Commission
des Relations extérieures |
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen |
du Mardi 7 février 2012 Matin ______ |
van Dinsdag 7 februari 2012 Voormiddag ______ |
La séance est ouverte à 10.20 heures et présidée par M. François-Xavier de Donnea.
De vergadering wordt geopend om 10.20 uur en voorgezeten door de heer François-Xavier de Donnea.
- de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de Belgische ontwikkelingshulp aan Burundi" (nr. 8331)
- de heer Georges Dallemagne aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "het beschikbaar stellen van een bijkomende schijf als incentive voor Burundi" (nr. 9277)
- M. Dirk Van der Maelen au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "l'aide belge au développement en faveur du Burundi" (n° 8331)
- M. Georges Dallemagne au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "la libération d'une tranche incitative en faveur du Burundi" (n° 9277)
Le président: M. Dallemagne est excusé.
01.01 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik had het genoegen als waarnemer aanwezig te mogen zijn bij de verkiezingen van 2010 in Burundi, vandaar ook mijn bijzondere belangstelling voor wat er aldaar gebeurt na die verkiezingen.
Sinds de verkiezingen van 2010 stel ik vast dat de politieke dialoog in Burundi hapert. Ondanks enkele initiatieven spreken oppositie en regeringspartijen niet of zeker onvoldoende met elkaar, laat staan dat zij een verzoeningsproces uitwerken. Het jaar 2011 was dan ook een jaar met veel politiek getint geweld dat nauwelijks strafrechtelijk opgevolgd werd. Voor een land dat hoge armoedecijfers kent en recent nog een burgeroorlog meemaakte, is volgens mij uiterste waakzaamheid geboden. Helaas genieten hervormende krachten en de civiele maatschappij te weinig democratische ruimte om vrede en verzoening te consolideren. Tal van berichten wijzen erop dat niet zij, maar radicale elementen aan invloed en ruimte winnen. Aangezien Burundi weldra een nieuw Poverty Reduction Strategy Paper moet voorstellen, wil ik de minister graag enkele vragen stellen.
Ten eerste, zijn er, naast het Verenigd Koninkrijk en Zweden, nog donorlanden van plan hun hulp aan Burundi terug te schroeven? Zo ja, welke landen? Hoe reageert Europa, opdat Burundi voldoende ontwikkelingsbijstand blijft krijgen?
Mijn tweede vraag moet ik wat aanpassen, want inmiddels heb ik vernomen dat de incentive tranche van het huidige ISP reeds is toegekend. Mijnheer de minister, hebt u bij de besprekingen die geleid hebben tot de toekenning van de incentive tranche, de problematiek aangekaart met betrekking tot de stijgende onveiligheid, de straffeloosheid en de toenemende corruptie in dat land? Hebt u daarover met de Burundezen gesproken en hebben zij engagementen geformuleerd?
01.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van der Maelen, het Verenigd Koninkrijk en Zweden hebben inderdaad beslist om zich terug te trekken uit Burundi. Deze beslissing werd hoofdzakelijk genomen vanwege een interne herijking van de ontwikkelingssamenwerking van beide donoren en ook vanwege de internationale agenda over de taakverdeling tussen donoren. Hun programma’s in Burundi werden als te klein beschouwd om het verschil te kunnen maken.
Andere donoren trekken zich niet terug, maar een aantal wil de hulp wel anders invullen, waarbij er minder geld wordt gegeven.
Noorwegen geeft geen algemene budgethulp meer – dat was 10 miljoen USD –, maar heeft beslist om sectorhulp voor 9 miljoen USD te programmeren. Japan zou de hulp aan Burundi afbouwen, maar heeft dat nog niet aangekondigd. De Verenigde Staten zouden in 2012 een derde minder hulp voorzien.
De Afrikaanse Ontwikkelingsbank wou stoppen met budgethulp, maar heeft op de valreep toch beslist om de volgende drie jaar budgethulp toe te kennen.
De Europese Unie is ook nog niet zeker om de algemene budgethulp aan Burundi verder te zetten, maar heeft nu toch beslist om volgend jaar extra budget te geven.
Op Europees en internationaal vlak heeft België steeds aandacht gevraagd voor de situatie van de aid orphans. Op grond van een drang naar onmiddellijke resultaten trekken sommige donoren zich terug uit al te complexe situaties en opteren voor onmiddellijke resultaten.
Ontwikkeling blijft een werk van lange adem. Donoren moeten risico’s durven nemen. De Commissie en andere internationale organisaties moeten bereid zijn om zich te gedragen als lender of last resort bij afwezigheid van bilaterale donoren.
De vergadering van het speciale partnercomité waarop de toekenning van de incentive tranche zal worden besproken, is voorzien voor het tweede trimester van 2012. Op deze vergadering zal worden geanalyseerd of werd voldaan aan de vier voorwaarden die werden gesteld voor de toekenning van de bijkomende tranche van 50 miljoen euro. In afwachting van de resultaten van deze analyse wens ik mij niet uit te spreken over de toekenning van dit bijkomend bedrag aan Burundi.
Het lijkt mij wel enigszins contradictoir dat u, enerzijds, bezorgd bent dat Europa voldoende ontwikkelingsbijstand zou toekennen aan Burundi en, anderzijds de toekenning van bijkomende hulp aan Burundi interpreteert als een ondersteuning door ons land van de vooruitgang inzake goed bestuur, ondanks de huidige context van straffeloosheid en corruptie.
01.03 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
U raakt inderdaad aan de kern van het probleem, met name het zoeken van een evenwicht tussen, enerzijds, dit land niet laten schieten en, anderzijds, niet blind zijn voor wat er gebeurt.
Het is in grote mate de fout van de oppositie, die de verkiezingen van 2010 heeft geboycot. Als gevolg daarvan hebben wij nu echter een politiek systeem met een regering en een parlement dat nogal politiek eenkleurig is, of toch wordt gedomineerd door één kleur.
Ik ben peter van een van de vooraanstaande figuren van de civiele samenleving, en ik volg samen met hem de ontwikkeling op het vlak van politieke rechten.
We stellen vast dat er een tendens naar een eenpartijstaat is. Daarmee moeten we opletten.
Het tweede element is de groeiende onveiligheid. In een rapport van de UNO heeft men het over 41 buitengerechtelijke moorden in de eerste tien maanden van 2011. Ik kan het niet anders noemen. Politieke tegenstanders worden door veiligheidstroepen vermoord.
We moeten een evenwicht zoeken. Ik vind dat we de situatie moeten opvolgen. Ik denk dat wij een grote invloed kunnen hebben. Wij zijn een van de grootste donors, of misschien zelfs de grootste, in Burundi. Wij moeten die invloed aanwenden om de politieke situatie in de goede richting te laten evolueren.
