Commission de la Défense nationale |
Commissie
voor de Landsverdediging |
du Mercredi 18 janvier 2012 Après-midi ______ |
van Woensdag 18 januari 2012 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 15.14 uur en voorgezeten door de heer Filip De Man.
La séance est ouverte à 15.14 heures et présidée par M. Filip De Man.
- de heer Roland Defreyne aan de minister van Landsverdediging over "de mogelijke evacuatie van landgenoten uit de Democratische Republiek Congo" (nr. 8062)
- de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de eventuele evacuatie van landgenoten in de DRC" (nr. 8383)
- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "de voorbereiding van een eventuele evacuatie van landgenoten in Congo" (nr. 8387)
- M. Roland Defreyne au ministre de la Défense sur "l'éventuelle évacuation de nos concitoyens se trouvant en République démocratique du Congo" (n° 8062)
- M. David Geerts au ministre de la Défense sur "l'éventuelle évacuation de nos concitoyens se trouvant en RDC" (n° 8383)
- Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "la préparation d'une éventuelle évacuation de concitoyens se trouvant au Congo" (n° 8387)
01.01 Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de minister, mijn vraag dateert weliswaar van midden december, maar ook vandaag zijn de uitslagen van de verkiezingen in de Democratische Republiek Congo nog altijd niet officieel meegedeeld. De internationale gemeenschap oefent wel druk uit op zowel president Kabila als op zijn voornaamste uitdager, de heer Tshisekedi, om geweld tussen hun aanhangers te mijden.
Toch moet men er altijd rekening mee houden dat de situatie kan escaleren, zeker wanneer de definitieve resultaten worden bekendgemaakt. De ervaring leert ons dat Belgen en andere westerlingen in dat geval een doelwit van geweld kunnen worden.
Mijnheer de minister, ik kom tot mijn vragen.
Ten eerste, hoeveel landgenoten bevinden zich op dit moment in Kinshasa, waar de spanning toch het hoogst kan oplopen? Hoeveel landgenoten bevinden zich in de rest van de Democratische Republiek Congo?
Ten tweede, wat is uw inschatting van de mogelijkheid dat het geweld zich rechtstreeks tegen de Belgen keert?
Ten derde, er wordt melding gemaakt van een evacuatieplan. Er is onder meer sprake van het inzetten van enkele C-130-toestellen. Welke mensen en middelen wilt u inzetten, mocht het nodig blijken? Hoe snel kunnen zij ter plaatse zijn?
Ten vierde en ten laatste, werden er afspraken gemaakt met andere landen om een eventuele evacuatie gezamenlijk aan te pakken?
01.02 David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, collega Defreyne heeft de concrete aanleiding voor onze vragen reeds toegelicht. Ook mijn vraag is ingediend in december.
Is het Belgische leger nog steeds paraat om een evacuatie op te zetten? Werden er in december, alsook nu, manschappen klaar gehouden die snel inzetbaar zijn? Hoelang duurt het voor zij effectief inzetbaar zijn?
01.03 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, eind november reeds kondigde het Belgische leger aan dat een aantal vrachtvliegtuigen gereserveerd werd om landgenoten te evacueren indien de situatie in Congo naar aanleiding van de presidentsverkiezingen te gevaarlijk werd. Algemene waakzaamheid zou geboden zijn.
Intussen zijn de presidentsverkiezingen in Congo achter de rug. Wel wordt nog altijd gewacht op de definitieve resultaten, dus alles is in principe nog mogelijk.
Welke maatregelen werden er reeds genomen om een eventuele evacuatie voor te bereiden? Hoeveel landgenoten kunnen op dit moment rechtsreeks gevaar lopen wanneer de situatie in Congo uit de hand loopt? Hoe verloopt de samenwerking ter zake met het departement Buitenlandse Zaken? Hoeveel materieel en hoeveel manschappen zouden worden ingezet voor een eventuele evacuatie? Op welke termijn zijn zij inzetbaar?
01.04 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, er zijn op dit moment ongeveer 5 500 landgenoten en zogenaamde rechthebbenden in Congo waarvan ongeveer 3 500 in Kinshasa. Voor meer details in verband met de veiligheidssituatie en de evacuatie van Belgische staatsburgers verwijs ik u allen naar de minister van Buitenlandse Zaken die bevoegd is voor dit deel van de materie.
Er is geen rechtstreeks geweld gebruikt tegen Belgen. Ik kan u wel zeggen dat er vanzelfsprekend nauwe samenwerking is tussen de FOD Buitenlandse Zaken en Defensie om de veiligheidssituatie op te volgen. Defensie heeft altijd een interventiedetachement klaar in België voor een eventuele evacuatieopdracht van landgenoten die zich in gevaar zouden bevinden. Gezien de verkiezingen in Congo en de mogelijke onlusten kan Defensie steeds maatregelen nemen om bijvoorbeeld de reactietermijnen van het detachement te verkorten.
Technische details van het evacuatieplan worden niet vrijgegeven in het belang van onze landgenoten en voor de veiligheid van onze militairen, voor zover er moet tussengekomen worden. In het concreet geval van Congo werkt Defensie hiervoor samen met andere landen zoals Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. U zult dan ook begrijpen dat ik hierover niet verder kan uitweiden, tot daar mijn antwoorden.
De voorzitter: Collega's, repliceren mag, maar het moet niet.
01.05 Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de minister, er staat een detachement van Defensie klaar, maar is dat hier of in Congo?
01.06 Minister Pieter De Crem: Het wordt niet in Congo klaar gehouden, maar dus met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid in België.
01.07 David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, wat is specifiek de duurtijd voor het effectief inzetbaar is?
01.08 Minister Pieter De Crem: Dat hangt af van het type van de operatie. Zodra er een paraatheidsorder is gegeven kan men 24 tot 36 uur na de call ter bestemming zijn.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Mevrouw Lahaye-Battheu is niet aanwezig en heeft niets laten weten; bijgevolg vervalt haar vraag nr. 8185.
- de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de deelname van Belgische troepen aan EUBG" (nr. 8219)
- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "de deelname van Belgische troepen aan de European Battle Group" (nr. 8252)
- de heer Roland Defreyne aan de minister van Landsverdediging over "de deelname aan de EU-interventiemacht en de NRF" (nr. 8254)
- M. David Geerts au ministre de la Défense sur "la participation d'une force belge au EUBG" (n° 8219)
- Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "la participation de troupes belges à l'European Battle Group" (n° 8252)
- M. Roland Defreyne au ministre de la Défense sur "notre participation à la force d'intervention de l'UE et à la NRF" (n° 8254)
02.01 David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, wij hebben kunnen lezen dat België zal deelnemen aan de European Battle Group. Het zou over 450 manschappen gaan.
Wat houdt de deelname juist in?
Welke budgettaire impact is er?
Zijn de troepen die worden ingezet, ook nog inzetbaar voor andere operaties? Het betreft een specifieke toewijzing voor zes maanden. Ik herinner mij dat er vorig jaar of twee jaar geleden ook een paraatstelling was voor de NRF. Op dat moment meen ik dat die troepen ook elders werden ingezet. Vandaar dat ik ook hier wil vragen of het een specifieke toewijzing is of niet.
Welke andere landen nemen op dit moment deel aan die European Battle Group en wat is de totale getalsterkte?
02.02 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, er zouden 450 soldaten naar de European Battle Group worden gestuurd.
Ten eerste, wat houdt hun opdracht precies in? Wat betekent de Belgische deelname concreet?
Welke zijn de andere participerende landen? Met welke getalsterkte zullen die landen deelnemen?
Wat zal de budgettaire impact zijn van onze deelname?
Waar worden de diverse troepen gelegerd?
Welke bevel- en communicatiestructuur zal er worden gehanteerd? Wat met onze participatie in de NRF, de snellereactie-eenheid van de NAVO? Kunt u hier verdere toelichting bij geven?
02.03 Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de minister, voor de uiteenzetting verwijs ik naar de vorige sprekers. Mijn vragen zijn ongeveer dezelfde. Ik verneem bovendien graag welke troepen bij de beide operaties vertegenwoordigd zullen zijn. Gaat het om risicovolle interventies?
02.04 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik meen dat u hierover ook een vraag had.
