Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de
la Fonction publique |
Commissie
voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt |
du Mercredi 18 janvier 2012 Matin ______ |
van Woensdag 18 januari 2012 Voormiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 10.22 uur en voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.
La séance est ouverte à 10.22 heures et présidée par M. Siegfried Bracke.
01 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "het plan om de Europese grenscontroles te moderniseren" (nr. 8072)
01 Question de Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "le plan de modernisation des frontières européennes" (n° 8072)
01.01 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik denk dat ik waarschijnlijk de eerste ben, die een vraag aan u als staatssecretaris voor Asiel mag stellen in de commissie voor de Binnenlandse Zaken. Dat is voor mij dan ook een hele eer.
De Europese Commissie is van plan om een nieuw systeem in te voeren om heel eenvoudig te kunnen registreren wie de Schengenzone binnenkomt en buitengaat. We hebben nu al een Visa Information System waarbij personen die visumplichtig zijn, geregistreerd worden. Aangezien die personen altijd hun paspoort en visum moeten tonen aan de grens, weet de overheid wie er binnenkomt, maar men kan moeilijk achterhalen wanneer iemand de Schengenzone verlaat.
Vandaar dat men werkt aan een systeem van smart borders, waardoor men op een eenvoudige, geïnformatiseerde, automatische manier zou kunnen zien wie er binnenkomt en wie het land verlaat. Daarbij zou men gebruikmaken van een camerasysteem dat zowel EU-onderdanen als niet-EU-onderdanen, visumplichtigen en niet-visumplichtigen registreert. Daarmee zou men ook perfect weten hoeveel tijd iemand op het grondgebied verblijft en of de bezoeker zich houdt aan de toegestane verblijfsduur.
Dat lijkt me een heel goed systeem. Toch heb ik er een aantal vragen bij.
Is België reeds geconsulteerd over het systeem? Indien ja, welk standpunt heeft ons land daarover ingenomen?
Worden de Europese regels inzake privacy daarop toegepast, wat evident of automatisch zou moeten? Is het systeem daaraan getoetst?
Economisch bekeken, zullen Belgische bedrijven mee kunnen dingen bij de aanbesteding voor dat prachtig systeem? Werden er reeds bedrijven gecontacteerd die ter zake actief zijn?
01.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Dank u wel, mevrouw Dumery, voor uw vraag.
Op het eerste gezicht kan het systeem ideaal lijken, aangezien het een beter beheer toelaat van de instroom van personen aan de buitengrenzen. Een dergelijk systeem brengt wel kosten met zich en een kosten-batenanalyse werd nog niet gemaakt.
Het moet ook nog worden bewezen dat zulke systemen een onmiddellijke impact en vanzelfsprekende meerwaarde hebben voor de operationele aspecten, zoals in de eerste plaats een stijging van de terugkeer.
De Commissie heeft nog geen wetgevend voorstel gedaan. Zij zal dat doen in de loop van het eerste semester van 2012. Zij kondigt ook aan dat in die context een discussie zal worden gevoerd met de toezichthouder van de gegevensbescherming. België zal, zoals alle lidstaten, deelnemen aan de debatten in de Raad en zal erover waken dat die gebaseerd zijn op onze diverse bezorgdheden.
01.03 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik kan goed begrijpen dat er een kosten-batenanalyse moet worden gemaakt. Er zijn echter heel veel systemen, die wel wat middelen kosten, al is het maar om het signaal te geven dat de buitengrenzen wel degelijk worden bewaakt en dat het ons ernstig is. Wie naar de Schengenzone komt, moet voldoen aan de regels, visumplichtig of niet.
Een kosten-batenanalyse is wel goed, maar op een gegeven moment, bij een goed draaiend en geïmplementeerd systeem, zullen er bijna geen overtredingen zijn. Ik kijk er dus naar uit. Het eerste semester van 2012 is reeds aangevangen. Misschien kunnen wij volgend jaar daarop terugkomen. Ik kijk dan uit naar het standpunt van uw diensten.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het huren van identiteitsdocumenten door illegalen" (nr. 8616)
02 Question de Mme Daphné Dumery à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la location de documents d'identité par les illégaux" (n° 8616)
02.01 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, tijdens de bespreking van uw beleidsnota liet u in uw repliek terloops vallen dat u contact zou hebben met uw Britse collega’s in verband met de problemen met de Eurostar.
Ik heb twee vragen ingediend – wel met een tijdspanne ertussen – die daarop betrekking hebben. Ik zal nu vraag nr. 8616 stellen, punt 10 op de agenda. Deze namiddag staat er een vraag nr. 8064 op de agenda, die daaraan is gelieerd. Ik kan gerust deze namiddag terugkomen, tenzij u deze vragen samen wenst te behandelen. Ik ben deze namiddag echter vrij en in het gebouw, zodat ik zeker kan terugkeren.
02.02 Staatssecretaris Maggie De Block: (…)
De voorzitter: Deze namiddag komt minister Milquet naar hier.
02.03 Daphné Dumery (N-VA): Dan heb ik mij vergist. Vanochtend gaat het alleen over vraag nr. 8616.
Waarover gaat het? In een Britse krant heb ik een artikel gelezen over criminele netwerken die verblijfsdocumenten verhuren aan illegalen om op deze wijze vrij binnen Schengen te reizen en – een problematiek die wij ook gezien hebben in andere reportages – eigenlijk hier de Eurostarterminal in Brussel te misbruiken om tot in Londen te raken. Het blijkt een heel eenvoudig systeem te zijn. Wanneer men zich hier in Brussel aanmeldt bij onze Belgische grenspost en zegt door te reizen naar Rijsel, kan men dat. Men blijft gewoon op de trein zitten en men komt uit in Londen. Zelf reis ik frequent met de Eurostar naar Londen en zie ik daar regelmatig wel controle aan Britse zijde. Maar toen de journalist het heeft geprobeerd, was er helemaal geen controle en kon men gewoon vanuit de trein Londen binnen wandelen.
Als de pakkans klein is, floreert zo’n systeem met als gevolg dat er blijkbaar ook reeds safe houses zijn, waar illegalen wachten op een verblijfsdocument dat hen aangeboden wordt, of eigenlijk verhuurd wordt om die overzet te kunnen doen. Er circuleren prijzen van 1000 euro voor kosten, 500 euro extra voor het document in kwestie en daarbij wordt er zelfs nog bijstand gegeven om, bijvoorbeeld, sociale bijstand aan te vragen en dergelijke meer.
Dit verontrust mij. Ik denk dat dit u ook verontrust. Ik was dan ook aangenaam verrast te horen dat u daarover contact met uw Britse collega zal opnemen.
Mevrouw de staatssecretaris, hebt u weet van dergelijke fraude met Belgische identiteitsdocumenten? Zo ja, welke stappen hebt u al ondernomen?
Zijn volgens uw informatie dergelijke bendes actief in ons land?
Zijn dergelijke gevallen van identiteitsfraude bij uw diensten bekend?
Ik ben zeer benieuwd te horen wat u hebt afgesproken met betrekking tot de grenspost in de Eurostarterminal.
02.04 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw Dumery, het probleem van het mogelijk huren van identiteitsdocumenten is natuurlijk niet nieuw. Het bestaan van deze fraude is ook niet nieuw.
Het ligt voor de hand dat het verhuren of verkopen van verblijfs- of identiteitsdocumenten vooral opduikt naarmate de fysieke beveiliging van het document zelf beter wordt.
De look-alike illegalen richten zich dan op het gebruik van een echt document van een andere persoon. Ze worden dus niet meer nagemaakt, maar ze worden gemultiplieerd.
Er bestaan verschillende modi operandi, die ook in ons land gebruikelijk zijn. Ik geef enkele voorbeelden.
De echte bezitter veinst het verlies van zijn document en vraagt een duplicaat van zijn document aan, waardoor hij er twee heeft en een daarvan door de look-alike kan worden gebruikt.
Een illegale vreemdeling biedt zich aan met een foto en een attest van verlies om op basis van deze stukken een duplicaat te laten maken, dus een echt document op basis van een vals attest.
Een illegale vreemdeling gebruikt het document van de echte gebruiker tot op het ogenblik dat de echte gebruiker wordt gecontroleerd. Deze meldt tijdens de controle het verlies van zijn document en vindt uiteraard het document enkele dagen later terug.
De originele bezitter van een identiteitsdocument kan dus zijn document zogezegd verliezen, het uitlenen, meestal tegen betaling, of aangeven dat zijn document werd gestolen.
Het is dus echt een lucratieve handel. Het aantal duplicaten dat de officiële eigenaar in het Rijksregister heeft staan, kan al een aanwijzing van massaal fraudegebruik zijn.
Er zijn voorbeelden van Belgen van Marokkaanse origine die hun documenten verliezen terwijl ze in de zomer op vakantie zijn in Marokko. Het gaat dan enkel om hun verblijfsdocumenten, hun identiteitsdocumenten, maar niet de SIS-kaart, de bankkaart, het rijbewijs of het geld.
De maatregelen die kunnen worden genomen om het misbruik tegen te gaan, zijn al voor een stuk genomen, maar het kan natuurlijk altijd beter. Het gaat dan vooral over een betere controle, beveiliging en registratie van identiteits- en reisdocumenten. Ik denk dan, bijvoorbeeld, aan een betere registratie van de verloren en gestolen documenten, de registratie van pogingen om een document op een andere naam te bekomen, een duidelijke vermelding als het gaat om een duplicaat en een strengere beoordeling van vreemdelingen die, nadat zij een verblijf hebben bekomen, hun identiteit wijzigen.
Er zijn tal van initiatieven genomen, maar voor die initiatieven, voor de mogelijke activiteit van bendes in ons land en voor de diverse statistieken in ons land over identiteitsfraude, moet ik u verwijzen naar mijn collega’s, de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken. De cijfermatige gegevens kunt u steeds in een schriftelijke vraag stellen.
Wat het Eurostardossier betreft, heb ik inderdaad een ontmoeting gehad met de Britse ambassadeur. Wij hebben een aantal concrete afspraken gemaakt. Ik denk dat wij heel dicht bij een oplossing staan, maar de ambassadeur heeft mij nog enkele weken tijd gevraagd om terug te koppelen met zijn land. Ik heb weer een afspraak, volgende week tijdens de top in Kopenhagen rond de asielproblematiek. Dit dossier zal dus zeker een oplossing krijgen.
02.05 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw omstandig antwoord. Er zijn inderdaad een aantal zeer nuttige maatregelen. U heeft er een aantal opgesomd.
Bij het registreren van duplicaten in het Rijksregister stelt men inderdaad soms vast dat sommige personen meermaals hun identiteitsdocumenten verliezen. Dit is een signaal dat er iets aan de hand is. Ik heb u ook horen spreken over een betere controle en controle van de reisdocumenten, en dit gelieerd aan de buitengrensposten. Wat mij het meeste heeft gechoqueerd in de reportage over de Eurostartunnel, is dat onze Belgische grenspost daarmee lichtzinnig omspringt.
