Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Zaken

 

du

 

Mercredi 16 novembre 2011

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 16 november 2011

 

Namiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 15.04 uur en voorgezeten door mevrouw Nadia Sminate.

La séance est ouverte à 15.04 heures et présidée par Mme Nadia Sminate.

 

01 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het misbruik van het zelfstandigenstatuut door EU-onderdanen" (nr. 6349)

01 Question de Mme Daphné Dumery au secrétaire d'État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d'État, adjoint au ministre de la Justice, sur "l'usage abusif du statut d'indépendant par des ressortissants de l'UE" (n° 6349)

 

01.01  Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik kom terug op een persconferentie die u samen met UNIZO hebt gegeven op 29 september. Daarin maakte u een analyse van het zelfstandigenstatuut voor de voorbije vijf jaar. U kwam tot de vaststelling dat heel wat personen uit de nieuwe lidstaten het statuut gebruiken om een verblijfsrecht te bekomen. Het zou gaan om meer dan 40 % nieuwe zelfstandigen alleen al uit Roemenië en Bulgarije.

 

Strengere controles zijn nodig. Ik heb ook uw boodschap gelezen dat het nodig is de schijnzelfstandigheid aan te pakken. U weet ook heel goed dat mensen dit statuut gebruiken om een verblijfsrecht te krijgen. Na verloop van tijd blijkt echter dat zij helemaal geen zelfstandigen zijn. Zij wenden zich tot de sociale bijstand waarop zij op dat ogenblik ook recht hebben. Dat heeft een aanzuigeffect, met als gevolg dat nog meer personen dit statuut misbruiken.

 

Welke maatregelen hebt u reeds genomen om deze vorm van sociale fraude tegen te gaan?

 

Is dit een lokaal fenomeen of doet het zich voor in het hele land?

 

Zijn er organisaties of groeperingen die nieuwe Europeanen aanmoedigen dergelijke fraude te plegen?

 

Is er een toename in het aantal gevallen van fraude met het zelfstandigenstatuut of blijkt het aantal vaststellingen constant?

 

01.02 Staatssecretaris Carl Devlies: Mevrouw de voorzitter, geachte collega, u verwijst naar een persconferentie die UNIZO organiseerde op 29 september jongstleden met betrekking tot de cijfers van niet-Belgische ondernemers in België en waar mij de gelegenheid is gegeven om een aantal bemerkingen op die cijfers te formuleren, wat ik ook gedaan heb. Ik zal nu graag die bemerkingen bevestigen en ik zal tegelijkertijd proberen een antwoord te geven op de verschillende vragen die u gesteld hebt.

 

Uit die studie is inderdaad gebleken dat de nieuwe Europeanen, en vooral de Bulgaren en Roemenen, de sterkst groeiende groep ondernemers in België is en dat de toename van deze groep EU-burgers spijtig genoeg deels te verklaren is door het fenomeen dat een aantal van hen misbruik maakt van het statuut van zelfstandige.

 

Dit groeiend aantal zelfstandigen en tegelijkertijd het groeiend aantal fictieve aansluitingen als zelfstandige, waarmee de socialeverzekeringsfondsen werden geconfronteerd, was mij niet ontgaan in 2009. Om die reden werd er door het College voor de fraudebestrijding onder mijn voorzitterschap in het actieplan 2009-2010 een actiepunt opgenomen dat voorzag in de analyse en de aanpak van het zogenaamde oneigenlijk gebruik van het statuut der zelfstandigen.

 

Uit de overlegvergaderingen die mijn kabinet gehad heeft met de Dienst Vreemdelingenzaken, de socialeverzekeringsfondsen en het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen was duidelijk geworden dat een aantal Europese burgers het aansluitingsattest van het sociaalverzekeringsfonds gebruikte om zich in te schrijven bij de gemeente. Op die manier bekwamen zij uit hoofde van een statuut van zelfstandige een verblijfsrecht van meer dan drie maanden, hetgeen dan vervolgens de mogelijkheid bood rechten te openen op OCMW-steun, meer bepaald het zogenaamde leefloon.

 

Teneinde dit fenomeen aan te pakken werd een procedure uitgewerkt die sedert 1 oktober 2010 werd geïmplementeerd en waarbij voor een inschrijving bij de gemeente enkel nog een bijzonder attest kan worden gebruikt dat de vermelding bevat dat het bestemd is om een inschrijving te bekomen bij de gemeente en niet meer het gewone automatische attest. Dit bijzonder attest wordt enkel bekomen op aanvraag bij het sociaal verzekeringsfonds en na inontvangstneming van een in te vullen vragenlijst die de EU-burger moet terugbezorgen aan het RSVZ met de elementen die aantonen dat er sprake is van de werkelijke uitoefening van een economische activiteit.

 

Aan de andere kant wordt iedere EU-burger die dergelijk specifiek aansluitingsattest heeft opgevraagd door het sociaal verzekeringsfonds gemeld aan het RSVZ. Deze sedert 1 oktober 2010 opgestarte administratieve procedure laat toe de fraudegevoelige groep van de EU-burgers die het aansluitingsattest gebruiken om een verblijfsrecht te bekomen uit de massa startende zelfstandigen te halen, wat een gerichter onderzoek door het RSVZ naar frauduleuze aansluitingen mogelijk maakt.

 

De fictieve aansluitingen worden gemeld aan de Dienst Vreemdelingenzaken. Uit de cijfers van het RSVZ blijkt dat ongeveer een duizendtal EU-burgers per kwartaal een specifiek attest aanvraagt bij het sociaal verzekeringsfonds dat moet dienen voor een inschrijving bij de gemeente. Van het aantal onderzochte personen blijkt ongeveer 40 % niet te kunnen bewijzen een zelfstandige beroepsactiviteit uit te oefenen. Dit aantal gevallen wijst erop dat er wel degelijk sprake was van sociale fraude, wat met de nieuwe procedure wordt opgevangen. Concrete cijfergegevens omtrent de lokalisatie van dit fenomeen zijn vandaag niet voorhanden. Ik veronderstel dat dit wel gespreid is over het ganse land maar er is zeker een concentratie in Gent. Daarentegen is het wel algemeen geweten dat sommige organisaties nieuwe Europeanen naar België doen overkomen en aanzetten tot het plegen van dergelijke fraude.

 

Dit actiepunt bracht ons daarenboven bij de problematiek van de migrerende Europese burgers voor wie het attractief karakter van onze sociale bijstand het uiteindelijke doel op zich geworden was om naar België te migreren. Dit komt enerzijds door de aantrekkelijkheid van ons stelsel van sociale bijstand en anderzijds door de manier waarop de Europese verblijfrichtlijn van 2004 sinds 1 juni 2008 in Belgisch recht is omgezet. De aanpak van deze problematiek vereist verdere coördinerende initiatieven. Vanuit mijn bevoegdheid voor coördinatie van de fraudebestrijding werd dan ook gestart met overleg met verschillende instanties waaronder de Dienst Vreemdelingenzaken, de lokale besturen – de steden Gent, Antwerpen, Luik en Charleroi – en de respectieve OCMW’s, de VVSG, de RVA, het RSVZ en andere.

