Commission des Relations extérieures |
Commissie
voor de Buitenlandse Betrekkingen |
du Mercredi 18 janvier 2012 Après-midi ______ |
van Woensdag 18 januari 2012 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.33 uur en voorgezeten door de heer François-Xavier de Donnea.
La séance est ouverte à 14.33 heures et présidée par M. François-Xavier de Donnea.
01 Vraag van mevrouw Eva Brems aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de houding van België tegenover de Palestijnse aanvraag tot erkenning in de VN" (nr. 8003)
01 Question de Mme Eva Brems au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "l'attitude de la Belgique face à la demande de la Palestine d'une reconnaissance par l'ONU" (n° 8003)
01.01 Eva Brems (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, tijdens de discussie die wij vorige week hebben gehad, was het voor u niet mogelijk om op alle landendossiers in te gaan. Daarom ben ik blij dat wij vandaag de gelegenheid hebben om op een aantal landen dieper in te gaan.
Deze vraag betreft Palestina. Op 11 november werd de Palestijnse aanvraag tot erkenning als staat tegengehouden in de VN-Veiligheidsraad, mede door de dreiging van een Amerikaans veto.
Wat Palestina eerder wel was gelukt, was om erkend te worden als volwaardig lid van de UNESCO. België heeft die aanvraag gesteund.
De verwachting is nu dat Palestina mogelijk zal streven naar een status als waarnemer zonder stemrecht in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Dat kan met een tweederde meerderheid in die Algemene Vergadering.
Ondertussen veroordelen zowel de Verenigde Staten als Israël de eenzijdige stappen van Palestina, onder meer met betrekking tot de UNESCO. Zij pleiten ervoor dat een Palestijnse staat enkel kan worden gerealiseerd via vredesonderhandelingen tussen Israël en Palestina.
Ergens hopen wij dat allemaal, maar die onderhandelingen die begin deze maand werden hervat, bieden tot nu toe heel weinig perspectief op een oplossing.
Als basisvoorwaarde, helemaal niet onredelijk, vraagt Palestina een bouwstop van de Joodse nederzettingen op Palestijns gebied. Dat is conform het internationaal recht. In een reactie op die stemming in de UNESCO heeft de Israëlische overheid net een versnelling van de bouw van nederzettingen aangekondigd. Op die manier streeft men natuurlijk niet naar een consensus.
Hoe verhoudt België zich tot de Palestijnse aanvraag om waarnemer te worden in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties? Als die vraagt er komt, zal ons land die dan steunen? Op grond van welke argumenten?Hoe zal België staan tegenover eventuele toekomstige Palestijnse aanvragen vergelijkbaar met die bij de UNESCO, dus voor andere internationale organisaties, bijvoorbeeld de UN FAO?
Welke positie zal België innemen, indien de Palestijnse autoriteiten zouden vragen om een bilaterale erkenning als onafhankelijke staat, een aanvraag waarop een aantal landen toch ingaat?
Meent u dat de handelingen van de Israëlische overheid, in navolging van de Palestijnse erkenning binnen UNESCO, legitiem zijn? Meent u dat die bevorderlijk zijn voor de stabiliteit en vrede in de regio? Zult u dat aankaarten in contacten met Israël?
Ten slotte, welke initiatieven zal u, uiteraard in Europees kader, nemen om de vredesgesprekken tussen Israël en Palestina te bevorderen?
Ik wil ook specifiek informeren naar de mogelijkheid om drukkingsmiddelen te hanteren ten aanzien van beide partijen, in de mate dat het nodig is, om ze te brengen tot een oplossing.
01.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Brems, er is door de Palestijnse Autoriteit nog geen aanvraag ingediend bij de Algemene Vergadering voor een verbetering van het statuut tot UN Non-Member State Observer. De Palestijnse Autoriteit blijft in de eerste plaats naar lidmaatschap van de Veiligheidsraad streven. De optie van de Algemene Vergadering wordt overwogen, maar is momenteel geen prioriteit voor hen.
Geen lid van de Veiligheidsraad heeft al de stemming over het Palestijnse verzoek gevraagd. België is geen lid van de Veiligheidsraad en kan dus niet deelnemen aan de stemming. Indien er een aanvraag wordt ingediend bij de Algemene Vergadering, zal België die samen met de EU-partners onderzoeken.
Voorlopig is er geen intentie vanwege de Palestijnse Autoriteit om lidmaatschap van andere VN-organisaties aan te vragen. Indien het toch gebeurt, zal België dat geval per geval behandelen in overeenstemming met de statuten van de organisatie. In het geval van een bilaterale vraag voor erkenning zal België in de eerste plaats zijn Europese partners consulteren.
De reactie van Israël na de stemming van 31 oktober 2011 in de UNESCO, met name de samenwerking met UNESCO opzeggen of daarmee dreigen, is jammer. De UNESCO is een waardevolle VN-organisatie met een belangrijk mandaat dat een volledige uitvoering en medewerking nodig heeft, evenals de financiën van alle lidstaten.
Wat de vredesgesprekken tussen Israël en Palestina betreft, zitten wij momenteel in de fase van de uitvoering van de Kwartetverklaring van 23 september 2011. De Kwartetvertegenwoordigers van de EU, de VN, de VS en Rusland hebben elke partij een paar keer afzonderlijk ontmoet, met de bedoeling voorstellen van hen te ontvangen. Dat proces verloopt echter uiterst moeizaam. De Israëlische en Palestijnse onderhandelaars hebben op 3 januari jongstleden samen vergaderd met de Kwartetgezanten en de Kwartetvertegenwoordiger. De gesprekken vonden plaats in Amman, op uitnodiging van de Jordaanse minister van Buitenlandse Zaken.
Andere gesprekken zijn in het vooruitzicht, wat ik verwelkom. Onderhandelingen zijn de weg om tot een duurzame vrede tussen de partijen te kunnen komen. De internationale gemeenschap en de EU zullen eind januari, wanneer de eerste vervaltermijn van dit Kwartetproces afloopt, moeten evalueren hoe het verder moet. Ik neem aan dat de verklaring van mevrouw Ashton, na haar ontmoeting met president Abbas op 14 december in Brussel, en de aan de gang zijnde gesprekken zullen meetellen in de evaluatie die wij eind januari met de EU zullen maken op de Raad Buitenlandse Zaken van 27 januari.
01.03 Eva Brems (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, u geeft een heel formeel en diplomatiek antwoord waarin u weinig van uw standpunten blootgeeft.
01.04 Minister Didier Reynders: Diplomatie is een deel van mijn job.
01.05 Eva Brems (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik kan erin komen dat u geen uitspraken doet over hypothetische scenario’s.
01.06 Minister Didier Reynders: We hebben zo’n ingewikkelde wereld, dat we genoeg hebben aan de realiteit.
01.07 Eva Brems (Ecolo-Groen): Ja, maar dat u zich ook onthoudt van het veroordelen of van het uitspreken van een negatief oordeel over feiten die manifest in strijd zijn met het internationaal recht, daarmee ben ik niet tevreden. Ik denk dat wij toch meer mogen verwachten in dergelijke situaties, zeker situaties waarin er een Europees standpunt lijkt te zijn. Mevrouw Ashton heeft zich al uitgesproken. Wat de aankondiging van de versnelling van het nederzettingenbeleid betreft, heeft zij gezegd dat zij ertegen is en dat zij die beslissing betreurt. In dergelijke situaties mogen wij ook verwachten dat de Belgische minister van Buitenlandse Zaken op zijn minst van zich laat horen.
Voorts is het onze hoop in dit dossier, net zoals in andere, dat de Belgische minister van Buitenlandse Zaken binnen Europa met al dan niet openbaar geformuleerde standpunten mee de toon zet en niet alleen de toon volgt.
L'incident est clos.
- mevrouw Eva Brems aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de ontwikkeling van en de internationale reacties op het nucleaire programma van Iran" (nr. 8002)
- de heer Georges Dallemagne aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de evolutie van het Iraanse kerndossier en het mogelijke Europese olie-embargo" (nr. 8617)
- Mme Eva Brems au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le développement du programme nucléaire iranien et les réactions internationales" (n° 8002)
- M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "l'évolution de la question nucléaire iranienne et le possible embargo pétrolier européen" (n° 8617)
02.01 Eva Brems (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, op 18 november 2011 heeft het IAEA een resolutie aangenomen waarin het zijn diepe bezorgdheid over de ontwikkeling van het Iraanse atoomprogramma herhaalt. Zoals u weet, wordt een gezamenlijke krachtdadige aanpak van de Verenigde Naties door China en Rusland tegengehouden. Intussen worden van verschillende kanten eenzijdige sancties genomen om Iran onder druk te zetten om duidelijkheid te scheppen over de ontwikkeling van nucleaire technologie. In uw beleidsnota spreekt u daarover. U zegt dat België de maatregelen ondersteunt van het agentschap en van de Unie om Teheran te overtuigen haar militaire kernprogramma stop te zetten.
De indruk bestaat dat die economische sancties enigszins lijken te werken. Er werd aangekondigd dat Iran op het einde van de maand een inspectie van het agentschap zal toelaten, maar de dreiging van een gewapend conflict, mijn grote bezorgdheid, is zeker nog niet weg. Er zijn spanningen in de Straat van Hormuz. Onder andere Israël, dat zich om begrijpelijke redenen bedreigd voelt door de ontwikkelingen in Iran, blijft een discours hanteren dat de zaken verder op de spits drijft. De recente vermoedelijke aanslag op een Iraanse kernwetenschapper doet daar geen goed aan. De Iraanse overheid heeft sterke vermoedens richting Israël en de Verenigde Staten.
Meent u dat het mogelijk is om de onderhandelingen omtrent de gezamenlijke aanpak vanuit de Verenigde Naties te deblokkeren? Welke initiatieven kunnen er volgens u worden genomen?
Hoe evalueert u de reacties van de Iraanse overheid op de sancties die onder andere door de Europese Unie worden genomen? Meent u dat die benadering uiteindelijk zal leiden tot een vreedzame oplossing?
Vindt u dat landen een militair offensief mogen voeren om te verhinderen dat Iran de capaciteit ontwikkelt om een nucleair wapen te bouwen?
Hoe waarschijnlijk acht u dat landen dat effectief zullen doen?
Welke houding zal België aannemen wanneer een land beslist om een eenzijdige militaire actie tegen Iran te ondernemen?
Meent u dat op die landen een gelijkaardige diplomatieke druk moet worden uitgeoefend? Moeten er tegen hen ook economische sancties worden genomen?
Vindt u dat Iran het recht heeft om civiele nucleaire technologie te ontwikkelen?
Een tijd geleden bleek uit WikiLeaks dat Belgische ondernemingen, zoals KBC en Nordion, in het verleden al dan niet rechtstreeks bij het Iraanse atoomprogramma betrokken waren. Volgt de Belgische overheid dat op? Zo ja, hoe?
02.02 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, l'Agence internationale de l'énergie atomique (AIEA) a annoncé ce lundi que l'Iran avait commencé la production d'uranium enrichi à 20 % sur son site de Fordo, enfoui sous une montagne.
Beaucoup d'observateurs estiment que le démarrage de ce nouveau centre de production d'uranium constitue une véritable provocation à un moment de vive tension entre l'Iran et la communauté internationale. Rien n'y fait: la communauté internationale a beau multiplier les sanctions, telles les sanctions financières décidées par les Américains fin décembre, le régime iranien poursuit imperturbablement son programme nucléaire; il n'a pas hésité à organiser de grandes manœuvres navales dans le détroit d'Ormuz et à menacer de le bloquer en cas d'embargo sur ses exportations de pétrole.
Selon le Times, un rapport militaire israélien estime que l'Iran pourrait devenir une puissance nucléaire militaire d'ici un an. De leur côté, des diplomates européens estiment que, je cite: "Nous sommes à 12, 15 mois d'une crise majeure".
Dans ce contexte, les Européens devraient décider fin janvier un embargo sur les produits pétroliers iraniens. Lors de votre récent séjour à Londres, notamment, vous avez indiqué être favorable à un tel embargo, Comme vous, je pense qu'en effet, il faut poursuivre les pressions sur l'Iran afin d'empêcher ce régime agressif de se doter de l'arme nucléaire et de frapper à l'endroit sensible, c'est-à-dire les exportations de pétrole.
Mes questions portent sur les modalités de la mise en place d'un tel embargo et ses éventuelles conséquences économiques et politiques.
Pourriez-vous me dire précisément quand et comment se prendra la décision?
Quelle forme prendra cet embargo, quelles importations et exportations de et vers l'Iran seront concernées? Il a été question d'un embargo par paliers; il serait intéressant d'obtenir vos éclaircissements à ce sujet. Selon quel timing?
Quel pourrait être l'impact sur l'économie belge?
Plus généralement, quelles pourraient être les conséquences en Belgique, dans l'UE et dans le monde de cet embargo sur les plans économique et politique?
02.03 Minister Didier Reynders: Mevrouw Brems, mijn voorganger had meermaals de kans om de problematiek in de Kamer aan te kaarten.
Het Iraans atoomprogramma vormt al geruime tijd een ernstige uitdaging voor de internationale vrede en veiligheid. De Veiligheidsraad heeft daarover gedebatteerd, wat heeft geleid tot het opleggen van internationale sancties en het aanmanen van Iran om volledig met het IAEA samen te werken.
Veeleer dan een antwoord te bieden op de nog openstaande vraag aangaande de precieze aard van het Iraanse atoomprogramma, voegt het jongste rapport van het IAEA er nieuwe en zeer onrustwekkende vragen aan toe. Dat gebeurde op basis van de steeds meer bevestigde informatie over de militaire dimensie van het Iraanse atoomprogramma.
Ik ben zeer bezorgd over die negatieve ontwikkelingen, aangezien het ontrafelen van het Non-proliferatieverdrag kan leiden tot een nieuwe wapenwedloop in de reeds zeer volatiele regio van het Midden-Oosten. Alle landen met zin voor verantwoordelijkheid moeten zich beraden over die situatie en over te nemen maatregelen.
De voorkeur van België, net zoals heel de Europese Unie en like-minded, zou uitgaan naar bijkomende sancties, die aangenomen worden door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Zo zou op de meest klare wijze de hele internationale gemeenschap haar bezorgdheid tonen en zou men een algemene toepassing van die sancties garanderen.
Die optie lijkt op het ogenblik politiek echter niet mogelijk. Samen met de EU volgt België een dualtrackaanpak, enerzijds via dialoog met Iran met het oog op duurzame oplossingen en, anderzijds, via sancties om Iran duidelijk te maken dat ontoelaatbaar gedrag niet onbestraft blijft.
Het IAEA-rapport heeft de druk verhoogd om nieuwe sancties te overwegen. De Raad Buitenlandse Zaken van 1 december jongstleden heeft beslist om nieuwe restrictieve maatregelen voor te bereiden, met een specifieke aandacht voor energie, financiële betrekkingen, transport en de revolutionaire wacht (IRGC). De onderhandelingen zijn momenteel aan de gang met het oog op het uitwerken van een nieuw pakket maatregelen op de volgende Raad Buitenlandse Zaken van 23 januari. Ons land zal zijn verantwoordelijkheid nemen.
De Iraanse overheid reageert negatief. Helaas wordt ons aanbod tot dialoog niet ernstig opgenomen door Iran. Ik wil benadrukken dat de sancties zich inschrijven in de politiek van twee sporen, die België voorhoudt om Iran opnieuw aan de onderhandelingstafel te krijgen. De Iraanse beleidsmakers moeten beseffen dat hun voortdurende afwijzing van dialoog een alsmaar hogere prijs heeft.
Ik zal geen commentaar geven op intenties van landen; wij moeten er immers alles aan doen om te verzekeren dat diplomatie de enige optie blijft om dit onrustwekkende dossier tot een goed einde te brengen.
Ondanks de 10 resoluties over Iran van de raad van gouverneurs van het IAEA en de 6 resoluties van de VN-Veiligheidsraad ter zake, die sinds 2006 werden aangenomen, is Iran niet gestopt met het verrijken van uranium.
Het nieuwe IAEA-rapport is zeer gedetailleerd en toont een duidelijke bezorgdheid over de mogelijke militaire dimensies. Iran moet zijn internationale verplichtingen naleven. Daarom zijn sancties aangenomen in het kader van de dual-track approach, sterke maatregelen die bijdragen tot de verwijdering van andere opties.
In samenwerking met onze post in Teheran hebben wij maatregelen nagekeken. Mijn diensten hebben ook de Iraanse zaakgelastigde opgeroepen om de veiligheid van het diplomatiek personeel te verzekeren, zoals geëist door de Weense conventies.
Iran heeft uiteraard het recht om civiele nucleaire technologie te ontwikkelen binnen het kader van het Non-proliferatieverdrag, voor zover het ook de daarin opgelegde verplichtingen naleeft, onder meer inzake volledige samenwerking met het IAEA.
