Commission
des Relations extérieures |
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen |
du Mardi 8 novembre 2011 Après-midi ______ |
van Dinsdag 8 november 2011 Namiddag ______ |
Le développement des questions et interpellations commence à 16.20 heures. La réunion est présidée par M. François-Xavier de Donnea.
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 16.20 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer François-Xavier de Donnea.
01 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de vredesopbouw in Somalië" (nr. 5963)
01 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le rétablissement de la paix en Somalie" (n° 5963)
01.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de internationale gemeenschap heeft de laatste maanden een steeds ruimere belangstelling getoond voor de crisis in de Hoorn van Afrika. Honderdduizenden mensen verkeren in levensgevaar door een gebrek aan hulp. De VN heeft de hongersnood formeel afgekondigd. Dit bracht wereldwijd een grote solidariteitsactie op gang. Vooral in Somalië is de toestand dramatisch. Miljoenen inwoners van Somalië vluchten naar de buurlanden.
Ook België heeft zijn steentje bijgedragen. In de begroting werd intussen al ongeveer 9 miljoen euro vrijgemaakt voor humanitaire hulp. In juli werd al 4 miljoen euro vrijgemaakt waarvan 3 miljoen voor het Wereldvoedselprogramma en 1 miljoen voor de FAO. Bovendien kwam er nog een extra bijdrage van ongeveer 4 miljoen euro die de erkende Belgische ngo’s of multilaterale organisaties die actief zijn in de regio ten goede zal komen.
Wij mogen echter niet vergeten dat deze catastrofale hongersnood geen oorzaak maar wel een gevolg is van verschillende factoren. Naast de toenemende klimaatverandering die meer en meer misoogsten tot gevolg heeft is ook corruptie in Somalië een factor waarvoor wij onze ogen niet mogen sluiten. Door de pertinente oorlogsdreiging kan hulpverlening moeilijk tot stand komen. Het is bijvoorbeeld schrijnend dat al-Shabaab, de fundamentalistische islambeweging die een steeds groter gebied in Somalië controleert, de berichten over hongersnood bestempelt als een complot van christenen tegen moslims. Het is duidelijk dat de geteisterde regio in Afrika dringend behoefte heeft aan meer politieke stabiliteit en vredesopbouw.
Graag wou ik u hierover enkele vragen stellen. Bent u bereid om meer druk uit te oefenen op Somalië? Op welke manier ondersteunt de Belgische regering de Belgische erkende ngo’s in de regio om hun noodzakelijk werk optimaal te kunnen uitvoeren? Welke maatregelen meent u of de EU te nemen om de vredesopbouw in Somalië op te voeren?
01.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, België blijft, als lid van de internationale gemeenschap, druk uitoefenen op zijn Somalische gesprekspartners. In de Europese Unie zijn de lidstaten overigens overeengekomen om krachtige boodschappen over te maken aan de Somalische autoriteiten en de andere betrokken partijen. In die boodschappen zitten er twee speerpunten.
Ten eerste, de noodzaak tot het uitvoeren van het stappenplan ter beëindiging van de transitie, met het oog op het verbeteren van de veiligheidssituatie en de voorziening in basisbehoeften, met name tijdens de huidige periode van hongersnood. Ten tweede, de toekomstige steun van de Europese Unie aan de autoriteiten van de transitie en de andere betrokken partijen zal afhangen van de vooruitgang in de uitvoering van het stappenplan, met name wat betreft het opstellen van een grondwet, de rehabilitatie van de veiligheidssector en de evolutie in de strijd tegen de piraterij.
Dat soort boodschappen werd nog recent publiekelijk bezorgd, tijdens de laatste ontmoeting van de internationale contactgroep voor Somalië, die plaatshad op 29 en 30 september 2011 in Kopenhagen. België was daar uiteraard vertegenwoordigd.
Op dit ogenblik is er geen erkende ngo met Belgische financiering actief in Somalië. In een financiering op humanitair vlak is voorzien ter ondersteuning van Oxfam. Deze heeft zich op dit moment nog niet geconcretiseerd. De interventie zal waarschijnlijk worden uitgevoerd door een niet-Belgische tak van Oxfam.
De vredesopbouw in Somalië kan maar verder worden opgevoerd in de mate dat het boevengenoemde stappenplan ter beëindiging van de transitie effectief uitgevoerd wordt. De aandacht van de EU en België zal dan ook prioritair naar dat stappenplan gaan.
01.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. De Somalische bevolking kampt met heel grote problemen. De regio is momenteel echt gebaat met meer stabiliteit. Ook voor ontwikkelingshelpers is het op dit moment zeer gevaarlijk in Somalië. Ik hoop dan ook dat u er alles aan zult doen om die mensen te beschermen.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de Turkse bombardementen in Zuid-Koerdistan" (nr. 6008)
02 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les bombardements turcs dans le Sud-Kurdistan" (n° 6008)
02.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, sinds midden augustus hebben grond- en luchttroepen van het Turkse leger enkele gebieden in het noorden van Irak bestookt met bombardementen. Sinds de val van Saddam Hoessein is deze regio een autonoom Koerdisch gebied. Volgens de Turkse premier Erdogan gaat het om vergeldingsacties naar aanleiding van de Turkse militairen die het leven lieten bij aanslagen van de Koerdische afscheidingsbeweging PKK. Premier Erdogan liet er geen twijfel over bestaan toen hij verklaarde dat de enige oplossing voor de Koerdische kwestie in Turkije het elimineren is van de PKK.
Nochtans is Erdogans motivering van dit Turkse offensief vreemd, aangezien deze bombardementen voornamelijk op onschuldige Koerdische burgers waren gericht. Het is duidelijk dat Turkije geen onderscheid maakt tussen rebellen en onschuldige Koerdische burgers. Een politieke oplossing van het conflict lijkt dus zeker niet dichterbij te komen, terwijl dit toch een zeer belangrijke voorwaarde is voor de mogelijke toetreding van Turkije tot de EU.
Welke gevolgen zullen deze Turkse bombardementen in Zuid-Koerdistan hebben op de mogelijke toetreding van Turkije tot de EU? Gaat de Belgische regering formeel de Turkse bombardementen afkeuren? Zo ja, bent u bereid om uw ongenoegen kenbaar te maken aan de Turkse ambassadeur in ons land?
02.02 Minister Steven Vanackere: Mevrouw De Meulemeester, zoals u weet staat de PKK op de EU-lijst van terroristische organisaties. Naar aanleiding van de dood van talrijke Turkse militairen, politieagenten en burgers bij aanvallen door de PKK in oktober 2011, heeft mevrouw Ashton herhaald dat de Europese Unie Turkije steunt in zijn strijd tegen het terrorisme en verder nauw zal samenwerken met Turkije, zowel op bilateraal als op multilateraal vlak om het terrorisme in al zijn vormen en uitingen te bestrijden.