 

Op basis van hun input hebben wij vanuit mijn beleidscel een aantal voorstellen in kaart gebracht. Zoals vermeld in de notificatie van 1 juli 2011 van het Ministerieel Comité voor de Strijd tegen de Fiscale en Sociale Fraude was het de bedoeling deze voorstellen verder uit te werken in overleg met mijn collega-ministers en –staatssecretarissen. Gelet op de politieke situatie was verder overleg met mijn collega’s ter zake niet mogelijk. Ik benadruk dan ook dat de aanbevelingen alleen mezelf verbinden.

 

Hierna geef ik kort enkele voorstellen weer die, op basis van het overleg gepleegd met de werkvloer, werden geformuleerd. Het verblijfsrecht van de EU-burger en het recht op sociale bijstand zijn geregeld in een Europese richtlijn, de zogenaamde verblijfsrichtlijn van 2004 die in Belgisch nationaal recht werd omgezet met ingang van 1 juni 2008. Binnen dit Europees kader, dat heel wat bindende regels omvat en waarbij de nationale wetgever nog speelruimte heeft om in te grijpen, dient werk te worden gemaakt van de verstrenging van onze nationale wetgeving. Het gaat hierbij enerzijds om een verstrenging van de wetgeving betreffende het recht op maatschappelijke integratie en anderzijds de vreemdelingenwetgeving van 1980.

 

Vermits zeer recent door de Kamer een wetswijziging werd goedgekeurd die de Europese burgers uitsluit van maatschappelijke dienstverlening gedurende onder meer de eerste drie maanden van hun verblijf, zal ik hierover niet verder uitweiden.

 

Wat de verstrenging van de vreemdelingenwetgeving betreft, de wet van 15 december 1980 moet de mogelijkheid tot weigering of intrekking van het verblijfsrecht van meer dan drie maanden moet beter worden benut. Het verblijfsrecht kan worden ingetrokken of beëindigd wanneer de Europese burger niet langer beschikt over het statuut dat hij heeft ingeroepen om het verblijfsrecht te verkrijgen, of indien hij een onredelijke belasting vormt voor het gastland.

 

Om dit effectief te kunnen uitvoeren, is het noodzakelijk dat de kennisgeving van beslissingen tot weigering of intrekking van het verblijf niet langer vereist dat dit enkel kan door de afgifte van de beslissing aan de persoon zelf.

 

Het verblijfsrecht van meer dan drie maanden neemt slechts een einde na kennisgeving van een beslissing tot intrekking van het verblijf voor zover de beroepstermijn van 30 dagen is verstreken en, in geval van hoger beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwisting, nadat het beroep is afgewezen. De bestaande procedure vereist dat de beslissingen tot weigering of intrekking van het verblijf moeten worden afgegeven aan de burger. Hiervoor wordt veelal een beroep gedaan op de politie. Zolang de kennisgeving niet kan gebeuren aan de burger, bijvoorbeeld omdat de persoon onvindbaar is, kan de beroepstermijn geen aanvang nemen.

 

Een aantal burgers zorgt er dan ook voor dat zij onvindbaar zijn, zodat zij ondertussen hun verblijfsrecht van meer dan drie maanden kunnen behouden. Zolang de burger over dat verblijfsrecht beschikt, behoudt hij zijn recht op maatschappelijke integratie, het leefloon, enzovoort. Conform de Europese richtlijn dient nagekeken te worden in welke mate de kennisgeving kan worden vervangen door een betekening per aangetekend schrijven.

 

De termijn waarna een duurzaam verblijfsrecht verkregen wordt, dient van drie jaar op vijf jaar te worden gebracht. Inzake het verblijfsrecht van de burgers van de Unie en hun familieleden dient een onderscheid gemaakt te worden tussen twee opeenvolgende periodes.

 

In de eerste periode, van in regel drie jaar, is het verblijfsrecht aan voorwaarden onderworpen. Tijdens die periode is het mogelijk een einde te stellen aan het verblijfsrecht van de Europese burger, in geval hij niet langer aan de aan zijn status verbonden voorwaarden voldoet.

 

Na die ononderbroken periode van drie jaar verkrijgen de burgers van de Unie automatisch een recht op duurzaam verblijf. Indien de burger recht heeft op duurzaam verblijf kan dat verblijf niet meer worden ingetrokken. Artikel 16, lid 1, van de verblijfrichtlijn van 2004 regelt dat iedere burger van de Unie die gedurende een ononderbroken periode van vijf jaar legaal op het grondgebied van het gastland heeft verbleven duurzaam verblijfsrecht verwerft.

 

In het kader van de aanpak van de misbruiken van de aan de status verbonden voorwaarden is het wenselijk de termijn van drie jaar gecontroleerd verblijf te brengen op vijf jaar, in overeenstemming met de verblijfsrichtlijn en in navolging van andere Europese lidstaten. Opdat het verblijfsrecht sneller kan worden ingetrokken of beëindigd, is naast wetgevend initiatief een betere gegevensuitwisseling noodzakelijk. Op dat vlak werd recentelijk zeer belangrijke vooruitgang geboekt. Om na te gaan of een Europese burger een onredelijke belasting voor de sociale bijstand vormt, heeft de Dienst Vreemdelingenzaken sinds juli 2011 toegang gekregen tot de gegevens in verband met de gerechtigden op leefloon. Binnenkort zullen de OCMW’s de mutaties inzake de gegevens opgenomen in het Rijksregister der natuurlijke personen kunnen ontvangen.

 

Teneinde misbruiken inzake het statuut waarop de Europese burger zich beroept bijkomend te controleren, is het wenselijk dat de Dienst Vreemdelingenzaken en de gemeente toegang krijgen tot een aantal andere databanken. Ondertussen is er een evolutie aan de gang en is de toegang tot de databanken aanzienlijk verbeterd.

 

Ik meen dat het daarbij belangrijk is dat de regels inzake verblijfsbeëindiging, in het licht van de steeds wijzigende misbruiken en fraudeaspecten, jaarlijks geëvalueerd worden in overleg tussen de Dienst Vreemdelingenzaken en de gemeenten, enerzijds, en de andere betrokken actoren, zoals de socialezekerheidsinstellingen en OCMW’s, anderzijds.

 

De aanpak van de bijstandsfraude door de migrerende Europese burgers vereist daarenboven dat op basis van best practices van bepaalde OCMW’s een toetsingkader wordt uitgewerkt met richtsnoeren over de aanpak en de behandeling van aanvragen tot bijstand voor OCMW’s. OCMW’s moeten bewust worden gemaakt van het feit dat ook zij zelf de mogelijkheid in handen hebben om steun te weigeren. Het recht op OCMW-steun vereist dat de aanvrager zelf moet bewijzen dat aan alle toekenningsvoorwaarden is voldaan, zoals medewerking aan het sociaal onderzoek, behoeftigheid, werkbereidheid enzovoort. Vooral dit laatste element dat evenwel door de OCMW’s verschillend wordt ingevuld, biedt mogelijkheden om aanvragen te weigeren.

