Commission de la Défense nationale |
Commissie
voor de Landsverdediging |
du Mercredi 23 novembre 2011 Matin ______ |
van Woensdag 23 november 2011 Voormiddag ______ |
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 11.18 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Karolien Grosemans.
Le développement des questions et interpellations commence à 11.18 heures. La réunion est présidée par Mme Karolien Grosemans.
De voorzitter: Vragen nrs. 6944 en 6945 van de heer Ducarme zijn omgezet in schriftelijke vragen.
01 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "Libanon" (nr. 7027)
01 Question de M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "le Liban" (n° 7027)
01.01 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, Defensie neemt sinds 2006 deel aan de BELUFIL-operatie. De klemtoon van die operatie ligt op ontmijning. Uit het recentste VN-rapport van de Mine Action Service blijkt dat nog 49,2 % van het met mijnen bezaaide land ontruimd dient te worden. Op 2 november konden we in de pers lezen dat Syrië sinds het begin van de protesten in het land landmijnen aan de grens met Libanon aan het leggen is om te verhinderen dat Syriërs naar Libanon vluchten. Hierdoor wordt het landmijnenprobleem in de regio nog acuter.
U liet reeds opmerken dat u de taakstelling in de missie wil verschuiven. In welke richting ziet u de taakstelling concreet evolueren? Wordt het aandeel van de missie voor ontmijning afgebouwd?
Wat is momenteel de taakverdeling in Libanon uitgedrukt in cijfers, graag met vermelding van internationaal mandaat en aandeel van de opdrachten ten opzichte van elkaar in het mandaat? Hoeveel procent voor ontmijning of andere taken? Wat is het aantal betrokken Belgische militairen per opdracht? Wat is de kostprijs per opdracht?
Op welke feiten of bronnen baseert u zich om te stellen dat een verandering van de taakstelling in Libanon nodig is?
Tot slot, welke actoren zullen het ontmijningswerk van België overnemen?
01.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer De Vriendt, ik zal u een algemeen antwoord geven. U hebt een aantal specifieke cijfergegevens gevraagd. Ik heb die nog niet bijeen kunnen sprokkelen. Ik zal ze zo snel mogelijk schriftelijk bij het antwoord voegen.
De Belgische inzet in Libanon bestaat uit een bijdrage aan de operatie UNIFIL, United Nations Interim Force en de waarnemingsopdracht UNTSO, United Nations Truce Supervision Organisation. Die opdracht is tot stand gekomen in de tweede helft van 2006.
De Belgische deelname aan UNIFIL bestaat uit een honderdtal militairen en omvat momenteel een detachement voor ontmijning geïnstalleerd in het Franse kamp van At Tiri, en een beperkte deelname aan de hoofdkwartieren van de Verenigde Naties in Naqoura, het UNIFIL-hoofdkwartier in Libanon. Het huidige mandaat voor UNIFIL werd door de Verenigde Naties met een jaar verlengd tot 31 augustus 2012.
Op 1 juli van dit jaar heeft de Ministerraad op mijn voorstel beslist om in het kader van de diplomatieke, de politieke en de militaire dimensie van het dossier de actuele opdracht voort te zetten en tegelijk aan de Verenigde Naties voor te stellen om de Belgische bijdrage aan UNIFIL, die tot nu toe was toegespitst op ontmijning, ook naar de andere taakstellingen te doen evolueren.
Het doel van een mogelijke heroriëntering van de Belgische bijdrage is de druk van de mogelijke overbelasting van onze ontmijningscapaciteit in volle transformatie te verminderen. Het hoofdkwartier UNIFIL schat dat de huidige taak, namelijk het vrijmaken van de toegang tot de Blue Line door ontmijning, op 30 juni of 1 juli van volgend jaar beëindigd zal zijn.
01.03 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, betekent het dat op 30 juni of 1 juli van volgend jaar de Belgische ontmijningsoperatie in Libanon wordt stopgezet?
01.04 Minister Pieter De Crem: Niet noodzakelijk.
01.05 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Ik moet zeggen dat ik uw antwoord niet goed snap. Is de beslissing al genomen?
01.06 Minister Pieter De Crem: Welke beslissing?
01.07 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Ik heb het over de beslissing om de ontmijningsoperatie stop te zetten, want het is blijkbaar uw intentie om de operatie te heroriënteren.
01.08 Minister Pieter De Crem: Nee, wij blijven de operatie uitvoeren zoals ze door de regering werd beslist, en binnen de taakverdeling die ons door de Verenigde Naties werd gevraagd.
01.09 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Tot wanneer blijven wij in Libanon?
01.10 Minister Pieter De Crem: Wij hebben wel gevraagd om een heroriëntering te krijgen van onze opdracht. Daarop is nog altijd geen voorstel gekomen dat een andere taakoriëntatie inhoudt dan de ontmijning. Eigenlijk zitten wij minstens tot 1 juli in die ontmijningsoperatie, vermits de regering altijd beslist voor de duur van een jaar. Wat er nadien komt, hangt af van de vraag of de regering de opdracht blijft aanhouden en of er een voorstel is van de Verenigde Naties om in te gaan op onze heroriëntatievraag.
01.11 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Ik dank u voor het antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Collega Boulet is niet aanwezig.
02 Vraag van mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "de vraag van de Belgische reders om gewapende beveiliging toe te laten op hun schepen" (nr. 7015)
02 Question de Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "la demande des armateurs belges favorables à la présence de gardes armés sur leurs navires" (n° 7015)
02.01 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag gaat over het feit dat de Belgische reders onlangs de federale overheid opnieuw hebben gevraagd om privébewakers aan boord van hun schepen toe te laten. De reden hiervoor is dat de reders te kampen hebben met een toenemende hoeveelheid bedreigingen door piraterij.
Momenteel verbiedt de Belgische wetgeving de bewapening op onze schepen, terwijl in andere landen de mogelijkheid op wettelijk niveau wel bestaat.
Ik heb deze vraag ook gesteld aan uw collega’s betrokken bij deze materie. Ik weet dat het niet enkel tot uw bevoegdheidsdomein behoort, maar wil u toch de volgende vragen stellen.
Werd dit dossier intussen besproken op de Ministerraad, zoals aangekondigd door uw collega Schouppe? Wat was hiervan het resultaat?
Steunt u als minister van Landsverdediging de vraag van de Belgische reders? Zo ja, wat is uw motivering? Wat kunt of zult u ter zake ondernemen? Zo nee, hoe motiveert u dat?
02.02 Minister Pieter De Crem: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Ponthier, heel deze problematiek heeft natuurlijk een bijzondere zichtbaarheid gekregen met de deelname van de Belgische Defensie aan de operatie Atalanta en het door ons naar voren gebrachte systeem van de VPD, Vessel Protection Detachment.
Het dossier met betrekking tot de vraag van de Belgische reders om een gewapende beveiliging toe te laten op hun schepen, werd nog niet aan de Ministerraad voorgelegd. Zoiets moet aan de Ministerraad worden voorgelegd en is een regeringsbeslissing.
De problematiek met betrekking tot de specifieke vraag van de reders en de bijhorende studie is echter een zaak die valt onder de bevoegdheid van de staatssecretaris van Mobiliteit, die in deze aangelegenheid enkel en alleen bevoegd is omdat dit buiten het toepassingskader van activiteiten van het departement Defensie valt.
Ik kan u wel zeggen dat ik zijn standpunt deel, maar dat daarvoor een aangepaste wetgeving nodig is, zoals trouwens ook onze wetgeving moest worden aangepast, samen met de minister van Justitie, collega De Clerck, om onze operaties mogelijk te kunnen maken in de operatie Atalanta.
02.03 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, de reden waarom ik u deze vraag stel, is dat uw collega Schouppe bevestigde dat andere partijen hierbij betrokken zijn, waaronder Justitie, Defensie en Buitenlandse Zaken.
Ik meen dat u daarin zeggenschap hebt. Het gaat eventueel ook over het detacheren van Belgische militairen aan boord van de schepen, dus u komt toch wel ter sprake in de hele zaak.
Ik vraag mij af wat uw standpunt is. Ik ben al blij dat u de bezorgdheid van de Belgische reders deelt.
U zegt dat dit nog niet werd besproken op de Ministerraad. Ik zal dit zeker opvolgen en u en uw collega’s hierover naderhand verder ondervragen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De volgende vragen zijn van mijzelf en mits het akkoord van de commissieleden stel ik deze vanuit de voorzittersstoel.
- mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "de detectie van explosieven" (nr. 7033)
- mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "het Radiological Dispersal Device (RDD)" (nr. 7048)
- Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "la détection d'explosifs" (n° 7033)
- Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "le Radiological Dispersal Device (RDD)" (n° 7048)
03.01 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, België heeft heel veel internationale instellingen. Die kunnen een doelwit zijn van terroristische aanslagen. Dat geldt ook voor grootsteden. Wij moeten rekening houden met CBRN-wapens. Die dreiging is in de afgelopen jaren toegenomen.
Een Radiological Dispersal Device, RDD, ook
wel een vuile bom genoemd, is een springtuig waarbij gebruikelijke explosieven
gecombineerd worden met radioactief materiaal. DOVO, de Dienst voor Opruiming en
Vernietiging van Ontploffingstuigen, heeft als opdracht die vuile bommen
onschadelijk te maken. Ik zou daarover graag enkele vragen stellen.
Ten eerste, welke procedure volgt DOVO in het geval een vuile bom wordt ontdekt in een gebied met een hoge bevolkingsconcentratie? Zijn er bij DOVO technische specialisten die veel ervaring hebben om vuile bommen op te ruimen? Wordt er eventueel met andere, civiele partners samengewerkt?
Ten tweede, welke criteria bepalen of een vuile bom ter plaatse wordt ontmanteld? Indien die ter plaatse wordt ontmanteld, is er dan materiaal voorhanden om die in een stedelijk gebied te ontmantelen? Als die niet ter plaatse kan worden ontmanteld, beschikken wij dan over voertuigen of toestellen om een vuile bom te transporteren?
Ten slotte, hoe vaak zijn er de laatste jaren specifieke oefeningen georganiseerd om het afgaan van een RDD in de buurt van een stad te simuleren? Wat was het resultaat van die oefeningen? Welke lessen trekt Defensie daaruit?