Ik worstel inderdaad met het probleem en ik ben geen voorstander van de stopzetting van de hulp, maar ik wil wel dat de hulp wordt gebruikt als hefboom om op die twee domeinen, enerzijds politieke verzoening en, anderzijds, het beëindigen van de buitengerechtelijke terechtstellingen die daar gebeuren, de dialoog met de regering aan te gaan en hen aan te porren om de nodige maatregelen te nemen.
L'incident est clos.
- de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de vergadering van de Raad van de Europese ministers van Ontwikkelingssamenwerking op 14 november 2011 en het gemeenschappelijk Europese standpunt voor de 4de highlevelconferentie over de doeltreffendheid van hulp" (nr. 8332)
- de heer Roel Deseyn aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de resultaten van het Fourth High Level Forum on Aid Effectiveness in Busan" (nr. 8458)
- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de conferentie in Busan over de doeltreffendheid van de hulp" (nr. 8595)
- M. Dirk Van der Maelen au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "la réunion du Conseil des ministres européens de la Coopération au développement du 14 novembre 2011 et la position commune européenne au sujet de la conférence de haut niveau sur l'efficacité de l'aide" (n° 8332)
- M. Roel Deseyn au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "les résultats du Quatrième Forum de Haut Niveau sur l'Efficacité de l'Aide à Busan" (n° 8458)
- M. Wouter De Vriendt au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "la conférence de Busan sur l'efficacité de l'aide" (n° 8595)
02.01 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 14 november 2011 vergaderden de Europese ministers van Ontwikkelingssamenwerking. Een van de agendapunten was de voorbereiding van het Europese standpunt met betrekking tot het Vierde High Level Forum over de doeltreffendheid van hulp in november te Busan.
De drafts van het Outcome Document laten voorlopig weinig ruimte om in Busan te kunnen komen tot concrete en in de tijd gebonden afspraken, die onafhankelijk kunnen worden gemonitord.
Werd een dergelijk engagement tijdens de vergadering van de Raad besproken? Wat waren de standpunten daaromtrent?
Heeft uw voorganger ter zake het woord genomen? Wat is het standpunt van de minister over de materie?
De rol van de nieuwe en opkomende spelers, zoals de BRICS of de privésector, voor het sluiten van een ambitieus en concreet akkoord in Busan, werd tijdens de vergadering van de Raad besproken.
Welke opportuniteiten of risico’s ziet u ter zake?
In welke mate wil België Busan aangrijpen om de agenda van fragiele staten het nodige politiek gewicht te geven? Is zulks ook tijdens de vergadering van de Raad van 14 november 2011 besproken?
Welke concrete engagementen zal ons land nemen?
Ten slotte, heeft uw voorganger tijdens de vergadering van de Raad van 14 november 2011 bepaalde of andere prioriteiten op tafel gelegd?
Wat waren volgens u de belangrijkste discussiepunten bij het bepalen van een gemeenschappelijk Europees standpunt?
Wat is uw appreciatie over het uiteindelijk gemeenschappelijk Europees standpunt in de aanloop naar Busan?
02.02 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ook van mij krijgt u een aantal vragen om te peilen naar de houding die ons land in Busan heeft aangenomen, en naar de standpunten die wij er hebben verdedigd.
Het gaat om de Vierde conferentie over de doeltreffendheid van de hulp, die eind november 2011 in Busan plaatsvond.
Hoe evalueert u de conferentie in Busan?
Welke standpunten heeft ons land verdedigd, vooral op het vlak van de mensenrechten, de beleidscoherentie met andere beleidsdomeinen en het creëren van een regulerend kader voor de privésector?
Ten slotte, hoe zult u de implementatie van Busan aanpakken?
02.03 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, collega’s, de Vierde conferentie over de doeltreffendheid van de ontwikkelingshulp vond inderdaad plaats in Busan, Zuid-Korea van 30 november 2011 tot en met 1 december 2011.
Het slotdocument van dit forum is het Busan Partnership for Effective Development Co-operation. Het bezegelt een heroriëntering van het internationale ontwikkelingsbeleid, die al een aantal jaren bezig was.
Het document stelt vast dat de wereld sinds het begin van de ontwikkelingssamenwerking ongeveer zestig jaar geleden, sterk is veranderd. Opkomende economieën hebben in hun ontwikkeling een grote stap gezet. Zij zijn nu zelf donoren geworden. Een van de uitdagingen voor Busan was, ook voor België, om deze landen in het nieuwe, wereldwijde partnerschap voor ontwikkeling binnen te brengen.
Toch blijven nog vele landen in armoede verkeren, in het bijzonder de minst ontwikkelde landen en de fragiele staten. Zij kampen met economische problemen, politieke instabiliteit, geweld en gewapende conflicten. In het slotdocument van Busan wordt door de internationale gemeenschap de noodzaak erkend om op een meer coherente en actieve manier de specifieke problemen van die arme landen en fragiele staten aan te pakken om de situatie van de mensen in die landen te verbeteren.
België legde sterk de nadruk op de problematiek van landen in fragiele situaties. Er is een groot risico dat vele DAC-donoren hun inspanningen in die moeilijke landen zullen verminderen om een verbeterde doelmatigheid van de hulp te bereiken. België drong er dan ook op aan dat de internationale instellingen, zoals de Europese Commissie en de Wereldbank, in hun bestedingen meer aandacht zouden schenken aan de fragiele staten en hun rol van donor of last resort zouden opnemen voor landen die minder hulp van bilaterale donoren aantrekken.
België steunde ook de new deal voor de fragiele staten en maakte een aantal suggesties en opmerkingen om tot een betere toepassing van de new deal te komen. Verder betuigde België in Busan zijn steun aan de gezamenlijke verklaring waarin de groeiende rol van de privésector erkend wordt, internationaal en in de landen zelf, en aan het Busan Genderactieplan.
In het veranderende ontwikkelingslandschap zal het Belgisch beleid voor ontwikkelingssamenwerking meer geïntegreerd, coherenter en doeltreffender zijn. In de betrekkingen met de partnerlanden worden de concepten van respect, ownership en transparantie gewaarborgd en versterkt waar nodig. De Belgische Ontwikkelingssamenwerking heeft sinds lang aandacht voor het Afrikaanse continent, in het bijzonder voor de regio van de Grote Meren. België wenst de ontwikkeling van de landen die het zwaarst door armoede getroffen zijn, actief te blijven ondersteunen.