 

Tot slot zijn er op Europees niveau, in samenwerking met de ons omringende landen, initiatieven nodig. De verblijfsrichtlijn biedt de nationale wetgever op een aantal punten te weinig speelruimte en moet versoepeld worden. Zo maakt ze het voor Europese burgers aan wie het verblijfsrecht werd geweigerd of ingetrokken, mogelijk om terug te keren naar het land dat hun het verblijfsrecht heeft geweigerd of ingetrokken. In geval van weigering/intrekking, zou het wenselijk zijn dat Europa een terugkeerverbod invoert, of minstens een beperking van het aantal keren dat een nieuwe aanvraag kan worden ingediend. Artikel 35 van de verblijfsrichtlijn bepaalt dat de lidstaten effectieve en noodzakelijke maatregelen kunnen nemen ter bestrijding van misbruik en fraude.

 

In het licht hiervan ben ik verheugd dat ingevolge een door u ingediend wetsvoorstel de vreemdelingenwet nu ook bepaalt dat binnenkomst kan worden geweigerd indien er sprake is van valse of misleidende informatie, valse documenten, fraude of gebruik van andere onwettige middelen. Dit artikel biedt de Dienst Vreemdelingenzaken de mogelijkheid om het herhaaldelijk indienen van nieuwe aanvragen tegen te gaan in geval er sprake is van het misbruiken van het statuut van de zelfstandige. Met de nieuwe procedure tot aanpak van het oneigenlijk gebruik van het sociaal statuut hopen we dat het aantal personen dat het statuut van zelfstandige misbruikt om een inschrijving te bekomen bij de gemeente, zal verminderen. Momenteel is het nog te vroeg om hierover een oordeel te vellen.

 

01.03  Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw omstandig en zeer gedetailleerd antwoord. Ik heb heel wat zeer juiste interpretaties gehoord. Daaronder hoe u het terecht ziet, namelijk dat er verdere coördinatie en ontwikkelingen nodig zijn.

 

Enige bedenking: het gaat vooral om Roemeense en Bulgaarse onderdanen. Terugkijkend naar de recente geschiedenis leren we dat dit komt doordat de nieuwe lidstaten die wensen toe te treden, worden onderworpen aan overgangsmaatregelen. We hadden schrik dat ze ons werk zouden afnemen. Uiteindelijk werden enkel overgangsmaatregelen genomen ten opzichte van mensen die kwamen werken in ondergeschikt verband, met als gevolg dat de piste van de schijnzelfstandigheid werd benut.

 

De maatregelen voor Bulgarije en Roemenië lopen dit jaar af. België zal een standpunt moeten innemen: verlengen we nogmaals voor twee jaar of niet? Ik heb die vraag ook aan minister Milquet gesteld. Zij gaat daarover nadenken. Zij is de regio’s nu aan het bevragen of het wenselijk is of niet om dat te verlengen.

 

In het kader van de schijnzelfstandigheid zou elk geïnformeerd persoon kunnen denken: neen, we gaan dat niet doen want de schijnzelfstandigheid wordt alleen aangewakkerd door het feit dat men degenen die in ondergeschikt verband wensen te komen werken tegenhoudt.

 

Anderzijds haalde u een aantal goede punten aan. De meeste OCMW’s hebben zeker nog niet de good practice om alert te zijn en misbruiken te melden, om uit de rol van hulpverlener te stappen en te denken aan fraude.

 

Ik denk voorts dat het aantal inspecteurs moet worden verhoogd. Dat kan natuurlijk met een procedure die bijzonder succesvol is, met name het bijzonder attest. Daardoor wordt 40 % gefilterd. Dat is een groot succes, maar men is nog altijd niet ter plaatse om te beoordelen of iemand werkt onder gezag of niet. Ik denk dat dit ook nodig is: meer controles ter plaatse, meer sociale inspecteurs die controleren of men te maken heeft met een echte zelfstandige of niet.

 

De verblijfswetgeving is inderdaad op een minimalistische manier omgezet. Er is nog ruimte in onze vreemdelingenwet om ze te verstrengen of rechtvaardiger te maken zodat er meer schijnzelfstandigen worden bestraft.

 

Ook die onredelijke belasting, die koppeling met de OCMW’s moet er komen. Ik ben dan ook zeer verheugd te horen dat die koppeling er komt via databanken. Niet alleen de DVZ moet kunnen weten dat iemand OCMW-steun geniet. Omgekeerd moet het OCMW ook kunnen weten welke beslissing de DVZ heeft genomen.

 

Dan is er natuurlijk ook het feit dat wij gedurende jaren een aanzuigeffect hebben gecreëerd. Dat moet worden stopgezet en omgedraaid. Die verdere coördinatie is nodig binnen de regering. Daarom denk ik dat het wenselijk is om de overgangsmaatregel met nog twee jaar te verlengen en er in die twee jaar voor te zorgen dat België klaar is om die sociale fraude op alle fronten aan te pakken.

 

Ik ben in elk geval zeer tevreden te horen dat u zelf ook aan die kar trekt, dat u ook die mening bent toegedaan.

 

01.04 Staatssecretaris Carl Devlies: U stelt heel wat nieuwe vragen en maakt ook een aantal bedenkingen.

 

Met betrekking tot de overgangsmaatregelen kan ik alleen verwijzen naar het antwoord van mevrouw Milquet die u te gepasten tijde het standpunt van de regering zal bezorgen.

 

De schijnzelfstandigheid zal dadelijk aan bod komen in een andere vraag van de heer De Clercq.

 

Uw vraag met betrekking tot de inspecteurs vind ik belangrijk en hebben het met het College voor de fraudebestrijding in de nota Bouwstenen opgenomen die wij aan de formateur hebben bezorgd bij het begin van zijn opdracht. Wij denken dat een versterking van de inspectiediensten nodig is, maar daarvoor is budgettaire ruimte noodzakelijk. Ik vermoed dat dit aan bod zal komen bij de begrotingsbesprekingen van de regering in vorming.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van mevrouw Nadia Sminate aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het personeelskader van de SIOD en de reële bezetting" (nr. 6532)

02 Question de Mme Nadia Sminate au secrétaire d'État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d'État, adjoint au ministre de la Justice, sur "le cadre du personnel du SIRS et le taux d'occupation réel" (n° 6532)

 

02.01  Nadia Sminate (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, komt het wettelijk personeelskader van de SIOD overeen met het effectief personeelsbestand? Mag ik van u een overzicht van het reële personeelsbestand de afgelopen 5 jaar, als dat kan gesplitst in Nederlandstalige en Franstalige personeelsleden?

