Commission de la Défense nationale |
Commissie
voor de Landsverdediging |
du Mercredi 9 novembre 2011 Matin ______ |
van Woensdag 9 november 2011 Voormiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 10.19 uur en voorgezeten door de heer Filip De Man.
La séance est ouverte à 10.19 heures et présidée par M. Filip De Man.
01 Vraag van de heer Bert Maertens aan de minister van Landsverdediging over "de buitenlanders in het Belgisch leger" (nr. 6567)
01 Question de M. Bert Maertens au ministre de la Défense sur "les personnes d'origine étrangère à l'armée belge" (n° 6567)
01.01 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb u in oktober 2011 een vraag gesteld over buitenlanders in het Belgisch leger. U weet dat sinds 2004 de mogelijkheid bestaat om buitenlanders als militairen in ons leger aan te werven. Natuurlijk moeten zij ook voldoen aan de geldende taalvereisten, die zowel voor Frans- als voor Nederlandstaligen gelden.
In uw antwoord zag ik een aantal interessante zaken.
Sinds 2005 of 2006 solliciteren elk jaar gemiddeld 167 buitenlanders bij ons. In 2010 kenden wij een recordaantal van 237 buitenlanders. Van de 167 buitenlanders treden gemiddeld 22 militairen of 13 % van hen effectief in dienst.
De buitenlandse militairen die tot ons leger zijn toegetreden, verlaten ons echter al erg snel. Na gemiddeld slechts één jaar verlaten de aangeworven buitenlandse militairen opnieuw ons leger, wat toch heel opvallend is.
Ook nog vermeldenswaardig is dat heel wat buitenlanders afkomstig uit landen waar geen van onze officiële talen van het leger worden gesproken, bij het leger in dienst kunnen treden. Zij vormen een aandeel van 27 %.
Ik heb ter zake een aantal vragen.
Ten eerste, ik heb vermeld dat wij in 2010 een recordaantal buitenlandse sollicitanten hadden die naar een post in ons leger solliciteerden. Hebt u een verklaring voor het feit dat 2010 een recordjaar was?
Ten tweede, in welke mate wijkt de verhouding van de in dienst getreden militairen ten opzichte van het aantal sollicitanten bij buitenlanders af in vergelijking met dezelfde verhouding bij Belgische militairen? 13 % lijkt immers een relatief klein aantal. Hoe verklaart u dus een eventueel verschil tussen buitenlandse en Belgische sollicitanten en militairen?
Ten derde, hoe verklaart u dat buitenlandse militairen gemiddeld al na één jaar het leger verlaten? Heeft dit te maken met een gedwongen vertrek, bijvoorbeeld wegens ongewenst gedrag op het werk of is het vooral een vertrek uit eigen beweging? Welke maatregelen neemt u om deze situatie tegen te gaan? Een vertrek na gemiddeld één jaar is immers heel snel en heel opvallend.
Ten vierde, gaat het bij de groep buitenlanders in dienst van het leger en afkomstig uit een ander land dan een van onze buurlanden Nederland of Frankrijk, en waar ook onze taal wordt gesproken, vooral om personen die al langer in ons land wonen, hier geïntegreerd zijn en onze taal spreken? Ik vermoed dat de vraag stellen, ze ook beantwoorden is. Ik laat het antwoord op bedoelde vraag of de bevestiging van mijn vermoeden echter graag aan u over.
01.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega Maertens, de stijging in het aantal buitenlandse sollicitanten volgt grosso modo de stijging in het totaal aantal sollicitanten. Daarmee geef ik een antwoord op uw eerste vraag. Het aantal buitenlandse sollicitanten in 2010 is dus niet abnormaal ten opzichte van de algemene evolutie van de sollicitatiecylci. In 2010 waren er 8 052 sollicitanten voor 1 293 opengestelde plaatsen. U kent de vork: 1 op 7 tot 1 op 8, bij benadering. Er waren in datzelfde jaar 237 buitenlandse sollicitanten, van wie er 31 in dienst traden. Er is natuurlijk een verschil tussen solliciteren en in dienst treden. De verhouding tussen het aantal sollicitanten en het aantal indiensttredingen van zowel de binnenlandse als de buitenlandse sollicitanten ligt dus in dezelfde orde van grootte.
De buitenlandse sollicitanten die worden aangenomen, blijven inderdaad gemiddeld één jaar in het leger, in dienst, om het zo uit te drukken. Aangezien er tot op heden slechts tussen de 13 en de 31 buitenlandse aanwervingen per jaar hebben plaatsgevonden, kunnen er geen statistische conclusies uit die kleine aantallen worden getrokken. Er is ook geen gericht onderzoek gebeurd naar de relatie tussen nationaliteit en het verlaten van Defensie.