In haar vooruitgangsrapport over Turkije van 12 oktober 2011, wijst de Europese Commissie eveneens op de intensifiëring van terroristische aanslagen die consistent door de EU veroordeeld worden.
België volgt dezelfde lijn als de EU en veroordeelt met klem de recente aanvallen door de terroristische organisatie PKK, die het leven hebben gekost aan heel wat mensen. België begrijpt het recht van de Turken om zich te verdedigen tegen de terroristische daden van de PKK op het Turkse grondgebied zolang dit optreden van Turkije gebeurt binnen het kader van de rechtstaat, de internationale en de regionale stabiliteit en vrede gehandhaafd blijven en zolang wordt afgezien van elke onevenredige militaire actie.
Elk optreden waarbij deze waarden worden veronachtzaamd zou trouwens een overwinning betekenen voor de strategie van provocaties en geweld van de PKK. Het feit dat bij de Turkse bombardementen burgerslachtoffers zijn gevallen, betreuren wij uiteraard ten zeerste. Dat is de boodschap die België ook steeds overbrengt in haar communicatie met de Turkse regering.
02.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, ik denk dat wij de problemen tussen Turkije en Turks Koerdistan heel aandachtig moeten blijven volgen, zeker nu die problemen ook nog eens geïmporteerd worden tot in Antwerpen. Op termijn zal er moeten worden opgetreden door de internationale gemeenschap om een duurzame vrede te bekomen tussen die twee partijen. Ik hoop dat de belangen van beide partijen gewaarborgd worden.
02.04 Minister Steven Vanackere: Ik wens nog even iets toe te voegen. U weet dat wij dat ook belangrijk vinden. Wanneer u een citaat van Erdogan gebruikt in uw vraagstelling die zegt dat de enige oplossing van de Koerdische kwestie het elimineren van PKK is, dan denk ik dat u dit ook naast verklaringen van Erdogan moet leggen waarin hij zegt dat het negeren van de Koerdische kwestie geen oplossing is en waarin ook Erdogan open staat ten aanzien van het herhaald oproepen van landen zoals België om die kwestie politiek aan te pakken en politieke antwoorden te geven.
Ik heb u een heel duidelijk antwoord gegeven omdat ik denk dat België een lange traditie heeft om nooit terroristische daden goed te keuren, maar ik geloof ook niet dat het helemaal correct is om te denken dat een en ander zich louter beperkt tot de strijd tegen het terrorisme. Ik denk dat ook de Turkse regering en premier Erdogan aangegeven hebben – het werd mij ook bevestigd in een contact met de president van de Iraakse Koerdische regio – dat ook zij zien dat er signalen zijn in het politiek willen aanpakken van de problematiek en het niet louter verengen tot een strijd van militaire aard tegen terrorisme, hoezeer wij dat ook sterk afwijzen.
L'incident est clos.
- de heer Bert Schoofs aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het voornemen van het Iraanse regime en de Iraakse regering om in december 2011 het vluchtelingenkamp Ashraf te sluiten" (nr. 6318)
- de heer David Clarinval aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de sluiting van het vluchtelingenkamp Ashraf" (nr. 6818)
- de heer Peter Luykx aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het lot van de Iraanse gevangenen in kamp Ashraf" (nr. 6687)
- M. Bert Schoofs au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'intention du régime iranien et du gouvernement iraquien de fermer le camp de réfugiés d'Ashraf en décembre 2011" (n° 6318)
- M. David Clarinval au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la fermeture du camp d'Ashraf" (n° 6818)
- M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le sort des Iraniens détenus dans le camp d'Ashraf" (n° 6687)
03.01 Bert Schoofs (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, iedereen die met Buitenlandse Betrekkingen begaan is, weet wat er in Ashraf gebeurt en kent de specifieke situatie van het kamp. Er dreigt zich een substantiële ontwikkeling voor te doen. De Iraakse regering zou naar verluidt van plan zijn om het kamp te sluiten en gevolg te geven aan de wens van het Iraanse regime om de vluchtelingen uit Ashraf te verdrijven.
Internationale bescherming voor Ashraf is dringend nodig. Dat behoeft geen bewijs. In juli 2009 en in april 2011 lieten residenten van Ashraf het leven bij aanvallen van de Iraakse overheid. Ik heb u daar in april 2011 een vraag over gesteld. Op 22 september 2011 werd de precaire toestand besproken in een internationale conferentie van een Zwitsers comité ter bescherming van Ashraf. Diverse Europese en Amerikaanse hoogwaardigheidsbekleders hebben er hun bezorgdheid geuit over de deadline voor de sluiting van het kamp vanwege het Iraakse regime en ook het Iraanse regime want zij spelen duidelijk onder een hoedje.
Bent u op de hoogte van de mogelijke sluiting van Ashraf en de mogelijke gewelddadige uitdrijving van de daar verblijvende vluchtelingen?
Is de regering bereid om zich aan te sluiten bij de doelstellingen en de conclusies van het Zwitserse comité ter bescherming van Ashraf?
Is de federale overheid bereid om de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en het Hoog Commissariaat voor de Mensenrechten te verzoeken om een permanente afvaardiging van waarnemers in Ashraf te installeren? Wil men dat actief ondersteunen?
Bent u bereid om de vraag aan UNHCR te ondersteunen om de officiële status van vluchteling te verlenen aan de inwoners van Ashraf?
Bent u bereid om de Verenigde Staten officieel te verzoeken om de rechten en de fysieke integriteit van de bewoners van Ashraf te doen beschermen?
03.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, wij hebben het hierover al eerder gehad, dus ik zal meteen de meest actuele informatie geven.
U weet dat de Iraakse regering in december 2010 een principiële beslissing tot sluiting van het kamp heeft genomen. Verschillende initiatieven zijn daarna genomen, onder meer door de Verenigde Staten, weliswaar zonder succes totnogtoe.
Mijn diensten hebben verschillende contacten gehad, waaronder ook met de Amerikaanse ambassade in Brussel en wij zijn ook regelmatig in contact met UNAMI.
Ik bevestig opnieuw dat ik voorstander ben van een vreedzame oplossing die moet gebaseerd zijn op dialoog en die zowel de soevereiniteit van Irak als de mensenrechten van de inwoners van dit kamp respecteert. Dat is een boodschap die wij in elk contact met de ambassadeur van Irak herhalen.
Op 27 september 2011 werd de heer Jean De Ruyt, tot voor kort permanent vertegenwoordiger van ons land bij de Europese Unie, benoemd tot speciaal adviseur van mevrouw Ashton voor het kamp Ashraf.
Zijn missie bestaat erin, en ik citeer: “te werken met de lidstaten, de leden van het Europees Parlement, de regering van Irak, de Verenigde Naties, de Verenigde Staten en andere partners om de Hoge Vertegenwoordiger te adviseren over de manier waarop de situatie van kamp Ashraf, in overeenstemming met de beginselen van de mensenrechten en het humanitair recht, kan worden opgelost”.
