Commission de la Justice |
Commissie
voor de Justitie |
du Mercredi 25 janvier 2012 Après-midi ______ |
van Woensdag 25 januari 2012 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.26 uur en voorgezeten door mevrouw Sarah Smeyers.
La séance est ouverte à 14.26 heures et présidée par Mme Sarah Smeyers.
01 Interpellatie van de heer Gerolf Annemans tot de minister van Justitie over "de rol van de minister van Justitie met betrekking tot een mogelijke minnelijke schikking in het onderzoeksdossier-Monstrey" (nr. 4)
01 Interpellation de M. Gerolf Annemans à la ministre de la Justice sur "le rôle de la ministre de la Justice dans la transaction qui sera éventuellement proposée dans le dossier d'instruction Monstrey" (n° 4)
01.01 Gerolf Annemans (VB): Mevrouw de minister, ik heb een vraag over het onderzoeksdossier-Monstrey en mutatis mutandis ook de ondertussen misschien wel beroemder geworden HSBC-zaak.
Ik wil die interpellatie alleen maar tot u richten, mevrouw de minister, omdat een precisering op dat vlak misschien toch wel een beetje helderheid in Antwerpen kan brengen.
U weet dat in verband met de mogelijke minnelijke schikking, waarbij de Hoge Raad voor Diamant het initiatief heeft genomen, heel wat betrokkenen, zowel de Antwerpse rechtbank als de sociale diensten, betwisten of wij in die zaak al naar een minnelijke schikking kunnen gaan.
Iedereen heeft het interview met mevrouw Vervecken gezien, dat nogal streng was en naar mijn oordeel terecht. Ze gaat zelfs zo ver om het volgende te zeggen: “Voor ernstige fraude kan de samenleving alleen dulden dat er een openbare en transparante bestraffing door de rechtbank gebeurt. Dat is toch niet iets dat je alleen in handen van het openbaar ministerie laat. Dat is een rechtsstaat onwaardig. Daar moeten ook rechters over beslissen, zeker als je weet dat het Antwerps parket-generaal slechts één magistraat bevoegd wil maken voor alle schikkingen in ons rechtsgebied.”
Daarmee is min of meer de toon gezet.
In de pers verscheen zelfs dat de minister betrokken zou worden bij de minnelijke schikking. Dat is natuurlijk uitgesloten door de wet.
De wet die wij hier hebben goedgekeurd, bepaalt bovendien dat het een bevoegdheid van het parket is. Er is slechts in een vorm van tweede aanleg sprake van het parket-generaal.
De oorlog in Antwerpen zou sneller kunnen worden beslecht als u het initiatief zou nemen om daar minstens iets over de rolverdeling te zeggen en de mensen op het niveau van eerste aanleg, het parket, Dams en co, een hart onder de riem te steken. Nadien kan nog worden beslist om het parket-generaal in de zaak te betrekken. Men mag daar echter niet openlaten of het parket-generaal dan wel de procureur en zijn substituten ter zake bevoegd zijn.
Dat is mijn voorstel, maar het is wel essentieel.
Ik neem aan dat de fiscale ambtenaren ook bij de onderhandelingen betrokken zijn en dat zij een woordje meespreken. Ik vind dat het niet mag worden onderschat.
Het is natuurlijk geen politieke kwestie. Ik roep u dus niet op om tussenbeide te komen, mevrouw de minister.
In elk geval moet er voor de diamant een pure oplossing, om niet te zeggen een Puurse oplossing, uit de bus komen.
Mevrouw de minister, u zult natuurlijk zeer terughoudend zijn om welke zweem dan ook te creëren, als zou u zelf tussenbeide komen in de beslissingen inzake de minnelijke schikking.
Ik heb daar alle respect voor, maar niettemin bent u toch verantwoordelijk – in ultimo zult u er ook politiek voor verantwoordelijk zijn – voor de knopen die moeten worden doorgehakt om het afhandelen van de minnelijke schikking mogelijk te maken, of desgevallend onmogelijk, wanneer op het niveau van het parket of van de fiscale ambtenaar – ik verwijs naar het interview met mevrouw Vervecken – zou worden gezegd dat dit nu, op dit ogenblik, helemaal niet aan de orde is en in een veel te vroeg stadium. Dat moet dan ook met zoveel woorden aan de diamantsector worden meegedeeld. Zo zou die zijn gehaastheid een beetje aan banden kunnen leggen.
Ik wil alleen maar vermijden dat het een politieke kwestie wordt. In de kwestie sta ik – en ik neem aan iedereen – aan de kant van de belastingbetaler, zoals dat zou moeten. Die kleine belastingbetaler krijgt gewoon van de belastingdienst zijn aanslag, desnoods een dwangbevel en dan een deurwaarder, net zoals de grote belastingbetaler, zeker wanneer die fraude heeft gepleegd en met de rechters aan tafel zit, alsof het over kersen gaat of men op de Anderlechtse beestenmarkt staat, waar honderden miljoenen of honderdduizenden euro rond de oren vliegen en belangrijke beslissingen moeten worden genomen in het belang van de staatskas.
Mevrouw de minister, bent u bereid om in ieder geval een uitspraak te doen over de bevoegdheid voor het treffen van en het onderhandelen over die minnelijke schikking in de diamantfraudezaken die ons bezighouden?
01.02 Minister Annemie Turtelboom: Beste collega, als minister van Justitie kan ik evident geen rol spelen bij minnelijke schikkingen. Het eventuele voorstel daartoe moet uitgaan van de vorderende overheid, in casu de procureur des Konings te Antwerpen. Het onderzoek is momenteel hangende. Ons is niets bekend over het gebruik van de verruimde minnelijke schikking in de zaak. Er is wel een aantal schikkingen getroffen met de fiscus door kleinere verdachten. Wellicht zullen die dat aan de rechtbank meedelen, in de hoop dat daarmee rekening wordt gehouden.
De zaak gaat moeizaam vooruit door talrijke vragen tot bijkomend onderzoek van de verdediging, doch de laatste onderzoeksverrichtingen zijn recent voltooid. De zaak kan nu behandeld worden door de raadkamer in Antwerpen. Ik spreek dan over maart 2012. Daarna zal moeten worden bekeken wie naar de correctionele rechtbank wordt verzonden en wie niet.
Er is natuurlijk nog een heel aantal andere antwoorden op vragen die normaal eerder aan bod zouden zijn gekomen, maar ik vermoed dat uw interesse in het dossier dermate groot is, mijnheer Annemans, dat u zult blijven voor de vragen van collega’s die straks nog aan bod zullen komen.
01.03 Gerolf Annemans (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw min of meer duidelijk antwoord. Ik neem aan dat het geldt voor de Monstreyzaak, waarnaar ik verwezen heb, en niet voor de HSBC-zaak, waarin het vooronderzoek nog volop op gang moet komen? Nog veel minder dan in de Monstreyzaak kunt u zeggen wat daarin de timing is.
Ik heb echter begrepen dat u meteen duidelijk maakt, door te verwijzen naar de procureur des Konings en de gerechtelijke behandeling van de Monstreyzaak, dat er geen sprake is van een actieve onderhandeling in de zaak-HSBC en dat wij, mutatis mutandis, als ik mijzelf mag herhalen, tot het besluit mogen komen dat de zaak van de baan is. De diamantsector moet dan ook niet meer communiceren over onderhandelingen, vermits die er niet zijn, in termen als “wij hebben daarover het parket gevat”, “wij zijn daarover bezig” en “de onderhandelingen lopen”. De minnelijke schikking is op dit ogenblik niet aan de orde, niet in de ene zaak en niet in de andere. Heb ik goed begrepen dat de zaak een gewoon gerechtelijk verloop zal krijgen?
01.04 Minister Annemie Turtelboom: U hebt gehoord wat u hebt gehoord.
01.05 Gerolf Annemans (VB): Ik kan aannemen dat u, als vers benoemde minister van Justitie, zeer voorzichtig bent en dat u weet dat ieder woord een woord te veel kan zijn, maar wij kunnen toch niet rond de pot draaien? De grote conflicten over de minnelijke schikking worden breed uitgesmeerd in de pers. Wij moeten dus weten of er op dit moment al dan niet onderhandeld wordt, op het niveau van het parket-generaal, over een minnelijke schikking in de HSBC-zaak. In de Monstreyzaak is dat blijkbaar niet het geval, maar in de HSBC-zaak dan zeker niet, want in die zaak is het vooronderzoek nog bezig. Als u liefst hebt dat ik u niets ontlok, dan zal ik u opnieuw moeten interpelleren, tot wanneer u zich over die zaak hebt kunnen beraden. Het is niet in het belang van de zaak dat u nu onduidelijk communiceert.
Gelet op het antwoord, dat volslagen onvoldoende is, ben ik verplicht een motie in te dienen.
De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heren Gerolf Annemans en Bert Schoofs en luidt als volgt:
“De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Gerolf Annemans
en het antwoord van de minister van Justitie,
stelt vast dat grote onduidelijkheid heerst,
verzoekt de minister de minnelijke schikking over te laten aan het betrokken parket en enkel de procureur-generaal in een later stadium te betrekken indien er aanleiding toe is."
Une motion de recommandation a été déposée par MM. Gerolf Annemans et Bert Schoofs et est libellée comme suit:
“La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de M. Gerolf Annemans
et la réponse de la ministre de la Justice,
constate qu’il règne une grande incertitude,
demande à la ministre de laisser la transaction au parquet concerné et de ne faire intervenir le procureur général que dans un stade ultérieur s’il y a lieu.“
Een eenvoudige motie werd ingediend door de heer Frank Wilrycx.
Une motion pure et simple a été déposée par M. Frank Wilrycx.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de diamantoorlog bij het Antwerps parket" (nr. 8602)
- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "het etentje van Antwerpse rechters met diamantairs" (nr. 8629)
- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de blijkbaar reeds lang bestaande conflicten binnen het Antwerpse openbaar ministerie" (nr. 8913)
- M. Renaat Landuyt à la ministre de la Justice sur "les conflits relatifs au secteur diamantaire au parquet d'Anvers" (n° 8602)
- M. Renaat Landuyt à la ministre de la Justice sur "le repas pris par des juges anversois en compagnie de diamantaires" (n° 8629)
- Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "les conflits qui existent apparemment de longue date au ministère public anversois" (n° 8913)
De heer Landuyt laat zich verontschuldigen. Derhalve vervallen zijn vragen.
02.01 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, toen deze aangelegenheid hoog op de agenda van de media stond heb ik er geen vraag over ingediend. Ik heb er enige tijd over nagedacht, omdat ik nog altijd de mening ben toegedaan dat Justitie haar werk moet doen en dat de politiek zich niet in concrete dossiers moet mengen.
Er was hoe dan ook het mediagebeuren en naar aanleiding van de zaak ben ik in artikels uit het verleden naar bepaalde namen gaan zoeken. Ik heb een aantal vaststellingen gedaan.
In januari was er een huiszoeking bij de parketmagistraat die de diamantfraude onderzoekt. De huiszoeking was bevolen door het parket-generaal. Wij hoorden nadien de verwijten heen en weer geslingerd worden. De ene maakte procedurefouten, de ene zou de andere viseren of zich laten leiden door het lobbywerk van de diamantsector en dergelijke. Daar zal ik het niet over hebben. Ik stel alleen vast dat Justitie hierdoor in een zeer slecht daglicht komt te staan en in het oog van de storm staat, wat niet zou mogen gebeuren.
De essentie is, en dat merkt men wanneer men in artikels snuistert, dat wat nu naar boven komt, symptomatisch is voor een blijkbaar jarenlange moeilijke samenwerking in de financiële sectie en in het bijzonder tussen de verschillende openbare aanklagers. Er zijn eerder al conflicten geweest tussen die actoren, onder meer in het onderzoek naar fraude van een failliete elektroketen. Uit een schriftelijke vraag van een collega aan uw voorganger en uit allerlei artikels blijkt duidelijk dat de betrokken parketmagistraat tot tweemaal toe van het andere onderzoek is gehaald. Daar is dus een fundamenteel probleem. De discussie in het diamantdossier overstijgt het diamantdossier. Ook in andere fraudeonderzoeken was het een probleem met gelijkaardige verwijten heen en weer.