 

02.02 Staatssecretaris Carl Devlies: Als voorzitter van de commissie kent u het Reglement. U stelt een statistische vraag. Ik heb alle gegevens ter beschikking. Ik zal een beperkt aantal algemene elementen opsommen en u de statistische gegevens schriftelijk bezorgen. Als u erop aandringt, wil ik alles voorlezen, maar ik meen dat dat weinig zin heeft.

 

Het aantal leden van het Federaal Aansturingbureau, opgericht op basis van het Sociaal Strafwetboek, is vastgelegd in het koninklijk besluit van 16 december 2008, zoals gewijzigd. In overeenstemming met dat koninklijk besluit is het Federaal Aansturingbureau samengesteld uit 1 directeur, 1 magistraat, 10 coördinatoren, 1 lid van de FOD Financiën, 4 analisten en deskundigen op het domein van opsporing van fraude en 4 leden die gespecialiseerd zijn in de opsporing van informaticafraude.

 

Het Sociaal Strafwetboek bepaalt eveneens dat het Federaal Aansturingbureau wordt bijgestaan door een secretariaat, dat wordt verzekerd door een Nederlandstalige technisch deskundige van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

 

De selectie van de leden van het Federaal Aansturingbureau moet geschieden via Selor. Toch hebben verschillende FOD’s en openbare instellingen van sociale zekerheid om de continuïteit van de dienst te verzekeren tijdelijk personeel gedetacheerd naar het Federaal Aansturingbureau.

 

Ik zal u schriftelijk de gegevens bezorgen over het personeelsbestand op 1 oktober 2009, 1 oktober 2010 en 1 oktober 2011.

 

Het is ook van belang erop te wijzen dat er bij Selor een examen loopt om technisch deskundigen officieel toe te wijzen aan de cel Opsporing van Informaticafraude en dat dit jaar aan Selor een ander examen werd gevraagd om het team van coördinatoren te versterken.

 

02.03  Nadia Sminate (N-VA): Dank u, mijnheer de staatssecretaris. Ik begrijp uiteraard dat u niet overloopt hoeveel personen er elk jaar in dienst waren. Als ik goed meegeteld heb, moeten er echter ongeveer 21 personeelsleden in dienst zijn. Volgens mijn informatie zijn er vandaag slechts 6 personeelsleden effectief in dienst.

 

Als mijn informatie klopt, vind ik dat zeer spijtig. De SIOD is toch een belangrijk overkoepelend orgaan, dat de coördinatie tussen de verschillende inspectiediensten moet verzorgen en de arrondissementscellen moet aansturen.

 

Wanneer er maar zes zijn in de plaats van 21, dan kunnen we er allen mee akkoord gaan dat de dienst onderbemand is. Ik vind het een spijtige zaak wanneer een dergelijk belangrijk orgaan de taken niet kan uitvoeren waarvoor het werd opgericht. Kunt u de cijfers die ik verzamelde, bevestigen of ontkrachten?

 

02.04 Staatssecretaris Carl Devlies: Wanneer u de cijfers bekijkt, zult u zien dat het iets beter is dan wat u hier voorstelt. Inderdaad is het personeelskader niet volledig ingevuld. Daar wordt aan gewerkt. Ik heb u ook gesproken over examens, die worden georganiseerd. De bekommernis wordt gedeeld door het college voor de fraudebestrijding en is opgenomen in de nota voor de formateur.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Mathias De Clercq aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de koppelbazerij in de vleessector" (nr. 6762)

03 Question de M. Mathias De Clercq au secrétaire d'État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d'État, adjoint au ministre de la Justice, sur "les négriers dans le secteur de la viande" (n° 6762)

 

03.01  Mathias De Clercq (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, het voorbije jaar is het fenomeen van de koppelbazerij meermaals onder onze aandacht gebracht. Het betreft een ernstige problematiek en mijn eigen geliefde stad, waarvan de naam reeds is gevallen, blijft er zeker niet van gespaard.

 

Vaak gaat het om Turkse koppelbazen, die Bulgaarse arbeiders uitbuiten en onze Staat oplichten. Fiscale en sociale fraude, uitbuiting en soms zelfs mensenhandel zijn natuurlijk verschijnselen die ook eigen zijn aan het fenomeen. Ook is er het ontduiken van bijdragen en worden enkele systemen van ons rechtssysteem vaak misbruikt.

 

Uit een studie over zwartwerk en mensenhandel in de vleesindustrie, die het ACV eerder dit jaar bij het Hoger Instituut voor de Arbeid bestelde, blijkt inderdaad dat in het Gentse deze praktijk alomtegenwoordig is.

 

Mijnheer de staatssecretaris, vandaar een aantal vragen.

 

Welke initiatieven hebt u ondertussen ondernomen om de toch wel ernstige problematiek van de koppelbazerij te lijf te gaan?

 

Hoever staat het met de ontwikkeling door de federale overheid van het federale controlesysteem, waaraan samen met de vakbonden wordt gewerkt, zoals eerder in de pers verscheen? Wat houdt dat systeem in? Waartoe strekt het?

 

Er bestaat ook een samenwerkingsakkoord tussen de diverse overheden inzake de coördinatie en de controles op illegale arbeid en sociale fraude. Kunt u dat evalueren, ook in het licht van de strijd tegen het fenomeen in kwestie? Hoe verloopt de opvolging?

 

In de pers verscheen dat het Gentse arbeidsauditoraat 26 koppelbazen vervolgde. Hoeveel dossiers zijn er al dan niet nog bijgekomen? Hoeveel koppelbazen zijn in de diverse rechtsgebieden vervolgd?

 

Is het verschijnsel ook in andere sectoren dan de vleesindustrie actief?

 

Hoe kan worden opgetreden tegen het fenomeen, waarbij blijkbaar vaak mensen onder de noemer “consultant” aan de slag gaan? Op welke manier kunnen wij tegenover dit verschijnsel ingaan?

 

03.02 Staatssecretaris Carl Devlies: Mevrouw de voorzitter, mijnheer De Clercq, uw vraag is op het vlak van de problematiek deels algemeen. Anderzijds bent u nader ingegaan op de problematiek van de vleesverwerkende industrie, die zich inderdaad nogal in het Gentse concentreert. Ik zal dus proberen zowel een algemeen antwoord te geven als in te gaan op uw acht deelvragen over de specifieke problematiek van de vleesverwerkende sector.

 

Uw eerste vraag is duidelijk van algemene aard, vermits u vraagt wat er is gebeurd om de problematiek van de koppelbazerij te lijf te gaan.

 

Zoals u zelf opmerkt, gaat het om diverse, bestaande misbruiken. Het fenomeen is niet nieuw, maar zeer divers en complex. Het kan alleen dankzij een bundeling van krachten worden aangepakt.

 

Ik probeer in vogelvlucht aan te geven welke initiatieven werden genomen en wat in de pijplijn zit. In verband met vroegere initiatieven verwijs ik ook naar het antwoord dat ik gegeven heb aan mevrouw Temmerman, over de nieuwe koppelbazen. U kunt dat terugvinden onder refertenummer 4516.