Bij de inschrijving kiest iedere sollicitant, dus ook degene die geen Belg is maar die wel aan de voorwaarden voldoet, zijn taalstelsel. Dat is het Nederlands of het Frans. Die keuze bepaalt de taal waarin de selectieproeven moeten worden afgelegd. Evenwel zijn er in het reglement van de werving mogelijke uitzonderingen opgenomen, zoals het Duits, of, voor sommige specifieke selectieproeven, het Engels.
De aanwerving gebeurt op basis van de resultaten bij de selectieproeven. Gegevens zoals hoelang een buitenlander al in België woont of in welke mate hij geïntegreerd is, worden niet bijgehouden en spelen dus ook geen rol.
01.03 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de minister, uw antwoorden zijn heel duidelijk.
Wat mij vooral frappeert in de cijfers, is het vertrek na gemiddeld één jaar. Ik denk dat iedereen daarover een beetje verrast was. U zegt dat daarover geen cijfers bestaan wegens de kleine aantallen en het feit dat er geen onderzoek naar is gebeurd, maar ik wil u vragen om dat toch eens te bekijken. Vertrekken die mensen uit eigen beweging of gaat het meestal om een gedwongen vertrek? Het is volgens mij interessant om dat eens na te gaan. Eventueel stel ik u daarover in een later stadium nog een vraag.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "de helikopter van het Belgisch leger die een noodlanding maakte in de buurt van Namen" (nr. 6600)
02 Question de Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "l'atterrissage forcé d'un hélicoptère de l'armée belge dans la région de Namur" (n° 6600)
02.01 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dit is een informatieve vraag die ik een aantal weken geleden heb ingediend en waarop u mij nu ongetwijfeld een technisch antwoord zult kunnen geven.
Op woensdag 13 oktober heeft een helikopter van het Belgisch leger een noodlanding gemaakt nabij Lessive in de provincie Namen. Het incident zou gebeurd zijn tijdens een oefening en er zou een onderzoek worden ingesteld naar de oorzaken ervan.
Mijnheer de minister, ik krijg graag een antwoord op de volgende vragen. Heeft het onderzoek naar de oorzaken van het incident reeds plaatsgevonden? Indien ja, welke resultaten heeft dit opgeleverd? Ik veronderstel dat het onderzoek intussen is afgelopen. Mocht dat niet het geval zijn, wanneer verwacht u dat dit het geval zal zijn?
02.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Ponthier, in dergelijke omstandigheden en bij een dergelijke typologie wordt het onderzoek gevoerd door het federale parket.
Er is ook een onderzoek vliegveiligheid opgestart volgens de procedure die in dergelijke situaties van toepassing is.
Het onderzoek vordert heel snel. Het ongeluk heeft zich voltrokken op 11 oktober. Overmorgen is het 11 november. Ik dring ook aan op spoed, maar ik kan u nog geen verslag uitbrengen van het resultaat en zelfs niet van het voorlopige resultaat van het ongeval.
Ik ben bereid om dat voor deze commissie te doen. U weet echter dat het in deze commissie altijd gaat over de technische aspecten of de omstandigheden waarin een ongeval zich heeft voltrokken en nooit over de duiding van verantwoordelijkheden. Dat gebeurt op een ander niveau.
Ik verwacht het resultaat van het onderzoek half november. Ik stel voor dat ik u daarvan dan schriftelijk op de hoogte breng.
02.03 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
L'incident est clos.
03 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "de Standard Operating Procedures" (nr. 6666)
03 Question de Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "les 'Standard Operating Procedures'" (n° 6666)
03.01 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, standard operating procedures, SOP, zijn een werkinstrument met als doel procedures in een organisatie vast te leggen. Die zorgen voor uniformiteit bij de uitvoering van bepaalde handelingen.
Het jaarverslag van het Comité I was heel kritisch voor de werking van de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid. Uit het rapport blijkt dat er een slecht management is op verschillende niveaus en dat de verschillende divisies wel goed werken, maar dat elke divisie op een apart eiland zit en dat er onderling geen communicatie is.
Een standard operating procedure kan zulke problemen verhelpen. Het wordt dan ook veelvuldig gebruikt door militaire inlichtingendiensten, zoals de Britse MI6 en de CIA.
Beschikt de ADIV momenteel over standard operating procedures?