De voorzitter: Die is ingetrokken.
02.05 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, in 2012 zal België inderdaad een bijzondere bijdrage leveren aan de snelle-interventiestrijdkrachten van de Europese Unie en van de NAVO. Zowel de bijdrage aan de Europese Unie als die aan de NAVO komt neer op een intentieverklaring om parate middelen ter beschikking te stellen. De activering van die middelen vereist het doorlopen van een politiek goedkeuringsproces.
De Belgische deelname aan de NAVO-beurtrol Nato Response Force, kadert volledig in de voortzetting van het Belgische beleid dat van kracht is sinds 2009. De bijdrage bestaat onder meer uit de permanente deelname van zes F-16’s en van één mijnenjager aan de NRF.
Bij de activering van die middelen zal een synergie worden nagestreefd met de andere naties, Denemarken, Noorwegen, Portugal en Nederland, die ook lid zijn van het F-16-partnerschapsprogramma EEAW, European participating airforces expeditionary air wing. De mijnenjager MCMV is vanaf het begin ter beschikking gesteld van de standing NATO mine countermeasures group 1, een van de vier permanente NAVO-vloten. De vloten nemen automatisch deel aan de NRF-rol. De bemanning wordt iedere zes maanden afgelost.
Gedurende de stand-byperiodes zullen de eenheden op een relatief korte preadvies staan, 5 dagen voor het MCMV-schip en 7 tot 10 dagen voor de luchtelementen. De eenheden mogen dan wel verder blijven trainen, maar moeten klaar staan om zich te ontplooien binnen de termijnen van het preadvies.
De opdracht van de NRF-eenheden wordt niet op voorhand bepaald. De eenheden moeten zich op de eerste plaats voorbereiden op de talrijke mogelijke taken van de NRF. Ze omvatten operaties die bijdragen tot het behoud van de territoriale integriteit van de natie, de vorming van een afschrikkingsmacht, de deelname aan vredesondersteunende operaties, de uitvoering van embargo-operaties, het verlenen van bijstand in geval van een ramp, de bescherming van kritische infrastructuren en een aantal andere zaken.
Het actieterrein is ook niet op voorhand gedefinieerd en zal zich daar afspelen waar het nodig wordt geacht om de NRF in te zetten. Merk op dat de actiezone van de standing NATO mine countermeasures group 1 in 2012, indien NRF niet geactiveerd wordt, zich vooral afspeelt aan de Atlantische kust en in de Baltische zee.
Wat de commandostructuur betreft, zolang de NRF niet geactiveerd is, vaart de mijnenjager onder de vlag van de Standing NATO Mine Countermeasures Group 1. Als de NRF geactiveerd wordt en na goedkeuring van de inzet door de regering, zal de mijnenjager onder het commando van de mine countermeasures task group komen te staan, die zelf onder het bevel van de commandant van de maritieme component van de NRF zal staan. In 2012 wordt het commando van die component geleverd door het ontplooibare hoofdkwartier strike force NATO, dat in vredestijd gevestigd is in Napels. In het kader van een NRF-operatie krijgt het F-16-detachement zijn opdrachten van het combined air operations center, dat afhangt van de luchtcomponent van het NRF. In 2012 wordt het commando van die component door Duitsland geleverd.
Wanneer men rekening houdt met de rotaties en de opdrachten die tot nu toe werden goedgekeurd door de Ministerraad in het kader van de NRF en in 2012, gaat het hier in totaal om ongeveer 350 Belgische militairen. De cijfers slaan ook op de deelname gedurende het eerste semester van 2012 van een chemical, bacteriological en nuclear capaciteit die in geval van activering onder Tsjechisch commando zou kunnen worden ingezet.
Wat betreft de deelname van België aan de stand-by battle group van de Europese Unie, zal Defensie in de eerste helft van 2012 onder Frans commando gezet worden. België heeft toegezegd om bij te dragen met 450 manschappen, die er samen zullen werken met 35 Luxemburgse en 2 000 Franse militairen. De IUBG is een multinationale snelle-interventiemacht die gekenmerkt wordt door flexibiliteit en over een autonomie van ten minste een maand beschikt. Indien de battle group wordt geactiveerd, zal België voornamelijk directe ondersteuningselementen leveren zoals genietroepen, air defense multirole helicopters, logistieke ondersteuning, communicatiemiddelen en medische steun. In deelname aan de commandostaf op strategisch en operationeel niveau is ook voorzien.
Tijdens de stand-byperiode kunnen de eenheden worden opgeroepen op relatief korte termijn. Het gaat meestal over vijf dagen. Bij de activering voorziet het IUBG-concept erin dat de eerste elementen van de battle group in het theater binnen tien dagen na de beslissing van de Raad van de Europese Unie aankomen. Tijdens de stand-byperiode mogen de eenheden worden opgenomen in een andere interventierol op nationaal niveau, maar worden ze normaal gezien niet ingezet in het kader van lopende operaties. Het actieterrein is niet op voorhand vastgesteld en zal zich afspelen waar de EU het nodig acht om de battle group in te zetten.
Voor de planning wordt met een afstand van 6 000 kilometer vanuit Brussel rekening gehouden. Wat de commandostructuur betreft, indien de IUBG wordt geactiveerd, zullen twee hoofdkwartieren worden geactiveerd. Een eerste is het operation headquarter, het tweede is het force headquarter. Dat laatste leidt de directe activiteiten in de operatiezone. De twee hoofdkwartieren bestaan grotendeels uit Franse militairen. Naast de Fransen zijn er eveneens bijna 60 Belgische militairen gepland.
De budgettaire impact van een stand-byperiode is beperkt tot de kosten verbonden aan de training. Die zijn volledig gedekt door het jaarlijkse trainingprogramma van de componenten en zijn aldus inbegrepen in het budget van Defensie.
Gezien het hypothetische karakter van de werkelijke inzet is het onmogelijk om op voorhand een deel van het budget van Defensie vast te leggen. In geval van een werkelijke ontplooiing van een deel of van het geheel van de capaciteiten, zal Defensie in de mate van het mogelijke de kosten financieren binnen de beschikbare middelen op het programma “Inzet” van haar begroting.
De noodzakelijke bijkomende middelen zullen geval per geval worden toegekend op beslissing van de Ministerraad. De activering van de NRF en de IUBG vergt dus het doorlopen van een beslissingsproces via de Ministerraad, zowel wat de inzet op zich als wat de budgettaire dekking van de aan de inzet verbonden kosten betreft.
02.06 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, u geeft een hele boterham gegevens, die ik achteraf in het verslag nog eens grondig zal nalezen.
Mijnheer de minister, ik dank u alvast voor uw antwoord, dat wij zullen opvolgen.
02.07 Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de minister, behalve tijdens de activeringsperiode zal het dus waarschijnlijk niet om risicovolle zaken gaan. Het zal voornamelijk om training gaan.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mevrouw Genot laat weten dat zij haar vraag nr. 8259 wil uitstellen.
03 Vraag van de heer Roland Defreyne aan de minister van Landsverdediging over "de aangekondigde actie van SOS Opvang" (nr. 8285)
03 Question de M. Roland Defreyne au ministre de la Défense sur "l'action annoncée par SOS Accueil" (n° 8285)
03.01 Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, SOS opvang is een organisatie van acht ngo’s in België. Deze winter bundelen zij de krachten om crisisopvang te organiseren voor asielzoekers die geen opvangplaats krijgen van FedasiI.
De regering-Leterme kondigde in lopende zaken reeds enkele noodmaatregelen aan waarbij 1 000 extra opvangplaatsen worden voorzien, waaronder 300 plaatsen in de kazernes van de Belgische Defensie. Toch zal in totaliteit het aantal opvangplaatsen op militaire domeinen op termijn herleid worden tot een derde.
Mijnheer de minister, wij herinneren ons allemaal de situaties van de strenge winter van vorig jaar, gelukkig is de huidige winter niet streng, toen opvang een zeer belangrijk item was.
Kan het aantal opvangplaatsen op militaire sites bij een plotse winteropstoot worden verhoogd zodat aan de vraag tegemoet kan worden gekomen?
Welke kazernes zijn nu als opvangplaats beschikbaar?
