Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique

Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt

 

du

 

Mardi 7 février 2012

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 7 februari 2012

 

Voormiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 10.21 uur en voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.

La séance est ouverte à 10.21 heures et présidée par M. Siegfried Bracke.

 

01 Vraag van de heer Ben Weyts aan de eerste minister over "de timing van de staatshervorming" (nr. 8673)

01 Question de M. Ben Weyts au premier ministre sur "le calendrier prévu pour la réforme de l'État" (n° 8673)

 

01.01  Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer Di Rupo, ik heb begrepen dat dit een van de belangrijkste dossiers van de regering is. Het onderdeel staatshervorming neemt trouwens een groot aantal bladzijden van het regeerakkoord in beslag.

 

Er zijn toch nog heel wat vragen over de timing. Vlaams minister-president Kris Peeters eist zeer duidelijk een exacte en gedetailleerde timing inzake de uitvoering van de overdracht van bevoegdheden en middelen van de staatshervorming. Diverse regeringspartijen hebben zich ter zake al uitgesproken. Bart Somers van Open Vld heeft gezegd dat de hele staatshervorming in al haar facetten moet zijn geregeld op zes maanden tijd. Volgens de MR, de andere regeringspartij, moet de staatshervorming pas na 2014 rond zijn. Wat is uw exacte timing voor de uitvoering van de gesloten akkoorden?

 

Wat is de exacte timing voor de stemming in de Kamer en in de Senaat? Het is natuurlijk een belangrijk onderdeel van het regeerakkoord, maar bij mijn weten is een herziening van de procedure tot herziening van de Grondwet nodig. Er is ook een herziening van de Grondwet zelf nodig. Er zijn bijzondere wetten nodig. En er zijn gewone wetten nodig. Blijkbaar hangt dat allemaal als een ketting aan elkaar vast en vormt het een hele cluster.

 

Van staatssecretarissen Wathelet en Verherstraeten heb ik begrepen dat er een cluster is inzake BHV en de Senaat. Dat zou moeten zijn afgehandeld voor het zomerreces. Maar tot een verdere timing komt men blijkbaar niet. Beschikt u over een akkoord over een gedetailleerde agenda, een tijdschema, inzake de uitvoering van alle aspecten van dit regeerakkoord en van de staatshervorming, toch wel een van de belangrijkste dossiers van de regering?

 

Mijn tweede vraag is daaraan gekoppeld. Ik neem aan dat het akkoord, eenmaal het wordt goedgekeurd in het Parlement, ook onmiddellijk zal worden uitgevoerd zodat de deelstaten onmiddellijk zullen kunnen beschikken over de bevoegdheden die zullen worden overgedragen. Dit lijkt mij toch de evidentie zelve, maar ook daarover hoor ik bij verschillende partijen verschillende meningen. Wanneer dit Parlement een wet goedkeurt, lijkt het mij evident dat die wet ook onmiddellijk wordt uitgevoerd. Wanneer dit Parlement stemt over een overdracht van bevoegdheden moeten deze bevoegdheden ook onmiddellijk worden overgedragen zodat de deelstaten deze bevoegdheden onmiddellijk kunnen uitoefenen. Dat lijkt mij evident, maar ik hoor het u graag bevestigen.

 

Tot slot, mijnheer Di Rupo, heb ik nog een kleine praktische vraag. Ik heb van uw staatssecretarissen begrepen dat heel deze staatshervorming wordt uitgewerkt door de partijvoorzitters, waarvan sommigen zelfs geen lid zijn van dit Parlement, en door enkele regeringsleden. Zij worden daarin geassisteerd door de administratie. De wetsvoorstellen zullen echter worden ingediend door parlementsleden die verder niet betrokken zijn bij de totstandkoming van de staatshervorming en de wetsvoorstellen. Toch zullen de parlementsleden op de een of andere manier worden betrokken. Om die betrokkenheid gestalte te geven van bij het begin, zou ik u vriendelijk willen vragen of het Parlement zou mogen beschikken over de fiches van de administratie die door de Ministerraad werden gevraagd voor het begeleiden en uitwerken van de staatshervorming?

 

Mij lijkt dit de logica zelve, vermits die wetsvoorstellen in dit Parlement zullen worden behandeld. Alle parlementsleden zullen hierbij worden betrokken en daarom vragen wij of wij op korte termijn kunnen beschikken over die fiches van de administratie.

 

01.02 Eerste minister Elio Di Rupo: Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, het institutioneel akkoord van 11 oktober 2011 is een compromis, dat acht partijen op gelijke voet gesloten hebben, acht partijen die samen meer dan tweederde van de leden van ons Parlement vertegenwoordigen en een meerderheid hebben in elke taalgroep. Het is dan ook de taak van die acht partijen om te beslissen over de werkwijze en timing van de uitvoering van het akkoord.

 

Naar aanleiding van de regeringsverklaring van 7 december jongstleden heeft de regering zich ertoe verbonden keihard te werken om de hervormingen, waarover de acht partijen het eens werden, uit te voeren. We hebben daarbij trouwens geen tijd verloren. Samen met de twee staatssecretarissen van Staatshervorming werken we aan de uitvoering van de akkoorden. Het gaat ten eerste over het artikel 195 van de Grondwet. De deskundige juristen, grondwetspecialisten van de kabinetten, hebben al veel aan het artikel 195 van de Grondwet gewerkt. Het uitvoeringscomité zal in de komende dagen daarover discussiëren en de eerste stemming in het Parlement zal over het artikel 195 van de Grondwet gaan.

 

De vertegenwoordigers van de acht partijen, die in het uitvoeringscomité zitting hebben, zijn overeengekomen dat een eerste deel van de hervormingen vóór het parlementaire zomerreces moet worden gekeurd. Het gaat om het artikel 195 over BHV en de daaraan verbonden aspecten, de hervorming van de Senaat en de voorbereiding van de bevoegdheidsoverdrachten.

 

Het deel betreffende de bevoegdheidsoverdrachten en de bijzondere financieringswet zal in een latere fase ter stemming worden gelegd, natuurlijk zo snel mogelijk. Daartoe moet echter nu al het nodige voorbereidend werk worden geleverd, meer bepaald op het vlak van de precieze details van de hervormingen op federaal niveau.

 

We werken samen met de administratie aan de details. Dat is normaal. We hebben een politiek akkoord, een heel duidelijke richtlijn, maar de inhoud van de details is voor de administratie. Het is belangrijk dat wij onder andere kennis hebben van de begrotingen en het aantal personeelsleden. Dat werk werd al aangevat en zal tegelijkertijd met het eerste deel van de hervorming worden uitgevoerd om tijd te winnen. Vooraleer we de praktische modaliteiten van de bevoegdheidsoverdrachten kunnen aanpakken, moeten de juridische grondteksten worden opgesteld en bij het federaal Parlement ingediend en goedgekeurd worden. Dat is de prioriteit.

 

Ik heb natuurlijk begrip voor de vragen van de deelstaten, die in eerste instantie betrokken partij zijn bij de verregaande hervorming. De uitvoering van de zesde staatshervorming is cruciaal en brengt diepgaande wijzigingen voor de federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten met zich mee. De acht partijen die het institutioneel akkoord hebben gesloten, werken ernstig, hard en vastberaden aan de uitvoering ervan.

 

Wat de relatie met de administratie betreft, de teksten zijn voorbereid door de kabinetten en voor de twee partijen die geen deel uitmaken van de regering, met de deskundigen bij de kabinetten van de regering.

 

01.03  Ben Weyts (N-VA): Mijnheer Di Rupo, ik vraag u naar de exacte timing van de staatshervorming, het belangrijkste dossier van de regering, en u antwoordt dat u hard zult werken. U zult hard werken, het antwoord dat we altijd horen.

 

De deelstaten vragen bij monde van de heren Demotte en Peeters een exacte timing, net zoals een aantal andere partijen. Zij willen weten wanneer zij bevoegd worden voor bepaalde beleidsdomeinen en u zegt dat u hard zult werken. We zullen wel zien wanneer dat gebeurt. Er is enkel een timing voor stukjes van de splitsing van BHV en vooral de herziening van de Grondwet en het inschrijven van de toegevingen van de Vlamingen aan de Franstaligen. Die zullen snel in de Grondwet worden ingeschreven. Daarvoor is er blijkbaar wel een akkoord en een strikte timing. Voor de overdracht van bevoegdheden is er blijkbaar geen timing.

 

Ik zie zoiets als een derde fase, waarbij CD&V en VLD een wortel wordt voorgehouden en wordt meegedeeld dat ze vooral in de regering moeten blijven zitten, omdat de overdracht van bevoegdheden er uiteindelijk wel zal komen: we zullen hard werken, we weten niet wanneer, maar het zal er komen; blijf vooral in de regering zitten; blijf de Franstalige belastingregering vooral steunen. Ik vind dat chantage van CD&V en VLD, maar die laten zich daar gewillig toe verleiden.

 

Tot slot, moet ik dan echt begrijpen dat er na al die tijd nog steeds geen akkoord is over de manier waarop men artikel 195 zal herzien? Dat verbaast mij! Wordt het een tijdelijk mechanisme? Of wordt de herzieningsprocedure van de Grondwet herzien voor het heden en de toekomst? Of is dat enkel om de toegevingen van de Vlamingen aan de Franstaligen via een slinkse weg en met misbruik van de Grondwet in de Grondwet in te schrijven?

 

01.04 Eerste minister Elio Di Rupo: Het belangrijkste is dat we eindelijk een staatshervorming overeengekomen zijn, een heel diepgaande staatshervorming met, voor de eerste keer, een oplossing voor BHV. Er zijn verschillende delen: ten eerste BHV, ten tweede de overheveling van bevoegdheden en ten derde de financieringswet. Dat is een enorm werk om uit te voeren, met hulp van specialisten. We zijn met acht partijen aan het werk bezig. Het gaat zo snel mogelijk.

 

Het antwoord is heel duidelijk: er is een staatshervorming met verschillende onderdelen en we werken daaraan. Het Parlement zal zich zo snel mogelijk hierover kunnen spreken, discussiëren en stemmen. In de volgende weken is er gelegenheid voor de Parlementsleden om de kwestie van artikel 195 te analyseren. Tot nu toe zijn we bezig met de voorbereiding van de teksten voor het Parlement.

 

Over enkele weken zult u nog eens andere vragen aan de premier en de andere ministers stellen.

 

01.05  Ben Weyts (N-VA): Mag ik hopen dat ik dan wel antwoord krijg op de vragen? Ik vraag gewoon iets aan u over het belangrijke dossier van uw regering, de staatshervorming. Mij lijkt het dan evident dat u daaromtrent een akkoord over een exacte timing hebt. U zegt dan dat u wel zult zien, dat u hard zult werken en dat de deelstaten maar moeten wachten tot u rond bent met uw werk!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de asielzoekers in de appartementen van koning Albert" (nr. 8839)

02 Question de M. Theo Francken à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "le séjour de demandeurs d'asile dans les appartements du roi Albert" (n° 8839)

 

02.01  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ik heb vandaag een aantal vragen over het Koningshuis. Blijkbaar is het daartoe vandaag een gepaste dag als ik Le Soir lees. In Le Soir worden gedurende enkele weken een aantal taboes doorbroken. Over de financiering van het Koningshuis stel ik deze namiddag aan minister Vanackere een aantal vragen die zeer gepast zijn gelet op het feit dat er langs Franstalige kant eindelijk blijkbaar een kleine opening is om te praten over een betere of meer sluitende controle en meer transparantie inzake heel het koninklijk budget, dat elk jaar toch om en bij de 34 miljoen euro bedraagt.

 

Mijnheer de premier, ik zal u vandaag een vraag stellen met betrekking tot de asielzoekers in de appartementen van koning Albert.

 

U kent waarschijnlijk Geert Hoste, de bekende komiek in Vlaanderen die elk jaar een zeer populaire en veelbekeken eindejaarsconference houdt. Geert Hoste maakte eind 2011 net over dit onderwerp een grappige opmerking. Hij had het over de vele paleizen van de koning, waarvan er veel leegstaan omdat hij niet overal kan zijn. De Koninklijke Schenking heeft heel veel domeinen, paleizen en vastgoed in haar portefeuille. Daarnaast zitten wij met een geweldige opvangcrisis van asielzoekers, in die zin dat er een groot tekort is aan opvangplaatsen. De vraag werd gesteld waarom de koning niet een aantal van die paleizen zou vrijmaken voor de opvang van asielzoekers? Dat was best een grappige opmerking, ook door het feit dat staatssecretaris De Block zelf in de zaal zat, wat het allemaal wat smakelijker maakte.

