ten tweede, er zijn geen beveiligde vluchten naar Marokko. Men weigert al meer dan twee jaar beveiligde vluchten te accepteren. Wij moeten altijd via Royal Air Maroc werken. Dat eist men. Dat is waanzin. Het kost ons tienduizend euro om een persoon te verwijderen met twee politieagenten. Met een beveiligde vlucht kan men er dertig of veertig tegelijk verwijderen. Dat is veel goedkoper voor ons. Ik hoop voor ons dat Marokko aanvaardt dat wij er met een Airbus en een beveiligde vlucht een hele hoop tegelijk kunnen verwijderen. Dan kunnen we echt praten over veranderingen in de praktijk.

 

25.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Ik had gisteren een afspraak met de Marokkaanse ambassadeur, maar die heeft afgebeld wegens agendaproblemen. Maar het punt is zeker bespreekbaar.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

26 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de prioriteiten bij het gevoerde verwijderingsbeleid" (nr. 8666)

26 Question de M. Theo Francken à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les priorités dans le cadre de la politique d'éloignement" (n° 8666)

 

26.01  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, ik had u graag een paar vragen gesteld over het stellen van prioriteiten en het maken van keuzes bij de gedwongen terugkeer. U weet dat u een beperkte capaciteit hebt voor de opvang in de gesloten centra. Nederland heeft 2 000 plaatsen in de gesloten centra, wij hebben er in totaal 400. Er moeten dus prioriteiten gelegd worden. Nu wordt er in het verwijderingsbeleid vooral gefocust op de Balkan, via die bussen; dat is een zeer goed initiatief.

 

Wat zullen uw prioriteiten zijn?

 

Zult u daarbij, net als uw voorganger, alleen exclusief focussen op de Balkan? Waarom wel, waarom niet?

 

Op de verwijdering van welke nationaliteiten zult u bijzonder inzetten?

 

Zijn er reeds acties gepland of uitgevoerd?

 

Hoeveel keer heeft de taskforce Terugkeer sinds uw aantreden reeds effectief vergaderd? Ik weet dat u die naam niet graag hoort, maar ik weet niet hoe ik het anders moet noemen; misschien geeft u het een andere naam. Wat waren hiervan de resultaten? Welke beslissingen werden genomen? Indien er nog niet werd vergaderd, waarom niet? Ik heb echter gehoord dat er wel reeds vergaderd werd.

 

Is het voor u ook een prioriteit om criminele illegale vreemdelingen die Belgische steden onveilig maken eerst te verwijderen? Indien het daarbij onder meer zou gaan over Algerijnen, Marokkanen of Tunesiërs, zullen zij dan ook voor u het voorwerp uitmaken van een verwijdering, of worden ze ontzien gelet op de huidige terugkeerproblematiek?

 

Bent u van plan om conform het regeerakkoord de strijd tegen de mensenhandel te versterken en bijgevolg de problematische Braziliaanse tak aan te pakken?

 

26.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Francken, ik heb bij de toelichting van de beleidsnota reeds gezegd dat de opvolging van het bevel om het grondgebied te verlaten ten gevolge van eender welke procedure en ten aanzien van eender welke nationaliteit heel belangrijk is.

 

De vreemdeling moet vertrekken nadat hij in het bezit is gesteld van een bevel, vrijwillig als het kan en gedwongen als het moet.

 

De prioriteiten voor de verwijdering zijn de volgende. In eerste instantie dient voorkomen te worden dat de vreemdelingen België en bij uitbreiding de Schengenzone op frauduleuze of onrechtmatige wijze binnenkomen. Grenscontrole is belangrijk om onze internationale verplichtingen na te komen.

 

In overeenstemming met het regeerakkoord zullen personen die zich schuldig hebben gemaakt aan feiten tegen de openbare orde of de nationale veiligheid en die in België geen verblijfsrecht hebben, prioritair worden verwijderd.

 

Iedere vreemdeling die in een andere lidstaat van de Europese Unie een asielaanvraag heeft ingediend of dit had moeten doen, zal naar deze lidstaat moeten teruggaan.

 

Een strengere toepassing van de Dublinreglementering is noodzakelijk om het aantal asielaanvragen in België te doen dalen. Ik zal daarbij uiteraard rekening houden met de jurisprudentie op nationaal en internationaal niveau.

 

Het is belangrijk dat een verwijdering snel kan verlopen. Vandaar dat DVZ in de mate van het mogelijke vóór de opsluiting van een vreemdeling tracht vast te stellen wie hij is en waar hij vandaan komt. Deze pre-identificatie gebeurt zo veel mogelijk, zowel voor gevangenen als via de SEFOR-procedure.

 

Dit verkort het verblijf in een gesloten centrum, zal de doorstroming in de centra verbeteren en het aantal verwijderingen doen stijgen.

 

Het is evident dat de Dienst Vreemdelingenzaken gemakkelijk identificeerbare vreemdelingen sneller en efficiënter kan verwijderen.

 

Gezien het aantal beperkte plaatsen in gesloten centra, moeten er keuzes worden gemaakt. Een moeilijk identificeerbare of moeilijk verwijderbare vreemdeling zal dan ook minder snel voorlopig in een gesloten centrum terechtkomen.

 

Ik zal mij niet alleen focussen op de Balkanlanden. Mijn voorganger deed dat ook niet. Iedere verwijderbare vreemdeling moet vertrekken, ongeacht zijn nationaliteit. Uiteraard zullen landen waarvoor de identificatie en verwijdering moeilijk verlopen zeker het voorwerp moeten uitmaken van specifieke actieplannen.

 

Ik zal geen lijst van nationaliteiten opsommen, maar belangrijk is dat wij de illegale vreemdeling identificeren en hem aan de hand van een reisdocument kunnen verwijderen.

 

Er worden acties gepland met als doel een impact te hebben op de instroom van onregelmatig verblijvende vreemdelingen, maar ook de uitstroom te bevorderen. De coördinatiegroep “verwijderen” kwam op 24 januari samen.

 

Ik zal geen 17 taskforces oprichten, mijnheer Francken. Ik heb geen probleem met de titel “taskforce”, maar er is nu een taskforce voor de opvang.

 

26.03  Theo Francken (N-VA): (…)

 

26.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Ja, de coördinatiegroep “verwijderingen”. Het is niet belangrijk of het goed klinkt, wel dat het goed werkt.

 

Zoals ik al eerder zei, zijn criminele vreemdelingen in onregelmatig verblijf een prioriteit, ongeacht de nationaliteit. De verwijdering van bepaalde vreemdelingen of probleemnationaliteiten zal ook worden aangepast. Voor sommige landen zijn er al oplossingen onderzocht of vooropgesteld.

 

De strijd tegen de mensenhandel is en blijft prioritair en wordt multidisciplinair en via samenwerking met de verschillende administraties, de politie en de parketten aangepakt. De bedoeling is de netwerken te identificeren en te ontmantelen, de daders te arresteren en te veroordelen en, indien zij geen geldig verblijf in België hebben, ook te verwijderen en de slachtoffers te beschermen conform de bestaande reglementering dienaangaande.

 

26.05  Theo Francken (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoorden. Of de kat geel, bruin of zwart ziet, als zij maar muizen vangt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

27 Interpellatie van de heer Theo Francken tot de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de Caricole" (nr. 6)

27 Interpellation de M. Theo Francken à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "Caricole" (n° 6)

 

27.01  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, mijn interpellatie hoeft niet lang te duren, want de feiten zijn gekend. Het gaat over de bouw van het detentiecentrum voor illegalen, de Caricole in Steenokkerzeel. Dat verhaal leest als een blunderboek. Ondanks de vele beloftes, werd de openingsdeadline volgens mij zowat zeven keer verplaatst. Dat is niet uw verantwoordelijkheid, niet uw schuld, voor alle duidelijkheid. U kunt daar niets aan doen en daarover gaat mijn interpellatie ook niet. Wel denk ik dat het heel belangrijk is dat wij leren uit fouten uit het verleden of zelfs fouten uit het heden.

 

Het nieuwe centrum is ondertussen nog altijd niet open. Er is nog altijd een probleem met klinken die langs de verkeerde kant van de celdeuren geplaatst zijn. Er is ook nog altijd een probleem met het glas in de branddeur met uitzicht op de gang, dat er niet in staat. Er is nog altijd een probleem met de aanwerving van een aantal mensen, omdat de federale regering een aanwervingsstop heeft afgekondigd voor al de departementen.

 

Wat mij vooral frappeert, is dat de samenwerking tussen de Dienst Vreemdelingenzaken en de Regie der Gebouwen allesbehalve optimaal verloopt. Ik denk dat wij daaruit moeten leren.

 

Mevrouw de staatssecretaris, u hebt immers grootse plannen. Als u de budgettaire middelen kunt voorzien, dan zou u ook nog willen werken aan een open terugkeercentrum, aan de woonunits voor gezinnen op het domein 127bis en aan het centrum voor illegale criminelen. U zult de komende jaren dus nog heel intens moeten samenwerken met de Regie der Gebouwen als u al die plannen wenst te realiseren.

 

Ik denk daarom echt dat wij moeten leren uit onze fouten. Ik houd deze interpellatie dan ook vanuit een bekommernis waarbij ik niemand iets wil aanwrijven, zeker u niet. Ik ben bekommerd over het leren voor de toekomst, want dit kan toch niet meer, dit kunnen we toch niet accepteren. U zult het met mij eens zijn dat dit toch wel een heel slecht voorbeeld is van samenwerking tussen de Dienst Vreemdelingenzaken en de Regie der Gebouwen.

 

Mevrouw de staatssecretaris, mijn vragen zijn heel concreet de volgende.

 

Kunt u een gedetailleerd overzicht geven van die zaak? Wat is er juist misgelopen?

 

Wat heeft dat allemaal gekost?

 

Wanneer is het juist aanbesteed? Wanneer was de oplevering en de verwachte opening voorzien? Wat was de verwachte kostprijs?

 

Welke lessen trekken u en uw diensten uit dat bouwverhaal? Hoe kunnen wij daar in de toekomst iets aan doen?

 

27.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Francken, wat ik gezien heb van het dossier was inderdaad geen staaltje van goed bestuur. Zoals u zegt, was ik daar ook niet echt bij betrokken. Het is ook duidelijk gesteld tijdens de voorstelling van de beleidsnota, dat de opening van het nieuwe gesloten centrum Caricole een absolute prioriteit is. Als ik mij niet vergis, was u bereid om dit samen met mij te doen.

 

Het centrum staat er en vervangt het centrum 127bis en het INAD-centrum. Wij denken dat het een belangrijk signaal zou zijn om ons nieuw beleid te etaleren.

 

U vraagt mij een gedetailleerd overzicht van de bouwplannen voor de Caricole. De Regie der Gebouwen had met de Brussels Airport Company de overeenkomst gesloten voor de bouw van dit asielcentrum. Voor de technische aspecten moet ik u doorverwijzen naar mijn collega, de heer Verherstraeten, die bevoegd is voor de Regie der Gebouwen. Spijtig genoeg heeft hij dit dossier ook geërfd, want de Caricole stond er al op 6 december.

 

Er zijn een aantal onvolmaaktheden bij de uitvoering vastgesteld, die u hebt opgenoemd. De werken zijn gestart op 2 juni 2009 en de voorlopige oplevering gebeurde eind december 2010. Zowel door de Regie der Gebouwen als door de aannemer werden nog werken uitgevoerd om een aantal onvolmaaktheden te verhelpen. De definitieve oplevering gebeurde eind december 2011.

 

Vooraleer de Caricole in gebruik kan worden genomen, moeten evenwel nog enkele werken worden uitgevoerd die essentieel zijn voor de veiligheid van de bewoners en van het personeel; u hebt er al enkele aangehaald. Er is mij gezegd dat tegen het einde van deze maand de toegangsdeur naar de slaapkamers van de oranje vleugel zal worden vervangen door een branddeur in veiligheidsglas. In de ziekenkamers, de kamers voor aangepast regime, de kamer voor intiem bezoek en de wachtruimten in- en outtake, zullen enkele kleine aanpassingen moeten gebeuren. Het gaat waarschijnlijk om de klinken waaraan u refereert.

 

Zodra deze aanpassingswerken voltooid zijn, zal het gebouw dan ook geschikt zijn om er de bewoners in onder te brengen. In afwachting wordt de selectie van het personeel voortgezet. U weet ook dat het dossier voor de betaling van de lonen van de extra mensen voor het vervoer en de bewaking — het is nu immers een groter centrum met een grotere capaciteit — bij de volgende begrotingscontrole gevraagd wordt. Het gaat om 25 mensen meer.

 

27.03  Theo Francken (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, het siert u dat u zegt dat dit geen voorbeeld is van goed bestuur of dat dit zeker niet de manier is waarop het verder zal moeten gaan. U weet dat u de komende jaren nog heel intens met uw collega Verherstraeten en zijn diensten zult moeten samenwerken voor alle andere plannen. Ik zeg niet dat het daarom altijd zo slecht zal verlopen.

 

27.04 Staatssecretaris Maggie De Block: (…) (geen micro)

 

27.05  Theo Francken (N-VA): Ik hoop het, want tussen de heer Wathelet en de heer Reynders ging dat blijkbaar totaal niet. Wij moeten hieruit leren.

 

Ik zal ook een brief sturen aan het Rekenhof om te onderzoeken wat daar allemaal van aan is. Het is goed dat wij hier allemaal samen uit leren, want hiermee is niemand gediend. De mensen stellen zich daar uiteraard vragen bij. U zult die ook wel in uw mailbox gekregen hebben. Zij vragen hoe het in godsnaam mogelijk is dat er in de eenentwintigste-eeuw zo veel misloopt. Het is een echt blunderboek.

 

Mijn fractie kondigt dus een motie aan. Wij moeten hieruit leren om in de toekomst een dergelijke bêtise in elk geval te vermijden.

 

In verband met het personeel heb ik nog een vraag. U zegt dat de capaciteit met 25 mensen wordt verhoogd. Ik heb dat nooit zo begrepen. Ik meende dat de capaciteit 90 bleef. Ik wist niet dat er 25 mensen bij kwamen.

 

27.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Dat is niet veel, maar het is toch al dat.