03.02 Minister Pieter De Crem: Mevrouw Grosemans, Defensie beschikt over drie types jammers die bedoeld zijn om de grondtroepen te beschermen tegen de ontploffing van radiogestuurde geïmproviseerde ontploffingstuigen, Radio Controlled Improvised Explosive Devices of RCIED’s. De ECM-uitrusting, de Electronic Countermeasures, verhinderen de ontploffing door het actief storen van het te ontvangen radiosignaal dat nodig is om de detonatie van de RCIED te initiëren. De eerste jammer is een stoorzender geïnstalleerd aan boord van de MPVV en de LMV.
03.03 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik denk dat u het antwoord op mijn volgende vraag aan het geven bent.
03.04 Minister Pieter De Crem: U had toch een vraag over de jammers gesteld?
03.05 Karolien Grosemans (N-VA): Nu gaat het over de vuile bommen. Er is toch een verschil tussen de jammers en de vuile bommen.
03.06 Minister Pieter De Crem: Uw twee vragen hangen samen en ik heb één antwoord voor beide vragen. Ik ben u dus het antwoord aan het geven.
Die jammers spelen een bijzonder belangrijke rol. Het zijn stoorzenders die daarvoor kunnen worden ingezet. Onze voertuigen worden uitgerust met stoorzenders van het type Korn. Drie voertuigen zijn uitgerust met stoorzenders van het type Symphony, die Defensie in bruikleen heeft van de Verenigde Staten. Defensie is ook via informele contacten op de hoogte van de types van stoorzenders die onze NAVO-partners, bijvoorbeeld in Afghanistan, gebruiken, maar wij hebben geen toelating van die partners om die vertrouwelijke informatie verder te verspreiden.
Ik kom nu tot uw andere vragen, over de procedures die DOVO gebruikt, welke criteria er zijn om vuile bommen ter plaatse te ontmantelen en de mogelijkheden daarvoor.
Ploegen van DOVO kunnen tussenkomen wanneer ze door gespecialiseerde chemische, biologische, radiologische en nucleaire diensten zoals in andere gevallen de bewaring verzekeren van bewijsstukken met actieve onderdelen of elementen van geïmproviseerde tuigen voor zover ze niet besmet zijn met de CBRN-agentia. DOVO zal ook het geactiveerde crisiscentrum bijstaan met de nodige raad betreffende het explosiegevaar. DOVO beschikt ook over de nodige specialisten voor het neutraliseren van, alweer, de Improvised Explosive Devices of IED, die vervaardigd zijn door terroristen of criminelen, hetzij in het binnenland, hetzij tijdens buitenlandse opdrachten. De neutralisatie van de ontstekings- en verspreidingsmechanismen van een RDD behoren ook tot de competenties van het personeel van DOVO.
In dergelijke situaties is er een samenwerking met de nodige partners zoals de medische en de psychosociale hulpdiensten, de federale politie, de civiele bescherming en de brandweer. De laatste twee zijn onder meer verantwoordelijk voor het uitvoeren van de nodige CBRN-metingen en voor de eventuele ontsmetting zowel van de site ter plaatse als van het aanwezige personeel. Eventueel kan ook een beroep worden gedaan op de gespecialiseerde operationele CBRN-beschermingscapaciteit binnen Defensie.
De interventies van DOVO in binnen- en buitenland hebben steeds een einddoel, met name het verhinderen dat de daders hun objectieven kunnen bereiken. Bij tuigen met een CBRN-lading is het beoogde doel voornamelijk de verspreiding van het agens. Een grondige analyse van het pakket is dus noodzakelijk om de juiste neutralisatiemethode te bepalen. Indien de RDD beschikt over een actief functionerings- of ontstekingsmechanisme, zal dit, net zoals voorzien bij de andere types van IED vooral in buitenlandse opdrachten, door DOVO onschadelijk worden gemaakt.
Het transport van radioactief of nucleair materiaal is echter geen bevoegdheid van DOVO. Hiervoor wordt een beroep gedaan op gespecialiseerde voertuigen en gevormd personeel, zoals bepaald in de wettelijke voorschriften.
DOVO organiseert regelmatig oefeningen met CBRN-explosieven, die op jaarbasis een drietal weken in beslag nemen. Dergelijke oefeningen dienen om de samenwerking tussen de militaire CBRN-specialisten en DOVO te verbeteren binnen het voornoemde verantwoordelijkheidsdomein. De lessen die uit dergelijke oefeningen worden getrokken hebben al geleid tot de aankoop van bijkomend materieel en de erkenning van bijkomende vormingsbehoeften. Gedurende sommige oefeningen worden ook civiele autoriteiten uitgenodigd als toeschouwer. Sinds 2010 neemt DOVO ook deel aan de multinationale IODCBRN-oefening die door de NAVO wordt georganiseerd in Canada. Tijdens deze oefeningen dienen IOD-operatoren met reële CBRN-agentia te werken en worden zij geconfronteerd met CBRN-explosieven.
Ten slotte werd in oktober 2010 ter gelegenheid van een vergadering van het Europees IOD-netwerk in Brussel een gemeenschappelijke demonstratieoefening georganiseerd. Hierbij werd de nadruk gelegd op de nodige samenwerking tussen de federale politie, de civiele bescherming, Defensie en natuurlijk alle betrokken buitenlandse diensten.
03.07 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord op de vraag over het opruimen van de vuile bommen en over DOVO. Ik heb een antwoord gekregen op elke vraag.
Uit uw antwoord op mijn andere vraag over de explosievendetectie begrijp ik dat om veiligheidsredenen geen antwoorden kunnen worden gegeven op al mijn vragen. Niettemin kan een antwoord worden gegeven — misschien heb ik dat gemist — op mijn vraag of er bij Defensie al een onderzoek werd gevoerd naar de mogelijke gevolgen van de elektromagnetische stralen van de jammers op de gezondheid van onze militairen.
03.08 Minister Pieter De Crem: Mevrouw Grosemans, in antwoord op uw laatste vraag kan ik u melden dat interne tests zijn uitgevoerd. Zij hebben uitgewezen dat de navigatie- en communicatie-uitrustingen door het gebruik van de voertuigjammer kunnen worden verstoord. Het probleem werd opgelost door de installatie van specifieke filters in de frequentiebanden van de gestoorde uitrustingen aan boord van de bewuste voertuigen. De filters in kwestie laten in alle gebruiksomstandigheden toe de betrokken signalen te blijven ontvangen.
Er is tevens een impact op de metaaldetectoren die bij de ontmijningsdienst in gebruik zijn. Dat probleem is internationaal erkend en ligt intern ter studie voor. Tot op heden zijn echter nog geen oplossingen geïdentificeerd.
Bij aankoop van nieuw materieel worden potentiële onverenigbaarheden bestudeerd en afgewogen.
Daarmee rond ik mijn antwoord af.
03.09 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik wil niet moeilijk doen, maar ik heb nog niets gehoord over de gezondheid van onze militairen.
Worden de gezondheidsproblemen of -klachten ondertussen geregistreerd? Indien achteraf een discussie zou ontstaan, weten wij in voorkomend geval over hoeveel klachten het gaat.
03.10 Minister Pieter De Crem: Op dit moment is er een nulaangifte van klachten. Tot op heden zijn geen klachten inzake dit type jammers geregistreerd. Er zijn altijd referentieproeven die in de Koninklijke Militaire School zijn uitgevoerd. Zij hebben uitgewezen dat de vastgelegde normen op geen enkele plaats in de voertuigen werden overschreden.
Bij de medische controle zijn er wel een aantal klachten over hoofdpijn geweest. De relatering met het eigenlijke jammergebruik stond evenwel niet altijd vast. Er is echter een goede repertoriëring van eventuele klachten en de opvolging ervan.
Het incident is gesloten.
04 Question de M. Anthony Dufrane au ministre de la Défense sur "le payement des factures de la Défense en cette fin d'année 2011" (n° 7064)
04 Vraag van de heer Anthony Dufrane aan de minister van Landsverdediging over "de betaling van de facturen van Defensie op het einde van het jaar 2011" (nr. 7064)
04.01 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le ministre, maintenant que la fin de l'année budgétaire approche à grands pas, la Défense doit veiller à assurer le payement de toutes ses factures dans les délais afin d'éviter des intérêts de retard.
Aussi, monsieur le ministre, pourriez-vous m'indiquer si toutes les factures du département seront effectivement payées à temps en cette fin d'année et au début de l'année prochaine? Des crédits nécessaires à cette fin sont-ils toujours disponibles? Si certaines factures ne peuvent être honorées à temps, quel sera le montant de celles-ci? Dans quel délai prévoyez-vous qu'elles le soient? Quelle est la charge totale des intérêts de retard générés par ces paiements tardifs pour cette année? Quel a été le montant total payé en intérêts de retard par le département pour les années 2008, 2009, 2010? Enfin, de manière structurelle, quelles mesures ont-elles été prises pour éviter ce problème à l'avenir?
04.02 Pieter De Crem, ministre: Cher collègue, tout d'abord, je souhaiterais préciser que le paiement dans les délais ne constitue pas seulement un souci en fin d'année, mais une préoccupation constante.
Vous m'avez demandé de vous indiquer si les factures seront payées à temps en cette fin d'année et au début de l'année prochaine. Puis-je vous faire remarquer qu'aujourd'hui, nous sommes le 23 novembre? Il est, par conséquent, prématuré de vous fournir les données exploitables portant sur les opérations financières de fin d'année.
Je ne suis pas Mme Soleil, mais je puis vous assurer que mon département mettra tout en œuvre pour que les créances soient payées dans les délais prévus. Je puis vous assurer qu'actuellement, rien n'indique que cela ne serait pas le cas et certainement pas par défaut de crédits de liquidation. Je propose que vous reposiez cette question au début de l'année prochaine. Il va de soi que la question portera alors sur les intérêts de retard pour l'année comptable 2011.
En ce qui concerne les données relatives aux intérêts de retard payés en 2008, 2009 et 2010, je vous renvoie à la réponse fournie le 7 décembre 2010 à la question parlementaire de notre collègue M. Francken du 29 septembre 2010 ainsi qu'à la réponse fournie le 1er mars 2011 à la question parlementaire écrite de Mme Ponthier.
Enfin, l'entrée en vigueur à part entière de FEDCOM au 1er janvier 2012 ne devrait pas entraver la tendance à la baisse du taux de factures payées en retard, que du contraire!