De feiten vermeld door WikiLeaks en door het artikel van Le Soir van 9 november jongstleden refereren aan de situatie vóór de Europese sancties van oktober 2010. Toen waren de economische relaties met Iran volledig conform de wetgeving en de sancties van destijds, wat KBC, Antares en andere betreft. Ik wil ook benadrukken dat legitieme handel met Iran niet noodzakelijk steun aan het regime of aan het nucleaire programma betekent. Al wat met Iran gebeurt, gebeurt ook ten voordele van de bevolking van Iran en van de Iraanse privésector.
Sinds het Europees reglement van oktober 2010 zijn de financiële relaties met Iran onderworpen aan een strikte controle. Ik ben bereid om bijkomende controles in Europees kader te onderzoeken. Ik stel vast dat de Belgische banken geen financiële relaties meer onderhouden met Iran wegens de extraterritoriale gevolgen van de Amerikaanse maatregelen. De situatie in België is dus relatief eenvoudig. De activiteiten van IRISL, Islamic Republic of Iran Shipping Lines, zijn in België en in Antwerpen gestopt.
Indien ondanks alle inspanningen een Belgisch bedrijf toch zou betrokken raken bij het Iraanse atoomprogramma, zal de zaak uiteraard in handen van het gerecht komen. Ik ben op de hoogte van één zo'n geval, waarover ik mij natuurlijk niet kan uitspreken, aangezien het door het gerecht wordt behandeld.
Monsieur Dallemagne, je voudrais effectivement vous confirmer les réactions que j'ai déjà données, y compris dans mes contacts lors de mes rencontres à Londres. Je dirais simplement que, conformément au mandat donné par le conseil des Affaires étrangères du 1er décembre dernier - qui décidait d'étendre les sanctions dans le domaine énergétique -, la décision d'établir un embargo pétrolier à l'encontre de l'Iran est actuellement en cours de discussion au sein des groupes de travail de l'Union européenne. Cette décision devrait être prise et annoncée, comme je viens de le dire, lors du prochain conseil des Affaires étrangères du 23 janvier.
Pour éviter un choc trop important des marchés et permettre aux partenaires européens de procéder aux ajustements nécessaires – vous avez posé la question des conséquences économiques – pour trouver d'autres sources d'approvisionnement, une période de sursis de quelques mois devrait être prévue pour cet embargo de pétrole brut et de produits pétroliers. Ceci permettra aux contrats conclus avant cette décision d'être encore exécutés durant un délai raisonnable.
La Belgique est comparativement peu touchée, puisqu'elle importe environ 6,8 % de son pétrole en provenance d'Iran, un chiffre proche de la moyenne européenne. Un tel sursis permettra à la Belgique de s'approvisionner auprès d'autres fournisseurs, comme la Russie par exemple. Par ailleurs, l'Union européenne et les États-Unis multiplient les contacts avec les pays du Golfe afin que ceux-ci s'engagent à compenser, par une augmentation de leur production, l'effet éventuel à la hausse sur les prix.
Lors des discussions en cours, la Belgique a plaidé pour un embargo pétrolier mais avec des garde-fous nécessaires pour assurer l'efficacité de la mesure. Je le répète donc, il est prévu une période de transition, avec des garanties de compensation par d'autres producteurs et une clause de révision afin d'éviter une distorsion sur les marchés.
En sus de l'embargo pétrolier, le projet de décision prévoit également un embargo sur les produits pétrochimiques et prohibe l'exportation de technologies et infrastructures dans ce domaine. L'exportation de technologies et équipements dans le secteur pétrolier avait déjà fait l'objet d'une décision antérieure de l'Union européenne.
Sur le plan économique, l'impact de cet embargo devrait être substantiel puisque le pétrole représente 80 % des exportations iraniennes et 50 % des recettes de l'État. Le marché de l'Union européenne représente, en outre, 18 % des exportations de pétrole iranien. Cet embargo aura d'autant plus d'impact s'il est imité par certains importateurs-clés comme le Japon et la Corée du sud, mais aussi l'Inde ou encore la Chine. Certains signes de ces pays sont encourageants à cet égard, sur le plan politique.
L'objectif de l'embargo est de décourager Téhéran de poursuivre son programme nucléaire militaire évidemment et de revenir à la table des négociations, donc de résoudre ce problème de prolifération nucléaire par la voie diplomatique. Vous comprendrez aisément que c'est la voie que nous privilégions. Je plaiderais, comme mes collègues je crois, pour un renforcement des sanctions dans les conditions que je viens d'indiquer.
02.04 Eva Brems (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord.
Ik ben het ermee eens dat diplomatie de enige optie is en dat het erop aankomt om alles uit de kan te halen om te vermijden dat het tot een gewapende confrontatie zou komen.
Het is echter niet duidelijk hoe men de zaak zal oplossen, aangezien het in de Veiligheidsraad al vastzit en het Iraanse regime niet altijd blijk geeft van voldoende rationaliteit om uit sancties de conclusies te trekken, die andere staten eruit zouden trekken.
Het lijkt mij op dit moment een van de grootste bedreigingen voor de wereldvrede. Ik krijg daarover ook geregeld vragen van verontruste burgers. Laten wij de kwestie dus vooral blijven opvolgen.
02.05 Georges Dallemagne (cdH): Je serai très bref et je vous remercie aussi pour cette réponse circonstanciée, monsieur le ministre. Au cdH, nous sommes évidemment favorables à des démarches politiques et diplomatiques, sans sous-estimer la gravité de cette crise et de cette menace. Cela nous paraît clair. Merci aussi pour vos éclaircissements sur les impacts économiques. Nous verrons si l'Europe est suivie. Cela sera d'autant plus intéressant. Nous verrons, par exemple, si la Chine joue le rôle que Mme Brems lui prête dans cette crise.
Le président: C'est un fait: le régime iranien ne tient que parce que le pétrole lui permet de subsidier son économie vermoulue. Si les ressources du pétrole se tarissent, le régime risque de s'effondrer, avec de nombreuses conséquences, sur le plan interne également. Nous verrons bien, en effet, si la Chine suit. Voilà un aparté que je n'aurais peut-être pas dû faire mais que j'ai fait quand même.
L'incident est clos.
- de heer Bruno Tuybens aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de recente houding van België ten aanzien van clustermunitie" (nr. 8012)
- mevrouw Eva Brems aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de Belgische houding op de Vierde Toetsingsconferentie van het Verdrag inzake een verbod op of beperking van het gebruik van bepaalde conventionele wapens die geacht kunnen worden een uitzonderlijk schadelijke of ongedifferentieerde werking te hebben" (nr. 8050)
- M. Bruno Tuybens au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "l'attitude adoptée récemment par la Belgique concernant les armes à sous-munitions" (n° 8012)
- Mme Eva Brems au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la position de la Belgique lors de la quatrième Conférence de révision de la Convention sur l'interdiction ou la limitation de l'emploi de certaines armes classiques qui peuvent être considérées comme produisant des effets traumatiques excessifs ou comme frappant sans discrimination" (n° 8050)
03.01 Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de vice-eersteminister, ik ben gealarmeerd door de poging van landen zoals de VS, China, Rusland en Israël, eind november 2011 in Genève, om het gebruik van clustermunitie gereglementeerd toe te laten. Organisaties zoals het Rode Kruis, Pax Christi, Handicap International en Amnesty International hebben zich hiertegen hevig verzet. Dankzij de steun van vele tientallen landen is de poging om de bestaande conventie inzake clustermunitie uit te hollen, verijdeld.
Deze conventie, die aangenomen is in mei 2008, door ons land is ondertekend in december 2008 en door het Parlement is geratificeerd in december 2009, trad in werking in augustus 2010. Zij streeft een absoluut verbod na op het gebruik van clustermunitie en andere wapens die geen onderscheid maken tussen militairen en burgers, bijvoorbeeld landmijnen en uranium.
Ik meen dat wij de bestaande internationale standaard op het vlak van humanitair recht niet mogen laten terugschroeven op louter verzoek van de wapenlobby’s. De grote opluchting in Genève wordt nu getemperd door de houding van ons land tijdens de jongste onderhandelingen. Hoewel ons land mag beschouwd worden als een van de pioniers van de bestaande conventie, toonde het zich eind november, begin december vorig jaar veeleer van zijn passieve kant.
Dat België ondanks de waarschuwingen van het middenveld naar verluidt geen steun gaf aan de landen die oppositie voerden tegen deze poging tot uitholling, valt erg te betreuren. Het lijkt erop dat wanneer de VS, China of Israël blaffen, ons land braaf in zijn mandje kruipt wanneer het over dergelijke aangelegenheden gaat.
Ik kom tot mijn vraag, mijnheer de minister. Waarom gaf ons land geen steun aan het verzet tegen het terugschroeven van de conventie, samen met tientallen andere landen en ngo’s?
03.02 Eva Brems (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, mijn vraag gaat over hetzelfde. Ik zal de feiten dan ook niet herhalen. Gelukkig is wat daar op die onderhandelingen werd geprobeerd, niet gelukt. Het zou voor de eerste keer in de geschiedenis geweest zijn dat een standaard inzake internationaal recht zou worden teruggeschroefd. In dit geval betrof het het verbod op clustermunitie, terwijl men toch niet bepaald is gestopt met het gebruik daarvan, jammer genoeg.
Welke standpunten nam ons land in tijdens de conferentie? Wat was daar de verantwoording voor? Waarom deze afzijdigheid van ons land? Zult u initiatieven steunen die bepaalde clustermunitie legitimeren of zult u opnieuw een absoluut verbod op clustermunitie blijven verdedigen als Belgisch standpunt? Ten slotte, welke andere mogelijkheden ziet u om van ons land opnieuw een kleine, maar betrouwbare partner te maken in zijn voortrekkersrol voor ontwapening wereldwijd?
03.03 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Tuybens, mevrouw Brems, ik moet zeer duidelijk zijn. De hoge verdragspartijen bij de conventie over bepaalde conventionele wapens hebben hun vierde herzieningsconferentie gehouden in Genève van 14 tot 25 november. Het voornaamste punt op de agenda was de finale onderhandeling over een zesde protocol aan deze conventie. Dit nieuwe protocol zou het gebruik, de vernietiging en het vervoer van clustermunitie beperken. Het initiatief ging vooral uit van enkele landen die behoren tot de grootste producenten en gebruikers van clustermunitie en die de conventie over het verbod van clustermunitie, algemeen gekend als de Conventie van Oslo, niet hebben ondertekend. De bedoeling was om toch een aantal beperkingen op te leggen inzake gebruik, vervoer en vernietiging van stocks van bepaalde types van clustermunitie.
België was geenszins vragende partij voor zulke onderhandelingen, omdat voor ons land de Conventie van Oslo als internationale referentie moet blijven gelden. De positie van België ten aanzien van zo’n eventueel nieuw protocol was dat dit alleen aanvaardbaar kon zijn, ten eerste, indien het compatibel was met de Conventie van Oslo en indien dit een belangrijke humanitaire impact met zich zou brengen, en, ten tweede, indien hierdoor een proces van convergentie zou worden opgestart, waardoor de staten die het protocol tekenen op termijn ook tot de Conventie van Oslo zouden toetreden. Dit laatste argument reflecteert onze verantwoordelijkheid in het kader van de universalisering van de Conventie van Oslo.
Op grond van deze argumenten stelde ons land tijdens de onderhandelingen in Genève dat een eventueel nieuw protocol maar toegevoegde waarde kon hebben voor de landen die geen verdragspartij zijn bij de Conventie van Oslo en dat derhalve België dergelijk protocol niet zou ratificeren. Wij hebben deze visie gedeeld met de andere landen die een sterk belang hechten aan de Conventie van Oslo.
Sommige van deze landen wilden niet zover gaan, terwijl andere landen de voorkeur gaven aan een publieke verklaring die, zelfs vóór het afronden van de onderhandelingen, duidelijk zou maken dat er geen consensus was over de voorliggende tekst van een nieuw protocol. Ons land was eerder al tot de conclusie gekomen dat een nieuw protocol niet door voldoende landen zou worden geratificeerd om de inwerkingtreding ervan mogelijk te maken. Al deze demarches gebeurden in een zelfde geest, namelijk het vooropstellen van de onaantastbaarheid van de Conventie van Oslo.
Het is dan ook volstrekt ongepast om hieruit conclusies te trekken over een verminderd profiel van België inzake de verdediging en de promotie van de Conventie van Oslo. Integendeel, ons land heeft als enige een zo duidelijk standpunt ingenomen over onze juridische verbondenheid met de Conventie van Oslo als centraal instrument van het internationaal humanitair recht op basis waarvan elk gebruik van clustermunitie verboden is.
De internationale erkenning van de voortrekkersrol van ons land blijkt overigens ook uit het feit dat ons land, in het kader van de structuur van de CCM, werd belast met de promotie van de Conventie van Oslo bij Europese landen, NAVO-bondgenoten en andere leden van internationale instellingen, zoals de OVSE en de Raad van Europa. In lijn met dit mandaat blijft België alle beschikbare diplomatieke kanalen gebruiken om de Conventie van Oslo te universaliseren. Wij doen dit eveneens met betrekking tot de Conventie van Ottawa over het verbod van antipersoonsmijnen.
Ik ben verheugd dat tot op heden al 111 landen de Conventie van Oslo hebben ondertekend, waarvan 66 landen al zijn overgegaan tot de ratificatie. Er blijft echter nog werk voor de boeg en België blijft daarin volop investeren. Het standpunt van België ter zake lijkt mij dan ook klaar en duidelijk.
03.04 Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid en duidelijk antwoord. Ik meen dat het belangrijk is dat ons land in de kopgroep kan blijven meedraaien als voortrekker van deze conventie. Als ik uw antwoord goed heb beluisterd, zal dit in de toekomst ook zo zijn.
Bij een aantal belangrijke ngo’s was evenwel de perceptie ontstaan dat dit niet langer het geval was. Misschien heeft dat te maken met een aantal communicaties die niet zijn aangekomen, of die niet duidelijk waren op het ogenblik van de vernieuwing van de federale regering. Als organisaties zoals het Rode Kruis, Pax Christi en Handicap International ons wijzen op dit gevoel, dan lijkt mij dat toch opmerkelijk.
Ik zal uw antwoord aan deze organisaties bezorgen en afwachten wat zij daarop verder te zeggen hebben. Ik ga ervan uit dat het antwoord duidelijk genoeg is, zodat wij in de toekomst niet meer op deze aangelegenheid moeten terugkomen.
03.05 Eva Brems (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ook ik wil graag mijn opluchting uitspreken over dit antwoord.
Zoals u zelf aangeeft, is dit nu net een domein dat aantoont dat een klein land als België wel degelijk een belangrijke voortrekkersrol kan spelen op een belangrijk internationaal gebied.
Wij moeten die rol volhouden, dus ik ben blij dat u bevestigt dat de positie van België nooit is veranderd. Indien zij te weinig zichtbaar zou zijn geweest op deze conferentie, reken ik erop dat die rol in de toekomst opnieuw heel zichtbaar zal zijn.
L'incident est clos.
- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de Russische verkiezingen en de rol van België" (nr. 8099)
- mevrouw Eva Brems aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de Russische parlementsverkiezingen van 4 december 2011" (nr. 8287)
- M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "les élections en Russie et le rôle de la Belgique" (n° 8099)
- Mme Eva Brems au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "les élections législatives du 4 décembre 2011 en Russie" (n° 8287)
04.01 Eva Brems (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, deze vraag gaat over de Russische parlementsverkiezingen van 4 december 2011, die, zoals u weet, resulteerden in een nipte meerderheid voor de uittredende regeringspartij, volgens de resultaten die zijn bekendgemaakt. Waarnemers van de OVSE spreken over ernstige onregelmatigheden, inclusief het hinderen van de oppositie, het manipuleren van de uitslagen en het dwarsbomen van onafhankelijke waarnemers en de onafhankelijke media. Daardoor schrijven ze de verkiezingsresultaten ronduit af als ongeloofwaardig. De Russische bevolking heeft daar, zoals u weet, al meermaals tegen betoogd, om haar ongenoegen hierover te uiten.
President Medvedev heeft een zekere toegift gedaan door aan te kondigen dat hij alle officiële rapporten over het verloop van de parlementsverkiezingen zou laten onderzoeken met het oog op eventuele inbreuken op de kieswetgeving. Er zijn ook extra maatregelen aangekondigd met het oog op de presidentsverkiezingen, die er ook aankomen in Rusland op 4 maart.
Naar aanleiding van de EU-Ruslandtop van 15 december heeft het Europees Parlement een resolutie aangenomen, waarin het onder meer oproept tot nieuwe verkiezingen, vrije verkiezingen ditmaal, en tot een onmiddellijk en uitvoerig onderzoek naar alle meldingen van fraude en intimidatie.
Ik vraag u in de eerste plaats naar uw standpunt.
Meent u dat de verkiezingen van 4 december in Rusland voldoende correct zijn verlopen om de resultaten als geloofwaardig te beschouwen? Vanuit welke overwegingen?
Heeft u zicht op de stand van zaken omtrent dat officiële onderzoek dat president Medvedev heeft aangekondigd?