 

Deze aangelegenheid is niet nieuw. In 2011 en zelfs in 2010 heeft de koning al aangekondigd dat hij ook iets wil doen om de opvangcrisis te bedwingen. Er is een initiatief geweest, als ik mij niet vergis in de pachterswoning voor het kasteel van Ciergnon, om daar een aantal kandidaat-vluchtelingen en asielzoekers op te vangen.

 

Mijnheer de premier, wat is de stand van zaken met betrekking tot die appartementen van de koning? Zitten daar asielzoekers in? Zo ja, hoeveel en sinds wanneer?

 

Wie betaalt die kosten? Worden die door de Koninklijke Schenking betaald, of door de Regie der Gebouwen, of door de gemeente Ciergnon? Of worden die kosten toch betaald door de koning? Heeft de koning met zijn belofte niet alleen plaats moeten vrijmaken in een pand waar hij nooit komt, maar heeft hij dan ook effectief geld bijgedragen voor de opvang, of was het vooral een schijnoperatie?

 

Graag kreeg ik wat meer duidelijkheid over de opvang van asielzoekers in Ciergnon door de koning.

 

02.02 Eerste minister Elio Di Rupo: Mijnheer de voorzitter, ik zal beginnen met het antwoord op de vraag over de asielzoekers in de appartementen van koning Albert.

 

Op basis van de informatie waarover ik beschik, kan ik u als volgt antwoorden. In het gebouw in Ciergnon, waarover u het hebt, zijn er sinds februari 2010 geen werken meer geweest. Er verblijven nog steeds asielzoekers. De huurkosten worden door het OCMW van Houyet gedragen. Er hebben vier personen verbleven tijdens de hiernavolgende periodes: van 12 februari 2010 tot 14 september 2010, van 25 oktober 2010 tot 16 februari 2011 en van 24 februari 2011 tot op heden.

 

Gelet op de onderhoudsverplichtingen van de Koninklijke Schenking ten overstaan van haar onroerend patrimonium, is er geen concrete kostprijs te haren laste, behoudens de gederfde inkomsten, wegens het feit dat zij voor de terbeschikkingstelling van de betrokken lokalen geen huurprijs krijgt.

 

Dat was het antwoord op de eerste vraag. Geef ik meteen het antwoord op de tweede vraag?

 

De voorzitter: Laten wij eerst de eerste vraag afwerken.

 

02.03  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de eerste minister, ik heb vanmorgen staatssecretaris Verherstraeten ondervraagd over dit onderwerp.

 

Uw antwoord is mij niet helemaal duidelijk. U zegt dat er gederfde inkomsten zijn omdat er geen huurprijs gevraagd wordt. Net daarvoor zegt u dat het OCMW huurgelden betaalt voor die appartementen. Hoe zit het precies? Verhuurt de Koninklijke Schenking die appartementen aan het OCMW van die desbetreffende gemeente, of niet? Dat is mij niet helemaal duidelijk. Kunt u daarover opheldering geven?

 

In uw antwoord zegt u, enerzijds, dat het OCMW van Houyet huurgeld betaalt. Anderzijds, zegt u dat er alleen gederfde inkomsten zijn, want er is geen huurgeld. Het enige wat het aan de koning kost, is het feit dat er gederfde inkomsten zijn, want er is geen huurgeld. U zegt net daarvoor dat het OCMW het huurgeld betaalt. Hoe zit het nu precies in elkaar? Dat is in mijn ogen alleszins niet duidelijk.

 

Begrijpt u wat ik bedoel? Wordt de huur betaald door het OCMW en krijgt de Koninklijke Schenking dus wel inkomsten via de huur die het OCMW betaalt, of zijn er geen inkomsten via huur?

 

02.04 Eerste minister Elio Di Rupo: Mijnheer de voorzitter, staat u mij toe nog even te antwoorden?

 

Les charges locatives, dus de huurkosten, worden gedragen door het OCMW. In het globaal is er geen concrete kostprijs te haren laste.

 

02.05  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de premier, het is mij nog niet helemaal duidelijk. Toch denk ik dat ik goed uit uw antwoord kan concluderen dat de koning nog geld verdient aan het feit dat hij asielzoekers huisvest. Het gaat dan nog maar om vier asielzoekers.

 

De koning is er altijd goed in om zijn onderdanen een lesje te leren. Kijk maar naar de dotaties. In zijn toespraak met Kerstmis zei hij dat iedereen moet bijdragen, maar plots blijken de dotaties toch niet bevroren te zijn. In zulke zaken is hij blijkbaar enorm goed, maar als puntje bij paaltje komt, is het toch een heel ander verhaal.

 

De koning zegt ook altijd dat een opvangcrisis een humaan land onwaardig is en dat hij een bijdrage zal leveren. Hij maakt dan plaats voor, ocharm, vier asielzoekers in de tientallen gebouwen die hij bezit en die leegstaan. Voor die vier asielzoekers moet het OCMW aan de Koninklijke Schenking dan nog eens huurgeld betalen voor het appartement. Ik vind dat eerlijk gezegd toch wel een beetje kras. Maar goed, dat zijn wij wel gewoon van de van Saksen-Coburgs.

 

Ik zal daarover in de komende maanden alleszins vragen blijven stellen. Als de koning het echt goed meent met zijn onderdanen en met dit land, dan zou hij toch wel een groter steentje kunnen bijdragen aan de opvangcrisis, gelet op het feit dat de Koninklijke Schenking tientallen gebouwen leeg heeft staan, waar eigenlijk niets mee gebeurt en die perfect gebruikt kunnen worden voor de opvang van een aantal mensen. Maar goed, wie ben ik om daar iets over te zeggen?

 

02.06 Eerste minister Elio Di Rupo: Er wordt geen huur betaald. De huurkosten zijn water, elektriciteit enzovoort. Dat is het verschil tussen de huur en de huurkosten.

 

Voor het overige is er geen concrete kostprijs die haar ten laste valt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Peter Luykx aan de eerste minister over "zijn ontmoeting met de Nederlandse minister-president" (nr. 8791)

03 Question de M. Peter Luykx au premier ministre sur "sa rencontre avec le premier ministre néerlandais" (n° 8791)

 

03.01  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de eerste minister, op woensdag 18 januari 2012 bracht u een eerste officiëel bezoek aan een buitenlandse regeringsleider in Nederland. Tijdens de kennismaking met de heer Rutte heeft u naast de aanstaande Europese top en de doorstart van het Benelux-verdrag ongetwijfeld ook gesproken over vele andere hete hangijzers waarbij zowel ons land als Nederland rechtstreeks betrokken zijn. Een van die hete hangijzers is het dossier van de IJzeren Rijn, een dossier dat ik al enkele jaren van dichtbij opvolg.

 

Uw voorganger, de heer Leterme, had na zijn bezoek aan Mark Rutte en Angela Merkel steeds gezegd dat hij het dossier van de Ijzeren Rijn ter sprake had gebracht. U hebt ook als partijvoorzitter in het verleden verkondigd niet tegen de reactivering van deze goederenlijn te zijn. Tijdens de vorige legislatuur heb ik een resolutie ingediend die door alle politieke partijen werd aangenomen. Het is nodig om het beleid en de communicatie rond die Ijzeren Rijn in handen te leggen van één bevoegd minister.

 

Hebt u tijdens uw ontmoeting met de heer Rutte effectief over het dossier van de Ijzeren Rijn gesproken? Zo ja, welke inzichten bent u rijker geworden?

 

Werd het dossier al aangekaart op een van de ministerraden?

 

Kunt u inzicht verschaffen in de werkwijze die uw regeringsleden erop na zullen houden in de onderhandelingen over dit dossier met de verschillende buurlanden? Staat u al dan niet achter het voorstel om het in handen te geven van één bevoegd regeringslid? Wie zou dat dan in handen nemen?

 

03.02 Eerste minister Elio Di Rupo: Mijnheer de voorzitter, collega Luykx, ik heb inderdaad het IJzeren Rijndossier aangekaart tijdens mijn gesprek met minister-president Rutte. Ik heb ook mijn bezoek aan Berlijn aangegrepen om dit onderwerp aan te kaarten. Net als minister-president Rutte heeft de Duitse bondskanselier het principeakkoord tussen onze drie landen bevestigd. De heer Rutte en ikzelf hebben besloten dat de in dit dossier bevoegde ministers van onze beide landen elkaar snel zullen ontmoeten. Zij zullen het memorandum of understanding voltooien, zodat het akkoord wordt bekrachtigd.

 

Ik heb het dossier vooraf met minister-president Kris Peeters besproken. Tijdens mijn buitenlandse bezoeken wil ik namelijk ook de belangen van onze Gewesten verdedigen. Ik zal dat uiteraard doen met strikte inachtneming van de bevoegdheidsverdeling tussen de federale Staat en de deelstaten. Dat is immers heel belangrijk.

 

Thans kom ik tot uw vraag over staatssecretaris Wathelet met betrekking tot de andere aspecten. Hij is bevoegd voor dit onderwerp. Hij zal het dossier op een geschikt moment voorleggen aan de Ministerraad. Maar om eerlijk te zijn, er blijft een probleem met Noordrijn-Westfalen. Ik ken de problematiek niet heel goed. Ik zal de voorzitster van Noordrijn-Wesfalen volgende week ontmoeten om met haar te spreken. Volgens mij is er geen probleem op het federale niveau in Duitsland, maar waarschijnlijk wel met Noordrijn-Westfalen.

 

Ik zal het nakijken en samenwerken met de bevoegde minister.

 

03.03  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de eerste minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Dit is een dossier dat al een lange weg heeft afgelegd. Staatssecretaris Wathelet heeft de bevoegdheid om hierover verder te onderhandelen, maar wij hebben het gevoel dat er de jongste jaren al heel wat uitstel is geweest. Telkens zou een memorandum of understanding klaar zijn. De eindredactie ervan zou eigenlijk al voltooid moeten zijn. Het document werd ook al een aantal keren aangekondigd. Ik heb toch begrepen dat wij in een eindfase zitten wat dit dossier betreft.

 

Het verwondert mij dat er precies vanuit de Duitse hoek problemen zouden zijn. Duitsland was in dit dossier toch de partner die meestal gunstig gestemd was, zeker de federale overheden daar.

 

Vorig jaar nog werd door de ambassadeur bevestigd dat er geen problemen zijn, zowel wat betreft het traject als de kosten, terwijl het met Nederland wat gevoeliger ligt omdat daar wel moet worden gesproken over een precieze kostenverdeling.

 

Ik hoop alleszins dat u met uw nieuwe ploeg het belang inziet van dit dossier en dat u de juiste persoon het veld instuurt, zodat wij die IJzeren Rijn in Vlaanderen, maar ook in Nederlands Limburg, geheractiveerd kunnen zien.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van de heer Theo Francken aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de schriftjes van wijlen koning Boudewijn" (nr. 8841)

04 Question de M. Theo Francken à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "les 'cahiers' appartenant à feu le roi Baudouin" (n° 8841)

 

04.01  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ik heb een vraag over een vrij heikel punt. Het gaat over de schriftjes van wijlen koning Boudewijn waarin hij minutieus nota nam van al zijn audiënties met internationale staatshoofden, belangrijke mensen uit het sociaaleconomische veld en heel wat binnenlandse politici. Hij heeft dit jaar en dag gedaan in zijn beruchte rode schriftjes. Deze zitten blijkbaar niet in het openbaar archief, maar zijn in het privébezit van de weduwe van koning Boudewijn, koningin Fabiola.

 

Ik heb uiteraard alle begrip voor de zeer grote emotionele waarde van deze schriftjes voor koningin Fabiola en dat zij dit niet zomaar wenst vrij te geven. Toch meen ik dat het heel belangrijk is vanuit wetenschappelijk en historisch perspectief dat deze schriftjes, op zijn minst tijdelijk, ter beschikking worden gesteld van een groep academici of het Koninklijk Archief.

 

Dit is geen nieuw dossier. Mijn collega en sinds kort ook partijgenoot, Pol Van den Driessche, heeft hierover ook al vragen gesteld. Ik heb zelf ook een brief gestuurd aan mevrouw Fabiola om te vragen of zij eventueel bereid zou zijn om die schriftjes voor een tijdelijke periode ter beschikking te stellen aan een groep historici. Mijnheer de eerste minister, zijn deze schriftjes werkelijk privébezit? Kan er een afspraak worden gemaakt met koningin Fabiola over het gebruik van deze schriftjes voor historisch-wetenschappelijke doeleinden? Welke initiatieven zult u nemen ter zake?