U bent het met mij eens dat de grote fraudedossiers de mensen raken. Er staan grote belangen op het spel. Dat moet correct verlopen. Het is belangrijk voor de samenleving, belangrijk voor de verdachten, belangrijk voor Justitie in het algemeen. Die onderzoeken zouden grondig, correct, objectief en sereen moeten verlopen. De perceptie die nu leeft is net andersom.
Naar aanleiding van het diamantdossier en de huiszoeking hebt u die oorlog tussen de parketmagistraten begin januari gerelativeerd. In mijn vraag gaf ik aan dat in een ander onderzoek van een paar jaar geleden al een gelijksoortig probleem was gerezen tussen dezelfde actoren. Dat onderzoek ligt trouwens stil.
Relativeert u deze open oorlog nog altijd, nu u kennisneemt van de conflicten uit het verleden? Het is toch fundamenteler dan dit diamantverhaal.
Vervolgens, u hebt aangekondigd dat u de briefwisseling tussen de betrokken parketmagistraten, alsook andere documenten zou opvragen. Hebt u dat al gedaan? Hebt u intussen meer duidelijkheid over het hele gebeuren? Hebt u al meer zicht op wat er werkelijk aan de hand is?
In het fraudedossier van de elektroketen is er ook al een zuiveringsprocedure geweest. U weet dat het Wetboek van strafvordering daarvoor in specifieke artikels voorziet, namelijk artikel 136bis en artikel 235bis. Daarvoor is dat reeds gebeurd en heeft men een aantal zaken rechtgezet via een specifieke procedure voor de kamer van inbeschuldigingstelling. Nu kondigt de procureur-generaal plotseling aan dat hij een procedurefout zal rechtzetten met een huiszoeking. Ik vraag mij af hoe men dat technisch kan rijmen met de specifieke procedures van het Wetboek van strafvordering. Ik vind dat een zeer bijzondere redenering, maar misschien kunt u daarop enig licht werpen.
Ten slotte, en dit is ook de grootste bekommernis van de collega’s die hierover al vragen hebben gesteld, u zult het met mij eens zijn dat Justitie een bedrijf in zeer grote moeilijkheden is dat met een groot perceptieprobleem wordt geconfronteerd. U bent minister van Justitie. Vindt u het niet nodig om in te grijpen? Zo ja, hoe zult u dat doen?
02.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, u moet begrijpen dat een aantal vragen moeilijk te beantwoorden zijn zonder specifiek in te gaan op de concrete gegevens van het dossier dat op dit ogenblik het voorwerp uitmaakt van een gerechtelijk onderzoek waarvan het resultaat essentieel is om de zaak te kunnen duiden.
In elk geval gaat de kern van de zaak over onregelmatigheden die werden vastgesteld, waarvan de juridische gevolgen ernstig zouden kunnen zijn en consequenties zouden kunnen hebben voor de behandeling van de zaak, mochten zij niet grondig worden onderzocht. Als minister van Justitie kan ik dus niet tussenbeide komen in een lopend gerechtelijk onderzoek. Ik kan wel informatie opvragen over het verloop bij interpellatie van een gerechtelijk onderzoek.
De gang van zaken toont aan dat de huidige interne gezags- en controlemogelijkheden ontoereikend zijn en dat bepaalde zaken bij het hertekenen van het gerechtelijk landschap best worden geëvalueerd, zoals de huiszoeking die hier werd bevolen in het kader van een gerechtelijk onderzoek uit hoofde van valsheid in authentieke geschriften lastens een substituut en/of door onderzoek nader te identificeren personen.
Na afloop van het gerechtelijk onderzoek zal moeten worden geëvalueerd of al dan niet strafbare feiten werden gepleegd door de voormelde magistraat en/of nader te identificeren personen, en kan worden nagegaan in hoeverre er al dan niet disciplinair moet worden opgetreden ten aanzien van de titularis of eventueel van andere personen, bijvoorbeeld politieambtenaren.
Het dossier waarvan sprake is, maakte het voorwerp uit van een preventieve controle die uiteindelijk uitmondde in het gerechtelijk onderzoek dat momenteel aan de gang is.
Op de vraag in verband met het etentje van de Antwerpse rechters kan ik antwoorden dat dit plaatsvond in het kader van teambuilding. Ik heb de Hoge Raad voor de Justitie echter gevraagd om een positieve deontologie op te stellen voor magistraten. Het is immers momenteel niet gemakkelijk voor magistraten om de juiste grenzen te bepalen. Het is onze taak om hen daarbij te helpen, indien mogelijk.
Wat de berichtgeving over de zogenaamde druk vanuit de diamantlobby betreft, ben ik ervan overtuigd dat blijkt uit documenten die werden overgemaakt dat de procureur des Konings vanaf het eerste contact met de advocaten van de sector door het parket-generaal betrokken werd en er nooit enige opdracht werd gegeven om de zaak in een bepaalde richting te zenden. Integendeel, alle mogelijke vervolgingsopties werden altijd opengelaten en afhankelijk gesteld van de resultaten van het onderzoek en de effectieve bewijselementen. Bovendien moet heel duidelijk onderstreept worden dat de procureur-generaal de verdere bespreking tussen advocaten van de diamantsector heeft doorverwezen naar de procureur des Konings zonder op enigerlei wijze stelling in te nemen over de uiteindelijke richting van de zaak.
Artikel 136 en artikel 235bis van het Strafwetboek waarnaar u verwijst, hebben betrekking op de toezicht- en zuiveringsprocedure tijdens het gerechtelijk onderzoek en kunnen niet aangewend worden tijdens het opsporingsonderzoek. Het gevorderde gerechtelijk onderzoek inzake voorrecht van rechtsmacht kan daarentegen volledige transparantie brengen over alle handelingen die gesteld werden tijdens het begin van het opsporingsonderzoek, zodat, enerzijds, kan aangetoond worden dat het onderzoek, spijts de onduidelijkheden en tegenstrijdigheden die het bevat, toch kan worden voortgezet en geen nietigheid toedekt en dat, anderzijds, kan worden aangetoond dat documenten die geen exact of volledig beeld geven van wat zij behoren vast te stellen, uiteindelijk niet onder de noemer van valsheid dienen geschoven te worden bij gebrek aan bedrieglijk opzet.
Wij moeten natuurlijk wachten op het eindresultaat van het gerechtelijk onderzoek om die conclusies te kunnen trekken.
02.03 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, ik wou het eigenlijk niet over de concrete dossiers hebben, maar iets wat u gezegd hebt prikkelt mij wel. U zegt dat het een opsporingsonderzoek is.
02.04 Minister Annemie Turtelboom: Het is een opsporingsonderzoek.
02.05 Sophie De Wit (N-VA): In de laatste zin zegt u echter dat wij het gerechtelijk onderzoek moeten afwachten.
02.06 Minister Annemie Turtelboom: Het gerechtelijk onderzoek van het opsporingsonderzoek.
Als men voor bepaalde daden niet zeker weet of zij wel voor honderd procent konden worden gesteld en nadien geen deel kunnen uitmaken van, bijvoorbeeld, procedureslagen, dan kan men daarover slechts zekerheid verkrijgen door een gerechtelijk onderzoek in te stellen. Het gaat dus over een gerechtelijk onderzoek van een opsporingsonderzoek.
02.07 Sophie De Wit (N-VA): Er werd iemand aangesteld als onderzoeksrechter bij het hof om bij de parketmagistraten te gaan controleren. Op dat vlak is er dus een gerechtelijk onderzoek lopende. Raadsheer Jordens werd aangesteld.
02.08 Minister Annemie Turtelboom: Het is een gerechtelijk onderzoek van een opsporingsonderzoek. Het is een gerechtelijk onderzoek dat bepaalde daden van een opsporingsonderzoek wil nagaan.
02.09 Sophie De Wit (N-VA): Ik ken ook het verschil tussen een opsporingsonderzoek en een gerechtelijk onderzoek.
02.10 Minister Annemie Turtelboom: Als economist moet ik u dat ongetwijfeld niet uitleggen, maar ik ken het verschil tussen beide ook.
02.11 Sophie De Wit (N-VA): Ik wil eigenlijk niet concreet ingaan op de dossiers, zoals collega Landuyt. Voor mij gaat het over het fundamenteel aspect van de zaak. Wat er nu in dit dossier gebeurt, is eigenlijk niet de eerste keer. Er zijn al gelijksoortige incidenten geweest in andere fraudedossiers, los van de diamantsector, waarbij diezelfde parketmagistraat door diezelfde procureur-generaal tot tweemaal toe van een dossier werd gehaald.
Mijn vraag handelt dan ook over een duidelijk intern functioneringsprobleem. Ik denk dat dit juist het probleem is. Als men grote dossiers wil behandelen, ook in de financiële sectie van het openbaar ministerie, kan het niet dat beslissingen ervoor zorgen dat een parketmagistraat telkens moet verhuizen. Gelet op het antwoord van uw voorganger, destijds, omtrent het van de zaak halen van die parketmagistraat, stel ik vast dat men toen niet mals was. Ik laat in het midden of dit correct was, want daarover kan ik mij niet uitspreken.
Mevrouw de minister, ik wil alleen maar mijn bezorgdheid uiten. Er is daar duidelijk een fundamenteel probleem dat losstaat van dit concrete dossier. Het werkt daar niet en dat kan natuurlijk niet. Men moet aan hetzelfde zeel trekken en dezelfde belangen dienen, en dat moet worden opgelost. Voor mij is dit veel belangrijker dan al wat in de media verschijnt en de insinuaties die worden gemaakt. Het onderzoek zal zijn weg wel vinden, daarvan ben ik overtuigd. Als de actoren, zij die de belangen van de maatschappij moeten verdedigen en beschermen, niet meer overeenkomen, welke burger kan dan nog vertrouwen hebben in Justitie? Dat is mijn bezorgdheid.
Ik hoop dat u zult nagaan wat u hieraan kunt doen en welke initiatieven kunnen worden genomen.
02.12 Gerolf Annemans (VB): (…) (zonder micro)
Dit heeft volgens mij allemaal te maken met het feit dat al stappen waren gezet om over HSBC een minnelijke schikking te treffen. De minister wil hierop echter niet antwoorden. Het parket-generaal zou hierover onderhandelingen hebben gevoerd waarop de betrokken substituten naar de pers zijn gelopen. En nu slaat men mekaar met steeds grotere atoombommen om de oren.
Het thema van de minnelijke schikking lijkt mij wel essentieel. Het zou aanbeveling hebben verdiend, indien de minister daarover in alle duidelijkheid zou hebben gecommuniceerd.
De voorzitter: De minister wenst daarop niet te antwoorden en dit past ook niet binnen de draagwijdte van de vraag van mevrouw De Wit. Dat begrijpt u wel, mijnheer Annemans.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "de vergoeding van slachtoffers van seksueel misbruik buiten kerkelijke relaties" (nr. 8652)
03 Question de M. Raf Terwingen à la ministre de la Justice sur "le dédommagement des victimes d'abus sexuels commis en dehors de l'Église" (n° 8652)
03.01 Raf Terwingen (CD&V): Mevrouw de minister, mijn vraag gaat over de vergoeding van slachtoffers van seksueel misbruik buiten kerkelijke relaties. Ik hoef u het goede parlementair werk niet te schetsen dat wij verricht hebben in de parlementaire commissie “Seksueel Misbruik” en de afspraken die daarna zijn gemaakt, waarbij aan slachtoffers van seksueel misbruik binnen kerkelijke relaties de mogelijkheid wordt gegeven – ook al is hun vordering juridisch verjaard of niet meer hard te maken – via een arbitragesysteem te komen tot een schadevergoeding. De Kerk zou tot 25 000 euro schadevergoeding betalen, zo is bepaald in het convenant dat ter zake wordt afgesloten.