Wie kan hiervoor in aanmerking komen? Gaat het bijvoorbeeld ook over de plaatsing van minderjarigen.
Welke voorwaarden stelt u voor het gebruik van deze kazernes?
Vorige winter werden heel wat kazernes voorzien van nieuw materiaal en nieuwe infrastructuur om de asielzoekers op te vangen. Kan men nu opnieuw van dit materiaal gebruikmaken?
03.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, waarde collega, ik zal nog eens een stand van zaken geven van de steun die Defensie heeft geleverd of op dit moment levert in het raam van de opvang.
In het licht van de acute crisis van de opvang van asielzoekers zijn volgende kazernes de laatste drie jaar ter beschikking gesteld van Fedasil: in 2009 Florennes, Dinant en Poelkapelle en in 2010 Bastogne, Bierset, Houthalen-Helchteren en Weelde. In 2011 werd op beslissing van de Ministerraad van 15 april en 20 juli de capaciteit van Bierset verhoogd tot 750 plaatsen, voorheen 550 plaatsen, en deze van Dinant tot 290 plaatsen, voorheen 236. De kazerne van Ans werd ter beschikking gesteld met een capaciteit van 300 plaatsen.
De laatste beslissing van de Ministerraad dateert van 18 november 2011 en betreft een verhoging van de capaciteit te Ans tot 400 plaatsen. Dit betekent dat Defensie in totaal 3273 opvangplaatsen ter beschikking heeft gesteld sinds eind 2009.
Het waren er in 2010 550 in Bastogne, 550 in Bierset, 550 in Houthalen-Helchteren en 512 in Weelde vermeerderd met de aantallen die ik u heb genoemd. Gezien de instroom van de asielzoekers en het vooruitzicht van de seizoenen werden concessies voor de kazernes Bastogne, Houthalen-Helchteren en Weelde tot eind mei 2012 verlengd. Deze van Dinant verloopt eind 2012 en die van Ans en Bierset lopen tot eind 2013 en eind 2014.
Fedasil, dat samen met het Rode Kruis de opvangcentra beheert, bepaalt wie waar en wanneer wordt opgevangen. Het betreft gesloten kazernes die tijdelijk ter beschikking worden gesteld. Defensie stelt de terreinen, gronden en gebouwen in de staat waarin ze zich bevinden ter beschikking. De inrichtingswerken worden door Fedasil en het Rode Kruis ten laste genomen.
03.03 Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het incident is gesloten.
- M. Anthony Dufrane au ministre de la Défense sur "les équipes de sécurité privées sur les navires de transport pour lutter contre la piraterie" (n° 8333)
- M. Georges Dallemagne au ministre de la Défense sur "la possibilité de la présence de gardes armés à bord de navires" (n° 8346)
- de heer Anthony Dufrane aan de minister van Landsverdediging over "privébewaking op koopvaardijschepen om piraterij tegen te gaan" (nr. 8333)
- de heer Georges Dallemagne aan de minister van Landsverdediging over "de mogelijkheid om gewapende bewakers in te zetten aan boord van schepen" (nr. 8346)
04.01 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, depuis 2008, l'Union européenne a décidé de déployer des moyens militaires dans l'océan Indien afin de garantir la sécurité des routes maritimes. La marine belge participe d'ailleurs à cette opération jusqu'en 2012. Cependant, le phénomène de piraterie reste toujours problématique. La tendance va même vers une "professionnalisation" de ce phénomène avec des organisations criminelles lourdement armées et bien équipées.
Dans ce contexte, la militarisation de la lutte anti-piraterie vient de prendre un tour nouveau. Depuis cet été, sous la pression des compagnies d'assurances, plusieurs pays européens autorisent leurs navires à embarquer des gardes privés armés. C'est, semble-t-il, le cas, de l'Espagne, de l'Italie, de l'Allemagne, de la Norvège, de la Grande-Bretagne et, très récemment, de la Grèce.
Monsieur le ministre, la présence de ces gardes privés sur des navires marchands ne risque-t-elle pas d'induire des risques potentiels pour la sécurité de nos militaires? Comment la Défense belge et ses partenaires alliés ont-ils pris en compte la présence de gardes privés armés sur certains bateaux commerciaux? Existe-t-il une position commune au niveau européen sur la présence de gardes privés ou de militaires sur les navires marchands? Pensez-vous que la privatisation de la lutte anti-piraterie puisse remettre en cause, à terme, la pertinence de la mission Atalanta?
De voorzitter: De vraag van mijnheer Dallemagne vervalt hierbij.
04.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, les actes de piraterie perpétrés dans la région de la Corne de l'Afrique restent un souci partagé par la Belgique, bien que le nombre de tentatives de piraterie réussies soit en régression grâce aux opérations maritimes internationales et au concept de best management practices appliqué par les navires marchands. C'est la raison pour laquelle notre pays contribue à la sécurité maritime au large des côtes somaliennes et dans l'océan Indien en participant de manière régulière à l'opération européenne Atalante.
La frégate Louise-Marie participera d'ailleurs à cette opération de septembre 2012 à janvier 2013. Elle sera renforcée par un Vessel Protection Detachment (VPD) qui reste un de moyens de protection préférés des armateurs et de l'Organisation Maritime Internationale (OMI).
La mise à disposition de ce qu'on a appelé les Autonomous Vessel Protection Detachments, qui sont des VPD embarqués à bord des navires de la marine marchande sans accompagnement immédiat de navires militaires de l'opération Atalante, présente une option plus robuste de la mission. Cette option a été validée au niveau de l'Union européenne mais chaque pays contributeur reste bien entendu libre de fournir de tels détachements ou non. Ces opérations offrent également une solution au manque actuel de navires militaires pour l'opération Atalante. La Belgique ne s'oppose pas à la mise en œuvre de ses engins mais en étudie la faisabilité, plus particulièrement ses aspects juridiques.
Quant à l'utilisation de gardes privés armés à bord des navires marchands, celle-ci semble augmenter en raison de leur moindre coût et du caractère juridique peu contraignant des pavillons de complaisance. Cependant, l'OMI n'est pas encline à institutionnaliser l'usage des gardes privés armés. En effet, le déploiement de ces gardes suscite de nombreuses questions juridiques. Pour ces raisons, la majorité des armateurs marquent leur préférence pour une présence militaire internationale ainsi que pour les détachements de protection militaire embarqués et pour les best management practices.
Par ailleurs, les différents acteurs militaires participant à la lutte contre la piraterie dans cette région du monde souhaitent une coordination accrue avec les navires protégés par des gardes privés armés. Rien n'indique que ces gardes privés constituent une menace pour la sécurité de nos militaires et il est fort peu probable que leur présence à bord de certains navires remette en cause l'opération Atalante.
04.03 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses claires. Je suis rassuré d'apprendre qu'il n'y a pas de crainte à avoir pour nos militaires. Je ne manquerai pas de suivre ce dossier.
L'incident est clos.
De voorzitter: Ondertussen heeft mevrouw Lahaye-Battheu laten weten dat zij haar vraag nr. 8185 volgende keer wil stellen. Vraag nr. 8259 wordt uitgesteld. De heren Blanchart en De Vriendt zijn niet aanwezig. Zij hebben niets laten weten. Hun vragen nrs 8334 en 8503 vervallen dus. Hetzelfde geldt voor de vragen nrs 8345 en 8347 van de heer Dallemagne.
05 Vraag van de heer Roland Defreyne aan de minister van Landsverdediging over "de aankoop van rijsimulatoren" (nr. 8390)
05 Question de M. Roland Defreyne au ministre de la Défense sur "l'acquisition de simulateurs de conduite" (n° 8390)
05.01 Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de minister, op de agenda van de Ministerraad van 16 december 2011 werd het dossier over de aankoop en installatie van 14 rijsimulatoren besproken. De aankoop van die toestellen zou gebeuren in samenwerking met Luxemburg, in het kader van een betere training en een betere vorming van de militaire chauffeurs.
Begin oktober 2011 werden in Peutie reeds de eerste verkeersveiligheidsdagen georganiseerd. Militaire bestuurders en transportverantwoordelijken konden tijdens die vormingsdagen kennismaken met verschillende interactieve demonstraties, waaronder die van de rijsimulator.