Tijdens de duur
van deze regering zal ik bijzonder veel aandacht schenken aan de
doeltreffendheid van de bilaterale ontwikkelingssamenwerking. Wat de
gouvernementele samenwerking betreft, zal het Belgisch plan voor afstemming en
harmonisering herzien worden. Samen met de niet-gouvernementele actoren zal ik
verdere inspanningen bespreken voor een meer doeltreffende niet-gouvernementele
ontwikkelingssamenwerking. Tezelfdertijd zullen wij ook samenwerken aan de
oprichting van een duurzaam systeem voor coherentie van het algemeen Belgisch
beleid ten gunste van ontwikkeling.
02.04 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb vergeten te zeggen dat wij in deze commissie onder het ministerschap van de heer Chastel een uitgebreid debat hebben gehad over de voorbereiding van Busan. Dat is uitgemond in een resolutie, waarin een aantal aanbevelingen van de Kamer is opgenomen.
Ik wil de minister uitnodigen om in een dialoog met de Kamer daaruit de nodige conclusies te trekken.
Misschien is het zelfs beter, in plaats van u allemaal om de beurt een vraagje te stellen, om te proberen een aantal debatten over de problematiek van ontwikkelingssamenwerking te organiseren.
U hebt in uw antwoord een aantal thema’s aangeraakt die de meeste collega’s interesseren. Ik hoop dat wij tot die dialoog kunnen komen.
02.05 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat wij in de toekomst nog veel discussies zullen voeren over elementen die in Busan ter sprake zijn gekomen. Ik denk aan de geplande herziening van de basiswet inzake ontwikkelingssamenwerking.
Ik had u gevraagd om toch aandacht te hebben voor een regulerend kader voor de privésector. Ik hoop dat dit in de toekomst van u de nodige aandacht zal krijgen.
Ik denk dat wij moeten opletten voor een aantal nieuwe tendensen die zich in de ontwikkelingssamenwerking voordoen, zodat wij de goede elementen in de basiswet inzake internationale samenwerking, tot stand gekomen tijdens paars-groen, niet overboord gooien.
Ik ben er, net zoals de heer Van der Maelen, van overtuigd dat wij hierover nog veel interessante discussies zullen hebben.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "het Belgisch engagement naar aanleiding van de donorconferentie over het Global Partnership for Education" (nr. 8407)
03 Question de M. Dirk Van der Maelen au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "l'engagement de la Belgique à la suite de la conférence des donateurs sur le Global Partnership for Education" (n° 8407)
03.01 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 7 en 8 november 2011 vond in Kopenhagen een Replenishment Pledging Conference van de Global Partnership for Education plaats. De hoofddoelstelling van deze high level donorconferentie was het opnieuw aanvullen van de middelen voor het Global Partnership for Educationfonds voor de periode 2011-2014. De doelstelling was om minstens 2,5 miljard US dollar op te halen voor het Global Partnership for Education. Behalve het zoeken van 2,5 miljard dollar voor het Global Partnership for Education had de conferentie ook als doel de bilaterale bijdragen van donoren voor basisonderwijs en de uitgaven van nationale overheden voor basisonderwijs op te trekken.
Op deze manier wilde men een nieuwe impuls geven aan het streven om alle kinderen wereldwijd toegang te geven tot kwaliteitsvol basisonderwijs. De uitdagingen zijn immers enorm. Niet alleen zijn er nog altijd 67 miljoen kinderen die niet naar school gaan, door de slechte kwaliteit van het onderwijs zijn de leerresultaten van miljoenen kinderen ver ondermaats. Zo kan ongeveer de helft van de schoolgaande kinderen in lage-inkomenslanden aan het einde van het tweede leerjaar nog altijd geen letter lezen. Bovendien zorgen demografische evoluties ervoor dat er de volgende jaren miljoenen kinderen en jongeren zullen bijkomen. De druk op onderwijssystemen om deze toevloed aan schoolgaande kinderen op te vangen, zal enorm zijn.
Naar aanleiding van deze Replenishment Pledging Conference kreeg ik graag een antwoord op de volgende vragen.
Ten eerste, welke verbintenissen aan het Global Partnership for Education is België voor de periode 2011-2014 aangegaan?
Ten tweede, welke bijkomende toezeggingen zal België doen voor zijn bilaterale bijdragen aan basisonderwijs in zijn partnerlanden?
03.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van der Maelen, België zal voor het jaar 2011 zijn steun aan het Global Partnership for Education voor het bedrag van 6 miljoen bevestigen. Dat is een verdere stijging van onze steun aan het Education for All Fast Track Initiative, dat in 2010 5 miljoen euro bedroeg en daarvoor beperkt was tot 1 miljoen euro per jaar. Aangezien er geen regering met volle bevoegdheden was, kon België voorlopig geen verbintenissen aangaan voor na 2011.
In 2010 trok België in het kader van ontwikkelingssamenwerking een bedrag van 72 miljoen uit voor basisonderwijs, waarvan 21 miljoen aan bilaterale steun op federaal niveau. Onderwijs werd als prioritaire sector ingeschreven in de indicatieve samenwerkingsprogramma’s van de Democratische Republiek Congo, Burundi, Oeganda en Palestina.
In onder meer Rwanda wordt basisonderwijs via gedelegeerde samenwerking ondersteund. Hiermee is een bilaterale bijdrage aan het basisonderwijs in een deel van onze partnerlanden gegarandeerd voor de nabije toekomst. De ondersteuning op middellange termijn zal afhangen van de beslissingen die de nieuwe regering ter zake neemt in dialoog met onze partnerlanden. Tot nader order blijft basisonderwijs in elk geval een prioritaire sector van het Belgische ontwikkelingsbeleid.
03.03 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, maar ik zou graag de gelegenheid krijgen om hierop eens dieper in te gaan. Ik stel immers een aantal zaken vast, die ik graag eens met u zou willen doorpraten.
Ik stel vast dat de bijdragen van België voor het basisonderwijs laag zijn. Het Europese gemiddelde van de totale ODA-hulp dat naar basisonderwijs gaat, bedraagt 4,1 %. Voor België is dat 2,7 %. Ook als men het percentage voor basisonderwijs bekijkt in het geheel van ontwikkelingssamenwerking inzake onderwijs, stellen wij vast dat dit percentage voor België laag ligt. Aangezien onze inspanningen op het vlak van onderwijs een behoorlijk niveau halen, maar wij wel slecht scoren voor basisonderwijs, valt tegelijkertijd op dat wij een hoog percentage halen voor hoger onderwijs. Met het oog op de ontwikkeling van landen rijst de vraag wat belangrijk is. Ik denk dat in onderwijsmiddens algemeen wordt aanvaard dat de basis gevormd wordt door het basisonderwijs en dat daaraan dan ook meer aandacht moet worden besteed.