 

27.07  Theo Francken (N-VA): Absoluut, hoe meer hoe beter.

 

Ik kondig dus een motie aan.

 

De voorzitter: Dan moet die nu worden ingediend.

 

27.08  Theo Francken (N-VA): Volledig uitgeschreven? Dat wist ik niet.

 

27.09  Nahima Lanjri (CD&V): Laat het voor een keer zo.

 

De voorzitter: Mijnheer Francken, u hebt nog wat tijd.

 

27.10  Theo Francken (N-VA): Dan laat ik het voor wat het is, wat de motie betreft.

 

27.11 Staatssecretaris Maggie De Block: Wij kunnen hier nog op terugkomen. Ik heb trouwens de heer Verherstraeten al bereid gevonden om samen met u en mij de opening te doen.

 

27.12  Theo Francken (N-VA): En dat in onze provincie!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

28 Question de Mme Zoé Genot à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le regroupement familial des bénéficiaires de protection subsidiaire" (n° 8260)

28 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het recht op gezinshereniging voor personen die subsidiaire bescherming genieten" (nr. 8260)

 

28.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Lorsque nous avons travaillé sur le projet de réforme du droit au regroupement familial, nous avons à de nombreuses reprises fait mention du fait que les bénéficiaires de la protection subsidiaire devaient être traités de la même manière que les réfugiés quant aux conditions pour ouvrir le droit au regroupement familial. J'ai parcouru le rapport des travaux de la commission de l'Intérieur et ce principe y est clairement repris. La représentante du secrétaire d'État Wathelet l'avait, elle aussi, dit à plusieurs reprises.

 

Or il se fait que ce n'est pas le résultat qui figure dans la loi du 8 juillet 2011 modifiant la loi du 15 décembre 1980, bien que la majorité avait clairement exprimé la volonté que les bénéficiaires de la protection internationale soient, dans l'année de la reconnaissance de leur statut, comme les réfugiés reconnus, exemptés des conditions supplémentaires à leur regroupement familial. Une erreur technique s'est glissée dans la loi.

 

En effet, les dispositions relatives aux conditions plus favorables au regroupement familial pour les bénéficiaires de la protection subsidiaire ont été insérées dans l'article 10 nouveau de la loi du 15 décembre 1980. Or cette disposition ne s'applique qu'aux membres de la famille d'un étranger admis ou autorisé à séjourner dans le Royaume pour une durée illimitée.

 

Les personnes bénéficiant de la protection subsidiaire ne sont toutefois admises qu'à séjourner pour une durée limitée pendant les cinq premières années de leur séjour en Belgique.

 

Par conséquent, en principe, pendant cette période, ils ne peuvent pas se prévaloir de l'article 10 de la loi du 15 décembre 1980, mais doivent introduire leur demande de regroupement familial sur base de l'article 10bis de la même loi qui règle le regroupement familial des personnes en séjour de durée limitée. L'article 10bis ne prévoit, quant à lui, aucune exception pour les bénéficiaires de la protection subsidiaire.

 

Contacté à ce sujet par le Comité belge aux réfugiés, l'Office des Étrangers a confirmé qu'il appliquera la loi au sens strict. Cela implique par conséquent que les bénéficiaires de protection subsidiaire se verront quand même, en toutes circonstances, obligés de fournir la preuve d'un logement suffisant, d'une assurance maladie et de moyens de subsistance stables, réguliers et suffisants et ne seront dès lors exemptés d'aucune des conditions au regroupement familial, comme cela avait pourtant été décidé lors des travaux parlementaires de la loi.

 

Madame la ministre, envisagez-vous de réparer cette erreur par un projet de loi qui alignerait le droit au regroupement familial des bénéficiaires de la protection subsidiaire sur celui des réfugiés reconnus?

 

28.02  Maggie De Block, secrétaire d'État: Madame Genot, je vous confirme que, dans la législation actuelle, il y a effectivement une différence de traitement entre les bénéficiaires de la protection subsidiaire et les réfugiés reconnus au niveau des conditions auxquelles s'exerce le droit au regroupement familial. Mais il y a également une différence au niveau des conditions de leur séjour. Si le réfugié reconnu est d'office autorisé à un séjour d'une durée illimitée avec la délivrance d'une carte de séjour de type A, le bénéficiaire de la protection subsidiaire sera dans un premier temps autorisé à un séjour d'une durée limitée, avec la délivrance d'une carte de séjour de type B.

 

La situation de séjour des bénéficiaires de la protection subsidiaire peut être réévaluée durant cinq ans.

 

Si la volonté du législateur était de faire bénéficier les personnes auxquelles la protection subsidiaire a été accordée de conditions plus favorables pour le regroupement des membres de leurs familles, c'est-à-dire les dispenser d'apporter la preuve de moyens de subsistance stables, suffisants et réguliers et d'un logement, il aurait en effet dû insérer des dispositions plus favorables dans l'article 10bis qui concerne les personnes autorisées à un séjour limité en Belgique, plutôt que dans l'article 10, qui ne s'applique qu'aux personnes qui ont été admises ou autorisées au séjour illimité telles que les réfugiés reconnus.

 

Dans l'état actuel de la législation, il faut effectivement constater que les bénéficiaires de la protection subsidiaire ne pourront pas bénéficier des conditions de regroupement familial plus favorables puisque lorsque leur séjour deviendra illimité, la demande de regroupement familial sera d'office introduite plus d'un an après la reconnaissance de leur statut.

 

Il faut également constater que les dispositions plus favorables pour le regroupement familial des parents d'un mineur étranger non accompagné bénéficiaire de la protection temporaire ne pourront être appliquées que si le MENA a été autorisé à un séjour illimité. La question est de savoir s'il faut instaurer un régime plus favorable pour les bénéficiaires de la protection subsidiaire étant donné que leurs conditions de séjour ne sont pas les mêmes que celles du réfugié reconnu.

 

J'ai chargé mon administration d'examiner cette question.

 

28.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Très clairement, on a fait une erreur dans la rédaction de cette loi. Je suis contente que votre administration réfléchisse à ce sujet. Si elle relit les travaux préparatoires, elle verra qu'il y avait une volonté assez généralisée de prendre en compte cette catégorie de la même manière que les réfugiés. Pourtant, quand on voit les conséquences – je pense au cas d'un MENA qui devrait rester seul -, elles sont vraiment dommageables. Je vous interrogerai à nouveau dans un mois et nous verrons comment nous pouvons avancer.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

29 Question de Mme Zoé Genot à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le retrait du statut de réfugié" (n° 8261)

29 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de intrekking van de vluchtelingenstatus" (nr. 8261)

 

29.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la secrétaire d'État, l'article 38 de la directive Procédure concernant le statut de réfugié, qui a été transposée en droit belge, prévoit que les motifs d'un éventuel retrait doivent être communiqués par écrit à la personne concernée avant l'éventuel entretien personnel qu'elle aura avec l'autorité compétente.

 

Or, il semblerait que dans la pratique, le CGRA envoie une convocation au réfugié sans aucune explication et que ce n'est qu'au moment de l'audition que le réfugié se voit confronté à la question du retrait de son statut. L'intéressé ne peut dès lors pas préparer sa défense contre les motifs de retrait invoqués, ce qui est contraire à l'article 38 de la directive Procédure.

 

Madame la secrétaire d'État, quelles sont les règles pratiques à respecter par l'autorité compétente lorsqu'elle envisage de réexaminer le droit d'une personne à prétendre au statut de réfugié et d'éventuellement lui retirer ce droit? Ne pensez-vous pas que l'article 38 de la directive Procédure devrait être mis en œuvre par le CGRA lorsqu'il a l'intention de procéder au retrait du statut de réfugié à une personne, dans l'attente de sa transposition en droit belge?

 

29.02  Maggie De Block, secrétaire d'État: Madame Genot, avant tout, je tiens à vous assurer que l'article 38 de la directive Procédure a bien été transposé correctement et même au-delà du prescrit de la directive, puisque le législateur belge a étendu le bénéfice de ces règles aux bénéficiaires du statut de protection subsidiaire.

 

S'agissant du statut de réfugié, les articles régissant la procédure de retrait ou d'abrogation par le Commissariat général aux réfugiés et aux apatrides du statut de réfugié ou de protection subsidiaire sont repris dans l'arrêté royal du 19 août 2010 modifiant l'arrêté royal de procédure du CGRA.

 

Cet ensemble de règles constitue la transposition de plusieurs articles de la directive 2005/85/CE dans l'article 38 que vous évoquez. Avant même l'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 19 août 2010, préalablement à tout retrait ou abrogation d'un statut de réfugié ou de protection subsidiaire, le CGRA a pris l'option de prévenir par lettre recommandée le bénéficiaire du statut que la validité de son statut est en cours de réévaluation.

 

Les motifs sont systématiquement soumis à la personne concernée dans le même courrier.

 

Au cas où l'intéressé est convoqué pour une audition, la convocation contient les motifs du réexamen, le principe de base étant que la personne est personnellement convoquée au CGRA pour une audition afin de lui permettre de s'exprimer sur les motifs pour lesquels, selon elle, il y a lieu de maintenir son statut de protection internationale.

 

Contrairement aux prescriptions légales applicables aux demandeurs d'asile en cours de procédure, ce courrier recommandé de convocation doit être adressé à la dernière adresse mentionnée au registre national et non au domicile anciennement élu pour les besoins de la procédure d'asile. C'est à cette même adresse que le CGRA notifiera valablement, le cas échéant, sa décision de retrait ou d'abrogation du statut.

 

Les garanties procédurales offertes par le CGRA ne s'arrêtent pas là. Le nouvel article 35/3 de son arrêté de procédure énumère les éléments devant figurer dans la convocation pour audition. Il y a deux différences par rapport à la convocation pour audition dans le cadre du traitement de la demande d'asile.

 

D'abord, le premier changement concerne la présence d'un interprète. Ce dernier n'est pas désigné en fonction du choix fait par le demandeur d'asile conformément à l'article 51/4 de la loi. Si l'intéressé ne semble maîtriser ni le français, ni le néerlandais, le commissaire général désigne d'office un interprète maîtrisant une des langues parlées par le demandeur d'asile.

 

Le second changement concerne l'obligation faite à l'intéressé, s'il ne se présente pas à l'audition, de communiquer par écrit, dans un délai d'un mois à compter de la date d'envoi de la lettre recommandée, les motifs justifiant son absence à l'audition. À titre d'exception, dans l'hypothèse où une décision d'abrogation du statut est envisagée, le CGRA pourra ne pas le convoquer pour audition et se contenter d'inviter l'intéressé à lui communiquer par écrit les motifs et éléments plaidant pour le maintien de son statut.

 

Sont concernées les décisions fondées sur l'article 57/6, § 4, de la loi. Il s'agit des décisions de cessation du statut de réfugié ou de protection subsidiaire qui, pour rappel, sont prises lorsque le besoin de protection n'apparaît plus d'actualité.

 

Ces motifs écrits doivent parvenir au CGRA dans un délai d'un mois à compter de l'envoi de la lettre recommandée à la dernière adresse mentionnée au registre national. Il est cependant toujours loisible au CGRA de convoquer pour une audition.

 

Le CGRA est une autorité administrative dont l'indépendance est garantie par la loi; donc ma marge de manœuvre est très limitée. Mais la décision de retrait et d'abrogation du statut donne lieu à un recours de pleine juridiction devant le Conseil du Contentieux, à l'instar de toutes les autres décisions du CGRA. Le Conseil du Contentieux peut soit annuler la décision du CGRA et la renvoyer, soit réformer la décision en maintenant à la personne le statut que le CGRA aurait voulu abroger ou retirer à tort.

 

J'ai toutes les raisons de croire que le CGRA respecte la réglementation applicable. D'ailleurs, à ce jour, son instance de recours, le Conseil du Contentieux des étrangers, n'a jamais été amenée à annuler une décision de retrait ou d'abrogation en raison de ce que le CGRA n'aurait pas communiqué à temps les motifs plaidant selon lui pour une abrogation ou un retrait du statut de protection internationale.

 

Pour éviter toute ambiguïté, le CGRA veillera à faire apparaître clairement dans ses convocations, et ce, dans le cadre d'une procédure pouvant conduire au retrait ou à l'abrogation de son statut de réfugié ou de protection subsidiaire, que la personne est convoquée en vue d'une audition.

 

29.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen): La procédure que vous décrivez me paraît tout à fait appropriée et conforme à la directive. Il y a des petits problèmes d'application sur le terrain mais le fait que le CGRA rende les lettres plus lisibles facilitera peut-être cette application.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

30 Question de Mme Zoé Genot à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'arrestation et le renvoi de touristes malgré un visa valable" (n° 8689)

30 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het aanhouden en terugsturen van toeristen die over een geldig visum beschikken" (nr. 8689)

 

30.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la ministre, notre pays régulait sévèrement la liberté de s'installer en Belgique (droit de séjour), mais respectait une certaine liberté de circulation. En effet, les occidentaux trouvent normal de pouvoir voyager facilement à travers le monde, obtenir des visas, passer à l'aéroport sans problème, et pénétrer dans le pays sans difficulté.

 

Malheureusement, ce n'est pas le cas pour les personnes qui souhaitent nous visiter. Que ce soit pour des visites d'affaires, culturelles ou académiques, pour des visites à la famille ou à des fins touristiques, obtenir le précieux visa est toujours une aventure longue, difficile et coûteuse. De plus, ce précieux visa n'est malheureusement pas un sésame d'entrée. Un passeport et un visa considérés comme valables ne suffisent pas, si vous venez de pays moins riches. Dans ce cas, un policier, à l'aéroport, vérifiera le but et les modalités de votre séjour: votre réservation d'hôtel, vos moyens de subsistance pour votre séjour, votre ticket retour. La police vous posera des questions. Et à la moindre incertitude, vous serez arrêté, fouillé, enfermé pendant de longs jours avant votre expulsion.