Ik vind dat een goed systeem, maar slachtoffers van seksueel misbruik in dezelfde omstandigheden buiten de kerkelijke sfeer – dus mensen die uitdrukkelijk niet door een priester of een lid van een orde in de kerkelijke sfeer misbruikt zijn – blijven in de kou staan. Net als een aantal leden van de commissie heb ik mails gekregen van mensen die het toch wel straf vinden dat mensen die door een priester misbruikt zijn, hoewel de zaak juridisch verjaard is, toch een vergoeding krijgen, terwijl zij die door een leerkracht misbruikt zijn geen vergoeding krijgen omdat dat niet valt binnen de uitdrukkelijke sfeer van die arbitrageovereenkomsten.
Wat vindt u van dat verschil, mevrouw de minister?
In tweede instantie stel ik de vraag naar het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel. Misschien is dat wat ver gezocht, maar bij deze slachtoffers leeft sterk het gevoel dat er een oneerlijke bevoordeling is wanneer de dader een geestelijke is.
De commissie “Seksueel Misbruik” had eigenlijk als doel alle seksueel misbruik in gezagsrelaties aan te pakken, maar heeft zich toegespitst op relaties binnen de kerkelijke sfeer en heeft andere relaties helaas over het hoofd gezien.
03.02 Minister Annemie Turtelboom: Als minister van Justitie ben ik uiteraard erg begaan met het lot van de slachtoffers. Daarom raad ik alle slachtoffers van seksueel misbruik aan om gebruik te maken van de bestaande wettelijke procedures, zowel op burgerrechtelijk als op strafrechtelijk vlak, die beogen recht te doen gelden door de schuldige te straffen en de aangerichte schade te vergoeden. Ik besef dat het vaak moeilijk is om die stap te zetten, maar het maakt de geleidelijke terugkeer naar een normaal leven aanzienlijk makkelijker, want men is twee keer het slachtoffer als men slachtoffer is van een handeling die ongestraft is gebleven.
Als het slachtoffer evenwel alle hem ter beschikking gestelde middelen heeft laten verjaren, om welke reden dan ook – zonder daarover een oordeel te vellen – dan zijn er natuurlijk op dit ogenblik geen wettelijke mogelijkheden meer om de dader van de feiten te verplichten hem een vergoeding toe te kennen. De oplossing uitgewerkt voor de slachtoffers van misbruik door geestelijken, wordt gekenmerkt door de erkenning van een morele aansprakelijkheid van de Kerk voor de feiten die haar leden hebben gepleegd en de vrijwillige verbintenis om de benadeelden te vergoeden. De vrijwillige erkenning kan worden verklaard door allerhande redenen. Die redenen zijn genoegzaam beschreven in het verslag van de bijzondere Kamercommissie waarvan u deel uitmaakt. Sommige van die redenen zijn trouwens specifiek voor de Kerk.
Het is dan ook niet zeker dat dezelfde voorwaarden ook gelden in het geval van andere feiten op andere gebieden, zoals in de sportwereld of voor alles wat zich afspeelt in de medische wereld. Het is niet uitgesloten dat het in die gevallen ingewikkelder kan zijn om te bepalen welke organisatie aansprakelijk moet worden gesteld voor de handelingen die een derde heeft gepleegd. Het gegeven dat de Belgische Kerk aanvaard heeft om de handelingen te vergoeden die werden gepleegd door personen onder haar gezag, terwijl zij daar juridisch gezien niet toe verplicht is, betekent geenszins dat slachtoffers van personen die aan andere organisaties verbonden zijn, recht hebben op een soortgelijke behandeling. Dat is in rechte geen discriminatie.
Overeenkomstig de aanbevelingen van de bijzondere commissie op bladzijde 400, punt 3, ben ik daarom van mening dat een oplossing met het oog op de vergoeding van deze slachtoffers moet worden onderzocht door de deskundigen die deze commissie heeft aangesteld, om te bepalen of een akkoord over bedoelde schadeloosstelling kan worden gesloten met een of andere organisatie en/of een recent opgericht centrum voor arbitrage inzake seksueel misbruik dat nieuwe zaken kan behandelen. Naargelang mijn bevoegdheid en de middelen waarover ik beschik, zal ik uiteraard dat proces steunen, want ik weet hoe zwaar het leed van de betrokkenen is.
03.03 Raf Terwingen (CD&V): Mevrouw de minister, het is zeer goed dat u nog eens aanduidt dat mensen die in die omstandigheden zijn, zich alleszins eerst tot het gerecht moeten wenden. Dat moet benadrukt blijven: de drempel om dat te zeggen, kan niet genoeg overwonnen worden.
Tegelijkertijd moeten we op alle mogelijke manieren een oproep doen aan andere instanties die misschien niet strikt juridisch burgerlijk verantwoordelijk zijn voor bepaalde situaties, om daar ook sprake te laten zijn van die morele aansprakelijkheid en het moreel verantwoordelijkheidsbesef dat men daar heeft. Wat de Kerk nu doet is schadeherstellend voor haar imago, maar een aantal andere instellingen zoals sportclubs, sportverenigingen, jeugdverenigingen en scholen, zou hier proactief werk van kunnen maken om niet weer dit soort commissies voor dergelijke feiten te moeten noodzaken, vooraleer ook daar die stap wordt gezet.
Het is goed dat u ons uw steun toezegt voor het opentrekken van het hele systeem van arbitrage op mogelijk andere maatschappelijke vlakken waar er seksueel misbruik is geweest en waar dat kan gesitueerd worden binnen autoriteitsverhoudingen. Het is goed als men daarvan zelf proactief werk maakt.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "het optreden van de Federale Bemiddelingscommissie als tuchtorgaan" (nr. 8653)
04 Question de M. Raf Terwingen à la ministre de la Justice sur "l'intervention de la Commission fédérale de médiation en tant qu'organe disciplinaire" (n° 8653)
04.01 Raf Terwingen (CD&V): Mevrouw de minister, dit is een meer technische vraag over de Federale Bemiddelingscommissie wier wettelijke opdracht beschreven staat in artikel 727 van het Gerechtelijk Wetboek. In dat artikel staat onder punt 7 dat de opdracht onder andere is een gedragscode op te stellen en de eruit voortvloeiende sancties te bepalen. Dat staat als een van de elementen in de opdracht van de Federale Bemiddelingscommissie.
Op grond van dat punt 7 heeft de Federale Bemiddelingscommissie een regeling uitgewerkt om bemiddelaars te kunnen bestraffen bij overtredingen van bepalingen uit de code. Men gaat zich dus zien als een tuchtorgaan en men beperkt zich bij het opleggen van eventuele sancties bij niet-naleving van de gedragscode niet tot de tijdelijke of definitieve intrekking van de erkenning als bemiddelaar. Men kan zelfs verder gaan. Men gaat over tot waarschuwingen en berispingen. Men beschouwt zich dus echt als een volledig tuchtrechtelijk orgaan en men baseert zich daarbij op artikel 1727, alinea 6, 7°. Dat zou een voldoende basis zijn.
In de praktijk rijst echter een aantal bedenkingen. De wet kent deze bevoegdheid tot tuchtorgaan niet uitdrukkelijk toe aan de bemiddelingscommissie. Er zou dus ook geen wettelijke basis zijn om andere straffen uit te spreken dan de intrekking die op dit ogenblik mogelijk is. Berispingen en waarschuwingen zouden dus niet kunnen.
Vandaar enkele vragen om duidelijkheid te brengen in de praktijk.
Mevrouw de minister, ten eerste, kan de Federale Bemiddelingscommissie optreden als tuchtorgaan? Zo ja, op grond van welke wettelijke bepaling?
Ten tweede, kan de Federale Bemiddelingscommissie optreden bij overtreding van de gedragscode die zij zelf heeft vastgesteld en daarbij andere sancties dan de tijdelijke of definitieve intrekking opleggen?
Ten derde, indien de Federale Bemiddelingscommissie niet kan optreden als tuchtorgaan, welke instantie kan dan wel optreden bij eventuele problemen inzake het niet-naleven van de gedragscode? Ingeval de Federale Bemiddelingscommissie wel kan optreden als tuchtorgaan, waar is er dan beroep mogelijk?
04.02 Minister Annemie Turtelboom: De grenzen waarbinnen de Federale Bemiddelingscommissie mag optreden zijn aangegeven in het Gerechtelijk Wetboek, artikel 1727, alinea 6. Hoewel de commissie nergens uitdrukkelijk als tuchtorgaan wordt benoemd in de wet kan niet worden ontkend dat deze bepaling haar vrij ruime bevoegdheden toekent qua toezicht op de erkende bemiddelaars. De commissie bepaalt de gedragscode en de sancties die eraan verbonden zijn en kan de erkenning tijdelijk of definitief intrekken aan de hand van een procedure die ze zelf bepaalt.
Of deze bepaling voldoende is om de Federale Bemiddelingscommissie als een tuchtorgaan te kwalificeren is momenteel niet duidelijk. Ik heb mijn administratie verzocht om dit te onderzoeken en om, ingeval van een bevestigend antwoord, na te gaan wat de eventuele gevolgen van een dergelijke kwalificatie kunnen zijn. Ik zal niet nalaten om u op de hoogte te houden van de resultaten van dit onderzoek.
De Federale Bemiddelingscommissie heeft op grond van artikel 1727, alinea 6, 7° van het Gerechtelijk Wetboek de wettelijke opdracht de criteria voor de erkenning van de bemiddelaars per soort bemiddeling te bepalen. Een van die criteria is net dat de kandidaat-bemiddelaar zich ertoe verbindt de gedragscode te eerbiedigen. Als dusdanig kan dus worden gesteld dat de commissie op basis van de artikelen 1726 en 1727, alinea 6 van het Gerechtelijk Wetboek de bevoegdheid heeft om op te treden ingeval van overtreding van de gedragscode en hierbij een tijdelijke of definitieve intrekking van de erkenning kan opleggen.
In verband met de mogelijkheid om eventuele andere sancties op te leggen, kunnen wij vaststellen dat de Federale Bemiddelingscommissie momenteel twee sancties hanteert naast de tijdelijke of definitieve intrekking, zijnde de waarschuwing en de berisping. Op basis van de toepassing van het adagium qui peut le plus, peut le moins zie ik niet in waarom deze twee laatste sancties niet zouden kunnen worden opgelegd door de commissie.
Volgens mij is de Federale Bemiddelingscommissie de enige instantie die kan optreden bij niet-naleving van de gedragscode, tenzij de erkende bemiddelaar in kwestie in het kader van zijn beroep onderworpen is aan een tuchtorgaan van die beroepscategorie en de inbreuk op de gedragscode ook een inbreuk vormt op de tuchtregels van dat beroep.
Zoals ik heb meegedeeld in mijn antwoord op uw eerste vraag, heb ik mijn administratie dus verzocht om dit te onderzoeken en zal ik u op de hoogte houden. Er zijn nog geen waarschuwingen of berispingen gegeven. Momenteel is er één zaak hangende.
04.03 Raf Terwingen (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik wacht uw verdere uitleg af.
L'incident est clos.
De voorzitter: Interpellatie nr. 4 van de heer Annemans is al behandeld. De heer Schoofs stelt momenteel een vraag in een andere commissie. Wij wachten dus even met zijn vraag nr. 8744.
Mijnheer Annemans, aangezien ik beleefdheidsgewijs altijd tot op het einde wacht om mijn vragen, in casu vraag nr. 8781, te stellen, is het opnieuw aan u.
05 Vraag van de heer Gerolf Annemans aan de minister van Justitie over "de blijvende publicatie van seksadvertenties in de media" (nr. 8788)
05 Question de M. Gerolf Annemans à la ministre de la Justice sur "la publication persistante d'annonces à caractère sexuel dans les médias" (n° 8788)
05.01 Gerolf Annemans (VB): Mevrouw de minister, een arrest van het hof van beroep – nadien in cassatie bevestigd – veroordeelde Het Laatste Nieuws wegens de publicatie van seksadvertenties, maar Het Laatste Nieuws is daarmee tot vandaag blijven doorgaan. Het Hof van Cassatie was nochtans vrij expliciet dat dit verboden is, niet enkel om georganiseerde uitbuiting te bestrijden maar vooral om de zedelijkheid van minderjarigen te beschermen.