 

04.02 Eerste minister Elio Di Rupo: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Francken, op politiek vlak werkt de koning hoofdzakelijk op mondelinge basis, met name via het colloque singulier. Zoals mijn voorgangers – de heren Verhofstadt en Van Rompuy – reeds meermaals voor het Parlement hebben aangegeven tijdens de vorige legislaturen maken de documenten waarover u het heeft deel uit van de privéarchieven van koning Boudewijn. Er bestaat dan ook geen wettelijke verplichting om deze documenten over te maken aan het algemeen Rijksarchief en soortgelijke instellingen.

 

04.03  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de premier, ik dank u voor uw antwoord. Dit is een duidelijk antwoord. Het is in elk geval anders dan het vorige antwoord.

 

Ik ben er natuurlijk van op de hoogte dat er geen wettelijke basis bestaat voor het overmaken van die schriftjes aan het Koninklijk Archief of het Rijksarchief.

 

Kan er echter niet met koningin Fabiola, voor wie deze schriftjes allicht een emotionele waarde hebben en die zij zeker graag terugwenst, afgesproken worden gedurende een bepaalde periode die schriftjes ter beschikking te stellen aan een groep eventueel door haar geselecteerde academici en historici om daaraan te werken? Volgens mij heeft dat een enorme waarde. Ik kan bijvoorbeeld de heer Bruno De Wever suggereren.

 

Er is zeker een aantal eminente historici die heel graag op een heel professionele en academisch hoogstaande manier met die schriftjes zullen willen werken, gedurende een aantal maanden, om daar een aantal zaken uit te halen die van belang zijn voor de geschiedenis van dit land. Vooral op politiek niveau kan dit voor een juiste weergave zorgen van de belangrijke periode waarin koning Boudewijn koning was in dit land.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de eerste minister over "de samenstelling van kabinetten" (nr. 9247)

05 Question de M. Kristof Calvo au premier ministre sur "la composition des cabinets" (n° 9247)

 

05.01  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, premier, ondanks de ongelooflijke saneringsopdracht waar wij met zijn allen voor staan en waarvoor uw regering een oneerlijke verdeling van lasten uit de hoge hoed heeft getoverd, hebben wij in de pers al een en ander mogen lezen over de samenstelling van de ministeriële kabinetten. Die blijken nogal groot te zijn. Ik heb eerder al de term obesitaskabinetten in de mond genomen.

 

Ik heb de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken daarover al ondervraagd. Ik zou vandaag opnieuw eens de temperatuur willen opmeten. Ondertussen heb u diverse assessments kunnen afnemen. De hele regering heeft de volledige selectieprocedure kunnen afwerken. Het is dus het moment om eens te bekijken waar wij staan en hoe groot de kabinetten van de ministers en de staatssecretarissen zijn in deze klassieke tripartite. Deze klassieke tripartite treft wel de meest kwetsbaren in onze samenleving maar kan blijkbaar moeilijk besparen op haar eigen werkzaamheden.

 

Mijnheer de premier, ik heb voor u een drietal vragen. Kunt u een actueel overzicht geven van het aantal kabinetsmedewerkers per kabinet?

 

Ten tweede, welke richtlijnen en afspraken zijn er geformuleerd over de samenstelling van de kabinetten?

 

Ten derde, er komt een begrotingscontrole aan, dat zal opnieuw een moeilijke opdracht zijn. Acht u het mogelijk dat er alsnog een saneringsoefening wordt uitgevoerd wat de kabinetten betreft? Wordt daar alsnog een besparing gerealiseerd?

 

Ik dank u alvast voor uw concrete en duidelijke antwoorden.

 

05.02 Eerste minister Elio Di Rupo: Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, op 16 december 2011 heeft de Ministerraad het kader vastgelegd voor het personeel van de verschillende ministeriële kabinetten. In totaal gaat het om 827 personen, waarvan 240 inhoudelijke medewerkers en 416 uitvoerende personeelsleden voor de ministers en 55 inhoudelijke medewerkers en 116 uitvoerende personeelsleden voor de staatssecretarissen. Ik kan u de verdeling per kabinet schriftelijk bezorgen als u dat wil.

 

Elk regeringslid stel zelf zijn kabinet samen binnen de grenzen van het budgettair kader en de budgettaire middelen die hem of haar zijn toegewezen.

 

Op basis van de beslissing van de Ministerraad van 16 december 2011 mag mijn kabinet tot een maximum van 56 voltijds equivalenten tellen. Momenteel bestaat mijn kabinet uit 39 medewerkers waarvan 36 voltijdse equivalenten.

 

Het koninklijk besluit van 19 juli 2001 blijft de referentie voor de samenstelling van de beleidscellen van de federale overheidsdiensten, alsook voor de personeelsleden van de federale overheidsdiensten die deel uitmaken van het kabinet van een regeringslid.

 

Wat het derde deel van uw vraag betreft, is het momenteel nog te vroeg om een uitspraak te doen over de maatregelen die zullen worden genomen in het kader van de begrotingscontrole. De regering wacht op de nieuwe macro-economische vooruitzichten van het Planbureau van 10 februari. Daarna zullen de administraties de ramingen van hun inkomsten en uitgaven bijstellen. Op 24 februari zal het monitoringcomité de regering een nieuw verslag bezorgen. Intussen vinden bilaterale vergaderingen plaats waarbij de begrotingsvoorstellen van de verschillende departementen onderzocht zullen worden.

 

05.03  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de premier, ik dank u voor uw eerlijk antwoord. Deze regering doet bitter weinig om de mensen perspectief te geven en om tewerkstelling te creëren, maar creëert wel bijzonder veel tewerkstelling voor eigen mannetjes en vrouwtjes. 827 kabinetsmedewerkers, bijna 450 uitvoerende medewerkers op de diverse kabinetten. Ik kan me voorstellen dat het eten lekker zal zijn op de kabinetten van deze klassieke tripartite, maar ik vind dat beschamend in deze tijden van economische crisis.

 

Iedereen moet besparen, mijnheer de premier, en uw regering slaagt daar niet in. U zegt dat het te vroeg is om daarover uitspraken te doen in het kader van de begrotingscontrole. Het regent verklaringen van excellenties uit uw regering over indexsprong en btw-verhoging, maar wat ik nog niet gemerkt heb is dat er ballonnetjes worden opgelaten over besparingen op eigen werkzaamheden.

 

Onze fractie stelt in elk geval voor dat u daar in het kader van de begrotingscontrole werk van maakt. Als sociaaldemocraat zou u sociale rechtvaardigheid ter zake belangrijk moeten vinden.

 

05.04 Eerste minister Elio Di Rupo: Mijnheer de voorzitter, ik kan altijd begrip opbrengen voor kritiek en bovendien is het normaal dat de oppositie kritiek levert.

 

Er zijn echter een twintigtal ministers en staatssecretarissen en iets meer dan 800 medewerkers. Dat betekent een gemiddelde van 40 medewerkers per kabinet. Is dat een schandaal? Het is een beetje te eenvoudig om te zeggen dat het een schandaal is. Het is geen schandaal.

 

In mijn kabinet bijvoorbeeld ontbreekt een aantal medewerkers. Wij moeten zeer veel onderwerpen behandelen en veel vragen. Ik ben altijd blij om vragen van parlementsleden te krijgen, maar iemand moet alles voorbereiden. Ik ken alle domeinen, maar het is altijd beter om iemand te hebben die de antwoorden voorbereidt.

 

Volgens mij is dat normaal. Wij respecteren de wetgeving en het wettelijk kader ter zake.

 

05.05  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de eerste minister, u zegt dat wij iets meer dan 20 ministers en staatssecretarissen hebben en dat elk kabinet, elke minister en staatssecretaris, goed moet worden ondersteund. Dat is natuurlijk al misgelopen op het moment dat deze regering ervoor heeft gekozen om meer ministers en staatssecretarissen aan te duiden dan nodig was.

 

Nogmaals, in deze economische context, is dat andermaal een ongelukkig signaal waarmee deze regering met heel veel overtuiging een oneerlijke verdeling van de lasten voorschotelt aan haar burgers.

 

Mijn fractie nodigt u opnieuw uit om daar, in het kader van de begrotingscontrole, orde op zaken te stellen. De staatssecretaris voor Ambtenarenzaken heeft hier een beleidsnota voorgesteld, waarin hij zegt dat hij de ambtenaren zin wil doen krijgen en hen wil herwaarderen. In dat beleid zou het passen om met een kleiner kabinet aan de slag te gaan. Dat zou een besparing kunnen opleveren, een besparing die u van andere, meer kwetsbare, mensen wel durft vragen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de eerste minister over "de index en de automatische loonindexering" (nr. 9211)

06 Question de M. Wouter De Vriendt au premier ministre sur "l'index et l'indexation automatique des salaires" (n° 9211)

 

06.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de eerste minister, in de afgelopen periode werden door regeringsleden diverse verklaringen afgelegd over de automatische loonindexering en indexsprongen.

 

Wat is uw standpunt met betrekking tot de bestaande loonindexering? Wat is uw standpunt met betrekking tot een mogelijke indexsprong? Naar verluidt, is het bij de Nationale Bank aangevraagde rapport over de index afgewerkt en zou het reeds aan de regering bezorgd zijn. Dat is natuurlijk een bijzonder interessant document om ons debat te voeden. Klopt dat? Zo ja, wat zijn de belangrijkste conclusies en welke volgende stappen zullen door de regering worden gezet? Wij zouden als parlementsleden natuurlijk zeer graag over een exemplaar van dat rapport beschikken.

 

06.02 Eerste minister Elio Di Rupo: Mijnheer de voorzitter, collega’s, mijn standpunt is heel eenvoudig. Het is altijd het standpunt dat in het regeerakkoord staat. Het is heel eenvoudig: u leest het regeerakkoord en daarin zult u mijn standpunt zien.

 

Het is inderdaad belangrijk dat elk regeringslid zijn mening over dit onderwerp en andere onderwerpen naar voren kan brengen. Daarnaast is er echter een regeerakkoord dat alle leden van de regering bindt. In dat akkoord wordt verduidelijkt dat het indexeringsmechanisme van de lonen en de uitkeringen zal worden behouden zowel om de binnenlandse vraag en de consumptie te ondersteunen als om de koopkracht te vrijwaren. De binnenlandse vraag is essentieel om onze economische activiteit, en de facto die van onze ondernemingen, te ondersteunen.

 

Het concurrentievermogen en de productiviteit van de ondernemingen zijn ook belangrijke factoren om te zorgen voor economische groei en om de werkgelegenheid te verzekeren. De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven heeft in een verslag van september 2011 benadrukt dat er dringend aan de kostprijs van energie en bepaalde halffabricaten moet worden gewerkt. De Raad heeft ook benadrukt dat onze ondernemingen moeten investeren in menselijk en technologisch kapitaal.

 

Die elementen behoren tot de prioriteit van de regering. Daarom zullen wij de komende weken concrete maatregelen hieromtrent bespreken. Het is waar dat er een onderzoek werd uitgevoerd door de diensten van de Nationale Bank van België. Dat werd ons informeel meegedeeld door de bank. De regering zal het Parlement in ieder geval op de hoogte houden van de evolutie van de werkzaamheden.

 

06.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de eerste minister, als de regering beschikt over het rapport van het onderzoek, heeft het Parlement daar recht op. Ik vraag het u met aandrang. U spreekt over een informele mededeling, maar als u over de onderzoeksresultaten beschikt, moet het Parlement zich daarover dringend kunnen buigen en met u in discussie gaan.

 

Wij willen altijd een debat over loonlastenverlaging aangaan. Groen is voorstander van een verschuiving van lasten op arbeid naar vormen van vermogensfiscaliteit en ecofiscaliteit. Daarnaast moeten wij echter opletten met het raken aan de automatische loonindexering. Nu al worden in de begrotingsmaatregelen van de regering de lasten voor de financieel-economische crisis onevenredig bij de gewone burgers gelegd. De bescherming van de koopkracht is nu dus cruciaal. Ik hoop dat u daarvoor aandacht zult hebben in de begrotingscontrole deze maand.

 

Ik wijs erop dat het niet bevorderlijk is voor het debat dat talloze regeringsleden het ene ballonnetje na het andere oplaten, over verhoging van de btw, over indexsprong en over andere maatregelen die de koopkracht van bevolking aantasten. U zegt dat alles in het regeerakkoord staat en dat uw standpunt erin staat, maar sommige maatregelen en voorstellen staan er niet in. Toch doen uw regeringsleden uitspraken daarover. Na een nogal discutabele pensioenhervorming voedt dat de onrust en de onzekerheid bij de bevolking. Ik vraag u daarmee te stoppen, orde op zaken te stellen en maatregelen te nemen die de koopkracht niet afbreken maar verder beschermen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De vragen voor de eerste minister ronden we daarmee af.

 

Ik mag de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken vragen om zijn plaats in te nemen.