 

La RTBF a encore relaté une de ces tristes histoires. Ainsi, arrivée du Tchad, une dame qui venait fêter Noël à Bruxelles avec une amie a passé ses vacances au centre fermé de Steenokkerzeel. Elle ne comprend toujours pas ce qui lui est arrivé. Au Tchad, elle travaille pour un organisme international. Elle a laissé, dans son pays, une fille de 20 mois. Comme je l'ai dit, elle venait juste passer les fêtes à Bruxelles avec une amie, mais elle a été arrêtée à la douane, puis emmenée au centre fermé. Son visa était pourtant en règle, mais elle avait le désavantage de n'avoir que 20 euros en poche. Pourtant, un mandat de 1 500 euros lui est parvenu, par la suite, par Western Union.

 

Malgré son visa en règle, l'Office des Étrangers a donc estimé qu'elle ne remplissait pas les conditions de séjour. Et après quelques jours en centre fermé, cette dame a préféré repartir au Tchad.

 

De plus, son passeport a été confisqué par les autorités tchadiennes en attente d'informations et elle risque de ne plus obtenir de visa une prochaine fois. Quel agréable Noël nous avons organisé pour cette jeune maman qui voulait juste passer de petites vacances dans notre pays!

 

Ces histoires sont malheureusement légion: grands-mères venues visiter leur petit enfant qui vient de naître, témoins invités par une ONG, touristes, femmes d'affaires, etc.

 

Madame la ministre, combien de personnes sont-elles arrêtées malgré des passeports et visas valables? Combien sont-elles expulsées ou acceptent de partir sans avoir pu pénétrer sur le territoire? Un dépôt en vue d'un transfert de fonds international ne peut-il être accepté comme preuve qu'on a les ressources suffisantes? Cette dame a été détenue en centre fermé du 21 décembre au 2 janvier. Combien coûte un jour d'enfermement en centre fermé (personnel, charges, bâtiment, etc.)?

 

30.02  Maggie De Block, secrétaire d'État: Madame Genot, je puis seulement vous communiquer le nombre d'étrangers refoulés à la frontière en raison du motif ayant justifié cette expulsion. Les motifs sont repris à l'article 3 de la loi du 15 décembre 1980 relative aux étrangers. Je rappelle à cet égard qu'être en possession d'un visa ne constitue que l'une des conditions d'entrée.

 

Lorsqu'un étranger se présente à un poste-frontière, les autorités chargées du contrôle, à savoir la police fédérale, vérifient s'il satisfait à toutes les conditions d'entrée sur le territoire belge et, partant, dans l'espace Schengen. Ces critères sont uniformément consignés dans le Code "Frontières Schengen".

 

Dans son compte rendu, le policier doit s'en tenir à ce qu'il peut constater. C'est à l'étranger qu'il revient, au moment du passage de la frontière, de montrer qu'il remplit toutes les conditions requises. Dans ce cas, il est soumis à l'obligation de détenir un visa. Du reste, au moment de la délivrance de son visa par un poste diplomatique, il doit déjà prouver qu'il y satisfait. Il doit donc être en mesure d'apporter les mêmes preuves. En l'occurrence, il doit démontrer qu'il dispose bien de moyens de subsistance suffisants pour couvrir les frais de voyage et de séjour.

 

Le poste-frontière est en premier lieu un point de contrôle, et non un point de régularisation. Selon le Code Schengen, on considère comme une preuve de moyens de subsistance suffisants la possession d'argent liquide, de chèques de voyage et de cartes de crédit. Les montants indicatifs quotidiens sont fixés selon que l'étranger réside chez un particulier ou à l'hôtel. S'il loge chez l'habitant, l'engagement de prise en charge peut également constituer une preuve suffisante.

 

Il s'ensuit que le transfert de fonds international n'est pas accepté comme une preuve de ressources suffisante.

 

Selon la réglementation en vigueur, le montant de ces frais par journée complète et par personne est fixé forfaitairement à 44,5 euros pour l'année 2011 et à 46,10 euros pour l'année 2012. Ce chiffre doit encore être publié dans le Moniteur belge, mais il n'y a pas beaucoup de différence.

 

Ce forfait peut être réclamé au transporteur si ce dernier a amené l'étranger vers la Belgique sans qu'il ne soit en possession des documents requis et pour autant qu'une éventuelle demande d'asile politique n'ait pas permis l'accès au territoire.

 

Selon une étude réalisée fin 2009, le coût réel d'un jour dans un centre fermé en tenant compte des frais du personnel, des bâtiments, des charges, des transferts sera égal à quatre ou cinq fois le montant précité.

 

Je ne connais pas l'histoire de cette dame du Tchad que vous évoquez dans votre question.

 

30.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse. Vous ne me donnez pas de réponse précise quant au nombre de personnes, mais si je vous pose la question par écrit, vous pourrez peut-être rassembler ces données?

 

30.04  Maggie De Block, secrétaire d'État: Peut-être! Elles ne m'ont pas été communiquées!

 

30.05  Zoé Genot (Ecolo-Groen): En ce qui concerne le transfert de fonds, je pense que dans de nombreux pays, ce procédé est aussi usité que l'argent liquide, les chèques, les cartes de crédit. Donc, peut-être que l'on pourrait actualiser …

 

30.06  Maggie De Block, secrétaire d'État: Mais, c'est déjà mentionné: "ou bien argent liquide ou bien ..."

 

30.07  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Oui. Donc, argent liquide, chèque ou carte de crédit. Mais vous avez dit que les transferts de fonds ne sont pas encore valables. Si on détient un papier suivant lequel une personne a confié à Western Union une somme de 1 500 euros qui sera reprise au guichet de Bruxelles, je ne vois pas pourquoi cette preuve ne pourrait pas être utilisée, car dans pas mal de pays, c'est la façon principale de travailler. Cela vaudrait la peine de réfléchir à une actualisation …

 

30.08  Maggie De Block, secrétaire d'État: Je demanderai d'étudier cette possibilité!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

31 Samengevoegde vragen van

- de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de definiëring van het begrip voldoende, regelmatige en stabiele inkomsten in geval van gezinshereniging bij interimwerk" (nr. 8729)

- de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het begrip voldoende, regelmatige en stabiele inkomsten in geval van gezinshereniging bij interimwerk" (nr. 8767)

- mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het criterium voldoende, regelmatige en stabiele inkomsten en interimwerk bij gezinshereniging" (nr. 8819)

31 Questions jointes de

- M. Theo Francken à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la définition de la notion de revenus suffisants, réguliers et stables pour un regroupement familial en cas de travail intérimaire" (n° 8729)

- M. Theo Francken à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la notion de revenus suffisants, réguliers et stables en cas de regroupement familial dans le cadre du travail intérimaire" (n° 8767)

- Mme Nahima Lanjri à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le critère de revenus suffisants, réguliers et stables et le travail intérimaire dans le cadre du regroupement familial" (n° 8819)

 

31.01  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, blijkbaar hebben mevrouw Lanjri en ik voor het eerst in lange tijd een interpretatieprobleem met de gezinsherenigingswet. Het gaat om een radio-interview van mevrouw Lanjri in De Ochtend in januari.

 

Een Belg van Marokkaanse origine die al meer dan tien jaar interimarbeid doet, aan zijn 1 250 euro komt en dus 120 procent van het leefloon ontvangt, is blijkbaar toch afgewezen omdat het over interimarbeid gaat. Dat beantwoordt volgens de immigratie-instanties niet aan de wettelijke vereisten van regelmatige en stabiele inkomsten. Volgens mevrouw Lanjri voldoet interimwerk wel degelijk aan de wettelijke definitie, vermits het in de wet duidelijk zou gaan over stabiele en regelmatige inkomsten om niet afhankelijk te worden van bijstand van het OCMW. Bijgevolg zou, aldus mevrouw Lanjri, een soort van inkomen en een arbeidscontract voldoende moeten zijn. In dit concreet geval zou het gezin moeten worden herenigd op wettelijke basis. Dit hebben we in de bespreking uitdrukkelijk gezegd bij nazicht van de toelichting, aldus mevrouw Lanjri.

 

Op pagina 74, vijfde alinea van het document wordt gesteld dat haar fractie voorstander is van inkomsten uit arbeid maar bij wijze van uitzondering ook van vervangingsinskomsten bestaande uit pensioenen en invaliditeitsuitkeringen.

 

In het interview kondigde mevrouw Lanjri aan hierover een vraag te stellen, wat intussen is gebeurd, om indien nodig de wet aan te passen.

 

Blijkbaar haalt mevrouw Lanjri de wet op de gezinshereniging en de wet inzake de nationaliteit door elkaar. Inzake de nationaliteit is er wel gesproken over een equivalent van twee jaar voltijdse tewerkstelling. Hieronder zou sowieso interimarbeid moeten worden verstaan. Deze vereisten hebben niets te maken met gezinshereniging. Mijns inziens is er momenteel geen nood om de wet op de gezinshereniging te wijzigen. De kwalificatie van het begrip “regelmatige en stabiele inkomsten” dient onafhankelijk te worden beoordeeld door de rechtspraak. Het kan niet zijn dat de wetgever telkens dient tussen te komen wanneer er uitspraken zijn in het nadeel van de rechtsonderhorige. Deze heeft nog altijd de mogelijkheid om hoger beroep aan te tekenen.

 

Mijn vraag, mevrouw de staatssecretaris, is de volgende. Welke interpretatie geven u en uw diensten aan deze situatie? Beschikt u over cijfers van het aantal kandidaat-gezinsherenigers die zijn tewerkgesteld via interimarbeid? Gaat het dus over een aanzienlijk probleem? Zo ja, betreft het hier vreemdelingen die onafgebroken werken onder het interimstelsel? Of betreft het veeleer tijdelijke opdrachten gevolgd door een periode van werkloosheid met daarna opnieuw een periode van interimwerk?

 

Deze gegevens zouden ons in staat moeten stellen om te bekijken of een aanpassing van de wet op de gezinshereniging zich al dan niet opdringt.

 

31.02  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, eerst en vooral wil ik toch even zeggen dat het ging om een radioprogramma, Peeters & Pichal, waarbij ik niet werd geïnterviewd. Het was een man uit Genk die werd geïnterviewd, waarop ik gereageerd heb omdat daar zaken werden verteld die helemaal niet strookten met mijn wetsvoorstel, dat ook via amendering, uiteindelijk werd goedgekeurd door het Parlement en sinds 22 september van kracht is.

 

In dat programma ging het inderdaad over de vraag wat “voldoende, regelmatige en stabiele inkomsten” concreet betekent. Het ging over een man die interimwerk verrichtte. Die man had in het verleden, tot 2009 altijd vast werk gehad als arbeider. Intussen heeft hij het ene interimcontract na het andere, maar hij werd geweigerd door de DVZ, in eerste instantie omdat het interimarbeid was en omdat dat onvoldoende stabiel zou zijn.

 

De DVZ had zich op dat moment gebaseerd op een arrest van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Wij hebben dat echter nagekeken en het bleek niet over een vergelijkbare situatie te gaan. Het had, ten eerste, betrekking op een geval van gezinshereniging met ouders. Bovendien had het betrekking op een geval van gezinshereniging van vóór de wijziging van de wet op de gezinshereniging. Het ging dus over een geval van voordien en het ging trouwens over een vrouw die enkele dagen had gewerkt. Het ging dus zeker en vast niet over de toepassing van de nieuwe wet.

 

Ik heb gereageerd omdat ik wel degelijk heel duidelijk weet waarover wij gediscussieerd en gestemd hebben. Het verbaast mij dan ook, mijnheer Francken, dat u doet alsof u niet weet wat wij goedgekeurd hebben of dat daar zogezegd een interpretatieverschil is ontstaan. Ik had in elk geval niet de indruk dat wij van mening verschilden op het moment dat wij die discussie hebben gevoerd en de wet hebben goedgekeurd.

 

Wat hebben wij besproken? Ik verwijs daarvoor naar ons verslag van de bespreking van de wet op de gezinshereniging. Er zijn verschillende passages die aantonen wat wij wel hebben bedoeld en wat niet. U vindt dit onder meer terug op de bladzijden 77, 40 tot en met 141, 150 en 151, 167. Kortom, ik zal niet alles herhalen wat wij daar hebben besproken, maar wij hadden onder andere op basis van een nota van DVZ wel de beslissing genomen om alle uitkeringen uit te sluiten die afkomstig zijn van bijstandsstelsels. Dit staat op de bladzijden 40 en 41. Het gaat hierbij onder meer over leefloon en elke vorm van bijstand. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de gewaarborgde kinderbijslag, wat iets anders is als de gewone kinderbijslag. DVZ heeft ons daarentegen gezegd dat alle andere vormen van uitkeringen die uit de sociale zekerheid komen, zoals de werkloosheidsuitkering, de invaliditeitsuitkering en de gewone kinderbijslag, onder die sociale zekerheid vallen en deze mochten wij van DVZ niet uitsluiten. Dat was ook zo door Europa bepaald.

 

Wij hebben bijgevolg rekening gehouden met die nota van DVZ. Het enige wat wij uitsluiten, is elke vorm van inkomsten uit het OCMW of inkomsten uit werk als deze niet zouden volstaan. Wij hebben echter uitdrukkelijk opgenomen dat iemand die werkloos is ook in aanmerking komt voor een gezinshereniging, op voorwaarde dat hij actief zoekt naar werk. Wij hebben ook nooit een uitzondering gemaakt voor de types arbeid die al dan niet in aanmerking komen – zelfstandige of werknemer. Of een werknemer een vast, een tijdelijk of interimcontract had, maakte voor ons niet uit. Het enige waaraan men moest voldoen, was de inkomensgrens van 120 %.

 

Dit kan dan ook geen voorbeeld zijn. Het gaat over iemand die altijd heeft gewerkt, nooit van het OCMW heeft geleefd en bovendien aantoont dat hij wil werken. In de periode dat hij niet heeft gewerkt, had hij verlof genomen om in het huwelijk te treden. Daarnaast heeft hij nog gedurende een periode een werkloosheidsuitkering ontvangen. Als wij dit toelaten, zie ik niet in waarom DVZ daaraan nu een andere interpretatie geeft dan toen we de bespreking hebben gehouden en het advies van DVZ hebben gevolgd.