Bent u van mening dat er reden is tot ongerustheid met betrekking tot de situatie in Rusland, gelet op het belang dat uw beleidsnota hecht aan het thema democratie? Hoe zal u die ongerustheid duidelijk maken aan de Russische instanties?
Hoe evalueert u de aanloop naar de toekomstige presidentsverkiezingen? Meent u dat de extra maatregelen aangekondigd door de Russische regering voldoende geloofwaardig zijn? Welke initiatieven zult u nemen of ondersteunen om het correcte verloop ervan te vrijwaren en daarvoor een inspanning te doen?
Onderschrijft u het standpunt van het Europees Parlement dat er eigenlijk nieuwe verkiezingen zouden moeten worden georganiseerd in Rusland? Zo ja, welke initiatieven zult u dan bilateraal of op Europees niveau ondernemen om de Russische overheid daartoe aan te sporen?
04.02 Minister Didier Reynders: Door de waarnemers van OVSE/ODIR, waaronder vier Belgische waarnemers, werden inderdaad onregelmatigheden vastgesteld bij de verkiezingen van 4 december 2011 voor het Russische lagerhuis. Deze onregelmatigheden worden weerspiegeld in het voorlopig rapport van ODIR. Het definitief rapport van OVSE/ODIR wordt verwacht tegen eind januari, begin februari 2012.
Ik kan mij volledig aansluiten bij de verklaring van Hoge Vertegenwoordiger Ashton inzake deze verkiezingen en bij de verklaring van Herman Van Rompuy tijdens de EU-Ruslandtop van 15 december, waarin ongerustheid wordt uitgedrukt over de onregelmatigheden.
In die verklaringen wordt Medvedev ook ertoe aangezet zo snel mogelijk het door hem beloofde onderzoek naar de onregelmatigheden te doen plaatsvinden. Rusland wordt eveneens opgeroepen om ook naar aanleiding van de presidentsverkiezingen van maart 2012 observatoren toe te laten.
België zal in voorkomend geval zeker opnieuw observatoren uitsturen.
De meest recente informatie geeft aan dat Rusland ter zake misschien akkoord zal gaan en dat er voor ons dus de mogelijkheid zou zijn om voor de short term vier observatoren te sturen, indien zulks nodig is, alsook twee observatoren van de Kamer van volksvertegenwoordigers. Het is echter een beslissing van de Kamer zelf om dat te doen.
Aldus luidt mijn meest recente informatie ter zake.
Zich uitspreken over de opportuniteit van het organiseren van nieuwe verkiezingen is nu echter niet aan de orde. Het definitief rapport van de OVSE, evenals de resultaten van het door president Medvedev gelaste onderzoek en de maatregelen die door de Russische autoriteiten in het licht van de resultaten daarvan zullen worden genomen, zijn daartoe nog elementen die ontbreken. Daarna zal het mogelijk zijn een preciezer antwoord en een echte reactie te geven.
04.03 Eva Brems (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is een uitstekende zaak dat België opnieuw observatoren zal sturen. De vraag is natuurlijk of Rusland zich iets van de vaststellingen van de vorige observatoren zal aantrekken.
Het is een uitstekende zaak dat er al uitspraken zijn gedaan vanuit de Europese Unie, met name door mevrouw Ashton en de heer Van Rompuy. Het lijkt mij aangewezen dat de Belgische regering zich ten volle achter die uitspraken zet. Zo kan de internationale gemeenschap, de Europese Unie in het bijzonder, proberen om, in de mate dat zij enige impact kan hebben op wat er in Rusland gebeurt, haar invloed nog vóór de presidentsverkiezingen uit te oefenen, zodat daarbij niet dezelfde, jammerlijke conclusies moeten worden getrokken.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de diplomatieke relaties met de Palestijnen" (nr. 8158)
05 Question de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "les relations diplomatiques avec les Palestiniens" (n° 8158)
05.01 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, de opwaardering van de diplomatieke relaties met de Palestijnen en de eventuele erkenning van een onafhankelijke Palestijnse staat zijn thema’s die regelmatig naar voren kwamen in deze commissie. Uw voorganger, Steven Vanackere, liet meermaals weten het statuut van de Palestijnse delegatie in Brussel te willen opwaarderen. Volgens hem was enkel de situatie van lopende zaken een belemmering om tot opwaardering over te gaan. Niettemin werd onder Steven Vanackere vooruitgang geboekt inzake diplomatieke nummerplaten, VIP-ruimte op de luchthaven en fiscale privileges.
Mijnheer de minister, nu de regering opnieuw volwaardige bevoegdheden heeft, verneem ik graag wat wij van u mogen verwachten inzake de diplomatieke relaties met de Palestijnen. Bent u van plan de algemene Palestijnse delegatie op te waarderen tot een missie, zodat het hoofd ervan een chef de mission wordt die de titel van ambassadeur kan dragen?
Zo ja, wanneer mogen wij deze opwaardering verwachten? Zo nee, waarom acht u deze opwaardering op dit ogenblik niet geschikt?
05.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer Van der Maelen, reeds onder de ontslagnemende regering-Leterme werd afgesproken dit dossier nu af te handelen en de Palestijnse delegatie te Brussel een diplomatiek statuut te geven dat evenwaardig is aan wat gemiddeld wordt toegepast in andere EU-landen.
Het gaat hier om de uitvoering van de afspraken die in 2009 op hoog niveau gemaakt werden en van de politieke toezegging door de vorige regering. Mijn administratie zit dezer dagen samen met de administratie van Financiën – en dus met de vorige minister van Buitenlandse Zaken – en die van Justitie om de details van dit statuut uit te werken. Ik zal u op de hoogte houden van de evolutie. De beslissing zal zo snel mogelijk genomen worden, hoop ik.
05.03 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, en vooral voor uw voornemen. Voor zover nodig, wijs ik u erop dat in 2011 reeds negen EU-lidstaten de algemene delegatie hebben geüpgraded tot missie. Zes EU-lidstaten hebben officieel verklaard dat zij de algemene delegatie upgraden. Ik hoop dat België zich snel bij die zes kan voegen.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mevrouw Dumery heeft zes vragen over kandidaat-lidstaten, nrs 8065, 8066, 8067, 8068, 8069 en 8070, die worden samengevoegd tot één vraag.
05.04 Daphné Dumery (N-VA): Ik volg de dossiers van de kandidaat-lidstaten en de uitbreiding van de Europese Unie van nabij. Op regelmatige basis vraag ik naar de stand van zaken en of het standpunt van België nog altijd hetzelfde is in die verschillende dossiers. Ik zal de punten niet volledig overlopen.
De voorzitter: U mag uw vraag mondeling stellen. De minister geeft u een beknopt mondeling antwoord en een gedetailleerd schriftelijk antwoord.
05.05 Minister Didier Reynders: Ik zal een schriftelijk antwoord geven op een schriftelijke vraag.
05.06 Daphné Dumery (N-VA): Ik laat ze omzetten in een schriftelijke vraag. Bij toetreding of kandidaatsstelling tot toetreding van bepaalde landen zal ik nog gelegenheid genoeg krijgen om repliek te geven en mijn visie te geven.
De voorzitter: U krijgt onmiddellijk het antwoord, maar de vragen zullen worden gepubliceerd in het bulletin. De vraag wordt dus omgezet in een schriftelijke vraag en u krijgt onmiddellijk het antwoord.
06 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de militaire en civiele operaties in Bosnië en Herzegovina" (nr. 8073)
06 Question de Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "les opérations militaires et civiles en Bosnie-et-Herzégovine" (n° 8073)
06.01 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb vragen over de militaire en civiele operaties in Bosnië-Herzegovina.
Enerzijds waren er de militaire acties via EUFOR. Daarna was er de Europese politiemissie EUPM. Ik heb begrepen dat men beide missies zou afslanken of zelfs hervormen.
De militaire EUFOR-missie zou men hervormen tot een niet-militaire missie. Zal die missie dan civiele en politionele taken op zich nemen? Daarnaast is er dan de EUPM, de politiemissie. Zal die worden opgedoekt?
Ik stel mij vragen over onze inbreng als lidstaat van Europa in Bosnië-Herzegovina, waar al zestien jaar vrede is dankzij die interventies. Ik zeg niet dat het alleen dankzij deze interventies was, maar ze waren wel belangrijk om de vrede daar te behouden.
Mijnheer de minister, welk standpunt heeft België ingenomen in juli, toen beslist werd dat de EUPM-missie in 2012 zou worden beëindigd? Kunt u dat toelichten? Zal België in de toekomst bijdragen tot EUFOR, de militaire missie, en waaruit zal deze bijdrage bestaan?
Hoe ziet u de beloofde reservetroepen? Waar zullen ze gestationeerd zijn en binnen welke tijdspanne zullen ze kunnen worden ingezet?
Welk standpunt hebt u, of de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, ingenomen toen in oktober werd beslist dat EUFOR zou worden afgebouwd en kunt u dit standpunt toelichten?
Uit hoeveel manschappen bestaat de huidige EUFOR-macht? Naar hoeveel wordt dit teruggebracht en uit hoeveel manschappen zal de reservemacht bestaan?
06.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Dumery had vijf vragen.
Ten eerste, op basis van het rapport over de herziening van de politiemissie van de Europese Unie in Bosnië-Herzegovina heeft het Politiek en Veiligheidscomité op 16 september 2011 besloten dat de missie zal worden gesloten. De taken zullen in de periode tot en met 30 juni 2012 geleidelijk worden overgedragen aan de EU-delegatie ter plaatse.
De besluitvorming om de EUPM te sluiten binnen de PSC is inderdaad het gevolg geweest van een compromis tussen de diverse lidstaten, met name tussen de lidstaten die vonden dat de missie reeds kon worden gesloten en de lidstaten die vonden dat de EUPM toch nog enkele relevante taken te vervullen had. Door het overnemen van de taken door de EU-delegatie blijft de verdere opbouw van de rechtsstaat toch gewaarborgd. België heeft zich net als de meerderheid van de lidstaten uitgesproken voor een beëindiging van de EUPM.
Ten tweede, er bestaat geen plan voor een Belgische bijdrage tot EUFOR. België neemt niet meer deel aan EUFOR Althea sinds september 2008.
Ten derde, het is bepaald dat reservetroepen ter beschikking worden gesteld door de landen in de regio. Die reservetroepen bestaan uit snelle interventie-eenheden, waarvan interventies, indien nodig, via een hoofdkwartier zouden worden gecoördineerd.
Ten vierde, er werden in oktober geen beslissingen genomen om EUFOR af te bouwen, maar wel om het mandaat van EUFOR te herbekijken. In dat kader heeft de Operation Commander in september 2011 drie mogelijke opties voorgesteld. Die drie opties waren de volgende: een status-quo, een behoud van het mandaat maar met vermindering van het troepenaantal of een herleiden van EUFOR tot een loutere trainingsmissie zonder troepen. België heeft de tweede optie gesteund. Die optie werd uiteindelijk ook goedgekeurd door de Raad en wordt momenteel geïmplementeerd.
Ten vijfde, normaal werd in een verminderd troepenaantal van 1 500 manschappen voorzien voor oktober 2011. Momenteel ligt het huidige troepenaantal onder de 1 300, omdat sommige landen hun troepen hebben teruggetrokken. Het is niet onmogelijk dat sommige landen die momenteel nog troepen leveren, ook zullen beslissen hun troepen terug te trekken. Die landen leveren momenteel ongeveer 100 militairen, wat het troepenniveau eventueel zou kunnen terugbrengen tot minder dan 1 200.
06.03 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord. Het is eigenlijk een interessante zaak als wij in de toekomst nogmaals worden geconfronteerd met een regio waarin Europa dringend tussenbeide moet komen. Zowel op militair als op civiel vlak kunnen wij daaruit leren dat er al zestien jaar vrede heerst en dat wij met afbouwprogramma’s een opvolging kunnen hebben.
L'incident est clos.
07 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de visumliberalisering voor Russische onderdanen" (nr. 8076)
07 Question de Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la suppression de l'obligation de visa pour les ressortissants russes" (n° 8076)
07.01 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, sinds geruime tijd vraagt de Russische Federatie om van de visumplicht te worden vrijgesteld, wanneer zij naar het Schengengebied en naar Europa willen reizen. Over de voorwaarden die ter zake worden vastgelegd, probeert de Federatie te onderhandelen.
Ik denk dan terug aan de periode waarin de Russische Federatie kandideerde of de toewijzing binnenhaalde om het Europees voetbalkampioenschap te organiseren. Ook toen meende zij al de visumliberalisering ter sprake te kunnen brengen.
Zij vraagt dus ook aan de Europese Unie een bindende overeenkomst met concrete voorwaarden, zodat zij, zodra aan bedoelde voorwaarden is voldaan, bijna automatisch visumvrij zou zijn.
Ik ben van mening dat wij voor de Russische Federatie – er zijn ter zake nog een aantal andere lidstaten – eerst moeten afwachten wat de situatie is in Georgië, Moldavië en Oekraïne, waarmee de Europese Unie een partnerschap is aangegaan, vooraleer wij de visumvrijheid van Rusland kunnen beoordelen.
Mijn vragen zijn de volgende.
Wat is het standpunt van België over het feit dat Rusland zou moeten wachten op het opheffen van de visumplicht voor Georgië, Moldavië en Oekraïne, vooraleer er met de Russische Federatie onderhandelingen over visumvrije toegang kunnen worden opgestart?
Zal het toetreden van Rusland tot de Wereldhandelsorganisatie een invloed hebben op het eventuele binnenhalen of bekomen van de bedoelde visumvrijheid?
Hebt u enig idee wanneer de visumplicht voor de Russische onderdanen wordt opgeheven? Is ter zake een tijdstabel voorhanden?
Zou het intrekken van het Russische veto in de VN-Veiligheidsraad tegen een veroordeling van het Syrische regime een invloed kunnen hebben op de bereidheid van ons land of van andere lidstaten om gesprekken met Rusland over visumliberalisering te bespoedigen?
07.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Dumery, tijdens de Permanente Samenwerkingsraad Justitie, Vrijheid en Veiligheid van november 2010 stemden de Europese Unie en Rusland ermee in dat beide partijen zouden samenwerken aan de uitwerking van een exhaustieve lijst met common steps. Eenmaal voormelde common steps door beide partijen ten uitvoer zijn gelegd, kan zulks de mogelijkheid bieden onderhandelingen over een akkoord inzake visumvrijstelling tussen de Europese Unie en Rusland te openen.
De common steps zijn tijdens de EU-Rusland-top van 15 december 2011 goedgekeurd. Zij moeten nu door beide partijen ten uitvoer worden gelegd.
België is van mening dat de uitvoering van de gevraagde voorwaarden, om op het vlak van de visumvrijstelling vooruit te gaan, op basis van verdiensten moet gebeuren. Bijgevolg dient elk land individueel geëvalueerd te worden op basis van de uitvoering van een actieplan voor Oekraïne respectievelijk Moldavië, of op basis van de common steps voor Rusland.
Om binnen de Wereldhandelsorganisatie te genieten van de voordelen die de leden aan elkaar toekennen en eveneens van de zekerheid van de gemeenschappelijke commerciële regels, dient een kandidaat voor toetreding zich te schikken naar de regels en zijn markten open te stellen voor de landen die reeds lid zijn van de organisatie. Deze verbintenissen worden gedurende het verloop van de onderhandelingen met het geheel van de WHO-leden bepaald. De onderhandelingen gaan niet over migratievraagstukken of over de aflevering van visa.
Eenmaal de common steps in werking zijn getreden, kunnen de partijen beslissen tot het openen van de onderhandelingen voor de visumvrijstelling voor kort verblijf. Het is niet mogelijk om hiervoor een tijdsindicatie aan te geven. Het blijft essentieel te komen tot de integrale uitvoering van de gevraagde voorwaarden.
De Russische houding in de Veiligheidsraad inzake het Syrische dossier heeft geen impact op de houding van België in de lopende discussies over visa met Rusland. De twee kwesties zijn niet aan elkaar gelinkt en interfereren bijgevolg niet met elkaar. Wij proberen ze apart te behandelen.
07.03 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw omstandig antwoord. Ik heb begrepen dat u de Russische Federatie zult onderwerpen aan een actieplan en beoordelen op haar verdiensten hoe ze meewerkt ten opzichte van de haar opgelegde voorwaarden.
We moeten dat dossier van zeer nabij bekijken inzake mensenrechten. Veronderstel dat er een visumregularisering is voor Rusland en de mensenrechten worden daar massaal geschonden. Men leeft er soms in situaties die ter plaatse verbeterd kunnen worden. Het gevolg zou kunnen zijn dat er een aantal stromen ontstaan – geen vluchtelingenstromen, want die zijn beschermd door de Conventie van Genève – van mensen die naar Europa willen komen om economische redenen, voor een beter leven. Men kan hun dat niet kwalijk nemen, als men ziet in welke omstandigheden ze in bepaalde regio’s moeten leven. Men moet er rekening mee houden dat de Russische Federatie inspanningen moet doen om de levenskwaliteit van de mensen ter plaatse te verbeteren. Dat zou ook in het actieplan opgenomen moeten worden.