 

07 Vraag van de heer Ben Weyts aan de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, toegevoegd aan de minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "politieke benoemingen" (nr. 8181)

07 Question de M. Ben Weyts au secrétaire d'État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics, adjoint au ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "les nominations politiques" (n° 8181)

 

07.01  Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, daags na uw eedaflegging veroorzaakte u de nodige opschudding toen u suggereerde dat ook in de nieuwe regering volop werk zou blijven worden gemaakt van politieke benoemingen. U zei dat u zou zorgen voor continuïteit in het beleid, zoals wij van uw partij gewoon zijn.

 

Welnu, uw woorden waren nog niet koud of men kon daarvan reeds een aardig staaltje terugvinden in het Belgisch Staatsblad van die dag. In het Belgisch Staatsblad van 8 december 2011 lees ik over de bekendmaking van de benoeming, bij koninklijk besluit van 12 september 2011, van mevrouw Marie-Pierre Fauconnier, met ingang van 1 januari 2012, als titularis van de managementfunctie directeur-generaal Energie, voor opnieuw een periode van zes jaar.

 

Mevrouw Fauconnier is geen onbekende en is vooral ook niet onbesproken. Zij is een PS-vertrouwelinge die in het verleden onder meer onder vuur lag omdat ze te veel mandaten cumuleerde. Zelfs bij de PS begon men vragen te stellen, en ik weet dat de normen daar toch iets anders zijn dan bij de Vlaamse partijen. Zelfs bij de PS rezen op een bepaald moment vragen omtrent de cumul van mandaten waaraan mevrouw Fauconnier zich bezondigde. Ook de heer Elio Di Rupo, die net voor u op die stoel zat, vond dat ze het te bont maakte, zo blijkt uit een schrijven uit 2005. De Europese Commissie klaagde dan weer belangenvermenging aan door haar voorzitterschap bij BRUGEL, de Brusselse energieregulator.

 

Haar eerste benoeming tot directeur-generaal werd trouwens aangevochten bij de Raad van State. De auditeur stelde in een advies voor om op procedurele gronden die benoeming te vernietigen. Uiteindelijk heeft de Raad van State blijkbaar, in welke omstandigheden dan ook, alsnog anders daarover geoordeeld.

 

Vindt u het kunnen dat zowel het benoemingsbesluit als de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad in een periode van lopende zaken gebeurden? Ik herinner mij een omzendbrief van toenmalig eerste minister Yves Leterme, die zei dat er absoluut geen sprake kon zijn van benoemingen door de regering van lopende zaken, laat staan van topbenoemingen. Op dat moment zijn verschillende benoemingen van het middenkader op basis van die logica tegengehouden, maar de benoeming van een top-PS’er kon blijkbaar wel. Mevrouw Fauconnier is de enige manager die op deze manier in deze periode is aangesteld.

 

Gezien de hernieuwing van haar mandaat kan de eindevaluatie niet anders geweest zijn dan “zeer goed”. Kunt u dat bevestigen? Kunt u iets meer vertellen over die eindevaluatie?

 

Ik heb al verwezen naar uw allereerste mediaoptreden als nieuwbakken staatssecretaris. U beloofde continuïteit van het beleid, ook op vlak van politieke benoemingen. Achteraf corrigeerde u enigszins. U zei dat dit niet geldt voor alle benoemingen, dat bij sommige benoemingen nog altijd het politieke spel van evenwichten en checks and balances zal worden gespeeld. Over welke concrete benoemingen gaat het dan?

 

07.02 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: De aanstelling die u ter sprake brengt is geen nieuwe aanstelling maar de hernieuwing van een mandaat na afloop van het eerste mandaat. De mandaathernieuwing is volkomen normaal in een periode van lopende zaken. Dat geldt uiteraard ook voor publicatie van de hernieuwing in het Belgisch Staatsblad. Die hernieuwing is zeker geen alleenstaand geval. Zonder volledig te zijn kan ik de hernieuwing van het mandaat van een stafdirecteur en van verschillende directeurs van een wetenschappelijke instelling noemen. Daar voeg ik aan toe dat het tegendeel, namelijk de niet-hernieuwing van een mandaat, voor kritiek vatbaar is. Zo heeft de Raad van State in zijn arrest nummer 216.007 van 26 oktober 2011 geoordeeld: “…waarmee het Hoge Rechtscollege de impliciete beslissing van de overheid om een koninklijk besluit inzake de hernieuwing van een mandaat goed te keuren, annuleert.”

 

Ik heb geen informatie over de wijze waarop de eindevaluatie is uitgevoerd. U hebt gelijk als u zegt dat de eindvermelding niet anders dan “zeer goed” kan zijn geweest aangezien er een hernieuwing is. Het is het een of het ander in het huidige evaluatiesysteem. U weet dat ik op dat vlak plannen heb. In het huidige systeem is het ja of neen. Het eindevaluatieverslag werd niet aan de FOD Personeel en Organisatie bezorgd.

 

Eind december waren er 46 benoemingsdossiers van managers klaar om te worden afgerond. Daarvan gingen er 40 over de benoemingen van directeurs-generaal. Voor die benoemingen is het initiatief aan de voorzitter van het directiecomité of aan de administrateur-generaal. Deze ontvangt de door Selor geselecteerde geslaagden. Soms is er slechts 1, meestal zijn er 2 of 3. De voorzitter heeft met elke geslaagde een gesprek en stelt daarvan een verslag op. Op basis van de conclusies van Selor en van zijn eigen opmerkingen die in het verslag zijn genoteerd, stelt de voorzitter een voorstel tot benoeming op. De minister kan de medeondertekening weigeren, en in dat geval zal de Koning het benoemingsbesluit niet ondertekenen. De minister moet zijn beslissing wel motiveren. In het andere geval kan de geslaagde bij de Raad van State in beroep gaan tegen de impliciete weigering. Kortom, voor die benoemingen, die talrijk zijn, is het risico van politisering eerder klein.

 

Een aantal dossiers kan worden beschouwd als onderhevig aan een beslissing door de Ministerraad. Zo is er de benoeming van de leidende ambtenaren. Deze beslissing maakt het voorwerp uit van een in de Ministerraad overlegd besluit. De discretionaire bevoegdheid van de voordragende minister is echter beperkt. Hij kan enkel één van de door Selor geselecteerde geslaagden kiezen. Als er maar 1 geslaagde is, is de beoordelingsmarge beperkt tot het weigeren van deze geslaagde, met een motivering van de beslissing. Als er meer kandidaten zijn, kan de minister aan de hand van de waarnemingen die hij tijdens de gesprekken doet en in de verslagen noteert – dat is belangrijk – eventueel gemotiveerd – dat is ook belangrijk – afwijken van door Selor opgestelde rangschikking van geslaagden.

 

07.03  Ben Weyts (N-VA): Het gaat hier dus om de hernieuwing van een mandaat, in dit geval dat van mevrouw Fauconnier. Ik heb begrepen dat dit met een grote kans op slagen voor annulatieberoep bij de Raad van State in aanmerking komt, als men het aanvecht? U bevestigt dus impliciet dat daar gronden voor kunnen zijn? Of ontkent u dat?

 

U zegt dat er in geval van een hernieuwing van een mandaat de beperking “lopende zaken” niet van toepassing is, en dat de hernieuwing van een mandaat in lopende zaken wel kan? Ik vraag mij af waarom er dan nog mandaatfuncties zijn, en waarom zij tijdelijk zijn, als zij zelfs in lopende zaken toch automatisch verlengd kunnen worden?

 

07.04 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: Mijnheer Weyts, wat ik bedoel, is het volgende. Ik heb mij eigenlijk beziggehouden met de procedures.

 

Mijnheer de voorzitter, ik zal het even opentrekken, als het kan en als ik daarmee uw werkzaamheden niet verstoor.

 

Toen ik ben toegekomen, heb ik de procedures voor de bevorderingen bekeken. Er is discussie omdat in de periode van lopende zaken een aantal bevorderingen gestopt is. Ik heb gezegd dat de procedures gerespecteerd moeten worden. Iemand die beslissingen neemt tegen de procedures in, is er zeker vatbaar voor dat het dossier bij de Raad van State aangevochten wordt, wat mij ook heel normaal lijkt. Op een bepaald ogenblik heb ik dus gezegd dat de procedures gewoon verder lopen in het stadium waarin zij zich bevonden, en zo is het ook gebeurd. Een grote groep ambtenaren van niveau A is ondertussen bevorderd volgens de normale procedures. Heel wat ambtenaren in min 1 en min 2 zijn allemaal bevorderd volgens de normale procedures.

 

Mijnheer Weyts, zonder een uitspraak te doen over een specifiek geval, waar u mij een beetje naartoe trekt, heb ik het volgende willen zeggen. Als overheid, als minister of apparaat, een dossier van benoeming laten liggen of gewoon niet benoemen, is op zich ook een daad, hoewel misschien een impliciete. Vandaar dat ik hier heb geantwoord dat de Raad van State op 26 oktober 2011 geoordeeld heeft dat niets doen, ook een probleem kan opleveren. Ik heb dat in het algemeen willen stellen, zonder dat ik zeg dat ik aanwijzingen heb gegeven om in een specifiek dossier wat dan ook op te starten, waartoe ik overigens ook niet bevoegd ben.

 

07.05  Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, u sprak over bevordering, maar, voor alle duidelijkheid, dat is niet een van de voorbeelden die ik aanhaal. Ik heb niet gesproken over bevordering. In dezen gaat het over de hernieuwing van een totaal nieuw mandaat.

 

U kent de eindevaluatie niet of u wilt die ongetwijfeld niet kennen. Dat lijkt mij verstandig, want ik weet niet of de eindevaluatie effectief zeer goed geweest is.

 

De voorliggende casus is toch wel belangrijk. Gisteren zag ik namelijk in het Belgisch Staatsblad een hele trein van benoemingen opduiken, genomen bij koninklijk besluit van 5 december.

 

Daags voor de installatie van de nieuwe regering werd een hele reeks benoemingen bij Financiën, met onder meer de heer Six en een hele resem andere topmanagers, goedgekeurd in en door een regering van lopende zaken.

 

Ik vind dat totaal onbetamelijk en ook in de administratie hoort men daarover verschillende terechte bemerkingen.

 

Tot slot, gelet op het feit dat u zelf in de pers gewag maakte van bepaalde benoemingen die nog dienen te gebeuren met respect voor politieke evenwichten, beschikt u ongetwijfeld over de lijst met benoemingen waarvan sprake. Kunt u mij die bezorgen?

 

07.06 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: (…)

 

07.07  Ben Weyts (N-VA): Wie weet, wil ik nog perspectieven openhouden, maar aangezien het politieke benoemingen zijn, lijkt mij de kans inderdaad eerder klein wat mezelf betreft, maar ik spreek voor de bestwil van de mensen.

 

07.08 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: Dat siert u ook. Ik heb nooit in twijfel getrokken dat u dat doet.

 

U moet een onderscheid maken tussen de procedures in de ambtenarij. Ik heb daarnet al een deel van het antwoord gegeven. Het is belangrijk dat ik de verschillende categorieën aanduid.

 

Toen ik aantrad, waren 468 mensen van niveau A – van universitair niveau – niet bevorderd, terwijl zij wel waren voorgesteld door de respectieve directiecomités.

 

Ik heb gezegd dat die mensen er niet aan konden doen dat de regering in lopende zaken was en dat, als de respectieve directiecomités erachter staan, zij bevorderd mochten worden. Ik heb geen voorafgaande bedenkingen te maken, dus ik veronderstel dat die directiecomités hun taak goed doen en die personen op een correcte manier hebben voorgedragen voor bevordering.

 

Ik heb ze “gelost” en, afhankelijk van de departementen, zijn die mensen bevorderd of loopt de procedure. Het laatste dat ik daarvan heb vernomen, was dat meer dan de helft al bevorderd is. De procedure loopt verder.

 

Wat de mandaathouders betreft, is het belangrijk dat men daar kijkt naar de taalkundige evenwichten. Dat moet voor de twee taalgroepen – terecht – nauwkeurig worden bekeken. Dat is nu eenmaal de wet. Het is belangrijk dat dit wordt bekeken.

 

Men moet daar pariteit hebben en nu is er daar een onevenwicht. Ik denk dat het normaal is dat dit wordt besproken op de Ministerraad.

 

Er moet in bepaalde instellingen ook een evenwicht zijn tussen de N en N-1. Dat is ook een evenwicht dat moet worden gerespecteerd.

 

Dat is de perimeter waarvoor ik bevoegd ben. Ik meen dat ik mijn beleid ter zake heb toegelicht. Wat andere mogelijke zaken betreft die ik ook in de krant lees, ik ben daar niet voor bevoegd en ik zal daar ook geen verdere uitspraken over doen.