Ik ben er immers zelfs voorstander van om af en toe aan de binnengrenzen te vragen wie een bepaalde persoon is, vanwaar hij komt en wat hij komt doen. Met een dergelijke handelwijze is niets verkeerd, teneinde de mensensmokkelaars en de fraudeurs er tussenuit te kunnen halen.
De Eurostarterminal is een buitengrens. Wij kunnen zulks enkel accentueren, door echt heel nadrukkelijk in de terminal te staan en te vragen wie iemand is en waarheen hij gaat. Indien men daarin een patroon kan herkennen, bijvoorbeeld iemand die zegt naar Rijsel te reizen, moet de informatie zeker worden doorgespeeld. Zij moet ofwel naar de Franse autoriteiten worden doorgespeld, ofwel naar de Britse autoriteiten in het hokje ernaast.
Er moet heel alert worden gereageerd. Even een hardere, kordatere aanpak kan soms een signaal zijn om het fenomeen te stoppen.
Wij volgen het dossier op. Ik ben blij dat u met uw Britse collega afspraken hebt gemaakt en dat u de grensbewaking ogenblikkelijk heel ernstig neemt. Wij zullen in dergelijke dossiers zeker nog met elkaar in debat kunnen treden.
02.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Ik zal in de loop van de komende weken zeker een oplossing hebben.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Voor het verslag meld ik dat vraag nr. 8126 van mevrouw Smeyers over het lot van een uitgeprocedeerd Armeens gezin wordt ingetrokken. Vraag nr. 8260 van mevrouw Genot over het recht op gezinshereniging voor personen die subsidiaire bescherming genieten, wordt uitgesteld. Ook vraag nr. 8261 van mevrouw Genot over de intrekking van de vluchtelingenstatus wordt uitgesteld. Vraag nr. 8689 van mevrouw Genot over het aanhouden en terugsturen van toeristen die over een geldig visum beschikken, wordt eveneens uitgesteld.
Ik zie dat wij geen vraagstellers meer hebben, met uitzondering van de heer Tuybens. Hij heeft een samengevoegde vraag nr. 8445, onder andere met vraag nr. 8539 van de heer Maingain, die zich heeft laten verontschuldigen. Mevrouw Smeyers komt later. Van de heer Doomst weet ik, eerlijk gezegd, niets. Hij is dus te laat om zijn vraag nr. 8424 te stellen.
Mijnheer Tuybens, u krijgt het woord.
Mevrouw de staatssecretaris, de heer Tuybens stelt zijn vraag nr. 8445. Ik weet dat u vele vragen hebt en dus moet bladeren. Neemt u echter rustig de tijd. De heer Tuybens kan ondertussen op adem komen.
- de heer Michel Doomst aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de veroordeling van de Belgische Staat door het EHRM voor het opsluiten van minderjarige asielzoekers" (nr. 8424)
- mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de veroordelingen van België door het EHRM" (nr. 8435)
- de heer Bruno Tuybens aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de veroordeling van België door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens" (nr. 8445)
- de heer Olivier Maingain aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de veelvuldige veroordelingen van België voor de onrechtmatige opsluiting van vreemdelingen" (nr. 8539)
- M. Michel Doomst à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la condamnation de l'État belge par la CEDH pour la détention de demandeurs d'asile mineurs" (n° 8424)
- Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les condamnations de la Belgique par la CEDH" (n° 8435)
- M. Bruno Tuybens à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la condamnation de la Belgique par la Cour européenne des droits de l'homme" (n° 8445)
- M. Olivier Maingain à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "les multiples condamnations de la Belgique pour détention irrégulière d'étrangers" (n° 8539)
03.01 Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, de vraag is niet nieuw voor u, omdat ik ze gesteld heb in de plenaire vergadering van 22 december. U weet dat ik toen geen antwoord heb gekregen. U zei alleen dat u het zou onderzoeken. Ik heb de vraag dus opnieuw ingediend, zij het met een aantal bijkomende elementen.
In de loop van de maand december is ons land in een week twee keer veroordeeld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens inzake de onmenselijke behandeling van een asielzoeker. Het waren logischerwijze twee verschillende zaken.
Het betreft de zaak Kanagaratnam en anderen versus België. Het gaat om de opsluiting in het gesloten opvangcentrum 127bis in Steenokkerzeel in 2009, van een Sri Lankaanse moeder met haar drie minderjarige kinderen. Zij hebben vier maanden in Steenokkerzeel verbleven. De moeder was op 23 januari 2009 op de luchthaven vanuit Kinshasa aangekomen met vervalste reisdocumenten. Zij vroeg onmiddellijk asiel aan. De asielaanvraag van de moeder werd op 17 maart 2009 definitief verworpen na een negatieve beslissing van het Commissariaat-generaal en in beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. De terugkeer naar Kinshasa werd opgeschort, zodat zij in beroep kon gaan bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, met toepassing van artikel 39. De moeder heeft daarop een tweede asielaanvraag ingediend. Na die aanvraag werd zij op 4 mei in vrijheid gesteld om het Commissariaat-generaal toe te laten de aanvraag te onderzoeken. Zij werd erkend als vluchteling op 2 september 2009. Het gaat dus om een verblijf in een gesloten inrichting van 23 januari tot 4 mei 2009. De feiten dateren dus al van twee jaar geleden. Ondertussen zijn er al maatregelen genomen door de regering.
De tweede veroordeling gaat over de zaak Yoh-Ekale Mwanje versus België. Een vrouw uit Kameroen, een hiv-patiënte, heeft vier maanden lang vastgezeten in Steenokkerzeel tussen 17 december 2009 en 9 april 2010. België werd in die zaak veroordeeld omdat het geen adequate medische behandeling had toegediend op grond van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Vluchtelingenwerk Vlaanderen heeft aangeklaagd dat de medische behandeling in de gesloten centra vaak tekortschiet. De behandeling hing immers volledig af van het oordeel van de arts die verbonden was aan het centrum en waarvan de onafhankelijkheid in de praktijk te weinig gegarandeerd was, ongeacht of de medische zorg in de gesloten centra er de afgelopen jaren op verbeterd is.
U hebt in de plenaire vergadering geantwoord dat de vrouw haar behandeling in Nederland op eigen initiatief had stopgezet en dat er kans op resistentie was. De arts van het asielcentrum 127bis had meteen contact opgenomen met het Instituut voor Tropische Geneeskunde en het aidsrevalidatiecentrum van het Erasmusziekenhuis. Beide waren van oordeel dat eerst de mogelijkheid tot resistentie moest worden onderzocht, wat ook is gebeurd, en op 1 maart 2010 werd de gepaste behandeling aangevat. Ondertussen werd de vrouw wel behandeld voor andere klachten.
U hebt op basis daarvan toen gezegd dat u de beide arresten zou bestuderen.
Mevrouw de staatssecretaris, ik heb de volgende vragen.
Ten eerste, wat heeft onze regering geleerd uit beide veroordelingen? Welke daden van bestudering of overleg hebt u, of heeft uw voorganger, ondernomen?
Ten tweede, om in de toekomst een veroordeling inzake opsluiting van minderjarigen te vermijden, had ik graag geweten wat de stand van zaken is voor de gezinsvriendelijke opstellingen, de gezinsunits, die minister Turtelboom enkele jaren geleden heeft geïnitieerd, overigens mede op basis van mijn verzoek. Wat is de timing voor de volledige uitrol? Wat zal de volledige capaciteit van deze units zijn? Hoeveel gezinnen met kinderen werden sinds 1 oktober 2008 uitzonderlijk toch in het gesloten centrum 127bis in Steenokkerzeel geplaatst?
Ten derde, om in de toekomst een veroordeling te vermijden voor het niet of onvoldoende verlenen van medische zorgen aan asielzoekers in gesloten detentiecentra, vraag ik mij af op welke wijze procedures en praktijken worden aangepast. Is hierover overleg gepleegd en een consensus bereikt met de medische staf van het centrum en/of met andere gezagsdragers?
Ten slotte, het Europees Hof oordeelt dat opsluiting misschien niet nodig was en dat er een proportionaliteitstoets had moeten gebeuren. Ons land voorziet echter niet in een automatische rechterlijke controle op de noodzaak of de proportionaliteit van de administratieve detentie. In de twee zaken waarin België werd veroordeeld, zou dit wellicht toch opportuun zijn geweest. Volgens de wet kan de raadkamer enkel nagaan of de detentiebeslissing wettelijk werd genomen, maar niet of de maatregel ook nodig was, zoals dat overigens wel kan voor verdachten van misdrijven in voorlopige hechtenis, maar dus niet voor mensen zonder papieren die absoluut geen misdrijf hebben begaan.
Bent u als bevoegd staatssecretaris van oordeel dat daarvoor een bijkomend wetgevend initiatief moet worden genomen, waardoor ons land minder risico zou lopen om voor dergelijke gevallen veroordeeld te worden?
03.02 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, gelieve mij te verontschuldigen voor mijn late aankomst. Ik dank u om mij alsnog de mogelijkheid te geven om deze vraag te stellen. De heer Tuybens heeft de situatie al geschetst.
België werd voor de tweede keer door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens veroordeeld voor de onmenselijke behandeling van een asielzoeker. Het gaat om een illegale Kameroense vrouw, die vier maanden werd opgesloten in het centrum 127bis in Steenokkerzeel. De vrouw is een hiv-patiënte en kreeg naar verluidt tijdens haar detentie onvoldoende nodige medische zorgen toegediend.
België probeerde haar ondertussen te repatriëren, maar door een noodprocedure bij het Europees Hof was dat niet mogelijk. Het Europees Hof oordeelde dat België de vrouw onmenselijk behandeld heeft door haar tijdens haar detentie onvoldoende medische zorgen te geven. Bovendien voorzag België volgens het EHRM niet in een effectief rechtsmiddel tegen die onmenselijke behandeling en was de detentie in het centrum daardoor in strijd met artikel 5, het recht op vrijheid.
Ik heb, meer globaal, voor u de volgende vragen, mevrouw de staatssecretaris.
Hoeveel rechtszaken lopen er op dit moment bij het Europees Hof tegen België met de volgende voorwerpen?
Ten eerste, de opsluiting van minderjarige vreemdelingen, wat een van de vorige veroordelingen was.
Ten tweede, de gebrekkige opvolging van de fysieke of mentale gezondheid van opgevangen en/of uitgeprocedeerde asielzoekers. Dat is het voorwerp van deze klacht.
Ten derde, andere klachten met betrekking tot de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers.
Hoe hoog is het bedrag aan schadevergoedingen dat na een arrest, dit arrest of andere arresten, van het Europees Hof al werd uitbetaald? Hoeveel was dat vorig jaar? Wat was het voorwerp van die arresten?