04.03 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je me référerai aux réponses données aux autres questions posées par mes collègues Francken et Ponthier. Si je posais cette question, c'était uniquement par souci de bonne gestion. C'est effectivement prématuré, mais s'il le faut, je la reposerai au début de l'année prochaine.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "de opvang van asielzoekers in kazernes" (nr. 7112)
05 Question de M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "l'accueil des demandeurs d'asile dans des casernes" (n° 7112)
05.01 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik zou u opnieuw willen ondervragen over de opvang van asielzoekers in kazernes. Ik heb gelezen dat u hierover vorige week uitgebreid een vraag beantwoord hebt. Ik zal het kort houden.
Ik zou graag wat meer informatie krijgen over hetgeen uw eerste minister onlangs in de Kamer heeft aangekondigd, bijvoorbeeld inzake het aantal plaatsen in Weelde dat niet daalt naar 300 maar op 400 blijft. Wat is er nu juist beslist in de Ministerraad?
De eerste minister heeft vorige donderdag in de plenaire vergadering gezegd dat er 1 000 plaatsen bijkomen en dat dit op de Ministerraad van vrijdag zou worden besproken. Ik heb dat nergens teruggevonden in de officiële mededelingen van de Ministerraad vrijdagnamiddag. Kunt u enige duidelijkheid verschaffen?
Wanneer zal de kazerne van Ans opengaan voor asielzoekers, is er daarover enige duidelijkheid?
Wat is nu juist de situatie betreffende Weelde? Kunt u nog eens een duidelijk overzicht geven?
Is er ook reeds een engagement genomen van Defensie in verband met eventuele andere plaatsen voor acute noodopvang tijdens de winter?
05.02 Minister Pieter De Crem: Mevrouw de voorzitter, de Ministerraad van 18 november heeft beslist om bijkomende plaatsen te openen voor de opvang van asielzoekers. Het betreft een bijkomende capaciteit op de bestaande sites.
Voor Defensie zijn er volgende veranderingen ten opzichte van vorige situatie met betrekking tot de opvang van asielzoekers in kazernes. In Weelde, waar voorzien was de capaciteit op 1 december terug te brengen naar 300 plaatsen, zal een capaciteit van 400 plaatsen worden behouden, wat een toename met 100 plaatsen betekent. In Ans was er in 300 plaatsen voorzien. Deze capaciteit wordt verhoogd tot 400 plaatsen. Er zijn dus geen nieuwe militaire sites toegewezen, maar een optimalisatie van de capaciteit van de bestaande sites wordt nagestreefd.
In verband met de andere ter beschikking gestelde kazernes verwijs ik u naar het antwoord dat ik heb gegeven op uw vraag tijdens de laatste commissievergadering.
05.03 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb nog één technische vraag, nu ja technisch, het is eigenlijk heel belangrijk, want net daar zit het verschil. U hebt hier in het Parlement tegen mij gezegd dat de kazernes dichtgaan op 30 november. Dat is als ik mij niet vergis volgende week. Er zouden geen nieuwe asielzoekers bijkomen. U zou ontruimen en ten laatste 31 mei moeten de kazernes leeg zijn.
Uw collega, staatssecretaris Courard, heeft dezelfde avond een communiqué verstuurd waarin hij zegt dat dit niet waar is, dat de beslissing van de Ministerraad is dat het verlengd wordt met zes maanden en dat er wel nog nieuwe asielzoekers bij kunnen komen.
Ik denk dat u mij reeds voelt aankomen. Wat is nu juist, komen er nog asielzoekers bij na 30 november of gaan er geen meer bijkomen?
05.04 Minister Pieter De Crem: De capaciteit in de twee vernoemde sites, in Weelde en in Ans, is opgedreven met elk 100 eenheden. In mijn vorig antwoord heb ik u gezegd wat de sluitingsdatum was van de vernoemde kazernes. Ik ken het antwoord niet uit mijn hoofd, maar deze sluitingsdata situeren zich in het voorjaar van volgend jaar, ten laatste 31 mei 2012. Op dat vlak is het antwoord dus duidelijk.
05.05 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, wij hebben hier een parlementaire discussie gehad – u zult zich dat ongetwijfeld herinneren – waar ik u duidelijk hebt gevraagd of er na 30 november nog nieuwe asielzoekers komen in die zaken die sluiten op 31 mei. U hebt neen gezegd.
Uw collega, staatssecretaris Courard, zegt ja. Ik wil gewoon duidelijkheid. Het is toch mijn taak als parlementslid om daar duidelijkheid proberen te verkrijgen.
Ik hoor van de mensen van het Rode Kruis en van Fedasil, mensen die dus in het veld staan, dat zij de opdracht hebben gekregen om wel nog nieuwe asielzoekers door te verwijzen na 30 november. Zij hebben de opdracht gekregen om nog nieuwe asielzoekers door te verwijzen naar Houthalen-Helchteren, dat normaal sluit op 31 mei.
Dat is wat ik hoor van het veld. Ik wil daarover gewoon duidelijkheid. Dat is toch niet meer dan logisch?
05.06 Minister Pieter De Crem: Mijnheer Francken, dat is inderdaad niet meer dan logisch.
Ik ben minister van Defensie en bevoegd voor het op vraag van de regering ter beschikking stellen van militaire sites. Alle andere zaken die op die militaire sites gebeuren, dus hoe die zaken worden gebruikt, zijn ten laste van mijn collega’s die bevoegd zijn voor die aangelegenheid en de dienst die we onderhand goed kennen, namelijk Fedasil.
Ik herhaal nogmaals dat de kazernes sluiten op 31 mei 2012. Er is in de kazerne van Ans en de kazerne van Weelde een bijkomende capaciteit gecreëerd van 100. De invulling van die capaciteit en de wijze waarop men daarmee omgaat worden niet door mij bepaald. Ik heb daar wel een aantal specifieke ideeën over, zoals u wellicht weet, maar ik doe niet graag aan bevoegdheidsoverschrijding.
05.07 Theo Francken (N-VA): het is mijn ijdele hoop dat u de volgende minister van Migratie wordt. Mijnheer de minister, ik neem hier akte van. U zegt dat u nogmaals herhaalt. Dat is natuurlijk niet waar. Het essentieel verschil ligt in het feit dat u nu gezegd hebt dat de kazernes sluiten op 31 mei 2012. U hebt mij in deze commissie gezegd – ik heb het jammer genoeg niet bij me – dat de kazernes sluiten op 30 november 2011.
05.08 Minister Pieter De Crem: Collega Francken, echt niet.
05.09 Theo Francken (N-VA): Dat zei u drie weken geleden. Ze zouden ontruimd worden ten laatste op 31 mei 2012.
05.10 Minister Pieter De Crem: Ik heb het beknopt verslag…
05.11 Theo Francken (N-VA): U hebt dat volgens het integraal verslag gezegd, mijnheer de minister. Ik zal het opzoeken. Het heeft geen zin om daar nu uren over te discussiëren. U hebt letterlijk gezegd, zoals ik het mij herinner – ik heb het nog nagelezen toen ik deze vraag gisteren opstelde – dat de kazernes op 30 november sluiten en dat ze ten laatste op 31 mei 2012 worden ontruimd. Ik weet dat heel goed want ik meen dat mevrouw Ponthier daar ook een vraag over had.
Ik neem er akte van. Op zich begrijp ik dat u daar enorm in de clinch ligt met uw collega. Ik zou ook volledig in de clinch liggen met de heer Courard. Alle respect dus daarvoor, niet alleen begrip. Ik neem echter akte van het feit dat de heer Courard aan het langste eind trekt. De kazernes sluiten op 31 mei 2012 en er is dus geen sprake van een sluiting op 30 november. Het arrest dat de Raad van State eerstdaags zal vellen over de kwestie Houthalen-Helchteren, waarbij de gemeente naar de Raad van State is gestapt voor een sluiting op 30 november en niet meer dan dat, zal ter zake belangrijk zijn. Ik meen dat daar binnen een tweetal weken een uitspraak over zal zijn.
Het incident is gesloten.
06 Question de M. Patrick Moriau au ministre de la Défense sur "le processus de transition en Afghanistan" (n° 7113)
06 Vraag van de heer Patrick Moriau aan de minister van Landsverdediging over "het transitieproces in Afghanistan" (nr. 7113)
06.01 Patrick Moriau (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, l'Union européenne s'est engagée, la semaine dernière, à poursuivre son aide à l'Afghanistan par le biais d'un accord global de partenariat au-delà de 2014, année qui coïncide avec le départ de l'ensemble des troupes internationales.
Les ministres de l'Union européenne ont donné mandat à Catherine Ashton, le chef de la diplomatie, pour négocier avec Kaboul un accord de partenariat et de développement. Ce partenariat couvrira de nombreux secteurs comme la lutte antiterroriste, le respect des droits de l'homme et l'amélioration de la gestion publique. Il s'agira également de mettre sur pied une extension de la mission européenne de formation de la police locale.
Monsieur le ministre, suite à cette décision importante dans le processus de transition en cours, comment la Défense organisera-t-elle, en attendant notre retrait total d'Afghanistan, la poursuite de son soutien, notamment en termes de formation, à l'armée afghane en tenant compte de cet accord au niveau européen?
Pouvez-vous nous donner plus d'informations quant aux modalités du processus de transition qui seront examinées par la communauté internationale lors de la Conférence du 5 décembre à Bonn? Quelle y sera la position de notre pays et de l'Union? Dans la perspective de cette Conférence, disposez-vous de plus amples informations concernant les propositions de contributions civiles qui pourraient être faites par notre pays?
06.02 Pieter De Crem, ministre: Madame la présidente, cher collègue, le but principal de la Conférence de Bonn est de définir la relation entre la communauté internationale et le gouvernement de la République islamique d'Afghanistan avant et après 2014.
En vue de cette Conférence, les ministres des Affaires étrangères de l'Union européenne ont décidé de négocier un accord de coopération pour le partenariat et le développement avec l'Afghanistan. Cet accord devrait notamment couvrir les domaines suivants: le développement, le terrorisme, la lutte contre le trafic de stupéfiants, la criminalité internationale, l'immigration, le commerce et l'environnement.
Les décisions montrent la volonté des pays de l'Union européenne d'être engagés en Afghanistan à long terme, mais mettent également l'accent sur ce qui est attendu de ce pays, en particulier au niveau de la réalisation du processus de Kaboul dans tous les domaines de la bonne gouvernance.