Een derde en laatste punt waarover ik graag eens zou discussiëren, is de vaststelling dat België zich in navolging van andere landen terugtrekt uit bepaalde landen. Ik heb het dan over Burkina Faso en Cambodja. Dit zijn landen waar andere donoren zich terugtrekken. Voor Burkina Faso valt 53 % van de hulp voor het basisonderwijs weg. België volgt deze trend. Ik kan begrijpen dat men moet focussen, maar wij creëren wel problemen in die landen. Door ons ongecoördineerd terug te trekken, riskeert men dat het basisonderwijs in Burkina Faso en Cambodja in elkaar stuikt. Ik zou u dus willen oproepen om samen met uw Europese collega’s toch ook oog te hebben voor deze situatie.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "het begrip van coherentie" (nr. 8504)
04 Question de M. Wouter De Vriendt au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "le concept de cohérence" (n° 8504)
04.01 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, coherentie is een belangrijk concept in een doeltreffend beleid van ontwikkelingssamenwerking. Beslissingen in tal van beleidsdomeinen moeten gericht zijn op het realiseren van een duurzame ontwikkeling in het Zuiden. Hoe ziet u de invulling van het begrip coherentie in het Belgische beleid?
In het regeerakkoord is er sprake van een interministeriële conferentie. Wat is de doelstelling van die conferentie? Wie wordt daarin betrokken? Wat is de timing?
In welke mate wordt coherentie beoogd met de beleidsdomeinen Landbouw, Handel, Financiën, Klimaat en Diplomatie?
Zal coherentie worden verankerd in de voorziene nieuwe wet op de ontwikkelingssamenwerking? Zo ja, op welke manier?
Bent u voorstander van het overhevelen van de politieke bevoegdheid voor de internationale ontwikkelingsbanken, de Wereldbank en de regionale ontwikkelingsbanken, van Financiën naar Ontwikkelingssamenwerking?
04.02 Minister Paul Magnette: De ondersteuning van de ontwikkelingsdoelstellingen van de partnerlanden hangt niet enkel af van hulp, maar ook van beslissingen die door donorlanden in verschillende beleidsdomeinen worden genomen en die een impact hebben op de partnerlanden. België beschikt momenteel niet over een algemeen beleidskader voor beleidscoherentie bij de ontwikkeling van deze verschillende beleidsdomeinen. Volgens de OESO-DAC-preview is dit een van de belangrijkste uitdagingen voor de Belgische Ontwikkelingssamenwerking en verwarren nog te veel beleidsmakers beleidscoherentie met beleidscoördinatie.
Beleidscoherentie voor ontwikkeling start met politiek leiderschap, maar wordt bemoeilijkt door het naast elkaar bestaan van verschillende beslissende overheden. Een verbeterde beoordeling ex ante van de impact van de verschillende Belgische beleidsmaatregelen op ontwikkeling is noodzakelijk. Voor het operationaliseren van de beleidscoherentie voor ontwikkeling is er nood aan een mechanisme voor een effectieve coördinatie tussen de verschillende betrokken overheidsdiensten.
Het is mogelijk dat een interministeriële conferentie dat mechanisme wordt. Ik zal de komende dagen met mijn administratie nadenken over de mogelijke pistes. Een voorstel wordt binnenkort aan de regering voorgelegd. Ik denk hierbij aan beleidsbeslissingen in diverse domeinen zoals Handel, Landbouw, Financiën, Migratie, Schuld en dies meer, die geregeld tegengestelde belangen dienen. De Belgische regering zal een herziening van de wet van 1999 opnieuw op haar agenda plaatsen en zo vlug mogelijk een aangepast ontwerp aan het Parlement voorleggen. Uiteraard zal beleidscoherentie voor ontwikkeling onder meer in deze wetsherziening worden opgenomen.
Gezien het belang van de Wereldbank en de regionale ontwikkelingsbanken in de globale en regionale hulparchitectuur en hun rol bij de armoedebestrijding in vele domeinen van de ontwikkelingssamenwerking, ben ik minstens voorstander van een gedeelde politieke bevoegdheid tussen Financiën en Ontwikkelingssamenwerking met betrekking tot de voogdij over deze ontwikkelingsbanken.
Ik zal deze problematiek binnenkort met mijn collega van Financiën bekijken.
04.03 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, zo’n gedeelde politieke bevoegdheid zou alleszins reeds een stap vooruit zijn. Ik hoop dat u erin slaagt om stappen vooruit te zetten in deze zaak.
Het is extreem belangrijk om tot coherentie te komen in ons buitenlands beleid, voor tal van facetten. Als blijkt dat door onze Europese landbouwpolitiek landbouwproducten uit het Zuiden weggeconcurreerd worden, als blijkt dat landen uit het Zuiden verplicht worden om zich open te stellen en om een exportgedreven economie te organiseren, terwijl ze daarvoor eigenlijk nog niet klaar zijn, dan hebben wij grote problemen en dan is ontwikkelingssamenwerking eigenlijk niet meer dan een lapmiddel. Er is doorgedreven actie nodig in andere domeinen, vandaar het belang van coherentie.
Ik kijk ernaar uit hoe u het begrip zult implementeren en zult inpassen in uw beleid voor Ontwikkelingssamenwerking.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de realisatie van de Millenniumdoelstellingen tegen 2015" (nr. 8505)
05 Question de M. Wouter De Vriendt au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "la réalisation des Objectifs du Millénaire d'ici 2015" (n° 8505)
05.01 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, 2015 is de deadline voor de Millenniumdoelstellingen. Wij zijn tevreden dat de regering zich in het regeerakkoord uitdrukkelijk uitspreekt over het mee helpen uitvoeren van deze doelstellingen, maar hoe valt dit te verzoenen met de bevriezing van het budget in 2012 en 2013? Voorziet de regering in de volgende jaren in een groeipad naar de 0,7 % van het BNI voor de officiële ontwikkelingssamenwerking? In welke sectoren worden welke bezuinigingen doorgevoerd en welke impact hebben deze op de partnerlanden en op het bereiken van de Millenniumdoelstellingen?
05.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, het Belgische ontwikkelingsbeleid zal zich de komende jaren nog meer dan in het verleden toespitsen op de allerarmste en fragiele staten. Mijn administratie zal echter alles doen met het oog op een maximale besteding van de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking. Als het budget dit jaar met 95 % wordt uitgevoerd tegen 91 % in 2011, ondanks de lopende zaken, dan zal de ODA nog met 6 % stijgen.