 

07.09  Ben Weyts (N-VA): We krijgen dus geen lijst van benoemingen die toch nog politiek zullen gebeuren? Die lijst kunnen we nog niet krijgen of u werkt eraan?

 

07.10 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: Ik heb mijn beleid toegelicht. Ik heb ook een gesprek gepland met de heer Nollet. Misschien is er daar een veel strikter of een ander systeem. We zullen de koppen bij elkaar steken. Misschien is het zo dat er op het niveau van Brussel, Wallonië of de Franse Gemeenschap andere gedachten zijn. Die wil ik dan wel meenemen in mijn overwegingen. Wat mijn beleid en verantwoordelijkheden betreft, meen ik dat ik correct geantwoord heb.

 

07.11  Ben Weyts (N-VA): Ik sluit af want verder aandringen heeft blijkbaar weinig zin. U hebt in de pers verkondigd dat er nog steeds benoemingen politiek moeten gebeuren. Ik vraag een lijst van die benoemingen die nog politiek moeten gebeuren. Volgens u krijg ik die niet. Ik heb evenwel begrepen dat u er in alle stilte aan verder werkt. We kijken er dus naar uit.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer Ben Weyts aan de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, toegevoegd aan de minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de denkoefening rond besparingen en efficiëntie bij de overheid" (nr. 8183)

08 Question de M. Ben Weyts au secrétaire d'État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics, adjoint au ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "la réflexion sur les mesures d'économie et de renforcement de l'efficacité dans les services publics fédéraux" (n° 8183)

 

08.01  Ben Weyts (N-VA): Deze vraag werd nog vóór uw beleidsnota ingediend. Ik denk dat u op verschillende punten al hebt geantwoord, maar misschien bent u onderhevig aan een voortschrijdend inzicht. Wij zullen zien of de antwoorden en de opties nog dezelfde zijn.

 

Ik verwijs onder meer naar de bijeenkomst van de federale managers tijdens de studiedag “Beter met minder. Samen anders – mission possible.” Het ging daarbij over besparingen en efficiëntieoefeningen.

 

Ik had graag van u geweten, mijnheer de staatssecretaris, wat de uitkomst was van die denkoefening. Hoeveel zal er nu juist worden bespaard op de personeels-, werkings- en investeringskosten? Op basis van welke logica zal dat gebeuren? Hoe wenst de regering dat te realiseren?

 

Hoeveel ambtenaren zullen er worden vervangen? Welke vervangratio zult u hanteren? Of zult u helemaal geen vervangratio hanteren, zoals de regeringen vóór u wel deden? Of zal worden uitgegaan van een financiële doelstelling met een verlaging van de loonlast voor elke entiteit? Zo ja, welke bedragen of percentages worden hierbij vooropgesteld?

 

08.02 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: Het seminarie Mission Possible had voornamelijk als doel een vrije uitwisseling van standpunten over de goede praktijken en innovatieve ideeën tussen federale managers te stimuleren, om de uitvoering van opdrachten in de diensten met minder middelen te realiseren.

 

De verschillende workshops hebben talrijke voorbeelden opgeleverd, die onder meer betrekking hebben op een betere inzet van de human resources, de jacht op verspilling, de zoektocht naar synergieën en de vermindering van de operationele kosten.

 

Die rijkdom is moeilijk in een algemene conclusie of uitkomst te vatten, wat ook op voormeld seminarie niet is gebeurd.

 

Als innovatieve ideeën zijn onder meer voorgesteld het creëren van satellietkantoren, de uitbouw van online producten- en dienstencatalogi, een profielpagina voor ambtenaren in het kader van de interne arbeidsmarkt en een voorstel om het wetgevingsproces te vereenvoudigen.

 

De FOD Personeel en Organisatie zal bekijken hoe er invulling kan worden gegeven aan die voorstellen.

 

Ten tweede, bij de presentatie van mijn beleidsnota heb ik in globo al aangegeven dat de daling van de personeels-, werkings- en investeringskredieten in de jaren 2012, 2013 en 2014 zal aanhouden.

 

Voor de personeelskredieten gaat het om een besparing van 120 miljoen euro in 2012 en tot 215 miljoen euro in 2014. Op de werkings- en investeringskredieten bespaar ik 50 miljoen euro in 2012 en tot 153 miljoen euro in 2014. Daarnaast zijn er diverse kleinere maatregelen die in 2012 50 miljoen en in 2014 tot 122 miljoen euro besparen.

 

Ten derde, voor de wijziging van de pensioenregels werd de uitstroom wegens pensioen in de volgende vijf jaar geraamd op 3,1 % per jaar. Ik stel vast dat het percentage dat niet vervangen wordt, niet gelijk is in alle diensten. Elke dienst kan hier zelf invulling aan geven met het oog op de specifieke uitdagingen in zijn omgeving en binnen het budget. De inspanning om het aantal personeelsleden te verminderen, zal dus een gevolg zijn van de vermindering van de budgettaire middelen.

 

Vorige vrijdag heeft de Ministerraad een rondschrijven goedgekeurd. Voorzitter, als daar tijd voor is, wil ik dat zeker in detail komen toelichten, maar ik zal nu een aantal principes meegeven.

 

Ten eerste, is het principe erin opgenomen dat een overheidsmanager die verder gaat dan de besparingsdoelen die ik geschetst het, dat geld kan omzetten in investeringen. Het personeelsbeleid is per departement enorm divers. Sommige departementen zijn sterk gemoderniseerd, andere heel weinig. Als een manager verder gaat dan de beoogde besparingen, kan hij dat geld nu omzetten in investeringen in informatica. Dat is niet onbelangrijk. Zo brengt men een mechanisme op gang waarbij de overheidsmanager zijn eigen seed money verdient door verder te besparen op personeel, waardoor hij in deze budgettair moeilijke tijden kan investeren in informatica. Die investeringen in informatica moeten wel binnen de 5 jaar opbrengen in de vorm van een nieuwe reductie van het personeelsbudget. Dat is het eerste en belangrijkste principe.

 

Ten tweede, is het nu mogelijk om het personeelsplan viermaal per jaar voor te leggen. Vroeger was dat een keer per jaar. Ik weet ook uit lokale ervaring dat dat heel rigide overkomt en de betrokkenen in een strak keurslijf steekt. Als dat vier keer per jaar kan, is dat een belangrijke wijziging. Het was ook een vraag van de topmanagers van de overheidsadministratie, het college van voorzitters, om op een meer flexibele manier met het personeelsplan te mogen omgaan.

 

Ten derde, zij moeten een plan voorleggen om de evaluaties op een jaar te brengen. Wat we in de media hadden gelanceerd, daarvan moeten zij aantonen dat zij het in uitvoering brengen.

 

Ten vierde, stel dat iemand heel traag is met de opmaak van zijn personeelsplan, dan kan die vanaf 31 maart niet meer aanwerven. Er is dus een serieuze incentive om tegen 31 maart klaar te zijn met het personeelsplan. De problematiek tot nu toe was dat men soms pas in de herfst het personeelsplan van het lopende jaar goedgekeurd kreeg. Dat is natuurlijk niet de bedoeling van een personeelsplan. We zijn begonnen in december en het plan moet er zijn tegen 31 maart. Ik denk dat we volgend jaar helemaal kunnen opschuiven en dat het personeelsplan dan onmiddellijk na bekendmaking van de budgettaire uitdaging kan worden ontwikkeld.

 

Ten slotte, in de rondzendbrief staat dat de lijst met prioritaire functies, wat belangrijk is voor de prioritaire vacatures, door elk departement moet worden aangegeven. Als het budget heel strikt wordt, kan men zo heel gedegen kiezen welke aanwervingen men doet en welke niet. Zo vermijdt men dat het organigram los wordt opgevuld naar de zin van het moment. Tot zover een aantal belangrijke punten uit de vrijdag goedgekeurde rondzendbrief.

 

08.03  Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik krijg graag een kopie van die omzendbrief.

 

Ik heb begrepen dat wanneer een overheidsmanager zijn doelstelling inzake personeel overschrijdt, hij het overschot blijkbaar alleen maar kan gebruiken voor informatica-investeringen en niet voor andere efficiëntiewinsten die hij mogelijk zou kunnen realiseren door een kleine investering inzake werkingskosten. U beperkt het dus tot specifieke informatica-investeringen?

 

08.04 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: Inderdaad. Ik zal u zeggen waarom. Ik wou vermijden dat, als men meer doet op personeel dan wordt verwacht, men dat naar werkingskosten duwt, waarop wij veel minder zicht hebben. Wat zijn immers precies werkingskosten die opbrengen?

 

Ik heb ook maar goedkeuring gekregen van mijn collega’s van Begroting voor die gedachte, die we hebben geïnitieerd. Overigens heeft een en ander alleen maar zin wanneer men dan investeert met dat geld. Als men het gespaarde geld spendeert aan werkingkosten, heeft dat geen zin, want dan zet men personeel om in werkingskosten.

 

Het geld kan worden beseed aan informatica en gebouwen. Immers, ook voor gebouwen geldt er een investeringscyclus. Eerst kost het iets en later brengt het op. Dat is rationalisering van gebouwen.

 

08.05  Ben Weyts (N-VA): Een concreet voorbeeld zou kunnen zijn dat een overheidsmanager meer zal besparen op personeel en bepaalde taken zal outsourcen. Dat zou met het oog op efficiëntiewinst ook een overweging kunnen zijn, maar dat kan dus niet.

 

Heb ik het voorts goed begrepen dat de jaarlijkse evaluatie vanaf dit jaar van toepassing is voor alle FOD’s?

 

08.06 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: Neen. Wij zijn nog bezig met de loopbaanontwikkeling. Wij hebben dat hier gepresenteerd. Die trein komt eraan. Wij zijn daarmee bezig. Wij zijn daarover overleg aan het plegen. Wij zijn aan het nadenken hoe wij precies prestaties beter op de carrières kunnen enten.

 

Wat nu al in de omzendbrief staat, is dat de overheidsmanagers moeten zeggen hoe de ontwikkelcirkels tegen 2012, 2013 in werking zullen doen treden op een jaar.

 

08.07  Ben Weyts (N-VA): Er komt geen aanpassing van het besluit? U werkt via een omzendbrief, zoals ik had gesuggereerd, of zult u in een tweede fase het besluit aanpassen?

 

08.08 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: Ik zal dat voor de Ministerraad brengen.

 

Ik ben geen jurist, ik probeer ter zake heel pragmatisch te zijn. Ik heb daarover een ander advies, voor alle duidelijkheid. Dat is echter niet de essentie.

 

Voor mij is de essentie dat ik in de Ministerraad groen licht krijg van alle collega’s. En dat is belangrijk, want ik heb een horizontale bevoegdheid. Ik kan niet zeggen dat men bijvoorbeeld in het departement Binnenlandse Zaken de evaluaties anders moet doen. Ik passeer via de Ministerraad, als ik daar groen licht heb van de collega’s, kan ik dat voorstel doortrekken in heel de organisatie. Als zij zeggen dat ze het niet zien zitten, heb ik een probleem, maar dat is beter dan dat ik een circulaire zou lanceren, die dan al dan niet gevolgd wordt.

 

08.09  Ben Weyts (N-VA): Uw doelstelling is vanaf 2013 jaarlijkse evaluaties is te voeren.

 

08.10 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: Het zal gebeuren in 2012-2013, men heeft een periode van twee jaar om het in orde te brengen. De mildheid, die u misschien atypisch vindt, is omdat het reeds 2012 is. Ik dacht dat het misschien heel scherp zou zijn om jaarlijkse evaluaties te eisen tegen 2012.

 

08.11  Ben Weyts (N-VA): U sprak daarnet over 31 maart als datum dat u de plannen vraagt aan de leidende ambtenaren. In de notificatie van de begroting staat 1 maart. U bent daar dus reeds 30 dagen opgeschoven.

 

Ik lees in de notificatie van de begroting dat u aan het college van de voorzitters van de FOD’s en POD’s hebt gevraagd om de voorstellen met de plannen met betrekking tot besparingen op de personeelskredieten reeds voor te leggen op 1 maart.

 

Blijft die timing gehandhaafd?

 

08.12 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: Het zijn twee aparte zaken. Er zijn de budgettaire doelstellingen en daarover moet het college van voorzitters tegen 1 maart voorstellen doen. Maar dan zijn wij er natuurlijk nog niet en wij hebben dan een maand om uiterlijk tegen 31 maart die personeelsplannen helemaal afgewerkt te hebben. Vanaf 31 maart mogen ze alleszins niet meer aanwerven zonder personeelsplan. Wij hebben snel een maand nodig om die onderhandelingen tot een goed einde te brengen.

