Commission de la Justice

Commissie voor de Justitie

 

du

 

Mercredi 18 janvier 2012

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 18 januari 2012

 

Namiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.26 uur en voorgezeten door mevrouw Carina Van Cauter.

La séance est ouverte à 14.26 heures et présidée par Mme Carina Van Cauter.

 

01 Question de Mme Colette Burgeon à la ministre de la Justice sur "l'arrêt des travaux de construction des nouveaux bâtiments de la justice de paix de La Louvière" (n° 8487)

01 Vraag van mevrouw Colette Burgeon aan de minister van Justitie over "het stilleggen van de bouw van het nieuwe vredegerecht te La Louvière" (nr. 8487)

 

01.01  Colette Burgeon (PS): Madame la présidente, madame la ministre, depuis de trop nombreuses années, le tribunal du travail et la justice de paix de La Louvière sont installés, rue des Carrelages, dans des bâtiments préfabriqués peu conformes à l'idée que l'on se fait habituellement des lieux où doit se rendre la justice, raison pour laquelle le ministère de la Justice avait introduit, le 29 août 2007, une demande de permis d'urbanisme pour la construction d'un nouveau bâtiment dans le parc Gilson-Gilsoco, un parc public arboré, jouxtant l'actuel tribunal du travail.

 

Après une levée de boucliers des riverains craignant de voir leur parc défiguré et l'accord du fonctionnaire délégué de la Région wallonne, les travaux ont pu débuter au printemps 2008. Le chantier de la nouvelle justice de paix de La Louvière a alors été confié à la société M & M Sitty et a avancé à un rythme relativement soutenu tout au long de l'année 2009. Hélas, alors que le gros œuvre semblait toucher à sa fin, voilà maintenant plus d'une année que le chantier semble être à l'arrêt.

 

Madame la ministre, pour quelles raisons ce chantier est-il à l'abandon depuis de si nombreux mois? Quand les travaux vont-ils reprendre et être finalisés? Quand les magistrats et les citoyens louviérois pourront-ils disposer d'une infrastructure conforme à celle que l'on doit s'attendre à avoir dans un pays démocratique? Je vous rappelle que le canton judiciaire de La Louvière couvre environ 78 000 habitants.

 

01.02  Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, madame Burgeon, la gestion des bâtiments en chantier, avant leur mise à la disposition de la Justice, dépend entièrement de la Régie des Bâtiments.

 

En 2010, les travaux ont été arrêtés de mai à novembre en raison de différends comptables entre la société M & M Sitty et la Régie des Bâtiments au niveau de certains décomptes introduits par l'entrepreneur.

 

En 2011, le chantier a également connu un mois d'arrêt. La négociation entre l'entrepreneur et le maître d'ouvrage au sujet d'infiltrations d'eau dans les caves s'est conclue par la prise en charge par l'entrepreneur des travaux supplémentaires nécessaires. De plus, étant donné que les différentes techniques spéciales ont été confiées à des sociétés différentes, un certain nombre de retards dus au non-respect des plannings sont intervenus sur ce chantier.

 

Même si officiellement aucun planning de chantier réactualisé ne nous est parvenu récemment, la fin des travaux dans ce bâtiment, à proprement parler, est normalement prévue pour le deuxième trimestre de cette année. Il faut ensuite compter au moins un mois de travail supplémentaire pour la réalisation des abords avant du parc, avant de prévoir le déménagement de la justice de paix et de la section du tribunal du travail de Mons.

 

Enfin, l'aménagement des abords arrière, après démolition des bâtiments actuels, devrait être terminé pour la fin de 2012.

 

Présidente: Sarah Smeyers.

Voorzitter: Sarah Smeyers.

 

01.03  Colette Burgeon (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. J'espère que nous pourrons tenir l'agenda que vous nous avez donné. Je reviendrai vers vous si un problème devait se poser.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de brand in het Justitiepaleis te Brussel op 4 januari 2012" (nr. 8519)

- de heer Olivier Maingain aan de minister van Justitie over "de brandstichting in het Brusselse Justitiepaleis" (nr. 8552)

- mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "de brand in het Justitiepaleis te Brussel" (nr. 8555)

- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "de brand in het Justitiepaleis te Brussel" (nr. 8603)

02 Questions jointes de

- M. Renaat Landuyt à la ministre de la Justice sur "l'incendie au Palais de Justice de Bruxelles le 4 janvier 2012" (n° 8519)

- M. Olivier Maingain à la ministre de la Justice sur "l'incendie criminel du Palais de Justice de Bruxelles" (n° 8552)

- Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "l'incendie au Palais de Justice de Bruxelles" (n° 8555)

- Mme Carina Van Cauter à la ministre de la Justice sur "l'incendie au Palais de Justice de Bruxelles" (n° 8603)

 

De voorzitter: Mevrouw de minister, collega's, aangezien de heren Landuyt en Maingain nog niet aanwezig zijn en ik van hen niets heb gehoord, krijgt mevrouw Van Vaerenbergh als eerste het woord voor het stellen van haar vraag.

 

02.01  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, begin januari was er een brand in het justitiepaleis van Brussel. Bliljkbaar was die brand aangestoken.

 

Ik heb gisteren staatssecretaris Verherstraeten over deze problematiek ondervraagd. Hij heeft mij al een gedeeltelijk antwoord gegeven op mijn vragen, maar ik wil u nog een aantal bijkomende vragen stellen, mevrouw de minister.

 

Kunt u mij iets meer vertellen over de stand van het onderzoek?

 

Uit het antwoord van de staatssecretaris heb ik begrepen dat de camera’s op het ogenblik van de brand wel degelijk werkten. Zullen deze beelden worden vrijgegeven? Zijn de daders al gevat?

 

Bestaat er enig verband tussen de brand en de bedreiging van een of twee magistraten?

 

Ik heb van de staatssecretaris ook begrepen dat het brandalarm wel zou hebben gewerkt, maar dat het een niet-automatisch brandalarm is dat niet tijdig werd aangezet. Ik veronderstel dat dit klopt.

 

Hoeveel dossiers raakten beschadigd en van hoeveel ervan bestaat er geen elektronische versie?

 

Het verlies van deze dossiers betekent natuurlijk dat de rechtsgang vertraging zal ondervinden. In welke oplossingen voorziet u om de hinder te minimaliseren?

 

Ik heb deze week via de pers ook vernomen dat de magistraten u om bijkomende veiligheidsmaatregelen vragen. Ik heb begrepen dat u daarover reeds contact hebt gehad met staatssecretaris Verherstraeten. Zult u ingaan op de vraag van de magistraten om, bijvoorbeeld, aan de ingang in een grotere toegangscontrole te voorzien door veiligheidsagenten? Het is belangrijk dat iedereen veilig in en uit het justitiepaleis kan gaan, een gebouw dat dagelijks door veel mensen wordt bezocht.

 

Ik stel bijkomende vragen omdat ondertussen in de pers een en ander is uitgelekt.

 

Ik heb bijvoorbeeld begrepen dat er geen evaluatieplan voor het justitiepaleis zou bestaan. Dat lijkt mij nochtans zeer rudimentair voor een gebouw dat dagelijks door veel mensen wordt bezocht.

 

Ik heb nog de volgende ruimere vraag over de toekomst van het justitiepaleis van Brussel.

 

Blijkbaar is er een driestappenplan afgesproken en zouden de eerste en tweede fase reeds in uitvoering zijn. Wat houden de eerste en tweede fase in en wanneer zal de beslissing over de toekomst van het justitiepaleis vallen? Er zijn twee problemen.

 

Ten eerste, het justitiepaleis is onvoldoende beveiligd. Daarvoor moet een oplossing worden gevonden.

 

Ten tweede, er is nog een groter probleem, namelijk de toekomst van het justitiepaleis. Zal men nu nog veiligheidsmaatregelen nemen? Wat is de timing van de verschillende plannen? Zullen die plannen compatibel met elkaar zijn, in die zin dat men nu niet te veel kosten maakt om dan later weer naar een andere plaats te verhuizen?

 

02.02  Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de minister, de brandstichting is bekend. Het zou gaan om feiten die hebben plaatsgevonden na het sluitingsuur van de griffies en, zo neem ik aan, het justitiepaleis zelf.

 

Ik heb de volgende vragen.

 

Ten eerste, worden de lokalen waar zich dossiers bevinden afgesloten na het sluitingsuur van de griffie? Blijkbaar hebben de feiten plaatsgevonden in de lokalen waar de dossiers worden bewaard. Het zou gaan om aan de griffie belendende lokalen. Worden die voldoende afgesloten?

 

Ten tweede, worden de dossiers voldoende beschermd tegen verlies ten gevolge van overmacht, vernietiging of, zoals in dit geval, brandstichting? Wat is de stand van zaken in de digitalisering van de strafrechtelijke dossiers? Wat gebeurt er met de neergelegde stukken in burgerlijke dossiers? Meestal zijn dat originele stukken waarmee een vordering al dan niet staat of valt. De gevolgen voor de rechtszoekende zijn nefast wanneer dergelijke bewijsstukken verloren zouden gaan. Worden er maatregelen genomen om die stukken te beschermen tegen verlies, overmacht of vernietiging?

 

02.03  Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, l'enquête est confiée à la police de la zone de Bruxelles-Capitale-Ixelles en collaboration avec la section d'information criminelle de la police judiciaire fédérale de Bruxelles. Les enquêteurs procéderont à la réaudition des témoins oculaires qui auraient vu un individu suspect s'enfuir du palais vers 16 h 37. Cet individu a été repéré par les caméras de surveillance de la voie publique autour du Portalis quelques minutes avant les faits.

 

De eerste vaststelling van de expertise bevestigde de aanwezigheid van brandversnellende middelen op de plaats waar de brand ontstond. Die vaststelling versterkt inderdaad de hypothese van een vrijwillige brandstichting. Het onderzoek wordt op dit ogenblik naarstig voortgezet. De politie heeft onder meer, op last van het parket, beelden in beslag genomen die thans grondig worden bekeken.

 

Toutes les pièces à conviction disponibles sont utilisées et la vidéosurveillance présente est parfaitement opérationnelle.

 

Het dient aangestipt dat de brand zich voordeed in de lokalen van de correctionele griffie van het hof van beroep en niet in de lokalen van de burgerlijke griffie van het hof.

 

Het onderzoek zal aantonen of het lokaal waar de bewaarde dossiers die door het vuur werden bereikt, en waarvan de deuren in principe gesloten zijn, werd opengebroken. Niets laat ons denken dat de daders toegang tot dat lokaal hebben gehad wegens enige nalatigheid.

 

En ce qui concerne la sécurité incendie et le test positif de sécurité, un examen complet des aspects sécurité (sécurité incendie, possibilité d'évacuation, plan d'urgence et plan d'intervention) du Palais de Justice de Bruxelles a été fait au début 2010 par le service Infrastructures au sein du DG OJ (Direction générale Organisation Judiciaire), en collaboration avec le bureau d'études Scope, dans le cadre des travaux du groupe de travail P1.

 

Le rapport d'audit y afférent, daté du 27 mai 2010, mentionne une trentaine de recommandations et attire l'attention sur l'absence d'installations nécessaires pour la détection d'incendies et lance un avertissement quant à l'infrastructure imparfaite en ce qui concerne le cloisonnement contre les incendies et les produits extincteurs. Ceci relève intégralement de la responsabilité de la Régie des Bâtiments.

 

La mise en place d'un plan d'évacuation et d'urgence adéquat est impossible sans ces moyens de secours.

 

De veiligheidsvoorzieningen die mijn voorganger heeft aangekondigd, betroffen maatregelen om de security te verbeteren. Het gaat hier concreet om de security van het cellencomplex, het gedetineerdencircuit, de correctionele raadkamers en de kamer van inbeschuldigingstelling. Het betreft technieken als toegangscontrole, camerabewaking, videofonie, geïntegreerd en overkoepelend beheersplatform en met commando vanuit de politiepost in het cellencomplex. Die werken zijn inmiddels uitgevoerd en de installaties zijn operationeel.

 

Via de technische subwerkgroep P1 werd inmiddels ook beslist een reeks van supplementaire werken te laten uitvoeren die recent werden vastgelegd en die half februari van start zullen gaan. Het betreft voornamelijk hold-upalarm in alle zittingszalen en de ontdubbeling van de veiligheidssystemen naar de medewerkers Toezicht en Beheer voor supervisie bij afwezigheid van de politiediensten, zodat bediening van de installaties en passende alarmrespons 24 uren op 24 en 7 dagen op 7 zullen gegarandeerd zijn.

 

En conclusion, les dispositifs de sécurité existants fonctionnent correctement. Ces dispositifs seront optimalisés et élargis sous peu. Mais il y a un manque manifeste de dispositifs de détection des incendies et de signalisation d'évacuation.

 

Er zijn ongeveer 40 dossiers beschadigd. De dienst van de correctionele griffie zorgt, in de mate van het mogelijke, voor de digitalisering van de dossiers.

 

Na overleg met alle actoren werd op de Ministerraad van 25 maart 2010 besloten om op termijn de correctionele keten weg te halen uit het justitiepaleis en onder te brengen in een aangepaste huisvesting in de directe, nabije omgeving van de site Poelaert. De Regie der Gebouwen werd gelast met een onderzoek naar de mogelijkheden op de vastgoedmarkt om dit gedeeltelijke vertrek te realiseren. Uit recent contact met de Regie der Gebouwen mag blijken dat dit onderzoek nog steeds loopt. Zolang het onderzoek niet is afgerond, kan er uiteraard niet worden gedebatteerd over een eventuele beslissing.

 

Mevrouw de voorzitter, ik zal ook al een stukje van een antwoord geven op een vraag die later nog aan bod komt omdat een aantal additionele vragen werden gekoppeld aan vragen van de heren Maingain en Doomst. Ik zal deze straks nog eens herhalen. Ik heb aan het sociaal en administratief secretariaat op mijn departement gevraagd om, in samenwerking met de administratie en de politiediensten, initiatieven te nemen om de veiligheid rond het justitiepaleis te verbeteren.

 

U stelde de vraag naar de toekomst van het justitiepaleis en de investeringen die zullen gebeuren, ook bij een eventuele verhuis. Ik heb daarstraks gezegd dat het onderzoek van de Regie der Gebouwen nog lopende is. Realistisch gezien, kan binnen het jaar, binnen het half jaar of zelfs binnen de twee jaar dan ook geen oplossing worden verwacht. Ik vind dat in de tussentijd de veiligheid ook moet worden gemaximaliseerd. Men moet dit echter doen op basis van een goede kosten-batenanalyse. Ik heb dan ook gevraagd een nieuw operationeel plan te maken, zonder gigantische bijkomende middelen, om de veiligheid van het justitiepaleis te verbeteren. Gisteren heeft daarover een vergadering plaatsgevonden. Ik stap niet mee in de discussie over de vraag of wij op termijn al dan niet in het justitiepaleis blijven. Men kan deze discussie niet loskoppelen van het feit dat men, voor de mensen die er vandaag werken, ook moet zorgen voor een zo goed mogelijk georganiseerde veiligheid in dat prachtige gebouw.

 

In het kader van de werkgroep P1 werd begin 2010 nogmaals een volledige doorlichting uitgevoerd van de safety-aspecten, zoals brandveiligheid en evacuatie. Ik meen dat ik dit reeds heb gezegd. Er zijn een dertigtal aanbevelingen. Er is vooral gewezen op de afwezigheid van een noodzakelijke installatie voor branddetectie en waarschuwing.

 

In maart 2010 is de beslissing genomen om de correctionele keten uit het Justitiepaleis weg te halen en onder te brengen in een nieuwe huisvesting. Zoals ik reeds gezegd heb, is daar nog geen antwoord op.

 

Op die manier heb ik u toch de stand van zaken gegeven van de werkgroep, waarbij ik gevraagd heb om op korte termijn een concrete oplossing te krijgen. Wij hebben niet alleen de brand gehad, maar ook de concrete bedreiging ten opzichte van iemand die daar werkt. Dat zijn twee heel serieuze gevallen, waar ik persoonlijk zeer zwaar aan til, en waarvan ik weet dat de veiligheid van het justitiepaleis op korte termijn moet geoptimaliseerd worden.

 

02.04  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, ik ben het volledig met u eens dat er inderdaad een prioriteit van moet worden gemaakt dat op korte termijn die veiligheid kan worden gewaarborgd. Ik had mijn initiële vraag niet gesteld, maar misschien nog een bijkomende inlichting. Dat stappenplan, met stap 1 en stap 2 die al in uitvoering zijn, op wat sloeg dit precies? Ging dat over de beveiliging van het justitiepaleis?

 

02.05 Minister Annemie Turtelboom: De eerste stap – maar ik ben nu aan het memoriseren, want ik heb de nota met de drie stappen op mijn bureau liggen – was volgens mij een oplijsting, in samenwerking met het onderzoeksbureau Scope, waarbij men een analyse heeft gemaakt.

 

De tweede stap ging naar verbeteringswerking. Ik denk dat de derde stap dan het langetermijnplan was – en dat nog een aantal jaar kan duren – met de vraag of men in het justitiepaleis blijft of niet. Ik heb ze liggen, maar ik durf niet meer exact zeggen wat nu juist stap één, twee en drie waren. Anders moet u daar in een volgende vraag eens op terugkomen, want ik heb het gelezen maar ik wil geen fouten zeggen.