Zo ja, van wanneer dateren de SOP's?
03.02 Minister Pieter De Crem: Mevrouw Grosemans, u hebt ook kennisgemaakt met de werking van de ADIV en u hebt daarover ook enige vragen kunnen stellen.
De ADIV beschikt effectief over standard operating procedures, de zogenaamde SOP’s. Ze zijn opgesteld vanaf het jaar 2000 en, waar nodig, steeds aangepast.
De menselijke factor en vooral de wijze waarop personeelsleden omgaan met geldende voorschriften, blijft natuurlijk een rol spelen, zoals het Comité I heeft vastgesteld.
Ik werd daaromtrent minstens één keer in de plenaire vergadering van de Kamer ondervraagd. Ik heb ook in de defensiecommissie, net voor de zomervakantie meen ik, daaromtrent een antwoord gegeven. Ik verwijs nogmaals naar dat antwoord. Dat doe ik niet als gemakkelijkheidoplossing, maar omdat het eigenlijk het enige mogelijke antwoord is dat ik over de aangelegenheid kan geven.
Ik roep op dat iedereen zijn werk doet. Het is ook zo dat er een taak is weggelegd voor het opvolgingscomité, in het bijzonder het opvolgingscomité in de Senaat, dat de inlichtingendiensten, zowel de Veiligheid van de Staat als de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid, onder zijn vleugels heeft.
03.03 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, het is de chef van de ADIV, die natuurlijk verantwoordelijk is en ervoor moet zorgen dat alles goed functioneert, hij is verantwoordelijk voor het goede management.
U zegt dat er inderdaad SOP’s zijn, dat die dateren van 2000 en regelmatig zijn aangepast. Kunt u mij de datum geven van de recentste aanpassing?
Die SOP’s zorgen ervoor dat de werking en de onderlinge relaties en communicatie worden gestroomlijnd en het is belangrijk dat die jaarlijks geüpdatet worden, dat ze aangepast worden aan nieuwe technologieën, aan de financiële middelen, aan nieuwe situaties. Daarom vraag ik nog eens of u mij kunt zeggen wanneer de jongste aanpassing is gebeurd.
03.04 Minister Pieter De Crem: Ik stel voor dat ik u een schriftelijk antwoord geef op uw specifieke vraag wanneer de recentste aanpassing aan de SOP’s zich heeft voltrokken, want nu weet ik dat niet.
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Landsverdediging over "de Amerikaanse militaire adviseurs in de strijd tegen het LRA" (nr. 6683)
04 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre de la Défense sur "les conseillers militaires américains dans la lutte contre la LRA" (n° 6683)
04.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, een tijdje geleden werd bekendgemaakt dat de Amerikaanse overheid een honderdtal militaire adviseurs zal sturen naar Oeganda, en eventueel ook naar de buurlanden Congo en Zuid-Soedan, voor de strijd tegen het rebellenleger van The Lord’s Resistance Army van Joseph Kony. U weet dat Joseph Kony wordt gezocht door het Internationaal Strafhof voor de inzet van kindsoldaten. Uit mijn vorige schriftelijke vraag, die ik aan uw collega Steven Vanackere stelde, bleek dat er bij de onafhankelijkheid van Zuid-Soedan ook werd gesproken over de voortzetting van de strijd tegen het LRA.
Graag had ik u
hierover de volgende vragen gesteld. Steunt u de beslissing van de Amerikaanse
regering om militaire adviseurs te sturen? Aangezien België verregaande
bilaterale relaties heeft met Oeganda en Congo, werd u over deze beslissing
voorafgaand ingelicht door de Amerikaanse overheid? Welke landen nemen op dit
moment deel aan de klopjacht op Kony? Welk land heeft op dit moment de leiding
in deze militaire actie? Hoe worden deze operaties gecoördineerd?
04.02 Minister Pieter De Crem: Mevrouw De Meulemeester, u stelt een heel interessante vraag, maar mijn antwoord zal helaas kort zijn. President Obama heeft de LRA Disarmament and Northern Uganda Recovery Act ondertekend. Zij hebben besloten om iets meer dan 100 militaire adviseurs – het juiste aantal ontgaat me – naar Oeganda en een aantal buurlanden te sturen. Wij zijn daarover niet ingelicht en hebben het op dezelfde wijze vernomen als u.
Ik kan u dan ook geen antwoord geven op uw specifieke vragen al kan ik u wel zeggen dat wij niet waren ingelicht. Het departement van Defensie is noch van dicht, noch van ver betrokken bij de operatie van bovenvermelde act.