Ik heb daarover de volgende vragen.
Voor de rijsimulator waarvan sprake op de verkeersveiligheidsdagen werd een beroep gedaan op het Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid en de VDAB. Wat was de huurprijs van die simulator tijdens dat evenement en wat waren de kosten van de expertisebegeleiding?
Wat is de kostprijs voor de aankoop en installatie van een dergelijke rijsimulator?
Waarom zal in de toekomst worden afgezien van de samenwerking met het Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid en de VDAB?
Waarom zal worden overgestapt op de aankoop van dergelijke toestellen?
Plant u in de toekomst verdere informatiesessies omtrent verkeersveiligheid voor zowel de militaire bestuurders als de transportverantwoordelijken?
05.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, in het kader van de organisatie van de Road Safety Days, werden door de VDAB en de Forem gratis twee rijsimulatoren met monitoren ter beschikking gesteld door het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid, alsook een stand met als thema Motorfiets en Monitor. Tevens werden een aantal BOB-standen met begeleidend personeel ter beschikking gesteld, en voor deze twee standen werd in totaal 840,01 euro betaald voor twee dagen.
De samenwerking met de VDAB en de Forem ter gelegenheid van de Road Safety Days van oktober is geen eenmalig feit en zal in de toekomst, in afwachting de levering van de verschillende types van rijsimulatoren voor Defensie, worden voortgezet en uitgebreid.
Wat de verkeersveiligheid betreft, wordt door Defensie een permanente rijsensibilisering gevoerd aangaande transportveiligheid bij militair wegtransport. Onder andere ecorijden, defensief rijden, ladingverzekering en transport van gevaarlijke goederen zijn hierbij inbegrepen, dit door informatiesessies en briefings, onder andere op de Road Safety Days en door informatiecampagnes via artikels in militaire informatiebladen, dvd’s en affiches.
Tijdens de Road Safety Days werd aan de deelnemers, 490 bezoekers en standhouders, gevraagd een enquêteformulier in te vullen. De resultaten zijn ondertussen geanalyseerd. Gezien de positieve reacties zal terug worden overgegaan tot de organisatie van dit verkeersgerelateerde evenement voor militaire chauffeurs en de transportverantwoordelijken.
05.03 Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de minister, behoudens vergissing, meen ik niet te hebben gehoord wat de kostprijs zou kunnen zijn voor de aankoop en de installatie van de rijsimulatoren.
05.04 Minister Pieter De Crem: Ik zal u nog in de loop van deze vergadering daarover inlichten.
L'incident est clos.
- de heer Roland Defreyne aan de minister van Landsverdediging over "de verkoop van vier Agusta A190-helikopters" (nr. 8401)
- mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "de verkoop van vier Agustahelikopters" (nr. 8405)
- M. Roland Defreyne au ministre de la Défense sur "la vente de quatre hélicoptères Agusta A190" (n° 8401)
- Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "la vente de quatre hélicoptères Agusta" (n° 8405)
06.01 Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in 2010 zijn acht Agusta A109-helikopters van het Belgische leger verkocht, omdat ze overbodig werden bevonden. In de pers konden wij nu vernemen dat Defensie nogmaals vier dergelijke helikopters te koop stelt. Het gaat om helikopters die twintig jaar oud zijn en die vanwege technische defecten niet meer in staat zouden zijn te vliegen.
Mijnheer de minister, acht Agustatoestellen werden in 2010 verkocht aan de Brusselse firma MAD Africa Distribution, om onmiddellijk doorverkocht te worden aan het Nederlandse transportbedrijf Van Vliet Trucks
Toont een van deze firma’s opnieuw interesse voor de aankoop van deze vier helikopters?
Hebben reeds andere firma’s hun interesse geuit? Is er een overzicht beschikbaar van potentiële kopers?
Bij de verkoop van de vorige acht toestellen was ook Jordanië geïnteresseerd. Worden de contacten met dit land in het kader van deze verkoop vernieuwd?
Welke verkoopprijs hebt u voor ogen voor deze toestellen?
Is de bestemming van het budget dat via deze verkoop zal vrijkomen bekend?
De voorzitter: Vraag nr. 8405 van mevrouw Grosemans vervalt.
06.02 Minister Pieter De Crem: Collega Defreyne, er zijn zeven A109-helikopters uit gebruik genomen. Drie daarvan zijn in volledige configuratie en kunnen na een grondige inspectie opnieuw luchtvaardig worden gemaakt. Zij blijven eigendom van Defensie als actieve reserve en worden naar behoren gepreserveerd. De vier andere toestellen worden door Defensie te koop aangeboden in de staat waarin zij zich bevinden.
De voorwaarden waaraan potentiële kopers moeten voldoen zijn opgenomen in het bestek. Eén van de belangrijkste voorwaarden is de verplichte ondertekening van het end user certificate. Het is te vroeg om ons uit te spreken over de identiteit van de kandidaat-kopers, daar zij zich nog tot eind januari 2012 kunnen aanmelden.
Naar aanleiding van een bezoekdag op 23 november, hebben alvast twee Belgische en één Nederlandse firma hun interesse kenbaar gemaakt.
De te verwachten verkoopprijs wordt volledig bepaald door de prijzen op de tweedehandsmarkt voor dergelijke toestellen. Defensie kan bijgevolg geen richtgetal geven, daar de verkoopsprocedure nog loopt.
Er werd geopteerd voor een publieksverkoop. De opbrengst van deze verkoop zal conform de begrotingsbepalingen van artikel 2.16.22 van het begrotingsjaar 2012 opnieuw binnen Defensie worden aangewend.
Een verdere vermindering van de A-109-toestellen zal plaatsvinden tijdens deze legislatuur. Hoeveel en wanneer, werd nog niet bepaald, daar dit deel kan uitmaken van verdere rationaliseringen.
In de beleidsvisie die wij vandaag en vorige week hebben besproken, is een vervanging van de A-109-toestellen niet aan de orde.
06.03 Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 8411 van de heer Van der Maelen wordt uitgesteld.
07 Vraag van de heer Roland Defreyne aan de minister van Landsverdediging over "de verkoop van de militaire sites in Oostende, Diest en Bastenaken" (nr. 8447)
07 Question de M. Roland Defreyne au ministre de la Défense sur "la vente des sites militaires d'Ostende, de Diest et de Bastogne" (n° 8447)
07.01 Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, in het boek van het Rekenhof wordt een overzicht gegeven van de gerealiseerde verkopen van militaire sites. Vier sites werden volledig verkocht, een gedeeltelijk en een andere site werd overgedragen aan de Regie der Gebouwen.
De verkoop van de resterende sites roept een aantal vragen op. De standaardprocedure voor de verkoop bepaalt namelijk dat sites, die buiten gebruik zijn gesteld, pas worden overgedragen aan de aankoopcomités van de FOD Financiën wanneer de saneringsonderzoeken en –werken zijn afgerond. Het Kwartier Oosteroever in Oostende werd echter overgedragen vóór de sanering klaar was en dit op vraag van de Vlaamse Gemeenschap en het havenbedrijf. Ondanks deze urgentie werden de terreinen volgens het Rekenhof nog altijd niet vervreemd. Voor de sites in Diest en Bastenaken werden het saneringsonderzoek en de saneringswerkzaamheden wel voltooid, maar werden de sites nog niet overgedragen aan de aankoopcomités.
Mijnheer de minister, ik heb volgende vragen. Ten eerste, wat is de stand van zaken voor de verkoop van het Kwartier Oosteroever te Oostende? Heeft u zicht op de kosten voor de saneringswerken? Zal de verkoopprijs van deze site de raming van de FOD Financiën van 1 007 000 euro benaderen? Heeft u reeds zicht op de bestemming die dit domein zal krijgen?
Ten tweede, werden de sites van Diest en Bastenaken al overgedragen aan de aankoopcomités van de FOD Financiën? Waarom werd bij die sites niet de standaardprocedure gevolgd?
Mijn derde vraag is eigenlijk zonder onderwerp omdat ik deze morgen hierop al een antwoord heb gekregen tijdens de behandeling van de beleidsnota.