 

02.06  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Hebt u enig zicht op een timing met betrekking tot het nieuwe plan voor het grote geheel?

 

02.07 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb aangegeven dat ik een heel korte termijn voor ogen heb.

 

02.08  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Dank u wel mevrouw de minister.

 

02.09  Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de minister, ik kan mij aansluiten bij uw bezorgdheid rond veiligheid in het justitiepaleis, niet alleen de veiligheid van de dossiers, maar ook de veiligheid van de personen die in deze gebouwen werken. Dat moet inderdaad een prioriteit zijn en blijven.

 

Ik dank u ook voor uw voortgezette inspanningen rond de beveiliging van de justitiepaleizen.

 

Tenzij ik slecht heb geluisterd, heb ik geen antwoord gekregen op mijn vraag naar de stand van zaken van digitalisering van de strafdossiers in het algemeen. Dat geldt niet alleen in Brussel, maar in het algemeen. Akkoord, wij worden vandaag geconfronteerd met een incident in Brussel, maar het is een fundamentele vraag die kan worden gesteld: wat met dossiers die gevoelig zijn aan vernietiging ingevolge overmacht, waterschade, brandstichting, diefstal enzovoort? Er moet toch een uniek dossier zijn waarop men op ieder moment kan terugvallen.

 

Ik verneem dat u de correctionele keten uit het justitiepaleis van Brussel zult weghalen. Allemaal goed en wel, maar ik veronderstel dat ook het nieuwe gebouw waarover desgevallend sprake is, onderhevig kan zijn aan voorvallen van overmacht. Het is toch niet omdat die dossiers uit het justitiepaleis zullen zijn weggehaald, dat ze beschermd zullen zijn tegen vernietiging.

 

In ieder geval komen zij terug naar de zittingzalen op het moment van behandeling. De intentie was toch om over te gaan tot digitalisering van de strafdossiers, zodat het verdwijnen van een dossier er niet voor zorgt dat iemand vrijuit gaat en zijn straf ontloopt. Dat is een eerste punt.

 

Ten tweede, hier heb ik ook geen antwoord op gekregen: wat met de stukken die worden gedeponeerd in het kader van een burgerlijke procedure? Dit gaat vaak over unieke, originele stukken. Wanneer die verdwijnen, halen ze voor de rechtzoekende het fundament weg als hij een geschil voorlegt aan de burgerlijke rechter. Bij verdwijning van de stukken ziet hij zich ontgeriefd van zijn middelen om recht te zien geschieden. Hoe gaat men daarmee om? Wordt in beveiligingsmaatregelen voorzien? Digitalisering zal daar misschien niet mogelijk zijn, dat weet ik niet. Wat doet men om die stukken te beschermen?

 

02.10 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, ik stel voor om naar aanleiding van deze vraag de planning inzake de digitalisering en de fase waarin men zit aan de leden van de commissie te bezorgen.

 

Mevrouw Van Cauter, er zijn inderdaad twee onderscheiden zaken. Er is ten eerste de problematiek van het gebouw met zijn fantastische historische waarde, maar dat een aantal veiligheidsproblemen kent. Niets belet dat na een eventuele verhuis naar een nieuw gebouw ook daar een brand zou kunnen ontstaan. Dan komt men tot uw problematiek, in die zin dat het twee onderscheiden zaken zijn die hier sterk met elkaar zijn verweven, maar die apart moeten worden bekeken.

 

Nog voor de twee aspecten vind ik dat de digitalisering om de genoemde reden moet worden voortgezet, maar zoals reeds gezegd zal ik u de planning bezorgen. Wat het tweede aspect betreft: in een nieuw en functioneler gebouw zal het heel wat makkelijker zijn om toegangscontroles te organiseren. Dit belet evenwel niet dat we vandaag de maatregelen moeten nemen die we kunnen nemen om de beveiliging nog te verbeteren. Er is nog heel wat marge voor verbetering op korte termijn.

 

02.11  Carina Van Cauter (Open Vld): Heel kort. Ik weet niet of er een plan is met betrekking tot de beveiliging en de bescherming van burgerrechtelijke dossiers. Ja?

 

02.12  Olivier Maingain (FDF): Toutes mes excuses, madame la ministre, de ne pas avoir été présent au moment de l'introduction de ma question, mais je venais d'une conférence.

 

J'ai entendu vos éléments de réponse. On connaît les défis que vous devez rencontrer, tout comme votre prédécesseur, en ce qui concerne le bâtiment historique du Palais de Justice, afin de le mettre aux normes de la sécurité.

 

Cela étant, j'ai entendu si souvent devant cette commission les engagements les plus solennels, selon lesquels nous tiendrions des délais pour la mise en sécurité du bâtiment! Nous avons eu la thèse du box in the box. J'ai tout entendu. Je vous l'ai déjà dit et je vous le répète, afin que vous le sachiez: vous allez être confrontée aux mêmes problèmes que vos prédécesseurs. J'ignore comment cela se fait, mais particulièrement dans votre département, vous aurez toujours une excellente commission de propositions, vous aurez toujours une excellente commission d'évaluation, mais vous n'aurez jamais une excellente commission de réalisation des projets.

 

Je ne sais pas pourquoi, mais au SPF Justice, on élabore très bien les propositions, on procède très bien aux évaluations de ce qui aurait dû être fait, qui n'a jamais pu être fait, des motifs pour lesquels on n'a jamais pu le faire, mais on ne sait toujours pas pourquoi cela n'a jamais été réalisé, d'autant plus que le Portalis et le Montesquieu sont des bâtiments récents, qui ont dû être conçus avec les normes de sécurité, en principe les plus performantes.

 

Aussi, si je peux modestement vous donner un conseil: tentez d'identifier une personne qui aura la charge de la sécurité de ces bâtiments, qui sera le commandant de sécurité au Palais de Justice et de ses extensions et qui aura la charge de concevoir les plans de sécurité. Sinon, vous allez tourner en rond pendant des années, car l'on vous expliquera que les équipements ne sont jamais ceux qu'on aurait voulu avoir, parce qu'il faudrait encore disposer d'autres techniques, etc.

 

Il est temps de sortir de ce cercle infernal des commissions pour désigner un responsable de la sécurité, qui aura cette responsabilité exclusive et qui vous rendra des comptes ou à la Régie des Bâtiments simultanément. Aussi longtemps que vous ne l'aurez pas à vos côtés, nous reparlerons, tôt ou tard, des prochains incidents au Palais de Justice de Bruxelles.

 

02.13  Renaat Landuyt (sp.a): Ik sluit mij aan bij de vorige spreker, omdat ik naar aanleiding van de brand, op de geur af, een wandeling gemaakt heb in het justitiepaleis. Ik ben tussen de stellingen door gekropen en heb op mijn weg een drietal politiemensen gekruist. Ik vond het spijtig dat ze mij niet herkenden, maar ze lieten mij in elk geval overal door, ook bij de deuren waarop “verboden doorgang” stond. Men moet daar enkel even duwen en verder wandelen. Ik heb een bezoek gebracht aan het federaal parket, helemaal boven en ik heb ook alle gangen van de advocaten-generaal doorgewandeld.

 

02.14  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): (…)

 

02.15  Renaat Landuyt (sp.a): Zij zitten daarboven. Ik zal u aanwijzen waar u nog restanten ervan kunt vinden. De bovenste verdieping en die eronder heb ik afgewandeld. Ook daar ben ik een paar deuren gepasseerd waarop “verboden voor het publiek” stond. Ik dacht: ik ben parlementslid, ik mag die plaatsen dus bezoeken. Niemand heeft mij een identificatie gevraagd. De deuren waren open.

 

Het ligt dus aan kleine zaken, maar helemaal beneden vindt men de verantwoordelijke dienst van de Regie. De veiligheidsmensen komen bijeen juist naast de plaats waar men de in beslag genomen goederen levert. Dat gebeurt via een andere ingang. Ook dat heb ik even kunnen bekijken. Ik ga er volledig mee akkoord dat er wellicht een probleem is van eindverantwoordelijkheid. Op een goedkope manier zou men veel kunnen doen.

 

Men zou één persoon eindverantwoordelijke kunnen maken. Waar het bordje “verboden toegang” hangt, zou men misschien de deur kunnen sluiten. Ik kan u garanderen dat de mensen die daar werken vriendelijk zijn. Meestal zijn zij zelfs tweetalig en zij wijzen u ook de weg naar het bureau waarnaar u op zoek bent. De enige beveiliging en het enige obstakel zijn de structuur van het gebouw en de weg terugvinden. Met een beetje oefenen – ik heb het al een paar keer gedaan – begint dat te lukken.

 

Als men ervan uitgaat dat de mensen die daar werken te vertrouwen zijn, en zij dus allemaal een sleutel mogen hebben, dan zou dat al iets meer zijn dan het vertrouwen dat men nu stelt in de mensen, namelijk dat iedereen het bordje “verboden” zomaar zal respecteren. Vanuit de zaken die men daar behandelt, zou men beter moeten weten.

 

Ik ben het 100 % eens met een gratis methode. Men duidt een eindverantwoordelijke aan en men maakt kosten voor de aanschaf van sleutels.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: … (zonder micro)

 

03 Question de M. Olivier Maingain à la ministre de la Justice sur "les détachements de membres du ministère public au sein des cabinets ministériels" (n° 8533)

03 Vraag van de heer Olivier Maingain aan de minister van Justitie over "het detacheren van leden van het openbaar ministerie bij de kabinetten" (nr. 8533)

 

03.01  Olivier Maingain (FDF): Madame la ministre, votre collègue Mme Milquet, ministre de l'Intérieur et vice-première ministre, a récemment annoncé le détachement en qualité de directeur de son cabinet du procureur général de Liège.

 

Qu'il me soit permis de vous rappeler ici les termes du rapport du Conseil Supérieur de la Justice sur l'enquête dans l'affaire Fortis, rapport approuvé lors de son assemblée générale du 16 décembre 2009 et qui établissait certaines recommandations, dont celle qui, en sa page 11, stipulait que "l'article 327 du Code judiciaire doit être modifié de manière à ce que les détachements de membres du ministère public auprès de cellules stratégiques ou départements ministériels, autres que ceux de la Justice, soient interdits et que le Collège des procureurs généraux doive, à la place du procureur général, rendre un avis conforme pour les détachements de membres du ministère public auprès de la cellule stratégique de la Justice".

 

Le même rapport précisait encore qu'il faudrait "fixer des normes légales (au moins déontologiques) sur le statut du magistrat de parquet détaché". Donc le détachement est permis uniquement auprès de votre cellule stratégique et non auprès des autres ministres. On peut s'étonner que le plus haut magistrat du parquet général de Liège ne se soit pas conformé d'initiative à l'avis du Conseil supérieur de la Justice et plus encore que la vice-première ministre ait fait choix d'un haut magistrat pour diriger son cabinet.

 

Avez-vous été consultée préalablement à ce détachement? Estimez-vous que les recommandations du Conseil supérieur de la Justice, qui ne sont pas encore traduites en textes législatifs, ne méritent pas d'être suivies? À quoi sert-il d'établir des recommandations suite à l'affaire Fortis, de demander au parlement d'adopter des positions, des clarifications en ce qui concerne l'indépendance de la magistrature par rapport au monde politique, si on retrouve, parmi les plus hauts magistrats de surcroît, des détachements auprès des cabinets ministériels? Ce débat de l'indépendance du ministère public à l'égard des autorités politiques a cours dans d'autres pays également.

 

03.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur Maingain, par courrier du 2 janvier 2012, M. Visart de Bocarmé a sollicité l'autorisation d'être détaché auprès de la cellule stratégique de Mme Milquet à dater de la fin de son mandat, à savoir le 24 janvier 2012. À ce jour, aucune demande de délégation ne m'a cependant été transmise par Mme Milquet. Votre première question appelle donc une réponse négative.

 

Le Code judiciaire prévoit que le ministre de la Justice peut, de l'avis conforme du procureur général dont relèvent les magistrats, déléguer des magistrats du parquet auprès de cellules stratégiques. La délégation d'un magistrat du parquet dans un cabinet ministériel est donc parfaitement possible sur base de la législation actuelle, qui ne limite pas les possibilités de délégations au cabinet du ministre de la Justice.

 

M. Visart de Bocarmé demande une délégation sur base de l'article 324 du Code judiciaire qui prévoit qu'un chef de corps, après son mandat, peut être chargé par le ministre de la Justice d'une mission dans ou en dehors de l'Ordre judiciaire. La conséquence est qu'il ne faut pas d'avis de la hiérarchie pour cette délégation. Par définition, les recommandations contenues dans le rapport sur l'enquête particulière relative au fonctionnement de l'Ordre judiciaire à l'occasion de l'affaire Fortis n'ont pas de valeur contraignante.

 

Je n'ignore pas que les recommandations du Conseil supérieur de la Justice ont fait l'objet d'une proposition de loi et que cette question sera tranchée au parlement.

 

Compte tenu des missions légales du ministère public et du Collège des procureurs généraux, la question se pose de savoir s'il serait justifié de limiter cette délégation au seul cabinet de la Justice. La demande n'émane pas d'un cabinet des Pensions ou de l'Économie mais bien d'un cabinet qui a pas mal de liens avec la Justice. Par expérience, je sais que les ministres de l'Intérieur et de la Justice doivent travailler ensemble dans de nombreux dossiers.

 

La question de la participation de magistrats du ministère public à des cabinets ministériels fait l'objet de points de vue divergents des magistrats interrogés dans le cadre des travaux du Conseil supérieur de la Justice sur la déontologie des magistrats.

 

03.03  Olivier Maingain (FDF): Certes, madame la ministre, des recommandations n'ont évidemment pas de valeur contraignante. Il n'en demeure pas moins que c'est une orientation qui, je m'en étonne d'ailleurs un peu aujourd'hui, était assez largement partagée et aussi souhaitée par les politiques. On sait à quelle confusion conduit le détachement de magistrats au sein des cellules stratégiques, même si leur expertise peut parfois être utile. Leur expertise ne justifie cependant pas qu'ils siègent au sein des cellules stratégiques. Ils peuvent être consultés ou faire partie de groupes de travail.

 

Je ne crois pas nécessairement utile non plus que les plus hauts magistrats du ministère public, des procureurs généraux qui doivent plus que jamais garantir l'indépendance de leur ministère public, soient en relation directe avec le monde politique, au point de participer à la prise de décision politique. Qu'on le veuille ou non, cela ne garantit pas leur indépendance dans l'exercice de leur fonction. C'est un choix politique en définitive! Vous semblez dire qu'à nouveau, un débat s'ouvre.

 

À un moment donné, on nous dira que, chez le premier ministre, il est peut-être utile d'avoir un magistrat de référence parce que le premier ministre peut avoir des contacts avec … et on retrouvera le problème auquel on a été confronté. Je continue donc à penser que c'était œuvre utile qu'avait fait le Conseil supérieur, que c'était œuvre utile que des recommandations dans l'affaire Fortis aillent dans ce sens.

 

Aujourd'hui, à nouveau dans ce pays, à peine tente-t-on de faire des pas pour améliorer le bon fonctionnement des pouvoirs qu'on détricote les maigres tentatives d'avoir des résultats concrets. J'en prends acte.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Mevrouw Lahaye-Battheu, ik zie dat u uw volgende vraag samen met de heer Terwingen stelt, maar de heer Terwingen laat al zijn vragen uitstellen.

 

04 Samengevoegde vragen van

- de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "de toepassing van de omzendbrieven 154 en 154bis met betrekking tot de bodes ter terechtzitting" (nr. 8521)

- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Justitie over "de bodes ter terechtzitting" (nr. 8776)

04 Questions jointes de

- M. Raf Terwingen à la ministre de la Justice sur "l'application des circulaires 154 et 154bis relatives aux huissiers d'audience" (n° 8521)

- Mme Sabien Lahaye-Battheu à la ministre de la Justice sur "les huissiers d'audience" (n° 8776)

 

04.01  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, ik neem even de vraag van de heer Terwingen erbij. Het was mijn bedoeling om bij zijn vragen aan te sluiten en twee aspecten toe te voegen.

 

De vraag gaat over de implementatie van de rondzendbrieven van uw voorganger met betrekking tot de bodes ter terechtzitting. De vraag van de heer Terwingen was hoeveel werd bespaard door de beperkingen die de rondzendbrieven met zich hebben meegebracht met betrekking tot de aanwezigheid van bodes ter terechtzitting?

 

Ik wil daar nog twee aspecten aan toevoegen.

 

Het eerste aspect gaat over het vereenvoudigen van een aantal procedures in onze rechtbanken ingevolge enkele wetswijzigingen. Ik denk bijvoorbeeld aan het behandelen van familiezaken achter gesloten deuren.

 

Een tweede punt heeft betrekking op de afschaffing van de verplichte persoonlijke verschijning van partijen bij schuldloze echtscheiding.