Wij hebben hierover vragen gesteld aan toenmalig minister Verwilghen, die een slap antwoord gaf en vaststelde dat het gerecht een lage prioriteit gaf aan die zaken. Minister De Clerck was iets specifieker toen wij er vragen over stelden. Hij antwoordde dat dit af en toe wordt gedoogd uit opportuniteitsoverwegingen, lees: zo kan de politie de sector iets beter volgen. Dat heb ik er althans uit begrepen.
Nu heb ik aan u een viertal vragen gesteld, waarvan u de schriftelijke neerslag hebt gekregen toen ik mijn interpellatie indiende. Is het een prioriteit of niet? Ik wil ook de huidige minister van Justitie daarover iets laten zeggen. Is er een gedoogbeleid? Is dat niet discriminerend voor de media die zich wel aan het verbod houden? Hoeveel klachten zijn er de jongste vijf jaar geweest?
05.02 Minister Annemie Turtelboom: De nood aan reclame is inderdaad het zwakke punt voor aanbieders van seksdiensten en prostitutie. Deze advertenties staan nog altijd in dag- en weekbladen, en zelfs op sommige televisiekanalen in de late uren.
De wetgever wou in 1995 een einde maken aan bepaalde reclames in de media waarbij seksuele diensten werden aangeboden, wegens de grote toegankelijkheid ervan voor minderjarigen. De Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid heeft in 2008 de toepassing van de wetten inzake zeden van 1995 en van 2000 geëvalueerd. Het College van procureurs-generaal werd toen bevraagd over het aantal vervolgingen in de verschillende gerechtelijke arrondissementen. Uit deze evaluatie bleek dat er weinig werd vervolgd en dat er weinig veroordelingen waren op basis van de eerste paragrafen van artikel 380ter van het Strafwetboek, die slaan op minderjarigen. De meeste veroordelingen gebeurden op basis van het algemene verbod inzake ontucht en prostitutie.
Deze geringe toepassing is een gevolg van het gedoogbeleid dat al jaren wordt gevoerd ten aanzien van seksadvertenties. Het gedoogbeleid werd in november 2002 ook bevestigd door het College van procureurs-generaal.
Het College bepaalde toen immers dat de vervolging van deze feiten geen prioriteit uitmaakte, weliswaar onder voorbehoud dat er uiteraard vervolgd moet worden indien de advertenties betrekking hebben op kinderprostitutie, uitbuiting van prostitutie van volwassenen of kinderen, mensenhandel en sekstoerisme. Deze situaties van misbruik zijn wel degelijk prioriteiten van het strafrechtelijk beleid. Als het, bijvoorbeeld, gaat om reclame voor het aanbod van minderjarige prostituees, is het belangrijk dat er wel wordt vervolgd en dat de reclame zeker niet mag worden gedoogd. Ook wanneer er een verband is met mensenhandel moet vervolging prioritair zijn.
De onderzoekers van de lokale en de federale politie ontwikkelden daarom samen met de parketten specifieke instrumenten om de herkomst van de advertenties in te schatten, de publiciteit voor verdoken vormen van seksdiensten te ontdekken en de mogelijk situaties van mensenhandel en seksuele uitbuiting te herkennen, te controleren en een onderzoek naar mensenhandel te starten. Er wordt namelijk vaker geadverteerd via de verdoken vormen van seksdiensten, vooral voor prostitutie. Hierbij gaat het, bijvoorbeeld, om massage, lichaamsverzorging of wellness escortdiensten. De gerichte opsporing van verdoken vormen van seksuele uitbuiting is ook een belangrijke prioriteit van het politieprogramma mensenhandel-seksuele uitbuiting, in uitvoering van het Nationaal Veiligheidsplan 2008-2011. Ook in het nieuwe veiligheidsplan 2012-2015 zal mensenhandel en seksuele uitbuiting een prioriteit blijven.
Tot slot dient vermeld te worden dat, hoewel het aantal vervolgingen op basis van artikel 380ter van het Strafwetboek laag is, de strafbaarheidstelling een grote symbolische waarde heeft en een drukkingsmiddel blijft. België moet bovendien ook waakzaam blijven voor zijn internationale verplichtingen.
05.03 Gerolf Annemans (VB): Mevrouw de minister, ik zal uw antwoord met grote aandacht op juridisch vlak bekijken. Het punt van de veroordeling waarnaar ik verwijs, en naar de vroegere toepassingen ervan, waaraan dit beleid een einde heeft gesteld, betrof niet de vraag of er voor kinderprostitutie reclame zou worden gemaakt, maar dat dit soort reclame verschijnt in tijdschriften en dagbladen, die daar tegelijkertijd, bijvoorbeeld, een gratis versie van Jommeke bij steken. Het is deze sfeer die de vroegere veroordelingen aan banden hebben willen leggen en die nu blijkbaar door een offensief beleid worden tenietgedaan, waarvan men zich niets meer aantrekt wanneer niet duidelijk uit die advertenties blijkt dat het om uitbuiting en/of mensenhandel zou gaan. Dat is een interpretatie waarin ik mij niet kan vinden. Ik zal op die zaak terugkomen, indien zou blijken uit het rapport van de minister dat het gedoogbeleid grenzen overschrijdt die niet aanvaardbaar zijn.
Het incident is gesloten.
06 Question de Mme Özlem Özen à la ministre de la Justice sur "le remplacement des magistrats qui quitteront courant 2012 l'arrondissement judiciaire de Charleroi" (n° 8827)
06 Vraag van mevrouw Özlem Özen aan de minister van Justitie over "de vervanging van de magistraten die in de loop van 2012 het gerechtelijk arrondissement Charleroi zullen verlaten" (nr. 8827)
06.01 Özlem Özen (PS): Madame la ministre, je souhaite vous interroger sur le manque de magistrats dans l'arrondissement judiciaire de Charleroi.
Lors de la rentrée solennelle au Palais de Justice de Charleroi, organisée pour la première fois cette année, conjointement par le tribunal de première instance, le parquet et le barreau, le premier président de la cour d'appel de Mons a eu l'occasion de s'inquiéter et de dénoncer le manque de moyens dont l'arrondissement judiciaire de Charleroi souffre en permanence pour remplir correctement ses missions de service public.
Cette situation risque de s'accentuer, puisque sur la quarantaine de magistrats nommés, Charleroi en perdrait sept dans le courant de l'année 2012 (cinq sont nommés ailleurs et deux sont retraités). Cela constituerait plus ou moins 20 % de l'effectif actuel, ce qui n'est pas rien.
Même si l'arrondissement judiciaire de Charleroi met tout en œuvre par une collaboration entre le tribunal, le parquet et le barreau pour améliorer son efficacité (dans le cadre de la loi Salduz, mais également avec la numérisation systématique des dossiers mis à l'instruction, et avec la vidéoconférence, notamment pour que la chambre du conseil évite le transfert inutile des détenus), le travail fourni risque d'être vain si les magistrats concernés ne sont pas remplacés très rapidement.
Actuellement, on ignore encore quand ils seront remplacés, et il est déjà évident que tout retard dans ces nominations aura un effet néfaste sur la bonne administration de la justice, déjà sous tension suite à l'entrée en vigueur de la loi Salduz et le manque chronique de moyens.
Pourriez-vous m'indiquer comment le départ annoncé de ces magistrats peut être anticipé pour qu'il n'y ait pas de retard dans les nominations? Pouvez-vous m'assurer qu'elles se feront sans délai? Dans la négative, quels sont les moyens que vous comptez mettre en œuvre pour procéder le plus rapidement possible à la nomination des magistrats manquants? Je vous remercie.
06.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, chers collègues, au siège du tribunal de première instance de Charleroi, un certain nombre de places sont effectivement devenues vacantes de façon inattendue. Vous savez que les économies nécessaires en matière de crédit du personnel dans l'ordre judiciaire ont conduit à certains retards dans le rythme des nominations aux emplois vacants. Les cadres du personnel n'ont pas subi de modifications de sorte que toutes les vacances sont publiées et que l'on procède à un remplissage maximal de l'effectif du personnel. Tous les postes sont donc déclarés vacants conformément au rythme imposé par les possibilités budgétaires.
J'attire votre attention sur le fait que les autorités judiciaires disposent d'un certain nombre de possibilités pour répondre de manière flexible à des événements imprévisibles concernant les places vacantes.
À côté du cadre du tribunal de première instance de Charleroi, il peut être fait appel, en effet, au système des juges de complément. En ce moment, le premier président de la cour d'appel de Mons n'a affecté que trois juges de complément à Charleroi. Au total, ils disposent d'un contingent de 14 juges de complément.
En outre, il existe la possibilité que des magistrats des tribunaux de première instance de Tournai et de Mons nommés sur base de l'article 100 du Code judiciaire soient appelés pour prester au tribunal de première instance de Charleroi. Je plaide pour que les autorités judiciaires utilisent plus les possibilités existantes en matière de mobilité. Pour ce genre de problème, il faut aller vers une autre répartition du paysage judiciaire. Les petits tribunaux sont en effet plus vulnérables pour des événements secondaires.
Le programme du gouvernement prévoit par la révision des arrondissements judiciaires plus d'attention et surtout la création de plus de possibilités en matière de mobilité des magistrats.
06.03 Özlem Özen (PS): Madame la ministre, vous dites que le remplacement dépend des possibilités budgétaires que le gouvernement accorde alors que pour l'instant, il y a plusieurs problèmes.
Le premier problème, ce sont les places vacantes publiées avec retard au Moniteur belge. À ce retard s'ajoute le délai de 200 jours pour pouvoir effectivement les nommer. Donc en général, cela constitue quand même un délai de plus ou moins 9 mois, même si votre prédécesseur avait quand même amélioré les choses, entre le départ d'un magistrat et son remplacement effectif. Neuf mois, c'est presque un an.
Donc à Charleroi, c'est 20 % de l'effectif. Je sais que les délais ont été raccourcis. raccourcir les délais, c'est bien, mais anticiper, dans ce cas comme cela a été annoncé, c'est encore mieux. Je ne comprends pas très bien que ces juges remplaçants ou suppléants existent. En fait, ils sont déjà utilisés à Charleroi où il y a déjà un manque chronique de moyens. Donc, des juges suppléants supplémentaires, il n'y en a pas.
Il faut donc absolument faire en sorte qu'il y ait un remplacement et qu'il soit suppléé aux départs annoncés ou connus.
Dans le meilleur des mondes, je pense qu'il faudrait aussi que lorsqu'un magistrat part, comme pour un autre travail, son futur remplaçant soit là, quasiment formé et qu'il y ait une transition dans les dossiers. S'ils arrivent des mois après, il n'existe aucune continuité.
C'est à cause de cela que tout un arrondissement peut être désorganisé.
L'incident est clos.
07 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de benoeming van de nieuwe eerste advocaat-generaal te Bergen" (nr. 8888)
07 Question de Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "la nomination du nouveau premier avocat général de Mons" (n° 8888)
07.01 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, in 2010 heb ik uw voorganger al vragen gesteld over de gevolgen van de zaak-KB Lux. Toen bleek duidelijk dat die niet zo goed afliep als men wel had gedacht. Uw voorganger heeft zeer krasse taal gesproken. Hij had het in zijn antwoord over manipulatie door magistraten en speurders in het onderzoek. Hij beloofde toen dat hij “het geknoei niet ongemoeid zou laten”. Dat zijn niet mijn woorden, maar de zijne. Bij het antwoord kwam ook naar voren dat de Belgische Staat blijkbaar cassatieberoep zou aantekenen. Uw voorganger zei heel duidelijk dat die fraudeonderzoeken voortaan veel efficiënter moesten verlopen. Er zou ook een tuchtonderzoek tegen de betrokken onderzoeksrechter komen. Dat zou niet uitblijven. Hij verwees daarvoor naar de opinie van het hof van beroep, dat duidelijk had gesteld dat er een deloyaal onderzoek was gevoerd, waarbij de rechten van de verdediging serieus werden geschonden door het weghalen en toevoegen van stukken, het vernietigen en vervangen van lastige processen-verbaal en het antedateren van sommige documenten. Enfin, het was weinig fraai. Dat was niet min, het was krasse taal.