 

Inzake de problematiek van de economische werkloosheid wees ik de op mijn vraag uitgevoerde performantiemeting van de inspectiediensten, specifiek voor de RVA, in verband met de noodzaak aan betere centrale selectieregels voor controles op tijdelijke werkloosheid bij de werkgevers. Dit resulteerde in het operationeel plan Tijdelijke Werkloosheid bij de RVA dat dit jaar in werking trad.

 

Inzake versterking van de sociale inspectiediensten werd door de regering beslist om de RVA toe te staan 15 inspecteurs supplementair aan te werven alsook nieuwe software aan te kopen om datamining te verrichten. Dat is een recente beslissing, van dit jaar.

 

Inzake schijnzelfstandigheid ging het ministerieel comité onder leiding van de eerste minister op 1 juli 2011 akkoord om de hoogdringendheid in te roepen om de leden van de commissie voor de Arbeidsrelaties te benoemen. Dat comité Arbeidsrelaties kan dan per sector een aantal voorwaarden opleggen, waardoor die schijnzelfstandigheid, rekeninghoudend met de specifieke kenmerken van elke sector, zou kunnen worden aangepakt.

 

Inzake misbruik van detacheringen ging het ministerieel comité van 1 juli jongstleden akkoord met de oprichting van een werkgroep binnen het College voor de Fraudebestrijding, die als opdracht heeft het oplijsten van de problematiek om Europa te kunnen sensibiliseren. In dat verband kwam een werkgroep samen met verantwoordelijken van de inspectiediensten van de RSZ, de sociale inspectie, de FOD Werk en de Vlaamse Gemeenschap om oneigenlijke terbeschikkingstelling beter te kunnen aanpakken. Deze aanpak vertaalt zich in een betere samenwerking op het terrein.

 

Inzake gegevensuitwisseling is de invoering van het uniek elektronisch proces-verbaal, begin van dit jaar, een belangrijke stap in de fraudebestrijding. Het moet leiden tot een aanzienlijke administratieve vereenvoudiging en een drastische verbetering van de gegevensuitwisseling tussen de diverse inspectiediensten.

 

Ook kan de antiwitwascel van de cel Financiële Informatie voortaan dossiers die wijzen op sociale fraude rechtstreeks overmaken aan de SIOD, het gaat dus over de koepel van de inspectiediensten.

 

Daarnaast werd onder mijn impuls begin dit jaar de gemengde ondersteuningscel opgericht bestaande uit sociale-inspecteurs en politiemensen, die de ernstige en georganiseerde sociale fraude wil aanpakken. De voorbeelden die u geeft zullen ook door voornoemde cel worden aangepakt.

 

Ook de inwerkingtreding van het sociaal strafwetboek is een belangrijke stap vooruit.

 

Inzake doelgerichte controles en vervolging werd op mijn initiatief aan SIOD gevraagd om naast de traditionele fraudegevoelige sectoren, zoals de bouw en de horeca, bijzondere aandacht te hebben voor de vleesverwerkende sector waar zware fraude aanwezig is en doelgerichte controles dienden te worden georganiseerd, wat ondertussen is gebeurd.

 

Door de gecoördineerde aanpak via gemengde onderzoeksteams, aangestuurd door de arbeidsauditeurs, vooral in Gent, konden reeds meerdere sterke dossiers tegen deze koppelbazen worden opgesteld. Indien mogelijk berekenen de sociale inspectiediensten ook het vermogensvoordeel dat frauduleus werd gerealiseerd. In een aantal gevallen werden ook hun opdrachtgevers, de slachthuizen en vleesverwerkende bedrijven, als mededaders vervolgd en veroordeeld en, in sommige gevallen, zelfs bepaalde boekhoudkantoren die de koppelbazen bijstaan bij het opzetten van hun frauduleuze constructies, via schijnvennoten, schijnzelfstandigen enzovoort. Hierbij werden in meerdere gevallen illegaal verworven vermogensvoordelen ten belope van aanzienlijke bedragen door de strafrechter verbeurdverklaard.

 

Uw vragen twee en drie hangen samen en hebben meer betrekking op de vleesverwerkende sector, waar werd onderhandeld over een protocol. Dat is bijna klaar en zal hopelijk begin van de maand december kunnen worden ondertekend door de sociale partners en de federale sociale inspectiediensten.

 

Dit protocol bevat een aantal punten. Ten eerste, de invoering van een werfmelding zoals die bestaat in de bouw. Wie werkt waar en voor welke duur?

 

Ten tweede, het bijhouden van een centrale lijst van de dagelijkse aanwezigheden op de werken.

 

Ten derde, de werkgevers verbinden zich ertoe om hun leden ertoe aan te zetten uitsluitend een beroep te doen op onderaannemers die de arbeids- en sociale wetgeving respecteren, alsook een clausule op te nemen in de contracten dat zij hun personeel conform de wetgeving van de werkplaats tewerk zullen stellen.

 

Ten vierde, de werknemersorganisaties verbinden zich ertoe om de werknemers te informeren over de geldende wetgeving en juridische bijstand te verlenen.

 

Ten vijfde, het protocol voorziet in de invoering van een hoofdelijke aansprakelijkheid van de opdrachtgever inzake fiscale en sociale schulden. Die aansprakelijkheid vervalt als de opdrachtgever zijn verplichtingen vervult inzake de aangifte van de werkzaamheden en de dagelijkse lijst en als hij zijn inhoudingsplicht heeft vervuld. Die plicht bestaat erin dat, als de cocontractant fiscale en sociale schulden heeft, de opdrachtgever 50 % van het factuurbedrag doorstort aan de fiscus en de sociale zekerheid.

 

Ten zesde, de inspectiediensten kunnen de bedrijfscontracten analyseren op het vlak van de prijszetting.

 

Ten zevende, dit samenwerkingsprotocol voorziet in een informatie-uitwisseling tussen de sociale partners en de federale sociale inspectiediensten, met respect voor de privacywetgeving. In dat verband denk ik aan de Sociale Inspectie, de dienst Toezicht op de Sociale Wetten, de RVA-inspectie en de RSZ-inspectie. Na de ondertekening moet dit protocol worden omgezet in formele, administratieve en wetgevende teksten.

 

Ik kom tot uw vierde vraag. De sociale inspectiediensten hebben in samenwerking met de sociale inspectiedienst van de Vlaamse Gemeenschap en met bijstand van de politiediensten in meerdere dossiers de frauduleuze gedragingen van de koppelbazen in de vleesverwerkende industrie kunnen aantonen door gecoördineerde controles in de werkplaatsen, vaststellingen de visu gecombineerd met grondige verhoren met inschakeling van beëdigde tolken, inbeslagnames en analyses van diverse documenten zoals prikklokgegevens, aanwezigheidslijsten en facturen.