Hij voltooide onlangs een consultatieronde met de Verenigde Staten en de VN in New York. Mijn diensten zullen hem binnenkort ontvangen. Ik heb dus nog geen accurate debriefing kunnen krijgen.
Ik denk dat vandaag het uitstel vragen van de sluiting zonder meer, zonder een begin van oplossing te geven aan de onderliggende problematiek, een optie is die illusoir zal blijken in de ogen van de Iraakse autoriteiten. Dat is precies de reden waarom de missie van ambassadeur De Ruyt zo belangrijk is.
Ik ben in ieder geval blij dat het leiderschap van het kamp heeft aanvaard dat de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen de individuele situatie van de residenten in het kamp kan komen onderzoeken en kan kijken of zij al dan niet in aanmerking komen voor de juridische erkenning met een statuut.
Volgens mijn informatie is het proces van het registreren van de betrokkenen al afgerond. Het is duidelijk dat het belangrijk is dat de Hoge Vertegenwoordiger kan werken in volledige onafhankelijkheid. Ik kan mij daarover op dit ogenblik nog niet uitspreken.
België is wel
degelijk voorstander van de aanwezigheid van internationale waarnemers. Op
9 april 2011 heeft mevrouw Ashton namens de 27 lidstaten de
Iraakse autoriteiten opgeroepen om onafhankelijke internationale waarnemers toe
te laten. Op 15 april 2011 vroeg Hoge Commissaris Pillay, net zoals
de EU en België, een onafhankelijk onderzoek. UNAMI heeft vervolgens toegang
tot het kamp gekregen.
Zoals u weet is de situatie van kamp Ashraf complex. Ze is geërfd uit de tijd van Saddam Hoessein en er bestaat geen gemakkelijke oplossing.
De Europese Unie, België en ook de Verenigde Staten zijn van mening dat de soevereiniteit van de Iraakse regering in Irak, met inbegrip van kamp Ashraf, moet gerespecteerd worden maar het gebruik van geweld is uiteraard geen aanvaardbare oplossing. Het is de verantwoordelijkheid van de Iraakse regering om de mensenrechten van de inwoners van het kamp te respecteren. Het is ook duidelijk dat de inwoners van het kamp niet naar Iran kunnen worden uitgewezen. Dit principe van non-refoulement is door de Iraakse regering trouwens aanvaard.
De Europese Unie roept alle partijen op om terughoudendheid te tonen en een vreedzame en duurzame oplossing te zoeken. Ik ben ervan overtuigd dat u mij nog opnieuw zult ondervragen over deze kwestie en ik hoop dat bij een volgende gelegenheid het werk van onze landgenoot Jean De Ruyt grotere klaarheid kan verschaffen met betrekking tot de kansen om een duurzame oplossing te vinden.
De voorzitter: Mevrouw De Meulemeester, geen reactie? Goed.
03.03 Bert Schoofs (VB): Mijnheer de voorzitter, u kijkt teveel naar rechts.
De voorzitter: Ik kijk teveel naar mevrouw De Meulemeester, dat is mijn zwak punt. Zij komt zo vaak tussenbeide.
03.04 Bert Schoofs (VB): Mijnheer de minister, er is hoop zolang er leven is. Ik hoop echter dat wanneer ik u de volgende keer ondervraag – er zijn al tientallen doden gevallen in Ashraf – het niet naar aanleiding zal zijn van een massaslachting die heeft plaatsgevonden. Ik heb namelijk niet het minste vertrouwen in de Iraakse regering en de manier waarop zij dit conflict wil oplossen. De dreigende taal die ze spreken en de acties die ze in het verleden al ondernomen hebben spreken boekdelen. Ik hoop dat de wereld niet zal toekijken terwijl de mensen daar weerloos afgeslacht worden.
L'incident est clos.
Voorzitter:
François-Xavier de Donnea.
Président: François-Xavier de Donnea.
04 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de toestand aan de Libisch-Algerijnse grens" (nr. 6517)
04 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la situation à la frontière entre l'Algérie et la Libye" (n° 6517)
04.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in februari 2011 begon in Libië een opstand van de burgerbevolking tegenover het regime van Kadhafi. Eind augustus werd de Libische hoofdstad Tripoli door de rebellen ingenomen. Dat werd mede mogelijk gemaakt door de NAVO. Op 20 oktober werd Khadafi uiteindelijk doodgeschoten.
De opstand in Libië heeft maandenlang de media kunnen beroeren, waarbij de berichtgeving voornamelijk ging over het noorden van Libië, met onder andere de slag rond Benghazi, Sirte en Tripoli.
Over de toestand in het zuiden van Libië werden wij helaas minder geïnformeerd. Enkel over de stad Sabha zou er meer informatie beschikbaar zijn. Deze stad zou eind augustus in handen van de rebellen zijn gevallen.
In de regio aan de Libisch-Algerijnse grens, waar bijvoorbeeld de stad Ghat gelegen is, is de toestand minder duidelijk.
Graag wens ik u hierover volgende vragen te stellen, mijnheer de minister.
Beschikt u over meer informatie over de huidige stand van zaken in de regio van de Libisch-Algerijnse grens? Hoe schat u de verhoudingen in rondom de stad Ghat? In welke mate neemt de overgangsregering in Libië de belangen waar van de bevolking in Zuid-Libië, meer bepaald van de Toearegbevolking? Welke concrete acties kunnen uw diensten en de Europese Dienst voor Extern Optreden ondernemen om de rechten van de Toearegminderheden in Zuid-Libië te beschermen?
04.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, sinds de val van de laatste bastions van het vorige regime en de dood van kolonel Kadhafi heeft het TNC op 23 oktober de officiële bevrijding van heel Libië aangekondigd. Sinds die datum wordt het hele grondgebied onder de controle van de overgangsautoriteiten beschouwd, inclusief de steden waaronder de stad Ghat.
Het is wel juist dat de Toearegs dicht bij het regime van Kadhafi stonden. Zij konden ook rekenen op allerlei tegemoetkomingen waarmee hun loyaliteit werd verzekerd. Het komt er nu op aan voor de nieuwe regering om een goede verstandhouding met dit woestijnvolk te ontwikkelen, dat trouwens ook aanwezig is in andere Sahellanden.
Ik kan in elk geval melden dat de Overgangsraad al verschillende keren heeft benadrukt dat zijn beleid resoluut gestoeld is op verzoening en integratie, ook van zogenaamde Kadhafi-loyale elementen of beter gezegd van mensen die tot vrij ver in het conflict hun loyaliteit aan Kadhafi bleven betuigen.
België en de Europese Dienst voor Externe Actie dringen er bij de Overgangsraad op aan dat deze woorden in daden worden omgezet en dat binnen de toekomstige interimregering een zo ruim mogelijke vertegenwoordiging van tribale, regionale en religieuze strekkingen wordt nagestreefd.