 

Deze verplichting is sinds 1 december 2011 afgeschaft. De afschaffing zou volgens mij tot gevolg moeten hebben dat minder mensen in persoon aanwezig zijn. Een betrokkene mag bij de behandeling van zijn of haar echtscheiding immers nog altijd aanwezig zijn. Hij of zij moet echter niet langer aanwezig zijn. In het voorgaande ligt volgens mij de verklaring voor de veronderstelling dat de lange rijen wachtenden die er waren en die door de bodes vaak in goede banen werden geleid, veel zouden moeten zijn verminderd of quasi onbestaande zouden moeten zijn geworden.

 

Het voorgaande is een eerste aspect dat ik wilde toevoegen.

 

Er is ook het aspect van de procedures. De bodes zagen hun tewerkstelling verminderen of afschaffen. Een aantal bodes heeft een procedure tegen uw voorganger aangevat. Uw voorganger heeft ons erover ingelicht dat een beroepsprocedure voor het arbeidshof in Brussel hangende was en dat ook nog een aantal andere procedures voor diverse arbeidsrechtbanken hangende was.

 

Mijn concrete vragen zijn dan ook de volgende.

 

Ten eerste, hebt u een zicht op de invloed van enkele vereenvoudigde procedures in onze rechtbanken op het aantal noodzakelijke bodes ter terechtzitting?

 

Wordt al gevoeld dat minder mensen in persoon aanwezig moeten zijn – ik denk ter zake vooral aan de echtscheidingen –, waardoor minder bodes op de desbetreffende zittingen aanwezig moeten zijn?

 

Geeft een en ander ruimte op de rechtbanken?

 

Ten tweede, wat is de stand van zaken in de beroepsprocedure en in de procedures voor de arbeidsrechtbanken die werden aangevat door boze bodes die ontevreden waren en een opzegvergoeding vorderden? Kan u ter zake toelichting geven?

 

04.02 Minister Annemie Turtelboom: De begroting 2010 kwam tot stand tegen de achtergrond van een zware crisis. De inperking van de personeelskosten van het gehele overheidsapparaat is ook van toepassing op Justitie, met inbegrip van de rechterlijke orde. Een van de maatregelen hierbij was de beperking van het beschikbare tijdcontingent voor de bodes ter terechtzitting zoals bepaald in de omzendbrief 154 en 154bis. Deze laatste omzendbrief schetst de context waarbinnen de bodes ter terechtzitting kunnen worden ingezet en realiseert daarmee op basis van de objectieve criteria een gelijke verdeling van de beschikbare middelen over de verschillende ressorten.

 

Er werd afgestapt van individuele tijdscontingenten per rechtsmacht. Per rechtsmacht werd een globaal contingent aan uren ter beschikking gesteld die de rechterlijke overheden op basis van de noden en behoeften konden beheren. Tegelijk werden ook de zittingen van de assisenhoven alsook de grote processen buiten het vastgestelde uurquotum gesteld. Volgens de vereenvoudigde procedure worden er twee criteria afgewogen om nog bodes ter terechtzitting te hebben: het aantal aanwezige mensen en het risico van een dergelijke zitting. Indien er niet veel volk is en er zijn geen risico’s dan worden ze niet meer ingezet. Deze organisatiewijze wordt door alle partijen als positief ervaren en heeft naar tevredenheid gefunctioneerd. Omzendbrief 154bis is dus nog steeds van kracht en wordt als dusdanig uitgevoerd. In vergelijking met de vroegere regeling inzake de bodes ter terechtzitting werd op jaarbasis een besparing van anderhalf miljoen euro gerealiseerd. Door af te stappen van een lineaire besparing en te kiezen voor een objectievere verdeling van de contingenten, de circulaire 154bis, werd deze besparing als volgt over de verschillende rechtsgebieden verdeeld: Antwerpen (302 000 euro), Brussel (665 000 euro), Gent (9 000 euro), Luik (340 000 euro) en Mons (250 000 euro).

 

Er zijn momenteel nog vier gerechtelijke procedures lopende met betrekking tot de bodes ter terechtzitting, één bij het arbeidshof te Brussel met vijftien bodes in de zaak, één bij het arbeidshof te Antwerpen met vier bodes in de zaak, één bij het arbeidshof te Luik met één bode in de zaak en één bij de arbeidsrechtbank te Doornik met één bode in de zaak. Momenteel is nog geen enkele zaak gepleit. Aangezien het lopende geschillen betreft, kan ik hieromtrent geen verdere uitspraken doen.

 

Voor een tweede zaak bij de arbeidsrechtbank te Antwerpen werd de vordering afgewezen en werd door de betrokken partij geen hoger beroep ingesteld.

 

De Financiewet van 21 december 2011 voor dit begrotingsjaar gaat alvast uit van een ongewijzigd beleid. Op dit ogenblik heb ik geen intentie om wijzigingen aan te brengen in de regeling inzake de bodes ter terechtzitting. De globale begroting 2012 moet echter nog worden goedgekeurd. Op dit ogenblik is het moeilijk om de impact op de rechterlijke organisatie weer te geven.

 

04.03  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, is het cijfer juist dat Gent 9 000 euro bespaard heeft?

 

04.04 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb het aangeduid, want het valt zo uit de lijn dat ik denk dat wij het nog eens moeten nakijken, maar het staat in de officiële cijfers die ik gekregen heb. Ik heb het nagevraagd maar dat was vanmiddag en het was te laat om na te kijken of het effectief juist is. Als er daarin toch een foutje zou geslopen zijn, geef ik u de correctie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de M. Olivier Maingain à la ministre de la Justice sur "l'évaluation du protocole d'accord n° 351 du 19 avril 2010" (n° 8534)

05 Vraag van de heer Olivier Maingain aan de minister van Justitie over "de evaluatie van het protocolakkoord nr. 351 van 19 april 2010" (nr. 8534)

 

05.01  Olivier Maingain (FDF): Madame la présidente, madame la ministre, le protocole d'accord du Comité de secteur III-Justice n° 351 du 19 avril 2010 permet de canaliser le débat en cas de conflit social dans les établissements pénitentiaires et concerne les engagements réciproques du SPF Justice, de la Direction générale des établissements pénitentiaires et des syndicats publics représentatifs du personnel des services extérieurs et des établissements pénitentiaires.

 

L'accord de gouvernement du 1er décembre dernier prévoit que ce protocole sera évalué et adapté sans délai avec les représentants syndicaux des agents pénitentiaires, notamment afin qu'en cas de grève du personnel des établissements pénitentiaires, les droits de base des détenus soient garantis, tel que prévu dans la loi sur le statut juridique interne des détenus.

 

Cette évaluation devra également porter sur le cadre et les conditions de travail des agents pénitentiaires. En cas d'évaluation négative ou de grève ne respectant pas le protocole actuel ou futur, des mesures plus contraignantes seront mises en place pour assurer la continuité du service public.

 

Á ma connaissance, aucune initiative récente n'a malheureusement pu être prise en cette matière en raison de la période d'affaires courantes. Je ne doute pas que vous allez, parmi les dossiers prioritaires que vous avez trouvés en prenant vos fonctions, accorder une certaine attention à ce problème. Celui-ci est répétitif et risque à tout moment de se manifester à nouveau à l'occasion de la première grève venue du personnel pénitentiaire.

 

Auriez-vous l'amabilité de me communiquer l'état d'avancement du processus d'évaluation et d'adaptation du protocole n° 351, afin de garantir les droits des détenus en cas de grève du personnel, ainsi qu'en ce qui concerne le cadre et les conditions de travail du personnel?

 

05.02  Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, le protocole d'accord du Comité de secteur III-Justice du 19 avril 2010 sera évalué dans les plus brefs délais.

 

Comme vous le faites remarquer dans votre question, l'accord de gouvernement du 1er décembre dernier pose un cadre dans lequel cette évaluation doit se dérouler et dans lequel le protocole doit être adapté. Bien évidemment, une telle évaluation se doit d'être objective et professionnelle. Il est donc nécessaire de bien la préparer.

 

J'ai déjà pris toutes les dispositions utiles pour que le dialogue social et la concertation soient mis en continuation après installation du nouveau gouvernement. Des réunions sont actuellement en cours entre ma cellule stratégique et les responsables de mon administration concernés par le sujet, dont le président du comité de direction, le DGEPI et le directeur d'encadrement P&O, afin de préparer au mieux ce dossier avant de démarrer une procédure formelle d'évaluation.

 

Une convocation pour une réunion du Comité de secteur III-Justice sera lancée encore dans le courant de ce mois, avec notamment à l'ordre du jour la présente problématique et l'élaboration d'une méthodologie d'évaluation du protocole n° 351, avec en principe qu'il s'agirait d'une évaluation conjointe entre l'autorité et les organisations syndicales.

 

05.03  Olivier Maingain (FDF): Madame la ministre, je prends acte. J'attendrai quelques semaines avant de revenir vers vous pour connaître l'état d'avancement. Je vous remercie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Justitie over "de nieuwe echtscheidingswet en het voorleggen van documenten" (nr. 8557)

- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Justitie over "het voorleggen van documenten bij echtscheidingen" (nr. 8746)

06 Questions jointes de

- Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de la Justice sur "la nouvelle loi sur le divorce et la production de documents" (n° 8557)

- Mme Sabien Lahaye-Battheu à la ministre de la Justice sur "la production de documents lors des divorces" (n° 8746)

 

06.01  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, sinds 1 september 2007 is er een nieuwe echtscheidingswet van kracht. In die wet staat dat het niet meer aan de eisende partij toekomt of dat zij niet meer verplicht is om voor de administratieve documenten te zorgen om een zaak in te leiden. Zij moet dus niet meer zelf de geboorteakte of de attesten van woonst bij de gemeente aanvragen. In de praktijk wordt dat echter niet altijd nageleefd.

 

Dit is niet in elke rechtbank zo, maar in vele rechtbanken wordt aan de eisende partijen gevraagd om daar toch zelf voor te zorgen. Ik heb daarover aan uw voorganger een schriftelijke vraag gesteld. Hij heeft mij daarop geantwoord dat hij geen kennis had van problemen op het terrein met betrekking tot de toepassing van die wetgeving.

 

Nadien hebben wij in onze commissie een hoorzitting gehad met betrekking tot de informatisering van de burgerlijke stand. Mijn collega Sabien Lahaye-Battheu heeft toen dezelfde vraag gesteld aan de heer Karel Tobback, die antwoordde dat er wel degelijk problemen zijn. De oorzaak daarvan is de omslachtige toegang tot het Rijksregister op de griffies. Hij beloofde toen dat die situatie vanaf 1 januari 2012 zou verbeteren en dat er een vernieuwde applicatie zou worden geïnstalleerd, zodat de toegang vergemakkelijkt zou worden.

 

Ik heb daarover de volgende vragen.

 

Ten eerste, is de nieuwe toegangsmethode al van toepassing? Zo neen, waarom niet en tegen wanneer zal die wel van toepassing zijn?

 

Ten tweede, hoe zult u ervoor zorgen dat de wet in de praktijk zal worden nageleefd? Dat zou voor minder praktische beslommeringen zorgen. Voor burgers die toegang tot Justitie zoeken, zou het zo veel gemakkelijker en efficiënter worden om hun zaak beslecht te zien.

 

06.02  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de minister, ik sluit mij aan bij de vraag van collega Van Vaerenbergh.

 

Toen wij de hervorming van de echtscheiding in de Kamer hebben besproken en goedgekeurd, hebben wij, met het oog op administratieve vereenvoudiging, ervoor gekozen om in de wet in te schrijven dat van de documenten die door onze rechtbanken op een eenvoudige elektronische manier kunnen worden opgevraagd, niet telkens een papieren versie zou moeten worden neergelegd.

 

Als men nu een echtscheiding inleidt, moet er bij het verzoekschrift een uittreksel uit de geboorteakte van de kinderen, een uittreksel uit de huwelijksakte en een attest van woonst en nationaliteit zitten.

 

Collega Degroote knikt bevestigend. Hij moet die documenten waarschijnlijk ook wekelijks aanvragen bij de verschillende diensten burgerlijke stand. Bij de ene dienst moet men betalen, bij de andere niet. Bij veel diensten is het afgeschaft, maar soms moet men een euro of anderhalve euro betalen. De tarieven verschillen ook nog. Dat is een hele rompslomp en is bovendien nutteloos werk dat wij al in 2007 hoopten te kunnen aanschaffen.

 

Vijf jaar later moeten wij op het terrein vaststellen dat, ook al zegt de wet het anders, het nog altijd de partijen zijn die deze documenten in papieren vorm aan de rechtbank moeten indienen.

 

Mijn vraag betreft de vernieuwde applicatie waarop al enige tijd wordt gewacht. Is deze intussen al actief? Indien niet, wat is de timing?

 

06.03 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, collega’s, ik verwijs naar het koninklijk besluit van 14 maart 1991, waarbij aan de griffiers van de hoven en rechtbanken toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en waarin zij gemachtigd worden het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen aan te wenden.

 

Artikel 1, eerste lid van dat besluit heeft aan de hoofdgriffiers en de griffiers-hoofd van de diensten van de hoven en de rechtbanken van de rechterlijke orde toegang verleend tot bepaalde informatiegegevens uit het Rijksregister voor het vervullen van de taken die tot hun bevoegdheid behoren.

 

Luidens artikel 2, eerste lid, van hetzelfde besluit kunnen de hoofdgriffiers die bevoegdheid opdragen aan een of meer griffiers of adjunct-griffiers, die schriftelijk en met naam worden aangewezen. Die griffiers hebben al sinds jaar en dag effectief toegang tot het Rijksregister. Doch dat systeem is vandaag verouderd.

 

Momenteel wordt de overgang naar een nieuw systeem voorbereid. Daarvoor is toepassing gemaakt van artikel 12 van de Rijksregisterwet. De personen die toegang tot het Rijksregister hebben, zijn aangewezen en hebben de vertrouwelijkheidsverklaring ondertekend. Daarvan zijn lijsten opgemaakt die worden ingevoerd in het gebruikersbeheer van het nieuwe systeem. De operatie is, wat de rechterlijke organisatie aangaat, een uitvoering van de beslissing van het strategisch overleg ICT-rechterlijke organisatie.

 

Ik kan meedelen dat er momenteel tests worden gedaan met testgebruikers bij verschillende soorten diensten. Wegens het grote aantal gebruikers, namelijk 5 300, en om de weerslag van onvermijdelijke kinderziekten te beperken, zal het nieuwe systeem in stappen worden opengesteld: eerst voor een beperkt aantal gebruikers en dan gaandeweg voor meer gebruikers. De stafdienst ICT werkt hiervoor samen met Fedict en met de FOD Binnenlandse Zaken, dienst Rijksregister.

 

De griffies zijn of zullen eveneens worden uitgerust met lezers voor de elektronische identiteitskaart. Dat zal de toegang tot de gegevens in de praktijk nog vergemakkelijken.

 

06.04  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het is alvast goed dat er een proefproject komt. Wanneer kunnen wij de definitieve implicatie van het systeem in het algemeen verwachten?

 

06.05 Minister Annemie Turtelboom: Dat is moeilijk te zeggen, omdat het over een stapsgewijze uitbreiding gaat. Het hangt ook af van de kinderziekten die het meemaakt. Ik ken het dossier immers ook vanuit mijn vorige bevoegdheid. Als er geen problemen zijn, kan de uitrol veel gemakkelijker gebeuren. Als men op een bepaald moment bij die kinderziekten existentiële zaken tegenkomt, kan het vertragen. Het is dus moeilijk een concrete timing te geven.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de Mme Juliette Boulet à la ministre de la Justice sur "l'organisation de concerts en Belgique par le groupe néonazi Blood and Honour" (n° 8561)

07 Vraag van mevrouw Juliette Boulet aan de minister van Justitie over "de organisatie van concerten in België door de neonazistische groepering Blood and Honour" (nr. 8561)

 

07.01  Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Madame la ministre, Blood and Honour, un mouvement en provenance du Royaume-Uni, est un réseau de promotion de musique néonazie que Le Soir qualifiait déjà en 2006 de "nazisme à l'état pur". Ayant déjà une section flamande depuis plusieurs années, le mouvement a inauguré sa section wallonne en septembre 2011 et avait prévu plusieurs rassemblements et concerts dans notre pays dans le courant du mois d'octobre.

 

Ces rassemblements sont utilisés par ce mouvement afin de diffuser de la propagande raciste et néonazie et peuvent ensuite mener à des actes de violence raciale. Les localisations sont alors gardées secrètes afin d'éviter que les concerts ne soient interdits par les autorités judiciaires et que le groupe ne soit l'objet de poursuites en vertu de la loi Moureaux réprimant l'incitation à la haine raciale. En effet, plusieurs organisateurs ont déjà été condamnés à trois mois d'emprisonnement en mars dernier et deux des membres de la section flamande ont été condamnés en 2010 à six mois de prison ferme pour violence raciale.

 

Grâce aux révélations de l'Observatoire belge de l'extrême-droite, à la médiatisation qui suivit et aux initiatives du pouvoir judiciaire carolo, le concert prévu en Région wallonne a pu être annulé. En Flandre occidentale, l'attention du propriétaire de la salle et l'action des services de police ont également permis de déjouer l'organisation du concert.