 

De inspectiedienst W.S.E. treedt binnen de arrondissementele inspectiecellen op als deelnemer aan of organisator van controleacties in de vleessector. Meer specifiek richten zij zich op de fraude in het circuit van de arbeidskaarten. Deze worden enkel verstrekt mits voltijdse tewerkstelling, maar aangezien op grootschalige basis met frauduleus inzicht economische werkloosheid wordt aangevraagd, terwijl in werkelijkheid wel voltijdse prestaties worden geleverd, is dit eveneens een voorwerp van controle.

 

Uw vijfde, zesde en zevende vraag kan gemeenschappelijk worden beantwoord. Het Arbeidsauditoraat van Gent is een zeer actieve partner en opdrachtgever in de strijd tegen de koppelbazerij in de vleessector. Ook in de arrondissementen Dendermonde en Oudenaarde richten de arbeidsauditoraten het vizier regelmatig op deze sector. Regelmatig worden gerechtelijke onderzoeken gevoerd, onder auspiciën van de onderzoeksrechter en de arbeidsauditeur. Deze onderzoeken hebben reeds geleid tot tal van processen-verbaal en vermogensvoordeelberekeningen die worden meegenomen in de uiteindelijke rechtsgang tegen de koppelbazen. Nog steeds worden koppelbazen vervolgd. Ik heb de cijfers opgevraagd via de minister van Justitie, maar voorlopig zijn zij niet ter beschikking.

 

Het fenomeen van de koppelbazerij in de vleessector doet zich in het bijzonder voor in Gent, maar bestaat ook elders en in andere activiteitssectoren. Koppelbazerij is eveneens een steeds weerkerende kwaal in de bouwsector. Ook hier worden regelmatig koppelbazen gerechtelijk vervolgd als gevolg van gecoördineerde controles. De tuinbouwsector is eveneens onderhevig aan dit probleem, zij het in iets mindere mate.

 

Op uw achtste vraag kan ik antwoorden dat er inderdaad een tendens is waarbij bepaalde personen zich schuldig maken aan deze vorm van consultancy, al dan niet in samenwerking met bepaalde, gekende boekhouders. Wanneer een proces-verbaal wordt opgemaakt door de sociale inspectiediensten, naar aanleiding van vastgestelde inbreuken, wordt eveneens onderzocht welke de rol is van dergelijke consultants en boekhouders. In het verleden heeft dit reeds geleid tot gerechtelijke uitspraken waarbij deze consultants en/of boekhouders worden beschouwd als mededaders in het organiseren van de fraude, waarbij buitenlandse onderdanen illegaal worden tewerkgesteld in de vleessector.

 

03.03  Mathias De Clercq (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw extensief antwoord. Het verheugt mij dat het samenwerkingsprotocol in december ingang kan vinden. Dat is relevant om de strijd tegen dit ernstig fenomeen verder te kunnen opvoeren.

 

Als u de cijfers ter beschikking hebt, via de minister van Justitie, kunt u mij die dan schriftelijk bezorgen?

 

Ik kijk uit naar het samenwerkingsprotocol. Een bundeling van alle krachten op alle niveaus moet dit ernstig fenomeen verder te lijf gaan. Ik hoop dat het samenwerkingsprotocol snel in werking kan treden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van mevrouw Nadia Sminate aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "het niet langer prioritair zijn van de strijd tegen de georganiseerde sociale fraude" (nr. 6866)

04 Question de Mme Nadia Sminate au secrétaire d'État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d'État, adjoint au ministre de la Justice, sur "le fait que la lutte contre la fraude sociale organisée ne serait plus une priorité" (n° 6866)

 

04.01  Nadia Sminate (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, in de prioriteitenlijst van het nieuwe Nationaal Veiligheidsplan zou sociale fraude en zware fraude niet meer opgenomen zijn. Ik vraag mij af hoe bepaald is wat dan wel de prioriteiten zijn die in het plan worden opgenomen?

 

Klopt het dat zware fraude niet in het plan opgenomen is? Nadien heb ik in het journaal andere berichten gehoord.

 

Uiteraard wil ik ook weten of u geconsulteerd bent? Indien u niet geconsulteerd bent, is het College voor de strijd tegen fiscale en sociale fraude wel geraadpleegd?

 

04.02 Staatssecretaris Carl Devlies: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Sminate, uw eerste vraag heeft betrekking op de totstandkoming van de prioriteitenlijst. U vraagt hoe een en ander juist gebeurt. De totstandkoming gebeurt in twee stappen.

 

Eerst wordt een erg uitgebreide analyse van alle veiligheidsfenomenen uitgevoerd die op het concept van de risicoanalyse is gebaseerd. In genoemd concept worden de dreiging van de daders, de kwetsbaarheid van de doelwitten en slachtoffers en de impact van het fenomeen bestudeerd.

 

Deze oefening wordt op een objectieve, wetenschappelijke wijze gemaakt door een interdisciplinaire werkgroep, waarin vertegenwoordigers van de magistratuur, van de dienst Strafrechtelijk Beleid, van de Algemene Directie voor Veiligheids- en Preventiebeleid van de FOD Binnenlandse Zaken, van het Coördinatieorgaan voor de Analyse van de Dreiging, van de FOD Mobiliteit en, tot slot, van de lokale en federale politie zetelen.

 

Het resultaat van voormelde oefening is het nationaal politioneel veiligheidsbeeld waarin onder andere de criminele fenomenen worden gerangschikt naar ernst, op basis van verschillende criteria, waaronder bijvoorbeeld financieel-materieel nadeel, schade aan de maatschappij, fysiek en psychisch leed en perceptie door de bevolking, enz.

 

In een tweede fase wordt door de politiediensten een voorstel van het Nationaal Veiligheidsplan uitgewerkt, waarin de mogelijke prioriteiten aan de politionele autoriteiten worden voorgesteld.

 

Genoemd voorstel komt tot stand na het afwegen van alle beschikbare analyses waaronder het nationaal politioneel veiligheidsbeeld, tegenover de mogelijkheden waarover de politie beschikt, niet het minst tegenover de bevoegdheid en de beschikbare politiecapaciteit.

 

Het voorstel in kwestie krijgt een officieel advies van de Federale Politieraad. Het wordt vervolgens voor beslissing aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie bezorgd.

 

In de huidige procedure werd het advies van de Federale Politieraad nog niet verkregen. Evenmin werd op ministerieel niveau een beslissing genomen.

 

Ten tweede, ik kan u bevestigen dat zware fraude in het Nationaal Veiligheidsplan niet als prioriteit is weerhouden.

 

Vooreerst wens ik te herhalen dat het Nationaal Veiligheidsplan nog niet definitief is. Echter, in het ontwerp zoals het momenteel nog voor advies voorligt, staat de zware fraude niet rechtstreeks als prioritair fenomeen vermeld.

 

Dat heeft te maken met het feit dat bij de bovenvermelde studie vermeden werd zogenaamde containerbegrippen te gebruiken, zoals zware fraude. Dat zijn zeer uiteenlopende verschijningsvormen onder één noemer. De fenomenen werden opgesplitst op grond van een aparte politionele aanpak. Zo werden ook de fiscale fraude, de corruptie en de financiële delicten vergeleken met andere criminaliteitsfenomenen. Witwassen bleek daarbij tot de belangrijkste fenomenen te behoren en zal dan ook transversaal, doorheen de andere fenomenen, worden aangepakt, zonder echt een afzonderlijke prioriteit te zijn.