U weet dat de inclusiviteit van de toekomstige regering voor België en voor de andere collega’s van het Beneluxplatform, dat naar aanleiding van deze gebeurtenissen werd gecreëerd, een steeds weerkerend thema is geweest waarop wij altijd veel nadruk hebben gelegd.
04.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik denk dat het inderdaad van kapitaal belang is dat de belangen van de bevolking ook in het zuiden van Libië worden gewaarborgd. Ik zal de situatie aandachtig blijven volgen.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "geweld en marteling door de Pakistaanse ISI" (nr. 6612)
05 Question de M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les violences et la torture pratiquées par l'ISI au Pakistan" (n° 6612)
05.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, mij bereikten getuigenissen van martelingen en gewelddadige arrestaties van verschillende groepen mensen in Baltistan in het noordoosten van Pakistan. Dat gebied wordt bevolkt door een niet-Pakistaans volk en had in het recente verleden ook al enkele keren sterk te lijden onder militaire bezettingen van zowel Pakistan als China.
De jongste maanden werden verscheidene honderden burgers onder leiding van Manzoor Hussein Parwana, voorzitter van de Gilgit-Baltistan United Movement, gearresteerd omdat zij geweldloos aandrongen om een bepaalde weg tussen Pakistan en Indië terug open te stellen. Daarnaast is er nog sprake van martelingen, uitgevoerd door de Pakistaanse ISI in de omgeving van Hunza. Daar zou een honderdtwintigtal politieke activisten zijn gearresteerd en opgesloten omdat ze kledij en voedsel vroegen voor een gebied dat door overstroming was getroffen. Ook in die omgeving is er sprake van een ernstige schending van de rechten van gevangenen. In beide gevallen wordt de naam van de Pakistaanse ISI genoemd.
Ten eerste, Pakistan is een actieve coalitiepartner in de strijd tegen het terrorisme, maar wordt in een aantal concrete gevallen beschuldigd van marteling en van wederrechtelijke opsluiting van burgers van een aparte etnische groep in Pakistan. Mijnheer de minister, bent u op de hoogte van de spanningen in deze streek? Heeft u de Pakistaanse overheden al ingelicht over uw bezorgdheden ter zake?
Ten tweede, Pakistan is volgens richtlijnen van de United Nations en van de UNSC eigenlijk verplicht om zijn burgers vrijheid van meningsuiting en veiligheid te garanderen. Pakistan zou eigenlijk een onderzoek moeten instellen om de daders van die zware schendingen van de rechten van gevangenen en burgers voor de rechtbank te brengen. Ik verneem dat er ondertussen ook al een aantal doden is gevallen. Wat doet de Belgische overheid om de druk op Pakistan voldoende op te voeren?
Ten derde, als het onmogelijk blijkt om politieke of andere druk op Pakistan te zetten, moeten wij dan niet tot de politieke conclusie komen dat wij ons in deze coalitie tegen het terrorisme toch wel in bepaald verdacht gezelschap bevinden? Moeten wij, met andere woorden, afstand nemen van deze coalitie, of hoe zit dat juist?
05.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer Logghe, de regio waarover u sprak, Gilgit-Baltistan, is te beschouwen als een van de meer veilige regio’s van Pakistan, maar dat neemt niet weg dat er wel degelijk spanningen zijn. Er zijn separatistische bewegingen actief.
Het feit dat de inwoners van Gilgit-Baltistan tot voor kort niet dezelfde rechten hadden als de overige Pakistani leidde tot frustraties bij de lokale bevolking. In 2009 heeft de huidige Pakistaanse regering het statuut van dat gebied herzien, opdat de bevolking actiever aan het politieke leven zou kunnen deelnemen.
Wat het mensenrechtenbeleid betreft, als wij al kunnen zeggen dat sinds het einde van het militaire regime en het aantreden van de huidige democratisch verkozen regering in 2008 de situatie verbeterd is, dan kunnen wij toch ook echt niet zeggen dat alle problemen zouden zijn opgelost. Vooral militanten van nationalistische partijen worden geregeld lastiggevallen. Het gaat daarbij duidelijk om een schending van het recht op meningsuiting.
U weet dat België en de Europese Unie contacten onderhouden met Pakistan, onder andere inzake terrorismebestrijding. Die contacten zijn trouwens, wat België betreft, tot een hoogtepunt gekomen toen, tijdens het voorzitterschap van België van de Europese Unie, een positie diende te worden ingenomen met betrekking tot de houding van de Europese Unie tegenover de verschrikkelijke overstromingen die dat land getroffen hebben en de maatregelen die op dat ogenblik konden worden genomen.
Ik kan u verzekeren dat bij al die contacten, zowel toen, toen die vrij intens waren, als vandaag, de mensenrechtensituatie ook aan bod komt. De Belgische ambassade in Islamabad volgt de mensenrechtensituatie in Pakistan op de voet en neemt ook actief deel aan de werkgroep mensenrechten van de EU ter plaatse. Verschillende mensenrechtenproblemen werden besproken tijdens Benelux-consultaties met Pakistan, zoals recentelijk nog, op 19 oktober 2011, in Islamabad.
Als het gaat over de EU, dan is het mensenrechtenbeleid gebaseerd op een duidelijke en transparante, maar vaak ook discrete dialoog met de Pakistaanse autoriteiten. In het kader van gesprekken over de door Pakistan gevraagde toekenning van het zogenaamde GSP+, dat een voordeliger handelsregime voor Pakistan zou moeten creëren, stuurt de EU aan op de implementatie van een aantal door Pakistan geratificeerde mensenrechtenverdragen, zoals de International Convention on Civil and Political Rights en de Convention Against Torture en vraagt de EU dat Pakistan zijn bestaande reserves op die verdragen opheft. Ook België heeft op bilateraal vlak duidelijke bezwaren geuit bij de Pakistaanse reserves.
05.03 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het blijft koffiedik kijken. Het is pamperen en nathouden. Ik hoor hier van u wel een aantal opmerkingen. U hebt uw onbegrip geuit over de reserves van Pakistan, maar voor de rest hoor ik weinig over bijkomende politieke druk die u op Pakistan zou uitoefenen inzake de concrete situaties die ik aanhaalde. België drukt zijn reserves uit, maar verder gaat het niet. Ik had graag iets meer gehoord.
05.04 Minister Steven Vanackere: Dat wil ik nu toch eens tegenspreken. Ik vraag mij soms af of men in dit soort parlementaire debatten meteen een heel sterk en fijn alternatief klaar heeft.