Tijdens de VN-top van Monterrey in 2002 heeft de toenmalige eerste minister, Guy Verhofstadt, beloofd dat België al vanaf 2010 0,7 % van het BNI aan ontwikkelingssamenwerking zou besteden. Dit werd later door de wet bevestigd, maar het werd inderdaad nooit bereikt.
Als lid van de Europese Unie heeft ook België zich ertoe verbonden om de ratio van 0,7 % in 2015 te bereiken. Dit blijft de doelstelling van de regering, hoewel dit cijfer, gezien de economische crisis, van 2012 tot 2014 lager zal blijven.
Aangezien de kredieten voor 2011 bevroren werden en gezien de te leveren inspanningen voor de uitvoering van het budget, dienen geen reële bezuinigingen te worden doorgevoerd en zullen onze partnerlanden de impact voorlopig niet voelen.
05.03 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, de realisatie van de Millenniumdoelstellingen hangt niet alleen af van ons land. Dat zou wat al te gemakkelijk zijn. Ik denk toch dat er een probleem is, als wij zien dat ontwikkelingssamenwerking ook in andere Europese landen steeds meer in vraag wordt gesteld en de budgetten niet stijgen zoals wij dat zouden willen.
Ook België gaat een beetje die richting uit, omwille van de budgettaire context. Wij hebben daarover al gesproken in het kader van de begrotingsdebatten.
Wat mij stoort, is het ontbreken van een groeipad naar de 0,7 % van het BNI in 2015. Ik kan begrijpen dat er een bevriezing van het budget gebeurt. Er is een daling van de begrote ontwikkelingssamenwerking ten opzichte van het BNI van 0,57 % vorig jaar naar 0,56 % dit jaar, maar er is echt een groeipad nodig en een volgehouden engagement.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de wet over ontwikkelingssamenwerking" (nr. 8506)
06 Question de M. Wouter De Vriendt au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "la loi relative à la coopération au développement" (n° 8506)
06.01 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, mijn vraag peilt naar de timing van de werkzaamheden. Ik zou willen peilen naar een aantal nieuwe accenten die de regering wilt leggen in een nieuwe basiswet over ontwikkelingssamenwerking.
De huidige basiswet over ontwikkelingssamenwerking dateert van 25 mei 1999 en tijdens de voorbije periode hebben wij ons hier in de commissie gebogen over een nieuwe wet.
Mijnheer de minister, graag wilde ik peilen naar uw standpunt, naar de timing en naar de accenten die u wilt leggen.
06.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, mijnheer De Vriendt, het regeerakkoord voorziet inderdaad in een herziening van de wet van 1999. Een project van herziening werd reeds door de vorige regering besproken, maar kon niet worden goedgekeurd door het Parlement. Nu er een nieuwe regering met volheid van bevoegdheden ingesteld werd, ben ik van plan om deze herziening onmiddellijk opnieuw te bespreken met de zes partijen in de regering en om binnen de drie maanden een nieuw voorstel aan het Parlement voor te leggen.
Deze basiswet werd in 1999 opgesteld en kon een aantal nieuwe paradigma’s van de ontwikkelingssamenwerking dus niet in aanmerking nemen, bijvoorbeeld de Millenniumdoelstellingen en de nieuwe beginselen voor hulpdoeltreffendheid, zoals de Verklaring van Parijs, het Actieprogramma van Accra en het Partnerschap van Busan. Ook de organisaties van de Belgische civiele samenleving hebben reeds een aantal suggesties gedaan, die in de nieuwe wet in aanmerking zouden kunnen worden genomen.
Nieuwe accenten die de regering wil leggen, werden hierboven vermeld. Deze zullen het voorwerp zijn van een informele consultatie met de vertegenwoordigers van de niet-gouvernementele sector. Ik zal ze zo vlug mogelijk aan mijn collega’s van de regering voorleggen.
Ik ben ervan overtuigd dat u dit wetsontwerp in de Kamer zult kunnen ondersteunen.
06.03 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wij zullen die discussie natuurlijk nog grondig voeren.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "het conflict in Afghanistan" (nr. 8507)
07 Question de M. Wouter De Vriendt au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "le conflit en Afghanistan" (n° 8507)
07.01 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, u bent nieuw op het domein van ontwikkelingssamenwerking. U hebt een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om een geïntegreerd beleid inzake Afghanistan.
Ten eerste, hoe ziet u de verhouding tussen de internationale inspanningen met betrekking tot ontwikkeling en wederopbouw en de geplande terugtrekking van de troepen uit Afghanistan?
Ten tweede, hoeveel bedraagt het vrijgemaakte budget voor wederopbouw en ontwikkeling in Afghanistan voor 2012? Van welke begrotingsposten zal dat komen? Ik kreeg ook graag de cijfers voor 2010 en 2011.
Ten derde, welke zijn de eerstkomende momenten waarop de internationale gemeenschap in samenspraak met Afghanistan de transitie en de periode na de transitie zal bespreken en een duurzame strategie zal zoeken, inclusief concrete engagementen van de internationale gemeenschap om Afghanistan te helpen bij het financieren van zijn ontwikkeling?
Ten vierde, welk engagement van ons land na 2014, dus na de terugtrekking van de troepen, acht u concreet noodzakelijk, onder andere in het licht van het recente rapport van de Wereldbank, dat wijst op de noodzaak van grote investeringen in wederopbouw en ontwikkeling?
Ten vijfde, een van de kritische opmerkingen van het rapport is dat de internationale hulpstroom niet naar de provincies gaat die de hulp het meeste nodig hebben. De hulp ging disproportioneel naar provincies met minder armoede en een hoger huishoudelijk inkomen. Een herziening hiervan is nodig. Hoe doorstaat de hulp die ons land Afghanistan biedt, zowel via de PRT’s als via Ontwikkelingssamenwerking, die kritiek van de Wereldbank? Hoe moet ons land zijn inspanningen dan eventueel heroriënteren?
Ten slotte, hoe garandeert u de neutraliteit van de hulp? De toewijzing van de hulp moet losstaan van de al dan niet militaire aanwezigheid in bepaalde regio’s van het land.
07.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer De Vriendt, op het terrein is een adequate werkverhouding nodig tussen de inspanningen van de centrale Afghaanse overheid, de regionale overheden, het in opleiding zijnde Afghaanse politiekorps en leger, de civiele samenleving en verschillende aanwezige humanitaire en ontwikkelingsactoren. Tijdens de transitieperiode is het bijzonder belangrijk dat de ontwikkelings- en veiligheidsactoren elkaars inspanningen erkennen en dat die strategisch en in overleg worden ingezet. Er mag daarbij geen vervaging optreden van de grenzen tussen de civiele en de militaire inspanningen, omdat een dergelijke vervaging kan resulteren in de inkrimping van de humanitaire ruimte waarbinnen hulpverleners veilig en vrij toegang hebben tot personen in nood.