03.03 Staatssecretaris Maggie De Block: De geschiedenis van die twee verschillende families zal ik niet uit de doeken doen, want dat heb ik eerder al uitvoerig gedaan bij de mondelinge vragen in de Kamer.
Het is misschien belangrijker om te bekijken hoe België nu, na de aanpassingen van de wet in oktober 2009, omgaat met gezinnen met minderjarige kinderen die zich aan de grens aanbieden of met het specifiek geval van de dame die zogezegd niet goed genoeg behandeld was.
Ik ben ervan overtuigd dat de menselijke waardigheid en de fundamentele rechten van personen in de gesloten centra gerespecteerd moeten worden en ze zullen ook gerespecteerd blijven. Gezinnen met kinderen die zich tegenwoordig aanbieden, worden niet meer in gesloten centra ondergebracht, maar in de zogenaamde huisjes van mijn voorganger, mevrouw Turtelboom. Ik zal u straks de cijfers geven van het aantal huisjes en het aantal personen dat daarin opgevangen wordt.
Ik kan u melden dat mijn diensten momenteel geen kennis hebben van lopende rechtszaken in verband met de opsluiting van minderjarige vreemdelingen. Wel zijn er drie rechtszaken lopende aangaande de gebrekkige opvolging van de fysische of mentale gezondheid van opgevangen en nu uitgeprocedeerde asielzoekers en twee zaken die verband houden met de manier van opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers.
De schadevergoeding in de zaak-Kanagaratnam en anderen tegen België bedraagt 46 650 euro. Die schadevergoeding werd tot nu toe niet betaald, maar de stappen om die uit te betalen, werden al wel gezet.
In 2011 veroordeelde het arrest in de zaak-M.S.S. tegen België en Griekenland ons land ook tot de betaling van 32 250 euro, omdat de verzoeker conform de Dublinovereenkomsten naar Griekenland werd overgebracht. Van 2002 tot en met 2011 werd ook nog 74 250 euro aan schadevergoedingen door ons land betaald, ook na een arrest van het Europees Hof. Daarmee vermeld ik de totale bedragen die betaald werden van 2002 tot en met 2011, dus in negen jaar tijd.
Het spreekt vanzelf dat de Dienst Vreemdelingenzaken sinds de veroordeling door het Europees Hof in 2010 rekening houdt met de beperkingen die het Hof oplegt inzake het vasthouden van gezinnen. Er zijn op dit moment 15 woonunits, in Zulte, Tielt, Sint-Gillis-Waas en Tubize. Uitbreiding is mogelijk. De plannen daarvoor zijn gemaakt, maar de uitvoering hangt af van de budgettaire en operationele mogelijkheden.
Van 1 oktober 2008 tot 1 oktober 2009 werden nog 25 families, met 35 minderjarigen, vastgehouden in een gesloten asielcentrum. Vanaf 1 oktober 2009 werden al die grensgezinnen in woonunits ondergebracht.
Om tegemoet te komen aan een beperkt aantal gezinnen zal men ook in 2012 woonunits in een gesloten omgeving aanbieden. Er is nog een stuk grond beschikbaar in de nabijheid van transitcentrum 127bis. Er zijn plannen voor units, bijvoorbeeld voor families die niet voldoen aan de voorwaarden voor een verblijf in een open unit, of die daar weggelopen zijn en opnieuw zijn opgepakt. Zij zullen daar in een gesloten omgeving verblijven, maar volledig afgescheiden van het gesloten centrum, wat een gezinsleven mogelijk maakt.
Het is de bedoeling het verblijf in de speciale woonunits zo kort mogelijk te houden, afhankelijk van de tijd die nodig is voor de organisatie van het vertrek. Het gaat dus om personen die daar enkele dagen of enkele weken verblijven, tot de schikkingen voor hun vertrek genomen zijn.
Mijn administratie onderzoekt de ingebruikname van bijkomende sites. Ik zal u op de hoogte houden wanneer er extra woonunits in gebruik genomen worden.
Niet alleen de budgettaire kosten zijn van belang. Die woningen moeten gebouwd en ingericht worden, maar de Dienst Vreemdelingenzaken moet ook coaches selecteren voor de begeleiding van die families.
Het oordeel van het Europees Hof was dat opsluiting misschien niet nodig was en dat er een proportionaliteitstoets had moeten plaatsvinden. Ik kan u melden dat in de proportionaliteitstoets impliciet is voorzien in het wetsvoorstel dat de Europese terugkeerrichtlijn moet omzetten. Een maatregel tot vasthouding mag pas genomen worden wanneer afdoende maar minder dwingende maatregelen niet doeltreffend kunnen worden toegepast. De bepalingen van het wetsvoorstel dat eerstdaags zal bekrachtigd worden, maken het niet nodig ons huidig systeem nog te herzien. Daarbij kunnen rechtbanken dan wel niet oordelen over de opportuniteit van de opsluiting, maar het wettelijkheidsonderzoek dat momenteel wordt toegepast, biedt de mogelijkheid om het recht en de feiten te verifiëren. Dat gebeurt via de controle van de feitelijke motivatie en van de afstemming tussen het recht en de feiten. Zo kunnen de raadkamers de proportionaliteit van de maatregelen op dezelfde wijze beoordelen als ze dat elders doen.
In de huidige procedure kan ook worden gecontroleerd of de genomen maatregelen conform het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens zijn en de fundamentele rechten in acht nemen. Ik wil er bovendien op wijzen dat ook de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen in geval van een beroep nagaat of de door de Dienst Vreemdelingenzaken genomen opsluitingsbeslissing legitiem is geweest. Een wijziging van de vreemdelingenwet lijkt dan ook niet nodig op dit moment.
03.04 Bruno Tuybens (sp.a): Mevrouw de minister, het wetsvoorstel waarnaar u verwijst, is geen ontwerp maar een voorstel dus. Waarover gaat dat?
03.05 Staatssecretaris Maggie De Block: Het gaat om het wetsvoorstel dat de Europese terugkeerrichtlijn moet omzetten.
03.06 Bruno Tuybens (sp.a): Waarom is dat een wetsvoorstel en geen wetsontwerp?
03.07 Staatssecretaris Maggie De Block: Omdat het dateert uit de periode van lopende zaken. Toen was een wetsontwerp niet mogelijk en moest alles via het Parlement verlopen, via voorstellen. Het was een ontwerp, maar het werd als voorstel ingediend, zoals heel veel in lopende zaken.
03.08 Bruno Tuybens (sp.a): Dat is juist.
Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor het omstandige antwoord, laat dat duidelijk zijn. Zo zijn we goed op de hoogte van de situatie en konden we kennisnemen van het vele werk dat werd geleverd inzake de woonunits.
In uw antwoord gaat u niet in op de medische situatie in het andere dossier. België is daarin veroordeeld. Op welke manier kunnen wij een veroordeling vermijden?
03.09 Staatssecretaris Maggie De Block: Het Hof heeft niet gezegd dat we niets hebben gedaan. Het was de mening toegedaan dat de termijn te lang was om haar medische toestand te garanderen. Die termijn is opgelopen door het feit dat er een vermoeden was van resistentie aan de medicatie en dat er bijkomende testen moesten gebeuren om te weten of die vrouw resistent was. Na die testen bleek zij ook resistent te zijn voor de medicatie die initieel wordt gegeven. Het Tropisch Instituut en een ander expertisecentrum werden erbij betrokken. Het heeft enkele weken geduurd om te weten op welke medicatie zij wel zou reageren. Dat duurt nu eenmaal zolang, ook voor u, ook voor mij.
Bij het Europees Hof zitten weinig artsen met expertise in aidsbestrijding. Zij hebben geoordeeld dat er te veel tijd voorbijging en dat er vroeger moest worden gereageerd. Zij heeft intussen een behandeling gekregen voor haar andere medische problemen, zoals haar bloeddruk. Haar algemene toestand is trouwens verbeterd tijdens haar verblijf daar. Het is niet de medische behandeling op zich die werd betwist, wel de verloren gegane tijd. Zij was tevoren ook al op eigen initiatief een tijd gestopt met haar behandeling, zoals ze zelf ook bij haar komst heeft aangegeven.
Het is dus niet echt een fout te noemen. Die geneesheer had zelf een cursus inzake hiv gevolgd. Hij heeft meteen de nodige expertise ingeroepen. Doordat er een resistentie was, is er nog een aantal weken overgegaan vooraleer men wist op welke medicatie die vrouw reageerde. Had men meteen de medicatie gegeven die sowieso gestart wordt, dan zou die medicatie niet gewerkt hebben maar ze zouden evenmin veroordeeld zijn. Ze hebben het in feite te goed willen doen.
03.10 Bruno Tuybens (sp.a): Mevrouw de staatssecretaris, ik ben de laatste om te twijfelen aan uw beoordeling op medisch vlak. Twee zaken zijn belangrijk.
Ten eerste, het is jammer dat ons land er niet in geslaagd is om bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens deze zaak juridisch te winnen en dat die gegevens niet zijn overgebracht.
Ten tweede, er moeten lessen getrokken worden uit de veroordeling, zodat het medisch team van Steenokkerzeel scherper kan reageren of rekening kan houden met de veroordeling, zodat wij geen tweede keer voor dergelijke zaken worden veroordeeld.
Mijnheer de voorzitter, ik dank u omdat u mij de kans hebt gegeven om hierop wat uitgebreider in te gaan.
De voorzitter: Dit is een vrije ruimte, mijnheer Tuybens.
03.11 Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, het Reglement geeft ons maar twee minuten.
De voorzitter: Een reglement mag nooit beletten dat men zijn verstand gebruikt. Mevrouw Smeyers heeft het woord.
03.12 Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. U bent een bekwaam arts en ik stel vast dat u daarnaast misschien ook juridische talenten hebt. U was misschien beter de advocaat van de Belgische Staat geweest. Dan hadden wij die veroordeling niet opgelopen. Gedane zaken nemen echter geen keer.
03.13 Staatssecretaris Maggie De Block: (…)
03.14 Sarah Smeyers (N-VA): U bent goed op weg. In dat verband hoop ik dat wij samen iets kunnen leren over de opsluiting van gezinnen. Wij mogen het niet doen, ook al kan men daarover discussiëren. U kent het opvangcentrum Caricole dat bijna af. Het werd gebouwd vóór die veroordeling, met de bedoeling daarin families onder te brengen. Een jaar geleden heb ik het bezocht. Toen was er al een deel afgewerkt. Volgens mij is er niets onmenselijks aan het opvangcentrum Caricole.
Alleenstaande mannen en vrouwen worden er ook volledig gescheiden van de gezinnen met kinderen. Wij zijn nu echter veroordeeld. Wij mogen hen niet meer in opvangcentrum Caricole opsluiten. U hebt terecht zelf gezegd dat er daarrond nog plaats is in de woonunits, waar wel een omheining rond staat, maar het is geen gesloten centrum. Het gaat om woonblokken of huizen. Ik kan dus alleen maar aan u vragen om snel te handelen.