En ce qui concerne la présence militaire belge en Afghanistan, le Conseil des ministres du 1er juillet 2011 a décidé le retrait, dans le courant de 2012, du contingent belge qui assure, depuis 2003, la protection de l'aéroport de Kaboul, et la poursuite de sa contribution active à Kunduz et Kandahar, respectivement pour la formation de l'armée afghane et pour mener des opérations aériennes avec ses F-16.
La Belgique souhaite en effet tant à Kaboul, Kunduz qu'à Kandahar, poursuivre son soutien et sa formation de l'armée afghane. Le retrait progressif de l'Afghanistan se fera donc en fonction de l'amélioration de la situation sécuritaire et du transfert des tâches de sécurité aux forces de sécurité afghanes. Ce retrait se fera en consultation avec nos partenaires de la FIAS (Force internationale d'assistance à la sécurité).
De plus, la Belgique évalue continuellement si les conditions qui ont justifié son engagement opérationnel sont toujours remplies. Au sujet des contributions civiles qui pourraient être faites par notre pays, je vous propose de vous renseigner auprès du ministre des Affaires étrangères, du ministre de l'Intérieur et du ministre de la Justice.
06.03 Patrick Moriau (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je ne manquerai pas d'interroger vos collègues.
Je voudrais souligner que c'est chaque fois la même chose: on est allé là-bas, on a fait la guerre, cela a duré dix ans. Maintenant, il faut aller à la Conférence de Bonn le 5 décembre pour définir quelle politique on va avoir avec l'Afghanistan, alors que cela fait dix ans qu'on y est. On tape dessus et puis on essaye de trouver une solution.
Quand j'entends l'énumération que vous avez faite, cela veut dire que tout est à refaire, évidemment. C'est assez lamentable, et c'est la confirmation de ce que nous disons depuis une dizaine d'années.
L'incident est clos.
07 Vraag van mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Landsverdediging over "de herbestemming van oude legergebouwen" (nr. 6706)
07 Question de Mme Carina Van Cauter au ministre de la Défense sur "la réaffectation d'anciens bâtiments militaires" (n° 6706)
07.01 Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, ongetwijfeld bent u al veel ondervraagd over het onderwerp. Gelet op de piek van gisteren met een nieuw recordaantal gedetineerden in de Belgische gevangenissen, namelijk 10 700 inmiddels voor 8 500 plaatsen, beseft u ongetwijfeld dat niet alleen de leef- maar ook de werkomstandigheden ter zake problematisch is. Deze vraag is u ongetwijfeld al een aantal keer gesteld, maar ik meende dat het toch nuttig was om ze nog eens opnieuw te stellen.
Mijnheer de minister, hebben de legergebouwen die niet meer bestemd voor Defensie, vandaag allemaal een andere functie gekregen? Is het echt niet mogelijk om die gebouwen of enkele ervan te herbestemmen als penitentiaire inrichting?
Ik ben zelf in Tilburg geweest. Ik heb het gebouw bezocht. Ik heb samen met een aantal collega’s kunnen vaststellen dat het daar ook gaat over een legergebouw dat niet langer die geëigende functie heeft. Het gebouw werd, mits de nodige beveiliging, omgebouwd tot een penitentiaire inrichting. Het gebruik daarvan kost ons ieder jaar handenvol geld. Uit het antwoord op de meest recente parlementaire vraag blijkt dat het hier gaat om 39 miljoen euro voor 2011. Dat betekent een enorme investering, tewerkstelling in het buitenland en heel wat ongemakken voor iedereen die op die manier moet werken en gedetineerd is. Daar komt bovenop een tekort aan plaatsen.
Mijnheer de minister, is er overleg geweest met de minister van Justitie met betrekking tot een eventuele herbestemming als penitentiaire inrichting? Is er echt geen mogelijkheid om een en ander te herbekijken en alsnog in een dergelijke oplossing te voorzien?
07.02 Minister Pieter De Crem: Ik zal met een kort antwoord proberen zo volledig mogelijk te zijn.
De herbestemming van de kazernes tot penitentiaire inrichtingen heeft reeds meermaals het voorwerp uitgemaakt van vragen in het Parlement. Onder andere uw collega Lahaye heeft hierover vragen gesteld. Er is in het begin van de vorige legislatuur natuurlijk overleg geweest met collega Vandeurzen en nadien met collega De Clerck om te bekijken wat naar aanleiding van het plan tot transformatie de mogelijkheden waren van de vrijgekomen militaire gebouwen, militaire domeinen of een combinatie van beiden.
Ik zal u de lijst met een aantal specificaties geven. Wat ter vervreemding kon worden aangeboden in dat plan, waren kwartieren in Herentals, Hechtel-Eksel, Leopoldsburg, Bastogne, Baronville, Belgrade bij Namen, Diest, Haasdonk, Helchteren, Jambes, Saive, Sijsele, Bierset, Glons/Glaaien, Vlissegem, Destelbergen, Ghlin, Weelde, Brasschaat, Landen en in Goetsenhoven.
Dan moet ik opnieuw verwijzen naar het antwoord dat ik u gegeven heb. Geen enkele site, noch domein, noch een combinatie van beide, voldeed aan de voorwaarden die door Justitie werden gesteld om er penitentiaire inrichtingen onder te brengen. Ik heb de betrokken lijst overgemaakt en wij hebben ons zeer coöperatief opgesteld – en dat zal de minister van Justitie ook meedelen. Men is echter niet kunnen ingaan op de voorstellen om redenen die eigen zijn aan Justitie.
Voor penitentiaire instellingen in verschillende aard zijn de terreinen misschien wel geschikt, maar de gebouwen vergen meestal zoveel verbouwingskosten om ze geschikt te maken voor de penitentiaire inrichtingen in verschillende aspecten, dat wellicht een negatieve financiële afweging werd gemaakt.
07.03 Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, dit is een kort antwoord. Redenen eigen aan Justitie zouden een herbestemming verhinderen. Dat is mogelijk, maar dat is voor ons uiteraard niet controleerbaar wanneer u het op deze manier formuleert. Ik ben vragende partij om hierover meer informatie te krijgen wanneer dat mogelijk is.
Ik heb het gebouw in Tilburg bezocht — en ik raad u aan dat ook te doen, mocht u het al niet gedaan hebben — en heb vastgesteld dat het een klassieke legerkazerne is. Slaapzalen zijn herbestemd tot cellen, waarin groepen van acht, tien of twaalf personen in één kamer samenwonen. Er zijn stapelbedden en het klassiek legermeubilair, kookgelegenheid en dergelijke. Ik zie niet in hoe onze gebouwen zouden afwijken van het gebouw dat wij in Nederland huren, tenzij men daarvoor een goede reden kan aangeven.
Die gebouwen zijn, bij wijze van spreken, ongetwijfeld in dezelfde stenen opgetrokken. Men heeft ook daar moeten voorzien in beveiligingsinstallaties, in afsluitingen en dergelijke. Ik kan mij niet inbeelden dat het beveiligen van een gebouw meer kost dan het volledig oprichten van een nieuwe penitentiaire inrichting.
Mijnheer de minister, kunt u hieromtrent meer informatie verstrekken, zodat dit effectief ten gronde kan worden nagekeken? Gelet op de huidige noodsituatie, wil ik vragen om dit eventueel ook in overweging te nemen.
07.04 Minister Pieter De Crem: Mevrouw Van Cauter, ik zal u de onroerende fiche bezorgen. Ik moet u wel zeggen dat veel domeinen, terreinen en gebouwen reeds overgedragen zijn aan het comité tot aankoop met het oog op vervreemdingen, nadat zij niet gunstig of niet geschikt werden bevonden. Daar valt niets over te verbergen. Ik zal u de fiche bezorgen.
L'incident est clos.
- de heer Bert Maertens aan de minister van Landsverdediging over "drugscontroles in het leger" (nr. 7121)
- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "het druggebruik in het leger" (nr. 7145)
- M. Bert Maertens au ministre de la Défense sur "les contrôles antidrogue à l'armée" (n° 7121)
- Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "la consommation de stupéfiants à l'armée" (n° 7145)
08.01 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de minister, vorige week lazen we in de krant het bericht dat bij een onaangekondigde drugscontrole op de marinebasis van Zeebrugge 10 % van de geteste personen positief was bevonden op het gebruik van drugs. In de kamer van een van de militairen werd ook drugs aangetroffen. Die persoon werd onmiddellijk geschorst in afwachting van verder onderzoek, zoals dat altijd het geval is.
Militairen blijven uiteraard mensen. Er zal altijd drugsmisbruik zijn, ook bij militairen. Defensie heeft daarom de cel Addict in het leven geroepen, om een goed preventiebeleid te kunnen voeren en op vragen tot hulpverlening te kunnen ingaan.
Mijnheer de minister, hoe verloopt de samenwerking met de politie voor het plannen en het uitvoeren van drugscontroles op legerbasissen?
Hoeveel drugscontroles heeft Defensie de afgelopen vijf jaar jaarlijks laten uitvoeren? Wat waren de vaststellingen? Hoeveel militairen werden betrapt op het gebruik of het bezit van drugs?
Welke acties onderneemt de cel Addict om het personeel voor te lichten, te informeren en druggebruik te ontraden? Hoeveel vragen naar info of hulpverlening verwerkt de cel jaarlijks? Hoe populair is de cel Addict dus bij militairen? Hoe vaak doen zij een beroep op die cel? Hoe evalueert u het werk en het resultaat van de cel Addict'?
08.02 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, de inleiding werd al gegeven door de heer Maertens.
In het leger heerst een nultolerantiebeleid inzake druggebruik. In het Globaal Preventieplan Defensie 2010-2015 wordt hieraan reeds de nodige aandacht besteed. Dat neemt niet weg dat het incident waarover hier sprake is, een aantal vragen oproept.
Kunt u de berichtgeving bevestigen en toelichten?
Welke manieren past Defensie reeds toe om druggebruik proactief op te sporen? Met welke frequentie voert Defensie controles uit? Wat zijn hiervan de resultaten op dit moment?
Indien militairen
positief testen, welke sancties volgen hierop? Wordt het tweedekansenbeleid
waarvan sprake in het Globaal Preventieplan Defensie, nog steeds toegepast? Hoe
evalueert u dat?
Hoe evalueert u de
toepassing van het Globaal Preventieplan Defensie op dit moment? Bent u van
mening dat er bijsturing nodig is? Zo ja, op welk gebied?
08.03 Minister Pieter De Crem: Mevrouw de voorzitter, collega’s, ik bevestig de berichten die in de pers verschenen over de drugscontrole op 20 oktober. De controle werd uitgevoerd, omdat er sterke aanwijzingen bestonden van drugsgebruik.