07.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, overlegvergaderingen in 2011 tussen de diverse betrokken partijen hebben toegelaten de actiepunten te identificeren om het dossier in 2012 af te ronden. Dit is ook mijn streven.
De saneringswerken die worden uitgevoerd door de Vlaamse overheid zijn nog lopende en de kost ervan wordt momenteel op 2 miljoen euro geraamd. De verkoopprijs van deze site wordt geactualiseerd door de Federale Overheidsdienst Financiën en Defensie kan niet bevestigen of de geactualiseerde raming in de buurt van het oude bedrag van 1 miljoen euro zal liggen.
De nieuwe bestemming op het gewestplan is geen bevoegdheid van Defensie. Gezien bij de overdracht destijds werd geargumenteerd dat het ging om de verdere ontwikkeling en uitbreiding van de havenactiviteiten lijkt de nieuwe bestemming echter evident.
Het Fort Leopold te Diest en het oefenterrein Sans-Souci in Bastogne worden in 2012 van de Federale Overheidsdienst Financiën overgedragen. Vorig jaar is gebleken dat voor beide sites geen bodemsaneringswerken nodig zullen zijn waardoor Defensie de standaardprocedure kan volgen.
Wat de nieuwe, aangepaste verkoopprocedure betreft, is het de bedoeling om waar mogelijk tot een verbetering en een versnelling van de verschillende stappen van de procedure te komen. Verschillende pistes zullen ter zake worden bekeken op het vlak van de publiciteit, het zoeken naar kandidaat-kopers, bijstand bij de administratieve taken voor het verlijden van de akten en een aantal andere plichtplegingen.
07.03 Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de minister, ik hoor van u dat voor Oostende de saneringswerken worden geschat op 2 miljoen euro en dat men vandaag niet kan bevestigen of de opbrengst 1 miljoen euro zal bedragen. Volgens mij is dit dan ook geen lucratieve deal als wij er 1 miljoen euro aan zullen toesteken ten laste van Defensie. Dergelijke verkopen kunnen beter worden vermeden.
07.04 Minister Pieter De Crem: Er is nu eenmaal die saneringsplicht.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "het programma coaching the trainer in Benin" (nr. 8384)
08 Question de M. David Geerts au ministre de la Défense sur "le programme coaching the trainer au Bénin" (n° 8384)
08.01 David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, ik heb een vraag over het programma “coaching the trainer” in Benin. Dat stond aan de agenda van de Ministerraad van 16 december 2011. Concreet ging het dan, als ik de press release goed gelezen heb, over de ondersteuning in management en operaties met een beperkt aantal militairen.
Kunt u hier meer in detail treden omtrent de samenwerking? Welke andere samenwerking zal er in 2012 met Benin komen? Hoe wordt de samenwerking van de afgelopen jaren geëvalueerd?
In welke mate kan de strijdmacht van Benin een rol spelen in eventuele gewapende conflicten in de regio? Hebben zij het nodige materieel en beschikken zij over de nodige kennis? Ik stel u deze vraag omdat in het verleden bij de bespreking van de militaire operaties werd gesteld dat de opleiding van deze soldaten zijn nut heeft door het feit dat zij ingezet kunnen worden in de regio.
08.02 Minister Pieter De Crem: Collega Geerts, in het raam van het vastleggen van de activiteiten van het militaire partenariaatprogramma, het PPM, wordt tussen Benin en België overeengekomen om systematisch naar toenemende zelfstandigheid van de Beninse partner te streven. Het PPM met Benin voor 2012 bevat desalniettemin verschillende vormingen voor de leerlingen van de Koninklijke Militaire School, piloten voor de A 190, daarnet behandeld, de Agusta-helikopter, ontmijners, genie en technisch personeel.
Er wordt op het einde van het jaar een gemeenschappelijk evaluatie van de PPM-activiteiten uitgevoerd. De uitbating van het jaarlijkse verslag van de evaluatie van de PPM-activiteiten vormt een basis voor de discussies tijdens het volgende directeurscomité. Ter gelegenheid van het directeurscomité worden op een gezamenlijke wijze de projecten besproken die het voorwerp uitmaken van het programma van een volgend samenwerkingsjaar. Die projecten worden aan mij voorgelegd voor goedkeuring.
De steun vanwege Defensie heeft in het bijzonder Benin toegelaten om actief deel te nemen aan de vredesondersteunende operatie van de VN in Ivoorkust en in de Democratische Republiek Congo. Deze aanpak geeft blijk van positieve resultaten in de verschillende domeinen. Benin is dus in staat om deze opdrachten autonoom uit te voeren.
08.03 David Geerts (sp.a): Dank u. Ik zal bijkomende vragen stellen als de evaluatie is gebeurd.
L'incident est clos.
- de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de werking van de ADIV" (nr. 8482)
- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "de ADIV en de audit van het Vast Comité I" (nr. 8495)
- mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "de werking van de Staatsveiligheid en het Comité I" (nr. 8508)
- de heer Roland Defreyne aan de minister van Landsverdediging over "de audit van de militaire inlichtingendienst (ADIV)" (nr. 8515)
- M. David Geerts au ministre de la Défense sur "le fonctionnement du SGRS" (n° 8482)
- Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "le SGRS et l'audit du Comité permanent R" (n° 8495)
- Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "le fonctionnement de la Sûreté de l'État et du Comité R" (n° 8508)
- M. Roland Defreyne au ministre de la Défense sur "l'audit du service de renseignement militaire (SGRS)" (n° 8515)
09.01 David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de werking van de ADIV werd hier een aantal maanden geleden besproken omdat in het verslag van het Comité I een aantal opmerkingen over de werking van de ADIV werd geformuleerd
U hebt toen gezegd dat een aantal maatregelen zou worden genomen en dat wij daarna wel zouden zien. Blijkbaar zijn er echter toch nog pijnpunten zoals het gebrekkige databeheer, te wijten aan een verouderd informaticapark.
Mijnheer de minister, welke maatregelen zijn er in het verleden genomen? Wist men op het moment dat de maatregelen werden genomen dat ze onvoldoende zouden zijn?
Volgens het krantenartikel werken er blijkbaar 619 mensen op de dienst. Mij lijkt dit veel. Klopt dit aantal?
Wat is uw antwoord op de nieuwe kritiek van het Comité I over bijvoorbeeld de gebrekkige databeheerverwerking?
09.02 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, het Comité I voerde gedurende een half jaar een doorlichting uit van de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid, ADIV. Uit de doorlichting blijkt dat het Comité I pleit voor een meer doelgerichte aanpak inzake de gegevensverwerking, ICT en personeelsbeleid. Het geeft hiervoor ook een aantal concrete aanbevelingen.
De problemen bij de ADIV zijn al langer bij u gekend. Er werden in het verleden reeds maatregelen genomen. Kunt u een overzicht geven van de reeds genomen maatregelen en de maatregelen die nog zullen worden genomen? Kunt u meedelen binnen welke termijn u dit ziet?
09.03 Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de minister, de samenwerking tussen de verschillende afdelingen die gegevens verzamelen en analyseren zou volgens het Comité I beter moeten kunnen.
Het Comité I raadt bijvoorbeeld aan om een aparte informatiebeheerder aan te stellen en met de 619 personeelsleden duidelijkere afspraken te maken over de naamgeving van de data. Zal daaraan gehoor worden gegeven?
Op het vlak van de ICT-ondersteuning gaat het over de servers waarop de inlichtingendienst zijn bestanden bewaart. Die zouden volgens de audit niet goed zijn georganiseerd. Welke gebreken zullen hierbij vooral worden aangepakt?
Inzake het personeelsbeheer wordt, aldus dit auditverslag, aan nieuwe medewerkers nauwelijks vorming gegeven omtrent de werking. Bovendien blijkt er ook op de werkvloer een soort van ongelijke behandeling te bestaan tussen militairen en burgers. Voorziet u dus in inspanningen om aan nieuwe werknemers voortaan een betere opleiding of begeleiding te geven?
De voorzitter: De vraag van mevrouw Grosemans komt te vervallen.