Het land werd getroffen door een van de ergste overstromingen ooit en die Pakistaanse ministers vroegen de wereldgemeenschap met bijzonder veel solidariteit om hun economie letterlijk opnieuw boven water te krijgen. Op dat ogenblik ging het om preferentiële handelstarieven en heeft België als voorzitter van de Europese Unie met duidelijke aandrang van landen die traditioneel wat dichter bij Pakistaan staan zoals het Verenigd Koninkrijk zijn positie als honest broker ingenomen. Wij vonden dat er ten opzichte van zoveel leed een bepaalde reactie moest komen maar ook dat het regime in het kader van GSP+ engagementen moest nemen met betrekking tot het ratificeren en het implementeren van internationaalrechtelijke overeenkomsten.
Er zijn heel veel mensen die het cynisch vinden om voorwaarden te verbinden aan hulp voor slachtoffers van een overstroming. In mijn antwoord, mijnheer de volksvertegenwoordiger, tracht ik zo subtiel mogelijk aan te geven wat wij hebben gedaan. Ik kan u verzekeren dat die houding op het terrein wel degelijk productief is.
Als daarentegen uw vraag is of ik hoogstpersoonlijk misdaden tegen de menselijkheid, folteringen en andere incidenten kan tegenhouden dan vraag ik u welke instrumenten u mij geeft om mij bij wijze van spreken in de rest van de planeet als scherprechter te gedragen.
Ik spreek u dus tegen als u zegt dat ik niet veel heb gedaan.
05.05 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik heb niet gezegd dat u niets heeft gedaan. Ik heb u ook niet gevraagd om het ter plaatse tegen te houden. Ik zeg wel dat ik u graag een aantal keer het woord ISI had horen vernoemen. Het is toch altijd dezelfde Pakistaanse dienst die in een kwaad daglicht komt te staan.
Ik heb het alleen daarover. Ik begrijp dat u naar aanleiding van de overstromingen hebt geprobeerd om een insteek te vinden naar de mensenrechten en naar het ratificeren van een en ander. Mij ging het meer bepaald over de controle op bepaalde daden van ISI.
L'incident est clos.
06 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de recente gewelddadige aanslag in het Burundese dorp Gatumba" (nr. 6620)
06 Question de Mme Nahima Lanjri au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la récente attaque violente dans le village de Gatumba au Burundi" (n° 6620)
06.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de situatie in Burundi interesseert mij omdat ik waarnemer was van de verkiezingen aldaar. Bovendien ben ik meter van een mensenrechtenactivist in Burundi.
Ik heb vernomen dat er op 18 september in het Burundese dorp Gatumba een aanslag heeft plaatsgevonden. Niet minder dan eenenveertig personen werden gedood toen een kleine groep aanvallers het vuur opende op een lokale bar. Dit is niet de eerste keer dat Gatumba het toneel is van bruut geweld en bloedvergieten. Waarnemers ter plekke stellen bovendien vast dat Burundi momenteel nog steeds wordt gekenmerkt door verschillende vormen van zogenaamd low level violence, wat natuurlijk niet minder belangrijk is, en van politieke instabiliteit. Het totale aantal dodelijke slachtoffers van deze laatste aanslag – eenenveertig personen – ligt nochtans hoger dan andere recente incidenten.
Aangezien wij de mensenrechtensituatie in Burundi van nabij willen volgen, stel ik u de volgende vragen. Kunt u mij bevestigen dat er in Gatumba een grote militaire aanwezigheid is of is geweest, en dat de slachtoffers voor het overgrote deel militairen zijn? Hebben u en uw diensten enig zicht op de mogelijke daders of groeperingen die verantwoordelijk zijn voor deze recente aanslag? Deelt u de analyse van de Burundese autoriteiten die de verantwoordelijkheid lijken te leggen bij een specifieke gewapende groepering?
Kunt u schetsen hoe u de huidige politieke toestand en de stabiliteit van Burundi inschat? Ziet u met andere woorden een toename van het intern geweld en instabiliteit, of blijft de gebeurtenis in Gatumba, en bij uitbreiding in andere regio’s in Burundi, veeleer een geïsoleerd feit?
06.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Lanjri, er zijn geen indicaties dat de slachtoffers militairen waren. Het zou veeleer gaan om aanhangers van een plaatselijke voetbalclub. De slachtoffers waren burgers, waaronder verschillende vrouwen en minstens een kind. Onze ambassadeur heeft dit persoonlijk kunnen waarnemen toen hij de ochtend na de aanslag de plaats heeft bezocht.
De Belgische Speciale Gezant voor de Grote Meren heeft enkele dagen na deze aanval het land bezocht. Hij heeft kunnen vaststellen dat de meerderheid van zijn gesprekspartners het FNL verantwoordelijk stellen voor de feiten in Gatumba. Het onderzoek is momenteel nog aan de gang, maar de Burundese minister van Openbare Veiligheid heeft onze ambassadeur meegedeeld dat binnen enkele weken reeds een definitief rapport mag worden verwacht. Uit verschillende bronnen kan worden vernomen dat het onderzoek snel vordert en dat sommige namen van potentiële daders bekend zijn. Een vermoedelijke dader werd de dag na de aanslag al gearresteerd. Het is uiteraard niet aan België, de internationale gemeenschap of de politieke overheden om in dit stadium vooruit te lopen op de besluiten van het onderzoek.
Uw vierde vraag heeft een grote relevantie voor de toekomst. De jongste maanden was er inderdaad een stijging van het intern geweld. Er was een stijgend aantal afrekeningen, wraakacties en vergeldingen.
De aanval in Gatumba is jammer genoeg geen geïsoleerd feit. Het was wel een opmerkelijk incident, door het hoge aantal slachtoffers. Uiteraard hebben België en de internationale gemeenschap de voorbije weken verschillende duidelijke boodschappen gegeven aan de Burundese autoriteiten. Ik heb het zelf vrij expliciet gedaan toen ik in september in New York was, zowel bilateraal ten aanzien van president Nkurunziza als tijdens de BPC-vergadering, maar uiteraard hebben ook onze ambassadeur en onze speciale gezant onophoudelijk gewezen op onze grote bezorgdheid over deze incidenten. Er is sterk aangedrongen om af te zien van repressie tegen FNL-militanten, en een duidelijk onderscheid te maken tussen criminele elementen en partijmilitanten. Wij hebben ook de oppositie signalen gegeven dat wij geweld afkeuren.
Mevrouw Lanjri, uw vraag geeft mij de kans iets over de bijzonder recente actualiteit te zeggen. Gisteren gebeurde er in Burundi een regeringsherschikking. Een eerste analyse lijkt erop te wijzen dat verschillende voorstanders van de harde lijn vervangen werden. Het is te vroeg om definitieve conclusies te trekken. Ook in de presidentiële omgeving wachten immers enkele benoemingen. Het is niet ongebruikelijk dat ministers een plaats vinden in de presidentiële omgeving, dus ik wens nog geen definitieve conclusies te trekken. Op basis van de informatie die ik nu heb – over de minister van Buitenlandse Zaken en over andere cruciale posten zoals de kabinetschef van president Nkurunziza en de minister van Openbare Veiligheid – heb ik de stellige indruk dat het regime van Bujumbura met deze herschikking de weg van de constructieve dialoog kiest boven die van de harde repressie.