L'incident est clos.
08 Vraag van mevrouw Els Demol aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de nieuwe godsdienstwetten in Kazachstan" (nr. 8316)
08 Question de Mme Els Demol au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "les nouvelles lois en matière de religion au Kazakhstan" (n° 8316)
08.01 Els Demol (N-VA): Mijnheer de minister, sinds 25 oktober 2011 is in Kazachstan een nieuwe godsdienstwet van kracht. De wet bepaalt dat bestaande godsdienstige gemeenschappen zich opnieuw moeten laten registreren op lokaal, regionaal en nationaal niveau. Voorts worden zendingsactiviteiten ingeperkt, wordt censuur op boekuitgaven en preken uitgebreid en komen er strengere regels voor vergunningen voor gebedslocaties. Verschillende religieuze minderheidsgroeperingen dreigen op die manier uit de boot te vallen en verboden te worden. Sommige critici omschrijven de nieuwe regels als een klap voor de vrijheid van geloof in het land. Anderen beweren dat de grote verscheidenheid toch enige vorm van regelgeving nodig heeft. De Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, OVSE, is van mening dat de nieuwe wetten extremisme in de hand werken, terwijl ze volgens de president van Kazachstan, Nursultan Nazarbayev, net nodig zijn om het islamitisch extremisme tegen te gaan.
Sedert de invoering van de wet is het aantal aanslagen gestegen. Kazachstan gaat en ging er in het verleden prat op koploper te zijn in religieuze tolerantie en interreligieuze dialoog.
Welke analyses maken uw diensten van de nieuwe godsdienstwetten?
Heeft België via diplomatieke weg zijn standpunt ter zake kenbaar gemaakt aan de Kazachse autoriteiten?
Zijn de nieuwe godsdienstwetten in regel met de voorschriften van de OVSE in verband met godsdienstvrijheid en tolerantie?
Zijn de wetten in overeenstemming met de geest van de Resolution on cults in Europe van 12 februari 1996?
08.02 Minister Didier Reynders: President Nazarbayev heeft rekening willen houden met de uiteenlopende standpunten onder de Kazachse elite, die niet meer zo eensgezind is over de kwestie van de godsdienstbeleving. Op lokaal, regionaal en nationaal niveau is er hoe langer hoe meer bijval voor de beleving van de meer traditionele islam. In een toespraak tot het land naar aanleiding van de ondertekening van de wet bevestigt president Nazarbayev andermaal dat hij de vrede en de samenhorigheid wil waarborgen, evenals het wederzijdse respect onder de prominente religies in Kazachstan.
Het staatshoofd heeft hoe dan ook gekozen voor een strenge aanpak van de uitwassen van de islamisering van de samenleving. Volgens bepaalde waarnemers kan door een repressieve wet de islamisering nog aan kracht winnen en nog meer in de gunst van het volk komen in een samenleving die meer en meer openstaat voor een terugkeer naar de voorouderlijke roots.
België heeft geen bilaterale demarche ondernomen ten opzichte van de Kazachse autoriteiten, maar ons land kan zich wel geheel vinden in het standpunt dat de Europese Unie heeft ingenomen in de Permanente Raad van de OESO.
In het bilateraal contact tussen mijn administratie en de Kazachse autoriteiten wordt hier natuurlijk naar verwezen. De OVSE-lidstaten hebben zich er op verschillende momenten toe verbonden omtrent verschillende thema’s uitspraken te doen. U hebt misschien daarover een lijst ter beschikking. De nieuwe godsdienstwet in Kazachstan is niet conform de verbintenissen die werden aangegaan door dat land in OVSE-verband.
Op 3 november 2011 kaartte de Europese Unie de zaak aan in de Permanente Raad van de OVSE in Wenen. De EU drukte haar bezorgdheid uit over de nieuwe wetgeving in Kazachstan en stelde dat die in strijd is met de internationale wettelijke verplichtingen, en ook met de OVSE-verbintenissen van Kazachstan. Voorts betreurde de EU dat het Kazachse parlement de wetgeving goedkeurde zonder voorafgaand publiek debat en dat de wetgeving geen rekening houdt met een juridische opinie van het Office for Democratic Institutions and Human Rights of ODIHR van de OVSE uit 2009 over een eerdere versie van de wet.
De Europese Unie riep de autoriteiten van Kazachstan op “to adddress concerns about the new legislation and, in doing so, we encourage them to seek the assistance of the ODIHR”. Ook het ODIHR van de OVSE legde op 19 september 2011 een verklaring af over de kwestie, die terug te vinden is op een website. Ik heb het adres van de website ter beschikking.
De resolutie over de cultussen in Europa, die het Europees parlement op 12 februari 1996 heeft goedgekeurd, gaat vooral over cultussen in de zin van sekten, waartegen elke samenleving zich terecht moet beschermen. De resolutie onderstreept daarentegen het beginsel van de godsdienstvrijheid en geldt niet in de wetgeving van Kazachstan. Ik heb een kopie met een antwoord voor u met meer details over het standpunt van de OVSE en met het adres van de website van ODIHR.
08.03 Els Demol (N-VA): Mijnheer de minister, ik vond het eigenlijk zeer markant dat, toen de Verenigde Staten Kazachstan via de OVSE op de hoogte brachten dat ze niet konden akkoord gaan, Kazachstan zich beriep op de Resolution on cults in Europe van 12 februari 1996. Het is dus belangrijk dat we de Kazachse autoriteiten erop wijzen dat hun verdediging niet klopt.
Uw voorganger, minister Vanackere, is vorig jaar nog in Kazachstan geweest. Hij had het over de verbeterde relaties tussen onze twee landen. U hebt het in uw beleidsnota ook over economische diplomatie. Ik denk dat dergelijke kwesties, waarbij we eigenlijk een processie van Echternach krijgen in Kazachstan, toch mogen aangekaart worden. Wij moeten duidelijk maken dat we voor menselijke waarden, zoals die worden verdedigd door de OVSE en uiteindelijk Europa, oog blijven hebben.
L'incident est clos.
09 Vraag van mevrouw Els Demol aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de verkiezing van Syrië in twee UNESCO mensenrechtencommissies" (nr. 8337)
09 Question de Mme Els Demol au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "l'élection de la Syrie dans deux commissions des droits de l'homme de l'UNESCO" (n° 8337)
09.01 Els Demol (N-VA): Mijnheer de minister, op 11 november 2011 heeft de raad van bestuur van UNESCO het lidmaatschap van de Syrische Arabische Republiek aanvaard in twee commissies die zich bezighouden met mensenrechten. Het gaat om de commissie voor de Verdragen en Aanbevelingen die de communicatie met betrekking tot de uitoefening van de rechten van de mens onderzoekt en de commissie voor Internationale Niet-Gouvernementele Organisaties die is belast met het toezicht op de werkzaamheden van het maatschappelijk middenveld en de mensenrechtenorganisaties binnen de UNESCO. De beslissing is in consensus genomen door de 58 leden van de raad van bestuur van de UNESCO, waaronder het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Italië, Spanje, Oostenrijk, Denemarken en ook België. Gezien de situatie in Syrië kan deze beslissing alvast hoogst merkwaardig genoemd worden.
Mijnheer de minister, ten eerste, bent u op de hoogte van deze beslissing van de UNESCO?
Ten tweede, heeft België de verkiezing van Syrië in de twee genoemde commissies gesteund? Indien ja, welke motivatie werd hiervoor gegeven? Indien neen, hoe werd dit dan kenbaar gemaakt aan de andere landen?
Ten derde, strookt deze verkiezing volgens u met de gevolgde weg van de Europese landen ten aanzien van de Syrische autoriteiten, waaronder de sancties en de resoluties van de VN?
Ten vierde, blijft u de Belgische beslissing steunen? Welke stappen zult u ondernemen om deze verkiezing ongedaan te maken?
09.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw Demol, België heeft zich de laatste maanden sterk ingezet om de schending van de mensenrechten door Syrië te laten beoordelen door de bevoegde VN-organisaties. Ik heb dat de jongste dagen al herhaald.
Wat de UNESCO betreft, werd Syrië op 11 november verkozen in twee comités van de uitvoerende raad, het comité Verdragen en Aanbevelingen en het ngo-comité. Het CR-comité houdt zich onder meer bezig met het bestuderen van de communicaties die worden ontvangen met betrekking tot de schending van de mensenrechten op het domein van de UNESCO. Het ngo-comité heeft geen mensenrechtenmandaat en is vooral bevoegd voor de relatie van de UNESCO met de verschillende partner-ngo’s van de organisatie.
Om verkiezingen van de leden van de comités te vermijden, probeert elke electorale regionale groep een clean slate te bereiken, waardoor elke groep hetzelfde aantal kandidaten voorstelt als er plaatsen zijn volgens de vastgelegde quota. In dit geval bestond er een clean slate voor alle posten. De kandidatuur van Syrië werd bijgevolg door de 57 leden van de uitvoerende raad in consensus goedgekeurd. België en de andere EU-partners hebben dus dezelfde positie ingenomen als Saoedi-Arabië, Egypte, Algerije, Tunesië en de Verenigde Arabische Emiraten, die momenteel leden van de uitvoerende raad zijn. De interne regulering van de UNESCO bepaalt niet dat de uitvoerende raad een land kan verwijderen uit een comité. De UNESCO is een gespecialiseerde organisatie van de VN met andere bevoegdheden dan de Mensenrechtenraad.
Principieel is de aanvaarding van een comité waarin Syrië ook zetelt niet per se incompatibel met een specifieke houding tegenover Syrië via sancties. Dialoog kan een nuttig voertuig zijn.
Niettemin zijn wij van mening dat ook in de UNESCO een signaal moet worden gestuurd. België steunt daarom principieel enig initiatief dat, in nauw overleg met de Arabische partners, de terugtrekking van Syrië uit het CR-comité tot gevolg moet hebben. Ik herhaal dat dit in overleg met de Arabische partners moet gebeuren. Voor elke evolutie ten opzichte van Syrië moeten we volgens mij samenwerken met de Arabische partners. Ons standpunt is echter klaar en duidelijk.
09.03 Els Demol (N-VA): Mijnheer de minister, ik ben blij dat u zegt dat wij daar zeer attent voor zijn en dat wij ons best zullen doen.
Ik vond het eigenlijk wel heel vervelend, in die zin dat Syrië in het begin van het jaar al had getracht om een zitje te krijgen in de VN-Mensenrechtenraad. Het lijkt alsof Syrië langs een omweg toch nog probeert om invloed te winnen.
Ik ben heel blij dat wij daaromtrent een duidelijk standpunt van u gekregen hebben.
Het incident is gesloten.
10 Question de M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le Kashmir Centre.EU" (n° 8340)
10 Vraag van de heer Georges Dallemagne aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "het Kashmir Centre.EU" (nr. 8340)
10.01 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, je voudrais revenir sur une affaire qui a fait grand bruit de l'autre côté de l'Atlantique voilà quelques semaines.
Le Kashmir Centre à Washington a pour but officiel de défendre l'autodétermination du Cachemire et, à cette fin, organise diverses activités, comme des conférences et des actions humanitaires. Au début du mois de décembre, son responsable a admis qu'il travaillait depuis au moins quinze ans pour les services secrets pakistanais.
Cette affaire pourrait nous concerner également puisqu'il existe également un Kashmir Centre à Bruxelles, très actif dans le lobbying au niveau européen: il approche régulièrement les parlementaires, les organisations humanitaires et se montre très entreprenant sur les plans humanitaire et politique. De même, un troisième Kashmir Centre existe à Londres.
Vu les similitudes entre les organisations, on peut légitimement se demander si le Kashmir Centre situé à Bruxelles n'est pas également une façade de l'Inter-Services Intelligence (ISI), le plus puissant des services de renseignement pakistanais ou, pour reprendre les termes d'Alain Lallemand dans Le Soir, s'il ne s'agirait pas d'une "barbouzerie". En effet, son rôle trouble au Pakistan et en Afghanistan a fait l'objet de nombreux rapports.
La situation au Cachemire est difficile, dramatique même. Les droits humains sont soumis à de nombreuses violations, comme le rapportent depuis des années les ONG des droits de l'homme, comme Amnesty International ou Human Rights Watch (HRW). En outre, cette région a été victime de plusieurs catastrophes naturelles. Mais un État ne peut pas prendre prétexte d'une telle situation pour se livrer à des activités de renseignement sous couvert d'humanitaire.
Mes questions sont simples: suite aux révélations faites sur le Kashmir Centre à Washington, quelles sont vos informations sur la situation du Kashmir Centre de Bruxelles? Avez-vous eu des contacts avec la Sûreté de l'État à ce sujet?
Quelle est votre analyse des activités du Kashmir Centre de Bruxelles?
Le cas échéant, des démarches sont-elles envisagées soit pour le fermer, s'il s'avérait qu'il s'agit d'une façade pour les services de renseignement pakistanais, soit pour prendre contact avec l'ambassade du Pakistan à ce sujet?
10.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, monsieur Dallemagne, je partage votre analyse concernant le Kashmir Centre de Bruxelles. La situation délicate au Cachemire est instrumentalisée par une des parties au contentieux. La poursuite en justice du directeur de l'équivalent aux États-Unis de cette organisation ne modifie rien en ce qui nous concerne.
La politique de mes services quant au Kashmir Centre de Bruxelles ne varie pas. Nous n'entretenons pas de relations avec cette instance et nous ne lui reconnaissons pas le statut d'ONG de défense des droits de l'homme qu'elle s'attribue parfois. Nous décourageons les autorités fédérales et fédérées belges de recevoir les représentants de cette instance et de participer à ses activités pour éviter de lui donner de la publicité et de se laisser entraîner dans les polémiques qu'elle entretient.
La démarche de protestation que vous suggérez auprès de l'ambassade du Pakistan a déjà eu lieu à plusieurs reprises.
En ce qui concerne le suivi de l'instance en question par la Sûreté de l'État et d'éventuelles activités illégales, je me permets de vous renvoyer à la réponse détaillée fournie par le précédent ministre de la Justice, M. Stefaan De Clerck à la question de M. Éric Jadot, posée le 5 septembre 2011.
10.03 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, merci. Je pense que votre réponse est claire. J'analyserai également celle de votre ancien collègue.
S'il s'avère que nous partageons cette analyse, ne faudrait-il pas alors fermer cette officine? En tout cas, il conviendrait de le faire savoir aux collègues qui continuent d'entretenir des contacts avec ce Kashmir Centre.
Het incident is gesloten.
- M. Rachid Madrane au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la situation post-électorale en RDC" (n° 8343)
- M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "les élections en RDC" (n° 8349)
- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le suivi des élections en RDC" (n° 8376)
- M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "l'évacuation de citoyens belges du Congo" (n° 8419)
- M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "l'évacuation de concitoyens du Congo" (n° 8428)
- M. Roel Deseyn au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la prestation de serment récente du nouveau président de la République démocratique du Congo, M. Joseph Kabila" (n° 8438)
- M. Roland Defreyne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "l'infiltration du service de renseignements congolais ANR" (n° 8452)
- M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la surveillance par l'Agence nationale de renseignements congolaise des postes diplomatiques belges à Kinshasa" (n° 8609)
- M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "les résultats des élections législatives congolaises et la présence du ministre à Kinshasa pour l'ouverture de l'Assemblée Nationale congolaise" (n° 8707)
- de heer Rachid Madrane aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de situatie in de DRC na de verkiezingen" (nr. 8343)
- de heer Georges Dallemagne aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de verkiezingen in de DRC" (nr. 8349)
- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de opvolging van de verkiezingen in de DRC" (nr. 8376)
- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de evacuatie van Belgische burgers uit Congo" (nr. 8419)
- de heer Peter Luykx aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de evacuatie van landgenoten uit Congo" (nr. 8428)
- de heer Roel Deseyn aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de recente eedaflegging van Joseph Kabila als de nieuwe president van de Democratische Republiek Congo" (nr. 8438)
- de heer Roland Defreyne aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de infiltratie van de Congolese inlichtingendienst ANR" (nr. 8452)
- de heer Georges Dallemagne aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "het toezicht van het Congolese Agence nationale de renseignements op de Belgische diplomatieke posten te Kinshasa" (nr. 8609)
- de heer Georges Dallemagne aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de uitslag van de parlementsverkiezingen in Congo en de aanwezigheid van de minister in Kinshasa voor de installatie van de Congolese Nationale Assemblee" (nr. 8707)
11.01 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, je reviens sur un sujet qui fait, à juste titre, couler beaucoup d'encre au regard de la perplexité découlant des résultats des élections tant présidentielles que législatives en RDC.
Vous avez pris la décision de ne pas vous rendre à Kinshasa pour participer à l'intronisation de M. Kabila. Ce fut, selon moi, une bonne décision.