Cassatie heeft uiteindelijk het arrest in verband met die zaak niet vernietigd. Een goed jaar later stellen we vast dat er ook geen tuchtstraf is gekomen. Meer nog, we stellen nu vast dat er een benoeming is, zelfs een promotie. De betrokken onderzoeksrechter, waarover het hof van beroep destijds weinig goeds te vertellen had, wordt nu gepromoveerd tot eerste advocaat-generaal te Bergen. Dat is ook bevestigd door het kabinet.
Mevrouw de minister, u zult het mij niet kwalijk nemen dat ik daarbij vragen heb, gelet op de antwoorden die ik de vorige keer gekregen heb louter over de zaak.
Hebt u er zicht op waarom er ondanks de bewering van het hof van beroep geen tuchtstraf is uitgesproken? Die straffe taal deed immers anders vermoeden. Misschien is er ook wat dat betreft een verjaring geweest, maar dan zult u dat wel toelichten.
Kunt u meer informatie geven over de benoeming van de betrokkene tot eerste advocaat-generaal te Bergen? Meent u dat die wenselijk is? We kunnen er niet omheen, het arrest is niet vernietigd door Cassatie maar het bestaat wel. Het arrest van het hof van beroep was vernietigend voor de betrokkene, die toen nog onderzoeksrechter was.
Wat was het advies van de Hoge Raad ter zake?
07.02 Minister Annemie Turtelboom: Er zijn doorheen de jaren drie verschillende tuchtinstanties verantwoordelijk geweest voor het al dan niet opstarten van een tuchtprocedure tegen Jean-Claude Leys. De eerste twee verantwoordelijke tuchtinstanties, met name de eerste voorzitter van het hof van beroep in Antwerpen en de vorige procureur-generaal van Bergen, hebben nooit een tuchtprocedure opgestart tegen de heer Leys.
De huidige tuchtverantwoordelijke heeft op vraag van mijn voorganger een tuchtprocedure gestart, maar die is stilgelegd toen hij tot de vaststelling kwam dat de feiten verjaard zijn op 7 juni 2006.
De heer Jean-Claude Leys, advocaat-generaal bij het hof van beroep te Bergen, werd bij koninklijk besluit van 13 januari 2012 aangesteld tot eerste advocaat-generaal bij dat hof. Die benoeming gebeurde met toepassing van artikel 259 van het Gerechtelijk Wetboek door de Koning op gemotiveerde voordracht van de procureur-generaal bij het hof van beroep te Bergen van twee kandidaten.
Voor de functie hadden zich na oproep door de korpschef drie kandidaten gemeld. De procureur-generaal heeft na afweging van de kwaliteiten en verdiensten van de kandidaten de heer Leys als eerste kandidaat voorgedragen en mevrouw Delos als tweede kandidaat. De motivering van de voordracht was afdoende.
07.03 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, misschien geldt hier ook het recht op vergetelheid, na die verjaring waarover wij gesproken hebben. In alle eerlijkheid, men ziet welke verwijten er werden gemaakt. Ik ga mij er niet over uitspreken of ze terecht waren, maar het hof van beroep zegt dat en gaat toch niet over een nacht ijs, en nu ziet men dat de betrokkenen een dergelijke promotie kunnen maken.
Het is heel belangrijk, en ik weet dat het op uw to-dolijstje staat, om dat tuchtaspect eens grondig na te kijken, vermits ook daar reeds verjaringen een rol gaan spelen. Ik blijf hierbij vragen hebben. Het is wederom niet goed voor het imago van Justitie.
07.04 Minister Annemie Turtelboom: De feiten waren verjaard, niet de tuchtprocedure.
07.05 Sophie De Wit (N-VA): U zei daarnet dat er een tuchtprocedure was opgestart en dat die werd stopgezet, omdat er een verjaring was. Mevrouw de minister, het feit blijft alleszins dat Justitie hier slecht uitkomt en dat het imago hierdoor wederom geschaad wordt. Wij zullen dat het recht op vergetelheid noemen.
Het incident is gesloten.
08 Question de Mme Zoé Genot à la ministre de la Justice sur "le dossier du renouvellement de l'Exécutif des Musulmans de Belgique" (n° 8845)
08 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister van Justitie over "de vernieuwing van het Executief van de Moslims van België" (nr. 8845)
08.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Madame la présidente, madame la ministre, le 13 janvier dernier l'assemblée générale de l'Exécutif des Musulmans de Belgique émettait un vote de défiance à l'égard de trois de ses membres parmi lesquels la vice-présidente Isabelle Praile.
Les trois membres exclus appartiennent à l'Alternative démocratique des musulmans de Belgique, courant rénovateur qui essaie de proposer un mode plus participatif.
L'Exécutif actuel a été désigné au cours d'une assemblée assez chahutée à l'occasion de laquelle les procédures réglementaires n'auraient pas été respectées.
Lors d'une réponse à une précédente question, vous avez bien expliqué qu'il ne vous appartenait pas de faire respecter les règles de l'Exécutif. Néanmoins, vous avez une responsabilité en termes de reconnaissance de l'organe qui peut être investi des missions de gestion du culte musulman.
Madame la ministre, allez-vous reconnaître, par arrêté royal, le nouvel Exécutif décidé le 13 janvier 2012, suite au vote de défiance?
Lors de votre précédente réponse, vous avez notamment évoqué la possibilité d'organiser toute une série de rencontres de manière à mieux appréhender le dossier et en vue de trouver une solution. Des avancées ont-elles eu lieu en vue de trouver un compromis dans le cadre du dossier du renouvellement de l'Exécutif des Musulmans de Belgique? Si oui, lesquelles? Où en est-on actuellement?
Par ailleurs, la Sûreté de l'État a remis un rapport pointant du doigt le fait que certains pays utilisaient l'Exécutif pour faire avancer leur vision de l'organisation des musulmans. Quels sont les enseignements que vous tirez de ce rapport en la matière?
08.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, chère collègue, il est important de rappeler que l'Exécutif des Musulmans de Belgique est l'organe représentatif du culte islamique en Belgique.
Il est chargé de gérer le temporel du culte islamique par le biais de missions spécifiques, à savoir la nomination des imams, des professeurs de religion, des conseillers islamiques dans les prisons, l'approbation des budgets et des comptes des comités de gestion des communautés islamiques reconnues, etc.
Ces principes se trouvent d'ailleurs dans le rapport au Roi de l'arrêté royal du 3 mai 1999 portant reconnaissance de l'Exécutif des Musulmans de Belgique.
Le processus décisionnel relève, comme je l'ai dit dans ma réponse du 18 janvier 2012, de la sphère interne du culte islamique.
La demande de reconnaissance, suite aux décisions prises le 13 janvier 2012, est actuellement étudiée. Le texte sur le projet de renouvellement se trouvant sur la table fin 2011 contenait, en effet, une évolution positive, mais j'ai dû constater qu'un compromis sur ce texte n'a pas été atteint, ce que je déplore. Une version adaptée m'a été communiquée le 16 janvier 2012, ne contenant plus tous les éléments de fin 2011, mais bien des avancées vis-à-vis de la version du mois de juin 2011.
08.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Il n'y a pas de recours… (hors micro).
08.04 Annemie Turtelboom, ministre: En fait, j'ai dit que nous étudions actuellement la demande de reconnaissance et c'est inclus dans celle-ci.
08.05 Zoé Genot (Ecolo-Groen): Je pense qu'il est intéressant pour la ministre, dans l'examen de la reconnaissance d'un éventuel nouvel Exécutif, que l'ensemble des acteurs puisse être rencontré, outre ces aspects de sûreté de l'État qui doivent faire partie de la réflexion globale.
L'incident est clos.
09 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "het mogelijke project rond e-learning in de Hasseltse gevangenis" (nr. 8904)
09 Question de Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "l'éventuel projet de e-learning à la prison de Hasselt" (n° 8904)
09.01 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, vorige week verscheen een artikel in Het Belang van Limburg, waaruit bleek dat er in de gevangenis van Hasselt werken worden uitgevoerd aan het computernetwerk. De bedoeling is dat alle gedetineerden over een computer zouden beschikken om aan e-learning te doen. Het zou om een vierhonderdtal gedetineerden gaan, al drukte de gevangenisdirectie onmiddellijk het gerucht de kop in dat elke gedetineerde zijn eigen computer zou hebben. Het staat evenwel vast dat een firma sinds december bezig is met een nieuwe bekabeling om, en ik citeer “de toekomst voor te bereiden”. Het is mooi gezegd maar alleszins is vaagheid troef in dit dossier.
Waarom wordt er momenteel in nieuwe bekabeling voorzien in de gevangenis van Hasselt "om de toekomst voor te bereiden"? Wat verstaat men daaronder?
Hoeveel computers worden er aangeschaft?
Wordt er in Hasselt effectief een project rond e-learning voorzien? Zo ja, hebt u daarover meer informatie?
Kunnen alle gedetineerden hiervan gebruikmaken? Zijn er strikte voorwaarden aan verbonden? Krijgen zij toegang tot internet, al dan niet op hun cel? Hoe wordt dat beveiligd? Er worden in de gevangenis nu al gsm’s gestoord, maar hoe zal het dan zijn met het internet?
In welk bedrag wordt er voorzien voor die werken in Hasselt?
Wat is het aankoopbedrag voor die nieuwe computers? Hoeveel kost het beheer en het onderhoud van het systeem en de computers?
Hoe kadert u zulke kosten in de huidige budgettaire krapte bij Justitie?
09.02 Minister Annemie Turtelboom: Het klopt dat recent werd geïnvesteerd in de modernisering van het datanetwerk in de gevangenis van Hasselt, waaronder het voorzien van databekabeling tot in de cel. Dit kadert in een ruimer plan rond de modernisering van de ICT-infrastructuur in de penitentiaire instellingen en is gericht op het moderniseren van de bestaande systemen, het verhogen van de veiligheid, het verhogen van de efficiëntie en het verbeteren van de dienstverlening.
Het klopt niet dat deze investering bedoeld is om in internet te voorzien voor de gevangenis. In eerste instantie worden er geen echte computers aangeschaft. Er worden tests uitgevoerd, een proof of concept met nieuwe technologie gebaseerd op virtuele computers. Het is de bedoeling om geen fysieke desktops meer, maar virtuele desktops te verhuren. Met de nieuwe technologie kan inzake veiligheid veel verder worden gegaan en kan tegelijk de werklast die hiermee momenteel gepaard gaat, worden verminderd.
Sinds 2010 loopt er een project inzake e-learning in de gevangenissen, zulks in samenwerking met, onder andere, de VDAB en de FOREM. Belangrijk is te weten dat dit in geen geval via het internet gebeurt. In de penitentiaire inrichtingen is er een kopie geïnstalleerd van de nodige infrastructuur die momenteel door de VDAB hiervoor wordt gebruikt. Momenteel wordt dit systeem reeds gebruikt in de gevangenissen van Ruiselede, Ieper, Brugge, Tongeren, Hoogstraten en binnenkort ook in Antwerpen, Leuven-Centraal en Hasselt. Er zijn onderhandelingen aan de gang, onder andere met de FOREM om dit systeem ook in de Waalse gevangenissen te implementeren.
Een belangrijke opmerking hierbij is dat onderwijs niet de bevoegdheid is van de FOD Justitie. Onze taak beperkt zich tot het faciliteren en de controle op de veiligheid van het systeem. Vooraleer een gedetineerde van het e-learningtraject kan gebruikmaken, gebeurt er een assessment waarbij de motivatie en bepaalde vaardigheden worden getoetst, zoals pc-vaardigheden, taalkennis Nederlands en rekenvaardigheden voor bepaalde opleidingen. Zoals ik al heb gezegd, is er dus geen sprake van internettoegang.