06.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de minister, elk leven dat gelaten wordt bij een conflict of een aanslag is uiteraard te betreuren, zeker wanneer het gaat om onschuldige burgers, vrouwen en kinderen. Het is goed dat België samen met de internationale gemeenschap de Burundese autoriteiten heeft aangesproken en het signaal stuurde dat dit echt niet te tolereren valt. Ik meen dat wij dat moeten blijven doen.
Ik weet dat wij het onderzoek nog moeten afwachten en dat wij nu niet mogen vooruitlopen op de conclusies ervan. Dan nog zullen het in eerste instantie de Burundese autoriteiten zelf zijn die de nodige maatregelen moeten treffen. België staat goed aangeschreven in Burundi. Wij moeten die rol behouden, want dat kan ondersteunend zijn bij het zoeken naar menswaardige oplossingen van conflicten. Die horen niet via aanslagen te worden beslecht.
Het incident is gesloten.
07 Question de Mme Zoé Genot au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le massacre du 28 septembre 2009 à Conakry en Guinée" (n° 6619)
07 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de slachtpartij in Conakry, Guinee, op 28 september 2009" (nr. 6619)
07.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, le 28 septembre2009, à l'appel du Forum des forces vives de Guinée, composé des partis politiques de l'opposition et des centrales syndicales, la population de Conakry a participé à une manifestation pacifique au stade du 28 septembre, pour rappeler à la junte militaire au pouvoir alors en Guinée, le respect des engagements qu'elle avait solennellement pris à l'égard des populations guinéennes et de la communauté internationale, quant à sa neutralité dans le processus électoral devant conclure la transition.
Toutefois, cette manifestation s'est rapidement transformée en massacre, l'armée ayant encerclé les manifestants, tiré froidement sur la foule et s'étant livrée à des viols collectifs. Il en a résulté plus d'une centaine de morts, plus d'un millier de blessés ainsi que de nombreuses femmes et jeunes filles traumatisées.
À ce jour, aucune action n'a été entreprise par le nouveau régime issu des élections de 2010 à l'encontre des coupables. À la suite des violences du 28 septembre, le procureur de la Cour pénale internationale a indiqué que la situation en Guinée ferait l'objet d'un examen préliminaire, ce qui constitue l'étape précédant l'ouverture d'une enquête. Par ailleurs, les Nations unies sont également saisies d'un dossier puisque trois commissaires ont été nommés par le secrétaire général des Nations unies pour diriger une enquête internationale sur les violations des droits de l'homme commises ce 28 septembre 2009.
Monsieur le ministre, j'aurais voulu revenir avec vous là-dessus. Savez-vous où en est la commission d'enquête internationale mise en place par les Nations unies pour enquêter sur le massacre du 28 septembre 2009? Où en est l'examen par la Cour pénale internationale? La Belgique suit-elle de près ce dossier au niveau international? Dans l'affirmative, par le biais de quel canal diplomatique? Dans la négative, pour quelle raison? Quand de nouveaux développements sont-ils prévus au niveau de l'établissement des faits et des responsables de ce massacre?
Enfin, dans le cadre de demandes de visite en Belgique de personnes venant de Guinée, vérifie-t-on si celles-ci sont mêlées de près ou de loin à ces massacres? Souvent, le public est interpellé parce que des personnes ayant commis des actes graves se rendent en Belgique.
07.02 Steven Vanackere, ministre: Madame Genot, le rapport de la commission d'enquête internationale sur les évènements sanglants du 28 septembre à Conakry a conclu que la junte au pouvoir avait sciemment planifié et lancé, le 28 septembre et les jours suivants, des attaques meurtrières contre la population civile et a cherché à dissimuler ses crimes.
Les trois commissaires mandatés par les Nations unies ont qualifié ces faits de crimes contre l'humanité et ont appelé à la saisine de la Cour pénale internationale. Ce rapport a été remis par la commission au secrétaire général des Nations unies le 17 décembre 2009. Celui-ci l'a ensuite transmis au gouvernement de Guinée, à l'Union africaine, à la Communauté économique des États d'Afrique de l'Ouest et au Conseil de sécurité.
À la suite des évènements du 28 septembre 2009, le bureau du procureur de la Cour pénale internationale a décidé de procéder à un examen préliminaire de la situation en Guinée. À ce stade, la Cour n'est pas saisie de la situation en Guinée et le bureau du procureur estime que la coopération des autorités guinéennes est bonne.
La Belgique demeure en effet très attentive au développement de ce dossier, en particulier dans le cadre diplomatique européen qui traitait encore du cas de la Guinée en octobre dans le cadre du groupe de travail Afrique de l'Union européenne et aussi via son ambassade à Dakar qui a également la Guinée dans sa juridiction.
La Belgique participe également activement aux travaux des enceintes onusiennes à Genève. Du côté de la justice guinéenne, le dossier aurait été confié à trois magistrats. Des organisations guinéennes, la Fédération internationale des Ligues des droits de l'homme et septante personnes se sont constituées partie civile mais elles n'ont pas encore été contactées par la Justice. D'autres auditions auraient cependant déjà eu lieu. Malheureusement, les informations relatives à la mise en œuvre de poursuites judiciaires sont encore parcellaires.
07.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Je remercie le ministre pour cette réponse. Il est effectivement important que les gens sachent qu'il y aura véritablement un jugement. Le fait que les Nations unies aient déjà qualifié ces massacres de crimes contre l'humanité est aussi symboliquement important.
Monsieur le ministre, je voudrais simplement attirer votre attention sur un point. Lorsque l'on accorde des visas à des personnes, il faut vérifier que celles-ci ne sont pas mêlées de près ou de loin à ces actes. En effet, il est particulièrement douloureux pour ceux qui ont perdu des membres de leur famille ou pour d'autres qui suivent attentivement les évènements de voir que des personnes mêlées à certains de ces évènements se promènent tranquillement en Belgique à l'occasion de visites diplomatiques ou autres.
07.04 Steven Vanackere, ministre: Madame Genot, votre dernier commentaire m'incite à vous rappeler ce qui a déjà été dit à l'occasion d'un autre cas semblable. La délivrance de visas n'est pas un instrument pour punir ceux qui sont recherchés. On pourrait aussi dire que, lorsqu'une personne est recherchée dans le cadre d'une procédure devant la Cour internationale, il faut lui donner des visas pour optimiser les chances de la voir arrêtée.
Si vous m'incitez à faire le nécessaire pour que ces personnes soient arrêtées, je suis d'accord avec vous mais ne m'incitez pas à ne pas leur délivrer de visa car elles risquent d'être arrêtées si elles voyagent. J'ai bien compris que vous voulez éviter que ces personnes soient en mesure de voyager librement. Cependant, la délivrance du visa n'est pas un instrument utilisé afin de sanctionner. Paradoxalement, il faut peut-être souhaiter que ces gens se déplacent en dehors de leurs frontières.