 

Même si les concerts n'ont pas eu lieu, il a été observé que Blood and Honour reste une organisation bien préparée à l'action clandestine, qui a ses propres mesures de sécurité et qui est prête à tout pour mener ces événements néonazis. En outre, leurs actions seraient promues par plusieurs publications nazies tant francophones que néerlandophones et leurs productions distribuées par un label musical "Pure impact" qui diffuse de la musique "skinhead", et dont le site internet est accessible à tout un chacun dans notre pays.

 

Le Centre pour l'égalité des chances demande que la justice puisse, une fois de plus, effectuer les constats nécessaires relatifs au lancement de Blood and Honour en Wallonie. Le parquet de Charleroi s'est par ailleurs montré proactif et a demandé aux forces de police de réaliser un cadastre des salles pouvant accueillir ce type de manifestation. Selon le Centre pour l'égalité des chances, l'expérience montre que la mobilisation des autorités judiciaires, policières et locales est efficace une fois le lieu de rassemblement connu.

 

Madame la ministre, quelles sont les mesures que vous comptez prendre afin de renforcer et faciliter la collaboration entre les autorités judiciaires, policières et locales dans ce type de situation? Quelles sont les mesures que vous entendez prendre afin d'empêcher la prolifération de ce genre de groupe en Belgique et de la promotion et l'organisation de tels événements?

 

07.02  Annemie Turtelboom, ministre: Chère collègue, des groupuscules comme Blood and Honour sont suivis de près par les services de renseignement, de sécurité et de la police. Dans ce contexte, les services veillent à un bon échange d'informations entre eux et sont capables d'informer les autorités administratives et judiciaires sur l'organisation de groupuscules (leurs membres, leurs objectifs) ainsi que sur les activités qu'ils organisent.

 

Les autorités peuvent en déduire la menace qui pèse sur l'ordre public et la sécurité et quels sont les délits qui pourraient être commis. Les autorités administratives et judiciaires peuvent dès lors, en concertation avec les services précités, prendre les mesures qui s'imposent. Les autorités administratives peuvent interdire des activités planifiées, constater des infractions et, le cas échéant, lancer des poursuites, ce qui s'est déjà produit par le passé. Toutes les activités sont suivies de près.

 

Les procédures permettant de réaliser une bonne coopération sur le terrain existent. Je demande donc explicitement qu'elles soient pleinement utilisées. Contacter de façon préventive les gérants d'institution afin d'empêcher que Blood and Honour puisse organiser des activités chez eux est une excellente action si elle est soutenue par les partenaires publics.

 

La demande de nouvelles mesures ayant pour but de restreindre le développement de ces groupuscules et de leurs activités va dans le sens d'une interdiction des groupuscules de ce genre. La loi sur les milices privées permet d'agir quand ces groupuscules entrent dans le domaine public et limite de façon importante leur liberté d'agir. Je demande dès lors que cette loi soit appliquée de façon ferme et que l'on en détermine d'abord les limites avant de prendre des nouvelles initiatives qui limitent les droits fondamentaux.

 

Il y a beaucoup de propositions de loi qui sont introduites au parlement, mais c'est toujours difficile de trouver un équilibre entre la liberté de réunion, qui est un droit fondamental, la liberté d'expression et, d'un autre côté, l'interdiction des manifestations.

 

La raison pour laquelle il n'y a pas encore de proposition votée ou de projet de loi, c'est surtout parce qu'on n'a pas encore trouvé l'équilibre entre ces deux droits. Mais je trouve que c'est un débat que nous devons poursuivre sur le plan politique, parce que ce qui se passe est trop important.

 

07.03  Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Je remercie la ministre pour sa réponse. Je suis d'accord avec le fait d'appliquer d'abord ce qui existe et de l'appliquer pleinement.

 

Ceci étant dit, je retiens quand même une suggestion concernant le cadastre des salles qui pourraient accueillir ce genre de manifestations. À titre préventif, je pense que cela peut quand même être intéressant, parce qu'on voit que, pour l'événement qui était organisé en Flandre occidentale, c'est justement via le cadastre de ces salles ou en tout cas grâce à la sensibilisation du propriétaire de la salle qu'on a pu déjouer l'organisation du concert.

 

J'attire aussi l'attention de la ministre sur le développement des sites internet, notamment du label musical qui fait de la promotion de la musique "skinhead" et donc aussi des valeurs défendues par ces personnes, accessibles à tout un chacun. Il me semble qu'une mesure de sensibilisation et de prévention devrait être mise en place.

 

Enfin, il serait important d'activer une forte concertation avec la ministre de l'Intérieur, que vous avez été, pour travailler, d'une part, à la prévention et, d'autre part, au renforcement de la collaboration. Elle fonctionne déjà assez bien, mais un renfort de la police fédérale pourrait être nécessaire dans certains cas pour aider les polices locales et assister les autorités judiciaires.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer Karel Uyttersprot aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen" (nr. 8594)

08 Question de M. Karel Uyttersprot à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "la loi relative à la continuité des entreprises" (n° 8594)

 

08.01  Karel Uyttersprot (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, vorig jaar telden wij in totaal zowat 11 000 faillissementen. Reken daarbij nog eens 65 250 stopzettingen en dan komt men voor vorig jaar aan een nataliteit van ongeveer 3 000 bedrijven.

 

Naast de faillissementen zijn er ook enkele duizenden die een beroep doen op de wet op de continuïteit van de ondernemingen. Even ter verduidelijking, deze wet dateert van 1 april 2009 en had de bedoeling om bedrijven een tweede adem te geven, een doorstartmogelijkheid. Toch wel een nobele bedoeling. Het opzet was ervoor te zorgen dat bedrijven in moeilijkheden uitstel van betaling konden krijgen voor een periode van 6 tot 12 maanden om nadien tot een schuldherschikking te komen.

 

Wij zijn nu tweeënhalf jaar later en wij stellen vast dat ruim 70 % van de bedrijven, die een beroep doen op de WCO, toch failliet gaan. Wij stellen ook vast dat er een aantal negatieve neveneffecten zijn. Ik geef er u een aantal, zoals het oneigenlijk gebruik van de wet op de continuïteit van de ondernemingen, de vele kmo’s die het slachtoffer zijn van die wet want als iemand uitstel krijgt tot betalen dan is dat ten nadele van onze kmo’s die 6 tot 12 maanden moeten wachten op hun centen. Op het einde van de rit wordt hen bovendien gevraagd of zij akkoord gaan met een saldo van 10 tot 20 % van de factuur.

 

Er is ook sprake van concurrentievervalsing. Ik heb ter zake een voorbeeld, mevrouw de minister. Dagelijks krijgen wij overigens dergelijke voorbeelden binnen. Het is gekend dat men in de drukkerijsector onder de prijs durft te gaan. Men koopt een nieuwe machine die men niet kan betalen en men doet dan een beroep op de wet op de continuïteit van ondernemingen waardoor men de machine niet moet afbetalen zodat men de collega’s kan beconcurreren door onder de marktprijzen te gaan.

 

Recent kreeg ik een klacht binnen van een transportbedrijf. Een transportbedrijf deed een beroep op de wet op de continuïteit van ondernemingen waardoor het zijn vrachtwagens niet moet afbetalen. Een ander bedrijf is daardoor een contract kwijtgespeeld doordat het ene bedrijf, dat een beroep deed op de wet op de continuïteit van ondernemingen, 80 euro per rit minder kon aanrekenen.

 

Ik heb dan ook een aantal vragen. Hoeveel bedrijven hebben in 2011 een beroep gedaan op de WCO? Hoeveel bedrijven hebben de doorstart — wat uiteindelijk de bedoeling was van de wet — met goed gevolg doorstaan? Hoeveel bedrijven hebben die doorstart niet gehaald?

 

Hoever staat het met de beloofde evaluatie van de wet en de mogelijke bijsturingen die volgens ons toch wel nodig zijn, en dit met het oog op de bescherming van de niet-gewilde slachtoffers van die wet?

 

08.02 Minister Annemie Turtelboom: In 2011 hebben 1 336 ondernemingen gebruikgemaakt van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen. Met betrekking tot uw tweede en derde vraag kan ik meedelen dat, volgens de laatst beschikbare statistieken van Graydon, steeds meer ondernemingen die een gerechtelijke reorganisatie aanvragen toch failliet gaan, binnen twee maanden na de aanvraag. Nauwkeurige statistieken over het aantal geslaagde en mislukte reorganisaties kunnen schriftelijk worden opgevraagd. In dit korte tijdsbestek kan ik die niet geven.

 

Wat de evaluatie van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen betreft, er loopt op dit ogenblik een evaluatie vanuit het Verbond van Belgische Ondernemingen. Die is in 2011 gestart, in verschillende werkgroepen, en gaat over de toegang tot de procedure en de gelijkheid van de schuldeisers. In 2012 wordt een algemene evaluatie van de wet voorgesteld. Daar is men mee bezig.

 

08.03  Karel Uyttersprot (N-VA): Mevrouw de minister, ik weet dat het kort dag was om die gegevens te verzamelen, maar ik stel met u vast dat steeds meer bedrijven die er een beroep op doen toch failliet gaan.

 

De evaluatie van het VBO is mij bekend. Ik wil erop aandringen dat bij die evaluatie zowel de believers en non-believers als eventuele slachtoffers gehoord worden, zodat men een totaalbeeld kan krijgen van de richting die wij moeten uitgaan en de bijsturingen die moeten gebeuren. Ik wil het kind niet met het badwater weggooien, maar ik meen dat er een grondige aanpassing nodig is.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De samengestelde vragen 8602 en 8629 van de heer Landuyt zijn uitgesteld.

 

09 Vraag van de heer Koenraad Degroote aan de minister van Justitie over "de rol van de procureur in de zaak HaZoDi" (nr. 8615)

09 Question de M. Koenraad Degroote à la ministre de la Justice sur "le rôle du procureur dans l'affaire HaZoDi" (n° 8615)

 

09.01  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb deze vraag ingediend op 10 januari 2012. Ze ging over de stand van zaken en over het parket-generaal dat de rol van de procureur des Konings inzake HaZoDi onderzoekt. Op 14 januari 2012 lees ik in de media al een gedeeltelijk antwoord. De procureur des Konings in Hasselt zou niets te verwijten vallen. Dat antwoord kreeg uiteraard heel wat weerklank maar het gevolg zou ook kunnen zijn dat de indruk ontstaat dat al de geformuleerde klachten met betrekking tot bepaalde inbreuken naar de prullenmand zouden worden verwezen. In het belang van de waarheid en de geloofwaardigheid van onze rechtsstaat moet er een motivatie zijn van de beslissing van het parket-generaal. Betreft het een gewone uitspraak? Bestaat er een rapport van? Hoe is men tot die uitspraak gekomen?

 

Dat is mijns inziens heel belangrijk. Ik kan mij wel bepaalde zaken indenken. Als men van mening is dat die persoon geen rechtstreekse partij is, als een procureur de autonomie heeft om bepaalde zaken al dan niet te seponeren en als men daar binnen de lijntjes blijft, dan heeft men niets misdaan en is er geen vuiltje aan de lucht. Dat kan ik nog begrijpen.

 

Bepaalde zaken kan ik niet begrijpen en kan ik mij ook niet inbeelden, bijvoorbeeld dat de uitspraak van het parket-generaal zou inhouden dat men akkoord gaat met de procureur die zegt: ‘”We moeten die mensen monddood maken” en met “die mensen” bedoelt hij de klokkenluiders. Ik kan mij niet indenken dat het een goedkeuring is. Ik kan mij ook niet indenken dat het parket-generaal daarmee akkoord zou gaan en zou zeggen dat er eigenlijk geen verzekeringsfraude of examenfraude gepleegd is, zoals men dat ook voor andere inbreuken zou kunnen zeggen. Ik kan me niet indenken dat die uitspraak van het parket-generaal dat zou inhouden.

 

Mevrouw de minister, beschikt u over de motivatie van het parket-generaal om tot die uitspraak te komen? Beschikt u over een verslag van de verrichtingen die zij hebben gedaan en waarin misschien een motivatie staat? Zo neen, zult u dat opvragen?

 

09.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, het opsporingsonderzoek op het parket-generaal ten aanzien van de procureur des Konings te Hasselt met betrekking tot zijn uitspraak in de media werd door de procureur-generaal zonder gevolg gerangschikt. In hoofde van de heer Rubens kunnen immers geen strafbare feiten worden aangetoond. Dat sepo heeft voor gevolg dat de procureur-generaal verder geen materiële bevoegdheid meer heeft om de overige aangeklaagde feiten te onderzoeken, aangezien daarin geen titularissen van het voorrecht van rechtsmacht worden geviseerd.

 

Het strafrechtelijk informatieonderzoek met betrekking tot de overige feiten zal, in hoofdzaak voor het aspect pesterijen, worden voortgezet door het arbeidsauditoraat te Hasselt.

 

Voor het aspect graaicultuur zal het onderzoek worden gevoerd door het parket van de procureur des Konings te Hasselt, aan wie eerstdaags de dossierstukken zullen worden bezorgd. Concreet gaat het over de klacht met burgerlijke partijstelling neergelegd door vier klokkenluiders op 28 januari 2011 bij de onderzoeksrechter te Hasselt, de vier klachten neergelegd door mevrouw Claes op 10 oktober 2011 bij de federale gerechtelijke politie te Hasselt, en ten slotte een klacht neergelegd door een gemeenteraadslid te Hasselt met betrekking tot beweerde onregelmatigheden naar aanleiding van het ontslag van de kabinetschef van de burgemeester van Hasselt.

 

09.03  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik leid eruit af dat u de beslissing omschrijft, maar dat u niet over een aparte motivatie beschikt. Die hebt u dus niet. In ieder geval, ik denk dat zo’n motivering zeer belangrijk en zeer noodzakelijk is, ook voor het verrichte onderzoek. Via kringen van AIG heb ik zijdelings vernomen dat er door het parket-generaal praktisch geen onderzoek is gevoerd. Men heeft enkel bepaalde klachten laten opnemen. Ik vraag mij dus af hoe ernstig dat onderzoek werd gevoerd bij het parket-generaal.

 

Tevens heeft de heer Rubens sedert 2009 reeds enorm veel gecommuniceerd in dit dossier. In zijn communicatie komt het er telkens op neer dat er geen inbreuken zijn en dat er geen onrechtmatige vergoedingen zijn uitbetaald, terwijl de feiten dat toch tegenspreken.

 

Tot nu toe is er toch een aantal zaken aan het licht gekomen zoals de onterecht uitbetaalde vergoedingen aan leden van het politiecollege en leden van de korpsleiding. Dat kwam aan het licht dankzij onderzoek en klokkenluiders, allemaal in strijd met wat de heer Rubens heeft verkondigd.

 

In hoeverre kan die man in het kader van geloofwaardigheid nog nuttig en geloofwaardig onderzoek verrichten in deze zaak?

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van de heer Koenraad Degroote aan de minister van Justitie over "de werklast bij de vredegerechten" (nr. 8631)

10 Question de M. Koenraad Degroote à la ministre de la Justice sur "la charge de travail au sein des justices de paix" (n° 8631)

 

10.01  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, deze vraag gaat over de vredegerechten. In kringen van de balie vernemen wij dat er soms een groot verschil is van werklast in de ene zetel van een vredegerecht in vergelijking met een andere. Ook binnen de gerechtelijke orde zelf geeft men ons soms aan dat er sterke verschillen bestaan. Een veelgehoorde oorzaak zou de werklast van de vrederechters zijn die ongelijk is verdeeld tussen de verschillende kantons.

 

De vraag wordt gesteld of het mogelijk is om, naargelang het aantal behandelde zaken op jaarbasis, per vredegerecht meer vrederechters te benoemen als titularis van twee of meerdere zetels. Vandaag wordt daar al gebruik van gemaakt.

 

Het is daartoe logisch en noodzakelijk om over de juiste cijfergegevens te beschikken. Op de website van de FOD Justitie zijn daartoe verschillende documenten beschikbaar, zoals de jaarcijfers van de hoven en de rechtbanken en de kerncijfers van de gerechtelijke activiteit 2000 tot 2010. Ook een nieuw informaticasysteem in de vredegerechten werd in gebruik genomen. Basisgegevens over de vredegerechten zijn dus beschikbaar. De FOD Justitie schrijft er echter zelf bij: voor zover zij betrouwbaar zijn.

 

Mevrouw de minister, mijn vraag richt zich op de analyse van dat cijfermateriaal.

 

Mijn eerste vraag is een technische vraag. De jaarcijfers van 2010 van de vredegerechten geven een overzicht van alle nieuwe zaken op de algemene rol. Volgens de toelichting verenigt de algemene rol zaken waarvoor een rolrecht wordt betaald en zaken die daarvan worden vrijgesteld. Wordt daarmee bedoeld dat enkel de zaken vermeld worden waarvoor een dossier geopend dient te worden en dus rolrechten betaald dienen te worden, of vermelden die cijfers alle ingeleide zaken, wat een juiste evaluatie van de effectieve werklast bemoeilijkt? In het laatste geval had ik graag de cijfers bekomen van enkel de zaken waarvoor een rolrecht betaald moet worden.