Dans votre communiqué du 17 décembre – ma question date un peu -, vous souligniez, à juste titre, que "la Belgique n'a cessé d'appeler les institutions responsables à tout entreprendre pour rendre le processus électoral transparent, afin que les résultats soient crédibles. Je regrette que la Cour Suprême de Justice n'ait pas usé de ses prérogatives pour un examen plus approfondi, critique et indépendant des résultats". Pourtant dans le même temps, vous spécifiiez que: "ces déficiences ne paraissent pas de nature à remettre en cause l'ordre des résultats".
Sur quelles informations vous basez-vous pour arriver à cette conclusion? C'était, selon moi, une analyse que l'on pouvait faire dans les premiers jours, voire dans les premières semaines après la publication des résultats, mais depuis lors, les rapports qui se sont succédé vont toujours dans le même sens.
Je vois que nous ne partagez pas mon point de vue, mais tous les rapports dénoncent de nombreuses fraudes. Je pense ici au rapport de la firme belge qui était chargée de la constitution des listes électorales selon lequel il y aurait eu plus d'un million de doublons, à d'autres rapports qui dénoncent des fraudes massives, des bourrages d'urnes, au rapport selon lequel plus de 17 %… (coupure micro). Il y a également le rapport de la Fondation Carter, qui est d'ailleurs souvent cité de manière erronée et surtout le rapport de l'Union européenne qui ne conclut jamais que l'ordre des résultats n'est pas remis en cause. On le lui fait dire, mais il ne le dit nulle part. D'ailleurs, Mme Nedelcheva, qui s'est encore exprimée sur cette question, insiste pour qu'on ne lui attribue pas des conclusions qu'elle ne tire pas.
Quoi qu'il en soit, tous ces rapports montrent que les fraudes ont été massives, ce à toutes les étapes de la compilation des résultats des élections présidentielles en RDC.
J'ai en ma possession des PV de certains bureaux de vote qui montrent des résultats différents de ceux qui ont été publié par la CENI.
Tout cela démontre qu'en réalité … (coupure micro).
On ne peut vraiment pas dire que Joseph Kabila a gagné les élections présidentielles et toute personne qui se veut être de bon compte doit avouer que l'on ne connaît pas le résultat du suffrage du peuple congolais et donc, la volonté de ce dernier.
Je note d'ailleurs que la Belgique est le seul pays au monde à estimer que l'ordre des résultats n'est pas affecté par les fraudes massives qui ont eu lieu pendant l'élection présidentielle. J'ai entendu la commission américaine du Sénat, j'ai entendu une série de pays, mais je n'ai pas entendu cela. Si vous avez des exemples, je les écouterai avec grand intérêt. À moins de disposer d'informations totalement différentes, on ne peut, aujourd'hui, affirmer que l'ordre des résultats n'est pas modifié par les fraudes constatées lors de l'élection présidentielle.
En ce qui concerne les élections législatives, vous avez affirmé qu'il fallait effectivement que les autorités congolaises tirent les leçons de l'élection présidentielle. Je vous cite. Vous espériez que "les leçons de la compilation des résultats des présidentielles seraient tirées lors de la compilation, cette fois transparente et crédible, des résultats des élections législatives." Vous aviez même proposé l'aide de la Belgique pour la compilation et la révision de la compilation des résultats. Et je note qu'en date du 12 janvier, les évêques congolais estiment que "ce qui se passe au niveau de la compilation des résultats des élections législatives est inacceptable. C'est une honte pour notre pays. Le processus électoral a été entaché de graves irrégularités, qui entachent la crédibilité des résultats publiés."
Monsieur le ministre, quelles sont les démarches finalement entreprises par la Belgique pour proposer son assistance dans le dépouillement et la compilation des résultats des législatives? Quelle est l'aide précisément proposée? Quel a été l'accueil réservé à cette proposition de la part des autorités congolaises? (…) ont été mis(es) en œuvre? Quelles sont vos informations sur l'état d'avancement du dépouillement et la qualité de ces dépouillements? Estimez-vous que les leçons de la présidentielle ont été retenues ou rejoignez-vous les craintes des évêques congolais? Comptez-vous toujours vous rendre à l'ouverture de la nouvelle assemblée nationale congolaise dans un contexte – c'est peu de le dire – qui ne correspond pas vraiment aux souhaits que vous aviez exprimés pour le dépouillement des législatives?
Par ailleurs, monsieur le ministre, j'ai été surpris par la lecture d'un article dans La Libre Belgique, qui révèle, dans son édition du 19 décembre dernier, un exposé du directeur de l'Agence nationale de renseignements congolaise (ANR), datant d'août 2010 et qui est pour le moins surprenant, puisqu'il s'agit d'un véritable plan de bataille pour faire gagner le président sortant.
D'après La Libre Belgique, ce cadre de l'ANR explique à ses subordonnés que "notre institution doit s'investir pour la réélection de Joseph Kabila Kabange à la prochaine présidentielle ainsi que celle des membres de sa famille politique dans toutes les institutions républicaines."
Le cadre explique ensuite à ses troupes qu'elles doivent devancer les événements et saisir le taureau par les cornes en peaufinant les stratégies qui assureront la victoire du chef de l'État et des membres de sa famille politique aux élections générales. Parmi les instructions données par ce cadre de l'ANR, on trouve: "suivre et contrôler les médias" et plus saisissant encore: "prendre en charge toutes les représentations diplomatiques et celles des organisations du système des Nations unies en vue de connaître les contacts étrangers des candidats tant à la présidentielle qu'aux législatives nationales" et "infiltrer toutes les représentations pour démasquer les activités pouvant déstabiliser l'élection du chef de l'État et des membres de sa famille politique".
Étiez-vous au courant de telles pratiques de prise en charge de nos postes diplomatiques? Est-ce que nos propres postes diplomatiques ont été pris en charge par les services de l'ANR? Pouvez-vous nous confirmer que nos représentations ont fait l'objet d'infiltrations par des agents de l'ANR? De telles activités sont-elles conformes au droit international? Dans le cas contraire, avez-vous pris des initiatives à cet égard? La sécurité de nos diplomates et de leurs contacts n'est-elle pas affectée par de telles pratiques?
11.02 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik heb een klein probleem. Mijn vraag dateert van 19 december en is gebaseerd op de informatie die ik op dat moment had. Intussen is alles zo snel geëvolueerd dat mijn vraag achterhaald is. Met de goedkeuring van de minister, van wie ik weet dat hij dit dossier van nabij volgt, zou ik enigszins andere vragen willen stellen dan degene die in de oorspronkelijke vraag stonden.
Ik heb eigenlijk twee grote vragen. Ten eerste, wat zal de minister de komende weken doen? Mijnheer de minister, u liet weten dat u de intentie hebt om naar de installatie te gaan van het nieuwe Congolese parlement als, ik citeer, “men lessen trekt uit de vorige ronde en ditmaal de compilatie van de parlementsverkiezingen transparant en geloofwaardig verloopt”. Ik kom hierop terug in mijn tweede vraag. Volgens mij gebeurt dit niet. Men trekt geen lessen uit de vorige verkiezingen. Ten tweede, wat zult u doen als blijkt dat dit niet het geval is? Zal België zich aansluiten bij andere kritische geluiden van donoren? Zult u niet naar Kinshasa gaan? Dit is een van de weinige dossiers waarin België weegt op het standpunt van de Europese Unie. Zult u proberen mee vorm te geven aan een gemeenschappelijke kritische Europese positie?
Volgens mij herhaalt het scenario van de presidentsverkiezingen zich helaas opnieuw. Er zijn tal van sporen van onregelmatigheden bij de verwerking van de resultaten van de parlementsverkiezingen. Er is geen transparant compilatieproces. Britse en Amerikaanse experts werden ter plekke uitgenodigd door de CENI om te kijken naar de manier waarop die compilatie verloopt. De Britten zijn nog niet gearriveerd en de Amerikanen hebben nauwelijks toegang tot de gegevens. De samenwerking verloopt stroef. Ik kan het niet confirmeren, maar op mijn computer zie ik net een bericht verschijnen waaruit blijkt dat de Amerikaanse experts van het NDI, het National Democratic Institute, hun matten hebben opgerold en zijn teruggekeerd naar huis. Nogmaals, ik weet niet of het bericht klopt, maar ik lees het hier wel. We zien met andere woorden niets van de piste die enige geloofwaardigheid moest geven aan het compilatieproces van de parlementsverkiezingen, namelijk de betrokkenheid van buitenlandse experts.
Ik stel toch mijn vragen, omdat ik niet weet of u mijn informatie en mijn inschatting deelt. Hoe verloopt volgens u de samenwerking tussen de Congolese overheid en de internationale experts? Zal de uitkomst van die al dan niet samenwerking tussen de experts en de Congolese overheid een element zijn dat zal doorwegen in de houding van België? Ja of nee?
Hebben u of uw diplomaten voorstellen gedaan om de verwerking van de parlementsverkiezingen beter te laten verlopen? Hebben wij zelf voorstellen gedaan? Wat was de reactie van de Congolese autoriteiten daarop? Kunt u ons duidelijk meedelen hoe volgens u de compilatie van de parlementaire verkiezingen verliep of verloopt? Vindt u zelf dat die goed verloopt of niet?
Hoe verhoudt de uitkomst van de compilatie van de parlementsverkiezingen zich, na wat er is gebeurd tijdens de presidentsverkiezingen, tot de invulling van de voorwaardelijke enveloppe ontwikkelingshulp die vervat zit in het indicatieve samenwerkingsakkoord tussen ons land en Congo voor 2009-2013? Wij weten allemaal dat er een voorwaardelijke tranche is. Kan die tranche volgens u uitgekeerd worden als, na de presidentsverkiezingen – daarover hebben wij het al eens gehad, nu hebben wij het over de afwikkeling van de parlementsverkiezingen – de afwikkeling van de parlementsverkiezingen aan dezelfde euvels lijdt als die van de presidentsverkiezingen? Zal dat een effect hebben op die tranche?
Meer in het algemeen wil ik zeggen dat ik, net als u en sommigen die hier in de zaal zitten, een lid van de meerderheid ben. Wij hebben er ons in het regeerakkoord toe verbonden dat wij alle steun willen geven aan het democratiseringsproces in Congo. Kunnen wij gewoon doorgaan en doen alsof er niets gebeurd is in onze relaties met Congo, als wij zien hoe de presidentsverkiezingen en de parlementsverkiezingen verlopen zijn?
Ik ben bijzonder ontgoocheld over het interview dat ik gelezen heb met onze ambassadeur Struye. Hij stelt de commentaar en de kritiek op het verloop van de presidentsverkiezingen en de parlementsverkiezingen gelijk met “olie op het vuur gieten”. Het spijt mij. Iedereen die een beetje begaan is met Congo en een beetje van nabij gevolgd heeft wat daar is gebeurd, moet tot de conclusie komen dat daarbij, op zijn zachtst gezegd, vraagtekens geplaatst moeten worden. De manier waarop het daar is verlopen, kan men volgens mij niet beschouwen als zijnde in overeenstemming met onze wil en de wil van het Congolese volk om stappen te zetten in de richting van een democratie.
11.03 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, ik wil mij verontschuldigen dat ik later kwam. Een andere vergadering vroeg mijn aanwezigheid.
Mijnheer de minister, mijn vraag over Congo dateert van 21 december. Het is nu ongeveer een maand later.
Een aantal weken geleden riep u alle partijen op om in de nasleep van de gecontesteerde verkiezingen in Congo een verantwoordelijke houding aan te nemen. De toestand is intussen niet echt verbeterd. Zo hebben op de vooravond van de eedaflegging van president Kabila tanks posities ingenomen en zijn er intimidatiepogingen van oppositiekandidaten geweest. U weet ook dat Etienne Tshisekedi gepoogd heeft in diezelfde week ook de eed af te leggen. Er gingen toen ook stemmen op onze burgers uit Congo te evacueren.
Ik kom tot mijn vragen, mijnheer de minister.
Hoeveel landgenoten verblijven er op dit moment in Congo? Hebt u er duidelijk zicht op waar die landgenoten zich bevinden? Op welke manier communiceert men met de landgenoten ter plaatse?
Op welke termijn meent u, indien het nodig is – nogmaals, mijn vraag dateert van 21 december – alle landgenoten te kunnen bereiken, mochten uw evacuatieplannen in gang gezet worden? Congo is een gigantisch groot land. Hoe snel kunnen die evacuatieplannen worden afgewerkt?
Welke maatregelen ter voorbereiding van een evacuatie werden er al getroffen, voor zover daar nu nog sprake van is? Zijn er legereenheden paraat? Op welke termijn kunt u in geval van extreme omstandigheden garanderen dat onze burgers geëvacueerd worden?
11.04 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, voici quelques éléments. Tout d'abord, pour autant que ce soit nécessaire, je voudrais rappeler que la RDC est devenue indépendante depuis un certain temps et que, dès lors, je crois qu'il faut traiter ce pays comme tel. Je n'ai pas toujours le sentiment que c'est le cas dans tous les débats que nous développons à ce sujet; il est donc utile de le rappeler, même quelque temps après l'accession à l'indépendance.
Deuxième élément, en ce qui concerne les élections présidentielles, j'ai déjà eu l'occasion, y compris ici à la Chambre, de m'exprimer sur le sujet. Je ne vais pas rappeler tout ce que j'ai dit, à la fois sur la bonne tenue des élections et du dépouillement le jour de l'élection. Tout le monde l'a constaté et différents groupes au sein de cette assemblée également. Je ne vais pas rappeler non plus toutes les irrégularités - que j'ai eu l'occasion de signaler, comme tous ceux qui se sont exprimés sur le sujet - pendant le processus de compilation qui a mené à la proclamation des résultats.
C'est tellement vrai que, malgré toute une série de demandes et d'hésitations qui ont pu avoir lieu sur le sujet, j'ai pris la décision de ne pas me rendre à l'installation et à la prestation de serment du président. Cela étant, on peut toujours retourner les situations. J'ai lu - je crois que c'était dans cette même salle -, dans les conclusions du Centre Carter, la mention du fait que, jusqu'au moment où le Centre a travaillé, il n'y avait pas d'indications d'inversion de l'ordre des candidats. Vous pourrez me dire que personne ne s'est prononcé à ce sujet, mais je n'ai lu aucune phrase en sens inverse, dans aucun rapport officiel d'observateurs se trouvant sur le terrain.
Je voudrais simplement vous dire que cette analyse a été confirmée en cabinet restreint, en présence du premier ministre et de l'ensemble des vice-premiers ministres et cela a conduit d'ailleurs à un échange de correspondances entre le premier ministre et le président Kabila. Sur ce volet-là, en ce qui me concerne et en ce qui concerne le gouvernement, et je l'espère la majorité, le dossier est clos.
Troisièmement, en ce qui …
(brouhaha)
Le président: J'ai beaucoup de sympathie pour le Congo et les Congolais mais nos coutumes veulent que les personnes qui assistent aux débats parlementaires se taisent et n'interviennent pas dans le débat. Sinon, je fais évacuer la tribune, malgré toute la sympathie que j'ai pour vous!
11.05 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, je rappelle simplement que le premier ministre a dès lors communiqué pour féliciter tous les acteurs qui ont participé à l'opération électorale au Congo et pour annoncer la volonté de travailler avec les autorités congolaises. Notre objectif, je le rappelle quand même, est de tout faire pour que le processus démocratique progresse au Congo, comme ailleurs dans le monde - il y a beaucoup d'endroits où nous travaillons dans la même direction -, et nous essayons aussi de développer des actions de coopération au bénéfice de la population au Congo.
Troisième élément. Pour ce qui concerne la procédure en matière de dépouillement et surtout de compilation des résultats des élections législatives, qui ont eu lieu aussi le 28 novembre, la Belgique a effectivement envisagé de fournir une aide supplémentaire à la CENI pour la compilation des résultats des élections législatives. Lorsque les États-Unis et le Royaume-Uni ont émis en décembre l'idée d'une assistance technique pour la suite du processus électoral, notre ambassadeur à Kinshasa leur a immédiatement offert son soutien. C'est ainsi qu'il les a accompagnés dans leurs démarches auprès du président de la CENI, le 19 décembre dernier. Cette offre ne s'est finalement pas concrétisée car aucune des solutions proposées ne permettait d'apporter une aide significative dans le très court laps de temps qui nous était imparti. Les États-Unis ont finalement envoyé début janvier une mission de quatre experts, mais il ne s'agit pour l'instant que d'une mission préparatoire à une autre mission qui serait chargée de formuler des propositions pour rendre plus transparent le traitement des résultats des prochaines élections provinciales et locales.
Les termes de référence de cette deuxième mission sont toujours en train d'être discutés. Ces experts n'assistent donc pas la CENI dans le processus de compilation des élections législatives. Quant aux Britanniques, ils ont un financement prévu pour l'envoi d'experts africains mais attendent toujours une proposition concrète de la CENI.