De totale bijdrage ten laste van de begroting van Ontwikkelingssamenwerking bedroeg in 2011 iets meer dan elf miljoen euro. In 2010 bedroeg ze bijna tien miljoen euro.
Het grootste deel van de middelen van Ontwikkelingssamenwerking voor Afghanistan werd de voorbije jaren ingezet voor de ondersteuning van humanitaire hulp en de wederopbouw.
Gelet op de schaal van de crisis en het aanhoudend belang van internationale steun aan de humanitaire actie en de humanitaire principes in Afghanistan, plannen wij in 2012 opnieuw een aanzienlijke inspanning. Mijn administratie en onze diplomatieke vertegenwoordiging in Kaboel bestuderen daartoe momenteel de Humanitarian Appeal 2012 van OCHA om de aard van de noden voor 2012 in te schatten en in overleg met onze Europese partners onze specifieke bijdragen en interventies te bepalen.
Voor juli 2012 wordt een donorconferentie in Tokio gepland. In het kader van zijn internationale verbintenissen in de Europese Unie, de NAVO, de OVSE en de Verenigde Naties zal België ondersteuning blijven bieden bij de wederopbouw en de ontwikkeling van Afghanistan.
Het probleem situeert zich vooral in Kaboel en de omliggende gebieden, die veel meer steun krijgen dan de rest van het land. Aangezien België geen bilaterale, gouvernementele ontwikkelingssamenwerking met Afghanistan heeft, steunde de Belgische Ontwikkelingssamenwerking in het verleden de VN-agentschappen, de Wereldbank en een aantal ngo’s in de vorm van projecten. Het merendeel van de ondersteunde projecten ging ofwel via humanitaire organisaties naar de plaatsen waar de grootste humanitaire noden bestonden, ofwel via de Verenigde Naties en de Wereldbank naar thematische en wederopbouwprojecten die het hele land bestrijken, ofwel naar organisaties die voornamelijk de noordelijke, minder gevaarlijke provincies als actieterrein hadden.
Door de aard van de organisaties en de projecten die de Belgische Ontwikkelingssamenwerking in Afghanistan steunt, tracht ze de neutraliteit van haar bijdragen onder de vorm van humanitaire hulp, transitiehulp en wederopbouwhulp maximaal te garanderen.
07.03 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, indien ik uw antwoord goed begrijp, dan kunt u nog niet melden wat het budget voor 2012 is. Ik veronderstel dat in de begroting 2012 toch een bedrag is begroot. Hebt u dan geen zicht op dat bedrag?
De steun aan Afghanistan verloopt inderdaad vooral via de multilaterale en indirecte steun en de ngo’s. Ik raad u echter aan om de werking van de PRT’s te bekijken, gezien uw bekommernis om tot wederopbouw en ontwikkeling te komen. Er bestaat immers heel concreet enige discussie over de efficiëntie en de neutraliteit van de werking van de PRT’s.
Overigens hoop ik dat wij binnenkort een debat kunnen houden. Ik heb de vraag naar een debat over Afghanistan gesteld in de commissie voor de Landsverdediging. Dit jaar beginnen wij immers met de terugtrekking van onze troepen. Wij kunnen er moeilijk omheen dat de globale strategie daar heeft gefaald. Wij moeten ons afvragen wat wij in dat land achterlaten. Wij zijn daar met iets begonnen en trekken ons nu terug. Wat laten wij daar achter? Welke concrete engagementen kunnen wij daar hardmaken? Hopelijk is dat iets voor een gezamenlijk debat over Afghanistan in de komende weken.
L'incident est clos.
08 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de fiscale vrijstellingen voor humanitaire organisaties" (nr. 8699)
08 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "les exonérations fiscales pour les organisations humanitaires" (n° 8699)
08.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, sinds de omzendbrief van 1 juli 2010 van een van uw voorgangers, Charles Michel, betreffende de fiscale vrijstellingen, zijn de criteria waaraan humanitaire organisaties moeten voldoen, opgetrokken met het oog op de erkenning van de fiscale vrijstelling. In de omzendbrief stond als criterium vermeld dat het budget dat jaarlijks aan activiteiten in ontwikkelingslanden of aan sensibilisatie en/of ontwikkelingseducatie moet worden besteed, minimum 50 000 euro moet zijn. Verschillende organisaties verloren daardoor de gunstmaatregel.
De vierde pijler van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking zal ook in de volgende jaren een belangrijke speler zijn. Ondersteuning van deze pijler is dan ook van fundamenteel belang.
Wat is uw visie op het bovenvermelde criterium?
Zult u, samen met uw collega Steven Vanackere, overwegen om de criteria voor fiscale vrijstelling voor humanitaire organisaties te versoepelen?
08.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, mevrouw De Meulemeester, het criterium dat minimum 50 000 euro moet worden besteed aan ontwikkelingsactiviteiten werd voorlopig opgeheven in opdracht van de heer Charles Michel, op 16 december 2010. Geen enkele vzw heeft evenwel haar erkenning verloren ingevolge bedoeld criterium.
Aangezien het criterium van 50 000 euro werd opgeheven en ook niet werd vervangen door het oude criterium van 25 000 euro, is het duidelijk dat momenteel reeds een verregaande soepelheid wordt gehanteerd. Er werd aan de administratie gevraagd een voorstel voor te bereiden in verband met de criteria inzake de relevantie van activiteiten van ontwikkelingssamenwerking met het oog op de erkenning van verenigingen voor de fiscale vrijstelling.
Ik heb als bijlage en ter informatie het antwoord op een eerdere parlementaire vraag, met daarin meer informatie en meer details.
08.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, vierdepijlerinitiatieven moeten blijvend actief worden ondersteund, want studies tonen aan dat de vierde pijler een steeds grotere rol speelt in de ontwikkelingssamenwerking. De burgers voelen zich dan betrokken bij de Noord-Zuidsamenwerking en dat moet verder worden aangemoedigd.
L'incident est clos.
09 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de beloofde anticorruptieclausule" (nr. 8700)
09 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "la promesse d'une clause anticorruption" (n° 8700)
09.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in het regeerakkoord staat vermeld dat inzake ontwikkelingssamenwerking de Belgische regering rekening zal houden met criteria voor behoorlijk bestuur en democratische instellingen, voor de eerbiediging van mensenrechten en de fundamentele vrijheden. Ook in de beleidsnota inzake buitenlands beleid van uw collega, minister Reynders, staat te lezen dat België zich zal blijven inzetten om goed bestuur en de strijd tegen corruptie te ondersteunen.