09.04 Minister Pieter De Crem: Het auditverslag, waarnaar verwezen wordt, dateert van de zomer van verleden jaar. Het werd achter gesloten deuren besproken in de commissie belast met de parlementaire begeleiding van het Vast Comité van Toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Zoals ik reeds in antwoord op eerdere vragen vanuit het Parlement op de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid heb meegedeeld, was ik voorstander van het houden van een audit en keek ik uit naar de auditaanbevelingen.
Het auditverslag van vorige zomer bevat een erkenning voor verwezenlijkingen uit het verleden en ook voor het vele positieve werk dat verricht wordt door de ADIV.
Anderzijds zal het ook helpen om de ADIV nog te dynamiseren en nodige veranderingen en verbeteringen te ontwikkelen, onder meer in aanvulling op de totstandkoming en implementatie van de zogenaamde BIM-wet, als zeer belangrijke verwezenlijking van de vorige legislatuur in het domein van de inlichtingendiensten. Dit was immers het wettelijk kader dat onze diensten nodig hadden voor de uitdagingen van de 21e eeuw. Ik heb destijds de voorzitter van het Comité I bedankt voor de gedetailleerde auditresultaten en het grote werk dat het auditverslag vertegenwoordigt.
Onmiddellijk na ontvangst werd een eerste analyse van het verslag uitgevoerd binnen het departement en een task force opgericht binnen de ADIV. Tijdens een bespreking van de eerste analyse met mijn kabinet, werd een actieplan gevraagd waarbinnen de diverse aanbevelingen van het Comité I aan bod komen, waarin per aanbeveling wordt aangegeven welke acties desgevallend nodig zijn en waarin de daarbij horende doelstellingen worden aangereikt.
Begin oktober, nadat de chef Defensie mij het actieplan had voorgesteld, werd overeenkomstig de wettelijke mogelijkheid daartoe, met het Comité I een gedachtewisseling belegd om het een en ander samen en in het licht van het auditverslag te bespreken. Tijdens deze gedachtewisseling, die plaats vond op 7 november 2011in het gebouw van de ADIV, werd het actieplan toegelicht aan het Comité I met inbegrip van de gefaseerde aanpak in het op dat ogenblik reeds enige tijd lopende implementatieplan. Bij die gelegenheid heeft het Comité I zijn appreciatie uitgedrukt voor het ter harte nemen van de auditresultaten door middel van het actieplan. Er werd afgesproken dat ook in de toekomst tussentijds de verdere implementatie van het actieplan zou worden toegelicht aan het Comité I.
Gelet op de bijzondere aard van de materie, meen ik dat de commissie belast met de parlementaire begeleiding van het Vast Comité van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten in haar gebruikelijke vergadermodus het gepaste forum is voor de eventuele detailtoelichting van de audit en het bijhorende actieplan met gefaseerde aanpak, evenals omtrent de ermee verbonden gegevens zoals de personeelssamenstelling van de ADIV.
Niettemin kan ik vandaag algemeen meegeven dat het plan onder meer doelt op een versterking en dynamisering voor de ADIV van de personeels- en organisatiefunctie, het onderzoek van de mogelijkheid van de creatie van een inlichtingentak binnen Defensie, de uitbouw van het informatiebeheer bij de ADIV, het nadruk leggen op de ICT-middelen bij de verbetering van de werkingsmiddelen en de materiële omstandigheden, met uiteraard ook oog voor de veiligheidsaspecten, de maximale en prioritaire vervroeging van geplande investeringen van ICT-technologie voor de ADIV en tot slot meer aandacht voor de processen.
09.05 David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik heb het antwoord van de minister goed gehoord. Ik denk dat de andere vragen in de begeleidingscommissie moeten worden gesteld.
09.06 Minister Pieter De Crem: Inderdaad.
09.07 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, het is goed dat u zelf vragende partij was voor de audit, voor de opstelling van het actieplan.
Ik vraag mij nog af wanneer een en ander geëvalueerd wordt. Hebt u daar een timing voor vooropgesteld?
09.08 Minister Pieter De Crem: Mevrouw Ponthier, het vast belegeidingscomité I speelt daar ook een belangrijke rol in. Ik weet niet of de leden die nu een vraag gesteld hebben, ook lid zijn van het begeleidingscomité. Het is een aangelegenheid die daar moet worden besproken, tot mijn spijt.
De voorzitter: Mijnheer Defreyne, hebt u een repliek?
09.09 Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, dat volstaat, dank u.
Het incident is gesloten.
- M. Philippe Blanchart au ministre de la Défense sur "les relations entre l'ISAF et le Pakistan" (n° 8334)
- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "l'Afghanistan" (n° 8503)
- de heer Philippe Blanchart aan de minister van Landsverdediging over "de betrekkingen tussen ISAF en Pakistan" (nr. 8334)
- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "Afghanistan" (nr. 8503)
10.01 Philippe Blanchart (PS): Monsieur le ministre, suite à une attaque des forces de l'OTAN dans la zone tribale à la frontière afghane, les autorités pakistanaises accusent l'Alliance d'avoir tué 24 militaires pakistanais.
Cette zone semble constituer la principale base arrière des rebelles talibans et d'AI-Qaïda, qui attaquent régulièrement l'OTAN sur le sol afghan. Le porte-parole de l'ISAF (International Security Assistance Force) a ainsi reconnu samedi que des appareils de l'Alliance étaient très probablement à l'origine de cette bavure et a promis une enquête rigoureuse sur ces faits.
Malgré que le secrétaire général de l'OTAN ait écrit au premier ministre pakistanais pour lui assurer qu'il s'agissait d'un incident involontaire, le Pakistan a déjà fait savoir dimanche aux États-Unis sa fureur et sa volonté de réviser la coopération de son pays dans la lutte anti-terroriste.
Au-delà de ce tragique incident, le risque est également de voir se renforcer le sentiment anti-OTAN dans la région, mais surtout de voir le conflit afghan se déplacer de plus en plus vers les zones tribales du Pakistan voisin.
Dès lors, j'aimerais vous poser plusieurs questions, monsieur le ministre. En savez-vous plus sur la mise en œuvre de l'enquête promise par l'ISAF sur ces faits? Quelles suites pourront-elles y être données, selon ces futures conclusions? Comment l'ISAF compte-t-elle gérer ce tragique incident dans ses relations bilatérales avec le Pakistan?
Comment l'ISAF réagira-t-elle suite à la décision du gouvernement pakistanais de fermer toutes les voies d'approvisionnement de l'OTAN en Afghanistan à partir de son territoire? Quelles sont les conséquences de cette décision sur l'approvisionnement de nos troupes?
L'ISAF ne craint-elle pas une aggravation de la situation dans ces zones tribales pakistanaises? N'y a-t-il pas un risque selon vous d'y voir s'étendre à terme le conflit afghan?
10.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, l'enquête qui a été menée par l'OTAN, à laquelle le Pakistan a refusé de participer, au sujet des événements regrettables qui se sont déroulés dans la nuit du 25 au 26 novembre 2011 a conclu que l'ISAF comme l'armée pakistanaise partagent la responsabilité de cet incident. Bien que le blocage par le Pakistan des convois destinés à l'ISAF ait des conséquences sur l'approvisionnement des troupes, les effets sur le plan logistique restent gérables, y compris pour le contingent belge.
En ce qui concerne l'éventualité d'un déplacement du conflit afghan vers les zones tribales du Pakistan, il m'est impossible de faire une estimation de l'impact de ce tragique incident sur la population locale. Cependant, comme le Pakistan est un partenaire essentiel pour la communauté internationale engagée dans le processus de stabilité et de paix en Afghanistan, l'OTAN prend toutes les mesures nécessaires pour rétablir la confiance, améliorer la coopération et éviter que de telles tragédies ne se reproduisent.
10.03 Philippe Blanchart (PS): Le gouvernement pakistanais a-t-il récemment pris position? Je crois qu'une base avait été fermée à la frontière.
10.04 Pieter De Crem, ministre: Pour autant que je sache, il n'y a pas eu d'annonce de nouvelles mesures. Il est clair qu'il y a lieu maintenant de prendre des mesures pour rétablir la confiance entre le Pakistan et les autres partenaires de la région.
L'incident est clos.
- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "de vraag van de eerste minister om een permanent parate begeleidingsdienst" (nr. 8498)
- de heer Bert Maertens aan de minister van Landsverdediging over "de escortes van ministers door de militaire politie" (nr. 8509)
- Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "la demande du premier ministre de pouvoir faire appel à un service d'accompagnement disponible en permanence" (n° 8498)
- M. Bert Maertens au ministre de la Défense sur "l'escorte des ministres par la police militaire" (n° 8509)
11.01 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, het leven is aan de durvers, want ondanks de budgettaire situatie die wij vanmorgen nog uitgebreid besproken hebben, zou de eerste minister onlangs bij u geïnformeerd hebben naar de mogelijkheden om in een permanent parate begeleidingsdienst bestaande uit twee motorrijders van de militaire politie te voorzien. De reden hiervoor zou zijn dat hij zo op crisismomenten snel in alle hoeken van het land zou kunnen raken.
Dat roept een aantal vragen op. Kunt u toelichting geven bij het voorgaande en het huidige beleid inzake militaire escortes voor belangrijke personen in dit land, zoals de eerste minister? Hoe verloopt de procedure voor aanvraag concreet? Op welke tijdstippen en bij welke gelegenheden gebeurde dat tot nu toe? Kunt u daarvan een overzicht bezorgen, teruggaand tot 2005? Dat mag eventueel schriftelijk gebeuren.
Wanneer werd de vraag van de eerste minister aan u voorgelegd en wat hield ze concreet in? Welk antwoord zult u geven of hebt u gegeven op de vraag van de eerste minister? Kunt u dat verder toelichten? Hoeveel bedragen de voorziene kosten voor die permanente begeleidingsopdracht?
11.02 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de minister, ik kan een lange inleiding houden, in de sfeer van vanmorgen, toen wij het hadden over “bevrediging” en “aan zijn trekken komen”. Als men de escortes van de premier erbij denkt, dan krijgt men een mooie politiek thriller. Ik zal misschien Pol Van Den Driessche hierover eens tippen.
Ik kom tot mijn vragen, die vrij gedetailleerd zijn. Als het u beter schikt, mag u die vragen schriftelijk beantwoorden. Hoeveel keer wordt de militaire politie jaarlijks ingezet voor de escortering per motor? Kunt u mij de cijfers voor de afgelopen vijf jaar geven? In hoeveel gevallen maakte de premier in het bijzonder daarvan gebruik? Wie werd of wordt, naast de premier, nog begeleid door escortes van de militaire politie? Wie kan er van die begeleiding gebruikmaken?
Welke procedure moet worden doorlopen om zo’n escorte aan te vragen? Betreft het een standaardprocedure of wordt het ad hoc gevraagd en beslist? Wie draagt de gemaakte kosten van de begeleiding? Wat waren de jaarlijkse kosten van die begeleiding voor Defensie in de afgelopen vijf jaar? Hoeveel militaire politieagenten zijn specifiek opgeleid om dergelijke begeleidingen te doen? Wat is het percentage ten opzichte van het totale aantal militaire politieagenten?
Mijn laatste vraag is de belangrijkste: wat is uw antwoord op de vraag van de premier en op de kritiek van de legervakbonden dat de militaire politie wel andere zaken te doen heeft dan de premier te escorteren naar welke bestemming dan ook, op zijn vraag, wanneer hij dat wil?
11.03 Minister Pieter De Crem: Collega’s, de eerste minister heeft mij geen brief gestuurd met betrekking tot het al dan niet leveren van een MP-escorte en dus zeker niet over uitvoeringsregels die daaromtrent van toepassing zouden zijn. Enkel de minister van Defensie en de Chef van Defensie zijn gemachtigd om hun escorte-aanvragen rechtstreeks aan de Groep MP over te maken. Alle andere aanvragen dienen aan het bureel Protocol van het kabinet van de Chef van Defensie te worden gericht.
Het aantal VIP-escortes gedurende de laatste jaren: 205 in 2009, 317 in 2010, 270 in 2011. De 317 escortes in 2011 hebben zeker te maken met het Europese voorzitterschap van België. De kosten van de escortes worden gedragen door Defensie. Actueel zijn er 135 MP’s opgeleid om escortes uit te voeren, dat is 72,9 % van het huidige personeelsbestand van de huidige Groep MP.
Een interne richtlijn binnen Defensie bepaalt dat escortes normalerwijze enkel worden toegestaan aan de minister van Defensie, het hoofd van het militaire huis van de koning en aan de officieren die aan hem worden aangeduid om de koning te vertegenwoordigen, de Chef van Defensie en de buitenlandse autoriteiten van hetzelfde niveau tijdens hun bezoek. Daarnaast worden escortes ook toegekend aan de Adjunct Chief of Staff Operations and Training en de commandanten van de componenten voor de deelname aan de militaire plechtigheden die ze voorzitten, de militaire gebiedsbevelhebbers voor de deelname aan officiële plechtigheden op data die overeenstemmen met officiële nationale of regionale feestdagen wanneer zij hiervoor de hoogste militaire autoriteit zouden zijn en aan de voorzitters van de militaire comités van de NAVO en de Europese Unie, de Chief of Staff van SHAPE en de Deputy Supreme Allied Commander in Europe en dit tijdens hun officiële verplaatsingen.
Bij belangrijke elementen zoals een top in het raam van het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie kan het zijn dat de politie versterking vraagt aan de Groep MP om andere personaliteiten te escorteren.
11.04 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, u moet waarschijnlijk toegeven dat dit in tijden van besparingen niet meteen de meest populaire vraag is die de eerste minister had kunnen stellen. Het is, ons inziens dan ook geen kerntaak van de militaire politie om her en der bij te springen om escortes te verzorgen, ook al leveren zij uitstekend werk zoals de premier terecht stelt.
Enerzijds wordt u door de eerste minister verplicht om te besparen en anderzijds komt hij bij u aankloppen met zulke bizarre voorstellen. Het lijkt mij eerder opportuun dat hij in zijn entourage zoekt naar een pool om zijn escortes te verzorgen.
Ik neem aan dat u afwacht om te reageren tot hij effectief zijn vraag formuleert. Uit uw antwoord begrijp ik dat de eerste minister die vraag tot op dit moment nog altijd niet gesteld heeft.
11.05 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw zeer gedetailleerd antwoord.
We hebben het over het budget. De essentie van de zaak is immers dat Defensie die escortering betaalt. Er moet dan misschien eens nagedacht worden over een soort van facturering aan de klant. Op zich neem ik aan dat dit niet zo eenvoudig kan. Er moet dus afgewogen worden of de kosten en baten dan wel in evenwicht zijn, dan wel of het voordeel overhelt naar de baten voor Defensie om dat te factureren. Ik weet niet of dat ooit berekend of bestudeerd is. Bij dezen kan dat misschien eens nagegaan worden.
L'incident est clos.
12 Vraag van mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "UNIFIL" (nr. 8496)
12 Question de Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "la FINUL" (n° 8496)
12.01 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, het mandaat van de Belgische militairen in Libanon kwam reeds eerder vandaag ter sprake. Het loopt in oktober 2012 ten einde. Naar zeggen van personen ter plaatse is de kans groot dat rond die periode de ontmijningsopdracht zou zijn voltooid. Zowel de sectiecommandant als de CHOD stelt dat na de beëindiging van de opdracht er geen reden meer is ter plaatse te blijven. Voorheen hebt u de VN reeds gevraagd de missie om te vormen.
Wat is uw standpunt inzake het al dan niet verlengen van de huidige opdracht of het voortzetten van de huidige missie?
Welke scenario’s kunnen worden gevolgd na de beëindiging van de lopende ontmijningsopdracht?
12.02 Minister Pieter De Crem: De Verenigde Naties schatten dat de ontmijningsopdrachten van de toegangen tot de Blue Line tegen oktober 2012 zullen beëindigd zijn. Een terugtrekking van de Belgische ontmijners zal dus bij het einde van het huidige mandaat, 31 augustus 2012, mogelijk zijn.