07.05 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Dans le cadre de ces arrestations, ces visas sont bien entendu plus que bienvenus. Malheureusement, ce n'était pas le cas.
Le président: Il ne faut pas qu'ils viennent nous narguer!
Het incident is gesloten.
- M. Olivier Maingain au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la répression sanglante des manifestations coptes en Égypte" (n° 6662)
- M. Christian Brotcorne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les violences contre les Coptes en Égypte" (n° 6671)
- M. Philippe Blanchart au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la situation des minorités en Égypte" (n° 6870)
- de heer Olivier Maingain aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de bloedige onderdrukking van de betogingen van de kopten in Egypte" (nr. 6662)
- de heer Christian Brotcorne aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het geweld tegen de kopten in Egypte" (nr. 6671)
- de heer Philippe Blanchart aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de situatie van de minderheden in Egypte" (nr. 6870)
M. Maingain a été prévenu mais il tarde à nous rejoindre et je ne peux me permettre de faire attendre plus longtemps ses collègues.
08.01 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, la situation des chrétiens d'Orient m'interpelle, ainsi que notre parlement d'ailleurs. Cette fois, je voudrais vous parler de la situation des coptes en Égypte.
Nous nous souvenons tous de ce début d'année, quand Hosni Moubarak présidait encore l'Égypte et que l'attentat d'Alexandrie faisait 23 morts. Ensuite, la révolution égyptienne, la chute de Moubarak, tout cela s'est fait dans une certaine unité de pensée et de vue. On peut dire qu'à la fois les musulmans, les coptes et des représentants d'autres religions ont réclamé ensemble plus de démocratie et de liberté. On espérait donc une cohabitation apaisée.
Dans cette période de transition, au début du mois d'octobre précisément, de nouveaux affrontements ont eu lieu au Caire entre chrétiens et forces de l'ordre, qui ont fait 24 morts et 200 blessés. Les craintes de violences intercommunautaires sont grandes, dans ce pays en transition, malgré les appels au calme du premier ministre et l'appel au dialogue de représentants religieux, dont les responsables musulmans.
La Belgique est depuis longtemps active sur cette question, comme le montrent les résolutions adoptées à la Chambre en 2010 et au Sénat en 2011 qui concernent notamment la protection des minorités chrétiennes et philosophiques au Proche-Orient. Vous-même avez condamné à plusieurs reprises les précédents faits de violence au niveau européen, comme en témoignent les conclusions de plusieurs Conseils des Affaires étrangères de l'Union.
Monsieur le ministre, avez-vous eu des contacts avec votre homologue égyptien suite à ces violences? Des mesures sont-elles envisagées, au niveau belge ou européen, pour suivre cette question de près, au-delà des condamnations de principe, qui ne servent pas à grand-chose?
Par le passé, ces contacts entre la Belgique et l'Égypte ou entre le niveau européen et l'Égypte ont-ils pu amener à des démarches positives quant à la protection des minorités, ici spécialement la minorité copte en Égypte? Croyez-vous que la détérioration de la situation en Égypte puisse être particulièrement dangereuse pour cette minorité?
08.02 Philippe Blanchart (PS): Monsieur le président, la chute de Moubarak ne semble pas avoir amélioré la situation des différentes minorités religieuses, que ce soit la minorité chrétienne ou les autres. Les courants philosophiques et politiques qui se dégagent en Égypte sont de nature à inquiéter les communautés et la communauté internationale.
Monsieur le ministre, avez-vous plus de précisions concernant les dernières tensions entre les différentes composantes de la société égyptienne? Quelle a été la réponse des autorités égyptiennes? L'ONU a-t-elle réagi de manière générale à ce qui peut apparaître comme une situation explosive?
Dans le processus électoral et de transition en cours, en savez-vous plus sur les moyens qui seront déployés pour assurer la sécurité des minorités religieuses d'Égypte ainsi que de toutes les minorités ethniques de ce pays, de même que dans la rédaction de la future Constitution? Comment voyez-vous évoluer la liberté d'expression dans ce pays depuis la révolution?
08.03 Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, chers collègues, la situation en Égypte a été longuement discutée lors du Conseil Affaires étrangères de l'Union européenne le 10 octobre dernier. L'Union européenne a exprimé à cette occasion sa préoccupation à l'égard de la protection des minorités religieuses dans ce pays. Vous savez qu'elle avait déjà adopté des conclusions sur la liberté de religion lors du Conseil Affaires étrangères du 21 février de cette année, en réponse à la violence croissante envers les chrétiens dans le monde arabe.
Je me joins totalement au communiqué de la Haute Représentante de l'Union européenne pour la Politique extérieure, Catherine Ashton, qui a exprimé sa profonde préoccupation à propos de la violence dont ont été récemment victimes les coptes d'Égypte. Elle a demandé aux autorités égyptiennes d'identifier les auteurs de ces méfaits et de les traduire en justice. La Haute Commissaire des Nations unies pour les droits de l'homme a fait part de ses regrets relatifs à la perte de vies humaines. Elle a appelé les autorités égyptiennes à respecter les droits fondamentaux de chacun, parmi lesquels la liberté d'expression et le respect des minorités. Elle a demandé une enquête impartiale et indépendante sur ces incidents.
La Belgique met également la situation des minorités religieuses à l'ordre du jour de ses contacts bilatéraux avec l'Égypte et de ses actions dans les enceintes multilatérales, dont les Nations unies. Lors de la session de septembre du Conseil des droits de l'homme des Nations unies, notre pays a fait part de sa préoccupation au sujet des droits de l'homme en Égypte et a insisté en particulier sur l'importance de l'ouverture au Caire d'un bureau de la Haute Commissaire Ashton afin de pouvoir soutenir les efforts entrepris et de suivre la situation dans ce pays.
Une mission de mes services a été organisée en octobre. Les contacts ont été établis avec le ministère égyptien des Affaires étrangères. La question des droits de l'homme y a été, bien sûr, abordée. Mes services ont insisté sur la nécessité d'organiser des élections démocratiques où toutes les minorités pourraient être représentées.
08.04 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie de votre réponse. L'évolution de la situation dans le monde arabe, et particulièrement en Égypte avec la rédaction d'une Constitution, sera un test décisif. Il convient que l'Union européenne et l'ONU maintiennent une pression afin que ces dispositions fondamentales puissent démontrer que le Printemps arabe favorisera un début de démocratie. Pour ce faire, les libertés d'opinion, d'expression, de rassemblement et de culte doivent être garanties, même si une religion et un mode de vie sont prépondérants. Il faut que les chancelleries et la communauté internationale soient particulièrement attentives à ces évolutions qu'il faut appeler de nos vœux.
Le président: Tout à fait!