04.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Het lijkt mij belangrijk om de problemen in Oost- en Centraal-Afrika, die worden veroorzaakt door het LRA, te blijven opvolgen. Ik meen dat dit te vaak onderbelicht blijft. Ik zal mijn aandacht blijven vestigen op dit zware humanitaire probleem in Afrika.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 6706 van mevrouw Van Cauter wordt uitgesteld.
- de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "de opvang van asielzoekers in kazernes" (nr. 6747)
- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "asielopvang in kazernes" (nr. 6758)
- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "de Operatie Winter voor daklozen" (nr. 6924)
- M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "l'accueil des demandeurs d'asile dans des casernes" (n° 6747)
- Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "l'accueil de demandeurs d'asile dans les casernes" (n° 6758)
- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "l'opération Hiver pour les sans-abri" (n° 6924)
05.01 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, ik stel u deze vraag naar aanleiding van de tegenstrijdige berichten die de wereld ingestuurd werden door u en staatssecretaris Courard inzake de opvang van asielzoekers in kazernes. Ik vraag u dan ook opnieuw om verduidelijking.
Ik heb een aantal concrete vragen. U hebt vorige keer gezegd dat u geen vragen hebt ontvangen met het oog op bijkomende plaatsen. Hebt u die op dit moment eventueel wel ontvangen? Zijn er vragen gekomen om in bijkomende plaatsen te voorzien voor asielopvang of om de huidige plaatsen te bestendigen? Kunt u hier meer informatie over geven?
Ten tweede, wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de voorziene termijnen van opvang in de kazernes? Kunt u een overzicht geven per kazerne mocht dit gewijzigd zijn sinds uw vorig antwoord?
Ten derde, wat met de kazerne van Ans? Is hier in uitbreiding voorzien? Zo ja, vanaf wanneer en voor hoelang? In hoeveel opvangplaatsen worden er hier nu concreet voorzien?
Een vierde vraag heeft betrekking op het antwoord dat u op 19 oktober in deze commissie hebt gegeven op een mondelinge vraag. Een aantal kazernes, onder andere in Houthalen-Helchteren, wordt gesloten op 30 november maar zal uiteindelijk pas ontruimd worden tegen 31 mei 2012. Ik meen dat het hier gaat om een woordenstrijd met betrekking tot de begrippen “gesloten” en “ontruimd”. Daar blijkt nogal wat discussie over te bestaan. Ik hoop dat u dit kunt opklaren.
Een bijkomende vraag die zich opdringt is welke invulling deze kazernes zullen krijgen na de sluiting of de ontruiming. Kunt u een overzicht geven per kazerne?
05.02 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, mijn vraag gaat enkel over de opvang van daklozen. Ik veronderstel dus dat de beide vragen apart zullen worden behandeld in uw antwoord.
Mijnheer de minister, de winter staat voor de deur en dus ook het opvangprobleem voor daklozen. Het is eigenlijk een jaarlijks terugkerend fenomeen. Ik heb een aantal vragen.
Ten eerste, graag uw evaluatie van operatie winter 2010-2011 voor daklozen. Hoeveel overnachtingen werden er in de winter van 2009-2010 geregistreerd in elk van de opvangplaatsen?
Ten tweede, is er met betrekking tot operatie winter 2011-2012 al overleg geweest binnen de regering over de daklozenopvang en het voorkomen van de schrijnende taferelen van de afgelopen jaren? Wat zal de federale overheid doen? Zal Defensie opnieuw een opvanginitiatief voor daklozen organiseren? Op welke plaatsen en met welke capaciteit? Op hoeveel kilometer afstand bevindt zich het dichtstbijzijnde stadscentrum? Welke voorwaarden zal Defensie stellen en welke ondersteuning zal Defensie bieden? Wat is de regeling met betrekking tot de begeleiding en het vervoer van daklozen? Is Defensie bereid om haar steentje bij te dragen?
Tot slot, voorziet u ook in een uitdoofscenario voor de opvang van daklozen conform deze die u voorziet met betrekking tot de opvang van asielzoekers?
05.03 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik zal apart antwoorden op de vragen van elke collega.
Het uitgangspunt is dat de titularis van het departement Defensie niet verantwoordelijk is voor het beleid inzake opvang en asiel. Inzake opvang van asielzoekers is collega Courard verantwoordelijk en inzake het beleid is dat de bevoegdheid van collega Wathelet. Ter gelegenheid van de vorige commissie heb ik reeds gemeld dat Defensie meewerkt aan het plan dat door de regering wordt beslist en in alle openheid de beslissingen van de Ministerraad uitvoert. Dit zijn dus geen beslissingen die uitgaan van enkele ministers en/of staatssecretarissen, maar van de Ministerraad.