 

08.13  Ben Weyts (N-VA): Ook die timing blijft dus gehandhaafd. Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag van mevrouw Demir nr. 8248 over de rekrutering door Selor van mensen uit kansengroepen wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

09 Samengevoegde interpellatie en vraag van

- mevrouw Annick Ponthier tot de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten toegevoegd aan de minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de problematiek van de tweetaligheid van ambtenaren" (nr. 7)

- de heer Ben Weyts aan de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, toegevoegd aan de minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de tweetaligheid van topambtenaren" (nr. 9212)

09 Interpellation et question jointes de

- Mme Annick Ponthier au secrétaire d'État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics, adjoint au ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "la problématique du bilinguisme des fonctionnaires" (n° 7)

- M. Ben Weyts au secrétaire d'État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics, adjoint au ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "le bilinguisme des hauts fonctionnaires" (n° 9212)

 

09.01  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, enige tijd geleden heb ik u tijdens een plenaire vergadering reeds ondervraagd over uw voorstel om de federale topfunctionarissen zeer binnenkort te laten bewijzen dat ze een afdoende functionele kennis van de tweede landstaal hebben. U hebt toen gezegd dat ze binnen de zes maanden zouden moeten kunnen bewijzen dat ze de tweede landstaal voldoende kennen om hun topfunctie te kunnen uitoefenen. Als ze dat niet konden, zouden ze hun managementvergoeding verliezen.

 

Een ding moet ik u nageven, mijnheer de staatssecretaris, u hebt uw aantrede in uw nieuwe functie als staatssecretaris voor Ambtenarenzaken niet gemist. Dat is duidelijk.

 

U hebt voor uw voorstel vier argumenten naar voren geschoven.

 

Het eerste argument is dat het al tien jaar in de wet staat. In elk normaal werkend land zou dit een stevig argument zijn. We zullen zien of dat hier ook zo is. Een tweede argument is het verbeteren van de efficiëntie van de diensten en bijgevolg ook een drukking van de kosten. Het derde argument is dat evaluatie van personeel niet grondig kan gebeuren zonder de functionele tweetaligheid. Daarin volg ik u ook. Een vierde argument is de nieuwe geest die waait sinds het aantreden van eerste minister Di Rupo, die het voorbeeld geeft door te beloven zware inspanningen te doen om zijn kennis van het Nederlands te verbeteren.

 

Sta mij toe dat ik bij dat laatste argument even glimlach, want uw woorden waren nauwelijks uitgesproken of uw Franstalige regeringspartners steigerden en maakten u onmiddellijk duidelijk dat zulks niet aan de orde was.

 

Voor de buitenwereld heet het dan dat hierover niets in het regeerakkoord vermeld staat. Dat is de officiële uitleg. De echte reden kent u waarschijnlijk beter dan ik. Een groot aantal topambtenaren heeft namelijk schrik om geëvalueerd te worden.

 

Doordat de verplichting die geldig is, tien jaar lang niet werd toegepast, hebben ze zich niet voldoende bijgeschoold en dreigen ze daarvoor nu de rekening te moeten betalen.

 

Uw voorstel werd dus gekelderd, zelfs als dat betekent dat de functionarissen en de adjuncten in een vacuüm zouden terechtkomen.

 

De verlenging van de regeling met de taaladjuncten werd immers niet verlengd. U hebt het KB niet ondertekend. Bijgevolg zou de wet nu dus moeten worden toegepast. U werd echter onmiddellijk tegengehouden. U moet tevreden zijn met de uitwerking van een voorstel om in de Ministerraad in te dienen.

 

Dat is de reden waarom ik vandaag opnieuw bij u kom aankloppen, met de volgende vragen. Hebt u uw voorstel ondertussen reeds uitgewerkt? Wat houdt het concreet in? Werd het voorstel reeds aan de Ministerraad voorgelegd? Zo nee, wanneer zult u het voorleggen?

 

Wat zijn de criteria voor de afdoende functionele kennis, die u vooropstelde? Waarop baseert u zich daarvoor? Hoe grondig is de afdoende functionele kennis voor u? Gaat u bijgevolg de reeds 10 jaar bestaande wet nu eindelijk laten toepassen en de topambtenaren evalueren door middel van een taalexamen?

 

Hoe staat u zelf tegenover de functionele tweetaligheid? Volgt u daarin niet het advies van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht, die reeds jaren geleden stelde – uw partij was het daarmee toen volmondig eens – dat een functionele tweetaligheid eigenlijk een stap terug is en absoluut niet voldoende om de functie naar behoren uit te oefenen? Hoe verdedigt u dat u de functionele tweetaligheid nu wel voldoende vindt en, meer nog, dat u spreekt over tweede kansen – dat waren uw woorden hier in de commissie – herexamens en adviezen die kunnen worden ingewonnen?

 

09.02  Ben Weyts (N-VA): Over de grond van de zaak zijn wij het natuurlijk allemaal eens. Het is de evidentie zelve dat topambtenaren tweetalig zijn. Een topambtenaar die, in het federale België, niet tweetalig is, is geen topambtenaar. Wij zijn ondertussen toch wel wat verder geraakt dan de 19e eeuw?

 

Kunt u de stand van zaken schetsen inzake de naleving en de toepassing van de bekende Copernicuswet van 2001 inzake de verplichte tweetaligheid van de federale topambtenaren? U hebt hier in de commissie, rond 16 januari, gezegd dat het voorstel klaar is en dat het aan het college van de departementsvoorzitters zal worden voorgelegd, om de efficiëntie ervan te bespreken. U hebt toen duidelijk gezegd dat het allemaal al kant en klaar was en dat u het gewoon nog even moest voorleggen, wat ik trouwens betwist.

 

Is er binnen de regering eensgezindheid over de toepassing van deze wet voor de benoeming van alle recente en toekomstige topambtenaren? Kunnen wij verwachten dat die topambtenaren voortaan tweetalig zullen zijn? Zijn er sinds 31 december, het moment waarop het blokkeringsbesluit tot uitvoering van de wet kwam te vervallen, benoemingen van topambtenaren gebeurd? En in dat geval, zijn die dan tenminste onderworpen aan de bepalingen van de wet en hebben zij een tweetaligheidsexamen afgelegd?

 

Ten slotte, ik hoop dat u niet meer zult pingelen op de functionele taalkennisvereiste. Er werd al naar verwezen. Uw partij heeft die altijd aangeduid als veel te laag. Trouwens, de VCT, de Vaste Commissie voor Taaltoezicht, heeft ook altijd gezegd dat zelfs de functionele taalkennis niet genoeg is. Maar goed, voor het functioneren van de regering en de overheid as such heeft men dat laten passeren. U gaat daarover toch niet opnieuw onderhandelen? Wij gaan toch niet opnieuw onderhandelen over de toepassing van een wet waarover al onderhandeld werd en waarover Franstaligen en Vlamingen een compromis hebben bereikt? Ik begrijp dat u daarover niet opnieuw zult onderhandelen met de Franstaligen en dat u daarop niet opnieuw gaat pingelen.

 

Voor alle duidelijkheid, u zegt altijd dat er misschien andere besluiten tot uitvoering van de wet moeten komen. Ik betwist dat. In de wet staat duidelijk dat, wanneer er geen besluit wordt uitgevaardigd dat het taalkennisniveau ter definitie van het begrip functionele taalkennis vastlegt, wordt teruggevallen op het bestaande taalkennisniveau voor rang 13 en hoger. Ook daarover is de wet zeer duidelijk. Is dit momenteel van toepassing alle benoemingen van topambtenaren?

 

09.03 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: Mijnheer de voorzitter, collega’s, een ontwerp van koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 43ter, § 7, van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, werd voorbereid en wordt momenteel besproken binnen diverse werkgroepen. De invoering van die wet dateert trouwens van 12 december 2002. Op dit moment is er nog geen verplichte tweetaligheid van federale topambtenaren.

 

De regering is het, overeenkomstig de verklaring van de eerste minister in het Parlement, erover eens dat een ontwerp van koninklijk besluit wordt voorbereid door mijzelf dat aan de regering zal worden voorgelegd. Er wordt gestreefd naar een uitvoering van artikel 43ter, § 7 van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken zoals het nu bestaat.

 

Eerlijkheidshalve moet ik u zeggen dat ik nu geen groot nieuws te melden heb. Ik heb mijn mening daarover gegeven en hier in de Kamer heb ik daarbij een motivatie gegeven. Ook in de Senaat heb ik gezegd dat ik niemand viseer, maar dat ik dit zie in het kader van efficiëntie. Ik denk trouwens dat het Nederlands van veel Franstaligen aan het verbeteren is, terwijl de kennis van het Frans van veel Nederlandstaligen aan het verminderen is. Ik heb dit altijd gezien als een maatregel ter efficiëntie en dat wil ik hier nog eens herhalen. Ik heb er nu echter geen groot nieuws over te melden. Ik waardeer de opvolging van het dossier en het feit dat mij daarover vragen worden gesteld.

 

Ik kan melden dat ik daarmee bezig ben. Op het ogenblik dat ons voorstel klaar is, zullen wij dat naar de Ministerraad brengen.

 

Verwacht van mij geen concrete datum tegen wanneer dat klaar zal zijn. Wel kunt u verwachten dat dit dossier absoluut niet vergeten is. We zijn er druk mee bezig om ervoor te zorgen dat wij het zo snel mogelijk kunnen voorleggen aan de collega’s in de Ministerraad. Dat is de huidige stand van zaken.

 

09.04  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de staatssecretaris, dank u voor uw antwoord. U geeft mee dat u op dit moment de zaak bespreekt in de verschillende werkgroepen. Ik kan mij niet indenken dat u daarvoor geen timing vooropstelt, een concretere timing dan wat u nu komt te vertellen. Als er niets concreets is, hoe zit het dan met de situatie op het terrein zelf? U geeft immers aan dat u daar op dit moment in een vacuüm opereert. Er moet toch nogal wat onduidelijkheid over bestaan.

 

Wat de inhoud van die afdoende functionele kennis betreft, wat zijn daarvoor de criteria? Waarop baseert u zich? U hebt daar niet op geantwoord. Wat vindt u trouwens van de opmerkingen van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht die ondanks alles toch nog altijd stelt dat grondige tweetaligheid een vereiste is, terwijl u nu met een nog afgezwakte versie van de functionele tweetaligheid werkt? Hoe kunt u dat nog rijmen met het advies van de Vaste Commissie? Hoe ziet u dat zelf? Als het voorstel er al komt spreekt u over tweede kansen. Hoe schat u dat dan in? Kunt u daar meer informatie over geven?

 

09.05  Ben Weyts (N-VA): U zegt dat het ontwerp van KB wordt voorbereid. Twintig dagen geleden was het echter al klaar. U hebt in de commissie gezegd dat het klaar was. U zou het voorleggen aan het college van de departementvoorzitters. Een leugentje om bestwil denk ik dan, zoniet hebt u toen de waarheid niet gesproken. U hebt toen gezegd – het staat in het verslag – dat het voorstel klaar was. Nu moet het nog worden voorbereid. Dat is toch wel een tegenstrijdigheid.

 

Ondertussen worden er trouwens wel degelijk topambtenaren benoemd zonder dat die enige kennis van de tweede landstaal moeten bewijzen. Ik heb hier een benoeming in het koninklijk besluit van 8 januari 2012 waarbij een directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie wordt benoemd zonder dat die blijk heeft gegeven van kennis van de tweede landstaal. Alles zou veranderen vanaf 31 december en het zou gedaan zijn met de blokkering van de uitvoering van die wet en de blokkering van de verplichte tweetaligheid van federale topambtenaren. Ik zie dat er ondertussen nog altijd topambtenaren worden benoemd, niettegenstaande de wet. De wet is duidelijk, ik herhaal het. De wet kan worden uitgevoerd.

 

Gelet op het feit dat die nu al van toepassing is en dat er in de wet zelf wordt geanticipeerd op het uitblijven van een KB, waarbij men zegt dat als de functionele taalkennis niet via KB wordt uitgevoerd, vallen we terug op het taalkennisniveau zoals dat vandaag bestaat voor rang 13 en hoger. Dat is dus momenteel van toepassing. De benoeming van de directeur van de stafdienst P&O lijkt mij uitermate vatbaar voor een annulatieberoep bij de Raad van State.

 

Vooral belangrijk lijkt mij dat u de stok achter de deur uit handen hebt gegeven. Daarvoor blokkeerde u de andere zijde: er moest een akkoord komen over de verplichte tweetaligheid van de ambtenaren, zoniet zouden er geen topambtenaren meer worden benoemd. U hebt die stok losgelaten en dat betreur ik natuurlijk.