Le dépouillement des bulletins de vote est terminé mais le processus de compilation des résultats a pris du retard et la CENI a décidé de reporter l'annonce des résultats qui était prévue pour le vendredi 13 janvier. La publication des résultats aura normalement et finalement lieu le 18 janvier pour les 165 circonscriptions des provinces congolaises et le 26 janvier pour la ville-province de Kinshasa. C'est là que la CENI rencontre le plus de difficultés. La compilation est aujourd'hui terminée dans presque tous les centres locaux de compilation des résultats. Les résultats ont été immédiatement affichés dans la plupart de ces bureaux. Nos informations sur la qualité du dépouillement et de la compilation sont malheureusement parcellaires. Il n'y a pas d'observateurs présents. Seule la division électorale de la Monusco, qui fournit un appui logistique à la CENI, nous a donné quelques indications, soulignant notamment le fait que l'enregistrement des PV à Kinshasa avait été beaucoup moins problématique que lors de la présidentielle.
De ce fait, si nous comprenons les craintes de la CENCO, nous ne pouvons pas encore, à l'heure actuelle, prendre une position définitive sur la qualité et la validité de ce processus de dépouillement.
Ma visite au Congo ne pourra, je le répète encore une fois, avoir lieu qu'après la publication des résultats définitifs des élections législatives et normalement l'installation d'une nouvelle assemblée. Je rappelle qu'après la publication des résultats provisoires, prévue pour les 18 et 26 janvier, il y aura encore une période de recours devant la Cour suprême. Nous devrons également tenir compte de la manière avec laquelle le processus de compilation des résultats se sera déroulé, je l'avais déjà évoqué.
Monsieur Dallemagne, je n'ai pas connaissance de tentatives d'infiltration dans notre représentation diplomatique au Congo. Toutes les mesures de protection sont prises. Si nécessaire, les règles internationales seront rappelées aux autorités congolaises, mais je pense que notre ambassadeur le fait très régulièrement.
Wat onze hulp aan Congo inzake electorale procedures betreft, die is geschorst, zoals ik in de Senaat enkele dagen geleden heb gezegd. Er is nu nog 3 miljoen te betalen, maar dat is geschorst tot de evaluatie van het proces en meer waarborgen voor de volgende stappen. Ik herhaal dat wij ingevolge het regeerakkoord het democratisch verhaal moeten steunen, maar inderdaad met meer waarborgen dan in het verhaal van de presidentsverkiezingen. Dat is zeer nodig.
Ik heb een vraag gekregen over de terugbetaling van de 15 miljoen die al is betaald. Dat heb ik niet gevraagd, daar is geen sprake van. Het is nu geschorst en we zullen alleen een beslissing nemen na het huidige proces en de waarborgen voor het volgende. Lokale verkiezingen zijn zeer belangrijk voor de democratische evolutie in een land. Ik herhaal, daarvoor moeten we meer waarborgen hebben.
De vraag van de heer Logghe dan. Eerst en vooral wil ik u meedelen dat een evacuatie van onze landgenoten momenteel niet aan de orde is. Ik heb geen vraag gekregen van een landgenoot daarover. Ik kan u wel verzekeren dat het nodige is gedaan om dergelijke situatie te kunnen aanpakken. Ruim genomen zijn er 5 000 Belgen en andere rechthebbenden in de Democratische Republiek Congo, van wie er 3 000 in Kinshasa, 1 000 in Katanga en 1 000 in de andere provincies verblijven. Dit aantal omvat enkel de ingeschreven Belgen en rechthebbenden. Het is bovendien zeer moeilijk om een concreet cijfer te hanteren, aangezien er in de kerst- en nieuwjaarsperiode enerzijds heel wat Belgen terugkeerden naar België en, anderzijds, heel wat Belgen van voornamelijk Congolese afkomst op vakantie gingen naar de DRC, zonder dit te melden aan de ambassade.
De ambassade heeft een zicht op de verblijfplaats van Belgen die zich bij haar hebben ingeschreven. Deze gegevens worden in een databank opgenomen. In geval van crisis zullen onze diplomatieke posten in de DRC op de eerste plaats zelf proberen te communiceren met de Belgische gemeenschap via sms, mail of door gebruik te maken van een FM-radio. Recent werden de posten uitgerust met EMMA, een systeem waarbij sms’en naar meerdere personen tegelijkertijd kunnen worden verstuurd. Daardoor kunnen op een vlotte manier waarschuwingen en raadgevingen aan de Belgische gemeenschap worden verzonden. Daarnaast beschikt zowel de ambassade te Kinshasa als het consulaat te Lubumbashi over een aantal contactpunten per zone, die verantwoordelijk zijn voor het doorgeven van informatie aan Belgen die onder hun zone vallen.
Bij de inschrijving in de ambassade krijgen landgenoten de gegevens van hun contactpunt. De ambassade beschikt ook over een radionetwerk en over satelliettelefoons.
Ten slotte, ingeval er een crisis uitbreekt, zal de ambassade een eigen crisiscentrum oprichten. Landgenoten kunnen dus binnen een korte termijn worden bereikt.
De ambassade heeft gedurende heel het verkiezingsproces via deze communicatiekanalen onze landgenoten ter plaatse geïnformeerd over de veiligheidstoestand. Landgenoten werd aangeraden om ingeval van een stijgende onrust en onveiligheid thuis te blijven en onnodige verplaatsingen te vermijden.
De diplomatieke posten in de DRC zenden op regelmatige basis consignes uit naar onze landgenoten. Indien er beslist wordt om over te gaan tot een evacuatie – ik herhaal dat dit niet het geval is – zullen onze landgenoten en andere rechthebbenden worden gevraagd te verzamelen in beveiligde verzamelpunten. Van daaruit zullen ze worden geëvacueerd naar een van de buurlanden. Deze hebben intussen tal van voorbereidende maatregelen getroffen met betrekking tot de versoepeling van de immigratieformaliteiten, het transport en de omvang van de groep geëvacueerden.
Ingeval van nood zullen Belgen en andere rechthebbenden vanuit Kinshasa over de Congostroom naar Brazzaville worden geëvacueerd, eventueel gevolgd door repatriëring naar België, waarbij Defensie zal instaan voor het militaire deel van de operatie. Dit deel van de vraag valt onder de bevoegdheid van de minister van Defensie en dus verwijs ik naar mijn collega voor meer details daarover, indien nodig.
Ik herhaal, er is geen vraag om en geen nood aan een evacuatie op dit moment.
Monsieur le président, je rappelle que nous souhaitons apporter un soutien, comme énoncé dans la déclaration gouvernementale, à l'évolution démocratique du Congo, comme d'un certain nombre d'autres États. Le processus en ce qui concerne le soutien financier est, pour l'instant, arrêté en attendant l'évolution de la situation.
Comme je l'ai dit à plusieurs reprises, tout déplacement au Congo, quelles que soient les communications à l'égard du président Kabila par la suite, sera décidé en fonction d'une évaluation de l'évolution de la situation et, notamment, de la compilation des résultats des élections législatives. Ma position n'a pas changé.
L'attitude à l'égard de l'élection présidentielle a été concertée au sein du cabinet restreint avec le premier ministre et l'ensemble des vice-premiers ministres. La position du premier ministre a été très clairement de communiquer avec le président Kabila, à la fois pour féliciter l'ensemble des forces congolaises pour leur participation au processus électoral mais aussi pour annoncer notre volonté de faire en sorte que la situation progresse au Congo. Cela étant, c'était bien un message adressé au président Kabila après sa prestation de serment.
11.06 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je vous rejoins sur plusieurs éléments. Nous sommes en tout cas d'accord sur le fait que le Congo a traversé ce processus électoral d'une manière difficile. Il connaît aujourd'hui une crise à la fois morale et politique importante. Ce processus ne l'a pas consolidé; il l'a plutôt fragilisé.
Ce qui est extrêmement important pour l'avenir, c'est que les turbulences au Congo ne sont pas prêtes de se terminer car une série d'annonces doivent encore être faites et des manifestations sont prévues. Le désarroi, de la diaspora mais aussi d'une bonne partie du peuple congolais, est très important.
Comme le suggérait mon collègue, M. Van der Maelen, il est important qu'il y ait une initiative sur le plan européen pour sortir de cette impasse politique. Il ne faut pas sous-estimer aujourd'hui l'importance et la gravité de la situation sur le plan politique. Il faut voir de quelle manière on peut restaurer la confiance du peuple congolais dans ses institutions, dans son avenir et dans la stabilité du Congo. Cela me semble extrêmement important et la Belgique pourrait certainement jouer un rôle dans ce domaine, en ayant toujours à l'esprit la consolidation de la démocratie et de la gouvernance au Congo, comme vous l'avez rappelé.
En ce qui concerne l'ANR, vous n'avez pas connaissance d'infiltrations. Il importe de rappeler qu'il serait inacceptable que nos postes diplomatiques fassent l'objet d'actes, contraires au droit international, de surveillance et d'infiltration. Je parle non seulement de nos diplomates mais aussi de leurs contacts. Il y a là une question élémentaire de sécurité. Je compte sur vous pour être très attentif à cette question.
11.07 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. Ik wil reageren in drie punten.
Ten eerste, één van de vorige sprekers zei: “Men mag niet vergeten dat Congo een onafhankelijk land is.” Dat is inderdaad zo. Ik weet dat men in de politiek voorzichtig moet zijn, wanneer men zich baseert op de kritiek van partijen die deelgenomen hebben aan een verkiezingsproces en die verkiezingen verloren hebben. Ik stel wel vast dat tal van neutrale, objectieve waarnemers van het verkiezingsproces kritiek hebben.
Ik heb er als ongelovige geen enkel probleem mee te wijzen op de Mission nationale d’observation des elections van de Katholieke Kerk, die met 30 000 waarnemers op het terrein aanwezig was. Wanneer ik hun eindoordeel over de verkiezingen bekijk, heb ik als niet-Congolees, met het volste respect voor de onafhankelijkheid van het land, niet de minste moeite om te zeggen dat er iets fout loopt met het democratiseringsproces in Congo.
Ten tweede, ik had de hoop dat na de vorige gebeurtenissen – ik heb het vandaag niet over de presidentsverkiezingen, maar over de parlementsverkiezingen – het regime in Kinshasa ten minste lessen getrokken zou hebben uit de reacties van het eigen middenveld en van de rest van de internationale gemeenschap. Ik wijs bijvoorbeeld op de Amerikaanse reactie: “US deeply disappointed by the DRC’s Supreme Court’s decision.”
Ik had gehoopt dat het regime enige gevoeligheid aan de dag zou leggen voor de parlementsverkiezingen, en dat er een goede samenwerking zou komen met de Britse en Amerikaanse experts. Op een bepaald ogenblik had ik de indruk dat men die zou betrekken bij het compilatieproces. Ik stel nu vast dat de Britten er niet zijn en dat de Amerikanen weg zijn.
Het spijt mij, mijnheer de minister, maar alle verhalen die wij horen over het compilatieproces na de parlementsverkiezingen wijzen in dezelfde richting als die over het compilatieproces na de presidentsverkiezingen. Het spijt me, maar zelfs na de uitspraak door van Hoog Gerechtshof over een klacht op de uitslag, kunt u me niet van mijn mening afbrengen dat het compilatieproces ook hier niet correct verlopen is.
Een derde reactie die ik wil geven, is dat we dat debat hier in België zullen moeten voeren. Als blijkt dat het compilatieproces ook voor de parlementsverkiezingen op dezelfde onaanvaardbare manier is verlopen als voor de presidentsverkiezingen, dan vind ik dat ten aanzien van ons de vraag rijst hoe België zich zal opstellen tegenover Congo.
Als lid van de meerderheid stel ik vast dat in ons regeerakkoord staat dat wij aangaande onze relaties met Congo belang zullen hechten aan de strijd tegen de corruptie. Corruptie is voor mij niet alleen een economisch gegeven, voor mij bestaat er ook politieke corruptie. Als Parlementslid ben ik bijzonder gevoelig voor het correct verloop van het politiek proces. Wanneer geprobeerd wordt om het verloop van dat congres te beïnvloeden, met geld of door het plaatsen van mensen op bepaalde locaties om het proces te vervalsen, dan heeft dat volgens mij met corruptie te maken.
Een element dat in ons regeerakkoord staat is dat België een bijdrage wenst te leveren aan het democratiseringsproces in Congo. Mijnheer de minister, u bent begaan met Congo en ik eveneens. Het spijt me, maar de verkiezingen van 28 november, zowel de presidents- als de parlementsverkiezingen, lijken in mijn ogen daartoe geen bijdrage te leveren, maar zijn een democratische stap achteruit. Als lid van een parlement ben ik zeker bijzonder gevoelig voor het verloop van het proces voor de samenstelling van het Congolees parlement. Ik denk dat het land nood heeft aan checks and balances, aan een evenwicht met een uitvoerende macht, die al veel te sterk is en waar iets tegenover moet staan. Als ook dat proces ondergraven wordt, dan wil ik dat dit probleem duidelijk wordt geformuleerd wanneer wij met deze commissie zullen debatteren over onze relatie met Congo.
Mijn vraag sloeg niet zozeer op wat wij zullen doen met de 3 miljoen euro die ons nog rest. Mijn vraag slaat wel op de 100 miljoen euro die als voorwaardelijke tranche is voorzien in onze samenwerking met Congo. Wij geven daar enorm veel geld aan. Congo is inderdaad een onafhankelijke staat, maar België is dat eveneens. Op een bepaald moment kunnen wij beslissen, zoals voorzien is in het samenwerkingsakkoord, dat als er geen vooruitgang wordt geboekt op het vlak van democratisering, wij van oordeel zijn dat die 100 miljoen euro niet besteed mag worden. Wat de overige 300 miljoen euro aangaat – ik vermeld dat bedrag nu uit het hoofd –, moeten wij ons afvragen of wij dat bedrag kunnen blijven besteden op de manier zoals wij dat de voorbije jaren hebben gedaan.
11.08 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb nota genomen van de cijfers, van het feit dat u geruststellend zegt dat onze landgenoten daar vrij snel kunnen worden geëvacueerd en dat de communicatie vrij vlot verloopt. Ik ga ervan uit dat de data 18 en 26 januari op de ambassades in België voor de nodige aandacht zullen zorgen.
Het verontrust mij dat wat u betreft het dossier omtrent de verkiezingen gesloten is. Wat gebeurt er dan verder met die onregelmatigheden? Gaat men daar zomaar aan voorbij?
Ik neem er nota van dat u er zich op regeringsvlak toe hebt verbonden om het democratiseringsproces alle steun te geven. Ik vraag mij af welke sancties en welke maatregelen u in de nabije toekomst op papier zult zetten om waarborgen af te dwingen. De volgende verkiezingen komen eraan. Wij steken daar geld in. Welke waarborgen krijgen wij op papier om de transparantie te bevorderen en om de onregelmatigheden die er ontegensprekelijk geweest zijn, te vermijden? U zult ons nog een aantal keer te woord moeten staan. We zijn van dit dossier nog niet af.
L'incident est clos.
- mevrouw Els Demol aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de resolutie van China en Rusland over het geweld in Syrië" (nr. 8344)
- mevrouw Els Demol aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de waarnemingsmissie en de stand van zaken in Syrië" (nr. 8682)
- mevrouw Christiane Vienne aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de repressie in Syrië" (nr. 8703)
- Mme Els Demol au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la résolution ONU sino-russe concernant la répression sanglante en Syrie" (n° 8344)
- Mme Els Demol au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la mission d'observation menée par la Ligue arabe et la situation en Syrie" (n° 8682)
- Mme Christiane Vienne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "la répression en Syrie" (n° 8703)
12.01 Els Demol (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn eerste vraag dateert van 19 december. Ze is een beetje achterhaald, maar ik ga ze toch nog stellen.
Mijnheer de minister, Rusland en China hebben op 15 december een eigen resolutie over het geweld in Syrië voorgelegd aan de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. In de resolutie staat te lezen dat de Veiligheidsraad eist dat alle partijen in Syrië onmiddellijk stoppen met iedere vorm van geweld, waar het ook vandaan komt. Dat staat in contrast met eerdere, door westerse landen ingediende resoluties. Daarin wordt enkel het regime van president Bashar al-Assad op de korrel genomen. Ook roept de resolutie de Syrische overheid op om te stoppen met het onderdrukken van de vrijheid van meningsuiting. De vorig Brits-Frans-Duitse ontwerpen stootten telkens op een njet van zowel Rusland als China. De twee landen vrezen dat een eenzijdige resolutie opnieuw de deur openzet voor een militair ingrijpen volgens het Libiëscenario.
Europese diplomaten stelden vast dat in het Russisch-Chinese ontwerp het veroordelen van mensenrechtenschendingen in Syrië ontbreekt. De voornaamste kritiek is ook dat de resolutie de Syrische autoriteiten en de demonstranten tegen het bewind van president Bashar al-Assad in gelijke mate verantwoordelijk stelt voor het geweld. Wij weten dat Rusland intussen zijn resolutie lichtjes heeft aangepast, maar wij dienen nog altijd op te merken dat de Verenigde Naties schatten dat bij de volksopstand tegen het regime van de Syrische president sinds maart 2011 al meer dan 5 000 doden zijn gevallen.