 

Ten tweede, beschikt u over een vergelijkende studie, bijvoorbeeld van de jongste vijf jaar, over het aantal nieuwe en het aantal behandelde zaken per kanton op basis van het aantal vrederechters dat benoemd is in het betreffende kanton? Zo ja, is die studie beschikbaar? Staat die studie toe om een evaluatie te maken van enerzijds de aanstelling van meerdere vrederechters bij eenzelfde kanton of anderzijds de aanstelling van één vrederechter voor meerdere kantons?

 

Kunnen uit die studie bepaalde criteria of gevolgtrekkingen worden afgeleid voor verdere aanstellingen?

 

Wordt overwogen om bijkomende vrederechters aan te stellen of een vrederechter te benoemen in meerdere zetels? Hoe staat het dan met de werklastmeting op het niveau van die vredegerechten?

 

10.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Degroote, wat betreft uw technische vraag, kan ik verduidelijken dat bij de vredegerechten in 2010 in totaal 362 844 nieuwe zaken werden ingeleid op de algemene rol. Voor elk van deze zaken werd een dossier ingeleid, onafhankelijk of er een rolrecht werd betaald. Op de algemene rol werden in 2010 dus 362 844 dossiers geopend. Ook voor zaken die wettelijk vrijgesteld zijn van rolrecht, zoals onder andere betreffende de voorlopige bewindvoering, werd dus een dossier geopend. Elke nieuwe zaak opgenomen op de algemene rol komt dus overeen met een geopend dossier.

 

Wat betreft de werklastmeting, werd prioriteit toegekend aan de hoven van beroep. Het Vast Bureau voor Statistiek en Werklastmeting heeft in juni 2011 een nieuw project opgestart voor de arbeidsrechtbanken. Voor de vredegerechten is er echter nog geen project aangevat door het Vast Bureau voor Statistiek en Werklastmeting van de zetel.

 

De Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde heeft wel onderzoek verricht naar het bepalen van de kostprijs van een procedure voor de vredegerechten en heeft in dit verband productlijsten en vergelijkingsmateriaal verzameld.

 

Dit laat evenwel niet toe een globaal overzicht te hebben van de werklast van de vredegerechten. Er bestaat dan ook geen vergelijkende studie die de gemiddelde werklast van een vrederechter per kanton berekent.

 

Er is in beginsel slechts een vrederechter per kanton. Artikel 69 van het Gerechtelijk Wetboek laat toe toegevoegde vrederechters te benoemen, maar de toepassing van deze bepaling is beperkt. Op de 187 kantons zijn er slechts acht waar een toegevoegde vrederechter is aangeduid en twee waar omwille van de herindeling van de gerechtelijke kantons nog een vrederechter in bovental aanwezig is.

 

De kleinschaligheid van de vredegerechten maakt nochtans dat deze heel gevoelig zijn voor incidentele of structurele gebeurtenissen, zoals ook de toename van de werklast.

 

De hertekening van het gerechtelijk landschap heeft mede tot doel om een nieuwe schaalgrootte te bepalen voor de verschillende rechtsmachten.

 

Deze hervorming zal rekening moeten houden met de specificiteit van de vredegerechten en de eigenheid van elk kanton trachten te verenigen met de behoefte aan grotere mobiliteit van de magistraten. Het regeerakkoord verwijst desbetreffend naar de mogelijkheid dat de vrederechters kunnen gepoold worden op het niveau van het arrondissement.

 

10.03  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb één cijfer niet gehoord. Hoeveel vrederechters zijn er die twee kantons bedienen?

 

10.04 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb dat cijfer niet bij de hand. Dat zijn de toegevoegde. Ik zal u dat nog bezorgen.

 

10.05  Koenraad Degroote (N-VA): Dat cijfer zou ik graag hebben. Een voorzichtige denkpiste: er bestaat misschien een mogelijkheid om dit meer toe te passen, zodat bij ongelijke werklastverdeling er een vermindering van het aantal vrederechters kan komen, waardoor bepaalde middelen vrijkomen voor andere domeinen in Justitie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de M. Éric Jadot à la ministre de la Justice sur "l'anonymisation des tueurs de masse dans les médias" (n° 8695)

11 Vraag van de heer Éric Jadot aan de minister van Justitie over "het anonimiseren van massamoordenaars in de media" (nr. 8695)

 

11.01  Éric Jadot (Ecolo-Groen): Le drame survenu à Liège le 13 décembre dernier rappelle tristement un environnement social marqué par une violence spécifique, celle des crimes de masse. Le phénomène existe bien entendu depuis longtemps. Il a eu toutefois tendance à s'amplifier ces dernières années.

 

En Belgique, la tuerie de Liège constitue le troisième cas de ce genre en cinq ans, après l'affaire Hans Van Themsche à Anvers et celle de Kim De Gelder. Les pays voisins ne sont pas épargnés non plus: la France, la Suisse, l'Allemagne ont été le théâtre, ces dernières années, de cas similaires.

 

Prévenir ce type de crimes reste délicat. Pourtant, j'observe une hyper-médiatisation contribuant à accroître la notoriété des tueurs de masse. Suite au drame de Liège, le pays n'a pas fait exception. Le portrait de l'auteur de l'attentat a été abondamment diffusé en une des médias. Des voix se sont élevées, notamment parmi les spécialistes de la santé mentale, pour dénoncer cet état de fait, potentiellement de nature à inciter de futurs auteurs à passer à l'acte.

 

Or, selon les études disponibles portant sur le profil des tueurs de masse, cette médiatisation a des impacts sur le passage à l'acte sociopathe. C'est la raison pour laquelle certains pays, comme la Suisse et le Canada, observent des règles de déontologie strictes dans les médias. Ceux-ci ne diffusent pas les noms des tueurs de masse. L'anonymisation contribue à éviter de motiver des personnes à risque qui voudraient passer à la postérité.

 

Mes questions sont donc les suivantes. Quelle est votre analyse du phénomène des tueurs de masse vis-à-vis des effets de médiatisation? Quelles sont vos observations quant à la communication des parquets vers les médias de masse lors de tels événements? Que préconisez-vous? Plus précisément, au vu des règles déontologiques mises en œuvre dans certains pays comme la Suisse, ne pensez-vous pas qu'il pourrait être judicieux de légiférer afin de limiter ou d'interdire la publicité faite à ces auteurs?

 

11.02  Annemie Turtelboom, ministre: Je suis consciente de la problématique de la médiatisation de l'enquête et des procédures pénales, et de la difficulté de trouver un équilibre entre les différents intérêts lors de la communication d'informations par les enquêteurs et les services de police compétents dans le cadre de l'enquête préparatoire.

 

Communicatie met de pers inzake meerdere moorden zal normaliter geschieden in het kader van een gerechtelijk onderzoek. Dit wil zeggen dat alsdan een onderzoeksrechter werd gevorderd door het parket.

 

Au niveau des parquets, il existe une circulaire commune du ministre de la Justice et du Collège des procureurs généraux, concernant les informations qui peuvent être transmises à la presse par les autorités judiciaires et les services de police durant la phase de l'enquête préparatoire. Cette circulaire a été approuvée le 30 avril 1999 et est entrée en vigueur le 15 mai 1999.

 

La circulaire règle la communication d'informations à la presse par les parquets et les services de police compétents, dans le cadre de l'enquête préparatoire. Non seulement, elle vise à donner un contenu pratique et uniforme aux dispositions légales en la matière mais elle a également pour objectif de tenter d'établir une relation harmonieuse entre les autorités judiciaires et la presse en matière de communication d'information judiciaire.

 

L'opportunité de la communication d'informations et le contenu de l'information doivent, en toutes circonstances, être appréciés en fonction de l'intérêt public mais doivent prendre en considération: premièrement, la présomption d'innocence; deuxièmement, les droits de la défense des personnes soupçonnées, des victimes et des tiers; troisièmement, le droit au respect de la vie privée et de la dignité des personnes.

 

Dans la mesure du possible, l'identité des personnes citées dans le dossier n'est pas communiquée. Cet intérêt public doit être la résultante d'un équilibre établi nécessairement par le parquet, entre les intérêts d'une bonne administration de la justice et les intérêts d'une transmission correcte et fiable de l'information. Un équilibre entre tous ces intérêts a toujours été difficile à trouver et a déjà fait l'objet de beaucoup de débats.

 

Néanmoins, suite à une série d'évènements qui se sont produits ces derniers temps et qui mettent en question la pratique existante, une actualisation de la circulaire doit être envisagée, avec la participation du Collège des procureurs généraux. Ce point sera mis à l'ordre du jour de la première réunion de la ministre avec le Collège des procureurs généraux, dans le cadre d'une évaluation de la pratique existante et les règles déontologiques d'autres pays qui peuvent être prises en compte. À titre d'exemple, un débat avec les acteurs de terrain devrait être envisagé.

 

11.03  Éric Jadot (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie. Lors des premiers débats après l'attentat, plusieurs collègues avaient souligné cet aspect de la situation, qui comporte plusieurs volets, vous les avez cités: droit à l'information, présomption d'innocence, vie privée. Je suis heureux de voir que vous traitez avec attention cette problématique. C'est aussi une bonne nouvelle que la circulaire de 1999 sera actualisée. La coordination avec les acteurs de terrain est vraiment souhaitée.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Question de M. Éric Jadot à la ministre de la Justice sur "l'extradition de Nizar Trabelsi vers les USA" (n° 8696)

12 Vraag van de heer Éric Jadot aan de minister van Justitie over "de uitlevering van Nizar Trabelsi aan de Verenigde Staten" (nr. 8696)

 

12.01  Éric Jadot (Ecolo-Groen): Madame la ministre, mon collègue Siegfried Bracke et moi-même avions eu l'occasion d'interroger votre prédécesseur sur la décision potentielle d'extrader Nizar Trabelsi, annoncée par WikiLeaks. Le ministre De Clerck nous avait rassurés à cet égard.

 

Le 11 janvier 2002, une vingtaine de détenus arrivés d'Afghanistan étaient emprisonnés dans des cages à ciel ouvert sur la base navale de Guantanamo que les autorités étasuniennes louent à Cuba en vertu d'un traité de 1903. À ce jour et malgré les promesses de fermeture de ce centre, 171 hommes sur 779 sont toujours détenus, la plupart sans inculpation ni jugement. Quatre-vingt-neuf d'entre eux ont été jugés "libérables" par les autorités militaires, mais leur retour dans leur pays est empêché par une loi votée au Congrès.

 

Un rapport récent - "Une décennie de dommages aux droits de l'homme", publié par Amnesty International - pointe le centre de Guantanamo comme: "le symbole d'abus et de mauvais traitements", mais aussi celui d'"une atteinte majeure aux principes internationaux des droits de l'homme" toujours en vigueur.

 

Estimez-vous, madame la ministre, qu'un gouvernement en affaires courantes puisse prendre de telles décisions qui ont un impact géopolitique certain? Quelles garanties de traitement humain peuvent-elles être données, attendu que le passé de Trabelsi au sein de la mouvance AI Qaida comporte un risque de transfert au centre de Guantanamo? Au vu des éléments pointés par les ONG telles qu'Amnesty, quel positionnement devrait adopter notre pays? Si mes informations sont exactes, la peine de Nizar Trabelsi arrive à échéance courant mars 2012. Celui-ci a vécu une incarcération en isolement de près de dix ans et six mois. La Cour vient de confirmer qu'il ne peut être extradé dans l'attente de l'arrêt de la Cour européenne des droits de l'homme. Quelle attitude le gouvernement souhaite-t-il dès lors adopter? Une prolongation arbitraire de l'incarcération de l'intéressé est-elle envisagée? Selon quelles justifications?

 

12.02  Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, il est évident que toutes les personnes suspectées de terrorisme par les États-Unis n'ont pas été incarcérées à Guantanamo Bay et jugées par une military commission, bien au contraire. Les cours et tribunaux américains qui appartiennent depuis 2001 au système juridique civil ont condamné et acquitté des dizaines de personnes inculpées de terrorisme. Les condamnés ne se trouvaient pas à Guantanamo Bay et n'y ont pas été conduits par la suite. Dans ce dossier, il a été établi d'emblée et de manière irréfutable que ce sont un tribunal et un procureur ordinaires qui poursuivent Trabelsi et qui demandent son extradition. La demande d'extradition émane du ministère américain de la Justice et repose exclusivement sur les poursuites d'un mandat d'arrêt d'un juge fédéral américain.

 

En vertu du traité d'extradition, les parquets et cours ordinaires ainsi que le ministère de la Justice peuvent également demander une extradition. L'application de la loi spéciale ne relève pas du tout du traité d'extradition.

 

Enfin, les États-Unis ont encore indiqué expressément par le biais d'une note diplomatique que Trabelsi n'est pas et ne sera pas concerné par la législation spécifique aux commissions militaires.

 

Chaque procédure d'extradition s'applique indéniablement à un dossier individuel. Il n'y a par conséquent aucune raison de croire qu'une procédure d'extradition, à l'instar de toutes les autres décisions administratives relatives à des dossiers individuels, ne puisse avoir lieu en période, même prolongée, d'affaires courantes. Une partie de cette procédure est d'ailleurs purement judiciaire. Le fait de ne jamais pouvoir prendre de décision en matière d'extradition en période d'affaires courantes compromettrait sérieusement la procédure et le respect des obligations conventionnelles internationales.

 

Depuis la réalisation de ce traité sur les extraditions, les gouvernements successifs ont pris et exécuté des arrêtés d'extradition, y compris en période d'affaires courantes. En outre, depuis que la Belgique a conclu des traités d'extradition, à partir du XIXsiècle, aucune personne n'a jamais attaqué pour ce motif devant une juridiction judiciaire et/ou administrative un arrêté d'extradition pris en période d'affaires courantes.

 

Trabelsi subit, jusqu'en mars 2012, les peines qu'il s'est vu infliger en Belgique. Le 6 décembre dernier, la Cour européenne des droits de l'homme a imposé une mesure provisoire qui empêche pour le moment la Belgique d'exécuter l'arrêté d'extradition. Cette mesure se fonde sur l'article 39 du règlement interne de la Cour. Par définition, la mesure provisoire ne se prononce pas sur la recevabilité ni sur le bien-fondé de la plainte que Trabelsi a déposée devant la Cour le 23 décembre 2009.

 

D'ailleurs, cette plainte n'a jusqu'à présent toujours pas été formellement notifiée aux autorités belges et la Cour ne leur a pas non plus demandé de réagir. À la suite de la mesure provisoire, les autorités belges ont déposé, le 20 décembre 2011, un certain nombre d'arguments auprès de la Cour. Ces arguments portaient sur la mesure provisoire proprement dite. La question de l'absence de notification officielle de la plainte y a également été abordée. La Cour a communiqué ses arguments au conseil de Trabelsi, qui y a réagi.

 

Le 11 janvier dernier, la Cour a décidé de ne pas lever la mesure provisoire, cette décision n'était pas motivée, étant donné que la mesure provisoire a pour seul but d'empêcher temporairement l'extradition jusqu'à ce que la Cour se soit au moins prononcée sur la recevabilité de la plainte. La décision d'extradition même n'a pas été examinée. La fin de l'exécution des peines marque dès lors le début de la détention aux fins d'extradition, légitime à la lumière du traité d'extradition et de la loi sur les extraditions.

 

Cette détention ne constitue donc aucunement une prolongation arbitraire de l'incarcération de l'intéressé, comme vous le dites. La formulation de cette partie de votre question semble suggérer que Trabelsi serait en quelque sorte la victime de deux erreurs judiciaires, et que la décision d'extradition particulièrement motivée dont jusqu'à présent seule l'exécution par une mesure provisoire de la Cour européenne des droits de l'homme a été temporairement suspendue ne constituerait pas une base légitime pour la détention aux fins d'extradition et donc pas une prolongation de la détention en cours. Il s'agit, selon moi, d'une vision erronée.

 

12.03  Éric Jadot (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse très complète et transparente. Elle est rassurante à certains égards, notamment en ce qui concerne les procédures militaires américaines et Guantanamo. Pour le reste, des discussions juridiques doivent effectivement avoir lieu. Je suppose que les avocats de Trabelsi ont des arguments pour rétorquer à votre raisonnement.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de weigering van Senegal om Hissène Habré uit te leveren" (nr. 8698)

13 Question de Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "le refus du Sénégal d'extrader Hissène Habré" (n° 8698)

 

13.01  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, op 11 januari, nog niet zo lang geleden, hebben we bericht gekregen dat de kamer van inbeschuldigingstelling van Dakar, Senegal, geweigerd heeft om de uitlevering toe te staan aan België van de vroegere president van Tsjaad, de heer Hissène Habré. Deze oud-president wordt hier in België vervolgd voor een hele reeks ernstige misdaden zoals misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden, systematische marteling van gevangenen, zware overtredingen van het internationaal humanitair recht, enzovoort.

 

Het onderzoek is eigenlijk al afgerond in 2005, en de onderzoeksrechter die zich bezighoudt met dat dossier heeft toen al een internationaal aanhoudingsmandaat uitgeleverd, wat logisch is. Uiteraard moet uitlevering daarvan het gevolg zijn, maar dit wordt geweigerd door het Senegalese gerecht. In Dakar is men van mening dat de vraag tot uitlevering niet strookt met de Senegalese wettelijke bepalingen.