 

09.06 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: Nogmaals, ik heb geen nieuws, mijn excuses daarvoor. Ik zal uw opmerkingen meenemen in de diverse overwegingen rond dit voorstel.

 

09.07  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de staatssecretaris, ik ben teleurgesteld door uw antwoord. Zoals collega Weyts zegt, hebt u een maand geleden gezegd dat uw voorstel afgewerkt was. Ik had verwacht dat u dat intussen al had ingediend of het tenminste zou kunnen becommentariëren in deze commissie. Wij drukken onze teleurstelling en onze bezorgdheid uit. U weet dat de verwachtingen hooggespannen zijn voor de uitvoering van deze wet. U weet ook dat het behoud van het status quo een van de prioriteiten is van de Franstaligen op dit moment: zij willen niet liever dan de eentalige topfunctionarissen blijven benoemen en verder werken met taaladjuncten.

 

Het Vlaams Belang dringt aan op een grondige tweetaligheid van de topfunctionarissen, omdat dit essentieel is voor de uitvoering van hun functies. Ondanks de verklaringen van de N-VA hier in de commissie, zijn wij niet tevreden met de functionele tweetaligheid die u hier vooropstelt, en zeker niet met een afgezwakte functionele tweetaligheid. Wij blijven voorstander van de toepassing van grondige tweetaligheid en dienen derhalve een motie in die de Kamer aanbeveelt dat de regering werk maakt van een grondige tweetaligheid van de topambtenaren en een grondige tweetaligheid waarborgt.

 

Wij zullen het dossier op de voet volgen. Ik hoop dat u binnenkort met concreter nieuws komt dan wat u nu hebt verteld.

 

09.08  Ben Weyts (N-VA): Ik heb altijd gezegd dat de N-VA uw bondgenoot is wanneer u op korte termijn en onvoorwaardelijk de uitvoering van de wet wil garanderen en ervoor wil zorgen dat er inderdaad een verplichte tweetaligheid komt van de topambtenaren.

 

Ik betreur echter uitermate dat uw onderhandelingspositie totaal is verzwakt, omdat de benoemingen van de topambtenaren ondertussen gewoon voortgaan. U had gewoon kunnen zeggen dat er geen enkele benoeming van een topambtenaar meer zou komen zonder dat de wet wordt toegepast en de betrokkenen zich onderhevig verklaren aan de wet en dus de verplichte tweetaligheid. Ik betreur dat u uw onderhandelingspositie hebt laten ondergraven.

 

Moties

Motions

 

Le président: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Annick Ponthier en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellatie van mevrouw Annick Ponthier

en het antwoord van de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, toegevoegd aan de minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken,

beveelt de regering aan een regeling uit te werken die een grondige tweetaligheid van de topambtenaren waarborgt."

 

Une motion de recommandation a été déposée par Mme Annick Ponthier et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu l’interpellation de Mme Annick Ponthier

et la réponse du secrétaire d’État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics, adjoint au ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique,

recommande au gouvernement d’élaborer une réglementation garantissant un bilinguisme approfondi des hauts fonctionnaires.“

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Bercy Slegers.

Une motion pure et simple a été déposée par Mme Bercy Slegers.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

Je vous signale que la question n° 8947 de M. Bernard Clerfayt est reportée.

 

10 Question de Mme Kattrin Jadin au secrétaire d'État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics, adjoint au ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "l'examen oral pour le niveau C du SPF Finances" (n° 9001)

10 Vraag van mevrouw Kattrin Jadin aan de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, toegevoegd aan de minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "het mondelinge examen voor niveau C bij de FOD Financiën" (nr. 9001)

 

10.01  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le secrétaire d'État, j'avais déjà interrogé votre prédécesseur au sujet d'un examen organisé par le Selor en allemand pour les niveaux C du SPF Finances. Voilà au moins 15 ans que cela n'avait plus été le cas! Cependant, il semble que le Selor éprouve quelques problèmes pour trouver un fonctionnaire germanophone apte à organiser l'examen oral. L'épreuve écrite a eu lieu. Nombreux sont les agents du SPF Finances actuellement engagés en contrat Rosetta qui l'ont passé.

 

Pendant la période des affaires courantes, ils attendaient l'organisation d'un examen complet, pour pouvoir intégrer de manière plus stable leur service et avoir une perspective professionnelle solide au sein du SPF Finances. L'examen écrit a eu lieu, mais l'examen oral serait remis aux calendes grecques, ce qui, en l'espèce, leur pose à nouveau les mêmes problèmes: ils doutent d'obtenir un jour un contrat à durée indéterminée et surtout, à cause du contrat Rosetta, une fois atteint l'âge de 26 ans, ils devront partir s'ils ne reçoivent pas un contrat CDI.

 

Je me suis intéressée à ce département pour mieux le connaître. Il est possible, puisque cela a déjà été fait pour des niveaux C tant néerlandophones que francophones dans la même situation, de tout aussi bien laisser tomber l'examen oral, de clôturer l'organisation de cet examen et de communiquer les résultats de la seule épreuve écrite.

 

Monsieur le secrétaire d'État, existe-t-il un calendrier précis pour cet examen oral? Sinon, pouvez-vous user de votre influence, vu l'extrême urgence et l'importance que j'accorde à ce dossier, pour peut-être laisser choir l'épreuve orale?

 

10.02  Hendrik Bogaert, secrétaire d'État: Monsieur le président, chère collègue, en ce qui concerne l'organisation de sélections en langue allemande, Selor collabore étroitement avec les collègues de la Deutschsprachige Gemeinschaft. La personne au sein de la Deutschsprachige Gemeinschaft chargée d'organiser ce type de sélection a démissionné au mois de février 2011.

 

Une procédure de recrutement a été lancée afin de la remplacer. Cette sélection a permis d'engager un remplaçant au mois de juillet 2011. Suite à une absence de longue durée, cette personne a démissionné au mois de décembre 2011. Une nouvelle procédure de recrutement est en cours actuellement afin d'engager un nouveau collaborateur.

 

Trois sélections en langue allemande de niveau A, B et C pour le SPF Finances ont été lancées au début du mois de septembre 2011. Les descriptions de fonctions liées à ces sélections prévoient une épreuve informatisée ainsi qu'une épreuve orale.

 

Selor ne peut malheureusement plus modifier les procédures établies et publiées. Selor est donc dans l'obligation d'organiser les épreuves orales. En attendant l'engagement de nouveaux collègues, Selor organisera, grâce à des ressources internes et externes au Selor, à la fin du mois de mars et au début d'avril 2012, des épreuves orales pour ces trois sélections.

 

10.03  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, merci, mais en répondant ainsi, vous vous faites tout aussi mal qu'à moi quant à la modernisation des services publics.

 

Que dira-t-on à ces jeunes qui sont dépendants de la réussite de ces examens, mais aussi tributaires de la mauvaise organisation de l'administration chargée de les organiser? Il faudra donc leur expliquer que l'un n'a pas été recruté ou l'autre, ou qu'on ne dispose pas de ceci ou de cela! Les jeunes s'en fichent! Ils espèrent avoir un avenir au sein d'une administration publique, pour laquelle ils ont été formés, mais il faudra leur expliquer ça!

 

Je sais que vous n'y pouvez rien. Mais j'estime qu'il ne faut pas pénaliser ces jeunes qui sont volontaires… Cela fait quinze ans qu'on attend un examen en langue allemande. S'ils passent l'examen dans une autre langue, ils ne peuvent pas prétendre à un contrat à durée indéterminée, puisqu'ils n'auront pas passé l'examen dans la langue de leur rôle linguistique.

 

Je m'énerve rarement mais là, je ne suis pas du tout satisfaite de votre réponse! Ce n'est pas moi qui suis pénalisée, ni vous. Je n'en veux pas spécialement au Selor. Mais je trouve que cette réponse n'est pas satisfaisante pour ces jeunes qui souhaitent faire une carrière au sein du SPF Finances, qui souhaitent travailler dans un service public fédéral moderne et s'y investir du mieux qu'ils peuvent. Je trouve qu'on les décourage très fortement.

 

10.04  Hendrik Bogaert, secrétaire d'État: Je vous comprends. Je vais insister auprès du directeur du Selor pour qu'il trouve une solution alternative. D'un autre côté, il est essentiel de suivre les procédures. Et il y a eu quelques démissions malheureuses qui ont perturbé le processus.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, toegevoegd aan de minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de afschaffing van de vrijwillige vierdagenweek voor ambtenaren" (nr. 9097)

11 Question de M. Kristof Calvo au secrétaire d'État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics, adjoint au ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "la suppression du choix volontaire de la semaine de quatre jours pour les fonctionnaires" (n° 9097)

 

11.01  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, wij hebben ook in de pers over het onderwerp mogen lezen. Wij vinden ter zake ook een mededeling op de portaalsite van de federale overheid terug.

 

Sinds 1 januari 2012 zou het voor ambtenaren niet langer mogelijk zijn om in het systeem van de vrijwillige vierdagenweek voor ambtenaren in te stappen.

 

Het zou om een systeem gaan waarvan ongeveer 11 000 ambtenaren gebruikmaken. Het is een interessant systeem om de administratie en de publieke sector op de markt te plaatsen als een eigentijdse, sociale werkgever en ook als een werkgever die de combinatie tussen werk en gezin wil faciliteren. In de strijd om geëngageerde en gemotiveerde medewerkers is het systeem tevens een niet onbelangrijk instrument.

 

Er zou een uitdoofscenario worden gehanteerd. Medewerkers die vandaag in het systeem zitten, vallen niet uit het systeem. Er zouden echter geen nieuwe aanvragen meer kunnen worden geformuleerd.

 

Ik zou u dan ook de hiernavolgende vragen willen stellen.

 

Hoeveel ambtenaren maken exact van deze maatregel gebruik?

 

Op welke termijn verwacht u een complete uitdoving? Ik vermoed dat het een langetermijnscenario zal zijn.

 

Is ter zake sociaal overleg gepleegd? Ik vermoed van wel, maar wil het toch even verifiëren.

 

Zijn er andere instrumenten die u meent te kunnen ontwikkelen rond de combinatie tussen werk en gezin in de publieke sector? Op welke manier wil u op dit vlak een aantrekkelijke en flexibele werkgever kunnen blijven?

 

Wat is de financiële impact van bedoelde maatregel? Welke besparing meent u te kunnen realiseren?

 

Waarom werd er niet over nagedacht om in plaats van het uitdoofscenario bijvoorbeeld het premiestelsel aan te passen?

 

Ik heb nog een laatste vraag, omdat een en ander mij niet helemaal duidelijk is. Dat is misschien mijn fout.

 

Geldt de maatregel in kwestie voor alle ambtenaren?

 

11.02 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: Mijnheer de voorzitter, op 30 juni 2011 maakten 10 642 contractuele en statutaire personeelsleden van het federaal administratief openbaar ambt gebruik van de vrijwillige vierdagenweek.

 

De cijfers van 31 december 2011 zullen heel binnenkort beschikbaar zijn, aangezien niet alle diensten een cijfer aan de FOD Personeel en Organisatie hebben doorgegeven. Dit zou midden februari in orde moeten zijn.

 

Vanaf 1 januari 2012 kunnen er geen personeelsleden in de vrijwillige vierdagenweek meer stappen. Het verlofstelsel blijft wel van toepassing voor alle personeelsleden van het federaal administratief openbaar ambt die al voor 31 december 2011 instapten.

 

De wet voorziet niet in een einddatum voor deze laatste categorie. Alleen zijzelf kunnen beslissen om er uit te stappen en opnieuw voltijds aan het werk te gaan.

 

Een antwoord op de vragen 2 en 5, ik wil het geachte lid erop wijzen dat ik aan een voorstel werk om het systeem van de vierdagenweek voor de federale personeelsleden te hervormen in de geest van het regeerakkoord.

 

Ik laat de mogelijkheden met betrekking tot de vierdagenweek onderzoeken, maar het moet ook betaalbaar blijven voor de overheid.

 

Iedereen is er zich ondertussen van bewust dat we langer zullen moeten werken. In die context is het belangrijk dat personeelsleden rustpauzes in hun loopbaan kunnen inlassen. We willen mensen die kans geven, ook met het oog op een betere combinatie van werk en gezin, maar wie in een dergelijk systeem stapt moet ook een deel van de financiële verantwoordelijkheid daarvoor opnemen, meer bepaald in de opbouw van zijn of haar pensioen.

 

Mijn betrachting is aansluiting te vinden bij gelijkaardige systemen in de private sector. Daarnaast moeten we ervoor zorgen dat de verschillende vormen van deeltijds werken bij de federale overheid op elkaar zijn afgestemd.