Ik weet dat er een gebrek aan middelen is, maar ik meen dat het op lange termijn zal renderen. De terugkeercijfers zullen wel bewijzen dat het systeem van de woonunits, naast centrum 127bis en in de buurt van de luchthaven, veel efficiënter is dan het verloederde appartementsgebouw in Tubeke. Ik weet niet of u het al gezien hebt. Het staat langs een steenweg. Het is afgeleefd en vervallen. Het risico op vluchten ’s nachts – men kan het die mensen niet kwalijk nemen dat zij dat proberen – is er veel groter dan in de woonunits.
U zegt dat er momenteel weinig middelen voor zijn. Toch meen ik dat wij beleidskeuzes moeten durven maken. Dat zou op lange termijn en ook in de cijfers efficiënter zijn. Ik zie evenwel dat u dezelfde mening bent toegedaan.
L'incident est clos.
- mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het regularisatiebeleid" (nr. 8082)
- mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de regularisatienota van 27 november 2009" (nr. 8258)
- mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het regularisatiebeleid" (nr. 8268)
- Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la politique de régularisation" (n° 8082)
- Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la note du 27 novembre 2009 relative aux régularisations" (n° 8258)
- Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la politique de régularisation" (n° 8268)
04.01 Sarah Smeyers (N-VA): Ik zal alle vragen tot één vraag bundelen. Ze situeren zich op de grens tussen een regering in lopende zaken en een regering met volheid van bevoegdheid.
Mevrouw de staatssecretaris, ik geef even wat cijfers op een rijtje. Tussen januari en november 2011 werden in ons land 8 400 illegalen geregulariseerd. In totaal waren er in 2011 15 005 nieuwe regularisatieaanvragen. Voor het eerst in de geschiedenis waren er – en dit gaf u ook aan – meer aanvragen voor medische regularisatie dan voor humanitaire regularisatie, dus meer aanvragen op basis van artikel 9ter dan op basis van artikel 9bis. Op 1 november moesten er nog een kleine 30 000 aanvragen onderzocht worden. Op vijf jaar tijd, van 2005 tot 2010, werd, alle regularisatiecijfers samen, aan 80 570 illegalen toch een verblijfsvergunning uitgereikt.
Die cijfers, mevrouw de staatssecretaris, niet het gevolg van uw beleid maar van het beleid van voorgaande jaren, tonen aan dat de regularisatiemaatregel, die aanvankelijk als een uitzondering en een gunstmaatregel werd toegepast, aanleiding heeft gegeven tot een geëigend, apart migratiekanaal.
De regularisatiepraktijken in ons land steunen vandaag nog altijd op een instructienota, die door de Raad van State in 2009 werd vernietigd. Dezelfde Raad van State heeft nadien, in een arrest van 5 oktober 2011, onderstreept dat verschillende van de uitgevaardigde regularisatiebeslissingen onwettig zijn gemotiveerd, omdat ze steunen op een vernietigde instructienota en omdat de staatssecretaris naar eigen goeddunken personen regulariseert zonder wettelijke basis. Immers, artikel 9bis biedt niet zo veel ruimte als de regularisatie-instructies op grond waarvan de betrokkenen geregulariseerd werden en de nota werd vernietigd. Er is dus eigenlijk geen wettige basis op basis waarvan al die mensen worden geregulariseerd en toch krijgen ze papieren.
Er is ook al meer dan een jaar geleden een andere instructienota van toenmalig staatssecretaris Wathelet aan zijn Dienst Vreemdelingenzaken opgedoken, waarin hij instrueert op welke manier de dienst de verschillende regularisatieaanvragen moet behandelen. Daarin beveelt hij onder andere dat criminelen ook kans maken op regularisatie. Personen die in ons land twee tot drie jaar effectief in de gevangenis hebben gezeten na een veroordeling, komen na hun vrijlating toch in aanmerking om geregulariseerd te worden.
Er is daarover veel commotie geweest. Uw partij, Open Vld en CD&V hebben toen te kennen gegeven dat zij het niet te pruimen vonden. Mijn vragen gaan dus over het regularisatiebeleid in het algemeen.
Hebt u daarop een andere visie? Zult u de instructienota betreffende de criminelen herzien? Zult u de geregulariseerden, indien mogelijk, nog opsporen en, waar nodig, de dossiers laten herbekijken? Hebt u er zicht op over hoeveel criminelen het eigenlijk gaat? Ik maak van de gelegenheid gebruik dat aan u te vragen. Van staatssecretaris Wathelet heb ik daarop nooit een echt antwoord gekregen, hoewel hij dat wel kan achterhalen. Men weet immers hoeveel illegalen er in de gevangenis zitten. Die personen hebben toch een strafdossier en dus moet er toch een spoor zijn van de manier waarop zij nadien aan verblijfsdocumenten geraken. Ten slotte vraag ik u ook naar uw algemeen regularisatiebeleid in de toekomst.
04.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mevrouw Smeyers, het thema is ook al in de gesprekken over de beleidsnota ter sprake gekomen. Ik wens te benadrukken dat noch in het regeerakkoord, noch in de beleidsnota, noch in de praktijk sprake is van een grootschalige humanitaire regularisatie. Het regeerakkoord maakt trouwens ook geen melding van de instructie van 2009, die de vorige regering heeft opgesteld. Die instructie werd immers vernietigd door de Raad van State, zodat de toekenning van een verblijfsmachtiging, zoals het regeerakkoord voorschrijft, individueel kan worden toegekend op basis van de wet. Nu passen wij opnieuw de wet toe, in het bijzonder artikel 9bis van de vreemdelingenwet.
Het antwoord op uw vraag of ik rekening zal houden met de arresten van de Raad van State, waaronder het arrest van oktober 2011 wat de toepassing van de instructie betreft, lijkt dan ook evident. Met andere woorden, de administratie zal de wettelijke voorschriften respecteren, alsook de verplichtingen opgelegd door de mensenrechtenverdragen, inzonderheid de artikelen 3 en 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.
De individuele situatie van de persoon zal, indien de aanvraag ontvankelijk is, ten gronde worden onderzocht, conform de regelgeving. Het gelijkheidsbeginsel zal daarbij ook in acht worden genomen. De afgifte van een machtiging tot verblijf zal steeds steunen op de gronden die een persoon daarvoor aangeeft.
Aangezien de Dienst Vreemdelingenzaken zijn beslissingen steeds in rechte en in feite moet motiveren en de controle daarop ook nog eens gebeurt door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, zullen de beslissingen van de rechtbank, en niet enkel die van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, in acht worden genomen en in het voorkomend geval leiden tot een aansturing van de motivatie van sommige beslissingen. Wij verwachten niet dat advocaten hoger beroep zullen instellen, aangezien de Raad van State zich heeft uitgesproken betreffende het kader waarin regularisaties dienen te gebeuren.
Ik heb u al gezegd dat de uitspraak van de Raad van State zal worden geëerbiedigd. In dat opzicht zullen ook de elementen van openbare orde, die in aanmerking worden genomen bij het onderzoek van een aanvraag om een verblijfsmachtiging te verkrijgen, aan een evaluatie worden onderworpen, met inachtneming van de rechtspraak dienaangaande.
Ik ben van mening dat wij ons in de toekomst strenger moeten opstellen ten aanzien van personen die een bedreiging vormen voor de openbare veiligheid. In die zin overweeg ik nieuwe richtlijnen met betrekking tot de openbare orde om te vermijden dat personen die door hun gedrag een gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid van ons land betekenen, een verblijfsmachtiging zouden krijgen. Zo zal ik aan mijn administratie vragen de afweging te maken van de gepleegde feiten en de toegekende strafmaat, en, conform de letter en de geest van het regeerakkoord, rekening te houden met alle aspecten van fraude, zelfs indien die geen effectief voordeel heeft opgeleverd.
Het lijkt mij niet opportuun terug te komen op de regularisatie van personen die zich schuldig hebben gemaakt aan feiten van openbare orde indien de feiten door mijn voorganger niet zwaarwichtig genoeg werden bevonden en de rechtspraak daartoe geen aanzet heeft gegeven. Ook in de toekomst zullen personen die zich schuldig maken aan strafbare feiten, ongetwijfeld aan een verwijderingsmaatregel onderworpen worden, conform de wetgeving.
Op de vraag om hoeveel criminelen het gaat, heb ik nog geen antwoord gekregen. Ik ben bereid het te laten nagaan, maar ik neem aan dat dat niet eenvoudig is. Er rust geen taboe op die cijfers. Misschien kunt u uw precieze vraag schriftelijk stellen?
04.03 Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, oprecht bedankt voor uw eerlijk antwoord.
Mijn vraag was, op een paar puntjes na, al ter sprake gekomen bij de bespreking van uw beleidsnota, en u had er al op geantwoord. Zulke dubbele antwoorden zullen nog vaak voorkomen, vrees ik. U kon nu veel grondiger antwoorden, waarvoor mijn dank.
Ik weet het, het mag geen collectieve regularisatie genoemd worden. Zo is het trouwens nooit genoemd, want dat kan niet. Ik meen echter dat u mijn mening deelt, als u naar de cijfers kijkt. Wij zien dat sinds het Alexiusakkoord 25 000 mensen geregulariseerd zijn. Dan kan men toch spreken van een grootschalige regularisatie?
Ik hoop echt – de commissie is er om daarover van gedachte te wisselen – dat u inziet dat het regularisatiebeleid al uw andere, goede maatregelen ondermijnt. Daardoor kan ook het terugkeerbeleid falen. Ik ben blij dat u openlijk zegt dat u veel strenger zult zijn. De cijfers zullen dan ook navenant zijn.
U zegt dat u rekening houdt met het arrest van 5 oktober. Dat is goed. De instructies van het Alexiusakkoord zijn vernietigd door dat arrest, waaruit blijkt dat artikel 9bis te ruim werd toegepast. Wanneer men terugkeert naar de initiële bedoeling van artikel 9bis, zullen er automatisch minder regularisaties plaatsvinden. Men was in feite buiten de wet getreden, maar als u uw diensten, de RvV en DVZ, opdraagt het artikel strikter toe te passen, zal dat zeker gevoeld worden.
U had het over de openbare orde en fraude. Ik heb de nota van staatssecretaris Wathelet bij me, ik citeer: "Indien de aanvrager vergezeld is van zijn gezin, en een veroordeling heeft opgelopen die de twee jaar niet overschrijdt, zal de anciënniteit van de feiten het voorwerp uitmaken van een appreciatie.” Dus kijken we toch naar zijn dossier. De gekwalificeerde feiten terrorisme en misdrijf tegen de menselijkheid verjaren niet. Alle andere feiten, zoals moord, pedofilie, mensenhandel, verkrachting en poging tot verkrachting, verjaren na vijf jaar. Wie dus vijf jaar na de veroordeling een regularisatieaanvraag indient, komt toch in aanmerking om geregulariseerd te worden, of minstens wordt zijn dossier bekeken.