Dat biedt een opportuniteit voor België om de bijdrage aan UNIFIL te heroriënteren, maar daarover is er op dit moment internationaal overleg aan de gang.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
13 Question de Mme Juliette Boulet au ministre de la Défense sur "le crash aérien de Kisangani et la MONUSCO" (n° 8500)
13 Vraag van mevrouw Juliette Boulet aan de minister van Landsverdediging over "de vliegtuigcrash te Kisangani en MONUSCO" (nr. 8500)
13.01 Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, le 8 juillet dernier, un Boeing 727 de la compagnie Hewa Bora Airways s'est écrasé à l'aéroport de Kisangani, dans le nord-est de la République démocratique du Congo. Selon la version officielle, le crash dû aux intempéries aurait causé la mort de 46 personnes.
Nous avons été mis en contact avec un militaire belge qui était en mission à Kisangani, où il dirigeait un petit détachement médical pour la MONUSCO. Il a été témoin de l'accident et son témoignage, relayé dans la presse, est accablant. Il pose de nombreuses questions sur la MONUSCO et le rôle des intervenants étrangers sur place. Il fait état d'une mauvaise gestion de l'aéroport, de problèmes de sécurité, de moyens techniques et humains inadaptés, du non-respect des règles de sécurité par la compagnie aérienne, de l'incompétence des unités de soins d'urgence. Tout particulièrement, ce militaire dénonce un fonctionnement défaillant de la MONUSCO et des autres organismes internationaux sur le terrain dans la gestion de l'accident.
Le contingent bangladais, chargé de la sécurisation du campement MONUSCO local et de l'hôpital de campagne, était supposé être en première ligne sur les lieux. Or il est arrivé après le contingent belge et sans aucun matériel médical ni matériel d'évacuation pour porter secours aux accidentés. Au-delà de la désorganisation, un problème plus grave se pose encore. Selon ce témoignage, les militaires de la MONUSCO, pourtant en charge de la sécurité et de la police sous la bannière de l'ONU, auraient laissé les premières personnes arrivées sur les lieux, des civils, des locaux et des militaires, fouiller et piller les victimes, tant les blessés que les personnes décédées. Pire, et des photos en attestent, ils auraient même participé aux fouilles sans porter secours aux accidentés et empêché les militaires de secourir les victimes.
Enfin, le témoin déplore qu'aucune aide n'ait été donnée aux victimes le jour du crash par les intervenants étrangers présents sur place et supposés assurer une mission humanitaire. Les seules victimes secourues ont été celles qui avaient été éjectées avant le lieu du crash.
Monsieur le ministre, quelles sont les informations à votre disposition quant à ce crash survenu à l'aéroport de Kisangani et quant au récit de ce militaire présent sur place et qui a décidé de parler à la presse tant ce qu'il avait vécu l'avait choqué? Son témoignage n'est-il pas interpellant concernant le comportement de militaires internationaux travaillant sous la bannière ONU?
Une enquête interne a-t-elle été menée sur base de ce témoignage? J'ai appris que le témoin avait été inquiété dans le cadre de son travail et qu'il avait même été interdit de séjour en RDC.
La Belgique dispose-t-elle d'une marge de manœuvre pour relayer ce témoignage auprès des responsables de la MONUSCO et pour faire toute la lumière sur cette situation?
Vingt-deux militaires belges travaillent actuellement pour la MONUSCO à Kisangani. Depuis le 10 octobre, le Congo est devenu un des lieux de déploiement les plus importants de l'armée belge, avec près de 120 militaires. L'engagement de la Belgique dans la MONUSCO vient en outre d'être renouvelé, ce qui est une très bonne chose. Une évaluation préalable de la mission onusienne a-t-elle été réalisée? Quelles furent les recommandations pour les contingents bangladais et belge basés à Kisangani?
L'aéroport de Kisangani est fréquemment utilisé par l'ONU et les militaires belges. Or il semblerait y avoir un manque criant en termes de sécurité. Y a-t-il eu une évaluation de la sécurité dans et autour de l'aéroport? Qu'en est-il de la qualité du matériel de sécurité (radar, éclairage, station de contrôle) ainsi que du statut du personnel dans cet aéroport?
13.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, chère collègue, j'ai été informé de la teneur de l'article auquel vous avez fait allusion. Le militaire qui s'est exprimé l'a fait en son propre nom. Ses propos n'engagent que lui.
Il s'agit d'un accident aérien n'impliquant pas les militaires belges en place dans le cadre de la MONUSCO. Dès lors, il ne revient pas à la Défense belge de mener une enquête interne suite à ce témoignage. Par ailleurs, si la Belgique souhaite obtenir des explications à propos des circonstances exactes d'un tel événement à caractère non opérationnel, elle devrait introduire une demande par l'intermédiaire du ministère des Affaires étrangères et de l'ambassadeur belge en poste à l'ONU.
Avant toute mise en œuvre de son personnel en opération, la Défense effectue une évaluation de la situation sécuritaire locale. Notre détachement placé sous commandement de l'ONU est appuyé dans des conditions raisonnables par les troupes de cette organisation.
En ce qui concerne la sécurité aérienne de l'aéroport, celui-ci ne dispose pas de moyens permettant une approche autre que guidée par des moyens visuels. Cependant, dans le cas de la mise en œuvre de notre C-130, les normes sécuritaires de l'aéroport de Kisangani sont, selon notre état-major, supérieures à celles qui sont généralement admises en Afrique pour ce type de mission.
13.03 Juliette Boulet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, vous ne serez pas étonné que je trouve votre réponse assez succincte et bien frustrante.
J'entends tout à fait que les propos n'engagent que lui, et heureusement d'une certaine manière. Je pense que c'est tout de même interpellant.
Je ne connais pas cette personne, mais je trouve qu'il eût été intéressant de se pencher plus à fond au moins sur le rôle positif qu'avait eu le détachement belge dans le cadre de la gestion de cet accident, d'une part, et, d'autre part, sur le rôle négatif joué par le détachement bengali, même si notre responsabilité n'est pas engagée. En effet, il en va de l'efficacité de la présence du détachement belge à Kisangani, qui a vécu des heures difficiles selon ce témoignage.
J'estime donc qu'il eût été intéressant de votre part d'au moins entendre ce témoignage et, peut-être, d'investiguer davantage en profondeur. J'espère que le ministre des Affaires étrangères me fournira des réponses supplémentaires.
L'incident est clos.
De voorzitter: Collega’s, de minister stelt voor u zijn antwoorden schriftelijk te bezorgen. U hoeft dat natuurlijk niet te aanvaarden. De vragen kunnen ook worden uitgesteld tot een volgende vergadering.
13.04 Minister Pieter De Crem: Daarom heb ik gezegd: “Voor zover de leden het daarmee eens zijn.” Er zijn enkele technische vragen. Ik heb er geen enkel probleem mee de vragen uit te stellen tot een volgende commissievergadering. Ik zie wel dat collega Dufrane en collega De Vriendt, alsook collega Grosemans, niet aanwezig zijn. Ik stel voor dat hun vier vragen alvast omgezet worden in schriftelijke vragen.
De voorzitter: Daar de vergadering op uw vraag wordt beëindigd, kan ik moeilijk de vragen die nog niet werden behandeld, schrappen. Ik kan ze ook niet eigenmachtig omzetten in schriftelijke vragen.
Indien de aanwezige leden hun vragen nu al schriftelijk beantwoord willen zien, omdat dat interessanter is dan ze twee weken uit te stellen, kan dat nu gebeuren.
13.05 Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, wij weten natuurlijk niet wanneer die vragen behandeld zullen worden. Is de volgende commissie volgende week, of de week daarna?
De voorzitter: Woensdag worden de gestelde lichamen ontvangen, heb ik gehoord. De minister behoort daartoe.
13.06 Roland Defreyne (Open Vld): Volgende week worden er dus geen vragen beantwoord?
13.07 Minister Pieter De Crem: Ik had voorgesteld de commissievergadering volgende dinsdag te houden, maar dan is er de verplaatsing naar Auschwitz. Daar zullen vele leden van de commissie aanwezig zijn.
De voorzitter: Kortom, mijnheer Defreyne, de volgende vergadering is over twee weken.
13.08 Roland Defreyne (Open Vld): U mag mijn vragen schriftelijk beantwoorden, mijnheer de minister.
De voorzitter: Oké. Die van mevrouw Ponthier ook, verneem ik. Dan is deze vergadering beëindigd.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.19 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16.19 heures.