Hierbij was de samenwerking met de betrokken politiediensten uitstekend. Bij de controles werd gebruikgemaakt van het areaal honden, elektrische opsporingsmiddelen en urinetesten.
Defensie voert zelf geen controles uit, maar steunt hiervoor op de politiediensten. De controles vinden plaats wanneer er ernstige aanwijzingen bestaan van drugsbezit of drugsgebruik. Dan kunnen de korpscommandanten of de arbeidsgeneesheren contact nemen met de politie om een drugscontrole te vragen. De controles worden dus niet centraal beheerd of bijgehouden.
Ons defensiebeleid met betrekking tot drugs omvat de volgende drie pijlers: ten eerste, doorgedreven preventie; ten tweede, zorgverlening met beperkte mogelijkheid tot herintegratie en een tweede kans in bepaalde gevallen en, ten derde, repressie.
Bij de preventie speelt de cel Addict en belangrijke rol. Zo werden in 2010 32 informatiesessies georganiseerd waaraan 1 071 personeelsleden van Defensie hebben deelgenomen. Bovendien hebben 423 militairen deelgenomen aan 13 sessies, voor ze vertrokken voor een buitenlandse operatie. In totaal werden bovendien 32 sessies georganiseerd voor 1 268 kandidaat-militairen.
De cel Addict biedt eveneens gehoor en bijstand voor individuele gevallen en oriënteert de personen die hulp nodig hebben, wanneer nodig, naar de curatieve sector. In 2010 heeft de cel Addict 240 gesprekken gevoerd met personen die hulp nodig hadden.
De tweede kans wordt geboden aan de militair die voldoet aan elk van de volgende voorwaarden. Het moet om een eerste vastgesteld drugsgebruik gaan. Er mag geen strafrechtelijke vervolging zijn ingesteld tegen de betrokkene voor het gebruik. Het gebruik mag niet zijn vastgesteld tijdens de dienst. Er mag geen sprake zijn van verhandeling van verboden producten. Betrokkene moet aanvaarden een therapeutische behandeling te volgen, die slechts een keer kan worden verstrekt en enkel aan het personeel dat bereid is om alle voorwaarden na te leven.
In de periode 2005-2010 heeft druggebruik in 26 gevallen geleid tot een ontslag van ambtswege. Bij 26 anderen heeft het geleid tot een tijdelijke ambtsontheffing bij tuchtmaatregel en in 16 gevallen werd een tweede kans gegeven.
Het globale preventieplan van Defensie strekt zich uit over vijf jaar en bestrijkt alle welzijnsdomeinen zoals die gedefinieerd worden in de codex over het welzijn op het werk. Het plan bevat een onderdeel over beleid inzake het gebruik van psychotrope middelen, waaronder drugs. Het plan maakt het voorwerp uit van syndicaal overleg en wordt jaarlijks bijgestuurd. Het maakt onder andere melding van een werkgroep die belast is met de aanpassing van het beleid aan de behoeften, niet de behoeften aan het beleid.
08.04 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. Het is vrij duidelijk en het voldoet ook aan de verwachting.
Ik had uiteraard de verwachting dat Defensie een goed preventiebeleid voert. Voor een aspect blijf ik echter op mijn honger, specifiek wat betreft mijn vraag over het aantal drugscontroles tijdens de afgelopen vijf jaar en het aantal militairen dat tijdens die controles is betrapt.
U zegt dat die controles door de politie niet centraal worden beheerd of aangevraagd, maar wel door de korpscommandant of de arbeidsgeneesheer zoals vermeld in het reglement. Als die cijfers er niet zijn, wat ik afleid uit het feit dat u niet antwoordt op die vraag, dan meen ik dat het nuttig is om ze centraal te beheren en op te vragen. U voert een centraal gestuurd preventiebeleid. Het is dan nogal vreemd dat de cijfers niet centraal worden beheerd.
Als ik de vraag schriftelijk herhaal, bestaat de kans dan dat er een antwoord komt? Als het antwoord ja is, zal ik de vraag over de cijfers nogmaals schriftelijk indienen.
08.05 Minister Pieter De Crem: Ik geef nog een niet onbelangrijk detail in de aangelegenheid mee. Militairen die met een verslaving worden geconfronteerd – drugs of andere, het kan ook een internetverslaving zijn –, doen heel vaak een beroep op de medische diensten die in de burgerij worden aangeboden. Defensie kan alleen spreken over wat men weet. Militairen kunnen bij een huisdokter of geneesheer-specialist gaan in de burgerij en daar heeft men dan geen weet van.
08.06 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, dank u voor uw volledig antwoord. Er worden inderdaad heel wat inspanningen geleverd in het kader van het globaal preventieplan: ik had niets anders verwacht.
Natuurlijk moeten we altijd waakzaam blijven voor de problematiek: hoe graag we het ook zouden willen, die zal niet uit de wereld verdwijnen.
Ik had dezelfde opmerking als collega Maertens over het bijhouden van de cijfers. Ik begrijp uw opmerking dat de bijgehouden cijfers slechts een beperkt percentage betreffen, maar het blijft toch nuttig om zelfs die beperkte cijfers te inventariseren en ons ter beschikking te stellen.
L'incident est clos.
09 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "de inplanting van windturbines" (nr. 7134)
09 Question de Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "l'implantation des éoliennes" (n° 7134)
09.01 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, momenteel wordt in ons land volop in windenergie geïnvesteerd. Overal in België, zeker ook in Limburg, worden verschillende windmolenparken gebouwd. Limburg is een heel ambitieuze provincie en wil in 2012 klimaatneutraal zijn. Er zijn in Limburg momenteel heel veel windturbines in aanbouw.
Defensie is de grootste werkgever, wat een probleem zou kunnen zijn. De windturbines verstoren immers de radars binnen een straal van 15 km. Met windturbines binnen voornoemde afstand zijn luchtverkeersleiders niet meer zeker of een vliegtuig dat zij op hun scherm zien, zich daar ook wel echt bevindt.
De Telegraaf berichtte op 17 november 2011 dat het Nederlandse ministerie van Defensie verschillende radars wil aanpassen, om ze compatibel met de windturbines te maken.
Graag had ik u ter zake enkele vragen willen stellen.
Zijn er op dit ogenblik problemen met de inplanting van windturbines in de buurt van militaire sites? Zo ja, welke problemen zijn er?
Wat is de positie van Defensie tegenover de inplanting van windturbines?
Welke stappen onderneemt Defensie, indien windturbines in de buurt van militaire sites zouden worden ingeplant, waarbij radars mogelijkerwijs hinder zouden ondervinden?
Overweegt Defensie haar militaire radars aan te passen, zoals in Nederland zal gebeuren?
Is over de bewuste materie al overleg met instanties van de burgerluchtvaartsector gepleegd?
09.02 Minister Pieter De Crem: Mevrouw de voorzitter, de toelating voor het inplanten van windmolenprojecten wordt regionaal door de bevoegde energieminister verleend.
Conform de wetgeving inzake inplanting van windturbines dient voor elk project onder andere het advies van Defensie, Belgocontrol en de federale overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer te worden ingewonnen.
Wat Defensie betreft, worden weigeringen of beperkingen hoofdzakelijk opgelegd, indien projecten in de nabijheid van een militair vliegveld of in een trainingszone voor gevechtsvliegtuigen en -heli’s worden gerealiseerd of zich in een veiligheidszone rond militaire pijpleidingen bevinden, of nog wanneer het goed functioneren van technisch-militaire installaties, zoals radars en communicatietorens, zou kunnen worden verhinderd of effectief wordt verhinderd.
Wat specifiek de radars betreft, wordt elk windmolenproject conform de geldende criteria en de wetgeving daaromtrent geanalyseerd. Daarbij staan de operationaliteit en de veiligheid van onze piloten centraal.
Het radarbeleid van Defensie werd aangepast aan en opgelijnd met de methodologie van Eurocontrol. Bedoelde methodologie maakt het nu mogelijk turbines binnen een straal van 15 km te bouwen, wat voorheen onmogelijk was.
Vooreerst wordt een operationele analyse uitgevoerd. Indien een project geen operationele hinder veroorzaakt, wordt aan de projectontwikkelaar gevraagd een erkend extern studiebureau een technische analyse te laten uitvoeren. Ter zake zal het studiebureau bepaalde parameters over de radars moeten opvragen, teneinde een correcte analyse te kunnen uitvoeren.
Die parameters staan opgelijst in een technische fiche, per radarsite, die enkel toegestuurd wordt indien de aanvrager de gebruiksvoorwaarden daaromtrent ondertekent. Er is dan ook heel wat overleg met de burgerluchtvaartsector. Dat heeft geleid tot het hanteren van dezelfde richtlijnen.
09.03 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is heel duidelijk. Ik heb geen verdere vragen.
L'incident est clos.
- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over"Atalanta" (nr. 7137)
- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "het sturen van een fregat naar de Hoorn van Afrika" (nr. 7150)
- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "Atalante" (n° 7137)
- Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "l'envoi d'une frégate vers la Corne de l'Afrique" (n° 7150)
10.01 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ons land zal in het tweede semester van 2012 opnieuw een fregat laten deelnemen aan de operatie Atalanta.
Mijnheer de minister, van wie ging de vraag uit om opnieuw bij te dragen aan Atalanta? Wat is de doelstelling van deze operatie? Hoe lang zal de operatie duren? Wat is de geschatte kostprijs van de operatie en wat is de meerprijs van deze operatie in verband met trainingsoefeningen met dezelfde duur? Verandert het mandaat van de Belgen in vergelijking met onze vorige deelname? Onder welke omstandigheden mogen onze militairen operaties op het strand uitvoeren? Mag onze marine de moederschepen van de piraten aanvallen? Zullen er Belgische Special Forces meevaren op het fregat? Komt er een nieuwe deelname aan EUTM, de militaire trainingsmissie van de EU die Somalische rekruten opleidt? Hoe motiveert u deze keuze?
10.02 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, afgelopen donderdag hebt u aangekondigd dat dit land in het tweede semester van volgend jaar opnieuw een fregat naar de Hoorn van Afrika zou sturen om er in Europees verband de strijd met Somalische piraten aan te binden.
Mijnheer de minister, op wiens aansturen werd deze beslissing genomen? Kunt u meer toelichting geven bij de concrete invulling van deze missie, de doelstelling, de termijn, de kosten en de rules of engagement van het mandaat?