Naast de infrastructuur die ter beschikking werd gesteld in Dinant, in Florennes en Poelkapelle in 2009 werden er naar aanleiding van de beslissing van de Ministerraad van 17 november 2010 met betrekking tot de opvang van asielzoekers volgende bijkomende kazernes ter beschikking van Fedasil gesteld: Bastogne voor de opvang van 550 personen, Bierset voor de opvang van 550 personen, Houthalen-Helchteren voor de opvang van 550 personen en Weelde voor de opvang van 512 personen.
Op de Ministerraad van 15 april van dit jaar werd er beslist de reeds genomen maatregelen te versterken en onder meer de capaciteit van de site te Bierset te verhogen met 150 opvangplaatsen. Tevens werd er gevraagd om verhoging van de capaciteit in Helchteren, alsook de mogelijkheid tot het oprichten van een nieuw opvangcentrum in Ans te overwegen. Ik heb daar tijdens de commissie van 14 juni 2011 ook reeds naar verwezen in het antwoord op een vraag van mevrouw Grosemans. Dit was een uitgebreid antwoord en is te vinden in het Bulletin van vragen en antwoorden.
Gelet op de acute toestand van de opvang en de aanhoudende hoge instroom van de asielzoekers heeft de Ministerraad van 20 juli 2011 – ik herhaal: de Ministerraad, niet Defensie! – bijkomende maatregelen voorgesteld. Zo werd er onder andere beslist de transitopvangcapaciteit die in principe beperkt is tot 10 weken, op een voldoende hoog niveau te houden.
Ik herhaal hier dat dit de situatie is waarover de Ministerraad heeft beslist en zoals die is gekend. Dat is de situatie per 9 november 2011.
Er werd beslist om een nieuw centrum voor 2 jaar te openen in de voormalige kazerne van Ans met een totale capaciteit van 300 asielzoekers en om het centrum van Bastogne op de voorziene datum van 30 november 2011 te sluiten en dus geen nieuwe asielzoekers op te vangen, om geleidelijk aan naar de winter ontruimd te worden, ten laatste op 31 mei 2012. Tevens werd beslist om het centrum van Bierset te verlengen tot 31 december 2014, om de capaciteit van Weelde terug te brengen tot 300 plaatsen voor 1 december 2011 en het centrum vervolgens geleidelijk na de winter te ontruimen tot 31 mei 2012. Verder werd beslist het centrum van Houthalen-Helchteren op de voorziene datum van 30 november 2011 te sluiten en dus geen nieuwe asielzoekers op te vangen en het geleidelijk te ontruimen, ten laatste op 31 mei 2012.
Ik kan u ook nog melden dat de kazernes, eens zij zijn verlaten, worden overgedragen aan de aankoopcomités, met het oog op een definitieve verkoop, in militair jargon aliënatie of vervreemding. De middelen die Defensie zal kunnen aanwenden voor de uitvoering van de noodzakelijke infrastructuurwerken in andere kwartieren, in het kader van de voltooiing van de transformatie, zullen zeker welkom zijn.
Zo kom ik tot de vragen van de heer De Vriendt. Ik zal eerst de evaluatie maken van de zogenaamde operatie Winter 2010-2011. Tijdens de laatste operatie Winter werden er 7 204 overnachtingen geregistreerd in de volgende kazernes: Antwerpen, 2 610 overnachtingen in het Kwartier Luitenant Thoumsin, Luik, 3 008 overnachtingen in het medisch kwartier Luitenant Joncker, Namen, 1 586 overnachtingen in het kwartier De Wispelaere.
De volgende uitrustingsartikelen werden uitgedeeld: 1 076 dekens, 2 025 lakens, 3 933 bivakmutsen, 5 010 parka’s, 2 247 bodywarmers met mouwen, 2 582 bodywarmers zonder mouwen, 5 370 paar handschoenen, 2 603 paar schoenen, 5 353pulls en 4 377 hemden.
Wat de operatie Winter 2011-2012 betreft, een interministeriële conferentie maatschappelijke integratie, de zogenaamde ICM, vond plaats op 21 maart. Tijdens die vergadering heeft het staatssecretariaat voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding een werkgroep Dakloosheid opgericht, samengesteld uit leden van de federale Staat en de Gemeenschappen en de Gewesten, die belast is met het bijeenzetten van de verschillende winterplannen, het bepalen van de knelpunten en het uitwerken van verbeteringen. Defensie werd uitgenodigd en heeft de principes en voorwaarden van haar operatie Winter toegelicht.