 

Het is ook belangrijk te weten wat de gevolgen zijn van het al dan niet prioritair stellen van bepaalde fenomenen in het Nationaal Veiligheidsplan. Dat heeft enkel tot gevolg dat de federale gerechtelijke politie er een programma voor opmaakt in de zin van artikel 95 van de wet op de geïntegreerde politie. Een dergelijk programma voorziet niet enkel in de politionele aanpak, maar onder andere ook in een breed gamma van preventieve, repressieve, bestuurlijke en gerechtelijke acties, alsook nazorg voor de slachtoffers. Wat bepaalde vormen van fraude betreft, zijn andere diensten dan ook beter geplaatst dan de federale politie om bepaalde maatregelen uit te werken, onder meer wat preventie en nazorg betreft.

 

Voor alle andere niet-prioritaire fenomenen blijft voor de politie de verplichting bestaan om kwaliteitsvolle onderzoeken uit te voeren waarbij, meer bepaald bij alle vormen van georganiseerde criminaliteit, ook de recuperatie van het illegaal verworven vermogen centraal staat. In de prioriteitenlijst werd het fenomeen van de economische uitbuiting wel opgenomen. Binnen dat fenomeen vinden wij belangrijke aspecten van de sociale fraude terug.

 

Ik kom tot uw derde vraag, over het overleg met de collega van Binnenlandse Zaken. Omdat in het raam van de hele procedure waarbij het Nationaal Veiligheidsplan tot stand komt momenteel nog een aantal verplichte adviezen wordt ingewonnen, alvorens de beide voogdijministers van de politie, namelijk mijn collega’s van Binnenlandse Zaken en Justitie, dit plan definitief goedkeuren, is dat overleg niet aan de orde. Zo wordt, behoudens de federale politieraad, bijvoorbeeld ook nog het College van procureurs-generaal om zijn visie hierover gevraagd.

 

Zodra deze adviezen zijn afgeleverd, kunnen intern in de regering nog overlegmomenten worden ingelast.

 

Ik kan ook verwijzen naar het antwoord van de minister van Binnenlandse Zaken in de commissie van vorige week woensdag, waar zij heel klaar en duidelijk heeft gezegd dat fraude een topprioriteit van de politie is en zal blijven, ook als ernstige en georganiseerde fraude eventueel niet kan worden weerhouden als prioritair fenomeen in de volle betekenis van het woord, zoals bedoeld in de programmawerking van de politie.

 

In uw laatste vraag vroeg u of het advies van het College voor de strijd tegen fiscale en sociale fraude al werd ingewonnen. Vermits de tekst niet officieel werd bezorgd, kon dit niet. Ik kan u wel zeggen dat, indien wij nog in functie zijn en nog de verantwoordelijkheid voor het voorzitterschap van het college dragen, de nota wel degelijk aan het college zal worden voorgelegd.

 

04.03  Nadia Sminate (N-VA): Is daar een timing bekend?

 

04.04 Staatssecretaris Carl Devlies: Er zou op 23 november een advies door het College van procureurs-generaal worden bezorgd. Nadien wordt het dossier aan de betrokken ministers bezorgd.

 

04.05  Nadia Sminate (N-VA): Blijkbaar is er toch wel een hele procedure om tot die lijst te komen. Als ik het goed begrijp, zijn ze daar bij de politie twee jaar mee bezig geweest.

 

Bij het communiceren van die prioriteitenlijst wordt dan toch gezegd dat zware fraude niet wordt opgenomen. Dat was in de voormiddag. ’s Avonds hoor ik uw collega-minister verklaren dat zware fraude wel degelijk een topprioriteit is. Zij heeft dat vorige week in de commissie nogmaals herhaald. Zij zei dat ze ervan overtuigd is dat dit wel op die lijst zou moeten staan.

 

Ik vind het vreemd dat er eerst door de politie wordt gecommuniceerd alvorens er overleg is gepleegd. Ik blijf het vreemd vinden.

 

04.06 Staatssecretaris Carl Devlies: Dat is een bepaalde administratieve procedure die moet worden gevolgd, die door wet is vastgelegd en die de politiediensten volgen. Die procedure is over twee jaren gespreid.

 

Ik denk niet dat er echt een communicatie vanuit de politie geweest is, waarschijnlijk is er een of ander lek geweest. Ik ben op een bepaald moment daarover aangesproken. Men heeft mij gevraagd of het juist is dat die prioriteit niet aanwezig zou zijn en wat mijn reactie daarop is als staatssecretaris bevoegd voor de coördinatie van de fraudebestrijding.

 

Ik heb mij bevraagd en inderdaad, zoals ik daarnet geantwoord heb, de strijd tegen de fraude is niet opgenomen als prioriteit. Ik heb daarop gereageerd dat voor mij en vermoedelijk ook voor de collega’s van de regering in lopende zaken de fraudebestrijding een prioriteit blijft die door de politie zou moeten weerhouden worden.

 

Enerzijds is er de procedure die door de diensten van de politie wordt gevolgd en anderzijds is er de politieke besluitvorming. Ik ben verheugd het standpunt van collega Turtelboom, bevoegd voor Binnenlandse Zaken, te vernemen. Ik heb daaraan ook niet getwijfeld. Het is immers duidelijk dat binnen het ministerieel comité voor de fraudebestrijding en ook binnen heel de uittredende regering de fraudebestrijding een prioriteit is en blijft.

 

Ik ga ervan uit dat de uittredende regering, indien zij nog zou geroepen worden om hierover te oordelen, zal stellen dat de strijd tegen de fraude een prioriteit moet blijven voor de politiediensten.

 

04.07  Nadia Sminate (N-VA): Ik dank u voor de extra informatie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van mevrouw Nadia Sminate aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "een analyse van kosten en baten van de strijd tegen de sociale fraude" (nr. 6883)

05 Question de Mme Nadia Sminate au secrétaire d'État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d'État, adjoint au ministre de la Justice, sur "une analyse des coûts et bénéfices de la lutte contre la fraude sociale" (n° 6883)

 

05.01  Nadia Sminate (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, bij het opstellen van deze vraag had ik een heel betoog klaar om te duiden dat sociale fraude en de bestrijding ervan heel belangrijk zijn. Ik meen echter dat ik u daar niet van hoef te overtuigen. Ik kom dus meteen tot mijn vraag.

 

Als de regering haar beleid inzake de strijd tegen sociale fraude uittekent, doet zij dan een afweging tussen de kosten en de baten? Als dat effectief gebeurt, welke sociale inspectiediensten hebben dan voor zichzelf al zo’n analyse gemaakt?