 

Wij willen als overheid de maatschappelijke rol vervullen op het vlak van een warm personeelsbeleid waardoor de federale overheid een aantrekkelijke en flexibele werkgever kan blijven. We moeten echter ook streven naar gelijkheid voor alle werknemers.

 

Mijn voorstel wordt momenteel besproken binnen de regering. Ik heb ook herhaaldelijk overleg met de vakbonden gehad en heb mijn voorstel aan hen toegelicht.

 

11.03  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Op mijn vierde vraag hebt u voorlopig geen antwoord gegeven? Welke besparingen meent u te kunnen realiseren?

 

11.04 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: Ik zoek daarin geen besparingen. Ik wil het mogelijk houden. Het gaat over pensioenrechten. Er is een impliciete besparing in de komende jaren. Ik ben niet van plan de premies te verminderen. Er zijn wel vrijstellingen van sociale bijdragen. Wij zijn nu aan het bekijken ten laste van wie zij vallen.

 

Mijn beleid ter zake is niet specifiek gericht op besparen. Ik hecht meer belang aan de pensioenlast. Die bedraagt 11 miljard voor de federale ambtenaren en stijgt met een half miljard euro per jaar. Onze hervormingen brachten tot nu toe 420 miljoen euro op. Na het sociaal overleg zal de opbrengst nog minder zijn. In deze context moeten wij opletten dat wij de toekomstige generaties niet te veel belasten.

 

11.05  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, dank u voor uw verduidelijking. Ik begrijp dat u bezig bent met een fundamentele hervorming van het deeltijds werken en van de vierdagenweek. Ik kijk uit naar de resultaten ervan.

 

Ik vind het enigszins jammer dat u het huidige systeem al hebt stopgezet en dat u een uitdoofscenario schrijft zonder dat er duidelijkheid is over een alternatief. Ik nodig u dus uit snel werk te maken van de hervormingen waar u mee bezig bent.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Question de M. Damien Thiéry au secrétaire d'État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics, adjoint au ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "le rôle du CERT en cas d'attaques informatiques à l'encontre des systèmes d'information des administrations publiques belges" (n° 9199)

12 Vraag van de heer Damien Thiéry aan de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, toegevoegd aan de minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de rol van het CERT in geval van cyberaanvallen tegen de informatiesystemen van de Belgische overheidsadministratie" (nr. 9199)

 

12.01  Damien Thiéry (FDF): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, ma question a trait au Computer Emergency Response Team, qu'on appelle communément le CERT. Ce système vise à offrir une réponse aux menaces de vulnérabilité en matière de sécurité sur internet qui peuvent porter atteinte aux intérêts de notre pays et à l'information des citoyens et des entreprises. À cette fin, les experts du CERT traitent les incidents de sécurité dans les systèmes d'information des administrations publiques, tout en améliorant les techniques de détection d'intrusion. Pour cela, cet organe doit pouvoir collaborer étroitement avec d'autres services publics concernés par la sécurité et la protection des systèmes informatiques.

 

Je n'entre pas dans le détail, monsieur le secrétaire d'État, étant donné que vous avez eu copie de la question. Toutefois, je voulais attirer votre attention sur le projet eHealth. À la suite d'une de mes interventions en commission de la Santé, je sais que la ministre soutient le projet eHealth. Celui-ci permet de stocker un certain nombre de données et facilite, sur le plan médical, la tâche de toutes les personnes qui utilisent ce système. Je pense sincèrement que c'est le système de l'avenir.

 

Cependant, du fait de la recrudescence de la cyber-criminalité qui est dans le top cinq des plus grandes menaces pour l'année à venir, je me demande si une enquête au niveau de la sécurité de la plate-forme eHealth a été menée car on y retrouve toute une série de données personnelles Est-on certain qu'un piratage de ce type de base de données est impossible? Ce problème pourrait en effet surgir dans toutes les administrations et domaines. Je pense spécifiquement à la Justice et à la Défense. Une concertation a-t-elle lieu entre les différents SPF pour être sûr que tous travaillent dans la même direction?

 

12.02  Hendrik Bogaert, secrétaire d'État: Monsieur le président, cher collègue, la législation belge ne prévoit pas d'obligation de déclarer les attaques informatiques. Le CERT.be n'a pas, sur base des déclarations d'incidents récents, constaté une recrudescence des attaques ces dernières semaines. Cette situation ne reflète vraisemblablement pas correctement l'état de la menace.

 

Par ailleurs, les informations en provenance de diverses sources internationales permettent de penser qu'il y a effectivement une augmentation des attaques ces derniers temps. Sur base de ces informations internationales, CERT.be estime que les attaques sont en relation avec le processus de ratification de la proposition de l'accord commercial anti-contrefaçon, Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA).

 

Depuis, CERT.be suit un certain nombre de sources d'information afin d'être en mesure de détecter aussi rapidement que possible les différentes attaques et de proposer des conseils en matière de protection des systèmes d'information.

 

CERT.be n'a pas de mandat en matière de protection et de suivi des systèmes d'infrastructures de tiers. CERT.be n'a pas non plus d'autorité sur le réseau d'infrastructure eEalth ou sur d'autres infrastructures sensibles.

 

CERT.be publie régulièrement des avis et des recommandations qui permettent aux spécialistes en charge des différents systèmes de mettre en place des mesures permettant d'augmenter le niveau de protection de leurs systèmes d'information. Il est à noter qu'une protection à 100 % n'est jamais garantie.

 

On sait que la Belgique n'a pas institué d'autorité en charge de la coordination des services compétents en matière de protection des systèmes d'information. L'autorité nationale de sécurité ne dispose pas aujourd'hui de ce mandat.

 

La coordination intervient donc entre les différents acteurs compétents sur base volontaire et dans les limites de la réglementation existante. La collaboration actuelle est excellente, mais elle est parfois confrontée aux besoins d'une coordination plus formelle.

 

CERT.be ne collabore pas actuellement avec le B-CCentre et n'a d'ailleurs pas été contacté officiellement par le responsable du B-CCentre. CERT.be a récemment pris l'initiative d'inviter les chefs de projet de B-CCentre à une Academic Information sharing and analysis center, une plate-forme d'échange d'expériences et d'idées sur la sécurité ICT au sens large, organisée pour des participants provenant du monde académique.

 

12.03  Damien Thiéry (FDF): Mijnheer de staatssecretaris, als ik het goed heb begrepen, is er geen verplichting dat diensten samenwerken. Bovendien geeft de wet geen oplossingen, geen stimuli. In dat geval zijn wij bijna verplicht om de wet aan te passen, en misschien moeten wij dan ook in die richting denken.

 

Bien entendu, j'encourage aussi en ce sens la plate-forme de concertation entre les différents services fédéraux. Un jour ou l'autre, nous serons confrontés à un problème. J'ai été surpris par le fait suivant et je vous cite: "La France a découvert en mars 2011 que 150 PC du ministère de l'Économie étaient sur écoute depuis au moins trois mois. Les pistes se sont arrêtées en Chine".

 

Dit betekent dat wij niet echt weten waar dit vandaan komt en wij moeten alles in het werk stellen om dit te vermijden. Zo niet wordt dit een echte ramp voor de overheid. Ik reken op u om een overleg te organiseren met de verschillende entiteiten van onze Staat.

 

12.04 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: Ik denk dat dit terechte opmerkingen zijn. Wij zullen met Fedict nagaan hoe wij het signaal kunnen versterken. Ik meen dat uw bekommernissen heel terecht zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van mevrouw Reinilde Van Moer aan de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, toegevoegd aan de minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "het jaarlijks informeren van ambtenaren met betrekking tot hun saldo aan ziektedagen" (nr. 9223)

13 Question de Mme Reinilde Van Moer au secrétaire d'État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics, adjoint au ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "l'information annuelle des fonctionnaires concernant le solde de leurs jours de maladie" (n° 9223)

 

13.01  Reinilde Van Moer (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, sedert dit jaar zijn de verschillende federale overheden verplicht om hun personeelsleden jaarlijks een overzicht te sturen met het saldo van de ziektedagen waarop zij nog recht hebben. Indien de ambtenaar niet akkoord gaat met het saldo, dan kan hij binnen de vijftig werkdagen bij de directeur stafdienst Personeel en Organisatie van zijn dienst een gemotiveerd bezwaar indienen. Die laatste neemt een beslissing binnen de vijftig dagen. Wanneer de termijn is verstreken, wordt het bezwaar aanvaard.

 

Kunt u toelichten hoe de procedure door de verschillende administraties wordt opgevolgd?

 

Hanteren de onderscheiden administraties een unieke referentiedatum voor de berekening van het saldo?

 

Hoeveel kennisgevingen dienen er te gebeuren? Hoeveel zijn er effectief gebeurd?

 

Worden die allemaal tegelijk verstuurd? Wordt het over een bepaalde periode gespreid?

 

Wanneer denkt u de eerste ronde van kennisgevingen af te ronden?

 

Hoeveel betwistingen worden er verwacht? Hoeveel zijn er intussen effectief ontvangen?

 

Is de administratie ertoe gehouden om het saldo dat in de kennisgeving wordt vermeld, te motiveren, meer bepaald de berekeningswijze van het saldo, zodat de ambtenaar zou kunnen nagaan of het saldo correct is samengesteld?

 

13.02 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: Collega, de federale overheden zijn inderdaad verplicht om sedert dit jaar hun personeelsleden jaarlijks een overzicht van het saldo ziekteverlof toe te sturen. Ik dank u voor uw interesse hiervoor.

 

Het is een nieuwe maatregel die werd ingevoerd bij KB van 14 november 2011, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 28 november 2011. Elke stafdienst Personeel en Organisatie is nu bezig met de berekening van de ziektekapitalen. Dat is een taak die inspanningen van alle dossierbeheerders vereist. Inderdaad, de meeste diensten hebben deze informatie niet voor alle personeelsleden. De gewoonte was, in het bijzonder bij de grootste organisaties, om de berekening enkel te maken op het moment waarop een personeelslid zijn ziektekapitaal in de komende maanden dreigde uit te putten.

 

Elke administratie is verantwoordelijk voor haar eigen personeel. Er is geen unieke referentiedatum bepaald voor de berekening van dit saldo. De enige verplichting is in het KB zelf ingeschreven. Elke ambtenaar krijgt jaarlijks het overzicht van het saldo. Met andere woorden, alle instellingen moeten in orde zijn tegen het einde van dit jaar. De FOD P&O wil de ziektekapitalen aan alle personeelsleden in juni meedelen. Zij beschikken voor elk personeelslid over de cijfers maar willen deze cijfers toch opnieuw heel zorgvuldig nakijken om alle fouten te vermijden.

 

Het klopt inderdaad dat de berekening met redenen omkleed moet worden, zowel wat het recht op ziektekapitaal als het aantal opgenomen ziektedagen aangaat. Daarover werd geregeld overleg gepleegd in het netwerk van de P&O-stafdirecteurs. Zij verwachten een heel klein percentage betwistingen. Het is net, omdat zij een hoog aantal betwistingen willen vermijden, dat zij de berekening ervan zo zorgvuldig mogelijk wensen uit te voeren. De meeste P&O-stafdirecteurs zullen eerst een officieuze melding doen om zware procedures te vermijden. Uiteraard zal de berekening in detail verantwoord worden indien een betwisting geuit zou worden.

 

13.03  Reinilde Van Moer (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, heb ik goed begrepen dat het nog tot het einde van dit jaar kan duren vooraleer een aantal ambtenaren effectief de berekening van hun aantal ziektedagen hebben gekregen?

 

13.04 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: Het koninklijk besluit dateert van 14 november 2011 en werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 28 november 2011. Uit het antwoord dat mijn administratie mij meegeeft, begrijp ik dat het niet on the shelf beschikbaar is.

 

13.05  Reinilde Van Moer (N-VA): Er zijn ondertussen echter toch wel ambtenaren, die het al weten. Zij hebben al een brief gekregen.

 

13.06 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: Waar het kan, gebeurt het. Mijn medewerker zegt mij dat men ook bij de RVA al systematisch die gegevens krijgt voor personen die in disponibiliteit zijn. Zo verkrijgt men een beetje een beeld dat men altijd wel heeft van de overheidsadministratie, heel hybride en heel divers, maar het gaat om een koninklijk besluit, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. De berekeningen komen eraan voor wie ze nog niet heeft ontvangen.

 

Wat ik zei, ging over de FOD P&O, dus Personeel en Organisatie. Daar zal het in juni meegedeeld worden aan alle personeelsleden.

 

13.07  Reinilde Van Moer (N-VA): Dank u wel.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

La réunion publique de commission est levée à 12.29 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.29 uur.