U heeft de cijfers niet. Ik maak mij daar geen illusies over. Omwille van de rechtszekerheid zal het zeer moeilijk zijn om die dossiers opnieuw te bekijken, daarvan ben ik mij bewust. Mevrouw de staatssecretaris, ik beklemtoon, voor ons land, voor onze gemeenschap en voor uw beleid, dat dergelijke praktijken echt niet meer kunnen. U zegt openlijk dat u inzake openbare orde en fraude veel strenger zult zijn. U overweegt nieuwe richtlijnen en ik roep u op om dat snel te doen. Nu is er een fout beeld van ons beleid en dat ondermijnt alle goede maatregelen die u in de toekomst nog zult nemen. Maak hier alstublieft een prioriteit van.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vragen nrs 8486 en 8549 van mevrouw Temmerman en vragen nrs 8662, 8663, 8664, 8665, 8666, 8729 en 8750 van de heer Francken worden uitgesteld.
05 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de fraude bij de OCMW's van Aalst en Gent gepleegd door een vluchteling uit Jordanië" (nr. 8627)
05 Question de Mme Sarah Smeyers à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la fraude commise aux CPAS d'Alost et de Gand par un réfugié jordanien" (n° 8627)
05.01 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de staatssecretaris, onlangs raakte bekend dat een politiek vluchteling uit Jordanië erin geslaagd is met valse namen en valse identiteitskaarten zowel het OCMW van Aalst als dat van Gent op te lichten. Zo kon de man, die geen verblijfsvergunning had, een vervangingsinkomen voor zijn gezin krijgen en tegelijkertijd in het zwart handel drijven. In totaal ontving hij van 2006 tot 2011 56 000 euro van die OCMW’s.
De man uit Gent werd aangehouden en verscheen voor de rechtbank van Dendermonde, waar hij zich moest verantwoorden voor valsheid in geschrifte en oplichting. Bij zijn aanhouding stuitte de politie op die valse identiteitsdocumenten en na meerdere verhoren erkende hij uit Jordanië afkomstig te zijn, en niet uit Irak of Israël, zoals op die andere identiteitsdocumenten stond. De openbare aanklager eiste veertig maanden cel tegen de man en het vonnis zal op 30 januari worden geveld.
Mevrouw de staatssecretaris, ik weet dat het moeilijk is om uitspraken te doen over hangende zaken, maar ik wil u graag de volgende vragen stellen. Zoals u misschien weet, is Aalst mijn thuisstad, wat mijn specifieke interesse verklaart.
Volgens berichten in de media had de man geen verblijfsvergunning. Weet u of het om een asielzoeker in procedure gaat of om een uitgeprocedeerde illegaal? Het zal wellicht om een uitgeprocedeerde illegaal gaan, want in procedure zou hij wel over een verblijfstitel voor de duur van de procedure beschikken.
Vroeg de man ooit asiel of regularisatie aan? Verblijft zijn gezin hier ook, ook illegaal dan? Weet u of deze man tussen 2006 en 2011 ooit op een of andere manier werd gecontroleerd op zwartwerk en of ook de onregelmatigheid van zijn identiteitsdocumenten ooit op een of andere manier werd gecontroleerd of vastgesteld?
Een algemene vraag, hoeveel dergelijke controles werden vorig jaar uitgevoerd door de OCMW’s van Aalst, Gent en, als u daarop zicht hebt, Antwerpen? Hoeveel gevallen van identiteitsfraude door illegale vreemdelingen werden er vorig jaar in totaal ontdekt bij die respectievelijke OCMW’s?
Mevrouw de staatssecretaris, in de beleidsnota van de FOD Binnenlandse Zaken wordt de controle op fraude met identiteitsbewijzen — u hebt het ook gisteren nog gezegd — vooropgesteld als een van de prioriteiten van uw regering. Dit is meer dan nodig. Dit geval bewijst dat nog eens.
Op welke manier zullen de OCMW’s betrokken en aangespoord worden om aanvragen voor vervangingsinkomens strenger en regelmatiger te controleren, zodat zij in de mogelijkheid zijn om die fraudegevallen vast te stellen? Blijkbaar is dat nu niet mogelijk. Zijn hier reeds officiële instructies voor? Ik stel ook opnieuw de hamvraag of hiervoor in extra personeel en in een extra budget zal worden voorzien? Waarschijnlijk zullen de OCMW’s ook betrokken worden bij het informatica-uitwisselingssysteem, waarover u gisteren reeds sprak.
Welk gevolg zal nu aan dit verhaal worden gegeven? Ik weet dat dit een hangende zaak is en dat u daarover nog niets kunt of mag zeggen. Ik stel alleszins de vraag, maar als u er niets over kunt zeggen, dan zal ik daarover later nog een vraag stellen. Zal betrokkene, indien hij gestraft wordt, zijn straf in ons land uitzitten? Indien hij hier met zijn gezin is, zal het hele gezin dan een bevel krijgen om het grondgebied te verlaten?
05.02 Staatssecretaris Maggie De Block: Mijnheer de voorzitter, de cliënt was onder zijn aliasnaam gekend bij het OCMW. In 2008 werd de steun stopgezet en teruggevorderd omdat het OCMW door de politie op de hoogte was gebracht van frauduleuze praktijken. Op de inhoud hiervan ga ik niet in, gezien de openbaarheid van deze commissievergadering. Hij werd voor deze feiten correctioneel veroordeeld. Zijn toenmalige ex-echtgenote was nog steuntrekkend.
In de loop van 2011 kreeg het OCMW van Gent, in het kader van de samenwerking met de arbeidsauditeur, het signaal dat er een onderzoek zou gestart worden naar mogelijke identiteitsfraude. Door dit signaal, dat eigenlijk nog maar een signaal was, en niet bewezen, werden die dossiers, zowel dat van de man die intussen een nieuwe aanvraag had gedaan, als dat van zijn ex-vrouw, met verhoogde aandacht opgevolgd. Zij werden dan ook naar de controlecel van het OCMW Gent, die fraude detecteert, doorgestuurd. De controlecel kon op basis van eigen vaststellingen, de steun van de ex-vrouw stopzetten en dus ook de nieuwe steun weigeren die de man gevraagd had. Beiden werden preventief geschorst.
Wat was het probleem? De controle van de identiteit van de cliënten gebeurt in het onthaal. Door een identiteitslezer wordt de elektronische identiteitskaart gelezen en wordt onmiddellijk de link met de kruispuntbank gemaakt. Voor vreemdelingen of voor mensen die hun identiteitskaart kwijt zijn, worden de papieren documenten gecontroleerd, met natuurlijk een bijzondere aandacht voor de foto. Indien die onduidelijk is of als de persoon er niet echt meer op lijkt, wordt gevraagd naar andere documenten.
In voorkomend geval had de betrokkene wel een identiteitskaart, maar het ging om een identiteitsfraudeur die onder een valse naam naar België was gekomen en die onder die valse naam een verblijfsdocument had gekregen waarmee hij zich tot het OCMW in Gent had gewend. Aan het OCMW van Gent kon dus een geldig verblijfsdocument worden voorgelegd, alleen stond er wel een andere naam op. Daarom spreek ik ook van een aliasnaam. Voor het OCMW van Gent was het onmogelijk om die vorm van identiteitsfraude zelf vast te stellen.
Het is dan ook duidelijk dat samenwerking met andere entiteiten een noodzakelijke voorwaarde is om dergelijke onaanvaardbare vormen van fraude hard aan te pakken. Daarom ook heb ik in mijn beleidsnota van de strijd tegen de sociale fraude een prioriteit gemaakt. Ik wil ook onderzoeken in welke mate het mogelijk is om het Strafwetboek aan te passen aan die vormen van fraude. In de commissie heb ik al gezegd dat ik dat moet doen in samenspraak met de voogdijminister van Justitie.
De POD Maatschappelijke Integratie beschikt niet over cijfermateriaal inzake controles op zwartwerk of andere vormen van fraude die door de individuele OCMW’s werden uitgevoerd.
Van het OCMW van Gent zelf heb ik wel cijfers gekregen. Het OCMW van Gent stuurde tussen maart en december 2011, 109 aanvragen van maatschappelijke werkers door naar de interne controlecel om een dossier grondiger te onderzoeken. Het bleek dat al 84 van die onderzoeken zijn afgerond, waarbij tot een conclusie werd gekomen. Van de 84 afgeronde dossiers bleek dat in 24 gevallen vermoedens van fraude ongegrond waren, 14 dossiers werden vroegtijdig teruggetrokken. In 47 dossiers, wat ruim 55 % van de afgeronde onderzoeken vertegenwoordigt, was er wel degelijk sprake van fraude. Het lijkt mij een goed voorbeeld om na te gaan hoe ook door een OCMW met beperkte middelen toch kan worden nagegaan of cliënten al dan niet ten onrechte steun ontvangen.
In overleg met de OCMW’s en andere belanghebbenden ben ik van plan om na te gaan hoe wij via de administratie een soortgelijk systeem kunnen opzetten om dit te controleren, ook bij de andere OCMW’s.
De cijfers van Antwerpen en Aalst kan ik u echter niet geven, want zij zijn gewoonweg niet voorhanden.
05.03 Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de staatssecretaris, ik dank u om de levenswandel van deze persoon helemaal uiteen te zetten. Hij blijkt dus ook in Gent door het OCMW preventief geschorst te zijn, wat op zich goed is. Niettemin heeft hij de andere OCMW’s, waaronder dat van Aalst, veronderstel ik, of alleen dat van Aalst, toch voor 56 000 euro kunnen oplichten.
U schetst de identiteitscontrole en de fraude met de identiteitsdocumenten. Dat is geen alleenstaand geval, dat weet u ook. Er moet daarop echt wel ingezet worden. U kunt dat niet alleen, maar ik hoop dat u ter zake de minister van Binnenlandse Zaken, de minister van Justitie en ook de staatssecretaris voor Fraudebestrijding eens samenroept, om zo samen naar een oplossing te zoeken.
Dit is ook een Europees probleem en het moet ook aangekaart worden op Europees vlak. Er zou uniformiteit inzake de identiteitscontrole tot stand moeten worden gebracht. Ik begrijp ook wel dat men niet op elke burgerlijke stand of bij elk OCMW een irisscan of een vingerafdrukapparaat kan plaatsen; de budgetten daarvoor zullen wellicht niet voorhanden zijn. Die systemen bestaan echter wel en dus zou er op een of andere manier eenvormigheid moeten komen of een eenheidsloket moeten bestaan, waar voor heel het land kan vastgesteld worden of de persoon die pretendeert te zijn wie hij is, ook effectief die persoon is. Dat is zeker nodig als men ziet dat er in één geval al voor een bedrag van 56 000 euro kan worden opgelicht. U hebt de cijfers gegeven, ze zijn niet gigantisch, maar misschien controleert men ook niet genoeg. De OCMW’s zouden hiervoor moeten worden gesensibiliseerd.