 

Wij zijn als wetgever daarvan uitgegaan en hebben gezegd dat wij bepaalde zaken moesten uitsluiten, bijvoorbeeld uitkeringen uit bijstand, maar niet de uitkeringen uit sociale zekerheid en zeker niet de uitkeringen uit werk. Bijgevolg, iemand die werkt en een inkomen heeft uit uitzendarbeid, moet men aanvaarden. Dat er bij DVZ vragen worden gesteld wanneer iemand met een leefloon een maand gaat werken via uitzendarbeid om aan gezinshereniging te kunnen doen, kan ik dat absoluut begrijpen. Dan mag men immers vermoedens hebben dat hij zich alleen inlaat met uitzendwerk om aan gezinshereniging te doen. Dat kan echter niet bij iemand die nooit van een OCMW-uitkering heeft geleefd.

 

Mevrouw de staatssecretaris, welke instructies werden aan DVZ gegeven met betrekking tot voldoende, regelmatige en stabiele inkomsten? Welke criteria hanteren zij zelf? Hoe werken zij daarmee?

 

Hoeveel dossiers werden reeds behandeld en eventueel geweigerd op basis van dit criterium?

 

Kunt u bevestigen dat elke aanvraag, zoals dat ook bepaald is in de wet, individueel wordt onderzocht bij de beoordeling van de opgelegde criteria en dat, naast het inkomen, ook het geheel van het dossier wordt bekeken?

 

Rijst er volgens u of DVZ een probleem rond de duidelijkheid van het criterium “voldoende, regelmatige en stabiele inkomsten”, zeker met de verwijzing naar het verslag van de commissie? Indien ja, kan er bij DVZ een soort van instructie of richtlijn komen daarover? Ik ben er zelf geen voorstander van om nu nog wijzigingen aan te brengen aan de wet, maar als dat absoluut nodig is, zullen wij dat moeten doen. Als dat echter kan opgelost worden bij DVZ, des te beter.

 

Ten slotte heb ik een vraag over de communicatie. Hoe zorgt men ervoor dat de mensen die aan gezinshereniging willen doen heel duidelijk weten welke documenten ze moeten voorleggen, dat het bijvoorbeeld belangrijk is om aan te tonen dat men gedurende een heel lange periode geen steun heeft gekregen van het OCMW, dat men reeds lang een stabiel inkomen heeft? Hoelang is die periode? Is dat drie maanden? Kijkt men naar de laatste drie maanden of naar een jaar? Dat zijn zaken die moeten gecommuniceerd worden aan die doelgroepen. Dat kan eventueel ook op de website verduidelijkt worden.

 

31.03 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik heb over de toepassing van de wet van 8 juli 2011 en over dit probleem gesproken met de Dienst Vreemdelingenzaken.

 

U weet dat de wet sedert 22 september 2011 van kracht is. Dat is nog niet lang geleden en in deze omstandigheden is het dus nog te vroeg om zich over bepaalde tendensen uit te spreken. Het geval van de interimarbeid dat u aanhaalt, is inderdaad een veel voorkomend fenomeen, of een uitzonderlijke situatie. Dat zal bij de evaluatie blijken.

 

Ik heb de administratie gevraagd om een evaluatie van de nieuwe wet te maken binnen de zes maanden na de inwerkingtreding. Ik verwacht de rapporten daarover eind maart.

 

Ik kan u meedelen dat tot dusver is gebleken dat, bij weigering van een visumaanvraag omwille van het ontbreken van voldoende, regelmatige en stabiele inkomsten als gevolg van interimarbeid, het ging om personen die met onderbroken periodes tewerkgesteld waren via dag- of weekcontracten.

 

Wat het in aanmerking nemen van interimarbeid betreft, ben ik de mening toegedaan dat elk geval individueel moet worden onderzocht. Mijn administratie moet voor elke aanvraag, waarbij de inkomsten afkomstig zijn uit interimarbeid, de vraag stellen of het wel degelijk gaat over voldoende, regelmatige en stabiele inkomsten.

 

De termen regelmatig en stabiel verwijzen naar een zekere tijdsduur. Indien de betrokkene aantoont dat hij een tewerkstelling van minstens een jaar regelmatig en stabiel uitoefent, kunnen deze bestaansmiddelen aanvaard worden, op voorwaarde – en dat is belangrijk – dat het bedrag van de bestaansmiddelen toereikend is.

 

Wellicht wordt het begrip verder aangevuld door de rechtspraak. Elke beslissing is vatbaar voor een annulatieberoep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.

 

Het is voor DVZ nu niet mogelijk om, in geval van een weigeringsbeslissing op basis van het ontbreken van regelmatige en toereikende bestaansmiddelen, cijfergegevens te verstrekken over de meer precieze reden van de weigering. Het is alleen mogelijk om via ICT statistieken te bekomen over het totale aantal weigeringen op basis van het criterium bestaansmiddelen.

 

Ik denk dat er momenteel geen reden is om de wet te wijzigen, tenzij gerechtelijke uitspraken van bijvoorbeeld het Grondwettelijk Hof daartoe aanleiding zouden geven.

 

Ik denk ook niet dat het nodig is om naar aanleiding van dit specifiek geval nog bijzondere instructies te geven aan de administratie. Ik meen dat er voldoende indicaties zijn in de parlementaire stukken om het begrip “voldoende, regelmatige en stabiele inkomsten” te interpreteren.

 

Wat de in artikel 40bis, § 2, 1°, punt 1 tot 3 bedoelde familieleden betreft, moet een Belgische onderdaan aantonen dat hij over stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen beschikt. Aan die voorwaarden wordt geacht voldaan te zijn indien de bestaansmiddelen ten minste gelijk zijn aan 120 % van het bedrag bedoeld in artikel 14, § 1, punt 3 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.

 

Ik wacht dus de evaluatie af. Zij zijn er attent voor. Wij hebben ook gezegd dat individueel goed onderzocht moet worden dat er correct mee wordt omgegaan. Ik weet niet wat er juist misgelopen is in dat individuele geval, maar zij zijn er nu attent voor. Het zou te voorbarig zijn om nu al opnieuw een wijziging aan die wet aan te brengen.

 

31.04  Theo Francken (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Als het rapport er is, eind maart, en de diensten, u en uw mensen op het kabinet het bekeken hebben, kan misschien ook de bespreking in het Parlement geagendeerd worden. Misschien duiken er ook nog andere zaken op. Het is een wet die een enorme impact heeft. Ik krijg er enorm veel mails over; mevrouw Lanjri, de heer Somers, u en uw diensten ongetwijfeld ook. Het is dus nodig om het nog eens te bekijken, onder andere ook de expatregeling. Er zijn wel wat problemen of vragen die wij dan, misschien in april, eens kunnen bekijken.

 

31.05  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de staatssecretaris, ik wil uiteraard ingaan op de suggestie om die evaluatie af te wachten. Anderzijds mogen wij niet toelaten dat er ondertussen slachtoffers zijn, ten gevolge van een verkeerde interpretatie. De interpretatie die u en ik gegeven hebben, stemt volledig overeen.

 

Wij hebben uiteraard liever dat mensen aan het werk zijn, maar ik heb ook willen benadrukken, en het blijkt ook uit het verslag, dat wij zelfs mensen hebben toegelaten – het moest ook van Europa en van DVZ – die werkloos zijn maar die aantonen dat zij bereid zijn om te werken. Het kan dan niet dat wij mensen uitsluiten die gedurende meer dan de helft van het jaar werken en een paar maanden werkloos zijn. Ik vind het geen probleem als u zegt dat men de periode over een jaar bekijkt, maar dat mag niet betekenen dat men een jaar onafgebroken gewerkt moet hebben.

 

Anders zou het betekenen dat men maar beter werkloos kan worden, wat het gemakkelijker zou maken om aan gezinshereniging te doen, dan dat men soms werkt en soms zonder werk zit. Wat interimarbeid betreft, hebben wij daarnet in de commissievergadering in zaal 5 met de werkgevers en de vakbonden gesproken over een regeling over de uitzendarbeid. U weet ook dat er op dit vlak veel problemen zijn. Mensen worden soms jaren na mekaar via dagcontracten tewerkgesteld. Dat zijn zaken die wij proberen aan te pakken in een andere commissie. Dat is echter geen teken dat men geen inkomen heeft. Ik denk dat dit met gezond verstand moet bekeken worden. Wij moeten blij zijn dat deze kwestie naar boven is gekomen, en wij moeten de persoon die hiervoor gezorgd heeft niet scheef bekijken. Wij moeten er iets aan doen, zoals wij dat bedoeld hadden in de wet.

 

31.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Ik denk dat de interimarbeid geen problemen stelt. Die loonfiches zijn sneller dan bij andere vormen van arbeid. Die mensen hebben hun dag-of weekfiche, en kunnen hun inkomsten bewijzen. Dit vormt geen probleem.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Dan komen we tot de vraag van de heer Francken over illegale drugsdealers in Antwerpen.

 

31.07  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, ik stel mijn laatste vraag voor vandaag. Ik zal mijn andere vragen, nrs 9309 en 9310, spijtig genoeg moeten uitstellen. Mijnheer de voorzitter, voornoemde twee vragen zijn ook geen urgente vragen. Ik kan ze uitstellen. Ze houden niks dringends in.

 

32 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de illegale drugdealers in Antwerpen" (nr. 8750)

32 Question de M. Theo Francken à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les trafiquants illégaux de drogues à Anvers" (n° 8750)

 

32.01  Theo Francken (N-VA): Mijn vraag over de illegale drugdealers zou ik wel graag stellen, omdat wij in januari 2011 een heel gedetailleerd antwoord van staatssecretaris Wathelet hebben gekregen over het precieze aantal illegalen dat in Deurne-Noord is opgepakt, over het aantal dat is uitgewezen en over hun nationaliteit.

 

Zijn antwoord was frappant. Uiteindelijk bleek immers dat in totaal een 60-tal illegalen effectief was uitgewezen, terwijl in totaal een 150-tal illegalen was opgepakt.

 

De situatie in Antwerpen-Noord kent u ongetwijfeld. Wij zullen het er dan ook niet over hebben. Ter zake moet iets gebeuren. Vroeg of laat zullen de inwoners immers het heft in eigen handen nemen. Zij hebben dat al eens gedaan. De afloop zal fataal zijn. De agressie stijgt immers elke dag.

 

Ik heb de volgende vragen.

 

Ten eerste, welke maatregelen zijn het voorbije jaar door uw diensten getroffen? Ik kreeg graag een gedetailleerd overzicht.

 

Ten tweede, graag kreeg ik een gedetailleerd overzicht van het aantal opgepakte, illegale criminelen in Antwerpen-Noord, alsook van hun leeftijd, hun nationaliteit, het aantal keren dat zij zijn opgepakt en voor welke feiten. Welk gevolg werd aan de feiten gegeven? Ik denk aan repatriëring, gevangenisstraf en bevel om het grondgebied te verlaten. Waarom is het overgrote deel van de desbetreffende, illegale criminelen nog altijd niet gerepatrieerd? Hoe zit het met identiteitsopsporing?

 

Ten derde, kan u mij een overzicht bezorgen van de uitwijzingen van illegalen sinds 2008 naar aanleiding van criminele feiten? Hoe kan het dat, ondanks het feit dat de problemen en oorzaken bekend waren, uw diensten de criminaliteit van de voorbije maanden niet konden voorkomen?

 

Graag kreeg ik een soortgelijk overzicht voor de andere grootsteden in dit land.

 

32.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, een paar maanden geleden heeft mijn voorganger het wetsontwerp tot omzetting van de Europese terugkeerrichtlijn ondertekend.

 

Dat wetsontwerp, dat momenteel ter bekrachtiging voorligt bij de Koning - met wie u zeker een bevoorrechte relatie hebt - bevat behalve de omzetting van de richtlijn stricto sensu ook verschillende maatregelen die de uitwijzing uit het land van veroordeelde vreemdelingen vanuit de gevangenis efficiënter moeten maken.

 

Voor uw andere vragen wens ik u attent te maken op het feit dat beleidsmaatregelen en statistieken inzake de aanpak van criminaliteit tot de bevoegdheid behoren van mijn collega, minister Turtelboom, die bevoegd is voor Justitie. Mijn diensten zijn niet belast met het voorkomen of bestrijden van criminaliteit op zich.

 

Ik kan u een overzicht geven van het aantal illegale criminelen aangaande de actie in Antwerpen-Noord en in andere grootsteden, maar dat kan ik u alleen schriftelijk bezorgen, omdat bepaalde informatie mogelijk in strijd is met de privacywetgeving. Toch vernoem ik enkele cijfers. Elk jaar worden er 300 tot 500 illegale vreemdelingen die zich schuldig hebben gemaakt aan strafbare feiten, gerepatrieerd vanuit de gevangenis. Het precieze aantal illegale vreemdelingen na een opsluiting in een Belgische gevangenis, gerepatrieerd naar de landen van herkomst, is het volgende: 413 in 2008, 459 in 2009, 366 in 2010 en 314 in 2011. Het feit dat zij soms niet geïdentificeerd kunnen worden, belet inderdaad een efficiënt terugkeerbeleid van die groep personen.

 

Voor vreemdelingen die in de gevangenis verblijven, wordt de identificatieprocedure reeds opgestart tijdens het uitzitten van de gevangenisstraf. Het komt echter vaak voor, wegens onvoldoende medewerking van de betrokkene of van de autoriteiten van zijn land van herkomst, dat die vreemdelingen niet geïdentificeerd kunnen worden en dus ook niet gerepatrieerd kunnen worden. Aangezien het aantal plaatsen voor ex-gedetineerden in de gesloten centra beperkt is, is DVZ genoodzaakt om een grote groep onder hen vrij te stellen met het bevel om het grondgebied binnen de zeven dagen te verlaten. En inderdaad, de oprichting van een specifiek terugkeercentrum zou voor die groep een oplossing kunnen bieden. Ik heb mij eerder reeds positief uitgesproken over een dergelijk project.

 

Mijnheer Francken, met het oog op het bekomen van de gevraagde cijfers, stel ik voor dat u uw vraag schriftelijk indient.