In uw beleidsnota verwijst u naar termen van behoorlijk bestuur. Zo zult u ijveren voor de opname van een anticorruptieclausule in de indicatieve samenwerkingsprogramma’s, die worden afgesloten met onze partnerlanden.
Kunt u iets meer duiding geven bij die anticorruptieclausule? Op basis van welke criteria zal het nakomen van zulke clausules worden beoordeeld?
Aangezien de samenwerkingsprogramma’s indicatief zijn, dus geen juridisch afdwingbare waarde hebben, wat is dan volgens u de waarde van een dergelijke clausule? Hebben we een stok achter de deur, indien de landen zich niet houden aan de afspraken?
09.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw De Meulemeester, de volgende anticorruptieclausule wordt sinds april 2011 in elk nieuw ISP opgenomen. Het is in het Frans. Ik citeer uit een internationaal verdrag, dat nog niet in het Nederlands is vertaald, maar de uitstekende diensten van de Kamer zullen dat vertalen.
Ik citeer: "Le présent programme indicatif de coopération s'inscrit
dans le cadre des accords de Cotonou acceptés par les deux parties.
Conformément à ces accords, les deux gouvernements s'engagent à promouvoir la bonne gouvernance, les droits de l'homme, la démocratie et l'État de droit.
Une violation grave des principes démocratiques de l'État de droit et des droits de l'homme pourrait entraîner l'arrêt du présent programme.
Les deux parties s'engagent mutuellement à assurer la transparence et la redevabilité. Afin d'éviter la corruption, ils s'accordent sur le fait qu'aucune offre, paiement, don, récompense ou bénéfice de quelque nature que ce soit pouvant être considéré(e) comme un acquis illégal, frauduleux ou de corruption ne pourra être promis, commis, recherché ou accepté directement ou indirectement comme une incitation ou compensation liée aux activités mises en œuvre dans le cadre de la coopération bilatérale directe entre les deux parties, en ce compris toute procédure ayant trait au lancement, à l'attribution ou à l'exécution des contrats.
Irrégularités ou soupçons d'un acte illégal, frauduleux ou de corruption liés à l'utilisation des fonds programmés dans le PIC seront rapportés aux structures appropriées convenues entre les deux gouvernements qui pourraient instruire un audit.
Les deux gouvernements s'informeront mutuellement et immédiatement du constat d'un acte illégal, frauduleux ou de corruption qui entraînera une annulation immédiate de l'accord concerné. Une réunion du comité des partenaires devant intervenir dans 60 jours suivant le constat de l'acte illégal, frauduleux ou de corruption statuera sur les actions correctives à prendre telles que le remboursement intégral des fonds détournés et les poursuites judiciaires et décidera sur la poursuite du programme et des autres interventions du PIC et, le cas échéant, des mesures préventives éventuelles à prendre.
Chaque acte illégal, frauduleux ou de corruption pourra en outre signifier l'exclusion définitive de tout nouveau financement émanant du SPF Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement."
De ISP’s zijn indicatief, wat de budgetten betreft. Corruptie of fraude kan gebeuren tijdens het effectieve gebruik van die budgetten. Vermits het gebruik van de fondsen voor financiering van interventies wordt toevertrouwd aan het BTC, na ondertekening van telkens een bijzondere overeenkomst, een juridisch afdwingbare tekst, is de controle op het gebruik toevertrouwd aan het BTC, dat dan ook gemandateerd is om eventuele gevallen van fraude en corruptie aan te kaarten in het partnercomité.
De stok achter de deur is het beheer van de fondsen door het BTC. In geval van vastgestelde corruptie of fraude kan het BTC de transfer van fondsen stilleggen tot de misbruikte fondsen zijn terugbetaald. In de bijzondere overeenkomsten voor budgethulp is het terugbetalen van een schijf na vastgestelde fraude of corruptie trouwens expliciet opgenomen.
09.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Als wij corruptie vaststellen, dan moeten wij de hulp inderdaad durven stopzetten. Ik heb begrepen dat dit erin staat.
Le président: Permettez-moi de faire une remarque.
Je crois que ces clausules sont évidemment très utiles. Mais je suis de plus en plus convaincu que, pour lutter contre la corruption qui sévit dans certains pays que nous aidons, il convient d'agir avant tout au niveau des sociétés multinationales qui corrompent. À ce niveau, la tâche de l'OCDE est importante. En effet, il est clair que, dans certains pays que je ne citerai pas, une corruption considérable sévit actuellement via des sociétés appartenant à des pays de l'OCDE, qui sont cotées en bourse et qui n'y "vont pas avec le dos de la cuillère".
Ces clausules sont très importantes, mais une véritable offensive doit être menée au niveau de l'OCDE et de l'Union européenne pour mettre au pas des sociétés qui ont pignon sur rue et qui n'hésitent pas à corrompre "à la grosse louche". Mais ces propos n'engagent, évidemment, que moi.
Het incident is gesloten.
10 Question de Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "le projet d'exploitation pétrolière dans l'est du Congo" (n° 9075)
10 Vraag van mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de plannen voor olieboringen in Oost-Congo" (nr. 9075)
10.01 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, ma question porte sur un projet d'exploitation pétrolière dans l'est du Congo par la compagnie Total et d'autres. Le journal congolais Le Potentiel du 12 janvier dernier annonçait: "Le pétrolier français Total a enfin obtenu officiellement l'autorisation d'exploration pétrolière dans le Graben Albertine, situé à l'est de la RDC, rapporte Africa Energy Intelligence sur son site internet. Le président de la RDC, Joseph Kabila, a tenu parole en signant, une semaine après son investiture, l'ordonnance permettant à Total d'opérer dans le bloc 3. Africa Energy Intelligence note que le document a bien été paraphé de la main du chef de l'État dès le 27 décembre 2011, soit à peine une semaine après sa prestation de serment devant la Cour suprême de Justice."
D'après mes informations, Total n'est pas la seule compagnie à avoir des visées sur les gisements du Graben Albertine. J'ai eu connaissance d'une lettre adressée par une association environnementale au gouverneur de l'est du Congo qui accuse un membre de l'armée de faire pression auprès des populations locales pour que la zone en question située dans le parc national des Virunga soit déclassée. En outre, on ferait miroiter à la population la possibilité de développer l'agriculture et de pêcher davantage. Des pressions sont exercées pour faire en sorte que la population s'oppose à la protection du territoire dans le parc national des Virunga et qu'au final, cela justifie une autorisation d'exploiter du pétrole.