10.03 Minister Pieter De Crem: Collega’s, de Unie bepaalt haar behoeften voor de opdracht Atalanta via een Force Generation Process. Dit proces resulteert in de jaarlijks terugkerende vraag van de Unie aan de deelnemende lidstaten.
In antwoord op deze vraag heeft de Ministerraad van 1 juni 2011 beslist om in 2012 een fregat in te zetten.
De operatie Atalanta heeft tot doel om de schepen van het World Food Programme, WFP, en de African Union Mission to Somalia, AMISOM, te beschermen en occasioneel kwetsbare schepen te begeleiden.
De inzet van het Belgische fregat zal de piraterij in de operatiezone verminderen. Indien nodig kan worden overgegaan tot de arrestatie, de opsluiting en de overdracht van personen die verdacht worden van piraterij daar.
Wij zullen ook bijdragen tot het monitoren van visserijactiviteiten voor de kust van Somalië. De ontplooiing van de Louise-Marie is gepland voor maximaal vier maanden. De geschatte kostprijs is 18 miljoen euro. De geplande meerkosten ten opzichte van een oefening van eenzelfde duur is een miljoen euro. De Louise-Marie wordt ingezet in het raam van EU NAVFOR – Atalanta en is onderworpen aan het mandaat van Atalanta. Dat mandaat ligt ter studie bij de Europese Unie en zal bij eventuele wijziging ter goedkeuring aan de Ministerraad worden voorgelegd.
Ten slotte neemt
Defensie deel, met een zestal militairen, aan de huidige rotatie in de European
Union Training Mission, EUTM, tot begin maart 2012. EUTM is een
kleinschalige opdracht met een grote waarde. Ze ondersteunt namelijk de
oprichting van een autonoom Somalisch leger. Dat is een handelswijze die
volledig past binnen de Belgische visie om een permanente oplossing voor de
problematiek in de hoorn van Afrika door middel van local ownership
te bewerkstelligen. Voor een toekomstige deelname dient zowel de militaire
analyse als het politieke beslissingsproces nog te gebeuren.
10.04 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik begrijp dat er op dit moment nog geen wijzigingen zijn in het mandaat, in vergelijking met de vorige deelname. Bij een volgende gelegenheid lijkt het mij nuttig om een volledige evaluatie te maken van onze vorige operatie, maar ook van vergelijkbare operaties door andere landen, want het blijft natuurlijk een vorm van symptoombestrijding. Er zijn vragen over de effectiviteit van die operaties.
Ik zal over die symptoombestrijding alleszins nog een parlementaire vraag stellen aan minister Vanackere. Het is natuurlijk een zeer complex probleem. Ik ben mij daarvan bewust. De begeleiding van koopvaardijschepen is belangrijk, maar ik meen dat het evenwicht tussen ingezette middelen en resultaten niet zo evident is. Ik zal mij dus verder over deze vraag buigen.
10.05 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ook ik zal deze kwestie in de toekomst verder opvolgen. Ik merk ook op dat u hoopt dat België bij de volgende deelname het bevel over de hele operatie in handen krijgt. Dat zal zeker nog vragen of bemerkingen oproepen.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "het inschakelen van vijfdejaarsstudenten van de KMS voor de basisopleiding van eerstejaarsstudenten" (nr. 7138)
11 Question de M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "le recours à des étudiants de 5e année de l’ERM pour dispenser la formation de base aux étudiants de 1e année" (n° 7138)
11.01 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag betreft het inschakelen van vijfdejaarsstudenten van de KMS voor het onderwijzen van de militaire basisopleiding aan hun collega-studenten uit de bachelorjaren.
Ten eerste, worden vijfdejaarsstudenten van de KMS ingezet om voortgezette militaire vorming te geven aan de eerstejaarsstudenten van de KMS? Zo ja, wat is de verhouding tussen het aantal ervaren kaderleden, het aantal laatstejaarsstudenten dat optreedt als begeleider en het aantal te onderwijzen eerstejaarsstudenten? Hoe zijn die verhoudingen geëvolueerd de voorbije vijf jaren?
Ten tweede, is het mogelijk dat militairen, waaronder eerstejaarsstudenten van de KMS, cruciale militaire trainingen zoals nachtschieten of granaatwerpen onderricht krijgen door laatstejaarsstudenten die zelf nog geen praktijkervaring hebben of ontplooid werden in een operatie?
Ten derde, gebeurden er bij deze vorming in de laatste vijf jaren incidenten die men zou kunnen vermijden door de studenten met meer ervaren begeleiders te omkaderen?
Ten vierde en ten slotte, werden bij de eventuele inzet, in casu de verhouding tussen ervaren kaderleden en onervaren laatstejaarsstudenten, van deze laatstejaarsstudenten bekommernissen geuit omtrent de veiligheid van studenten en begeleiders tijdens het manipuleren en oefenen van levensbedreigende situaties? Hoe wordt met die bekommernissen rekening gehouden?
11.02 Minister Pieter De Crem: Mevrouw de voorzitter, collega De Vriendt, vijfdejaarsleerlingen worden tijdens de kampperiodes inderdaad ingezet om onderricht te geven aan de eerstejaars en dit om de vijfdejaars vertrouwd te maken met het lesgeven.
In alle gevallen gaat het om lessen die gegeven worden in het bijzijn van een kaderlid met voldoende praktijkervaring. De lessen die op deze manier worden gegeven, handelen alleen over tactische aspecten, het gaat niet over schietonderricht, dat alleen wordt gegeven door personeel dat daarvoor specifiek werd opgeleid. De laatstejaarsstudenten geven geen cruciale militaire trainingen. Nachtschieten en granaatwerpen worden alleen aangeleerd door specifieke instructeurs, die daarvoor speciaal werden opgeleid en getraind.
In verband met de verhoudingen, er bestaat geen vaste verdeelsleutel, maar in de praktijk gaat het veelal over twee kaderleden voor vijf vijfdejaars per peloton van dertig eerstejaars. Dit jaar zijn er 175 eerstejaarsleerlingen.
Die verhouding is de laatste vijf jaar constant gebleven. Op basis van een rondvraag bij alle aanwezige kaderleden, heeft niemand weet van een incident. De huidige, noch de vorige commandant van de militaire opleiding heeft weet van een incident in dit kader.
Indien u weet zou hebben van een of ander incident, vraag ik u dit aan mij of aan mijn diensten te melden.
11.03 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik ben min of meer gerustgesteld door uw antwoord op het vlak van de veiligheid.
In het algemeen lijkt het mij essentieel, zelfs al gaat het bijvoorbeeld om lessen inzake tactisch onderricht, om voldoende ervaren lesgevers de begeleiding en de vorming te laten verzekeren.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "het Belgische aandeel in het NAVO raketschild" (nr. 7141)
12 Question de M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "la participation belge au bouclier antimissile de l'OTAN" (n° 7141)
12.01 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb twee korte vragen over het raketschild van de NAVO.
Ten eerste, welke Belgische instellingen of bedrijven participeren aan de ontwikkeling en ontplooiing van het raketschild? Ten tweede, waaruit bestaat die eventuele participatie?
12.02 Minister Pieter De Crem: Mevrouw de voorzitter, collega, België volgt als lidstaat van de NAVO het dossier raketschild op door de deelname van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken en van het ministerie van Defensie aan de bevoegde comités van de NAVO.
Het raketschild van de NAVO bestaat uit verschillende luiken. Voor de sensoren en de interceptoren die door de naties worden aangehouden en gefinancierd levert België geen enkele bijdrage. Wat de backbone, de ruggengraat, ten voordele van de commando- en controleketen betreft, deze wordt gecontracteerd en gefinancierd door de NAVO via het systeem van de common funding. Defensie heeft geen kennis van deelname van een Belgisch bedrijf in dit domein.
L'incident est clos.
13 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "de toekomst van het kwartier Moorslede te Leopoldsburg" (nr. 7153)
13 Question de Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "l'avenir du quartier Moorslede à Bourg-Léopold" (n° 7153)
13.01 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, dit lijkt wel een vraag die op een gemeenteraad moet worden gesteld, maar omdat de mensen daar van het kastje naar de muur worden gestuurd en geen antwoord krijgen, hebben zij gevraagd om de vraag ook hier te stellen.
De jeugdraad van Leopoldsburg wacht al achttien jaar op een geschikte locatie voor een jeugdcentrum. Intussen zullen sommige zelfs al geen jongeren meer zijn.
Toen enkele jaren geleden werd aangekondigd dat Defensie het militair kwartier in Moorslede zou sluiten, was men heel gelukkig, omdat men dacht dat er nu een oplossing in de maak zou zijn en het heel snel zou gaan.
De militaire politie is vertrokken uit het kwartier Moorslede en er is dus geen invulling meer van het gebouw. Wat zal er gebeuren met die gebouwen?
De optie om het voormalig militair kwartier om te vormen tot een jeugdcentrum, is al meermaals naar voren gekomen. In mei nog heeft de jeugdraad van Leopoldsburg 800 handtekeningen overhandigd aan het gemeentebestuur met de vraag om die gebouwen om te vormen tot een jeugdcentrum.
De burgemeester van Leopoldsburg liet toen uitschijnen dat het een kwestie van tijd was eer de verkoop van de gebouwen zou worden afgerond.
Mijnheer de minister, is Defensie van plan die gebouwen te verkopen? Hoe ver staat het met het dossier? Is er al duidelijkheid over de bestemming die het voormalig militair kwartier van Moorslede zal krijgen?
Kunt u iets zeggen over de kostprijs van het gebouw? Hebben zich al mogelijke kopers aangeboden? Indien ja, wie?
Zijn er al gesprekken geweest tussen het gemeentebestuur van Leopoldsburg en Defensie over de verkoop van die gebouwen? Volgens de burgemeester van Leopoldsburg ligt het verkoopdossier stil door de politieke situatie. Hij zegt dat het dossier als gevolg van het feit dat de regering in lopende zaken is, niet kan worden afgehandeld. Klopt dat?
Kan men in afwachting van de definitieve verkoop al een concessie sluiten?
13.02 Minister Pieter De Crem: In het kader van de hervormings- en rationalisatieplannen van Defensie werd beslist het kwartier Moorslede te sluiten.
Het kwartier zal begin 2012 aan de FOD Financiën worden overgedragen met het oog op verkoop. De raming van de venale waarde is de uitsluitende bevoegdheid van de FOD Financiën en is in opmaak.