 

32.03  Theo Francken (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, bedankt voor het antwoord. In die zin is er toch wel nieuws, dat er in 2008 413 uit de gevangenis werden gerepatrieerd en in 2011 maar 314. Het aantal daalt eigenlijk en dat is toch zeer bizar. Hoeveel vragen heb ik daar al niet over gesteld? Hoe dikwijls is er al niet gesteld dat het een topprioriteit is voor de regering? De gevangenissen zitten vol met mensen zonder verblijfspapieren. Dit is een geweldig groot probleem. Wij huren peperdure cellen net over de grens met Nederland, in Tilburg, om onze ondercapaciteit te kunnen compenseren. Tegelijkertijd zitten onze gevangenissen vol met mensen zonder papieren. Dat krijgt men aan de bevolking totaal niet uitgelegd. Als ik dan vaststel dat het aantal daalt, houd ik mijn hart vast voor de toekomst.

 

Ik vraag dit zeker schriftelijk, ook aan mevrouw Turtelboom. Ik vrees dat ik opnieuw van een kale reis zal thuiskomen, want ik zal geen cijfers krijgen voor Antwerpen-Noord. Daar blijft zo veel mist over hangen, terwijl dit juist heel interessant is en heel veel mensen uit de regio Antwerpen zouden willen weten wat de effectiviteit van het beleid op het veld is. Dat kunnen we alleen maar beoordelen per regio of per stad, maar blijkbaar is dat onmogelijk. Toch heb ik dat ooit gekregen van de heer Wathelet, mondeling in commissie. Daarom heb ik de vraag opnieuw gesteld.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vragen nrs 9081 en 9088 van mevrouw Smeyers worden uitgesteld.

 

33 Question de Mme Zoé Genot à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la politique des CPAS à l'égard des demandeurs d'asile" (n° 9094)

33 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het beleid van de OCMW's ten aanzien van asielzoekers" (nr. 9094)

 

33.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la secrétaire d'État, lorsqu'un demandeur d'asile reçoit une décision de Fedasil de non-désignation d'un centre d'accueil avec renvoi vers le CPAS de son lieu de résidence, et que ce demandeur d'asile se rend vers ce CPAS, cela reste encore pour lui un parcours du combattant alors que l'aide devrait être donnée d'urgence.

 

Il me revient que les CPAS ont tendance à se durcir, à demander des documents complémentaires, etc. Or les personnes concernées sont incontestablement des bénéficiaires de l'accueil puisqu'il s'agit de demandeurs d'asile en première demande. Elles devraient donc recevoir une aide sociale rapide des CPAS lorsque Fedasil renvoie vers eux en raison de la saturation des centres.

 

J'essaye de comprendre ce qui coince et qui fait que les CPAS sont réticents vis-à-vis de ces bénéficiaires. Ils ont raison de dire que le fédéral est compétent mais les personnes n'ont pas à en pâtir.

 

Madame la secrétaire d'État, quelles sont les instructions données aux CPAS en la matière? Comment fonctionne le système de remboursement des CPAS qui prennent en charge des demandeurs d'asile renvoyés vers eux par Fedasil? Que comptez-vous faire pour améliorer le système afin que, dans l'attente de l'effectivité des mesures annoncées par le gouvernement, les bénéficiaires de l'accueil non pris en charge par Fedasil en cas de saturation soient rapidement aidés par les CPAS de leur lieu de résidence? Quel est le soutien en moyens humains aux CPAS pour traiter ces dossiers?

 

33.02  Maggie De Block, secrétaire d'État: Monsieur le président, madame Genot, en vertu de l'article 2, § 5, de la loi du 2 avril 1965 relative à la prise en charge des secours accordés par les CPAS, le CPAS territorialement compétent pour octroyer une aide sociale aux demandeurs d'asile est le CPAS désigné comme lieu obligatoire d'inscription. En l'absence de lieu obligatoire d'inscription, le CPAS compétent pour octroyer le droit à l'aide sociale est le CPAS du lieu où le demandeur d'asile est inscrit au registre d'attente.

 

En vertu de l'article 5, § 1er, deuxième aliéna, de la loi précitée du 2 avril 1965, l'État prend en charge les frais de l'aide accordée à un indigent ne possédant pas la nationalité belge et ce, jusqu'au jour de son inscription au registre de la population. Ces frais sont remboursables dans les limites fixées par l'arrêté royal du 30 janvier 1995 et pour autant qu'une enquête sociale préalable ait permis de constater l'existence et l'étendue du besoin. J'ai déjà eu des contacts avec les représentants des villes et des communes, ainsi qu'avec ceux des CPAS, pour tenter de résoudre les différents problèmes de coordination.

 

Dans le cadre de la création d'ILA, le remboursement des frais liés à l'accueil des demandeurs d'asile hébergés dans une initiative locale d'accueil organisée par le CPAS permet de couvrir tant les frais d'entretien que les frais d'encadrement.

 

Il est vrai que de petits problèmes subsistent, mais un dossier doit d'abord être établi. C'est parfois problématique si le cas se présente un vendredi soir ou durant le week-end.

 

33.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Malheureusement, même le lundi il y a des problèmes! En général, puisque les gens n'ont pas de maison et qu'ils sont partis avec leur petit papier de Fedasil, les CPAS leur disent: "Vous n'êtes pas chez nous. Vous dites que vous avez dormi sous ce pont-là, mais l'autre jour, c'était un autre…". Donc, tout le monde se décharge.

 

Le fait qu'il faille faire l'enquête sociale, le dossier, et qu'il faille accompagner la personne de A à Z est très dissuasif. Je pense qu'il faudrait vraiment un soutien en moyens humains, aussi bien qu'en remboursements importants pour les CPAS qui acceptent de remplir leur mission et leur rôle. J'espère que vos rencontres avec la section CPAS de l'Union des villes et des communes, avec votre autre casquette en tant que ministre de tutelle des CPAS, …

 

33.04  Maggie De Block, secrétaire d'État: C'est un autre groupe de travail. On a la problématique spreidingsplan et un autre groupe pour tout ce qui concerne la pauvreté et les groupes faibles. Cela, c'est dans le groupe CPAS.

 

33.05  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Je pense que cela vaut alors la peine de voir avec eux comment les soutenir mieux quand ils font ce travail. Ce sont toujours les mêmes CPAS qui le font et, à l'heure actuelle, cela leur coûte de l'argent. Il n'est pas du tout logique que les CPAS qui jouent le jeu en soutenant les gens qui sont à la rue doivent "allonger" sur fonds propres les moyens humains et autres.

 

Je reviendrai là aussi auprès de vous, pour voir si on peut avancer dans cette matière.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

34 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de dienst Voogdij voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen" (nr. 9162)

- mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de voogden van de dienst Voogdij in het kader van de begeleiding van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen" (nr. 9276)

34 Questions jointes de

- Mme Nahima Lanjri à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le service des Tutelles pour les mineurs étrangers non accompagnés" (n° 9162)

- Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les tuteurs du service des Tutelles dans le cadre de l'accompagnement des mineurs étrangers non accompagnés" (n° 9276)

 

34.01  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de staatssecretaris, u weet dat wij toejuichen dat één persoon voor het geheel van Asiel en Migratie bevoegd is. Daarmee heb ik geen probleem. Ik heb echter gehoord dat de dienst Voogdij voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, die normaal onder de bevoegdheid van Justitie valt, onder uw bevoegdheid zou komen.

 

Klopt dit?

 

34.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Dat is hier net ter sprake gekomen.

 

34.03  Nahima Lanjri (CD&V): Klopt dit? Sinds wanneer is deze regeling ingevoerd? Wat is de reden voor deze overdracht? Zal dit wijzigingen meebrengen in het functioneren van de dienst Voogdij? Blijft dit budgettair nog steeds onder de FOD Justitie ressorteren of moet dit vanaf nu binnen uw budget worden geregeld?

 

Hoe zult u de onafhankelijkheid van de dienst Voogdij garanderen? U bent ook bevoegd voor DVZ. Beide diensten kunnen wel eens tegenstrijdige belangen hebben. In het kader van de voogdij is het belangrijk dat men de onafhankelijkheid toch behoudt.

 

Werd dit besproken op de Ministerraad? Dat stond immers niet in het regeerakkoord. Daarom viel ik uit de lucht toen ik dit vernam.

 

34.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw Lanjri, ik ken uw bronnen niet, maar dit berust op een enorm misverstand.

 

Ik wil eerst verduidelijken dat de dienst Voogdij voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen blijft ressorteren onder het DG Wetgeving en Fundamentele Rechten en Vrijheden van de FOD Justitie.

 

Ik kan mij niet inbeelden dat dit plots van bevoegdheid verandert zonder dat dit in het regeerakkoord vermeld staat.

 

Het valt dan ook onder het bestuurlijk toezicht van de minister van Justitie, ook mijn voogdijminister.

 

Bovendien staan de uitgaven van de dienst Voogdij op de Algemene Uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar ook bij de FOD Justitie.

 

De dienst Voogdij is multidisciplinair samengesteld uit ambtenaren met een juridische of sociale opleiding. De onafhankelijkheid van de dienst ten aanzien van andere overheidsinstanties, onder meer de instanties die bevoegd zijn voor de toepassing van de verblijfsreglementering, blijft dan ook gewaarborgd.

 

Ik kan u bevestigen dat ik inderdaad het beleid rond de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen wens te verbeteren. Daarom streef ik ook naar een meer geïntegreerde benadering van heel de problematiek. Ik wil dus werk maken van een geïntegreerde aanpak door samen te werken met de verschillende diensten, bevoegd voor de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, uiteraard met respect voor de welomschreven bevoegdheden van elke dienst.

 

Ik denk dat van daaruit het misverstand komt. Het ligt immers in de lijn van dat streven dat ik mijn samenwerking met de dienst Voogdij van de FOD Justitie versterkt heb. De beslissingen van die dienst zijn bepalend voor het geheel van de procedures rond asiel en opvang, ook al ben ik ervan overtuigd dat een betere samenwerking in het voordeel zal zijn van verschillende betrokken diensten en niet het minst van de betrokken mensen.

 

Als staatssecretaris, bevoegd voor Asiel en Migratie, maar ook voor opvang, heb ik mij voorgenomen om inderdaad bijzondere aandacht te geven aan de situatie van de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen.

 

Tot slot moet ik er ook aan herinneren dat de minister van Justitie mijn voogdijminister is en dat alle beleidsbeslissingen die genomen worden, steeds genomen zijn met haar akkoord. Ik moet dus niet naar de Ministerraad gaan en er is ook geen shift van competenties. Er heeft wel contact plaatsgevonden om de samenwerking daaromtrent vlotter te laten verlopen.

 

34.05  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de staatssecretaris, ik ben blij dat u zegt dat het berust op een misverstand of op een kwakkel, en dat het niet de bedoeling is om een en ander over te hevelen.

 

Ik geef u 200 % gelijk. Zoals ik in mijn vraagstelling al heb gezegd, vind ik dat u moet coördineren en dat u voor een betere samenwerking moet zorgen. Als dat de bedoeling is, dan krijgt u mijn steun. Dat zal zeker ten goede komen van de jongeren zelf. Als dat de intentie is, dan sta ik daar achter en dan heb ik daar geen enkel probleem mee.

 

34.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Wij coördineren ook beter tussen de twee kabinetten.

 

34.07  Nahima Lanjri (CD&V): Dat moet gebeuren. Dat had eigenlijk al veel eerder moeten gebeuren. Helaas was dat in het verleden niet het geval. Ik ben blij dat u dat initiatief neemt.

 

34.08 Staatssecretaris Maggie De Block: Zoals u ziet, werk ik steeds een beetje voort.

 

34.09  Nahima Lanjri (CD&V): U kunt verder op onze steun blijven rekenen.

 

34.10 Staatssecretaris Maggie De Block: Goed.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

35 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de aanpak van schijnhuwelijken en schijnsamenwoonst" (nr. 9164)

35 Question de Mme Nahima Lanjri à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la lutte contre les mariages et les cohabitations de complaisance" (n° 9164)

 

35.01  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, ik heb een vraag over schijnhuwelijken en schijnsamenwoonst met het oog op het verkrijgen van een verblijfsrechtelijk voordeel. Zowel in 2006 als in 2007 hebben wij wetten goedgekeurd die schijnhuwelijken strafbaar stellen. In de praktijk blijkt dat die wetten weinig gekend zijn. We zagen het onlangs in de krant. Meisjes worden uitgehuwelijkt en ondernemen zelfmoordpogingen. Dat komt omdat de weg naar hulp en preventie en eventueel sanctionering, het afschrikkend effect van de wet, niet gekend is.

 

Hoe is de samenwerking tussen Justitie en DVZ op het vlak van schijnhuwelijken tot nu toe geweest? Hoe was die samenwerking tussen de gemeentebesturen en DVZ?

 

DVZ speelt een rol in het begeleiden en het tegemoetkomen van de gemeentebesturen als die vragen hebben over hoe ze de problematiek moeten aanpakken.

 

Welke initiatieven werden er ontwikkeld ter ondersteuning van die gemeenten vanuit DVZ of andere diensten?

 

Hoeveel aanvragen waren er in 2010 en 2011 vanuit de gemeenten om informatie op te vragen bij DVZ bij twijfels omtrent een bepaalde kandidaat en bij vermoedens van een schijnhuwelijk?

 

Hoe vaak werd dat gedaan in 2010 en 2011? In hoeveel procent van de gevallen was er een negatief advies van DVZ aan de gemeente?

 

Ten slotte, werd DVZ ook bevraagd indien het ging om een schijnsamenwoonst? Ik weet dat dit natuurlijk een moeilijker geval is, ook qua definiëring en qua uitgangspunt. Welke rol ziet u hierin voor DVZ?

 

35.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw Lanjri, de aanpak van schijnhuwelijken, maar nog meer die van schijnsamenwoonsten, is inderdaad een groot probleem.

 

De samenwerking tussen DVZ en Justitie, meer bepaald de parketten, verloopt meestal vlot wat de strijd tegen schijnhuwelijken betreft. Er is een dagelijkse uitwisseling van informatie tussen het parket en DVZ inzake nietigverklaring van huwelijken, verdachte voorgenomen huwelijken in België, afgesloten huwelijken in het buitenland waarbij de erkenning van het afgesloten huwelijk wordt gevraagd, onderzoeken in het kader van visumaanvragen, gezinshereniging nadat een huwelijk werd afgesloten in het buitenland, klikbrieven inzake schijnhuwelijken, die dan soms van familie of vrienden komen, en naturalisatieaanvragen waarbij de betrokkene destijds verblijf heeft verkregen op basis van een huwelijk, waarbij “elementen van schijn”, zoals dat heet, aanwezig waren.