De bekabelingswerken in Hasselt kosten 181 000 euro inclusief btw. Dit project past in de doelstelling om in de toekomst kostenefficiënter te werken. Twee voorbeelden kunnen dit staven. Ten eerste zal de mogelijkheid om een juridisch dossier in te kijken vanuit de gevangenis zorgen voor een aanzienlijke vermindering van de gedetineerdentransporten en een vermindering van de controle- en bewakingskosten in de justitiepaleizen tijdens deze consultaties. Dit is niet enkel een budgettaire winst, maar behelst tegelijk een verminderd risico op ontsnapping. Verder is er het verhuren van virtuele in plaats van fysieke pc’s, minder werk om dit te beheren en, opnieuw, een verhoging van de veiligheid. De kostprijs wordt gedragen door de gedetineerde huurder.
09.03 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, ik blijf een virtuele computer maar raar vinden. Als ik uw antwoord zo hoor, is dat effectief om de toekomst voor te bereiden. Als het de bedoeling is dat men zijn dossier kan inkijken in de cel, vind ik dat op zich schitterend. Wetende evenwel dat men vandaag zelfs geen mail aan de griffie kan sturen, vind ik het wel ongelooflijk sterk dat de gevangenen vanuit hun cel hun dossier zouden kunnen inkijken. Dit is toekomstmuziek, maar hoever? Nog veel verder dan louter voorbereiding, denk ik. Het is de eerste stap in een proces dat nog heel lang zal duren, vrees ik, aangezien de eenvoudige dingen inzake de informatisering van Justitie nog niet opgelost geraken.
Ik neem aan dat die stappen worden gezet en dat ze met het oog op de toekomst kostenbesparend zijn, maar ik ben benieuwd of het zover zal komen. Men belooft die informatisering al zolang en het komt er maar niet van.
Ik ben benieuwd hoe de tests met de virtuele computer zullen verlopen. Wat als het niet lukt? In eerste instantie misschien niet, zei u. Dan moeten er misschien toch nog desktops komen. Wij volgen deze aangelegenheid alleszins verder op, want dit is toch wel een heel bizar verhaal, zeker in het licht van de huidige budgettaire krapte bij Justitie.
Het incident is gesloten.
10 Question de M. Georges Dallemagne à la ministre de la Justice sur "le Kashmir Centre.EU" (n° 8908)
10 Vraag van de heer Georges Dallemagne aan de minister van Justitie over "het Kashmir Centre.EU" (nr. 8908)
10.01 Georges Dallemagne (cdH): Madame la ministre, la semaine dernière, j'ai interrogé votre collègue M. Reynders sur les activités du Kashmir Centre de Bruxelles. Dans sa réponse, le ministre des Affaires étrangères a confirmé qu'à l'instar du Kashmir Centre basé à Washington, le Kashmir Centre situé dans le quartier européen de notre capitale est une antenne des services secrets pakistanais.
À la question directe que je lui posais sur ce point, M. Reynders m'a affirmé qu'il partageait tout à fait mon analyse. Il a découragé toute forme de contact avec cet établissement.
Il y a deux semaines, lors de la publication de son rapport annuel, la Sûreté de l'État avait déjà souligné que, "concrètement, il existe des liens très étroits entre ce Kashmir Centre.EU et les autorités pakistanaises, en ce compris les services de renseignements nationaux".
Aux États-Unis, le gouvernement américain a, quant à lui, carrément procédé à l'arrestation des dirigeants du Kashmir Centre. Ils sont en aveux, leur procès est en cours et ils risquent de lourdes peines de prison.
Madame la ministre, puisque ce centre est une antenne des services de l'ISI, étant donné que M. Reynders le confirme, ses activités ne sont-elles pas illégales? En particulier, ne doivent-elles pas être considérées comme des comportements que le Code pénal érige en infractions contre la Sûreté de l'État? L'article 118 du Code pénal punit de manière générale "quiconque aura sciemment livré ou communiqué (...) à une puissance étrangère ou à toute personne agissant dans l'intérêt d'une puissance étrangère des objets, plans, écrits, documents ou renseignements, dont le secret intéresse la défense du territoire ou la sûreté extérieure de l'État".
Dans la foulée, l'article 120 du même Code sanctionne quiconque se sera procuré ou aura reçu volontairement ces données. L'article 120octies précise que des peines identiques seront appliquées lorsque de telles infractions auront été commises envers un État avec lequel la Belgique est unie par un accord régional en vue d'une défense commune.
L'article 135bis du Code pénal, de son côté, punit "quiconque (...) reçoit d'une personne ou d'une organisation étrangère (...) des dons, présents, prêts ou autres avantages, destinés ou employés (...) à mener ou à rémunérer en Belgique une activité ou une propagande de nature à porter atteinte à l'intégrité, à la souveraineté ou à l'indépendance du royaume (...)".
Les activités du Kashmir Centre ne tombent-elles pas sous le coup de ces dispositions ou de dispositions similaires? Par conséquent, ne doivent-elles pas être poursuivies et sanctionnées? Compte tenu de ses activités répréhensibles, le Kashmir Centre ne pourrait-il faire l'objet d'une mesure de fermeture rapide? Au rang des peines dont le Code pénal sanctionne les infractions commises par les personnes morales figure la fermeture d'un ou plusieurs établissements et la dissolution de ces établissements. De telles peines seraient-elles envisageables en l'occurrence? D'autres voies pourraient-elles être empruntées?
10.02 Annemie Turtelboom, ministre: Vous me demandez si les activités du Kashmir Centre entrent dans le champ d'application des dispositions que vous citez. Je voudrais d'abord vous rappeler que les crimes et les délits contre la sûreté extérieure de l'État prévus dans notre Code pénal mettent en péril la sûreté de notre pays dans ses relations avec d'autres pays.
La Sûreté de l'État suit les activités du Kashmir Centre qui est situé dans notre capitale depuis la création de cette organisation. Elle donne également fréquemment aux autorités compétentes des informations quant aux activités de ce groupe. En ce qui concerne les infractions que vous citez, il s'agit d'une question liée à l'opportunité des poursuites. S'il s'agit d'infractions relevant de sa compétence, c'est le parquet fédéral qui a le pouvoir d'entreprendre le travail d'information ou d'instruction sur l'existence d'une infraction liée au Kashmir Centre et, le cas échéant, d'ouvrir un dossier répressif.
À supposer qu'une telle information ou instruction existe et qu'au terme de l'enquête le Kashmir Centre serait renvoyé devant les cours et tribunaux, il appartiendrait en dernier ressort au juge du fond de prendre la décision quant aux sanctions applicables.
10.03 Georges Dallemagne (cdH): J'entends bien qu'il s'agit de savoir, s'il y a une procédure, si le juge du fond suivra mes analyses. Mais je pense que l'affaire est assez claire. À partir du moment où votre collègue le ministre des Affaires étrangères estime qu'il s'agit bien d'une antenne des services secrets pakistanais, je crois qu'on ne doit pas tourner trop longtemps autour de cette affaire.
Je suis perplexe de voir qu'aux États-Unis, on a des méthodes assez fortes et directes alors qu'ici on n'a pas encore pris de dispositions claires. Je souhaite qu'il n'y ait pas deux poids et deux mesures. C'est le même problème à Washington et à Bruxelles et visiblement les réactions sont très différentes, pour l'instant en tout cas.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de conclusies van het onderzoek inzake de Pukkelpopramp" (nr. 8743)
11 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "les conclusions de l'enquête concernant le drame du Pukkelpop" (n° 8743)
11.01 Bert Schoofs (VB): Ik dacht dat de minister van Binnenlandse Zaken die vraag zou beantwoorden?
11.02 Minister Annemie Turtelboom: Als ik even mag, mevrouw de voorzitter, in verband met Pukkelpop zal mijn antwoord zijn dat er een gerechtelijk onderzoek lopende is, en dat ik dus niets kan zeggen. Bijna alle andere vragen behoren tot de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken, dus veel meer zal ik u niet kunnen vertellen.
11.03 Bert Schoofs (VB): Is er een gerechtelijk onderzoek aan de gang momenteel? Daar ben ik niet van op de hoogte.
11.04 Minister Annemie Turtelboom: Er is een opsporingsonderzoek gevoerd en dit onderzoek werd gevoegd bij de onderzoeksrechter. Het gerechtelijk onderzoek is nog niet afgelopen, maar er loopt dus een gerechtelijk onderzoek. De andere vragen, zoals over de operatoren, waarom sommige tenten het zwaarder te verduren kregen dan andere, de verankering, de bevestiging, is materie voor Binnenlandse Zaken. Mijn excuses voor de shortcut die we nemen.
11.05 Bert Schoofs (VB): OK. Geen probleem.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de berekening en de analyse van de kosten van de assisenprocedures" (nr. 8744)
12 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "le calcul et l'analyse des coûts des procédures d'assises" (n° 8744)
12.01 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, uit een eerdere vraagstelling aan uw voorganger, de heer Stefaan De Clerck, is gebleken dat er geen systematische verzameling van gegevens plaatsvindt inzake de kostprijs van de assisenzaken. Ik weet dat, bijvoorbeeld, de heer Jean-Luc Cottyn van de Hoge Raad voor de Justitie destijds, in zijn functie van advocaat-generaal, daarover wel informatie heeft verzameld, maar dat was uiteraard slechts fragmentair, namelijk aangaande zijn rechtsgebied.
Mevrouw de minister, vindt u niet dat het stilaan tijd wordt dat wij een deskundige berekening kunnen maken van elke assisenzaak? Zo nee, waarom vindt u van niet? Zo ja, als u de mening toegedaan bent dat zo’n berekening moet en kan, hoe wilt u dat dan aanpakken?
Mevrouw de minister, u bent geen jurist maar een economist. Bent u van oordeel dat een assisenprocedure onontbeerlijk is in ons rechtsbestel? Ik weet dat dit een evaluatievraag is. U kunt altijd uw mening geven, maar als u die niet kwijt wil, dan neem ik daar ook vrede mee.
12.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Schoofs, er zijn aan een assisenprocedure allerlei kosten verbonden, zoals de gerechtskosten en diverse andere kosten, bijvoorbeeld de beveiliging tijdens het proces zelf, de inzet van politieagenten. Voorts zijn er nog andere kosten inherent aan Justitie, zoals het gebruik van een assisenzaal of de kosten voor de magistraten en het ondersteunend personeel. De duur van een assisenprocedure vormt ook een element in de berekening.
De dienst Gerechtskosten beschikt over cijfergegevens inzake bepaalde gerechtskosten die ontstaan naar aanleiding van een assisenprocedure. De overige kosten zijn in principe niet systematisch opgenomen in de cijfergegevens.
Het prijskaartje, verbonden aan de assisenprocedure, verschilt van proces tot proces. Daarbij kunnen de mate van gevaarlijkheid van de beschuldigde, het aantal getuigen, de duurtijd, de mate waarin deskundige onderzoeken noodzakelijk zijn en dergelijke, een rol spelen.
Aangezien, zoals gezegd, het prijskaartje niet enkel uit gerechtskosten bestaat, kan tot nu toe geen systematische weergave worden gemaakt van de algemene kostprijs van een assisenprocedure. Slechts in uitzonderlijke omstandigheden, waarbij een specifieke provisie wordt toegekend aan een rechtbank voor een assisenprocedure, kan een algemeen beeld worden gegeven van de kosten. Dat heeft slechts plaats bij zeer belangrijke en grote assisenprocedures. Bovendien heeft deze weergave van de kosten slechts betrekking op de gerechtskosten.
Ik zal aan mijn administratie vragen om de gerechtskosten op te lijsten die ontstaan door de behandelingen voor de hoven van assisen.
De Hoge Raad voor de Justitie heeft in een recent advies, op basis van de informatie van het parket-generaal te Antwerpen en op basis van gegevens verstrekt door de zittinggriffiers, een berekening gemaakt van verschillende gerechtskosten die werden gemaakt voor 32 assisenzaken in de provincies Antwerpen en Limburg, gespreid over een werkperiode van 22 maanden. De berekening leverde een som op die 300 000 euro overschrijdt.