 

05.02 Staatssecretaris Carl Devlies: De opdracht van de verschillende sociale inspectiediensten is heel wat ruimer dan alleen de strijd tegen de uitkerings- en bijdragefraude. Ik verklaar mij nader. Ten eerste, de verschillende instellingen met hun inspectiediensten hebben een verschillend doel en werden door de overheid gelast met de controle op de naleving van de wettelijke bepalingen.

 

Ten tweede, de diensten moeten ervoor zorgen dat de rechten van werknemers en uitkeringsgerechtigden worden gerespecteerd. Zo is de kerntaak van de inspectie van de RSZ ruimer dan louter het uitvoeren van controles. De inspectie levert een belangrijke bijdrage tot de werking van de RSZ-aangifte en Dimona, wat bijdraagt tot de verwezenlijking van de belangrijke doelstelling van de RSZ, namelijk het correct innen van de sociale bijdragen en het verzamelen van de loon- en arbeidstijdgegevens met het oog op de vaststelling van sociale rechten.

 

Ten derde, de sociale inspectiediensten moeten conform de hun toegewezen opdrachten een reeks opgelegde onderzoeken uitvoeren, uitgaande van vakbondsorganisaties, werknemers en bijstandsgerechtigden alsook van gerechtelijke overheden. Als overheidsdienst gaan de sociale inspectiediensten over tot die onderzoeken zonder dat daarbij de kosten of de baten aan de orde zijn. Sommige van die onderzoeken, die om en bij de 50 % uitmaken van de activiteiten van bepaalde inspectiediensten, behoren nochtans tot de strijd tegen de sociale fraude. Daarnaast hebben de diensten een belangrijke informatieplicht om rechthebbenden, werkgevers, alsook derden te informeren over hun rechten en plichten. Hieruit moet blijken dat de verschillende opdrachten niet altijd zomaar kwantificeerbaar zijn in een kosten-batenanalyse.

 

Dat leidt mij tot de conclusie dat de strijd tegen de sociale fraude niet mag worden herleid tot een zuiver budgettaire aangelegenheid, zelfs niet voor de missies die een zekere opbrengst genereren, bijvoorbeeld de strijd tegen zwartwerk. De zwartwerkcontroles zijn absoluut noodzakelijk, omdat zij zichtbaar zijn op het terrein ten aanzien van de werkgevers en werknemers en de burgers. Men mag het preventief effect niet veronachtzamen van de controles op het terrein, waarmee bij de bevolking de perceptie ontstaat dat zwartwerk een hoog risico inhoudt. Ook dat moet meegenomen worden bij het bepalen van het beleid. Ik heb dan ook gevraagd bij de opmaak van de strategische plannen door SIOD, de koepel van de sociale inspectiediensten, een aantal nationale preventieve acties te organiseren, die op het terrein een afschrikkend effect kunnen hebben.

 

Bovendien heeft de regering SIOD gevraagd niet alleen doelgerichter te werk te gaan, maar ook de kwaliteit van de controles te verhogen door onder meer een minimumdrempel aan positieve controles te behalen. Om de door de regering vastgestelde doelstellingen te behalen, is de rentabiliteit van de controles een van de aangehouden criteria om de acties te bepalen die zullen worden uitgevoerd.

 

Met andere woorden, de sociale inspectiediensten vermijden in de mate van het mogelijke onderzoeken uit te voeren die geen invloed hebben inzake de strijd tegen de sociale fraude. Dat heeft blijkbaar succes, want de sociale inspectiediensten hebben in 2010 in vergelijking met het jaar voordien meer controles uitgevoerd, 12 830 of plus 16 %, meer personen gecontroleerd, 36 933 of plus 3 %, en meer inbreuken vastgesteld, 8 130 of plus 18 %. De inbreuken met betrekking tot zwartwerk, 7 017, stegen zelfs met 27 %. Zij hebben meer efficiënt gecontroleerd, want het aantal positieve controles steeg van 26 % naar 30 %, 3 860 controles op 12 830.

 

Tot slot is het evident dat de sociale inspectiediensten binnen hun eigen instellingen voor de beschikbare marge werken met strategische en operationele plannen, wat de inspectiediensten van de FOD’s betreft, of met beheersovereenkomsten en plannen, evenals met een strategisch plan in sommige openbare instellingen van sociale zekerheid, zoals de RSZ, die zowel de ene als de andere efficiëntie en effectiviteit nastreven in de strijd tegen de sociale fraude. De kosten-batenanalyse waarnaar u in uw vraag verwijst, dient dan ook te worden genuanceerd, aangezien niet alles tot financiële resultaten kan worden herleid. Als eenvoudig voorbeeld verwijs ik naar de mensenhandel.

 

Ik kom tot de tweede vraag. Welke sociale inspectiediensten voeren voor zichzelf op geregelde tijdstippen een dergelijke analyse uit? Uit de studies die in 2010 op mijn vraag werden uitgevoerd door Deloitte, aangaande de gelijke behandeling van de zelfstandige rechthebbenden en de werkgevers, blijkt dat de verschillende sociale inspectiediensten informaticatools hebben ontwikkeld om op optimale wijze de efficiëntie en de effectiviteit van de controles te kunnen opvolgen, zoals de balanced scorecard of de cockpit. Sommige, zoals de RSZ, werken wel aan de uitbouw van een analytische boekhouding, wat een meer kosten-batengerichte benadering in de toekomst mogelijk moet maken, en streven ernaar onder meer via de oprichting van een analyse- en detectieteam de onderzoeken te oriënteren bij de werkgevers waarbij het risico van invordering van bijdragen het grootst is.

 

Daarnaast experimenteert de RSZ via een cartografische en geografische visualisering van bepaalde ontdekte fenomenen of risico’s, om bepaalde onderzoeken dusdanig te oriënteren dat er met een minimale inzet aan middelen toch een groter rendement kan worden gehaald.

 

Ten derde, u vroeg of ik beschik over de becijferde analyses in globo en per inspectiedienst. Er zijn dienaangaande geen cijfers beschikbaar. Om uw vraag te kunnen beantwoorden, zou er bij elke inspectiedienst een audit verricht moeten kunnen worden. Dat kan misschien het voorwerp uitmaken van een studie in opdracht van de volgende regering.

 

05.03  Nadia Sminate (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, het klopt inderdaad dat al die verschillende inspectiediensten verschillende opdrachten hebben. Ik kan u ook wel volgen wanneer u zegt dat de resultaten van die inspectiediensten niet louter afgewogen kunnen worden op het budgettaire resultaat.

 

Het blijft echter wel een feit dat al die inspectiediensten een eigen directie hebben, een eigen humanresourcedienst, een eigen informaticadienst, eigen werkingskosten. Volgens mij is dat niet efficiënt. Dat is uiteraard een andere discussie, maar het is wel de aanleiding voor mijn vraag. Het kost immers handenvol geld om dat allemaal apart te organiseren. In dat opzicht denk ik dus dat zo’n analyse wel eens nuttig zou kunnen zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.03 uur.

La réunion publique de commission est levée à 16.03 heures.