In het kader van de federale armoedebestrijdingsplannen, want daaronder komt deze hulpoperatie terecht, zal Defensie ook dit jaar hulp verlenen voor de opvang van daklozen. 197 opvangplaatsen worden zo aangeboden in de volgende kazernes: in de provincie West-Vlaanderen 10 plaatsen in de marinebasis op twee kilometer van Zeebrugge, in de provincie Antwerpen 30 plaatsen in het Kwartier Luitenant Thoumsin, op het grondgebied van Zwijndrecht, in de provincie Waals-Brabant 50 plaatsen op de Basis Luitenant-Kolonel Roman, op drie kilometer van Beauvechain, in de provincie Henegouwen 20 plaatsen in het Kwartier Luitenent Jean, gelegen in het centrum van Doornik, in de provincie Luik 35 plaatsen in het medisch kwartier Luitenant Joncker, op 0,7 kilometer van het centrum, in de provincie Luxemburg 12 plaatsen in het Kamp Roi Albert, op twee kilometer van het centrum van Marche-en-Famenne en 10 plaatsen in het Kwartier Général Bastin op drie kilometer van het stadscentrum van Aarlen en in de provincie Namen 30 plaatsen in het departement Genie, dat zich op twee kilometer van het centrum van de stad Namen bevindt.
De kazernes worden op aanvraag van de sociale organismen, de OCMW’s, les Relais Sociaux en andere geopend, wanneer hun eigen opvangcapaciteit is overschreden. Dat is een belangrijke nuance. De eigen opvangcapaciteit moet eerst overschreden zijn. Het is dus een substituerend aanbod dat tot stand is gekomen.
Zoals voorgaande jaren dienen sociale organismen voor het transport in te staan. De daklozen dienen eveneens te worden begeleid en permanent omkaderd omwille van veiligheids- en organisatorische redenen.
Er is niet in een uitdoofscenario voor de opvang van daklozen voorzien.
05.04 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, ik stelde mijn vraag ook om te zien of er ondertussen eventueel al een wijziging was gebeurd. Ik heb vernomen dat dit niet onmiddellijk het geval is.
De tegenstrijdige berichten die uw collega, de staatssecretaris, heeft verkondigd tijdens de plenaire vergadering van enkele weken geleden, is natuurlijk een uiting van hoe het politieke spel wordt gespeeld. Die tegenstrijdige berichten worden volgens mij bewust de wereld ingestuurd om de druk op te voeren.
Het opvoeren van de druk is mijns inziens ook noodzakelijk, al was het maar om het aanzuigeffect bij de asielzoekers of bij het beleid af te blokken.
U geeft dus een sterk signaal. Men kan daarvan voor- of tegenstander zijn, dat laat ik in het midden, maar de inspanningen van Defensie zijn uiteraard ook niet eindeloos.
Ik moet u proficiat wensen met uw wil om te volharden. Als lid van CD&V is dat misschien uitzonderlijk. U kunt misschien toch nog een tandje bijsteken om uw collega’s een en ander duidelijk te maken, want zij schijnen nog steeds een andere taal te spreken, in dit domein letterlijk en zeker ook figuurlijk.
05.05 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik zal uiteraard ook uw collega Courard over deze zaak ondervragen, omdat dit op zich geen kerntaak van Defensie is. Wanneer de nood zich in de winterperiode voordoet, is het logisch dat Defensie ook haar infrastructuur ter beschikking stelt.
Wij blijven natuurlijk met hetzelfde euvel zitten. Het vervoer en de begeleiding van daklozen naar de opvangcapaciteit moet in de eerste plaats door de OCMW’s gebeuren. Daar knelde het schoentje de voorbije edities.
In het overzicht dat u hebt gegeven van het aantal overnachtingen per kazerne per plaats in de voorgaande editie merkt men dat de aangeboden opvangcapaciteit door Defensie totaal onderbenut werd omwille van problemen van vervoer en begeleiding. Dat werd ook door de sociale organisaties aangekaart. Dat is dus een terugkerend fenomeen.
Ik hoop dat u samen met uw collega’s alles in het werk kunt stellen om die opvangcapaciteit goed te benutten.
Zoals reeds gezegd zal ik ook de heer Courard ondervragen.