Mijnheer de minister, hoe beoordeelt u de resolutie van China en Rusland over het geweld in Syrië? Welk standpunt over het geweld in Syrië verdedigt u in Europa en op internationale fora? Bijkomend zou ik ook willen weten of u al een oordeel hebt over de aangepaste versie van de resolutie van Rusland?
12.02 Christiane Vienne (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, la répression de la révolte en Syrie a déjà coûté la vie à plus de 5 000 personnes et semble s'amplifier jour après jour malgré le prolongement de la mission d'observation de la Ligue arabe.
La date du mercredi 11 janvier 2012 a été marquée par la mort tragique du journaliste français Gilles Jacquier en mission en Syrie, décédé lors d'une attaque à la grenade. Il s'agit du premier journaliste occidental tué en Syrie depuis le début de la révolte populaire contre le régime du président Bachar aI-Assad, il y a dix mois.
Gilles Jacquier faisait partie d'un groupe restreint de journalistes, composé de Français, de Suisses, de Néerlandais et de Belges admis exceptionnellement sur le territoire syrien à la condition qu'ils soient escortés par des fonctionnaires du régime.
Lors de l'attaque, ces journalistes étaient donc sous la responsabilité des autorités syriennes qui s'étaient engagées à garantir leur sécurité.
Les circonstances de l'attaque demeurent mystérieuses. Cependant, selon Le Figaro, la présidence française soupçonnerait une manipulation des autorités syriennes qui les impliquerait dans la mort du journaliste français.
Monsieur le ministre, qu'en est-il d'une éventuelle enquête indépendante menée par la communauté internationale afin de faire toute la lumière sur l'attaque dont ont été victimes des journalistes étrangers à Homs, le 11 janvier? Disposez-vous d'informations supplémentaires relatives à la position syrienne au sujet de cet événement tragique? Où en sont les discussions au sein de l'ONU au sujet d'une résolution qui pourrait imposer des sanctions plus sévères à la Syrie? Comment se déroule la mise en place des sanctions décidées au niveau européen contre le régime syrien? Comment, suite à ces événements, l'Union européenne et notre pays vont-ils se faire entendre au sein des organes internationaux?
12.03 Els Demol (N-VA): Mijnheer de minister, mijn tweede vraag gaat over de Arabische Liga, die voorlopig toch geen extra waarnemers naar Syrië stuurt. Aanleiding tot het besluit vormen de gewelddadigheden in de havenstad Latakia, waarbij op 10 januari een aantal waarnemers gewond raakte. Volgens de Liga waren de demonstranten verantwoordelijk voor de aanval, maar hadden de Syrische autoriteiten de waarnemers moeten beschermen.
Op woensdag 13 januari heeft Anwar Malek, een van de leden van de waarnemingsmissie, ontslag genomen. Hij verklaarde dat de Arabische waarnemers zich in Syrië door de regering voor de gek laten houden. Volgens hem blijft de Syrische regering volop doorgaan met moorden. De waarnemingsmissie heeft tot doel te controleren of Syrië zich aan de afspraak houdt om het geweld tegen demonstranten te stoppen. Met de komst van de waarnemers is het geweld echter niet minder geworden. Sinds de missie op 26 december aan het werk is gegaan, zijn zeker 400 burgers door geweld van het Syrische leger om het leven gekomen.
Human Rights Watch heeft de Arabische Liga inmiddels opgeroepen zich te herbezinnen over de missie. Volgens de mensenrechtenorganisatie heeft de aanwezigheid van de waarnemers niets veranderd aan het geweld tegen de demonstranten. Ook was er de aanslag op 12 januari waarbij een Franse cameraman om het leven kwam. De cameraman en zeven andere slachtoffers zouden zijn geraakt door granaten of raketvuur toen ze werden rondgeleid door de Syrische regering. Uw Franse en Nederlandse collega’s Alain Juppé en Uri Rosenthal hebben de aanslag enkele uren later reeds scherp veroordeeld en eisen een diepgaand onderzoek. Volgens uw woordvoerder dringt een standpunt van de Belgische regering zich echter niet op.
Mijnheer de minister, hoe beoordeelt u de huidige waarnemingsmissie van de Arabische Liga? Met welke regelmaat wordt aan u gerapporteerd over de bevindingen van de waarnemingsmissie? Hoe verloopt de berichtgeving van de observatoren ter plaatse aan ons land alsook aan Europa en de VN-Veiligheidsraad? Hoe evalueert u de berichtgeving? Wat is uw reactie op de recente aanslag op de groep buitenlandse journalisten, waaronder zich ook Belgische journalisten bevonden? Dragen de Syrische autoriteiten daarin volgens u enige verantwoordelijkheid? Wat is het huidige standpunt over Syrië dat u namens de Belgische regering uitdraagt op internationale fora? Hoeveel landgenoten bevinden zich momenteel in Syrië? Welk advies krijgen zij van de FOD Buitenlandse Zaken?
12.04 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, chers collègues, je comprends que, sur certains sujets, des questions sont parfois anciennes et qu'on serait enclins à les lire sans prêter attention aux déclarations formulées en dehors de ce parlement, mais quand des déclarations sont faites en séance plénière de la Chambre, en réponse à des questions orales, j'ose espérer qu'on en tient compte.
Ik heb in de plenaire vergadering van vorige week donderdag wel zeer sterk gereageerd inzake de aanval op verschillende journalisten en zelfs een onderzoek gevraagd, in tegenstelling tot wat hier beweerd wordt. Ik begrijp dat de vraag voordien was geschreven. Ik probeer een antwoord te geven, in commissie en in de plenaire vergadering.
Comme j'ai déjà eu l'occasion de le mentionner à la Chambre jeudi dernier et dans divers médias, si le faire à la Chambre n'était pas suffisant, j'ai soutenu l'appel à une enquête sur ces événements tragiques et inacceptables.
Madame Vienne, je me suis joint aux demandes de la France et de l'Union européenne à ce sujet, et il était assez logique que mon collègue français soit en première ligne sur le sujet, vu le drame qui a touché un journaliste de la même nationalité. Comme la Haute Représentante Mme Ashton, j'ai aussi souligné la responsabilité des autorités syriennes, qui doivent garantir la sécurité des journalistes.
Les autorités syriennes ont dit qu'elles lanceraient une enquête sur les circonstances de la mort du journaliste français, incident qui concernait également des journalistes belges. Nous ne disposons pas encore d'informations très claires de la part des autorités de Damas sur ce qui s'est passé.
La liberté de la presse n'est pas garantie en Syrie. Ceci est apparu une fois de plus très clairement lors de l'incident au cours duquel plusieurs journalistes ont trouvé la mort. La presse internationale doit pouvoir travailler librement afin de fournir une information indépendante sans crainte d'être victime de la violence. Il s'agit d'un élément essentiel au bon fonctionnement de tout État démocratique.
Ik wil er ook aan toevoegen dat ik onmiddellijk met de VRT contact heb opgenomen om te informeren naar de toestand van de ploeg van vijf journalisten ter plaatse.
Ook bij het drama in Ethiopië hebben wij contact opgenomen om de meest recente informatie te krijgen.
België en de EU steunen het initiatief van de Arabische Liga om een waarnemingsmissie naar Syrië te sturen om de gebeurtenissen in het land te kunnen verifiëren. Wij moeten die missie blijven steunen, zelfs indien de beoogde doelstellingen nog niet zijn bereikt. Deze missie moet echter de mogelijkheid krijgen om vrij en onafhankelijk haar werk te doen, en mag geen excuus zijn om tijd te winnen.
De suggestie om de expertise van de VN te gebruiken om de missie te versterken is dan ook positief. Uitlatingen van het hoofd van deze missie die bepaalde minimaliserende uitspraken deed, dienen te worden vermeden om de geloofwaardigheid van de missie niet in het gedrang te brengen.
De missie rapporteert in eerste instantie aan de Arabische Liga. In principe wordt hun eerste officieel rapport op 19 januari verwacht. Daarna zal dit op ministerieel niveau bij de Arabische Liga worden besproken.
Ook op Europees niveau zal dit tijdens de volgende Raad Buitenlandse Zaken op 23 januari worden besproken. Ik zal pleiten voor een grondige discussie over de volgende stappen, op basis van het standpunt en de beslissing van de Arabische partners.
Het hoofd van de missie heeft ook de EU-ambassadeurs in Damascus, waaronder België, tussentijds gebriefd over de werkzaamheden van de missie. De EU staat ook in nauw contact met de Arabische Liga.
Het belangrijkste momenteel is dat het geweld in Syrië ophoudt. Net zoals bijna de hele internationale gemeenschap eist België dat het Syrische regime het geweld tegen zijn eigen bevolking staakt.
President Assad en zijn regime moeten plaatsmaken voor daadwerkelijke democratische hervormingen in het land. Om die reden steunt België alle initiatieven die dit kunnen verwezenlijken.
Zoals ik al zei, is er de waarnemingsmissie van de Arabische Liga, maar ook op het niveau van de VN zou de Veiligheidsraad een sterk signaal aan het regime moeten geven om ervoor te zorgen dat er een einde komt aan deze dramatische gebeurtenissen. België roept alle leden van de Veiligheidsraad op om hun verantwoordelijkheid te nemen.
Daarnaast breidt de EU met volledige steun van België de sancties tegen het Syrische regime uit om de druk nog verder te verhogen. Nieuwe maatregelen zullen op de volgende Raad Buitenlandse Zaken worden genomen.
Je reconnais, madame Vienne, que le dossier syrien est bloqué au niveau du Conseil de sécurité, toujours en raison d'obstructions, notamment de la part de la Fédération de Russie. Je le regrette car je continue de plaider pour une réaction ferme de la part du Conseil de sécurité face à la répression qui perdure et s'accentue.
J'espère, comme je l'ai dit, que le rapport final de la mission d'observation de la Ligue arabe et la réunion de la Ligue arabe ce week-end permettront de relancer la piste onusienne et de mener à l'adoption d'une résolution la plus forte possible.
Vu l'absence de progrès à New York et suite à l'aggravation de la situation sur le terrain, je suis en faveur d'un nouveau train de sanctions européennes à l'égard de la Syrie. Des discussions sont en cours. Ces nouvelles mesures pourraient et devraient être adoptées à l'occasion du Conseil Affaires étrangères du 23 janvier prochain.
Depuis le début de la crise, la Belgique est en faveur d'une position dure face à la répression brutale à laquelle se livre le régime syrien et est favorable à l'adoption de sanctions additionnelles. Les sanctions déjà adoptées ont un effet tangible sur l'économie et les revenus du gouvernement syrien. Elles auraient toutefois un effet économique et politique maximal si elles étaient couplées aux sanctions décidées par la Ligue arabe, mais qui n'ont pas encore été mises en oeuvre dans tous ses pays membres. C'est la raison pour laquelle l'Union européenne tient particulièrement à une coordination étroite avec la Ligue arabe.
Lors du Conseil Affaires étrangères de lundi prochain, nous ferons le point avec la Haute Représentante et nos collègues sur cette situation, et notamment sur l'articulation avec les efforts qui devront intervenir au sein de la Ligue arabe et à l'échelon des Nations unies.
Volgens schattingen, mevrouw Demol, verblijven nog 570 Belgen en rechthebbenden in Syrië. Exacte cijfers zijn moeilijk te krijgen, omdat een aantal mensen zich niet registreert bij de Belgische ambassade in Damascus. Bovendien heeft de grote meerderheid van die mensen de dubbele nationaliteit.
Mijn diensten raden alle reizen naar Syrië af wegens het onvoorspelbaar en gewelddadig karakter van de gebeurtenissen. Wegens het toenemend geweld en het dalend aantal beschikbare commerciële vluchten worden nog aanwezige Belgen met aandrang verzocht het land te verlaten, zolang de grensovergangen nog open zijn.
J'ai reçu les représentants des groupes d'opposition en Syrie et je leur ai demandé d'essayer de développer au moins une plate-forme commune sur ce qu'on pourrait appeler la transition et l'après-Assad. Bien entendu, nous examinerons aussi si des initiatives à l'échelon européen peuvent être prises en termes d'action humanitaire pour tenter d'intervenir directement sur le terrain. Voilà où nous en sommes. Nous allons tout faire pour renforcer la pression sur le régime syrien. Il n'est pas question de baisser la garde en quoi que ce soit sur ce sujet.
12.05 Els Demol (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat u een zeer resoluut standpunt inneemt in deze kwestie. Ik hoop alleen dat wij – daarmee bedoel ik ook de andere Europese landen en de Arabische Liga – ons geen zand in de ogen laten strooien met betrekking tot Rusland en de resolutie waaraan zij verder werken. Ik heb de indruk dat het veeleer dient om uitstel te krijgen, want zij gaan lustig verder met het invoeren van wapens in Syrië. Ik meen dat dit ondertussen ook wel is geweten. Daarom is het zeer belangrijk dat we concrete stappen vooruitzetten en een ferm standpunt blijven innemen.
12.06 Christiane Vienne (PS): Monsieur le président, je tiens simplement à remercier M. le ministre.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de EU-Israël Associatieraad" (nr. 8380)
- de heer Roel Deseyn aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "het Israëlisch-Palestijnse vredesproces" (nr. 8733)
- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le Conseil d'association UE-Israël" (n° 8380)
- M. Roel Deseyn au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le processus de paix israélo-palestinien" (n° 8733)
13.01 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ook deze vraag dateert van vorig jaar.
Intussen heb ik vernomen dat er op 30 januari een EU-Israël Associatieraad zal bijeenkomen. Alle aspecten van het EU-Israël actieplan, inclusief kwesties als mensenrechten, zullen dan worden besproken om uit te maken of een opwaardering van de relaties aan de orde is.
Ter voorbereiding van de vergadering bespreken de 27 lidstaten hun standpunten met het oog op convergentie tot een gezamenlijke positie. Nogmaals, ik weet niet of dit overleg al heeft plaatsgevonden.
Tegen de achtergrond van de versnelde bouw van nederzettingen en van de toegenomen vernielingen van Palestijnse huizen en infrastructuur, maar ook van het gestegen geweld van kolonisten ten aanzien van Palestijnen, kan Israël, vergeleken met vorig jaar, bezwaarlijk als een betrouwbare behoeder van de mensenrechten worden beschouwd.
Ik wil u vragen of het overleg al heeft plaatsgevonden. Indien neen, wilt u dit in het overleg naar voren brengen? Indien ja, wat was de uitkomst van dit overleg?
Ik heb een zestal vragen.
Ten eerste, welke prioriteiten of concrete aandachtspunten zal België naar voren schuiven bij de uitwerking van het gemeenschappelijk Europees standpunt?
Ten tweede, wat staat er voor 30 januari op de agenda?
Ten derde, zult u bij uw Europese ambtsgenoten ervoor pleiten om bij Israël aan te dringen op een stopzetting van het Israëlisch nederzettingenbeleid? Indien ja, welke Europese hefbomen acht u gepast om de overtuigingskracht van dergelijk verzoek te versterken?
Ten vierde, zult u ervoor pleiten dat de lidstaten de EU steunen om binnen het Kwartet nieuwe impulsen te geven om de vredesgesprekken tussen beide partijen opnieuw uit het slop te trekken? Indien ja, welke impulsen hebt u voor ogen? Intussen is dit proces opnieuw op gang gebracht.
Ten vijfde, zult u de EU-lidstaten aansporen om toekomstige Palestijnse verzoeken tot lidmaatschap bij internationale organisaties te steunen?
Ten slotte, zult u gevolg geven aan de resolutie van de Senaat en de EU-lidstaten aanmoedigen om bilateraal een onafhankelijke Palestijnse staat binnen de grenzen van vóór 1967 te erkennen, los van het Palestijns verzoek tot lidmaatschap bij de Verenigde Naties?
13.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Vander Maelen, in februari 2012 is er een Associatiecomité met Israël gepland op het niveau van de hoge ambtenaren. In juni 2012 zal een Associatieraad op ministerieel niveau volgen.
Deze vergaderingen behandelen de hele waaier aan thema’s onder het EU-Israël associatieverdrag, gaande van handel over milieu tot mensenrechten en de politieke dialoog, waaronder het Arabisch-Israëlisch conflict.
De relaties tussen de EU en Israël behelzen dus een hele reeks domeinen. De oplossing van het conflict maakt daarvan deel uit. Ik deel daarin uiteraard het Europees standpunt dat u kent.
Ik verwijs daarvoor trouwens naar de regeringsverklaring.
De EU vraagt regelmatig de bevriezing van de uitbreiding van de nederzettingen. Die kolonisatie is in strijd met het internationaal recht en is een ernstig obstakel voor de vrede. Dat is de vaste Europese lijn. Ik stel vast dat de vier EU-landen die in 2011 lid waren van de VN-Veiligheidsraad, namelijk Frankrijk, Groot-Brittannië, Duitsland en Portugal, op 20 december een persverklaring hebben afgelegd. Ik steun de inhoud van die verklaring.