 

Een ander voorbeeld van samenwerking is de oprichting van de werkgroep tussen 2008 en 2009 met als partners Justitie, Binnenlandse Zaken, de federale politie, de parketten, de burgerlijke stand, Buitenlandse Zaken en het College van procureurs-generaal. Het resultaat hiervan was dat beruchte nationaal draaiboek.

 

Ook de samenwerking tussen DVZ en de meeste gemeentebesturen verloopt vlot. De samenwerking bestaat al enkele jaren en omvat reeds duizenden dossiers inzake informatie-uitwisseling.

 

Volgende initiatieven werden aangereikt ter ondersteuning van de gemeenten: de omzendbrief van 13 september 2005 betreffende de uitwisseling van informatie tussen de ambtenaren van de burgerlijke stand in samenwerking met DVZ ter gelegenheid van een huwelijksaangifte waarbij een vreemdeling betrokken is, het nationale draaiboek en de organisatie van vormingen, workshops en studiedagen door DVZ waarbij alle partners die meehelpen in de strijd tegen schijnhuwelijken uitgenodigd worden. Ik verwijs naar mensen van de parketten, van de politie en van de burgerlijke stand. Het is de bedoeling dat iedereen op de hoogte blijft van de laatste ontwikkelingen inzake het fenomeen schijnhuwelijken.

 

Ik geef het aantal aanvragen vanuit de gemeenten aan DVZ om informatie op te vragen wanneer er twijfels zijn omtrent een bepaalde kandidaat of wanneer er een vermoeden is van schijnhuwelijk. In 2010 waren er 4 964 aanvragen. In 2011 waren dat er 5 909. Er dient te worden opgemerkt dat de Dienst Vreemdelingenzaken geen positieve of negatieve adviezen geeft aan de gemeenten. Zij geven louter de gevraagde informatie. DVZ stelt de verblijfshistoriek van de vreemdeling op en maakt deze over aan de gemeente. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft als enige de verantwoordelijkheid om te beslissen of het huwelijk al dan niet mag worden afgesloten. Indien frappante elementen aanwezig zijn die wijzen in de richting van een schijnhuwelijk, kan DVZ wel aan de gemeente adviseren om zeker het advies van het parket in te winnen.

 

Slechts een kleine minderheid van de gemeenten bevraagt DVZ in geval van wettelijke samenwoning. In 2010 werd voor 236 dossiers een informatieaanvraag aangemaakt. In 2011 was dat slechts voor 367 dossiers het geval. U ziet hier het verschil tussen informatieaanvragen in geval van huwelijk en in geval van samenwoning.

 

Deze cijfers geven geen reëel beeld van de werkelijke aanvragen betreffende wettelijke samenwoning. Daarvoor zou het begrip schijnsamenwoning naast het schijnhuwelijk moeten worden opgenomen in het Burgerlijk Wetboek. De juridische erkenning zou ertoe leiden dat het fenomeen schijnsamenwoning ook op dezelfde manier zou kunnen worden bestreden.

 

35.03  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de staatssecretaris, ik heb net uw voogdijminister, mevrouw Turtelboom, daarover ondervraagd. Zij plant een evaluatie van de wetgeving, waarop ik ook heb aangedrongen. Daar zal uiteraard ook DVZ bij worden betrokken.

 

In het licht van de afspraken uit het regeerakkoord moeten we zorgen voor een databank van mensen die pogingen tot schijnhuwelijk hebben gedaan, of zich schuldig hebben gemaakt aan schijnhuwelijk of aan schijnsamenwoning met een verblijfsrechtelijk voordeel. Het gaat niet over samenwoning van twee Belgische broers of zussen, die worden niet geviseerd. Het gaat over misbruik van de mogelijkheid tot wettelijk samenwonen met het oog op het bekomen van papieren: dat moet men viseren.

 

In het regeerakkoord hebben wij daarover afgesproken dat dit zo veel mogelijk op dezelfde leest wordt geschoeid als de schijnhuwelijken. DVZ zou daar meer in kunnen onderzoeken. Als er nu zo weinig aanvragen daarvoor zijn van de gemeentebesturen, komt dat mogelijk omdat men niet weet dat men ook voor die groep gegevens kan opvragen.

 

Ik zal dit verder blijven opvolgen en u hierover te gepasten tijde interpelleren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Collega’s, ik stel voor dat mevrouw Lanjri nog één vraag stelt en mevrouw Genot nog drie vragen. Daarna stoppen we. De andere vragen zijn voor een volgende vergadering. Kan dat voor iedereen?

 

36 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de opvangproblematiek" (nr. 9165)

36 Question de Mme Nahima Lanjri à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la problématique de l'accueil" (n° 9165)

 

36.01  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de staatssecretaris, de winterkou heeft het probleem van de opvang opnieuw heel zichtbaar gemaakt. Er was al een probleem voor de opvang van asielzoekers, maar nu is er ook een acuut probleem voor de opvang voor daklozen.

 

Wij hebben al heel wat vernomen, zowel vorige week in de plenaire vergadering als gisteren via de krant. Kunt u mij een overzicht geven van de bestaande plannen voor de noodopvang van daklozen? Hoeveel plaatsen zijn er, en waar? Hoe is het vervoer naar de opvang geregeld? Ik neem aan dat er wat dat betreft geen probleem meer is?

 

Hoe gebeurt de communicatie? Ik hoor van ngo’s dat sommige mensen niet weten waar de opvangplaatsen zijn. Is dat waar? Is de communicatie wel duidelijk?

 

Hoeveel bedden zijn er nu al bezet? Moeten er nog plaatsen gecreëerd worden om te voldoen aan de vraag? Hoe wil u dat doen, en op welke termijn?

 

Mevrouw de staatssecretaris, ik heb nog een bijkomende vraag over niet-begeleide minderjarigen. In de krant heb ik vandaag gelezen dat er 15 niet-begeleide minderjarigen niet terechtkunnen in de noodopvang. Klopt dat? Ik hoop eigenlijk dat het een kwakkel is. In dit weer zou niemand mogen buiten slapen, maar jongeren verdienen nog meer bescherming.

 

Er is blijkbaar vooral een probleem om de daklozen te bereiken en ze hulp aan te bieden. Welke maatregelen neemt u om de groep daklozen te bereiken? Zijn er specifieke samenwerkingsverbanden opgericht met de lokale politiediensten en sociale diensten, die vaak beter op de hoogte zijn van de situatie van de daklozen in hun gemeente?

 

Daarnaast zijn er ook middelen om structurele opvang te creëren voor asielzoekers. U hebt daar in december extra middelen voor gekregen. Hoever staat het daarmee? Wat zijn de resultaten van het overleg dat u intussen hopelijk gehad hebt met de VVSG?

 

36.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Lanjri, zoals ik ook in de Kamer gezegd heb, spreken we in dit geval over drie verschillende zaken, waartussen ik een duidelijk onderscheid wil maken. De tijdelijke wintercrisisopvang, het spreidingsplan – dat vandaag al verschillende keren ter sprake is gekomen – in overleg met de steden en gemeenten, de opvang van asielzoekers en de opvang van minderjarigen. We moeten deze voor alle duidelijkheid gescheiden houden.

 

De crisiscel kwam sedert november meerdere keren samen om een wintercrisisopvangplan voor daklozen in Brussel te maken. In eerste instantie waren die resultaten beperkt, want er werd in Brussel geen geschikt gebouw gevonden. De enige concrete piste werd aangereikt door minister De Crem en bestond uit zestig plaatsen in de kazerne van Bevekom. Dit werd, samen met Samusocial en de hulp van de federale politie, wat het vervoer betreft, geconcretiseerd door mijn diensten. Op 31 januari waren daar zestig plaatsen beschikbaar, maar slechts 21 mensen wilden er overnachten. Zij voelden zich er niet goed bij dat zij in een bus moesten stappen en getransporteerd moesten worden naar een kazerne. Op 1 februari besliste de kern op mijn voorstel om een taskforce in het leven te roepen. Die vergadering werd om 13 u 00 op mijn kabinet gehouden. Sedertdien is ook altijd van daaruit gecoördineerd geweest. Er werden verscheidene pistes geïdentificeerd, in totaal voor zo’n duizendtal plaatsen.

 

Tweehonderd daarvan hebben wij de avond zelf in een pand van de Regie der Gebouwen in Molenbeek kunnen openstellen, met natuurlijk de hulp van de Civiele Bescherming, Samusocial en tal van diensten.

 

De rest van de pistes werd gaandeweg in gebruik genomen. Er werden verspreid nog enkele kleine sites in Brussel geopend, telkens van ongeveer 50 plaatsen.

 

Wij bleven echter zoeken naar een groter gebouw om de inspanningen te kunnen concentreren, om de versnippering van mensen en middelen tegen te gaan, om het beter georganiseerd te krijgen, in samenspraak met Samusocial.

 

Eergisteren hebben wij van minister De Coninck vernomen dat er een groot gebouw in Brussel-centrum zou zijn, in de buurt van het Stefaniaplein, dat tot voor kort in gebruik werd genomen door de RVA en dat vorstvrij was. Als men soms gaat kijken naar beschikbare plaatsen, blijkt immers dat daar reeds drie maanden geen verwarming meer is, dat alles afgesloten, afgerukt en kapotgevroren is. Daar kan men de mensen niet in zetten. Dat gebouw was vorstvrij, er was genoeg sanitair aanwezig; dat liet toe om er een geschikte locatie te ontwikkelen met een capaciteit van 500 opvangplaatsen. Dat is sedert gisteren in gebruik. U hebt daarover vandaag artikels kunnen lezen. Het is gelegen te Charleroisesteenweg 60-62; daar hebben wij nu een heel grote opvangplaats, met een capaciteit van 500 plaatsen.

 

Dat zijn er voor het ogenblik nog te veel. Vorige nacht hebben daar maar 167 mensen overnacht. Het is de bedoeling de kleinere locaties daarin te integreren, zodat wij niet meer op zo veel locaties mensen en middelen moeten inzetten.

 

Wij zullen de kleinere locaties, de sites van Belgacom en de Ulensstraat van de Regie der Gebouwen daarin integreren en nog een buffercapaciteit behouden voor als er zich nog meer mensen zouden aanbieden. Wij hebben dit gebouw kunnen vastleggen tot 31 maart, dus tot de winteropvang afgelopen is.

 

Sinds het begin van de vrieskou hebben wij geen enkele persoon die een bed wou, moeten weigeren. Iedereen die daarvan gebruik wilde maken, kon een slaapplaats worden aangeboden.

 

De buffer die wij nu nog hebben, is ongeveer 200 plaatsen. Die moeten niet noodzakelijk in gebruik worden genomen, maar het kan. Er is materiaal en alles is voorzien voor een eventuele ingebruikname.

 

Wat het vervoer betreft, er werden bussen van de federale politie ingelegd en vorige week ook twee bussen van de STIB. De centrale ligging van het RVA-gebouw nabij de Louizalaan en het Stefaniaplein maakt dat de organisatie van vervoer niet meer zo prangend is, wat wel het geval was voor de Ulensstraat en andere opvanglocaties.

 

De omkadering en de dispatching zijn in handen van de Samusocial. Wij doen de dispatching niet. Samusocial selecteert alleenstaande mannen en families in meer geschikte opvangplaatsen van henzelf.

 

Zij hebben ook nog een capaciteit van 500 plaatsen in de rue du Petit Rempart en in de Koningsstraat. Daar proberen zij de families en alleenstaande vrouwen op te vangen. De alleenstaande mannen worden vooral opgevangen in de opvangplaatsen die wij hebben gecreëerd.

 

Zoals u weet, is daklozenopvang ook een lokale bevoegdheid. Er is een gratis nummer en de politiediensten zijn ook op de hoogte van de initiatieven inzake opvang.

 

Er zijn ook de mensen in de stations. Ik heb vorige week al naar Jannie Haek gebeld. De sociale werkers van Samusocial gaan ook in en rond de stations kijken, om te kijken of daar mensen zitten. Zij gaan ook in de parken. Zij kijken auto’s na waarvan de ruiten aangedampt zijn, waarin duidelijk mensen zitten. Zij speuren ook ’s nachts naar mensen die zich nog op straat zouden bevinden. Dat alles om te vermijden dat er iemand in de vrieskou zou blijven.

 

Wat de minderjarige kinderen betreft, ik heb het persartikel ook gelezen. Ik vind het spijtig dat SOS Jeunes helemaal geen contact heeft opgenomen met het kabinet – ik heb het nagevraagd – en ook niet met Samusocial. Zij hebben gewoon het artikel in de pers gegooid. Het blijkt dat er dan een cameraploeg is meegegaan. Zij hebben het artikel rechtstreeks in de krant gezet, terwijl vandaag duidelijk is gebleken dat het niet altijd om minderjarigen gaat, dat het ook gaat om mensen die zich verstoppen, vooral Noord-Afrikanen, die hier weliswaar illegaal zijn, maar die niet zijn ingeschreven als asielzoeker en ook niet willen gevonden worden. Zij bevinden zich in kraakpanden, ze verstoppen zich voor de politie en zeker ook voor de werkers die hun een onderdak willen bieden.

 

Ik vind het een groot probleem dat zoiets zich voordoet. Zij willen niet worden geïdentificeerd. Ik heb vandaag contact laten opnemen met de minister van Binnenlandse Zaken, de bijzondere jeugddienst en de OCMW-voorzitter van Brussel. Als het gaat het over minderjaren, jonge mensen of kinderen die zich op ons grondgebied bevinden, dan vallen zij ook onder de bijzondere jeugdbescherming. Ik heb het ook gevraagd aan Samusocial. Zij hebben minderjarigen binnengekregen. Zij vangen die op. Zij weigeren die echt niet, maar als zij zien dat het manifest over een minderjarige gaat, nemen zij wel contact op met de jeugdbeschermingsdienst. Ondertussen vangen zij hen wel op.