Het incident is gesloten.
06 Question de M. Georges Gilkinet au ministre de la Défense sur "les panoramas de la bataille de la Meuse et de la bataille de l'Yser conservés à l'école du Génie de Jambes" (n° 6872)
06 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Landsverdediging over "de panorama's van de Slag om de Maas en de Slag om de IJzer die in de genieschool te Jambes worden bewaard" (nr. 6872)
06.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, il s'agit d'une question de suivi.
Le 13 juillet dernier, nous avions évoqué dans cette commission les deux dioramas de l'artiste bruxellois Alfred Bastien, l'un représentant la bataille de la Meuse, l'autre représentant la bataille de l'Yser, qui sont actuellement conservés à l'École du Génie de Jambes.
Je vous avais notamment interrogé sur la possibilité que le premier diorama soit exposé dans le bâtiment initialement prévu à cet effet sur le site de la Citadelle de Namur. Il y avait une ouverture dans votre chef quant au financement de l'opération et vous m'aviez indiqué qu'une convention de prêt entre le Musée royal et la ville de Namur était à l'étude.
Monsieur le ministre, qu'en est-il des discussions entre le Musée royal et la ville de Namur en vue de la conclusion de cette convention? Dans quel délai cet accord pourra-t-il être conclu s'il ne l'a pas déjà été? Quel est son contenu? Comment évoluent par ailleurs les projets en vue d'une commémoration, des deux côtés de la frontière linguistique, de la Première Guerre mondiale, le cas échéant en collaboration avec les Communautés, chargées de la politique d'Enseignement?
06.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, monsieur Gilkinet, concernant les panoramas de la bataille de la Meuse et de la bataille de l'Yser conservés à l'École du Génie de Jambes, je puis vous dire que le groupe de travail tripartite (la ville de Namur, M. le bourgmestre et les cabinets du bourgmestre et du premier échevin, le département Histoire dirigé par le professeur Tixhon des Facultés universitaires Notre-Dame de la Paix de Namur et le Musée Royal de l'Armée) s'est encore réuni le 29 septembre à Namur au cabinet du bourgmestre.
Le but de cette réunion était d'entendre le rapport des représentants de l'Institut du Patrimoine Wallon (IPW) quant à la faisabilité de la restauration du diorama de la bataille de la Meuse et de sa réimplantation dans son berceau original, c'est-à-dire sur le site de la citadelle. Différents scénarios ont été analysés à cette occasion. Des options ont été retenues. D'autres ont déjà été abandonnées. Le Musée Royal de l'Armée, pour sa part, attendait la rentrée des offres de candidature de bureaux d'avocats spécialisés dans la question des droits d'auteur. En résumé, le travail d'étude et de préparation se poursuit.
En ce qui concerne les projets en vue de la commémoration de la Première Guerre mondiale, je vous renvoie au communiqué de presse faisant suite au Conseil des ministres du 4 novembre 2011. Le Conseil des ministres a pris connaissance de la préparation de la commémoration du centième anniversaire de la Première Guerre mondiale en Belgique et, à cette occasion, une cérémonie nationale sera organisée le mercredi 14 octobre 2014 en présence des chefs d'État et/ou de gouvernement des pays concernés. Trois lieux ont été choisis: Bruxelles, Liège et Ypres.
Des initiatives culturelles, artistiques, historiques et scientifiques seront également mises sur pied pendant toute la période allant de 2014 à 2018. Ce programme pluriannuel fédéral de commémoration sera élaboré en coopération avec les Régions, les Communautés et les pays voisins.
Un comité d'organisation coordonnera ces différentes activités et chapeautera deux groupes de travail opérationnels: l'un relatif à la cérémonie nationale commémorative, l'autre relatif au programme pluriannuel.
Ce comité sera présidé par M. Paul Breyne qui sera désigné comme commissaire général à la fin de son mandat actuel de gouverneur de la Flandre occidentale.
Le secrétariat du comité d'organisation sera assuré par la chancellerie du premier ministre.
06.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse.
Monsieur le ministre, je constate que les discussions continuent et que la ville de Namur y est associée, en tout cas pour ce qui concerne le diorama de la bataille de la Meuse.
J'espère que ce beau projet pourra aboutir. C'est une manière de lier une commémoration importante au niveau historique avec l'art et en particulier avec l'œuvre de l'artiste Bastien.
De manière plus générale, pour ce qui concerne les commémorations de la Première Guerre mondiale, je suis assez satisfait des projets mis en place par le gouvernement.