05.04 Staatssecretaris Maggie De Block: In het geval van Gent blijkt dat zij daar echt mee bezig zijn en dat zij doen wat zij kunnen binnen hun mogelijkheden. Wij moeten zien dat dit ook gebeurt in de andere OCMW’s, zonder daarom gebruik te moeten maken van hightech, van irisscans.
05.05 Sarah Smeyers (N-VA): Dat is iets voor de luchthaven, maar dat zal niet voor de OCMW’s zijn.
05.06 Staatssecretaris Maggie De Block: Dat is iets dat wij inderdaad op Europees niveau kunnen ontwikkelen, maar wij moeten daar niet op wachten. Het ene sluit het andere niet uit.
05.07 Sarah Smeyers (N-VA): In Gent heeft men misschien meer mogelijkheden om te controleren. In Aalst is een en ander wat minder gesofisticeerd en gemeenten als Lebbeke en Liedekerke hebben ook veel minder middelen en personeel of niet de bereidheid om te controleren.
L'incident est clos.
De voorzitter: Collega's, wij pauzeren twee tot drie minuten, in afwachting van de komst van staatssecretaris Bogaert.
De behandeling van de vragen en interpellaties wordt geschorst van 11.30 uur tot 11.34 uur.
Le développement des questions et interpellations est suspendu de 11.30 heures à 11.34 heures.
06 Question de M. Franco Seminara au secrétaire d'État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics, adjoint au ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "le taux d'emploi des personnes handicapées dans la fonction publique fédérale" (n° 8444)
06 Vraag van de heer Franco Seminara aan de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, toegevoegd aan de minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de tewerkstellingsgraad van personen met een handicap bij de federale overheid" (nr. 8444)
06.01 Franco Seminara (PS): Monsieur le ministre, je vous présente mes meilleurs vœux pour cette année et vous souhaite le meilleur dans vos nouvelles fonctions.
Monsieur le ministre, cette question, je l'avais écrite peu avant votre arrivée au sein du gouvernement, elle coïncidait, le 3 décembre, avec la Journée internationale de la personne handicapée. Elle concerne le taux d'emploi des personnes handicapées.
Donc, quel meilleur moment, à la veille de la Journée internationale de la personne handicapée, pour analyser la situation de l'emploi des personnes handicapées dans la fonction publique fédérale! Pour rappel, la Belgique s'est engagée depuis longtemps dans la lutte contre toutes les formes de discrimination, particulièrement dans les domaines de l'accès et du maintien à l'emploi des personnes handicapées.
Force est toutefois de constater que la Belgique reste encore à la traîne au niveau européen en la matière: le taux d'emploi est de 42 %, alors que la moyenne européenne se situe à 49 %. Pour une population qui représente près d'un million de personnes, la différence est significative.
Une des mesures significatives prises en la matière est l'arrêté royal du 5 mars 2007, qui prévoit que les services publics fédéraux doivent mettre au travail des personnes handicapées à concurrence de 3 % de leur effectif. Pour aider, accompagner et veiller à la mise en œuvre de cet objectif, la Commission d'accompagnement pour le recrutement de personnes avec un handicap dans la fonction publique fédérale (CARPH) a été créée.
Il ressort, malheureusement, de son rapport annuel, qu'en 2010, le taux d'emploi des personnes avec un handicap dans la fonction publique fédérale ne s'élevait qu'à 1,28 %. Ce chiffre est évidemment trop faible, des efforts supplémentaires doivent être engagés.
Monsieur le ministre, la CARPH a pour mission de faire rapport au gouvernement sur la situation de l'emploi des personnes handicapées dans la fonction publique fédérale et de le conseiller sur la politique en la matière. Elle est également chargée d'évaluer les efforts réalisés par les organisations. Après réception des données, les organisations concernées doivent-elles justifier leur score respectif et s'engager, devant ladite commission, à prendre les mesures nécessaires pour l'améliorer?
L'arrêté royal de 2007 prévoit qu'en cas de constatation manifeste d'absence d'effort de la part de l'organisation, la commission peut demander aux autorités chargées de veiller au respect des obligations d'actionner le mécanisme de sanctions (refus des recrutements prévus). Ce mécanisme de sanction a-t-il déjà été actionné?
Dans son rapport, la Commission dresse une série de recommandations adressées au gouvernement. En avez-vous pris connaissance? Que vous inspirent-elles? Enfin, quelle suite a-t-elle été donnée au rapport 2009 de ladite Commission?
06.02 Hendrik Bogaert, secrétaire d'État: Monsieur le président, monsieur le député, de ma part également, meilleurs vœux. Nous ferons tout pour arriver à une excellente coopération.
Lors de la récolte des données de 2010 sur le taux d'emploi des personnes avec un handicap, organisée par le SPF Personnel & Organisation à la demande de la Commission d'accompagnement pour le recrutement des personnes handicapées (CARPH), les efforts fournis par les organisations afin d'augmenter la représentation des collaborateurs handicapés ont été examinés. L'objectif était de pouvoir commenter davantage les chiffres bruts fournis par les organisations et l'atteinte, ou non, de l'objectif chiffré de 3 %.
Pour la Commission, le quota n'est pas un objectif, mais un moyen de promouvoir l'égalité des chances et la politique de diversité. Considérant que la sanction n'est pas une solution en soi et qu'elle ne doit être activée qu'en dernier recours, la Commission a, dans un premier temps, privilégié une approche positive de participation et de concertation avec l'ensemble des acteurs concernés.
J'ai pris connaissance des recommandations de la CARPH et des pistes concrètes formulées dans le rapport d'évaluation. Je suis extrêmement attentif à la diversité au sein de la fonction publique fédérale et particulièrement à la représentativité des personnes handicapées. Il s'agit, pour moi, clairement d'une priorité. Je pense qu'il faut aller encore plus loin dans les mesures visant à améliorer la représentation des personnes avec un handicap au sein de l'administration fédérale.
La CARPH a notamment émis deux recommandations importantes que je soutiens. L'accent doit être mis davantage sur l'information et la sensibilisation de tous les acteurs concernés en matière de recrutement de personnes handicapées. Ensuite, une attention particulière doit être portée à tous les freins à l'embauche des personnes handicapées. Enfin, la Commission a formulé certaines propositions d'adaptation de l'arrêté royal du 5 mars 2007 qui n'ont pu être poursuivies en période d'affaires courantes.
Le rapport 2009 de la CARPH, publié le 9 juin 2010, était un premier rapport d'évaluation. La Commission a ensuite poursuivi ses travaux et a établi un second rapport basé sur les données de l'année 2010. Elle y relève une progression du taux d'emploi des personnes reconnues comme ayant un handicap. Ce taux s'élève à 1,28 % alors qu'il était de 0,9 % en 2009. Cette évolution positive doit naturellement être poursuivie.
06.03 Franco Seminara (PS): Monsieur le ministre, je constate que vous être très attentif à ce dossier. Vous avez donné une lecture intéressante dans le grand débat général. Il ne faut pas individualiser la situation mais bien la collectiviser dans l'ensemble de cette démarche complexe.
Je suivrai ce dossier de près, en particulier les deux recommandations prioritaires.
Beaucoup de personnes reconnues comme handicapées s'interrogent sur la procédure à suivre pour pouvoir participer aux examens de recrutement dans la fonction publique. Même si l'encadrement est assuré pour la journée de l'examen, par exemple au niveau de l'accessibilité, il serait intéressant de pouvoir diffuser des informations au sujet des procédures à suivre et des personnes à contacter.
06.04 Hendrik Bogaert, secrétaire d'État: C'est une excellente idée.
06.05 Franco Seminara (PS): Si vous pouviez me faire parvenir ces informations, je pourrais les diffuser aux différentes associations.
06.06 Hendrik Bogaert, secrétaire d'État: Il serait tout à fait possible de mieux expliquer les procédures et la manière dont nous essayons de supprimer certaines ‘discriminations’ qui existent ou qui existeraient.
Deuxièmement, nous pourrions prendre des mesures précises en termes de recrutement. Je suis disposé à le faire avec vous à l'occasion des salons de l'emploi. Nous pourrions ainsi augmenter le nombre de candidats à des fonctions fédérales.
06.07 Franco Seminara (PS): Il faut aussi qu'ils comprennent qu'il y a des règles de recrutement. Je pense au diplôme. Certes, en tant que personne handicapée, on peut dire: "J'y ai droit", mais le mode opératoire doit être respecté.
Pour votre information, à la fin de l'année, je parrainerai le premier salon de l'emploi réservé aux personnes handicapées. Je crois qu'il aura lieu en septembre 2012.
06.08 Hendrik Bogaert, secrétaire d'État: Nous pourrions organiser cela avec le Selor.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 8248 van mevrouw Demir wordt uitgesteld.
07 Vraag van de heer David Geerts aan de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, toegevoegd aan de minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de dienstvrijstelling voor internationale scheidsrechters en lijnrechters" (nr. 8354)
07 Question de M. David Geerts au secrétaire d'État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics, adjoint au ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "la dispense de service pour les arbitres et les juges de ligne internationaux" (n° 8354)
07.01 David Geerts (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, misschien is dit op het eerste gezicht een vrij eigenaardige vraag. Ik ben echter onlangs gecontacteerd door een internationale lijnrechter die mij vertelde dat er een probleem is wat betreft dienstvrijstellingen voor ambtenaren. Hij werkt voor een federaal ministerie en blijkbaar is er op federaal niveau een andere richtlijn dan voor de ambtenaren van het Waalse Gewest omtrent het verkrijgen van dienstvrijstellingen om te fungeren als lijnrechter of scheidsrechter. In dit geval was dat voor het voetbal.
Ik heb de omzendbrief van het Waals Gewest bekeken, waarin bepaald wordt welke sportevenementen in aanmerking komen om een dienstvrijstelling te krijgen, wat de definitie is van de functie van scheidsrechter en lijnrechter en gelijkgestelden, hoe dat concreet gebeurt en dat er een maximum is van zeventig dagen.
Ik ben op zoek gegaan naar een federale richtlijn maar die heb ik helaas niet gevonden. Ik wil u dan ook vragen wat de regeling is op dit moment. Overweegt u een wijziging conform het systeem van de Waalse overheid, zodat ook de federale ambtenaren met hun vlag kunnen zwaaien op internationale wedstrijden?
07.02 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: Collega Geerts, ik moet u melden dat er geen automatisch recht bestaat voor federale ambtenaren inzake de toekenning van een verlof of een dienstvrijstelling in geval van sportieve evenementen dat vergelijkbaar is met dat voor de personeelsleden van de Franse Gemeenschap en de Waalse overheidsdiensten. Sinds 8 december 2011 bestaat er wel een beperkt verlof voor de begeleiders van sporters met een handicap tijdens de Paralympische Spelen en de Special Olympics. Dit verlof bedraagt maximaal vijf werkdagen en is bezoldigd. Ik verwijs naar het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, artikel 21.