 

Bovendien zou het dossier slechts enkel een kopie van het aanhoudingsbevel bevatten, terwijl het een origineel moet zijn. Dit zijn blijkbaar vormelijke redenen.

 

Het is al een lang verhaal dat al enige tijd aan de gang is, en de weigering uit Dakar is natuurlijk een bijkomende drempel, terwijl de intentie in Brussel erin bestaat om betrokkene hier te vervolgen voor al de wreedheden die tijdens zijn bewind werden gepleegd. Aangezien de redenen die men aanhaalt om de uitlevering te weigeren puur van procedurele en formele aard zijn, kan men volgens mij altijd een nieuwe vraag tot uitlevering stellen.

 

Mevrouw de minister, misschien kunt u ons duidelijk schetsen wat de precieze redenen waren van het Senegalese gerecht om de vraag tot uitlevering te weigeren. Hoe schat u deze in? Zal België een nieuwe vraag tot uitlevering indienen? Eigenaardig genoeg las ik net vandaag dat men dit blijkbaar toch schijnt te overwegen, via Buitenlandse Zaken. Ik denk dus dat ik het antwoord al halvelings ken, maar u kunt het hier vandaag bevestigen.

 

Hebt u samen met de minister van Buitenlandse Zaken contact opgenomen met uw Senegalese collega over deze zaak. Indien er dan toch een positief gevolg zou komen aan het hele verhaal, en de uitlevering wel zou worden toegestaan, hebt u er zicht op hoe snel de voorzitter van het hof van beroep in Brussel een hof van assisen zal kunnen samenstellen in deze zaak, zeker rekening houdend met de achterstand die Brussel op dat vlak heeft.

 

13.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, de kamer van inbeschuldigingstelling van het hof van beroep te Dakar heeft twee argumenten aangevoerd om het door België ingediende uitleveringsverzoek onontvankelijk te verklaren.

 

Ten eerste, het Belgisch uitleveringsverzoek, artikel 9 van de Senegalese wet van 1971, betreffende de uitlevering zou niet in acht zijn genomen, aangezien het bij het dossier gevoegde afschrift van het internationaal aanhoudingsbevel niet authentiek zou zijn geweest.

 

België had op 5 september 2011 bij de verbale nota aan de Senegalese overheid wel degelijk een afschrift gevoegd van het aanhoudingsbevel dat op 19 september 2005 was uitgevaardigd tegen betrokkene. Dit afschrift was door de griffier van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel voor eensluidend verklaard en door de FOD Justitie en de FOD Buitenlandse Zaken gelegaliseerd, waardoor het volledig beantwoordt aan de Senegalese wetgeving.

 

Er moet overigens worden opgemerkt dat het originele aanhoudingsbevel nog steeds in het bezit is van de Senegalese autoriteiten aan wie het bezorgd is bij de verbale nota van 22 september 2005 naar aanleiding van het eerste uitleveringsverzoek dat door de Belgische autoriteiten was ingediend tegen de heer Habré.

 

Het tweede argument dat het hof van beroep te Dakar inroept, is gebaseerd op het ontbreken van het proces-verbaal van de aanhouding, opsluiting en ondervraging van de heer Habré. Nochtans is het volgens artikel 13 van de Senegalese wet inzake uitleveringen de taak van de procureur-generaal te Dakar om deze documenten voor te leggen en bij de procedure te voegen. Het is louter aan de Senegalese autoriteiten om deze tweede hinderpaal weg te werken.

 

U vroeg of wij een nieuw verzoek tot uitlevering gingen indienen. Ik kan u zeggen dat de FOD Justitie op vrijdag 13 januari 2012 alle documenten die nodig zijn om dit nieuwe verzoek tot uitlevering in te dienen aan de FOD Buitenlandse Zaken heeft bezorgd, te weten: een naar behoren voor eensluidend verklaarde nieuwe versie van het internationale aanhoudingsmandaat, uitgevaardigd tegen de heer Habré, samen met de nationale en internationale wetgeving die van toepassing is op de hem ten laste gelegde feiten. Dit nieuwe verzoek tot uitlevering werd gisteren via diplomatieke weg aan de Senegalese autoriteiten bezorgd.

 

Inzake uw derde vraag over de contacten met de Senegalese autoriteiten moet ik opmerken dat deze contacten bestaan sinds 2005, de datum van het eerste verzoek tot uitlevering. Zij verliepen tot dusver altijd via diplomatieke weg, met volledige inachtneming van de regels die van toepassing zijn op de uitlevering.

 

Op uw laatste vraag, over de organisatie van het assisenproces, kan ik nog geen nauwkeurig antwoord geven, daar dit tot de interne organisatie van het rechtscollege behoort. Ik wens wel te onderstrepen dat indien de Senegalese autoriteiten gunstig antwoorden op ons verzoek tot uitlevering, het onderzoek tegen de heer Habré afgesloten moet zijn voor er een proces kan komen.

 

13.03  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, het onderzoek is rond. Het werd afgerond in 2005. Dus als die man er is, kan het proces gewoon van start gaan.

 

13.04 Minister Annemie Turtelboom: Het punt is de uitlevering. Onze blokkering zit bij de uitlevering die wij niet rond krijgen.

 

13.05  Sophie De Wit (N-VA): Het onderzoek is rond, dus er moet geen onderzoek meer gebeuren.

 

U zegt dat er sinds 2005 diplomatieke contacten zijn. Het verbaast mij dan heel erg dat er ondanks die contacten niets gebeurt.

 

Wat mij nog meer verbaast, is dat, terwijl wij met alles in regel zijn, alle documenten in orde zijn en zij zelfs het origineel hebben, zij toch zeggen dat het procedureel niet in orde is en blijkbaar nog strenger willen zijn voor een ander dan voor zichzelf. Dit mag volgens mij toch eens worden aangekaart, ook via uw collega van Buitenlandse Zaken. Dit is immers toch bij de haren getrokken. Zij hebben alles sinds 2005 en verzinnen regeltjes en halen argumenten aan die er geen zijn. Dit getuigt van weinig ernst, tenzij er een andere reden is.

 

Ik kijk uit naar het antwoord op uw nieuwe aanvraag. Laten wij hopen, voor degenen zich hebben aangediend als slachtoffer van de hele zaak, dat er daaraan een gunstig gevolg zal worden gegeven.

 

Wat Brussel betreft, denk ik dat dit op zich geen probleem zou mogen zijn. Wij weten allemaal dat er een achterstand is in Brussel en dat men ook op dat punt een ingreep zal vragen in de hele organisatie, ook van u, mevrouw de minister. Dat hangt natuurlijk samen met de hervorming van Justitie die eraan zou moeten komen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "een brandstichting na vrijlating onder voorwaarden" (nr. 8623)

- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "een misbruik na vrijlating onder voorwaarden" (nr. 8624)

14 Questions jointes de

- Mme Carina Van Cauter à la ministre de la Justice sur "un incendie criminel commis par une personne en liberté conditionnelle" (n° 8623)

- Mme Carina Van Cauter à la ministre de la Justice sur "des abus commis par une personne en liberté conditionnelle" (n° 8624)

 

14.01  Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de minister, gelet op het gevorderde uur en de commissie Seksueel Misbruik die nu nog bezig is zal ik deze beide vragen tegelijk stellen.

 

Het gaat om twee dossiers waarbij ik geen vragen stel over de feiten op zich, hoewel ze dramatisch zijn. Wanneer men merkt dat iemand die eerder al voor gelijkaardige feiten is veroordeeld opnieuw brand sticht en misdrijven pleegt, met als gevolg dat een baby van zeven maanden het leven laat, noopt dat ons ertoe opnieuw de problematiek van de vrijlating onder voorwaarden in vraag te stellen.

 

Het gaat om de problematiek van de vrijlating onder voorwaarden en het elektronisch toezicht want het zijn beide dossiers waarin de betrokkenen ook onder elektronisch toezicht stonden.

 

Mevrouw de minister, wat met de opvolging en controle van de voorwaarden? Waren er voorwaarden en zijn ze nageleefd? Zijn ze pertinent gecontroleerd?

 

Wat met de werking, de opvolging en de controle van het elektronisch toezicht? In het tweede dossier is het zo dat de betrokkene blijkbaar zijn enkelband had doorgeknipt. Dit zal ongetwijfeld moeten gemerkt zijn door het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht. Ik leid uit eerdere vragen aan uw voorganger af dat wanneer er een verstoring is van de elektronische communicatie – ik veronderstel dat als men zijn enkelband doorknipt er minstens een verstoring van de communicatie wordt geregistreerd – een mobiele equipe ter plaatse gaat die dan de situatie controleert en nakijkt waaraan de storing te wijten is. Uiteraard zorgt die dan ook verder voor de nodige instructies en opvolging.

 

Mevrouw de minister, hoe gebeurt het specifiek als er een verstoring wordt vastgesteld? Binnen hoeveel tijd komt men ter plaatse? Wat doet men in geval van malfunctioneren of als men vaststelt dat de voorwaarden niet zijn nageleefd?

 

Ik stel dus een vraag naar het tijdverloop en naar de opeenvolgende acties die worden ondernomen opdat men kan vermijden dat iemand opnieuw feiten pleegt. Dat is uiteindelijk de beveiligingsrol die het elektronisch toezicht zou moeten hebben. Dat is eigenlijk het nut van dat elektronisch toezicht. Als men achteraf vaststelt dat de feiten gepleegd zijn, dan weten we dat uiteraard. Het is de bedoeling te kunnen ingrijpen vooraleer de feiten worden gepleegd, dat is de rol van dat beveiligingsmateriaal.

 

14.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Van Cauter, de directeur van de gevangenis van Oudenaarde, opdrachtgever in het betreffend dossier, besliste op 28 oktober 2011 dat de betrokkene onder de modaliteit van elektronisch toezicht kon worden geplaatst. Aan de beslissing tot elektronisch toezicht werden verschillende voorwaarden gekoppeld, voornamelijk gericht op de re-integratie van de veroordeelde. Het gaat zowel om enkele algemene klassieke voorwaarden, gericht op de re-integratie van de veroordeelde, als enkele specifieke voorwaarden, zoals de behandeling door een psychiater of een gespecialiseerde dienst. Op 7 november 2011 werd de betrokkene effectief onder elektronisch toezicht geplaatst.

 

Inzake de opvolging en de controle kan ik het volgende zeggen. De controle van het komen en gaan van elke justitiabele die onder elektronisch toezicht wordt geplaatst, is in handen van de dienst monitoring van het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht. De registratie van de bewegingen gebeurt 24 op 24 uur. Bij elk probleem dat zich voordoet met het uurrooster, hetzij te vroeg het huis verlaten of te laat thuiskomen, hetzij te laat het huis verlaten of te vroeg thuiskomen, neemt het centrum contact op met de justitiabele. De onregelmatigheden worden onmiddellijk genoteerd op bewegingsfiches, voorgelegd aan de directie en doorgestuurd naar de justitieassistent van de justitiabele.

 

De justitieassistent is aangeduid om de sociale begeleiding te verzekeren. De justitieassistent zal erop toezien dat alles correct verloopt door de justitiabele de nodige informatie te verschaffen over het verloop van zijn maatregelen en werkt samen met hem een uurrooster uit dat bestaat uit de tijd die noodzakelijk is voor de uitvoering van de activiteiten die verbonden zijn aan de voorwaarden en/of de verplichte activiteiten, evenals de tijd die strikt noodzakelijk is om zijn verplaatsingen uit te voeren.

 

De justitieassistent moet ook toegezien op de naleving van de voorwaarden opgelegd door de opdrachtgever en op de naleving van het opgesteld uurrooster. Hij ontmoet de justitiabele regelmatig, hetzij op huisbezoek, hetzij tijdens een gesprek in het justitiehuis. De justitieassistent brengt verslag uit op welbepaalde momenten en telkens wanneer de dringendheid vereist dat de opdrachtgever geïnformeerd wordt over de loop van de maatregelen.

 

In het voorliggend concreet geval waren twee justitieassistenten betrokken in het dossier. Een assistent van Doornik volgde de betrokkene op tijdens zijn therapeutische opname in de psychiatrische instelling in Doornik. Na zijn ontslag ging de betrokkene zich vestigen in Ronse en werd er een justitieassistent van Oudenaarde aangesteld om de opvolging te verzekeren.

 

De technische controle, zowel op het adres te Ronse als in de instelling in Doornik, werd voorzien door de plaatsing van een bewakingsbox. Gedurende heel het elektronisch toezicht droeg de betrokkene steeds een enkelband. Die enkelband stuurt via een bewakingsbox, die bij de veroordeelde thuis wordt geïnstalleerd, en tijdens zijn verblijf in de instelling aldaar, een signaal uit naar de centrale computer. Dat signaal laat het nationaal centrum voor elektronisch toezicht toe om permanent de naleving van het uurrooster te controleren.

 

Om veiligheidsredenen voor de persoon zelf kan een enkelband worden doorgeknipt of losgemaakt. Een losgemaakte enkelband stuurt onmiddellijk een signaal van de manipulatie uit. Indien de enkelband buiten het bereik van de box is, kan de monitoring het alarm niet vaststellen. Zodra de enkelband zich opnieuw binnen de perimeter van de box bevindt, kan de monitoring het alarm behandelen.

 

In voorliggend geval werd niet in een interventie van de mobiele equipe voorzien, omdat op het ogenblik dat de betrokkene zijn woonplaats verliet, de enkelband niet was doorgeknipt.

 

Het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht classificeert dit als een type alarm van de eerste categorie. Het wordt dus prioritair behandeld en krijgt een prioritaire interventie van de mobiele equipe.

 

In het geval van een intentionele beschadiging van het materiaal verzendt het Nationaal Centrum onmiddellijk een sein naar het openbaar ministerie en de opdrachthouder, de strafuitvoeringsrechtbank of de gevangenisdirecteur, die de beslissing tot elektronisch toezicht heeft uitgevaardigd.

 

De gemiddelde tijd varieert van enkele uren voor een alarm van eerste prioriteit en, indien de werklast het toelaat, tot enkele dagen voor een alarm met een minder dringend karakter, in het geval de mobiele equipe belangrijkere interventies eerst moet afwerken.

 

14.03  Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de minister, ik heb het niet zo goed begrepen. U geeft een uiteenzetting van het proces, wanneer er een overschrijding van de perimeter is en wanneer er beschadiging van het materiaal is.

 

U zegt dat er in het geval in Ronse geen beschadiging van het materiaal was. Er moest dus geen mobiele equipe ter plaatse gaan. Dat is logisch.

 

Ik neem echter aan dat de persoon in kwestie de perimeter niet zal hebben gerespecteerd, want hij heeft brand gesticht. Wat is er dan gebeurd?

 

14.04 Minister Annemie Turtelboom: De registratie van het doorknippen van een enkelband gebeurt op het moment dat men in de perimeter van de box zit die bij de betrokkene thuis is geïnstalleerd.

 

Hier is de registratie niet gebeurd omdat de enkelband nog niet was doorgeknipt op het moment dat men nog in de perimeter zat.

 

14.05  Carina Van Cauter (Open Vld): Dat begrijp ik, maar in het eerste geval van de brandstichting met het slachtoffer van 7 maanden is er toch een overschrijding geweest of heeft men de perimeter niet gerespecteerd.

 

Wat is er dan gebeurd? Dat zou toch opgevolgd moeten zijn of gesignaleerd zijn via het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht aan de justitieassistent, die dan de opdrachtgever verwittigt? Wanneer doet men dat? In een zesmaandelijks rapport? Ondertussen is heel België afgebrand, als u begrijpt wat ik bedoel.

 

Dat is mijn concrete vraag. Er gebeurt een overschrijding van de perimeter en de justitieassistent zou verwittigd moeten zijn door het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht. Hoe reageert men daar dan op? Daar zou toch een onmiddellijke reactie op moeten volgen die redelijk haalbaar is, maar niet in de zin van een rapportering na zes maanden, met het bepalen van een opdrachtgever bij het parket die het dossier eens zal bekijken. Ik dring er bij u op aan om daar werk van te maken.

 

Een ander aspect is met de doorgeknipte enkelband. U zegt dat dit enkel wordt geregistreerd wanneer men binnen de afgebakende perimeter blijft. Dat betekent dat als men buiten de perimeter gaat en zich van zijn enkelband ontdoet, dit niet eens wordt geregistreerd. Het zal wel snel geweten zijn bij dragers van een enkelband hoe te handelen om zich van een enkelband te ontdoen. Ook hier moet aandacht worden besteed aan het proces en ik vraag u om ook dit er nog bij te nemen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "de richtlijnen inzake de minnelijke schikking" (nr. 8716)

15 Question de Mme Carina Van Cauter à la ministre de la Justice sur "les directives relatives au règlement transactionnel" (n° 8716)

 

15.01  Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de minister, ik kom nogmaals terug op de minnelijke schikking inzake fiscale fraude.