J'insiste ici, dans le cadre d'un fédéralisme de coopération, sur l'importance entre les Communautés. En effet, j'estime que nos deux écoles ont un rôle positif à jouer en la matière.
06.04 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, je voudrais faire une rectification: la cérémonie nationale n'aura pas lieu le 14, mais bien le 15 octobre 2014.
Het incident is gesloten.
07 Question de M. Anthony Dufrane au ministre de la Défense sur "l'état d'avancement de l'organisation des premiers soins dans les quartiers militaires" (n° 6909)
07 Vraag van de heer Anthony Dufrane aan de minister van Landsverdediging over "de voortgang met betrekking tot de organisatie van eerste hulp in militaire kwartieren" (nr. 6909)
07.01 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, depuis le 1er janvier 2011, l'arrêté royal du 15 décembre 2010 relatif aux premiers secours dispensés aux travailleurs victimes d'un accident ou d'un malaise sur le lieu de travail est d'application.
Cependant, lorsque je vous avais interrogé au mois de mars sur sa mise en œuvre, celle-ci était encore en cours. Les chefs de corps étaient seulement en train d'élaborer les plans d'urgence. Étant donné l'importance de ces plans d'urgence pour la sécurité de nos militaires, j'aimerais savoir quel est l'état d'avancement de ces plans au sein des quartiers.
Tous les quartiers disposent-ils d'un plan d'urgence répondant à l'ensemble des dispositions de l'arrêté royal du 15 décembre 2010? L'analyse des risques de chaque poste a-t-elle été effectuée dans chaque quartier? Chaque quartier dispose-t-il du nombre suffisant de secouristes? À ce jour, à combien s'élève le nombre de secouristes à la Défense? Des chefs de corps ont-ils rencontré des difficultés pour établir et mettre en œuvre leur plan d'urgence? Le cas échéant, quelles ont été ces difficultés?
07.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, suite à l'arrêté royal du 15 décembre 2010 relatif aux premiers soins dispensés aux travailleurs victimes d'un accident ou d'un malaise, il a été demandé aux chefs de corps d'élaborer des plans d'urgence, conformément à cet arrêté et à la loi du 4 août 1996 relative au bien-être des travailleurs lors de l'exécution de leur travail, en tenant compte de leur situation et de leurs activités locales.
Dans 53 % des quartiers, ce processus est finalisé et les plans ont été présentés au comité de concertation de base. Dans les autres quartiers, ce processus est toujours en cours.
Comme je lai précisé en mars dernier, la Défense dispose de 2 970 secouristes qui ont suivi une formation plus approfondie que celle requise par l'arrêté royal du 15 décembre 2010. La reconnaissance du centre de compétence médicale de la Défense avait été sollicitée dans ce cadre. Cette reconnaissance a été obtenue en juin dernier.
Toutefois, dans certains quartiers, l'analyse de risques a démontré que des secouristes supplémentaires devaient être formés. L'analyse des risques a constitué le plus grand problème pour élaborer les plans d'urgence. Ce problème a été résolu par la publication d'une brochure explicative par le SPF Emploi, Travail et Concertation sociale au mois de mai.
Un second problème réside dans les formations supplémentaires précitées et la Défense examine actuellement les différentes solutions pour y remédier au plus vite.
07.03 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie. J'entends que près de la moitié des quartiers sont toujours dépourvus de secouristes.
Dans quel délai comptez-vous résoudre ce problème? Il est quand même question de la sécurité de nos militaires.
07.04 Pieter De Crem, ministre: Je partage votre inquiétude. J'ai demandé qu'on augmente la pression sur les responsables afin de trouver des solutions le plus vite possible. Je ne manquerai pas de vous tenir informé.
07.05 Anthony Dufrane (PS): J'aurais préféré que vous me donniez une date précise même si je comprends que le problème soit difficile à résoudre. Je vous ai interrogé à ce sujet en mars, cela fait donc déjà quelques mois.
07.06 Pieter De Crem, ministre: Je vous informerai aussi vite que possible.
L'incident est clos.
De voorzitter: Collega’s, faute de
combattants…
07.07
Minister Pieter De Crem: On déclare la paix!
De voorzitter: Wij zullen onze werkzaamheden moeten staken. De overgebleven vragen op de agenda vervallen, behalve de vragen van degenen die om uitstel verzochten, zoals de heer Ducarme voor zijn vragen nrs. 6944 en 6945 en mevrouw Van Cauter voor haar vraag nr. 6706.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.00 uur.
La réunion publique de commission est levée à 11.00 heures.