 

Er wordt maximaal samengewerkt. Ik heb vandaag contact opgenomen en heb morgen opnieuw een vergadering met alle betrokkenen gepland. Wij zullen zien wat de uitkomst is en om hoeveel mensen het gaat. De berichtgeving in de krant was helemaal anders dan hetgeen wij van het terrein gehoord hebben. Ik kan alleen zeggen wat mijn diensten vernomen hebben. Ik heb gisteren ook op de RTBF gezegd dat zij contact mogen opnemen met het kabinet om meer uitleg te geven. Ik heb hen echter niet gezien.

 

Ik ben gisteren ook bij SOS Opvang geweest. Daar was ook Els Keytsman van Vluchtelingenwerk Vlaanderen aanwezig. Zij werken niet samen met Samusocial. Wij hebben ervoor gekozen om samen te werken, op het terrein, met alle betrokken diensten. Ik heb hun ook gezegd dat wij alleen tot oplossingen kunnen komen als wij met iedereen op het terrein samenwerken, anders zal het niet gaan.

 

Er moet stap voor stap in de goede richting worden gewerkt.

 

Er waren bij SOS Opvang nu honderd personen. Ik heb gezien dat het er deftig is ingericht. Het is een gebouw dat zij via Caritas International in gebruik hebben kunnen nemen. Zij hadden nu grip daar, maar wisten niet hoelang zij de opvang nog zouden kunnen organiseren.

 

Daarom hebben wij ook de buffer gecreëerd. Het is immers niet echt de taak van SOS Opvang, wat wij ook hebben opgemerkt. Wij hebben genoeg opvangcapaciteit.

 

Het noodnummer is niet nieuw. Het is een nummer dat iedereen in Brussel al kende. Zij kenden het dus ook. Nu beweren zij dat zij het nummer niet kenden en er geen weet van hadden.

 

De samenwerking verloopt gewoon moeilijk. Ik heb dan ook gevraagd allen samen rond de tafel te gaan zitten. Ik ben te dien einde gisteren ernaartoe geweest, om met iedereen samen rond de tafel te zitten, teneinde maximaal samen te werken aan de opvang van mensen die zich op straat bevinden. Samenwerking moet gewoon kunnen.

 

Inzake de opvang van de asielzoekers zijn op de Ministerraad van 22 december 2011, zoals u weet, 4 000 opvangplaatsen verlengd. Het ging om meer dan 3 000 structurele plaatsen, maar ook om een aantal nog te openen plaatsen. Van die plaatsen zijn er, naast de verlenging van die 3 000 structurele plaatsen, ondertussen nog 250 nieuwe plaatsen geopend.

 

Wij hebben samen met Fedasil gezocht naar een methode om, in plaats van kazernes tegen 31 maart 2012 te sluiten en andere plaatsen op een andere locatie te openen, binnen het budget waarover wij nu beschikken, de mogelijkheid te creëren om bestaande plaatsen te handhaven. Een dergelijke mogelijkheid is goedkoper dan plaatsen afbouwen en andere plaatsen opnieuw opstarten. Aldus zijn wij erin geslaagd een aantal plaatsen in de kazernes die normaal gezien slechts tot 31 maart 2012 open zouden zijn, tot 31 mei 2012 te verlengen.

 

Anders moesten we die plaatsen nu al afbouwen. Wij gaan onze budgetten maximaal inzetten op de plaatsen die open zijn of op korte termijn open kunnen. We gaan zeker geen plaatsen sluiten op de ene plaats om er op termijn op een andere plaats te openen. Wij gaan voor een realistische en efficiënte benadering. Met de kazernes en samen met Samusocial en haar 400 plaatsen in het opvangnetwerk, beschikken wij over meer dan 2 700 plaatsen die we tot en met 31 mei kunnen openhouden in plaats van tot 31 maart. Dat is binnen het huidige budget.

 

36.03  Nahima Lanjri (CD&V): Die cijfers blijven onduidelijk. Er zijn 24 000 plaatsen bezet. Hoeveel nieuwe plaatsen worden er gecreëerd?

 

36.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Het totaal blijft gelijk.

 

36.05  Nahima Lanjri (CD&V): Is er bijkomend geld gegeven om de noodopvang te verlengen of om nieuwe plaatsen te creëren?

 

36.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Er was een verlenging van 3 100 structurele plaatsen en we creëerden 800 nieuwe plaatsen. Intussen zijn er andere plaatsen vervallen.

 

36.07  Nahima Lanjri (CD&V): Maar het totaal blijft hetzelfde?

 

36.08 Staatssecretaris Maggie De Block: Ja.

 

36.09  Nahima Lanjri (CD&V): We blijven op 24 000 plaatsen.

 

36.10 Staatssecretaris Maggie De Block: Met ons budget trachten wij te vermijden om op één plaats af te bouwen en op een andere terug op te bouwen. Dat is duurder. Daarom hebben wij intern een reorganisatie gedaan.

 

36.11  Nahima Lanjri (CD&V): Die 700 LOI-plaatsen die nog niet ingevuld zijn komen boven op de 24 000 plaatsen?

 

36.12 Staatssecretaris Maggie De Block: Ja. Er was nog een budget voor 750 plaatsen in de LOI’s. Daarvan zijn er al heel wat – 150, 200 of meer – toegekend.

 

Wij hebben daarover ook een heel goede vergadering gehad, samen met de vertegenwoordigers van de verenigingen van steden en gemeenten, twee van Wallonië, twee van Vlaanderen en twee van Brussel, zoals dat hoort. Wij hebben een werkgroep op het kabinet samengesteld.

 

De steden en gemeenten willen dat het materiële spreidingsplan in alle transparantie wordt ontwikkeld, dat wij rekening houden met de vroegere parameters maar ook dat wij een inventaris van de LOI’s en ILA’s maken.

 

Er waren ook concrete vragen. Een vraag had bijvoorbeeld betrekking op het feit dat men in de zeer kleine gemeenten niet de capaciteit heeft om dit alleen te ontwikkelen. Daar zouden drie kleine gemeenten, bijvoorbeeld, kunnen samenwerken om 5 of 6 LOI’s op één plaats op te vangen, zoals de OCMW’s nu ook samenwerken om bijvoorbeeld één strijkwinkel te maken voor drie kleine gemeenten.

 

Ondertussen blijven de gemeenten nog altijd intekenen. Wij hebben nog een deel van het budget van de vorige 2 000 plaatsen, waarvan er maar 1 200 waren ingevuld. Die capaciteit willen wij ook benutten.

 

Dat zijn de maatregelen op korte termijn. Ondertussen zullen wij structurele maatregelen nemen, zoals de verkorting van de procedures. Er is ook een werkgroep over verwijdering en uitstroom opgericht.

 

Mevrouw Genot heeft aangeklaagd dat 6 % van de asielaanvragers die een positieve beslissing kregen, al te lang in het netwerk zitten, hoewel ze ingeburgerd kunnen worden en aan het werk kunnen worden gezet. Daaraan moet gewerkt worden. Als wij van die 6 % een deel vlugger kunnen doen uitstromen, dan hebben wij weer meer adem en plaats. Wij zullen er alles aan doen om binnen onze capaciteit te blijven, maar om sneller plaatsen te genereren.

 

36.13  Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Het ligt in de lijn van waarin ik zelf geloof: werken aan de doorstroming van degenen die erkend zijn, aan de uitstroom van degenen die niet erkend zijn en aan een snellere procedure.

 

Wij zouden een theoretisch model kunnen maken. Vorig jaar hadden wij 25 000 asielzoekers. Wij hebben 24 000 plaatsen, binnenkort zelfs iets meer. Theoretisch gezien zou er, als men een asielaanvraag kan behandelen binnen maximaal zes maanden, meer dan voldoende plaats moeten zijn en zouden wij op termijn zelfs plaatsen moeten kunnen afbouwen.

 

36.14 Staatssecretaris Maggie De Block: Ik neem nog niet meteen het woord afbouw in de mond. Wij komen uit een opvangcrisis van jaren. Het zou mijn mooiste dag worden, mocht ik dat woord kunnen gebruiken.

 

36.15  Nahima Lanjri (CD&V): Ik zeg duidelijk: theoretisch gezien. Ik weet namelijk heel goed van waar wij komen en waar wij staan. Wij halen nu nog maar pas een behandelingstermijn van zes maanden voor de nieuwe dossiers. Er is nog heel veel achterstand. Die moet worden ingehaald. Het zal dus inderdaad niet voor morgen en zelfs niet voor overmorgen zijn dat er capaciteit over zal zijn.

 

Dat moet u wel bewaken. Ik hoop ook dat u verder uw schouders blijft zetten onder het stimuleren van de lokale besturen, in een eerste fase vrijwillig, maar ook dat u de gemeentebesturen die nog niets doen, bij het handje neemt en echt stimuleert.

 

Behalve mijn dank voor het uitgebreide antwoord, wil ik u ook feliciteren. U hebt het vorige week even moeilijk gehad, maar er is in die week ontzettend veel gerealiseerd en dat verdient een pluim. U hebt dat verdiend. Ondanks de moeilijke start, is er heel wat opvang gecreëerd. Ik hoop dat die buffer niet te snel opraakt en dat iedereen opgevangen wordt die opvang nodig heeft.

 

36.16 Staatssecretaris Maggie De Block: Wij volgen het elke dag op. Wij staan elke morgen en elke avond in verbinding met de mensen op het terrein. Wij kunnen niet meer doen dan dat.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

37 Question de Mme Zoé Genot à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la collaboration entre Fedasil et les CPAS pour les sorties de centres ouverts" (n° 9180)

37 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de samenwerking tussen Fedasil en de OCMW's bij de uitstroom uit de open centra" (nr. 9180)

 

37.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la secrétaire d'État, lorsque les demandeurs d'asile qui bénéficient d'une aide matérielle reçoivent une décision positive relative à leur demande d'asile ou de séjour ou lorsqu'ils font partie d'une catégorie de personnes visée par les instructions de Fedasil, ils doivent quitter leur centre d'accueil, trouver leur propre logement et se construire une vie plus autonome avec l'aide financière du CPAS. Comme Fedasil leur impose un délai de deux mois pour quitter l'accueil, ce passage ne se fait pas sans difficultés: il faut trouver très vite un logement, obtenir à temps l'aide du CPAS compétent et entreprendre un tas de démarches administratives.

 

En principe, la loi garantit une continuité dans le passage de l'aide matérielle à l'aide financière. Mais, dans la réalité, il semblerait que la collaboration entre Fedasil et les CPAS soit loin d'être harmonieuse. Il arrive fréquemment que des personnes à qui on reconnaît le statut de réfugié se retrouvent finalement sans protection à la rue. Le tribunal du travail de Bruxelles a d'ailleurs récemment condamné Fedasil pour le cas d'une jeune femme hébergée depuis plus d'un an au Petit Château et qui avait obtenu son statut de réfugié. Mais vu son état de santé - un cancer -, cette personne avait demandé un sursis exceptionnel à l'instance… qui le lui a refusé.

 

À ce sujet, le médiateur fédéral a d'ailleurs écrit: "Si Fedasil élabore une instruction dans l'attente d'un arrêté royal prévu par la loi, ladite instruction doit au moins garantir ce qui a déjà été expressément prévu dans la loi. L'instruction de Fedasil du 29 août 2008, dans l'attente d'un arrêté royal, limite le maintien de l'aide matérielle à un maximum de deux mois, sans garantie de continuité de l'accueil, est illégale et doit être retirée".

 

Madame la secrétaire d'État, combien de personnes régularisées ou reconnues comme réfugiées ont-elles quitté Fedasil en 2011? Quelles mesures allez-vous prendre pour améliorer la collaboration entre Fedasil et les CPAS de façon à assurer la continuité dans le passage de l'aide matérielle à l'aide financière? Quel suivi allez-vous apporter à la remarque du médiateur fédéral, qui suggère de prévoir un arrêté royal pour régler les conditions de la coopération entre la structure d'accueil et le CPAS au cours de la période transitoire? Quelle réponse allez-vous également apporter à sa demande de retirer l'instruction illégale?

 

37.02  Maggie De Block, secrétaire d'État: Madame Genot, en réponse à votre question, la continuité de l'accueil, lors de la transition, est une préoccupation majeure dans les équipes du terrain. Il est en effet important que les personnes qui ont reçu un titre de séjour quittent le réseau d'accueil dans les conditions les plus favorables possibles, mais également le plus rapidement possible. Cela est d'autant plus essentiel que le réseau d'accueil a un manque crucial de places. Chaque départ d'une structure d'accueil équivaut à une place libérée qui pourra être proposée à un primo-arrivant.

 

Ensuite, pour répondre plus précisément à vos questions, les statistiques sur le statut des personnes au moment où elles quittent le réseau d'accueil, et pour l'ensemble du réseau d'accueil, ne sont pas disponibles. Néanmoins, nous pouvons estimer que, sur les 22 300 départs qui ont eu lieu durant l'année 2011, il y a quelques 40 700 départs dans le cadre d'une régularisation ou d'une reconnaissance du statut des réfugiés ou de celui de protection subsidiaire.

 

37.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Cela me paraît bizarre qu'il y en ait plus…

 

37.04  Maggie De Block, secrétaire d'État: Seulement 23 % ont été reconnus. Les autres ont quitté avec un avis négatif.

 

37.05  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Le premier chiffre indique le positif? J'ai compris, c'est impeccable.

 

37.06  Maggie De Block, secrétaire d'État: Oui. Malgré les différents obstacles, toute une collaboration existe déjà sur le terrain entre les structures d'accueil et les CPAS pour faciliter au mieux ces transitions. Des améliorations sont cependant toujours possibles et, dans tous les cas, nécessaires pour répondre aux difficultés rencontrées tant par les structures d'accueil que par les CPAS et, bien entendu, par la personne concernée elle-même.

 

Pour ce faire, avant toute chose, il faudrait procéder, via aussi une consultation des acteurs du terrain, à une évaluation de toutes ces difficultés et à une réflexion sur les réponses possibles, tout en veillant à ce que ces solutions ne contribuent pas à engorger davantage les réseaux d'accueil.

 

Quant à l'arrêté royal sur les conditions du maintien de l'aide durant la transition de l'aide matérielle vers l'aide financière et les modalités de collaboration entre les structures d'accueil et les CPAS, il ne doit pas être mis en œuvre dans la précipitation. Au contraire, un état des lieux, comme expliqué à l'instant, et une réflexion sur les pistes concrètes d'amélioration sont dans un premier temps indispensables.