De EU is actief binnen het Kwartet om de onderhandelingen te herstarten. Ik zal binnen de EU blijven pleiten voor een proactieve rol van mevrouw Ashton en van haar diensten. Het vredesproces in het Midden-Oosten zal besproken worden op de Raad Buitenlandse Zaken van 23 januari.
De EU zal zich buigen over de laatste ontwikkelingen in verband met de Kwartetverklaring van 23 september 2011. De Israëlische en Palestijnse onderhandelaars hebben op 3 januari jongstleden vergaderd samen met de gezanten en de vertegenwoordigers van het Kwartet. De gesprekken vonden plaats in Amman, op uitnodiging van de Jordaanse minister van Buitenlandse Zaken. Andere gesprekken worden gepland, wat ik verwelkom. Onderhandelingen zijn de enige weg om tot een duurzame vrede tussen de partijen te kunnen komen.
De fundamentele vraag is op welke manier wij beide partijen kunnen overtuigen om een beleid te voeren dat een onderhandeld vredesakkoord mogelijk maakt. Dit zal moeten besproken worden met mijn EU-collega’s. De talloze verklaringen van de EU over het conflict hebben niet altijd het gewenste effect gehad.
Het gebruik van het associatieverdrag — ik denk in het bijzonder aan de bevriezing van de uitvoering van de afgesproken verdieping en vernauwing van de relaties met Israël — was niet echt doeltreffend. De Verenigde Naties, de Europese Unie en de Russische Federatie stellen elk voor zich vast dat de toenemende kolonisatie een tweestatenoplossing onmogelijk aan het maken is. Israël dient dat beleid stop te zetten en om te keren, anders komt de tweestatenoplossing in gevaar en daarmee ook het diplomatieke paradigma van de laatste 20 jaar.
Op dit ogenblik heeft het Kwartet de regie in handen, op basis van de verklaringen van 23 september 2011. Het is of was de bedoeling dat beide partijen aan de Kwartetleden een voorstel overmaakten over veiligheid en grenzen. Beide partijen komen echter niet naar de onderhandelingstafel. Langs Palestijnse zijde is er de kolonisatie als reden om niet te komen. Langs Israëlische zijde voert men aan alleen in rechtstreekse onderhandelingen te willen stappen en lijkt men vooraf garanties te willen over veiligheid. Ik kan begrip opbrengen voor deze argumenten, maar ze leiden alleen tot een versterking van de impasse.
Daarom komt ook de oproep van de internationale gemeenschap om zo snel mogelijk betekenisvolle onderhandelingen aan te vatten. Het is aan de partijen om hun verantwoordelijkheid op te nemen.
Palestijnse verzoeken tot lidmaatschap van internationale organisaties moeten worden bekeken binnen de mogelijkheden van het handvest van elke organisatie. België zal elk eventueel verzoek op zijn eigen merites onderzoeken, samen met zijn EU-partners. Die lidmaatschappen zijn geen substituut voor een akkoord met Israël. De Palestijnen weten dat zij een duidelijk akkoord met Israël moeten vinden.
De erkenning van de staat Palestina is een nationale bevoegdheid, die inderdaad losstaat van lidmaatschap van de VN. Toch wordt een beslissing tot erkenning het beste in EU-verband genomen. Het is de officiële positie van de EU en haar lidstaten dat zij op het gepaste ogenblik een Palestijnse staat zullen erkennen.
13.03 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik zal het met aandacht bekijken. Wij moeten ons geen illusies maken over ons soortelijk gewicht in dit dossier, maar ik vraag dat België binnen de Europese Unie zou kunnen aandringen op afspraken waarbij wij de druk verhogen op beide partijen en op beide punten. Israël vraagt veiligheid. Ik denk dat Israël recht heeft op veiligheid en dat wij dus aan Palestijnse kant de druk moeten verhogen om veiligheid te leveren; dat is niet meer dan evident.
Daarnaast moeten wij ook aan Israël vragen de nederzettingen stop te zetten. Het vredesproces is in 1993 begonnen. Toen waren er 100 000 kolonisten. Vandaag zijn er buiten Oost-Jeruzalem al 500 000 kolonisten. De bouw van woningen op wat in het kader van een tweestatenoplossing normaal gezien Palestijns grondgebied moet zijn, versnelt nog. In 2011 zijn er 20 % meer woningen of appartementen gebouwd dan in 2010.
Ik dacht dat u verwees naar het standpunt van Rusland en andere landen, maar ik denk dat het juist is dat wij Israël moeten duidelijk maken dat, als dit doorgaat, men een tweestatenoplossing onmogelijk maakt en men tot het veel moeilijkere vraagstuk komt van één staat waarin twee volkeren moeten samenleven. Voor Israël is dat een optie die zij best vermijden.
Daarom vraag ik dat Europa gebruikmaakt van een van de weinige hefbomen die wij hebben, met name het associatieakkoord. De verdere verdieping of vernauwing van de samenwerking moet afhankelijk zijn van een stop van de nederzettingen.
Ik vrees dat zeker de regering-Netanyahu eigenlijk in haar vuistje lacht, wanneer zij merkt dat wij het principe met de mond belijden, terwijl wij voor het overige doen alsof er niets aan de hand is en alsmaar nauwere economische betrekkingen met Israël uitbouwen. Volgens mij laten zij ons maar zeggen, maar doen zij hun zin. Wij creëren aldus aan onze achterdeur een onoplosbaar probleem in de regio Israël-Palestina. Wij hebben er alle belang bij om de druk op — ik herhaal het — beide partijen te verhogen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De minister moet weg, maar ik kan nog de samengevoegde vragen nrs 8391 van de heer Schiltz en 8437 van de heer Van der Maelen laten behandelen. Dat zijn de laatste vragen die vandaag worden behandeld.
- de heer Willem-Frederik Schiltz aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de financiële steun van België aan zogenaamde 'anti-Israëlprojecten'" (nr. 8391)
- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "internationale steun aan zogenaamde 'anti-Israëlprojecten'" (nr. 8437)
- M. Willem-Frederik Schiltz au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le soutien financier de la Belgique à des 'projets anti-Israël'" (n° 8391)
- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le soutien international à des 'projets anti-Israël'" (n° 8437)
14.01 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de minister, ik heb mijn gegevens gehaald uit het weekblad Joods Actueel en de onderliggende rapporten van de organisatie NGO Monitor uit Jeruzalem. Die organisatie onderzoekt ngo's die in Israël actief zijn, op basis van cijfermateriaal dat nota bene door onze Belgische ambassade in Tel Aviv werd vrijgegeven.
Daaruit zou blijken dat de Belgische steun aan Israëlische ngo’s voor 90 procent gehanteerd werd voor politieke propaganda tegen de staat Israël. Het gaat om ngo's die daar nauwelijks steun genieten en een extreemlinkse of communistische ideologische basis zouden hebben. Vele van die nog’s zouden zich specifiek richten op het bekritiseren, en soms zelfs demoniseren, van de staat Israël. Sommige onder hen pleiten zelfs actief voor een boycot van producten uit Israël.
Een woordvoerder van uw departement Buitenlandse Zaken, Michel Malherbe, heeft reeds in de krant Jerusalem Post genuanceerd dat België in principe geen ngo's financiert, maar enkel specifieke projecten ondersteunt. Daarbij wordt gekeken naar, onder andere, het engagement van de organisaties en het respect dat zij betonen voor de mensenrechten.
De Israëlische premier Netanyahu zou ons land, tijdens zijn bezoek aan België op maandag 5 september 2011, gevraagd hebben nauwer toe te zien op de Belgische geldstromen. Hij heeft die vraag ook aan andere politieke leiders uit Europa gesteld. Europa is namelijk nog altijd gekant tegen een boycot van producten uit Israël. Op 23 augustus heeft de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken gereageerd op een soortgelijke vraag. Hij heeft een brief aan de Tweede Kamer gestuurd. Daarin stelt hij dat organisaties die een beleid voeren dat in strijd is met de Nederlandse politiek, niet meer gefinancierd zullen worden.
Al die elementen aan elkaar geknoopt, brengen mij tot de volgende vragen.
Hebt u weet van een vergelijkbare vraag van de Israëlische premier aan ons land? Zo ja, wat werd daarop geantwoord? Welke acties zullen er ondernomen worden naar aanleiding van de conclusies die uit die gegevens worden getrokken? In hoeverre heerst er in België coherentie tussen het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid en de buitenlandse politiek?
Is het geven van financiële steun vanuit de Belgische ontwikkelingssamenwerking aan anti-Israëlprojecten in strijd met ons buitenlands beleid? Dat is bijna een retorische vraag. Bent u bereid te laten onderzoeken of de projecten van de betreffende Israëlische ngo's al dan niet indruisen tegen ons buitenlands beleid? Ik wil dus weten of er een concreet zicht op is of al de geldstromen naar diverse concrete projecten wel degelijk terechtkomen waar zij moeten terechtkomen, en of het mogelijk is dat hier en daar geld belandt bij dergelijke niet te ondersteunen ngo’s.
14.02 Dirk Van der Maelen (sp.a): Israëlische politici van de rechterzijde zetten al jaren een offensief in om de bewegingsruimte van kritische Israëlische mensenrechtenorganisaties te vernauwen. Op 13 november keurde het ministeriële comité twee wat ik noem ‘antidemocratische’ wetsvoorstellen goed. Een ervan bepaalt dat Israëlische ngo’s niet meer dan 4 000 euro dotatie van buitenlandse entiteiten mogen krijgen. Het tweede voorstel bepaalt dat ngo’s die niet door de Staat worden gesteund een belasting van 45 % moeten betalen op buitenlandse donaties, zelfs voor mij een zeer hoog cijfer. Nadat Europese diplomaten hun verontwaardiging uitten en wezen op het gevaar voor de democratie, bevroor premier Netanyahu het proces. Eind november kwamen Likoed en Yisrael Beytenu met een nieuw voorstel, dat gericht is tegen kritische organisaties en het recht op buitenlandse donaties wil ontzeggen.
Hoe zal u reageren wanneer premier Netanyahu of zijn regering u vraagt om toe te zien op Belgische geldstromen naar projecten van Israëlische organisaties die met bovenvermeld wetsvoorstel worden geviseerd? Zal u dezelfde verontwaardiging als die van uw voorganger uiten over het antidemocratisch karakter van de wetsvoorstellen in kwestie?
Vindt u, met het oog op een coherent ontwikkelingsbeleid en aanhoudende mensenrechtenschendingen langs beide kanten, dat projecten van Israëlische en Palestijnse organisaties die mensenrechten efficiënt verdedigen, meer steun van de Belgische federale regering verdienen? Zo ja, welke beleidsinitiatieven mogen we van u verwachten?
14.03 Minister Didier Reynders: Wat betreft de Belgische financiering van projecten ter bevordering van de vrede en het voorkomen van conflicten in de wereld, kunnen al de beslissingen teruggevonden worden op de website van de Ministerraad. België hanteert de hoogste graad van transparantie. De financieringslijn van die projecten valt niet binnen het budget van Ontwikkelingssamenwerking maar wel van Buitenlandse Zaken.
Mijnheer Schiltz, ik kan alleen maar herhalen wat eerder al door onze ambassade aan een ngo-monitor werd verklaard, namelijk dat België projecten steunt die voldoen aan een reeks criteria. Uiteraard moeten de ngo en het project de mensenrechten en de lokale wetgeving respecteren. Wij werken bij voorkeur samen met gekende ngo’s die een bewezen staat van verdienste hebben. De bedoeling is om met gerichte interventies praktische resultaten te bekomen die een breed gedragen politieke doelstelling ondersteunen. Het gaat hierbij om de ondersteuning van de rechtsstaat of het respect voor het internationaal recht, met inbegrip van het internationaal humanitair recht.
Sommige projecten verwerken internationaal gerespecteerd en bevestigd cijfermateriaal, bijvoorbeeld over de uitbreiding van de kolonisering in bezet gebied, of laten toe dat nationale rechtsmiddelen worden uitgeput.
Ik kan u dus verzekeren dat België geen projecten steunt die ingaan tegen de politieke beleidslijn.
In de politieke dialoog die België of de EU met Israël onderhouden, wordt gewezen op het levendige en pluralistische karakter van het verenigingsleven in Israël. Het is een van de aspecten die uiterst positief zijn voor het land.
Na uw vraag zal ik nog meer aandacht schenken aan een dergelijk beleid.
Dit brengt mij tot de tweede vraag over de Israëlische wetsvoorstellen om de financiering van ngo’s aan banden te leggen. Dat is niets nieuws. Er waren daaromtrent al andere wetsvoorstellen.
Zelfs als vriend van Israël ben ik verontrust over de gevolgen van een dergelijke wetgeving als die er uiteindelijk zou komen. Het is precies het open en pluralistisch karakter van de staat Israël die maakt dat het op dat punt positief afsteekt tegen sommige andere landen. Uiteraard kan niemand tegen openheid zijn, maar het is belangrijk dat alle gedachtestromen dezelfde kansen krijgen.
Ik zal ervoor pleiten om dergelijke wetsvoorstellen niet te stemmen. Ik zal dat doen tijdens een contact met de Israëlische ambassadeur. Het is beter om zo open te blijven en zelfs voor verschillende delen van mijn begroting, zoals de heer Schiltz vraagt, en misschien ook voor andere ngo’s dan deze die specifiek in uw vraag zijn vermeld.
14.04 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is een geruststelling te weten dat wel degelijk een maximale graad van transparantie op die financieringsstroom in acht wordt gehouden.
Het is eveneens een geruststelling dat u stelt dat er, dankzij de vragen van de heer Van der Maelen en mijzelf, heel streng op zal worden toegekeken dat wel degelijk de juiste projecten worden gefinancierd en dat het Belgisch geld niet oneigenlijk wordt aangewend.
Ik ben eveneens heel verheugd dat u erop zult toezien dat er in Israël geen wetgeving zal worden gestemd om de pluraliteit aan organisaties te dwarsbomen.
Ik dank u voor uw antwoord en hoop op een goede afloop.
14.05 Dirk Van der Maelen (sp.a): Ik heb de indruk dat de voorzitter meer gehaast is dan de minister. Daarom heel kort, mijnheer de voorzitter, ik ben blij met het antwoord van de minister. Inderdaad, hij zou de Israëlische ambassadeur best de goede raad meegeven om een van de sterkste argumenten die Israël gebruikt, namelijk dat het een democratie is, niet in vraag te stellen door dit soort van initiatieven te nemen.
Ten tweede, aan collega Schiltz zou ik willen zeggen: zelfs als lid van de oppositie had ik vertrouwen in de beslissingen die de regering in dat verband nam. Ik ken persoonlijk een aantal organisaties die geviseerd zijn. Een ervan is Peace Now, een organisatie die streeft naar vrede, maar die inderdaad ook – en ik weet dat dit vervelend is voor de regering-Netanyahu – wijst op de nederzettingenpolitiek. Er zijn andere organisaties die, zoals u terecht zegt, oproepen tot een boycot, niet van alle Israëlische producten, maar van producten die uit de nederzettingen komen.
U weet, zoals ik, dat het ontwikkelen van economische activiteiten in een bezet gebied en proberen daaruit winsten te slaan door producten te verkopen, tegen het internationaal recht ingaat. Ik zou zeggen: ik heb vertrouwen gehad in de regering Leterme II, Van Rompuy I en Leterme I. Ik had er toen vertrouwen in en ik heb ook het volste vertrouwen in onze regering dat ze geen projecten steunt die ingaan tegen het internationaal recht. Ik zou dat zelf niet willen, maar alle projecten die ik de afgelopen tien jaar heb zien passeren, zijn projecten die die toets kunnen weerstaan.
Ik begrijp dat u aangepord wordt door bepaalde milieus die ik heel goed ken – waar ik zelf niet echt populair ben –, maar ik zou u als jonge collega de raad willen geven om in plaats van blindweg in te gaan op de uitnodigingen, even te verifiëren alvorens u dat soort van vragen stelt. Dat is trouwens de reden waarom ik, toen ik dat zag, ook een vraag heb gesteld.
14.06 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Aangezien de heer Van der Maelen een persoonlijk feit uitlokt, kan ik u melden dat deze vragen niet zijn ingegeven door belangengroepen maar door berichten in kranten en dergelijke meer. Mijn vraag ging ook in twee richtingen. Als de premier van Israël, afgaande op de gegevens die gepubliceerd zijn, vragen begint te richten en contact zoekt met onze politiek, dan wil ik graag weten hoe de regering daarop reageert. Dat is niet hetzelfde als zou ik geen vertrouwen hebben betreffende de geldstromen vanuit Buitenlandse Zaken.
14.07 Dirk Van der Maelen (sp.a): Vooraleer de vragen gesteld zijn, heb ik al artikelen in een bepaalde Israëlische pers – Belgische pers vanuit Israëlische hoek – gezien en ik heb de teneur van die artikelen wel degelijk goed begrepen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.05 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17.05 heures.