Ces projets concernent des zones qui sont pourtant incluses dans le parc national des Virunga, classé patrimoine mondial par l'UNESCO. C'est d'ailleurs à ce titre qu'ils avaient été rejetés en mars 2011 par le ministre de l'Environnement congolais, M. José Endundo. En outre, la loi congolaise interdit les activités de prospection pétrolière dans les parcs nationaux. L'exploration pétrolière dans le parc national des Virunga n'est pas compatible avec son statut de patrimoine de l'humanité (Convention du 23 novembre 1972 sur le patrimoine mondial de l'UNESCO). On peut donc se demander comment le président Kabila a pu signer de tels engagements juste après son élection, alors que le parlement est sur le point d'être renouvelé et qu'il est donc en affaires courantes.
Les défenseurs de l'environnement sont très inquiets. La crainte porte sur les possibles atteintes à la biodiversité et surtout sur les risques de pollution de l'eau, qui peut affecter les capacités de pêche et aussi polluer tout l'aval du bassin du Nil.
Le 18 mars 2011, votre prédécesseur, Olivier Chastel s'était réjoui de la décision du ministre Endundo de suspendre la prospection pétrolière dans le parc des Virunga. Il s'exprimait en ces termes: "Le parc national des Virunga est le plus vieux parc national d'Afrique. C'est aussi le premier site du continent à figurer sur la liste du Patrimoine mondial de l'UNESCO. Ce parc, aussi appelé parc aux gorilles, est géré par l'Institut Congolais pour la Conservation de la Nature (ICCN) sous la direction de notre compatriote Emmanuel de Mérode."
La communauté internationale et la Belgique soutiennent la préservation de ce parc, principalement via les programmes de la Banque mondiale, mais aussi d'autres coopérations.
À ce niveau, il existe une forme d'incohérence. En effet, nous apportons un soutien direct ou indirect à la préservation de ce parc. Mais la question se pose de savoir dans quelle mesure nous pouvons intervenir par rapport à ces projets d'exploitation pétrolière qui risquent de tout détruire.
Monsieur le ministre, par quelles voies la Belgique apporte-t-elle son soutien à la conservation de la nature et à la protection des forêts dans l'est du Congo? Ne trouvez-vous pas qu'une réaction nationale et internationale s'impose pour préserver ce patrimoine mondial et offrir des alternatives de développement aux populations locales? Pouvez-vous agir auprès des compagnies pétrolières européennes pour qu'elles ne soient pas responsables de dégradations environnementales majeures? Comme vient de le dire notre président, sans doute faut-il également agir à ce niveau.
10.02 Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, chère collègue, depuis des années, la Belgique soutient le partenaire congolais pour la préservation du parc des Virunga.
Depuis 2000, la Coopération belge au développement cofinance trois phases consécutives du projet de l'UNESCO intitulé "Conservation de la biodiversité en zones de conflit armé. Préserver les sites du patrimoine mondial en RDC".
Pour la troisième phase, de 2010 à 2012, un budget de deux millions d'euros a été prévu.
Les activités de terrain financées avec l'appui de la Belgique dans le parc national des Virunga pendant la troisième phase ciblent:
- le renforcement de la surveillance du lac Édouard et le suivi judiciaire des infractions;
- le développement d'un plan de gestion pour le lac, qui se focalise sur la sauvegarde et la bonne utilisation du bassin du lac Édouard et en particulier des éléments qui sont garants de sa richesse, y compris la pérennisation d'une pêche légale et la restructuration de la coopérative de pêche.
Le choix de se focaliser sur le lac Édouard est stratégique, en vue des explorations pétrolières sur ce lac.
Une démarche internationale commune a bien été initiée en vue de préserver le patrimoine mondial et a obtenu l'approbation de la Belgique. Il y a un très grand nombre de donateurs qui sont actifs autour du parc des Virunga et des aires protégées en République démocratique du Congo. Dans ce contexte, l'indicateur du programme de coopération traite de la répartition des tâches entre la Commission européenne et les États membres via un side partnership où la délégation de la Commission européenne assure le suivi du secteur "gestion de l'environnement et de la nature" pour la Belgique.
Il est important ici de signaler que la Commission européenne est le principal donateur concernant le parc des Virunga. Entre-temps, mon administration a pris contact avec l'UNESCO et la délégation de la Commission européenne à Kinshasa pour sonder leur position concernant l'exploitation pétrolière et pour nous conseiller quant à une démarche commune.
Je note
l'intérêt croissant que certaines grandes entreprises européennes accordent au
développement durable via leur corporate social responsibility. Il est
essentiel que des multinationales respectent scrupuleusement la législation
nationale. Dans le contexte des Virunga, satisfaire aux obligations en matière
d'élaboration d'études sur l'impact environnemental pour des projets importants
tel que c'est prévu par le ministère congolais de l'Environnement, de la
Gestion de la Nature et du Tourisme, constitue dès lors une condition sine
qua non.
10.03 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, vous parlez d'une démarche internationale commune. Est-ce qu'elle date d'après ce 27 décembre, d'après ces nouvelles autorisations? L'année dernière, le président Kabila était déjà favorable à l'exploitation, mais son ministre de l'Environnement avait dit non. Maintenant, juste après les élections, le président a, semble-t-il, promis quelque chose à Total, ce qui, pour moi, montre qu'il y a eu des pressions.
Je me demande si cette pression s'est renouvelée depuis. Il faut faire attention pour qu'on ne profite pas d'une période de non-gouvernance ou de non mise en place d'un gouvernement congolais, pour avancer ou donner des autorisations à des sociétés. Je me permets d'insister pour que cette démarche, si elle date d'avant le 27 décembre, soit renouvelée, en tout cas maintenant, étant donné que, visiblement, il n'y a pas grand monde qui a vu cela. Même le WWF Belgique, pourtant très actif sur le terrain, n'avait pas remarqué qu'une autorisation avait été donnée.
En ce qui concerne les entreprises chapeautées par l'OCDE, comment les empêcher d'exercer des pressions malsaines sur les gouvernements? Un travail législatif en la matière pourrait exiger de leur part la plus grande transparence ainsi qu'un respect minimum du code déontologique qu'elles prétendent appliquer. De telles pratiques, surtout de la part de la société SOCO, qui semble pratiquer tout un travail de lobbying pervers à l'égard des populations locales afin de leur faire croire que l'exploitation du pétrole serait préférable au maintien du statut de parc naturel, sont des pratiques que nos gouvernements doivent avoir le courage de dénoncer, parce qu'elles sont inacceptables. Si c'est au niveau européen qu'il faut agir, la Belgique doit être proactive dans l'élaboration de règles à fixer au niveau européen pour les entreprises eu égard à leurs investissements à l'étranger.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 11.15 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.15 uur.