 

37.07  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Merci. Je sais que les assistants sociaux dans les centres ouverts sont préoccupés. Malheureusement, ils sont confrontés à une situation globale, c'est-à-dire la crise du logement. Il est quasiment impossible de trouver un logement décent quand on dispose d'un tout petit revenu.

 

Voilà pour votre dossier pauvreté.

 

Il importe donc de garantir ce que demande le médiateur fédéral, la continuité de l'aide. J'espère que vos groupes de travail permettront de la garantir afin que nous n'assistions plus à des situations où une dame cancéreuse est mise à la rue. C'est totalement indécent.

 

37.08  Maggie De Block, secrétaire d'État: C'est tout à fait autre chose.

 

37.09  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Le tribunal du travail a condamné Fedasil.

 

37.10  Maggie De Block, secrétaire d'État: Je sais. C'était la nuit de Noël. Ce n'est pas à moi de les défendre, mais il faut considérer chaque cas individuellement. Parfois, des gens refusent de déménager parce que l'ILA est plus luxueuse qu'un appartement.

 

37.11  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Dans ce cas-ci, cette dame se trouvait au Petit Château: il n'est pas luxueux! Et quand on a le cancer, on n'a pas une énergie folle.

 

37.12  Maggie De Block, secrétaire d'État: Je sais: c'était une bêtise.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

38 Question de Mme Zoé Genot à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les traitements médicaux des demandeurs d'asile porteurs du VIH" (n° 9192)

38 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de medische behandelingen van met hiv besmette asielzoekers" (nr. 9192)

 

38.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame le secrétaire d'État, fin décembre, la Belgique a été condamnée par la Cour européenne des droits de l'homme de Strasbourg pour traitement inhumain d'un demandeur d'asile. Il s'agissait d'une Camerounaise qui a été enfermée au 127bis du 17 septembre 2009 au 9 avril 2010.

 

Bien que cette dame disposait d'une attestation de l'Institut de Médecine tropicale d'Anvers prouvant qu'elle était porteuse du VIH et qu’elle suivait un traitement, elle n'a reçu les médicaments nécessaires, des antirétroviraux, que le 1er mars 2010, soit 5 mois après le début de sa détention. Or, comme vous devez le savoir, madame la secrétaire d'État, l'interruption d'une trithérapie a de lourdes conséquences. Et pourtant, ce problème d'interruption de traitements, pourtant prescrits par des spécialistes d'hôpitaux belges pour des personnes malades, est assez fréquent en centre fermé. Les médecins des centres fermés sont peut-être inquiets de devoir donner des médicaments qu'ils connaissent mal ou de suivre des pathologies compliquées.

 

Madame la secrétaire d'État, des dispositions ont-elles été prises pour que des personnes malades traitées avant leur détention puissent recevoir leur traitement sans interruption?

 

38.02  Maggie De Block, secrétaire d'État: Monsieur le président, c'est la quatrième fois qu'on me pose cette question! Je n'ai qu'une réponse en néerlandais à vous soumettre.

 

U hebt dat ook al gehoord, mijnheer de voorzitter.

 

De voorzitter: Ik heb het daarnet gezegd. Nogal wat vragen mogen gegroepeerd worden, want ik hoor verschillende keren hetzelfde.

 

38.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Il faut refuser, si la question a déjà été posée.

 

38.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Ik zal u kort het antwoord geven, want u gaat uit van verkeerde informatie.

 

De vrouw is hier toegekomen. Zij heeft onmiddellijk gezegd dat ze hiv-positief was en dat ze haar behandeling al een maand eerder had gestaakt in Nederland. Ze was met haar medicatie gestopt. Zij is onmiddellijk bij de geneesheer van de instelling terechtgekomen. Zij had ook nog andere problemen, zoals een hoge bloeddruk, een infectie enzovoort. Daarvoor is ze onmiddellijk behandeld, maar de geneesheer, die nog een aanvullende opleiding inzake hiv-behandeling had genoten, dacht eraan dat zij, aangezien ze reeds een maand haar behandeling had stopgezet, misschien resistent was voor de oorspronkelijke behandeling, wat veel is beschreven.

 

De geneesheer heeft zich geïnformeerd bij twee instanties, het tropisch instituut in Antwerpen en het instituut van het Erasmusziekenhuis, gespecialiseerd in hiv/aids. Beide hebben gezegd dat er bijkomende testen moesten gebeuren, aangezien er een grote kans op resistentie was. Als de vrouw dezelfde medicatie zou krijgen, zou dat geen effect hebben en geen verbetering van haar algemene toestand teweegbrengen.

 

Die testen hebben inderdaad enkele weken geduurd. Dat is ook niet zo gemakkelijk. Men moet eerst testen of er een resistentie is. Ik zal u de technische uitleg besparen. Ik heb hem aan iemand gegeven. Dan moet er gekeken worden op welke medicatie de vrouw – ze was resistent – wel zou reageren. Dat heeft ertoe geleid dat de juiste medicatie pas enkele weken later is toegediend. Heel die tijd is de vrouw voor de rest verzorgd.

 

Het is een spijtige zaak, die blijkbaar niet goed is verdedigd door ons land, want zuiver medisch gezien heeft die arts in het opvangcentrum zeer correct gehandeld. Mocht hij een andere behandeling hebben gegeven, dan waren wij niet veroordeeld, maar dan was de vrouw zeker niet genezen. Zij heeft gewicht gewonnen, haar fysieke toestand is verbeterd tijdens haar verblijf in het opvangcentrum. Zij heeft het dan ook in betere toestand kunnen verlaten dan bij haar aankomst.

 

Die arts heeft, met alle kennis die hij had, medisch zeer correct gehandeld. Alleen heeft het Hof geoordeeld dat er zo veel weken waren verstreken vooraleer opnieuw een antivirale behandeling werd opgestart, wat te lang was, zonder rekening te houden met het feit dat bepaalde medische testen om een resistentie tegen een hiv-virus aan te tonen – dat zijn niet de gemakkelijkste testen – enkele weken kunnen duren. Ondertussen is zij behandeld voor haar andere problemen. Zij is steeds, vanaf de eerste dag van haar aankomst, behandeld.

 

Ik vind het eigenlijk een spijtige zaak dat wij, die zo goed zorgen voor de opvang en de kwaliteit van de medische verzorging van mensen die hier asiel vragen, een veroordeling hebben gekregen. Ik was niet de advocaat van de verdediging.

 

38.05  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Votre explication me paraît convaincante. Je suis simplement étonnée qu'il faille cinq mois pour faire ces tests.

 

38.06  Maggie De Block, secrétaire d'État: Ce n'est pas cinq mois, plutôt cinq semaines. Elle venait de Hollande. Nous avons reçu l'avis du centre d'Anvers ainsi que d'Erasme …

 

38.07  Zoé Genot (Ecolo-Groen): La procédure que vous avez suivie me paraît tout à fait logique. Je vais régulièrement en centre fermé et on me dit souvent que lorsque les gens sont arrêtés, ils n'ont pas tous leurs documents médicaux. Lorsqu'ils disent au médecin qu'ils sont sous traitement, le médecin n'en a aucune preuve. Il y a donc régulièrement des interruptions de traitement.

 

38.08  Maggie De Block, secrétaire d'État: C'est surtout pour le sida.

 

38.09  Zoé Genot (Ecolo-Groen): J'ai été régulièrement confrontée à ce genre de récits. Je pense qu'il vaudrait la peine de réfléchir à la manière d'assurer le suivi des traitements au moment de l'arrestation de la personne. On les bourre de paracétamol ou de calmants mais il serait mieux de continuer les traitements de fond.

 

38.10  Maggie De Block, secrétaire d'État: Ils ont la possibilité de demander des avis aux hôpitaux spécialisés, comme l'Institut des Maladies tropicales.

 

38.11  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Sur le terrain, cela a l'air plus compliqué.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 9263 van mevrouw Warzee-Caverenne wordt uitgesteld.

 

39 Question de Mme Zoé Genot à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "l'aide médicale urgente et les recommandations du groupe ETHEALTH" (n° 9271)

39 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de dringende medische hulp en de aanbevelingen van de ETHEALTH-groep" (nr. 9271)

 

39.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la secrétaire d'État, le groupe ETHEALTH a publié en décembre dernier un rapport avec des recommandations en faveur de la réduction des inégalités de santé parmi les migrants et minorités ethniques.

 

Au chapitre 3 de ce rapport, il est question de l'aide médicale urgente pour les demandeurs d'asile et les personnes en séjour précaire. D'après les auteurs de ce rapport, l'application de l'arrêté royal sur l'aide médicale urgente est problématique et organisée de manière erratique.

 

De plus, la définition du paquet de soins couverts n'est pas claire. Les structures hospitalières sont parfois confrontées à une incertitude relative au statut légal du patient, à l'intervention du CPAS et au remboursement des soins prestés dans le cadre de l'aide médicale urgente.

 

Ces applications erratiques ne sont pas non plus sans conséquences sur la pratique des professionnels: transfert des patients, soins dispensés gratuitement, limitations des options thérapeutiques; et surtout sur la santé des patients. Suite à ce constat, six recommandations ont été élaborées par ce groupe d'experts.

 

1. Préciser le champ d'application de la législation sur l'aide médicale urgente et assurer aux CPAS un cadre clair pour le remboursement des soins de santé des personnes en séjour précaire.

2. Confier I'enquête sociale aux CPAS afin de décharger les services sociaux des hôpitaux. La situation actuelle est confuse.

3. Fournir des Informations sur les différentes institutions: CPAS, FEDASIL ou les mutualités.

4. Généraliser la pratique de la carte médicale.

5. Diversifier les médecins et institutions de soins où sont pris en charge les personnes en séjour précaire et autres.

6. Délivrer un permis de séjour provisoire pour les personnes sans statut de séjour qui ont une tuberculose active ou une autre maladie contagieuse pour essayer qu'ils se soignent.

 

Madame la secrétaire d'État, avez-vous connaissance de ce rapport du groupe ETHEALTH? Que pensez-vous de ces six recommandations?

 

39.02  Maggie De Block, secrétaire d'État: Nous avons reçu ce rapport et ses recommandations sont à l'étude dans mon administration. L'article 57, § 2, alinéa 1, de la loi du 8 juillet 1966 prévoit que la mission des centres publics d'action sociale se limite à l'octroi de l'aide médicale urgente à l'égard d'un étranger qui séjourne illégalement dans le Royaume.

 

L'article 1er de l'arrêté royal du 12 décembre 1996 relatif à l'aide médicale urgente octroyée par les centres publics d'action sociale aux étrangers qui séjournent illégalement dans le Royaume définit la notion de l'aide médicale urgente. Il s'agit de l'aide qui revêt un caractère exclusivement médical et dont le caractère urgent est attesté par un certificat médical.

 

Cette aide ne peut pas être financière, un logement ou une autre aide sociale en nature. L'aide médicale urgente peut être prestée tant de manière ambulatoire que dans les établissements de soins, comme visé à l'article 1er, § 3, de la loi du 2 avril 1965 relative à la prise en charge des secours accordés par les CPAS. L'aide médicale urgente peut couvrir des soins de nature tant préventive que curative. L'État rembourse les frais à concurrence des montants prévus par l'assurance maladie invalidité pour autant que les soins soient attestés par un certificat médical prouvant l'urgence.

 

La notion d'aide médicale urgente est difficile à définir car il appartient exclusivement au médecin d'apprécier le caractère urgent de l'aide médicale. Le CPAS est chargé de l'administration de l'aide médicale urgente. Il doit reconnaître lui-même l'indigence de la personne concernée au moyen de l'enquête sociale.

 

Il se peut, cependant, que dans des circonstances particulières, notamment quand il s'agit d'accélérer le traitement d'une demande, que le service social d'un hôpital soit appelé à collaborer avec le CPAS. Cette collaboration consiste essentiellement dans le rassemblement et la transmission des pièces relatives au dossier.

 

L'accord de gouvernement prévoit que le remboursement de l'aide médicale via les CPAS sera réformé pour envisager son remplacement par un système simplifié impliquant la Caisse auxiliaire d'assurance maladie-invalidité et, ultérieurement, les mutuelles.

 

Le SPP Intégration sociale travaille actuellement sur ce point. Quelques problèmes se posent encore au niveau du respect de la vie privée parce que les CPAS doivent avoir accès à la Banque-Carrefour, etc.

 

L'article 9ter permet aux étrangers gravement malades, et dont l'éloignement aurait des conséquences humanitaires inacceptables, d'obtenir un séjour en Belgique. Cet article vient d'ailleurs de faire l'objet de modifications parues au Moniteur belge du 6 février.

 

On avance. L'objectif est de diminuer les tâches administratives des CPAS, mais aussi d'assurer un contrôle. En effet, qu'entend-on par l'aide médicale urgente? Il peut s'agir de venir en aide à une personne dont la dent est infectée, mais il ne doit pas être question de la prendre totalement en charge. La Caisse dispose de médecins capables de contrôler l'état de besoin. Seuls les tâches et contrôles administratifs seront dorénavant opérés par les CPAS. Cela devrait améliorer la rapidité de traitement et l'efficacité. En effet, il faut savoir que, par le passé, certaines personnes n'ont pas pu être soignées alors que d'autres ont abusé du système.

 

39.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Cette volonté d'aller plus vite et d'être plus clair nous paraît aller dans la bonne direction. À l'heure actuelle, par exemple, quelqu'un qui, à Schaerbeek, a une rage de dents, obtient un rendez-vous chez son assistant social un mois plus tard, car on est sursaturés. Il faut donc vraiment tenter d'améliorer les choses.

 

Je vois que vous êtes en train de rencontrer une série d'acteurs. Il serait peut-être intéressant que vous rencontriez aussi Médecins du monde, qui font une permanence de médecine gratuite à Bruxelles qu'ils tiennent toute l'année depuis dix ans. Eux peuvent vous dire toutes les difficultés qui existent, en raison de l'absence de la carte médicale; eux voient tous les gens qui n'arrivent pas à s'insérer dans les hôpitaux.

 

39.04  Maggie De Block, secrétaire d'État: Je les ai vus dans le cadre de SOS Accueil. Ils m'ont dit cela.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 19.07 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 19.07 uur.