Bij uw vraag of de assisenprocedure onontbeerlijk is, formuleer ik volgende bemerkingen. Uit mijn vorig leven bij Binnenlandse Zaken heb ik geleerd dat aan elke democratisch tot stand gekomen beleidsbeslissing, bijvoorbeeld de organisatie van verkiezingen op alle bestuursniveaus, een prijskaartje hangt. Ik stel vast dat omtrent de vraag of een jury noodzakelijk is bij een assisenproces, er bijna even veel voor- als tegenstanders zijn. De argumenten die beide kampen aandragen zijn alle even oorbaar en verdedigbaar, maar ik wijs erop dat artikel 150 van de Grondwet, dat de jury heeft ingesteld, heden voor herziening vatbaar is verklaard. Misschien is dit stof voor een mooi parlementair debat.
12.03 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor deze zeer omstandige antwoorden. Het is al veel meer dan ik van vorige ministers ter zake heb verkregen.
Ik hoop dat men tot een oplijsting en becijfering kan komen. Het moet mogelijk zijn om, zelfs over verschillende ministeriële departementen heen, een boekhoudkundige staat te maken waarbij alle posten aan bod komen. Bij sommige processen zou er dan "nihil" kunnen worden ingevuld. Andere processen, bijvoorbeeld inzake beveiliging, zullen veeleer onder Binnenlandse Zaken vallen. In dat verband denk ik aan de drugszaak Janus Van Wesenbeeck, in Hasselt, waaraan enorme kosten verbonden waren.
Tot slot, mevrouw de minister, ga ik in op uw uitnodiging om hieraan een parlementair debat te wijden, althans als alle fracties daartoe bereid zijn.
L'incident est clos.
13 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de recent ingevoerde bijkomende faciliteiten van de gedetineerden van de gevangenis van Hasselt" (nr. 8811)
13 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "les nouvelles facilités récemment accordées aux détenus de la prison de Hasselt" (n° 8811)
13.01 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, deze vraag had moeten samengevoegd zijn met die van collega De Wit. Het is ten dele een overlapping, maar ten dele ook niet.
Eind november 2011 zou er onder de gedetineerden in Hasselt een staking zijn uitgebroken. Zij zouden geweigerd hebben om de wandeling te verlaten. Er zou onvrede bestaan over de nieuwe kantinelijst. Het protest zou hebben geleid tot de herinvoering van de oude kantinelijst. Eveneens zou er besloten zijn tot het plaatsen van geluidsdempende mousse op de winketten, het creëren van de mogelijkheid tot ongestoord bezoek in de namiddag – dat was blijkbaar nog niet mogelijk – en het meedelen van het menu van de maaltijden aan de gedetineerden. Er zou ook een onderzoek lopen naar de mogelijke invoering van faciliteiten, zoals het spreiden van de mogelijkheden tot douchen, het binnen- en buitenbrengen van kledij en het toevoegen van een Arabische zender aan het televisiezenderpakket. Een aantal andere mogelijkheden om het regime te faciliteren, zou nog in onderzoek zijn.
Kloppen bovenstaande feiten?
Hoe staat het met de punten die nog in studie zijn?
Hoeveel bedragen de kosten van de voorgestelde maatregelen?
Welke Arabische zender zou aan het televisiezenderpakket worden toegevoegd?
Uit uw antwoord aan collega De Wit verneem ik dat het niet klopt dat er een kabel in de gevangenis zou komen ter voorziening van internet. Ik wilde ook vragen welke veiligheidsvoorschriften daarop van toepassing zouden zijn.
Er zou geen geld voorhanden zijn om de bewakers handschoenen en winterkledij ter beschikking te stellen, bescherming die nodig is tegen de koude en voor het laden en lossen bij het inkomen en uitgaan van leveringen.
Wat is een virtuele computer?
13.02 Minister Annemie Turtelboom: Aanleiding tot de actie was de invoering van een vernieuwde kantinelijst. Hoewel die lijst in samenwerking met het Overlegorgaan Gedetineerden werd aangepast, keurde de meerderheid van de gedetineerde populatie de vernieuwde lijst af. Het klopt dat de winketten intussen hersteld zijn, dat de weekmenu op voorhand wordt bekendgemaakt en dat een extra mogelijkheid voor ongestoord bezoek in de namiddag wordt ingelast.
Wat de andere aspecten in onderzoek betreft, is beslist om het dragen van sportkledij uit te breiden tot de sectie en de wandelingen. De douche-uren worden niet verspreid en een Arabische zender kan niet aan het pakket worden toegevoegd.
Voor die maatregelen werden geen kosten gemaakt.
Het klopt inderdaad dat recent werd geïnvesteerd in de modernisering van de datanetwerken in de gevangenis van Hasselt. Het klopt echter niet dat het voor internet voor de gedetineerden is. Het past in een ruimer plan voor de modernisering van de ICT-infrastructuur binnen de penitentiaire inrichtingen met het oog op meer veiligheid, meer efficiëntie en een betere dienstverlening.
Bij de implementatie van de volledige infrastructuur wordt uiteraard veel aandacht besteed aan de veiligheid in al haar aspecten. Meer nog, de infrastructuur heeft tot doel een aantal veiligheidsaspecten die momenteel onvoldoende onder controle zijn, te verbeteren. Met de nieuwe technologie kunnen we inzake veiligheid veel verder gaan en verminderen we tegelijk de werklast, die hiermee gepaard gaat. Het gebruik van toestellen met touchscreen wordt momenteel onderzocht voor gemeenschappelijke ruimtes om een aantal heel specifieke diensten, die een berg papierwerk en administratieve rompslomp met zich brengen of die opnieuw een risico inhouden, mogelijk te maken.
In 2011 werden twee leveringen uitgevoerd van zowel witte handschoenen voor ceremonieel gebruik als winterhandschoenen. Ook werden de meeste artikelen van winterkledij geleverd voor 2010 en 2011. Er bestaat enkel een achterstand in de levering van pulls en sokken. Hiervoor zal een inhaalbeweging gebeuren, zodat de bestellingen van 2011 en 2012 geleverd zijn tegen het najaar van 2012.
Wat de levering van werkkledij en persoonlijke beschermingsmiddelen, waaronder de werkhandschoenen, betreft, zal bij gebrek aan regelmatige offertes in 2011 een nieuwe aankoopprocedure gelanceerd worden. Levering wordt gepland tegen de zomer 2012. In afwachting van de levering op het nationaal contract kan elke penitentiaire inrichting na toelating van het hoofdbestuur een beperkte aankoop verrichten bij de lokale handel, om de meest dringende en noodzakelijke behoeften in te vullen.
13.03 Bert Schoofs (VB): Bedankt voor dat zeer omstandige antwoord. Alleen wat de virtuele computer betreft blijf ik op mijn honger zitten. Iedereen hier, denk ik. Weet u hoe dat eruit ziet, mevrouw de minister? Ik niet. U blijkbaar ook niet. Ik zal u daarover een aparte vraag stellen. Tegen dan zult u het wel weten. Ik neem u niet kwalijk dat u het ook niet weet. We zitten hier reëel op onze honger over misschien een virtueel probleem.
13.04 Minister Annemie Turtelboom: Na een virtuele vraag.
13.05 Bert Schoofs (VB): Dat is mijn schuld niet; de vragen hadden samengevoegd moeten zijn.
L'incident est clos.
14 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de eventuele oprichting van een afdeling van het hof van beroep van Antwerpen in de provincie Limburg" (nr. 8812)
14 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de la Justice sur "la création éventuelle d'une section de la cour d'appel d'Anvers dans la province du Limbourg" (n° 8812)
14.01 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, deze vraag is een klassieker. Ik heb ze al aan elke minister gesteld. Ik heb er zelf ook wetsvoorstellen over ingediend.
De afgelopen jaren, het afgelopen decennium zelfs, is er sprake geweest van de oprichting van een afdeling van het hof van beroep van Antwerpen in de provincie Limburg, naar analogie van de afdeling van het arbeidshof van Antwerpen in Limburg.
Mevrouw de minister, kan er ook een afdeling van het ‘reguliere’ hof van beroep van Antwerpen in Limburg worden geplaatst, zoals dat het geval is met het arbeidshof van Antwerpen? Zo niet, blijft de afdeling van het arbeidshof van Antwerpen in Limburg dan wel bestaan? Er is dan namelijk blijkbaar een anomalie, of blijft die afdeling bestaan – as bold as brass – om de vakbonden te paaien?
14.02 Minister Annemie Turtelboom: Het idee van de inrichting van een afdeling van het hof van beroep van Antwerpen te Hasselt werd verlaten na het advies van de eerste voorzitter en de procureur-generaal te Antwerpen. Daaruit kwam naar voren dat een decentralisatie van het hof een nadelige weerslag zou hebben op de efficiënte werking ervan. Zij argumenteerden dat de splitsing over twee locaties afbreuk zou doen aan tal van maatregelen genomen met het oog op de efficiënte organisatie en het efficiënt beheer van het hof. Bovendien berekende mijn administratie, op basis van dat advies, dat een reorganisatie van de werkzaamheden over twee afdelingen een budgettaire impact van meer dan 4 miljoen euro zou hebben.
Als alternatief is het project met betrekking tot de organisatie van zittingen via videoconferentie bij het hof van beroep te Antwerpen gegroeid. Vanaf 1 september 2008 is er een mogelijkheid om zittingen via videoconferentie te organiseren tussen Hasselt en Antwerpen. De formele rechtszitting vindt plaats in het hof van beroep te Antwerpen, maar de partijen hebben de mogelijkheid tot een audiovisueel debat, terwijl zij zich fysiek in de daartoe bestemde rechtszaal in het gerechtsgebouw te Hasselt bevinden. Het gaat om hogere beroepen in burgerlijke, handels- en fiscale zaken tegen vonnissen van de rechtbanken van eerste aanleg en koophandel te Hasselt en Tongeren.
Een videoconferentie gebeurt op vrijwillige basis. Dit project werd na twee jaar als succesvol geëvalueerd en definitief geïntegreerd in de werking van het hof. Gemiddeld worden 20 zaken per maand met videoconferentie afgehandeld. De balie is zeer positief over het proefproject.
De beslissing over de afdeling van het hof van beroep heeft echter geen invloed op het al dan niet voortbestaan van de afdeling van het arbeidshof. In het kader van de hertekening van het gerechtelijk landschap zal een en ander opnieuw bekeken worden. Het is de bedoeling het aantal zetels van de rechtbanken en de hoven van beroep te beperken. Het oprichten of het voortbestaan van afdelingen zal in het kader van de nieuwe beheersstructuur per hof van beroep of per nieuw arrondissement kunnen worden bekeken.
De mobiliteit van de magistraten en de dossiers zal worden aangemoedigd. De afdeling van het arbeidshof hoeft echter niet per se te verdwijnen.
14.03 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw zeer concreet antwoord. De videoconferenties zijn een geslaagd opzet, maar daarmee lost men uiteraard niet alles op. Men zou eens de kosten moeten berekenen van de verplaatsingen naar Antwerpen die advocaten moeten maken, alsook de kosten voor de cliënten en andere mogelijke zaken. Ik meen dat men dan wel tot andere conclusies zou komen.
Uiteraard zegt men in Antwerpen dat er een probleem is om een afdeling in Limburg op te richten. De hoogste magistraten in Antwerpen zeggen dat, maar dat is dan compleet tegenstrijdig met het arbeidshof in Limburg, dat waarschijnlijk veel minder zaken behandelt en dat misschien niet eens zo kostenefficiënt is. Ik zal daar niet tegen pleiten, maar men meet met twee maten en twee gewichten.