In principe bestaat de regeling die bestaat bij de Franse Gemeenschap en de Waalse overheidsdiensten, niet voor federale ambtenaren. In principe moeten we die persoon dus ontgoochelen in verband met zijn vraag. Daarnaast is het wel zo dat elke leidinggevende ambtenaar zelf kan beslissen, indien een dienstvrijstelling individueel moet worden toegekend voor een specifieke situatie.
“Onder dienstvrijstelling dient verstaan te worden: de toestemming gegeven aan het personeelslid om gedurende de diensturen afwezig te zijn voor een bepaalde duur met behoud van al zijn rechten.” Koninklijk besluit van 19 november 1998, artikel 3.
Er kunnen dus ten uitzonderlijke titel dienstvrijstellingen worden toegestaan voor eventuele deelname van onbezoldigde topsporters, trainers, leiders van sportfederaties of internationale scheidsrechters aan belangrijke sportmanifestaties. In de huidige situatie is er geen algemene lijn, maar als ik het goed begrijp heeft de directe leidinggevende daar een zekere autonomie in. Het zou niet slecht zijn om een lijn te trekken en te bepalen wat kan en wat niet kan. De federale overheid moet het initiatief nemen. De vraag komt volgens mij voort vanuit die onzekerheid.
Intuïtief zeg ik dat er geen probleem mag zijn voor Paralympics, maar wat dan met scheidsrechters, lijnrechters, sportvissers, schakers? Het kan nogal breed gaan. We moeten dus bekijken wat redelijk is en hoe dat gaat in andere organisaties.
07.03 David Geerts (sp.a): De bedoeling van mijn vraag is dat het bevoegde regeringslid een lijn zou trekken, zodat de verschillende ministeries op dezelfde manier te werk gaan.
07.04 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: Het is een terechte vraag. Al zullen we niet noodzakelijk hetzelfde doen.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, toegevoegd aan de minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de bestuursovereenkomsten voor de federale overheidsdiensten" (nr. 8550)
08 Question de M. Kristof Calvo au secrétaire d'État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics, adjoint au ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "les contrats d'administration pour les services publics fédéraux" (n° 8550)
08.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, wij hebben tijdens de erg aangename en positieve bespreking van uw beleidsnota al enigszins over het thema van gedachten kunnen wisselen.
Ik had toen al aangegeven dat de bestuursovereenkomsten mij na aan het hart liggen. Ik beschouw ze als een heel systemisch en erg belangrijk instrument in de modernisering van de administratie. Zij zijn ook een heel belangrijk instrument om het moeilijke evenwicht tussen autonomie en verantwoording in onze overheidsdiensten te zoeken.
Het mechanisme is niet nieuw. Ook het voornemen is niet nieuw. Ik heb in mijn vraagstelling verwezen naar het voornemen in de beleidsnota van uw voorgangers, mevrouw Vervotte en de heer Vanackere. Zij hadden toen al de doelstelling om de bestuursovereenkomsten te veralgemenen. Die ambitie komt ook, beknopt en abstract, in het regeerakkoord terug. Daarom heb ik vandaag bijkomende vragen.
Er is een pilootfase geweest. De openbare instellingen van sociale zekerheid hebben al bestuursovereenkomsten. Een eerste bestuursovereenkomst is in 2009 gesloten met de FOD P&O, die traditioneel de proeftuin voor dergelijke zaken is.
Wanneer zullen de andere overheidsdiensten volgen?
Het installeren van een nieuwe regering en van nieuwe ministers is een momentum inzake bestuursovereenkomsten dat wij niet mogen missen.
Mijnheer de staatssecretaris, ik zou vandaag de hiernavolgende vragen willen stellen.
Ten eerste, hoe is de pilootfase geëvalueerd? Welke conclusies voor nieuwe bestuursovereenkomsten zijn toen geformuleerd?
Ten tweede, de belangrijkste vraag is de volgende. Welke concrete ambitie en timing hanteert u voor de veralgemeende invoering? Hoe sterk zult u op een dergelijke invoering aandringen? Is ter zake ook geen rol voor de eerste minister weggelegd? Ik onderschat uw politiek gewicht niet. Om al uw collega’s over de streep te trekken, zal er echter brede, politieke steun moeten zijn. In het dossier is niet alleen een rol voor de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken weggelegd.
Ten derde, welke bestuursovereenkomsten zijn al gesloten? Zijn er ondertussen, na de bestuursovereenkomsten met de FOD P&O, al nieuwe overeenkomsten bijgekomen?
Ten vierde, kan u een overzicht geven van de termijnen binnen dewelke de diverse POD’s en FOD’s bestuursovereenkomsten plannen te sluiten?
Ik dank u alvast voor uw antwoord.
08.02 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: Mijnheer Calvo, ik denk dat dit een goede vraag is.
Wat de FOD’s en POD’s betreft, heeft alleen de FOD Personeel en Organisatie een bestuursovereenkomst gesloten voor de periode 2009-2011.
Een vergelijkende evaluatie met testen voor een bredere toepassing heeft maar zin indien meerdere bestuursovereenkomsten kunnen worden vergeleken.
Op korte termijn zal ik alvast deze van de FOD P&O evalueren. Zo bevat deze bestuursovereenkomst een 26 pagina’s tellende Exceltabel met ongeveer 289 operationele doelstellingen.
Niettegenstaande het vorige en het huidige regeerakkoord bepalen dat de toezichthoudende minister en de betrokken diensten verantwoordelijk zijn voor hun bestuursovereenkomst, heeft de FOD P&O een ondersteuning uitgewerkt. Op het college van de voorzitters van de FOD’s en POD’s is begin 2010 het aanbod geformuleerd om de andere diensten te ondersteunen bij de voorbereiding, het sluiten, de opvolging en de evaluatie.
Momenteel beschikt alleen de FOD P&O over een bestuursovereenkomst. De FOD’s Werkgelegenheid, Volksgezondheid en Sociale Zekerheid zijn al tijdens de vorige legislatuur gestart met de voorbereiding van de bestuursovereenkomst, maar dit heeft nog niet geleid tot het sluiten ervan.
Het uitblijven van een bredere toepassing heeft verschillende achterliggende factoren.
In de eerste plaats ontbreekt vandaag een regelgevend kader. Bestuursovereenkomsten zijn niet alleen een aansturingsinstrument met afspraken en doelstellingen, maar veronderstellen ook een verruiming van de autonomie van de managers en garanties voor transparantie, verantwoording en risicobeheer, met andere woorden rond interne controle en audit.
Deze laatste aspecten zijn tijdens de vorige legislatuur terecht aangehaald door de actoren van de budgettaire controle. Op deze domeinen valt echter nog een weg af te leggen door de diensten, waardoor een algemeen regelgevend kader is uitgebleven. Ook heeft de lange periode van lopende zaken er niet toe bijgedragen dat meerdere diensten zich in de pilootfase hebben ingeschreven.
Het is inderdaad onze ambitie dat binnen deze legislatuur zo veel mogelijk diensten en hun voogdijministers een bestuursovereenkomst sluiten. Het lijkt onrealistisch om voorop te stellen dat dit per definitie in alle diensten het geval zal zijn tegen het einde van de legislatuur.
Hierboven is al aangegeven dat ook een antwoord moet worden geboden op aspecten van interne controle en audit. Hierbij moet rekening worden gehouden met de realiteit en het groeipad binnen de diensten. Ik zal dit bespreken met mijn collega, Olivier Chastel.
Zo snel mogelijk bespreek ik met de FOD P&O een voorstel van bestuursovereenkomst. Voor zover mij bekend, worden er ook inspanningen gedaan bij de FOD’s Werkgelegenheid, Volksgezondheid en Sociale Zekerheid.
Desalniettemin probeer ik bij de dagelijkse beslissingen wel rekening te houden met de dubbele beweging, de voorzitters die meer autonomie vragen en wij die vragen om meer verantwoordelijkheid te nemen.
Dat zal binnenkort ook zo zijn bij de rondzendbrief “Personeelsplan”, waarin we proberen de dubbele beweging te maken, los van deze lange en omslachtige procedure inzake beheersovereenkomsten.
08.03 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Aansluitend bij uw laatste opmerking: belangrijk is om de filosofie van verantwoording en autonomie dagelijks toe te passen. Ik verwelkom dat zeker en heb dat ook een aantal keren opgemerkt bij de in uw beleidsnota geformuleerde acties.
Daarnaast mag het belang van een formele bestuursovereenkomst zeker niet worden onderschat. Het is wat jammer dat u nu reeds aangeeft dat een veralgemeende invoering zoals voorgesteld in 2010, wat wordt losgelaten. U vindt het weinig realistisch om dit in deze legislatuur bij alle diensten te doen, terwijl het toch een fundamenteel instrument betreft. U citeert een aantal FOD’s, maar misschien zijn het net de FOD’s die het minst een bestuursovereenkomst nodig hebben die er werk van maken. Dat is wel jammer.
Ik zal bekijken hoe ik mee kan aandringen op een politiek draagvlak voor een algemene invoering. U kunt misschien van onze fractie een resolutie verwachten ter zake. Het gaat toch om een heel belangrijk instrument, waarvoor in het verleden dure eden werden gezworen. We mogen niet al te veel tijd verliezen.
08.04 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: Mocht u de intentie hebben om dat verder in te vullen, dan mag u dat formeel of informeel bezorgen.
08.05 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): U hebt 282 operationele doelstellingen aangegeven. Dat is te breed en te zwaar. Een lichter instrument zou iedereen plezier doen.
L'incident est clos.
- de heer Kristof Calvo aan de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, toegevoegd aan de minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de jaarlijkse evaluatie van de ambtenaren" (nr. 8551)
- mevrouw Jacqueline Galant aan de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, toegevoegd aan de minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "het voornemen om de ambtenaren jaarlijks te beoordelen" (nr. 8598)
- M. Kristof Calvo au secrétaire d'État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics, adjoint au ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "l'évaluation annuelle des fonctionnaires" (n° 8551)
- Mme Jacqueline Galant au secrétaire d'État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics, adjoint au ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "le projet d'évaluation annuelle des fonctionnaires" (n° 8598)
De voorzitter: Mevrouw Galant kan niet
aanwezig zijn.
09.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb opnieuw een vraag die al voor een deel werd behandeld bij de bespreking van uw beleidsnota. Zij is nochtans voldoende belangrijk om er iets uitgebreider over van gedachten te wisselen. In de marge van de ambtenarenbals hebt u de ambitie geformuleerd dat er een jaarlijkse evaluatie van de ambtenaren komt.