 

Er wordt hieromtrent immers aan sfeerschepperij gedaan. Wij lezen bijna dagelijks verderreikende inzichten die niet altijd op de correcte feiten zijn gestoeld. Daarom wil ik graag wat meer duidelijkheid. Ik verklaar de bedoeling van mijn vraag nader.

 

Zo zou de wetgeving inzake de minnelijke schikking uit de koker van ene Axel Haelterman zijn gekomen, die de raadsman zou zijn van de diamantlobby, terwijl de objectieve stukken en de wetgevende fiche teruggaan tot 2009.

 

Voorts zou er nooit advies van de Raad van State zijn geweest, terwijl dat advies wel degelijk bestaat enzovoort. Wij lezen ook dat er een magistratenoorlog zou zijn bij het Antwerps parket.

 

Ik was blij verrast afgelopen weekend te lezen dat twee onderzoekers blijkbaar de vinger op de wonde leggen en zeggen dat de discussie die vandaag bestaat, er een is over de afbakening en de interpretatie van de nieuwe wetgeving op de minnelijke schikkingen.

 

Een van de Antwerpse speurders zegt dat er een interpretatieverschil bestaat bij de procureur-generaal en de procureur des Konings in Antwerpen. Dezelfde vaststelling heb ik ook gehoord van een andere onderzoeker.

 

Mevrouw de minister, wat is de stand van zaken in verband met de procedure inzake minnelijke schikkingen? In hoeveel gevallen werd ze toegepast? Wat zijn de opbrengsten?

 

Bestaat er al of niet een omzendbrief over de interpretatie van de wetgeving op de minnelijke schikkingen? Is de jongste episode in de sfeerschepperij ten onrechte? Zijn die duidelijke beleidslijnen afgebakend in de omzendbrief die onder impuls van uw voorganger tot stand is gekomen?

 

15.02 Minister Annemie Turtelboom: Momenteel buigt de werkgroep Strafrechtspleging zich over een nationale circulaire in verband met de toepassing van de wet op de verruimde minnelijke schikking. Wat het ressort Antwerpen-Limburg betreft, bestaat er een omzendbrief in verband met de toepassing van de wet op de verruimde minnelijke schikking. Die is in werking sedert 24 oktober 2011.

 

In het ressort Antwerpen werd al vier keer het verruimde verval van de strafvordering tegen betaling van een geldsom toegepast. De volgende bedragen werden reeds aan de Belgische Staat toegekend, zonder dat ik een onderscheid maak tussen boetes en teruggaven van onrechtmatig verkregen voordelen. De eerste zaak ging over een totaal van 15 000 euro. De tweede zaak ging over een voorafgaand geregulariseerd penaal douanedossier van 275 000 euro, waarvan 150 000 euro betaald is. In de derde zaak is er in totaal bijna een miljoen euro betaald. In de vierde zaak is er in totaal bijna 10 000 euro betaald. Tussen juni 2011 en januari 2012 werd door middel van het verruimde verval van de strafvordering tegen betaling van een geldsom aan de Staat 40 607 540 euro betaald. Dat betreft enkel het ressort Antwerpen-Limburg.

 

Voor de andere ressorten sijpelen de cijfers binnen. Wij hebben net de cijfers van een ander ressort binnengekregen, maar wij hebben ze nog niet allemaal binnengekregen. Ik ben daarvoor afhankelijk van de informatie die ik krijg. In die zin kan ik u dus enkel de cijfers voor Antwerpen-Limburg geven. De resultaten werden verkregen ondanks de principiële tegenstand van sommige magistraten en ambtenaren die blijven geloven in de klassieke procesvoering.

 

Ik meen dat de cijfers weergeven wat de meerwaarde van die wetgeving is. Ik stel voor, mevrouw de voorzitter, om de andere cijfers gewoon door te sturen, nadat ik die gekregen heb. Het is soms kort dag om alle cijfers te krijgen.

 

15.03  Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Uit de eerste resultaten blijkt dat de wetgeving haar doel niet mist. Als ik het goed heb gehoord, dan hebt u gezegd dat er vandaag enkel in het ressort Antwerpen een omzendbrief is met betrekking tot de toepassing van de wetgeving op de minnelijke schikking.

 

15.04 Minister Annemie Turtelboom: Dat klopt.

 

15.05  Carina Van Cauter (Open Vld): Bij de totstandkoming van de wetgeving op de minnelijke schikking heeft de minister zich toen ertoe geëngageerd om, gelet op de verschillende visies over de toepassing van de wetgeving op de minnelijke schikking bij de magistraten en de actoren die de wetgeving zouden moeten toepassen, en gelet op het gelijkheidsbeginsel, een bindende richtlijn te laten uitvaardigen door het College van procureurs-generaal, die dan vertaald zou worden door de procureurs-generaal voor hun ressort.

 

Als ik u nu goed hoor, dan bestaat de bindende richtlijn van het College van procureurs-generaal nog niet, maar werkt men eraan in die werkgroep.

 

15.06 Minister Annemie Turtelboom: (…) Het bestaat in Antwerpen. Op het niveau van het College werkt men aan een uniformisering van de circulaire.

 

15.07  Carina Van Cauter (Open Vld): Een uniforme, gelijke toepassing van dezelfde wetgeving op gelijke wijze over het hele grondgebied van België zodanig dat alle Belgen gelijk zijn voor de wet moet er zo spoedig mogelijk komen. De mogelijkheid bestaat dat de omzendbrief van Antwerpen nog moet worden aangepast afhankelijk van wat het College van de procureurs-generaal samen met u als beleidslijn zal uitzetten voor de toepassing van de minnelijke schikking. Gelet op de hele commotie en het gespin van allerlei kanten in de pers wil ik aandringen op een snelle afwerking van de uniforme omzendbrief.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

16 Question de M. Denis Ducarme à la ministre de la Justice sur "la décision de l'assemblée générale de l'Exécutif des Musulmans de Belgique d'exclure la vice-présidente de l'EMB" (n° 8749)

16 Vraag van de heer Denis Ducarme aan de minister van Justitie over "de beslissing van de algemene vergadering van het Executief van de Moslims van België om de vicevoorzitter van het EMB uit te sluiten" (nr. 8749)

 

16.01  Denis Ducarme (MR): Madame la présidente, madame la ministre, le vendredi 13 janvier dernier, l'assemblée générale de l'Exécutif des Musulmans de Belgique (EMB) a procédé à un vote excluant de celle-ci plusieurs membres importants de l'EMB, dont la vice-présidente, Mme Isabelle Praille.

 

Cette décision semble contestable à plusieurs niveaux sur la forme; vous nous le confirmerez ou pas.

 

D'abord, le bureau de l'Exécutif a été validé par arrêté royal proposé par votre prédécesseur jusque la date du 31 décembre 2011 et non au-delà. Ensuite, selon mes informations, le règlement d'ordre intérieur de l'EMB n'a pas été respecté, l'ordre du jour de cette réunion du 13 janvier dernier ne contenant pas de point proposant une telle démarche liée à l'exclusion de membres.

 

Sans vouloir comparer cette décision à une autre produite également un vendredi 13 par Philippe le Bel, il semble qu'elle soit assez contestable également au fond.

 

On sait que votre prédécesseur avait entamé la tenue de réunions de conciliation entre les différentes et multiples tendances représentatives de l'islam de Belgique et présentes au sein de l'EMB, réformateurs et autres, afin de produire la pacification utile de cet organe en proie à de multiples crises depuis plusieurs années, mais également de laisser espérer sa relance et une meilleure organisation des structures de l'islam en Belgique et de sa représentation.

 

Il est, en ce sens, surprenant de voir une part de l'Exécutif sortir de cette logique de compromis incarné par ces réunions, jusqu'au 15 décembre dernier selon mes informations, pour reprendre le chemin de l'affrontement plein et tendu.

 

Madame la ministre, envisagez-vous de remettre l'ensemble des acteurs autour de la table et d'appeler les parties au compromis que votre prédécesseur avait initié? Avez-vous également vérifié la légalité des décisions prises ce vendredi 13 janvier et prévu les suites adaptées à y donner?

 

16.02  Annemie Turtelboom, ministre: J'ai pris connaissance ce week-end des développements au niveau de l'Exécutif des musulmans de Belgique et je dois constater avec vous que le dialogue sur le projet de renouvellement est devenu actuellement très difficile. Je tiens à vous signaler que mon administration a encore eu une discussion ce mercredi 11 janvier avec le bureau qui doit assurer la continuité des dossiers en cours, bien que le mandat ne soit pas prorogé. Des suggestions quant au projet de renouvellement ont été formulées à cette occasion.

 

Toutefois, je tiens à préciser que l'Assemblée générale des Musulmans de Belgique n'est pas un organe reconnu par les autorités, et que l'application des règlements d'ordre intérieur qui règlent les relations entre cette assemblée générale et l'Exécutif est une question interne au culte islamique.

 

Ce règlement est, conformément à l'article 3 de l'arrêté royal du 3 mai 1999 portant reconnaissance de l'Exécutif des Musulmans de Belgique, communiqué au ministre de la Justice, sans plus. Il ne lui revient pas de l'approuver, ni d'intervenir dans son application. Seuls les cours et tribunaux pourraient se prononcer sur cette application. Si une personne se sent lésée par une décision prise en vertu de ce règlement, personnellement, je suis d'avis que la recherche d'une solution par le dialogue est à privilégier dans ce dossier.

 

Il ne me revient, dès lors, pas de vérifier la légalité des décisions prises ce vendredi 13 janvier 2012, pas plus que je ne pourrais le faire à l'égard d'autres cultes, dont certains connaissent également un système d'assemblée générale. C'est le principe de la non-ingérence des autorités publiques dans les affaires internes propres à un culte qui s'applique dans ce domaine.

 

Dans l'arrêté royal précité, il est prévu que le Roi reconnaît les membres proposés à la suite de la procédure électorale. Cet article n'a pas été modifié au cours des années, notamment en attendant qu'un nouveau processus de renouvellement soit proposé au gouvernement.

 

Mon administration aura, dans le courant de cette semaine, des rencontres avec un certain nombre de responsables dans le dossier, afin de prendre des informations sur la situation. En fonction de ces éléments, le dossier sera évalué et je déciderai des étapes suivantes. Je vous signale que j'ai reçu des courriers du président de l'assemblée générale me communiquant la décision prise ainsi qu'une réclamation soussignée par plusieurs personnes contestant cette décision.

 

Je voudrais terminer en disant que cette situation n'est pas favorable pour la communauté musulmane et qu'il y aura lieu de décider de l'attribution de moyens financiers, même minimaux, pour assurer la continuité d'un organe représentatif du culte musulman. Il y a des imams payés par l'État, des conseillers islamiques dans les prisons, des communautés islamiques, reconnus dans les budgets et qui devront obtenir un aval, des professeurs de religion islamique…Tous ces acteurs doivent pouvoir continuer de s'adresser à une administration de leur culte. Mais chacun s'accorde à dire que la situation n'est pas…optimale.

 

16.03  Denis Ducarme (MR): Je vais revenir sur deux points pour être tout à fait précis et m'assurer d'avoir bien compris votre réponse, madame la ministre.

 

Vous confirmez bien que le bureau de l'Exécutif n'a été reconnu et validé que jusqu'au 31 décembre 2011, tel que proposé par votre prédécesseur, et qu'il n'y a pas eu de reconnaissance nouvelle par arrêté royal depuis le 31 décembre. C'est le premier élément et cela me semble évidemment utile de le savoir parce que, si des décisions sont prises, que le bureau de l'Exécutif convoque l'assemblée générale sur base d'un ordre du jour – je sais bien que l'on ne doit pas s'immiscer – mais que ce bureau n'est pas validé en termes de reconnaissance par cet arrêté royal, il est difficile d'estimer que l'assemblée générale a pris une décision valide. Je ne sais pas si vous me suivez.

 

Vous dites, avec beaucoup d'objectivité, que ce n'est pas une situation favorable, optimale, pour l'organisation du culte musulman dans notre pays que de voir de tels déchirements.

 

Même sans s'immiscer, votre prédécesseur a néanmoins organisé bon nombre de réunions et votre administration aura moult contacts cette semaine.

 

Madame la ministre, avez-vous un objectif par rapport à cette situation difficile?

 

16.04  Annemie Turtelboom, ministre: Je dois à présent m'informer sur la situation exacte avant de pouvoir déterminer un objectif. Pour l'instant, beaucoup de choses sont dites dans la presse, mais je ne connais pas la situation, faute de disposer de tous les éléments. C'est la raison pour laquelle j'ai demandé à mon administration de rencontrer ces personnes afin de savoir exactement ce qui se passe et les nœuds du dossier.

 

Cette situation est assez difficile: il s'agit d'un équilibre délicat entre respecter la loi actuelle et ne pas avoir la possibilité d'intervenir dans certaines procédures, d'une part, et, d'autre part, résoudre un problème complexe qui existe depuis longtemps.

 

16.05  Denis Ducarme (MR): J'entends bien que vous réunirez les gens, du moins aller à l'information afin de vous forger un point de vue sur ce qui est possible ou non. Donc vous vous penchez sur ce dossier.

 

L'autre élément – et si je n'ai pas la réponse immédiatement, ce n'est pas grave – concerne l'arrêté royal qui a reconnu le bureau de l'Exécutif jusqu'au 31 décembre. Selon mes informations, il semblerait qu'il n'ait pas été prolongé au-delà de cette date. Si vous n'avez pas le détail aujourd'hui, je reviendrai vers vous plus tard.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Samengevoegde vragen van

- de heer Theo Francken aan de minister van Justitie over "de naturalisatie van vreemdelingen" (nr. 8734)

- de heer Michel Doomst aan de minister van Justitie over "het uitblijven van adviezen van het Brusselse parket inzake naturalisaties" (nr. 8765)

17 Questions jointes de

- M. Theo Francken à la ministre de la Justice sur "la naturalisation d'étrangers" (n° 8734)

- M. Michel Doomst à la ministre de la Justice sur "l'absence d'avis du parquet de Bruxelles en matière de naturalisations" (n° 8765)

 

17.01  Theo Francken (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, de procureur des Konings van Brussel heeft in een brief aangekondigd dat hij, sedert april reeds, geen vernieuwde adviezen geeft voor dossiers waarover reeds een advies gegeven is. Wij kunnen niet verder, omdat wij in de commissie voor de Naturalisaties beslist hebben dat wij bij gedateerde adviezen een nieuw advies moeten hebben, anders geven wij geen uitsluitsel of nemen wij geen beslissing inzake dat dossier.

 

Mevrouw de minister, als ik goed ben geïnformeerd, bent u zelf ooit lid geweest van de commissie voor de Naturalisaties. U weet hoe moeilijk werken het vaak is in die commissie. U weet dus dat dit geen evidentie is. Ik neem aan dat u ook beseft dat wij niemand Belg kunnen maken als wij niet zeker zijn dat het advies van het parket positief is. Voor dossiers van 3, 4, 5, zelfs 7 à 8 jaar oud kunnen wij dat niet doen, wij kunnen dat niet op een gewetensvolle manier doen. Er moet daar een nieuw advies van het parket komen voor wij daar een positieve of negatieve beoordeling kunnen geven.

 

Mevrouw de minister, ik hoop dat er een oplossing komt. Procureur Bulthé weigert om opnieuw een advies te geven. Hij verwijst daarvoor naar de naturalisatiewet, naar het Wetboek Belgische nationaliteit. Hij verwijst naar een artikel dat niet eens bestaat. Ik heb die brief aan mevrouw Galant gelezen. Hij verwijst naar artikel 24, § 4, maar er bestaat geen artikel 24, § 4, in het Nationaliteitswetboek. Hij bedoelt waarschijnlijk artikel 21, § 4.

 

Ik heb begrip voor zijn positie, hij zegt dat hij drie jaar geleden reeds advies heeft gegevent en vraagt zich af waarom hij dat opnieuw moet doen, dat dit is omdat wij zo traag werken, dat wij ons werk moeten doen en dat zij dan hun werk zullen doen. Ik heb daarvoor begrip, maar dat lost ons probleem niet op.

 

Onze fractie, en ongetwijfeld ook uw fractie is niet van oordeel dat wij mensen de nationaliteit kunnen geven als wij niet zeker kunnen uitsluiten dat er geen feiten zijn en geen strafblad is.

 

Ten tweede wil ik u graag vragen naar de stand van zaken van het KB van juni 2001. Dat is ondertussen meer dan tien jaar geleden. Het hoofd van de dienst Naturalisaties kreeg inzagerecht bij het Centraal Strafregister. Dat is ook een dossier dat hier met minister De Clerck al tientallen keren is besproken. Het is intussen al twee jaar oud en raakt maar niet opgelost. Ik heb gehoord dat dit nog altijd niet in orde is.

 

Mevrouw de minister, graag verheldering. Gaat u de heer Bulthé daarover aanspreken? Komt er een initiatief van u als minister van Justitie ten opzichte van procureur Bulthé?

 

Hoe zit het nu juist met dat Centraal Strafregister?

 

17.02  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik denk dat het toch niet over een fait divers gaat. Bij de toekenning van de Belgische identiteit, moet het parket volgens mij ter zake zijn rol vervullen.