Uit contacten met de stad Leopoldsburg is gebleken dat die de intentie heeft om de site te verwerven via een onteigeningsprocedure. De gemeente zal hiervoor een ruimtelijk uitvoeringsplan opstellen met een nieuwe stedenbouwkundige bestemming op het gewestplan als zone voor openbaar nut, groen en recreatie.
Met de burgemeester werd overeengekomen dat een concessie kan worden afgeleverd door Defensie, zodra de gemeenteraad heeft beslist over te gaan tot onteigening.
13.03 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.
L'incident est clos.
14 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Landsverdediging over "de overstap van militairen naar andere federale overheidsdiensten" (nr. 7159)
14 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au ministre de la Défense sur "le transfert de militaires vers d'autres services publics fédéraux" (n° 7159)
14.01 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de minister, ik verwijs naar het plan “De voltooiing van de transformatie van Defensie”. Volgens dat plan zal tegen het einde van volgend jaar het aantal personeelsleden bij Defensie nog ongeveer 34 000 bedragen. Bij de afslanking van het leger wordt onder andere rekening gehouden met de vrijwillige overstap van militairen naar andere FOD’s.
Ik heb u een aantal schriftelijke vragen gesteld. Uit uw antwoorden blijkt dat tussen 2008 en 2010 291 militairen de overstap naar een andere FOD hebben gemaakt: 205 naar Binnenlandse Zaken, 80 naar Justitie, 2 naar Buitenlandse Zaken en 4 naar de Rijksdienst voor Pensioenen. Wat mij vooral interesseert als lid van de commissie voor de Justitie zijn natuurlijk de overplaatsingen naar de FOD Justitie.
De 80 overplaatsingen naar Justitie kunnen wij niet echt een groot succes noemen, gelet op het feit dat in het budget van Defensie van 2008 was opgenomen dat 500 militairen de overstap zouden maken. De FOD Justitie organiseerde nochtans zowel in 2008 als in 2009 een wervingsgolf voor militairen. Er werd uitsluitend gefocust op een rekrutering voor de penitentiaire inrichtingen. Daarom is het dan ook des te opvallend dat er van de 80 overplaatsingen naar Justitie maar 26 naar penitentiaire inrichtingen gebeurden.
Mijnheer de minister, ten eerste, wat is de stand van zaken met betrekking tot de afslanking van het leger? Zal de doelstelling van 34 000 worden bereikt?
Ten tweede, kunt u een overzicht geven van de afgelopen jaren van, enerzijds, de instroom van nieuw gerekruteerde militairen voor operationele posten en, anderzijds, de uitstroom naar bijvoorbeeld de FOD’s waarover ik het heb gehad?
Ten derde, wat is uw reactie op het geringe aantal militairen dat de overstap maakte naar de FOD Justitie? Is een nieuwe wervingsgolf gepland? Is er ter zake overleg met Justitie? Hebt u bijvoorbeeld zicht op de personeelsnoden in welke diensten van Justitie die eventueel zouden kunnen worden opgevuld door militairen?
14.02 Minister Pieter De Crem: Op 2 november 2011 telde Defensie 32 816 militairen en 2 142 burgerpersoneelsleden. De doelstelling van 34 000 personeelsleden, wat ons einddoel is, wordt dus verwezenlijkt op het einde van 2011.
Wat de werving betreft, werden in 2009 in totaal 1 296 militairen aangeworven. Voor 2010 waren dat 1 317 militairen. Op 2 november 2011 werden dit jaar reeds 1 221 militairen aangeworven.
Wat de pensioenen op de leeftijdsgrens betreft, werden in 2009 729 militairen gepensioneerd. In 2010 waren dat er 799. Dit jaar worden 736 militairen gepensioneerd.
In 2009 hebben 98 militairen de overstap naar een andere FOD gedaan. In 2010 hebben 29 militairen die overstap gedaan en dit jaar zijn er dat 21.
Wat de vrijwillige opschorting van de prestaties betreft, zijn in 2009 in totaal 1 139 militairen ingegaan op de maatregel. In 2010 waren dat er 1 124 en in 2011 zijn dat er 1 368. Van die militairen is reeds een aantal gepensioneerd. Zij worden opgenomen in de voornoemde pensioencijfers.
De overstap van militairen naar een andere FOD is in de eerste plaats afhankelijk van het aantal opengestelde vacatures door de FOD. De voorbije jaren werden weinig nieuwe vacatures voor militairen door de FOD Justitie opengesteld.
In 2009 werd overleg gepleegd met Justitie, waarbij voornamelijk het aantrekkelijk karakter van de overgang van militairen werd besproken. Dat heeft echter nog niet tot nieuwe vacatures geleid.
Justitie heeft in het verleden een beroep gedaan op militairen voor verschillende functies in haar verschillende diensten zoals de penitentiaire beambte, het veiligheidskorps, dossierbeheerders en voor technische en administratieve functies.
14.03 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor de cijfers en uw toelichting bij de overstap naar Justitie.
L'incident est clos.
15 Vraag van de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "douanecontroles op militairen die van of naar operatietonelen vertrekken" (nr. 7161)
15 Question de M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "les militaires soumis à un contrôle douanier lors de leur départ vers ou de leur retour d'un théâtre d'opérations" (n° 7161)
15.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, ik kreeg graag meer informatie over een delicaat onderwerp: de douanecontroles op militairen.
Defensie is zeer actief in het buitenland dankzij de andere visie op Defensie die er heerst sinds u op het kabinet bent, gelukkig maar. Dit betekent dat er door de militaire transporten zowel op de militaire luchthavens in Melsbroek en Bierset als in de haven van Zeebrugge veel meer trafiek is, zowel van personen als logistiek. Waar er logistieke verplaatsingen zijn, is er ook vaak smokkel en zijn er ook geregeld misbruiken, zeker in een land als Afghanistan, waar de opium door de lucht dwarrelt.
Mijnheer de minister, ten eerste, hoe worden bagage en cargo gecontroleerd bij het vertrekken naar operatietonelen? Hoe evalueert u deze controles? Zijn ze wel waterdicht?
Ten tweede. Welke maatregelen worden er door Defensie genomen tegen militairen die zich schuldig hebben gemaakt aan smokkel? Hoeveel militairen werden hieraan schuldig bevonden in de periode 2005-2011? Ik heb cijfers gehoord, maar zou die graag bevestigd zien.
Hoeveel controles heeft de douane uitgevoerd op terugkerende militairen in de periode 2005-2011? Hoeveel militairen vielen hierbij door de mand? Welke goederen werden hierbij in beslag genomen? Gelieve de aard van de goederen – wapens, drugs, sigaretten – en de kwantiteit te vermelden. Gaat het over grote pakketten of minder grote?
Ten slotte had ik graag geweten hoeveel militairen in de periode 2005-2011 bij het verlaten van het operatietoneel bij controles betrapt werden op smokkel. Er wordt wel gecontroleerd in Melsbroek, maar vaak gebeuren er grondigere controles in Afghanistan voor het vertrek. Ook daar kreeg ik graag een overzicht van. Welke goederen werden daarbij in beslag genomen? Graag ook aard en kwantiteit.
15.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer Francken, uw vraag is gisteren om 10 u 42 doorgestuurd en ik vermoed om 10 u 43 bij mij neergedwarreld. Bij mij dwarrelen vragen door de lucht. U zult begrijpen dat het onmogelijk is om op de vraag om cijfergegevens van de laatste zes jaar in dat tijdbestek een antwoord te geven. In 24 uur is dat echt niet mogelijk.
De activiteiten van de Administratie der Douane en Accijnzen die worden uitgevoerd zijn natuurlijk activiteiten die vallen onder het toepassingsgebied van het ministerie van Financiën. Eventuele strafbare zaken vallen natuurlijk onder het toepassingsgebied van het ministerie van Justitie. Ik vraag mij trouwens af of ik die cijfers wel heb. Ik moet dat echt laten onderzoeken. Misschien worden die in een later stadium steeds doorgegeven maar ik heb nooit veel informatie daaromtrent bekomen.
De controle op de naleving van de betrokken wetgeving is een politionele bevoegdheid, wat overigens wil zeggen dat Binnenlandse Zaken een deelverantwoordelijkheid heeft. Ze is voorbehouden aan de douaneambtenaren van Financiën. Ze beslissen onafhankelijk wanneer ze overgaan tot effectieve controles. De taak van Defensie beperkt zich tot het verstrekken van informatie aan deze bevoegde diensten. Het gaat dan om de aankomst maar soms ook het vertrek van militaire vliegtuigen en schepen en het verzekeren van de aangiftes bij in- en uitvoer van materieel. Bij de samenstelling van deze aangiftedossiers voert Defensie zelfs punctuele preventieve interne controles uit alvorens een dossier te bezorgen aan de douane. Indien bij deze controles onregelmatigheden worden vastgesteld worden deze intern rechtgezet zodat er geen sprake is van een inbreuk op de wetgeving.
De maatregelen die genomen kunnen worden hangen af van de ernst van de feiten en het gegeven gevolg door de FOD Financiën. Binnen Defensie kunnen afhankelijk van de ernst van de feiten maatregelen worden genomen binnen de korpstucht en behoren eveneens statutaire maatregelen tot de mogelijkheden. Wanneer de administratie van Financiën overgaat tot een effectieve controle, proprio motu, uit eigen beweging, en daarbij een inbreuk vaststelt, richt ze zich rechtstreeks tot diegene die de inbreuk heeft begaan. Eventuele statistieken van de vastgestelde inbreuken worden dan ook enkel door Financiën bijgehouden zoals ik reeds stelde en moeten ook daar worden opgevraagd. Indien er een inbreuk wordt vastgesteld die leidt tot strafrechtelijke vervolging zijn het de diensten van de minister van Justitie die daarover moeten worden ondervraagd zoals ik ook reeds stelde.
Ik wil, om het u makkelijker te maken, daar wel wat opzoekingswerk rond doen. Dat is wat ik u kan antwoorden.
15.03 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, eigenlijk zegt u dat ik met elke specifieke vraag bij een andere minister moet aankloppen: Justitie, Financiën, Binnenlandse Zaken… overal en nergens. U zegt zelfs dat u er niet zeker van bent of u over die cijfers wel beschikt. Ik zal daar sowieso verder vragen over stellen. U zegt ook dat mijn vraag te recent is ingediend, waardoor u de cijfers niet hebt kunnen opzoeken. Daarom zal ik mijn vraag schriftelijk opnieuw indienen.