Ik vond uw communicatie een klein beetje ongelukkig. Tijdens de bespreking van de beleidsnota klonk het immers anders. Tijdens uw communicatie met de pers leek het erop dat de evaluaties erop zijn gericht personen aan de deur te zetten, terwijl het een breder, positiever en meer emanciperend instrument zou moeten zijn. Tijdens de bespreking van uw beleidsnota hebt u echter al aangegeven dat u die nuance zeker aan de dag kunt leggen.
Ik ben dus wel benieuwd naar uw concrete plannen en naar het overleg over het voorstel dat heeft plaatsgevonden. U weet dat onze partij, niet alleen inzake de evaluatie van ambtenaren maar ook inzake de pensioenhervorming, het sociaal overleg belangrijk vindt, niet als doel op zich maar als middel om een draagvlak te creëren voor hervormingen. Terwijl u had aangegeven dat er formeel overleg met de vakbonden was geweest, was ik verwonderd te moeten vaststellen dat er meteen kritiek op uw voorstel kwam uit die hoek. Ik stel mij dus vragen bij uw methode.
Is er al een concrete timing voor de invoering van een jaarlijkse evaluatie?
Welk overleg met de vakbonden en administraties heeft er nu wel of niet plaatsgevonden?
Zal enkel het ritme van de evaluatie wijzigen of ook de manier waarop? U hebt al aangegeven dat u de procedure lichter wilt maken. Hebt u andere voornemens ter zake?
Kunt u een overzicht geven van de manier waarop de evaluatie van ambtenaren vandaag gebeurt in de verschillende diensten? Ik heb begrepen dat er sterke verschillen zijn. Als dat te uitgebreid is, kunt u die informatie ook schriftelijk bezorgen.
Kunt u ook een overzicht geven van het aantal uitgevoerde evaluaties in de verschillende diensten, het aandeel negatieve evaluaties en het aantal ontslagen dat naar aanleiding van die evaluaties heeft plaatsgevonden? Wij hebben al cijfers gezien. Zijn deze correct of niet?
09.02 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: Het koninklijk besluit tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten en in het ministerie van Defensie van 2 augustus 2002 bepaalt inderdaad dat de evaluatieperiode een of twee jaar betreft. De eerste vermelding “onvoldoende” houdt voor de vastbenoemde ambtenaar een waarschuwing in. Het directiecomité bepaalt de duur van de evaluatieperiode die volgt op de toekenning van deze eerste onvoldoende. Deze duur bedraagt volgens de huidige stand van zaken ten minste zes maanden. Indien binnen de drie jaar na de eerste onvoldoende een tweede onvoldoende volgt, kan de statutaire ambtenaar worden ontslagen. De evaluatieperiode wordt vastgesteld op een jaar. Mijn bedoeling is om de duur van de evaluatieperiode na een onvoldoende systematisch op zes maanden vast te leggen, rekening houdend met de afwezigheden, zodat daar geen geschil wordt gecreëerd.
Op uw vragen kan ik u het volgende meedelen.
Ten eerste, er is een ontwerp van koninklijk besluit klaar voor het aanpassen van de reglementering met betrekking tot de duur van de ontwikkelcirkelcyclus. Dit ontwerp moet aan de Ministerraad worden voorgelegd en daarna met de vakbonden formeel worden onderhandeld. Daarna zal het ontwerp voor advies aan de Raad van State worden voorgelegd.
Ten tweede, ik hecht veel belang aan de contacten met de vakbonden en de sociale dialoog. Ik heb bijna dagelijks contact met de vakbonden. Eind december heb ik de vakbonden ingelicht over mijn voornemens in verband met de duur van de ontwikkelcirkels. Ik heb daaruit geleerd dat ik hen in het vervolg aan het woord zal laten wat betreft hun appreciatie van de voorstellen. Ik heb dat ook aan hen gezegd. Ik denk niet dat er potten gebroken zijn. Ik laat hun de communicatie doen. Als een journalist mij in de toekomst vraagt wat die persoon of organisatie denkt, dan zal ik hem doorverwijzen naar die persoon of organisatie zelf.
Ten derde, het ritme van de evaluatie zal, zoals gezegd, wijzigen en jaarlijks plaatsvinden. Ten gevolge hiervan zal ook de duur van de remediëringscyclus standaard zes maanden worden. Ik streef tevens naar een eenvoudige administratieve procedure. Ik kreeg mails van mensen die 25 mensen moeten evalueren en daarvoor 500 pagina’s recto verso hebben gebruikt. Dan denk ik: misschien hebt u wel een probleem. Dat was ook niet echt de bedoeling.
09.03 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): U hebt toch ook gezegd dat u blij bent dat zij het recto verso hebben afgeprint?
09.04 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: Dat is een goede suggestie.
Men krijgt een heel bos aan mogelijkheden, maar het KB bepaalt niet dat het zo omslachtig moet zijn. In de praktijk moeten ter zake de nodige lijnen worden getrokken.
In moeilijke dossiers waarbij meer begeleiding en aandacht werd gegeven aan de medewerkers en de ontwikkelcirkels, moet het evaluatieverslag natuurlijk met de juiste motieven zijn omkleed.
Ten vierde, de evaluatie van de ambtenaren binnen de verschillende FOD’s en POD’s verloopt zoals beschreven in het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten. Deze reglementering schrijft voor dat de ontwikkelcirkels bestaan uit een aantal gesprekken, zoals een functiegesprek en een planningsgesprek. Ook de evaluatiecriteria worden erin opgesomd. Er bestaan echter wel onderlinge verschillen tussen de departementen voor de duurtijd van de cyclus.
De FOD Personeel en Organisatie kon mij meedelen dat 9 FOD’s en POD’s een cyclus hebben van 1 jaar; 5 FOD’s en POD’s een cyclus van 2 jaar; 1 FOD of POD een cyclus van 1 of 2 jaar, afhankelijk van het niveau van de medewerkers; en dat 2 FOD’s en POD’s niet zijn gestart met de ontwikkelcirkels, maar dit wel zullen doen in 2011.
Als men dan iets ruimer gaat naar de sociale parastatalen, krijgt men een nog diffuser beeld. Het is duidelijk dat dit heel divers is op dit ogenblik.
Ten vijfde, dit betreft de vraag van mevrouw Galant. Ik zal het antwoord voorlezen.
Mon administration a demandé un état des lieux relatif au nombre de mentions "insuffisant" et au nombre de licenciements faisant suite à une mention "insuffisant". Toutes les organisations n'ont pas répondu, ce à quoi elles ne sont d'ailleurs pas tenues. Néanmoins, sur la base des données dont nous disposons, je suis en mesure de vous informer qu'à ce jour, une dizaine de mentions "insuffisant" ont été attribuées et que cinq collaborateurs contractuels ont été licenciés.
Je dois cependant ajouter que le nombre évolue constamment en fonction des réponses des organisations. Le souci réside dans le fait que nous ne pouvons pas exécuter de contrôle de qualité sur ces données. Nous prenons note de ce que l'on nous déclare.
En outre, de la même façon que cela se passe dans le privé, les licenciements de contractuels ne sont pas nécessairement motivés de manière explicite comme la conséquence d'un "insuffisant". Ils peuvent consister en des licenciements tout à fait ordinaires, assortis du préavis légal.
Il est exact, comme vous le dites, que certains départements ont accumulé un retard important dans l'instauration des cercles de développement. L'absence de mention finale s'explique par la volonté de positionner clairement les cercles de développement comme un instrument de développement et de suivi.
Nous apprenons des différentes organisations que la distinction entre une personne au bon fonctionnement et celle dont le fonctionnement laisse à désirer ne permet qu'une nuance trop faible et ne donne pas d'explication suffisante. Les organisations souhaitent aujourd'hui passer de la situation dans laquelle aucune mention finale n'est précisée et où le fonctionnement du collaborateur est donc bon à un système avec des gradations dans la mention finale, par exemple, "exceptionnel", "bien", "à améliorer" et "insuffisant".
J'espère que la mention finale pourra bientôt être liée à la carrière; cela représenterait un incitatif majeur.
Voor de rest van de vragen van mevrouw Galant verwijs ik naar de antwoorden op uw vragen.
09.05 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Ik denk dat er een aantal goede voornemens zijn geformuleerd: het sneller en vaker uitvoeren van evaluaties, het lichter maken van de procedure en ook het voornemen om het woordvoerderschap van de sociale organisaties aan de sociale organisaties te laten. Ik verwelkom dit. Ik begrijp, wat mijn laatste vraag betreft, waarin ik een aantal concrete cijfers had gevraagd, dat u over die cijfers voorlopig niet beschikt.
Ik had nog eerder materiaal voor een schriftelijke vraag, maar ik dacht ze meteen toe te voegen: het aantal uitgevoerde evaluaties, het aantal negatieve evaluaties.
09.06 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: Ik heb dat samen genomen met de vraag van collega Galant. Daar heb ik gesproken over het aantal insuffisant/suffisant. Die antwoorden druppelen binnen. Wij brengen dit in kaart. Wat daarover in de pers heeft gestaan als globaal beeld, klopt ongeveer. Er zijn zeer weinig onvoldoendes. Op het vlak van de ontslagen heb ik voorgelezen dat het om 1 geval ging, contractueel weliswaar. Over de statutairen hebben wij voorlopig geen weet. Die informatie druppelt binnen. Het gaat over 5 contractuelen, met de nuance dat het niet altijd omwille van een onvoldoende is. Het kan ook een gewone vooropzeg zijn, zoals in de privésector. Bij de statutairen hebben wij geen vermelding tot nu toe. Dat kan nog binnenkomen. Wij moeten dat even nuanceren.
09.07 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Ik zal er nog een schriftelijke vraag over indienen. Ik begrijp dat die informatie niet onmiddellijk in te zamelen is.
09.08 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: Wat de schriftelijke vraag betreft, ga ik dat nog doorgeven aan het kabinet. Ik wil daarop heel snel antwoorden. Ik wil snel antwoorden hebben van de administratie, ook al is het antwoord dat men nog aan het zoeken is. Dan zullen we dat meedelen. In principe moet u van ons heel snel een eerste antwoord krijgen inzake de cijfers. Als wij ze niet hebben, zullen we dat ook meedelen en ze opzoeken. Voor mij geen probleem, indien u ze allemaal mondeling stelt.
09.09 Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Dat is andermaal een goed voornemen. Dat zal de commissie wat verlichten, want bij ons is er het mechanisme om op schriftelijke vragen geen antwoord te krijgen en dan stelt men een mondelinge vraag. Ik verwelkom ook dat voornemen. Ik heb ooit op een kabinet die vragen moeten beantwoorden. Ik weet welke hondenstiel het is, maar het is in ieder geval tof dat jullie dat voornemen hebben geformuleerd.
09.10 Staatssecretaris Hendrik Bogaert: Wij hebben het nog niet, voor alle duidelijkheid.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: De vragen nrs 8181 en 8183 van de heer Weyts worden uitgesteld.
La réunion publique de commission est levée à 12.09 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.09 uur.