 

Er rijzen wat vragen, onder andere bij het feit dat wij in het Parlement wat achter liggen op de werkzaamheden. Maar het kan toch niet mogelijk zijn dat het Brussels parket op dat vlak zijn verantwoordelijkheden negeert.

 

Mevrouw de minister, mijn vraag aan u is of u de werkwijze van het Brussels parket daaromtrent kunt toelichten. Wat kan eventueel de motivatie zijn van die werkwijze?

 

Vindt er nog dringend overleg plaats met de betrokken partijen?

 

Daarbij laat ik buiten beschouwing dat daarmee ook duidelijk is dat er in de toekomst inzake de werking van dat parket dringend iets moet gebeuren, want anders zal dat blijvend problemen opleveren.

 

17.03 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, uit inlichtingen die ik heb ingewonnen bij de dienst Naturalisatie blijkt dat de commissie voor meer dan drieduizend dossiers het parket vraagt zijn advies te verduidelijken. Het gaat niet om nieuwe naturalisatiedossiers, maar om dossiers waarvoor het parket reeds advies heeft verleend en waarvoor de commissie bijkomende inlichtingen of een aanvullend onderzoek wenst te bekomen.

 

Het gaat om de toepassing van artikel 21, alinea 3, tweede lid, van het Wetboek van de Belgische Nationaliteit. Dat bepaalt dat het parket aan de Kamer binnen een termijn van vier maanden advies moet verstrekken over de in artikel 19 gestelde leeftijds- en verblijfsvereisten voor het verkrijgen van de naturalisatie, de in artikel 15, alinea 2, bedoelde omstandigheden, die hebben geleid tot een negatief advies bij de nationaliteitsverklaring, alsook met betrekking tot ieder gegeven waarover de Kamer wenst te worden ingelicht.

 

Gezien er blijkbaar een verschil in opvatting is tussen het parket te Brussel en de andere parketten over de wijze waarop aan een vraag om aanvullend advies van de commissie Naturalisaties gevolg moet worden gegeven, zal ik dit probleem voorleggen aan het College van procureurs-generaal teneinde hun zienswijze hierover te vernemen en vooral tot een eenvormige praktijk te komen.

 

Het KB van 2001 betreffende de toegang van bepaalde openbare besturen tot het Centraal Strafregister is genomen, en dat sedert 3 september 2001. Wij kennen dus de problematiek.

 

De dienst Naturalisatie van de Kamer vraagt aan de dienst van het Centraal Strafregister wekelijks tussen de 200 en de 300 uittreksels uit het strafregister. Om technische redenen en uit veiligheidsoverweging gebeuren deze aanvragen nog niet langs de informaticatoepassing van het Centraal Strafregister, maar eens de volledig aan de gang zijnde modernisering zal zijn uitgevoerd, zullen de raadplegingen door de betrokken administraties van het Centraal Strafregister wel online kunnen verlopen.

 

ICT is het strategische plan nu aan het opstellen waarin wij tegen de Paasvakantie de prioriteiten willen bepalen. Ik heb gevraagd dit er als duidelijke prioriteit in op te nemen. Het voorkomt immers heel wat werklast.

 

Ik heb het parket te Brussel gevraagd zijn werkwijze toe te lichten. De informatie die ik kreeg, lijkt mij interessant.

 

In de hypothese dat het om een eenvoudige naturalisatie gaat, is er geen enkele wettelijke bepaling die voorziet in het uitvoeren van het onderzoek, zegt het parket te Brussel. Het parket zegt dat het de politiediensten niet kan opdragen niet-gegronde vragen tot onderzoek van de Kamer van volksvertegenwoordigers te behandelen.

 

In de hypothese dat het om een negatief advies van het parket gaat, waarna het dossier werd doorgegeven aan de Kamer, kan de Kamer conform artikel 24, alinea 2 van de Wet op de Belgische Nationaliteit binnen de twee maanden een aanvullend onderzoek vragen naar de reden voor het negatief advies, en naar de elementen die opgenomen waren in de vraag.

 

Deze mogelijkheid tot een aanvullend onderzoek dekt wettelijk niet het gedrag, de integratie en de taalkennis, zoals vermeld in de vragen van de Kamer van volksvertegenwoordigers. Bij gebrek aan een wettelijke basis, laat het parket mij weten, kan er geen gevolg worden gegeven aan deze vragen.

 

Het parket heeft hierover een brief gestuurd op 13 april 2011 aan de Kamer van volksvertegenwoordigers. Deze brief is nooit beantwoord terwijl de commissie Naturalisaties verder gaat met het doorsturen van vragen.

 

Gezien het juridisch vacuüm bestaat, is de houding van het parket wettelijk mogelijk en moet er dus dringend een uitklaring gebeuren tussen de commissie van de Kamer en het parket van Brussel om ervoor te zorgen dat bij afwezigheid van wettelijke basis dit probleem uit de weg te helpen.

 

Het parket van Brussel behandelde in 2010 9 190 aanvragen van vaderlandskeuze en 3 472 naturalisatieaanvragen die aanleiding hebben gegeven tot adviezen. Er was geen vertraging in de behandeling van de dossiers.

 

17.04  Theo Francken (N-VA): Mevrouw de minister, twee zaken. Over het Centraal Strafregister zegt u dat dit niet kan, dat dit informatica is en dat u het boven aan de agenda zult plaatsen.

 

17.05 Minister Annemie Turtelboom: Nee, ik heb gezegd dat ik het al op de agenda heb geplaatst.

 

17.06  Theo Francken (N-VA): Ik neem aan dat dit nog enkele maanden zal duren. Zei u tegen maart of april? Ik heb van de heer De Clerck, uw voorganger die daarover herhaaldelijk werd ondervraagd, gehoord dat dit een kwestie was van enkele weken. Hij heeft dit in deze commissie een techniciteit genoemd. In de plenaire vergadering heeft hij dat herhaald toen we hem daar opnieuw over aanspraken, toen het boek in december werd goedgekeurd. Het betrof een techniciteit, van slechts enkele dagen. Zijn kabinetschef, de heer Tobback, zou het allemaal regelen.

 

Nu hoor ik dat het blijkbaar geen techniciteit is. Het gaat over vertrouwen in de informaticasystemen: zijn die wel veilig? Uiteraard zijn veilige informaticasystemen een evidentie. Welke politieke partij in de Kamer wenst nu dat het Centraal Strafregister door Jan en alleman kan worden geraadpleegd? Geen enkele. De informaticasystemen moeten veilig zijn.

Ik neem aan dat, aangezien het internetbankieren bestaat, er ook systemen bestaan die toelaten op een veilige manier het Centraal Strafregister te raadplegen.

 

Indien ik het goed begrijp, zal het nog maanden duren vooraleer het probleem is opgelost.

 

Ten tweede, ik stel een en ander enkel vast op basis van uw antwoord. U hebt er een absolute prioriteit van gemaakt, zoals u zelf hebt verklaard.

 

17.07 Minister Annemie Turtelboom: (…). Ik constateer dat het probleem vandaag niet is opgelost. Ik ben twee maanden minister van Justitie. Ik constateer dat het probleem vandaag gewoon niet is opgelost. Ik benadruk dat ik het probleem ter harte zal nemen.

 

U moet mij dus de antwoorden die mijn voorganger heeft gegeven, niet voorleggen. Dat is best mogelijk. Misschien heeft mijn voorganger wel legitieme redenen gehad om zijn antwoorden te geven. Ik zeg vandaag alleen dat het probleem niet is opgelost. Ofwel is een oplossing niet zo gemakkelijk geweest, ofwel heeft mijn voorganger de oplossing niet aan mij doorgegeven, waarvan ik hem absoluut niet zou willen verdenken. Leg mij echter alstublieft geen woorden in de mond die ik niet heb uitgesproken.

 

17.08  Theo Francken (N-VA): Ik leg u geen woorden in de mond. Welke woorden heb ik u in de mond gelegd? Dat wil ik wel eens horen. Ik heb u absoluut geen enkel woord in de mond gelegd.

 

U antwoordt dat u een prioriteit van de zaak zal maken en dat de modernisering van de ICT-omgeving voor u een topprioriteit is. U meldt zelfs dat het dossier in maart 2012 zal worden behandeld.

 

17.09 Minister Annemie Turtelboom: U moet luisteren. Ik heb geantwoord dat er in maart 2012 een volledige planning komt van het Strategisch Comité, teneinde eindelijk de prioriteiten op het vlak van ICT te bepalen, wat bij Justitie dringend moet gebeuren.

 

Ik geef ook aan dat ik het voorgaande als prioriteit zal beschouwen, omdat ik zelf op basis van mijn ervaringen op mijn vorige departement weet dat ook op mijn vorige departement toegangsmogelijkheden tot het Centraal Strafregister werden gevraagd. Ook op bedoeld departement kampt men al jaren met hetzelfde probleem. Het probleem is dus hetzelfde voor zowel Binnenlandse Zaken als voor Justitie.

 

Ik merk gewoon op dat de planning er komt en dat ik met de ICT-medewerkers nu bekijk op welke manier wij de prioriteiten beter kunnen bepalen. Dat heb ik gezegd.

 

Ik wijs er gewoon op dat het probleem vandaag nog niet is opgelost. Jammer genoeg draag ik ter zake vandaag nog geen verantwoordelijkheid. Over drie maanden of over een jaar mag u mij beschuldigen, maar vandaag nog niet.

 

17.10  Theo Francken (N-VA): Mevrouw de minister, ik beschuldig absoluut niemand. Ik ben heel slecht in de schuldvraag.

 

Ik zeg dat het KB, dat elf jaar oud is, nog altijd niet is uitgevoerd. De dienst werkt helemaal niet. U hebt er zelf in gezeten. U weet dat dit geen manier van werken is.

 

Elke drie maand kennen wij mensen de nationaliteit toe, waarvan wij eigenlijk niet weten wat ze de laatste maanden of jaren hebben uitgespookt.

 

Ik ben niet iemand die vreemdelingen in een hoek zal duwen. Dat zal ik niet doen. Ik ben zo niet. Er is wel 1 % kans dat men wel eens blundert. Dat is in het verleden al gebeurd. Dat weet u ook. Toen zat u al in de Kamer. Er is al geblunderd.

 

Er werd aan mensen de nationaliteit toegekend op basis van adviezen van het parket die gedateerd waren en die ondertussen zware feiten hebben gepleegd. Die hebben wij Belg gemaakt.

 

Dat is een verantwoordelijkheid die ik niet wens te nemen en ik neem aan u en de mensen uit uw fractie ook niet, niemand in het Parlement. Dat is het probleem. Dit duurt ondertussen al tien jaar.

 

Ik weet dat u niet verantwoordelijk bent voor uw voorganger. U zat toen wel mee in de coalitie.

 

We zullen zien. Ik zal u hierover de komende weken en maanden blijven ondervragen. Dit is immers een essentieel en cruciaal probleem. Iedereen weet dat. Dit probleem wordt over de partijgrenzen heen gedeeld.

 

Ten tweede, wat de interpretatie van het parket betreft. Als ik goed ben geïnformeerd, mevrouw de minister, dan zou de procureur des Konings verwijzen naar het verkeerde artikel, tot daar aan toe. Als ik het Wetboek van de Belgische nationaliteit erop nalees dan blijkt dat er geen aanvullende adviezen mogen worden gevraagd want het gaat dan over een dossier waarin een negatief advies werd gegeven. Na een negatief advies kan nog een motivatie worden gegeven door de advocaat van de betrokkene, of de betrokkene zelf als hij geen advocaat heeft, waarna de zaak terugkeert naar de Kamer. Daarna mag het parket niet om bijkomende informatie worden gevraagd. Dat is de interpretatie van de wet. Zo staat het in de wet. Zo interpreteert de Dienst Naturalisaties dit al jaren. En zo interpreteren alle parketten – behalve het parket van Brussel – het ook al sinds april. Dat is het probleem.

 

De interpretatie van het parket van Brussel is volgens mij totaal fout. U zegt dat u het zult voorleggen aan het College. Wij zullen zien wat de uitkomst is. Ik ben ervan overtuigd dat de interpretatie fout is. Het gaat over de groene dossiers, zijnde de dossiers waarbij al een negatief advies is gegeven. Daarover mogen wij aan de parketten inderdaad geen bijkomend advies vragen.

 

Wat de taalkennis en de integratievoorwaarden betreft, interpreteert u gewoon wat de heer Bulthé zegt. Wij doen dat nu al. De taalkennis en de integratie worden nu al volledig gecontroleerd. Als er onduidelijkheid is over de taalkennis, dan vragen wij gewoon opnieuw een onderzoek inzake taalkennis. Wat is het probleem? Elk parket in dit land doet het. Er is niet alleen een overlast bij het parket van Brussel. Bij mijn weten is er in Antwerpen ook een serieuze overlast van dossiers. Daar komt men ook niet rond. Er is daar ook een achterstand. Alleen in Brussel is er echter blijkbaar een gigantisch probleem.

 

17.11  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik blijf erbij en ik denk dat wij het daarover allemaal eens zijn, het toekennen van de Belgische nationaliteit is niet het geven van een vodje papier, er moet daarvan ernstig werk worden gemaakt. U moet daarover absoluut overleg hebben met het Brussels parket, via het College van procureurs-generaal. Het is immers toch opvallend dat opnieuw in Brussel, net op een heel gevoelige plek, men een andere interpretatie heeft van wat een positief en een negatief advies is.

 

Ik neem aan dat u hierover zult overleggen tijdens de komende dagen, want anders zal het fileprobleem in de Kamer voor de dossiers torenhoog worden. Ik vind dat wij absoluut de plicht hebben om dit dringend uit te klaren en om de reden waarom het Brussels parket dat anders interpreteert dan de andere op heel korte termijn duidelijk te stellen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

18 Questions jointes de

- M. Olivier Maingain à la ministre de la Justice sur "les menaces pesant sur la sécurité dans et autour du Palais de Justice de Bruxelles le 10 janvier dernier" (n° 8747)

- M. Michel Doomst à la ministre de la Justice sur "la sécurité dans le Palais de Justice de Bruxelles" (n° 8757)

18 Samengevoegde vragen van

- de heer Olivier Maingain aan de minister van Justitie over "het in het gedrang komen van de veiligheid in en rond het Brusselse Justitiepaleis op 10 januari jongstleden" (nr. 8747)

- de heer Michel Doomst aan de minister van Justitie over "de veiligheid in het Brusselse Justitiepaleis" (nr. 8757)

 

De voorzitter: De vraag van de heer Maingain werd reeds beantwoord.

 

18.01 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb ze allemaal al beantwoord, maar ik zal het antwoord herhalen.

 

18.02  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, veel meer uitleg moet ik er niet bij geven. Men suggereert inderdaad dat er acute veiligheidsproblemen zijn. Wordt daaraan op korte termijn gewerkt? Wij hebben immers de indruk dat de kans op incidenten steeds groter wordt. Wij moeten er alles aan doen om dat te voorkomen.

 

18.03 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, zoals ik daarstraks heb gezegd met betrekking tot de meer infrastructurele aspecten van de beveiliging van het justitiepaleis, verwijs ik naar de werkzaamheden van de werkgroep P1, die een volledige doorlichting heeft uitgevoerd van de veiligheidsaspecten, de brandveiligheid, de evacuatiemogelijkheden, het noodplan en het interventieplan van het Brusselse justitiepaleis.

 

Die audit geeft een dertigtal aanbevelingen en wijst op de afwezigheid van de noodzakelijke installaties van branddetectie en -waarschuwing, alsook op de gebrekkige infrastructuur op het vlak van brandcompartimentering en blusmiddelen. Die aangelegenheden vallen onder de verantwoordelijkheid van de Regie der Gebouwen, die hierover opnieuw werd aangesproken. U kent het eeuwige probleem van de collusie, dat tussen Justitie en de Regie der Gebouwen sterker aanwezig is dan bij andere departementen. De organisatie van een behoorlijk evacuatie- en noodplan is echter onmogelijk zonder technische hulpmiddelen.

 

De vraag of er budgettaire middelen zijn om bijkomende veiligheidsmaatregelen te realiseren, moet ik doorgeven aan mijn collega bevoegd voor de Regie der Gebouwen.

 

Met betrekking tot het toekomstdebat van het justitiepaleis kan ik bevestigen dat mijn voorganger met alle actoren tot het besluit is gekomen op termijn de correctionele keten uit het justitiepaleis weg te halen en onder te brengen in een nieuwe aangepaste huisvesting in de nabije omgeving van de site van het Poelaertplein.

 

In dat verband werd de Regie der Gebouwen gelast een onderzoek te voeren naar de mogelijkheden op de vastgoedmarkt om het gedeeltelijke vertrek te realiseren. Dat onderzoek bij de Regie der Gebouwen loopt op het ogenblik nog. Zolang het lopend is, kan er natuurlijk ook geen definitieve beslissing genomen worden.

 

18.04  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik leer eruit dat wij van de regie van de gebouwen tot de uitvoering van gebouwen zullen moeten gaan. Ik zal dus ook de bevoegde staatssecretaris daarover blijven ondervragen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.00 uur.

La réunion publique de commission est levée à 17.00 heures.