Er zit voor mij weinig logica in. Ik blijf dus bij mijn stelling en ik ben helemaal niet onder de indruk van wat hoge magistraten in Antwerpen zeggen. Ik blijf bij de stelling dat men kosten zou besparen, als men afdelingen van hoven van beroep zou oprichten, niet alleen in Limburg, maar ook elders. Hopelijk kan dat in het kader van de hertekening van het gerechtelijk landschap gebeuren. Ik richt nog een klein beetje hoop daarop.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- Mme Jacqueline Galant à la ministre de la Justice sur "la perception des amendes de circulation via les impôts" (n° 8872)
- Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "la perception des amendes de circulation contestées par le biais de l'impôt des personnes physiques" (n° 8931)
- mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Justitie over "de inning van verkeersboetes via de belastingen" (nr. 8872)
- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de inning van betwiste verkeersboetes via de personenbelasting" (nr. 8931)
15.01 Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, j'ai appris que les amendes de circulation contestées ou non payées ne passeront plus automatiquement par les tribunaux de police mais seront perçues au travers des impôts. La proposition n'est pas neuve vu que M. Devlies avait déjà proposé cette mesure. Le nouveau secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude a repris cette mesure dans sa note de politique générale.
Aujourd'hui, un automobiliste à qui l'on a dressé une contravention et qui la conteste peut faire valoir ses droits devant le tribunal de police. Qu'est-il prévu avec le nouveau système? Ce droit sera-t-il maintenu tel quel ou sera-t-il aménagé?
Pouvez-vous nous en dire un peu plus sur le déroulement des différentes étapes qui sépareront la constatation de l'infraction et la perception de la contravention par le biais des impôts?
S'agit-il de désengorger les tribunaux de police ou bien de s'assurer que les montants des amendes sont bien versés par les contrevenants?
Enfin, s'agissant de données statistiques, pouvez-vous nous dire quelle est la proportion d'amendes qui demeurent impayées et dans quelle proportion des amendes de roulage sont annulées après passage devant le tribunal de police?
15.02 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, eigenlijk komt u terug op de allereerste vraag die ik in deze commissie aan uw voorganger heb gesteld, na de aankondiging van de procureur van Antwerpen dat hij een aantal snelheidsovertredingen zou seponeren omdat hij niet voldoende personeel had, omdat er te veel processen-verbaal waren en omdat het gewoon niet te volgen was, ook qua zittingscapaciteit. Hij had toen al voorgesteld om het procesinitiatief helemaal om te draaien.
Blijkbaar is zijn oproep van destijds gehoord. Deze nieuwe regering heeft nu een initiatief vooropgesteld waardoor verkeersboetes sneller zullen worden geïnd. Dat zou niet meer automatisch gebeuren via de politierechter wanneer de onmiddellijke inningen of de VSBG’s niet onmiddellijk betaald of betwist worden. Nee, na een tweede aanmaning volgt er onmiddellijk een dwingend bevel tot betaling en dan volgt een verrekening via de personenbelasting. Het omgekeerde zit hem in het feit dat de persoon die de inning betwist, zelf naar de politierechtbank zal moeten stappen.
Mevrouw de minister, u zou nog aan de laatste technische details van dat ontwerp werken. Daarom hebben wij de volgende vragen. Misschien kunt u al iets meer gedetailleerde informatie geven over het plan dat voorligt. Komt uw plan overeen met de oplossing die uw voorganger had opgenomen in de nota omtrent de strafuitvoering? Zo niet, op welke punten wordt daarvan afgeweken?
Wanneer denkt u dat die maatregel kan worden ingevoerd? Welk bedrag hoopt u daarmee jaarlijks extra te innen? Uw voorganger heeft gezegd dat er vaak geseponeerd werd omdat er te weinig capaciteit was, waardoor men de bedragen van die onmiddellijke inningen en VSBG’s misliep. Hebt u er zicht op hoeveel daardoor werd misgelopen?
Overweegt u om het systeem via de personenbelasting verder uit te breiden voor andere gerechtelijke of administratieve boetes?
15.03 Annemie Turtelboom, ministre: Chères collègues, l'instauration de l'ordre de paiement cadre dans les mesures visant à améliorer la lutte contre la fraude. Pour l'instant, la perception des amendes pénales n'est pas optimale. L'accord de gouvernement dispose que la perception des amendes et des dépenses devra gagner en efficacité.
En plus, le nombre d'infractions au Code de la route constatées par la police et passibles de sanctions sous la forme de perceptions immédiates augmente d'année en année, avec une surcharge de travail des parquets et tribunaux de police comme conséquence.
La procédure prévue en cas de non-paiement de ces perceptions immédiates est longue et peu efficace. Le trajet actuel parcourt les étapes suivantes. Le contrevenant reçoit d'abord une proposition de paiement de la perception immédiate. Ensuite, une proposition de transaction du parquet et, dans le cas de non-paiement, il est censé passer devant le tribunal de police.
In de nieuwe procedure kan het voorstel tot onmiddellijke inning worden gevolgd door een betalingsbevel. Het betalingsbevel wordt van rechtswege uitvoerbaar voor zover de overtreder geen bezwaar indient bij de politierechtbank binnen een termijn van 30 dagen en hij de voorgestelde som niet heeft betaald. De procureur des Konings bezorgt dan een afschrift van het betalingsbevel aan het bevoegde bestuur van de Federale Overheidsdienst Financiën, dat de som via alle mogelijke rechtsmiddelen kan innen.
Met betrekking tot de gevraagde statistische gegevens onderstreep ik dat de inning van de penale boetes wordt uitgevoerd door de administratie van Financiën. Ik bezorg u de cijfers die mij als antwoord op vorige parlementaire vragen werden bezorgd.
Wat uw tweede vraag betreft, kan worden gesteld dat het thans voorgestelde systeem in de lijn ligt van de betrachting geformuleerd door mijn voorganger. Het geeft hieraan dan ook verdere uitwerking.
De maatregel werd op de Ministerraad van 24 januari, gisteren dus, goedgekeurd als een van de maatregelen in de strijd tegen de fraude. De geraamde opbrengst bedraagt 37 miljoen euro, zijnde het bedrag dat de Belgische Staat jaarlijks misloopt.
Een verdere uitbreiding, zoals gesteld in de vijfde vraag, van het systeem van de inning via de personenbelasting, behoort tot de bevoegdheid van de minister van Financiën.
15.04 Jacqueline Galant (MR): Merci, madame la ministre, pour votre réponse. Je pense que c'est, une fois de plus, les gens qui travaillent, qui ont besoin de leur véhicule et qui sont souvent sur les routes qui vont être pénalisés, puisque, de toute façon, l'administration des impôts ne percevra rien des personnes insolvables. Je ne suis donc pas sûre que ce soit le meilleur moyen qu'on ait trouvé pour percevoir les amendes impayées. Je retournerai donc vers votre collègue des Finances.
15.05 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, sta me toe te zeggen dat ik het, in tegenstelling tot mijn collega, wel een goed initiatief vind. Een overtreding is een overtreding, een boete is een boete. Wat ik wel onrechtvaardig vond in het oude systeem, is dat wie niet betaalde, los van een betwisting, ook tussen de mazen van het net glipte omdat men wegens tijdsgebrek niet meer vervolgde. Dat vond ik onrechtvaardig ten aanzien van wie zijn boete binnen kreeg en wel correct betaalde. Dat wordt op deze manier rechtgezet.
Ik denk dat het belangrijk is – we hebben onlangs de boetes verhoogd – om eerst te zien dat we ze correct innen, vooraleer we ze bijkomend gaan verhogen. Ik denk dat dat een belangrijke stap is. Anders creëert men een systeem van straffeloosheid, of toch een gevoel van straffeloosheid, en dan leidt het nergens naar. Ik vind dit dus eigenlijk geen slecht systeem. Ik hoop dat het zal werken. Ik dank u.
L'incident est clos.
Voorzitter: Sophie De Wit.
Présidente: Sophie De Wit.
16 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de minister van Justitie over "de verjaring van de misdaden gepleegd door de Bende van Nijvel" (nr. 8781)
16 Question de Mme Sarah Smeyers à la ministre de la Justice sur "la prescription des crimes commis par les tueurs du Brabant wallon" (n° 8781)
16.01 Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, op 9 november 1985 werd in mijn thuisstad Aalst een bloedige aanslag gepleegd op het Delhaizewarenhuis aan de Parklaan. Dat feit ging achteraf de geschiedenis in als de zwaarste misdaad ooit gepleegd door de Bende van Nijvel, die, zoals geweten, actief was in de jaren ’80. Op 9 november 2011 werden, zoals jaarlijks, de slachtoffers van de aanslag in Aalst gehuldigd. Tijdens die huldiging ging de aandacht niet alleen naar de slachtoffers, maar ook naar het feit dat deze zaak tegen 2015 dreigt te verjaren. Vorige week hebben wij vernomen dat ook de hoofdonderzoeker in dit dossier, Eddy Vos, na 15 jaar zijn overplaatsing heeft gevraagd naar een andere dienst.
Een van de redenen die hij zelf aanhaalt, is dat in november 2015 de zaak verjaart en dat de resterende tijd volgens hem te kort is om de daders te vinden en vervolgens de berechten. Hij concludeert: “Onze tijd is gewoon op.” Ik heb respect voor de bedenkingen van de heer Vos, die 15 jaar lang heel hard zijn best heeft gedaan en heeft gepoogd de zaak uit te klaren. Maar wat gaat er met het Bendedossier gebeuren? Over minder dan vier jaar verjaart immers de hele zaak, nadat in 2002 de verjaringstermijn al eens werd verlengd. De voorbije jaren zijn al verschillende voorstellen gedaan om de verjaring te voorkomen. Wij kunnen discussiëren of dat al dan niet wenselijk of mogelijk is, maar het wordt tijd een beslissing te nemen. Vóór de vraag tot overplaatsing van de heer Vos had ik deze vraag al aan uw voorganger, minister De Clerck, gesteld.
Mevrouw de minister, lijken de vooruitzichten met betrekking tot het onderzoek te evolueren in de positieve richting van de ontknoping?
Wat zult ondernemen om het Bendedossier niet te laten verzanden?
16.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, ik ben mij ervan bewust dat de verjaring van het dossier van de Bende van Nijvel nakend is en dat er weinig tijd rest om het onderzoek te voeren. Naar aanleiding van de voorstellen om de moordpartij van de Bende van Nijvel te kwalificeren als misdaad tegen de menselijkheid, hetgeen een impact zou hebben op de verjaringstermijnen, is er een advies gevraagd aan het College van procureurs-generaal. Dat advies krijg ik normaal gezien tegen maart. Het zal van kapitaal belang zijn voor de verdere behandeling van het Bendedossier.
U kunt ervan op aan dat ik het uiterste zal doen om dit dossier niet te laten verjaren.
16.03 Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw kort en duidelijk antwoord.
Minister De Clerck heeft nog geen maand geleden een ontstellend antwoord gegeven. Hij zei van mening te zijn dat de zaak beter zou verjaren, omdat ze dan misschien wel zou worden opgehelderd. Hij zei dat de details van het dossiers gekend zijn en dat volgens hem de waarheid aan het licht zou komen eens de daders niet meer zouden kunnen worden berecht of veroordeeld.
Hij kan daarin misschien wel gelijk hebben. Het lijkt wel een filmscenario. Ik vind dit echter een uitspraak een minister van Justitie onwaardig. Ik mag dat misschien niet zeggen, omdat hij geen minister meer is. Ik heb toen ook gezegd dat ik dat een ontstellend antwoord vond. Wij leven immers nog altijd in een rechtsstaat.
Ik ben blij van u te vernemen dat u wel actief zult zoeken naar mogelijkheden om dit dossier niet te laten verjaren, maar ik hoop ook dat u binnen deze tijdsspanne – dus tot 2015 – uw gerechtelijk apparaat zult blijven aansporen om het onderste uit de kan te blijven halen en er alles aan te doen om de waarheid nog vóór 2015 aan het licht te brengen.
Dat is nu eenmaal wat men van een rechtsstaat verwacht. Een gerechtelijk proces zou ook voor de vele slachtoffers een louterend effect hebben. Zij willen natuurlijk dat de moordenaars van hun familieleden worden berecht en veroordeeld en desgevallend hun straf zouden uitzitten.
Alleen daarvoor al hoop ik echt dat er niet wordt gewacht tot 2015, dat u zult zoeken naar mogelijkheden om dit dossier niet te laten verjaren en, als dat niet mogelijk is, u de onderzoekers zult aansporen om actief verder te blijven zoeken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 8890 van de heer Mayeur wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.14 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16.14 heures.