Ik heb horen waaien dat recent een aantal militairen is teruggestuurd uit Afghanistan omwille van smokkel. Ik stel die vraag aan u, want het behoort tot uw bevoegdheid. Blue flights behoren tot uw diensten. Daarvoor moet ik niet naar minister Reynders of naar minister Turtelboom, maar naar u. Graag had ik bevestigd gezien of dat gerucht al dan niet waar is. In militaire middens wordt rondverteld dat er– hevig is misschien wat overdreven – toch wel smokkel is en dat er zeer recent ingegrepen werd door uw mensen op het veld. Een blue flight zou hebben plaatsgevonden met een aantal militairen die om disciplinaire redenen zijn teruggestuurd uit Afghanistan omwille van smokkel.
15.04 Minister Pieter De Crem: Mijnheer Francken, de problematiek van de blue flights is ruimer dan die van al dan niet vastgesteld vermeend druggebruik, al dan niet vermeende drugshandel. Het heeft soms ook te maken met mensen die plots niet meer functioneren, die bijvoorbeeld geestelijk in een verwarde periode zijn. Ik wil dat wel eens bekijken.
Op regelmatige tijdstippen, maar ook niet uitzonderlijk veel, word ik op de hoogte gebracht of wordt mij gevraagd om akkoord te gaan met een blue flight. Daartoe is er een veelheid aan redenen. Ook zijn er mensen die bijvoorbeeld zelf vragen, ook om verschillende redenen, een onderbreking te kunnen hebben van hun buitenlandse opdracht.
Ik wil op uw vragen wel antwoorden, maar het gaat nu eigenlijk om een bijvraag.
15.05 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, ik zal een meer specifieke vraag indienen.
15.06 Minister Pieter De Crem: Ik zal u er alle informatie over geven die ik heb.
Het incident is gesloten.
16 Question de M. Anthony Dufrane au ministre de la Défense sur "les relations entre la Défense et les associations patriotiques" (n° 7163)
16 Vraag van de heer Anthony Dufrane aan de minister van Landsverdediging over "de betrekkingen tussen Defensie en de vaderlandslievende verenigingen" (nr. 7163)
16.01 Anthony Dufrane (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, le 11 novembre est une date importante pour notre pays. Elle permet de rendre hommage aux soldats et aux civils qui sont morts durant la Grande Guerre pour défendre la Belgique. Ce jour symbolique, cher aux anciens combattants et à leurs associations, permet de rappeler aux jeunes, mais aussi aux moins jeunes, pourquoi ils se sont battus et au nom de quoi ils sont morts durant les tragédies de 14-18 et de 40-45.
Dans ce rôle de mémoire, le département de la Défense a évidemment un rôle primordial à jouer pour soutenir ces associations patriotiques et faciliter leur fonctionnement. Dès lors, monsieur le ministre, pouvez-vous me dire quels sont les moyens mis à la disposition des associations patriotiques par la Défense pour aider ou faciliter le travail de celles-ci? Selon vous, ces moyens sont-ils suffisants?
16.02 Pieter De Crem, ministre: Madame la présidente, cher collègue, la Défense a toujours considéré le devoir de mémoire comme une partie intégrante des valeurs qu'elle défend. C'est à ce titre qu'elle participe depuis 2006, en partenariat avec l'Institut des Vétérans et l'Institut national des Invalides de Guerre, au projet "Rencontres de la Mémoire", permettant aux écoles du Royaume d'accéder aux lieux de mémoire tels que le Boyau de la Mort et les champs de bataille de la Grande Guerre à Ypres, le Mémorial du Fort de Breendonk, le Musée de la Déportation de Malines, en cours de rénovation, et le Fort d'Eben-Emael.
Des voyages vers le camp d'Auschwitz ont été organisés depuis quelques années, permettant à de nombreux jeunes de se rendre dans ce lieu témoin de l'ignominie nazie.
La Défense fournit également aux associations patriotiques un appui important par le transport de ces délégations lors des cérémonies nationales officielles ou par la mise à disposition de locaux.
16.03 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie. J'ai été interpellé par des représentants d'associations patriotiques à propos des lettres de remerciements qui leur ont été envoyées durant cet été. Ces lettres ont été envoyées par paquets entiers. Ces associations ne disposent pas des moyens suffisants pour pouvoir les diffuser à leurs adhérents. Selon elles, il aurait été plus facile de les envoyer personnellement à chacun de leurs membres. De plus, certaines de ces lettres de remerciements transmises aux présidents des associations sont destinées à des anciens combattants décédés depuis plus de trois ans.
Il serait peut-être opportun de mettre à jour les fichiers avant d'envoyer ces lettres. Les présidents ont servi de filtre mais ces certificats, envoyés dans des formats A4, donc très coûteux, n'ont pu être réadressés à leurs destinataires finaux.
Je vous passe donc le message et je vous demande de trouver une solution pour que chaque ancien combattant puisse recevoir cette lettre de remerciements.
16.04 Pieter De Crem, ministre: Je n'ai fait que suivre la proposition de l'INIG, qui considérait que c'était la façon la plus appropriée d'atteindre le maximum de ses membres.
16.05 Anthony Dufrane (PS): Les associations que j'ai rencontrées n'étaient pas du même avis. Les coûts étaient importants. Les anciens combattants ne se réunissent pas tous les jours, certains ne viennent même plus aux activités, donc rien de tel qu'un courrier à leur domicile!
L'incident est clos.
17 Vraag van de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "de maatregelen ter bevordering van de fitheid van de Belgische militairen" (nr. 7164)
17 Question de M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "les mesures mises en oeuvre pour améliorer la condition physique des militaires belges" (n° 7164)
17.01 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, wij hebben de discussie ter zake daarstraks al gevoerd. Ik zal ze dus niet opnieuw voeren. Ik kan dus vooral mijn vragen stellen.
Ten eerste, hoe zit het met het actieplan dat uw woordvoerster in juli 2010 al beloofde? Graag kreeg ik een uiteenzetting daaromtrent. Is het plan al in werking? Zo ja, hoe staat het met de uitwerking ervan?
Ten tweede, hoever staat u met de werkgroep die het sportbeleid van Defensie zal doorlichten? Is de werkgroep reeds opgericht? Zo ja, hoever staat ze met de doorlichting van het sportbeleid? Wat zijn de bevindingen?
Ten derde, is de studie die u bij de ULB bestelde, ondertussen klaar? Juli 2011 ligt ondertussen vijf maanden achter ons. Welke resultaten leverde deze studie op? Zijn uw doelstellingen bereikt?
Ten vierde, beschikt Defensie ondertussen over een coherent en functioneel sportbeleid? Volgt Defensie ondertussen de fysieke conditie van elke militair van rekrutering tot pensioen op? Zo ja, wat zijn de bevindingen? Zo nee, welke stappen zijn reeds ondernomen om bedoelde doelstellingen te bereiken?
Beschikt Defensie reeds over een aanbod aan aangepaste, fysieke en operationele trainingsprogramma’s, die door gekwalificeerde onderrichters worden verzorgd? Zo ja, leidden zij tot meetbare resultaten? Zo nee, welke stappen zijn reeds ondernomen om de doelstellingen in kwestie te bereiken?
Ten vijfde, wordt onderzoek gedaan naar de gemiddelde BMI van onze militairen sinds 2008? Wat zijn de resultaten?
Ten zesde, overweegt u enige, echte consequenties te verbinden aan het ondermaats presteren op de MTLG-tests?
Ten zevende, klopt het dat slechts de helft van alle soldaten voor de MTLG-tests slaagt?
Ten achtste, hoeveel militairen namen het voorbije jaar deel? Ik vraag dus naar de meest recente cijfers inzake de MTLG-tests. Ik heb ze al eens gevraagd, maar misschien kan u ze mij nu bezorgen.
17.02 Minister Pieter De Crem: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Francken, wij hebben effectief al over de materie kunnen praten, althans er een gedachtewisseling over gehad bij de bespreking van de resolutie.
In mijn politieke oriëntatienota werd het oprichten van een werkgroep in het vooruitzicht gesteld. Eind 2008 is die werkgroep opgericht, om het sportbeleid door te lichten, teneinde de noodzakelijke verbeteringsvoorstellen te formuleren.
Er werd een wetenschappelijke studie met de Université Libre de Bruxelles gestart en deze werd afgerond op 1 juli 2011.
De klemtonen van het actieplan liggen op een coherent en functioneel sportbeleid, op de individuele opvolging op fysiek vlak van rekrutering tot pensionering en op een aangepaste, fysieke, operationele training door gekwalificeerde onderrichters.
De studie werd beëindigd. De resultaten zijn geïntegreerd in een briefing aan de Chef Defensie op 9 oktober 2011.
De werkgroep Sportbeleid heeft haar taken beëindigd. De CHOD pleit voor de begeleiding van fysiek zwakkere militairen, de verbetering van de samenwerking met de medische wereld en het zoeken naar efficiënte, afdwingende maatregelen.
De jaarlijkse, fysieke proef, de MTLG-test, wordt naar beroep en leeftijd gedifferentieerd. De nieuwe proeven maken een onderscheid tussen gezondheid en beroepsgeschiktheid. De implementatie van de proeven wordt gedurende het jaar 2012 vastgesteld, om in 2013 van start te gaan.
Op de vraag over het nadere onderzoek naar de gemiddelde BMI en de eventuele consequenties die aan de MTLG-test te koppelen zijn, is het te vroeg om te antwoorden. De deelname aan de MTLG-tests verdeelt zich voor 2010 echter als volgt.
59 % heeft deelgenomen, waarvan 51 % is geslaagd en 8 % is mislukt. De overige 41 % verantwoordde zich als volgt: 13 % heeft niet deelgenomen, 19 % is ouder dan 50 jaar en dus vrijgesteld en 9 % was medisch ongeschikt.
17.03 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is een goed idee om de MTLG-tests desnoods uit te splitsen. Ondanks de venijnige interventie van uw partijgenoot stemmen de voorstellen in mijn resolutie blijkbaar toch grotendeels overeen met wat u hier namens het kabinet vertelde. Ik voel mij alleen maar gesterkt in mijn overtuiging dat het een goede resolutie is.
Wij moeten die weg verder bewandelen. Het zou misschien ook interessant zijn om de studie aan de commissieleden te bezorgen. Ik zou die graag even bestuderen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.48 uur.
La réunion publique de commission est levée à 12.48 heures.