08.05 Philippe Blanchart (PS): Monsieur le ministre, j'aimerais partager les vœux et l'optimisme de mon collègue quant aux prochaines élections égyptiennes, qui vont déboucher sur la rédaction d'une Constitution.
Au vu des forces en présence, et notamment en raison du travail de sape mené par le mouvement des Frères musulmans, je crains que la situation ne s'aggrave. J'espère que la Belgique se montrera ferme si l'on constate de nouveaux actes de violence à l'encontre des minorités en général et des chrétiens en particulier, qui représentent quand même 15 % de la population. Je pense que notre gouvernement doit faire preuve de la plus grande fermeté à l'égard de ces agissements, surtout dans des pays auxquels nous apportons une aide économique.
Het incident is gesloten.
09 Question de M. Damien Thiéry au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la position exprimée par la Belgique en matière de protection des minorités lors de la présentation de l'examen périodique universel devant le Conseil des droits de l'homme le 21 septembre dernier" (n° 6664)
09 Vraag van de heer Damien Thiéry aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het op 21 september jongstleden bij de presentatie van de universele periodieke doorlichting voor de VN-Mensenrechtenraad door België verdedigde standpunt inzake de bescherming van de minderheden" (nr. 6664)
09.01 Damien Thiéry (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, ce n'est pas la première fois que je vous interroge sur ce dossier.
09.02 Steven Vanackere, ministre: Peut être que c'est la dernière fois… Personne ne le sait…
09.03 Damien Thiéry (MR): Monsieur le ministre, les négociations gouvernementales à l'échelon fédéral ont occulté l'adoption en session plénière à Genève le 21 septembre dernier du rapport présenté par notre gouvernement dans le cadre de la procédure EPU. Le 2 mai dernier lors des derniers débats, la Fédération de Russie avait formulé une recommandation relative à la ratification de la Convention-cadre sur la protection des minorités nationales. Selon mes informations, la Belgique a décidé en cette fin septembre, devant le Conseil des droits de l'homme, de ne pas se prononcer sur cette recommandation, c'est-à-dire qu'elle n'a ni accepté ni refusé cette recommandation. C'est cela, monsieur le ministre, qui est un petit peu particulier.
On peut en déduire que le débat juridique n'est pas clos en la matière. Il y aurait assurément pas mal de choses à dire sur le contenu de l'accord au regard des dispositions de la Convention-cadre, à la lumière de la Convention de Vienne sur le droit des traités, mais je réserve cette appréciation pour une prochaine occasion.
Il y a quelques jours, le formateur royal présentait officiellement l'accord institutionnel pour une sixième réforme de l'État et je puis lire à la page 28 de l'accord qu'"en ce qui concerne le suivi de la recommandation sur la ratification de la Convention-cadre sur la protection des minorités nationales formulée dans le cadre de l'Examen périodique universel, le groupe de travail de la Conférence interministérielle de Politique étrangère continuera à étudier si un accord peut être trouvé sur une définition du concept de minorités".
Quelle a été la teneur exacte de la position du gouvernement fédéral à Genève le 21 septembre dernier en la matière? Quelle est l'articulation de cette position au regard du paragraphe de l'accord consacré à la Convention-cadre?
09.04 Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, monsieur Thiéry, quand vous me posez la question de connaître la position du gouvernement fédéral, je suis obligé de corriger: il s'agit de la position de la Belgique. Cette position a été déterminée, décidée de commun accord par les représentants de toutes les autorités impliquées.
La position de la Belgique concernant la recommandation formulée par la Russie sur la question des minorités nationales, prise de commun accord lors de la réunion de coordination du 16 septembre dernier au SPF Affaires étrangères, est la suivante: "S'agissant des recommandations 4 et 11 ayant trait aux minorités, lors de la signature de la Convention-cadre pour la protection des minorités, la Belgique a formulé une réserve quant au concept de minorité nationale. Dans l'intervalle, un groupe de travail s'est réuni. Jusqu'à présent, il n'y a pas d'accord en Belgique sur une telle définition."
Voilà trois phrases qui ne reflètent que la vérité: il est vrai que, in illo tempore, la Belgique avait formulé une réserve, qu'un groupe de travail s'est réuni et qu'aucun accord n'existe à ce jour. Ces trois vérités ont été exprimées, non par le gouvernement fédéral, mais par la Belgique.
S'agissant de votre deuxième question, il appartiendra bien sûr au prochain gouvernement de plein pouvoir d'y répondre.
09.05 Damien Thiéry (MR): Monsieur le ministre, en fait, votre réponse corrobore pratiquement ce que vous m'aviez déjà dit la dernière fois.
Vous avez raison de dire qu'il ne s'agit pas du gouvernement mais de la Belgique. J'en conviens.
Je ne serai pas plus long dans ma réplique, mais trouvez-vous logique que, dans notre pays, nous ne parvenions pas à nous entendre sur la définition d'une minorité? C'est un peu surréaliste.
09.06 Steven Vanackere, ministre: Cette question peut être posée, mais une autre question peut l'être aussi: quand il n'existe pas d'accord au sein d'un pays, est-il normal d'afficher à l'extérieur ce manque d'unité comme si, ce faisant, cette évocation contribuait à trouver une solution?
Ces deux questions valent d'être posées et de recevoir réponse, bien sûr.
09.07 Damien Thiéry (MR): Monsieur le ministre, c'est exact et vous avez raison. Dans ce cas, je tiens à rappeler qu'il est bizarre que, lors du précédent rapport de l'EPU, les difficultés que nous rencontrons en périphérie existaient, mais que, comme par hasard, lors du dernier rapport, elles ont été occultées. C'est très surprenant.
09.08 Steven Vanackere, ministre: Vous savez, j'ai assisté à cette session pendant quelques heures. Les sujets sur lesquels la Belgique est interrogée sont déterminés par ceux qui interviennent. Je vous assure que beaucoup de pays sont intervenus, des dizaines et des dizaines, et c'est à eux de déterminer ce qui, dans le bilan de la défense des droits de l'homme, est considéré comme important et ce qui est considéré comme pas assez important pour être mentionné. Vous ne pouvez pas reprocher à ceux qui ont posé les questions, d'avoir posé les mauvaises.
Je suppose aussi que le fait que cette opération ait été préparée avec le soutien du secteur des ONG – vous savez que nous avons trouvé cela important – crée une situation où on ne peut pas dire que certains faits seraient disqualifiés d'office parce que ce serait des sujets que la Belgique ne souhaiterait pas aborder. Nous sommes allés à Genève avec l'ouverture d'esprit nécessaire pour faire ce type d'exercice et il a été répondu aux questions qui ont été posées.
Het incident is gesloten.
10 Question de M. Damien Thiéry au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la communication diffusée par le SPF Affaires étrangères aux ressortissants belges à l'étranger en matière de collecte de données personnelles" (n° 6665)
10 Vraag van de heer Damien Thiéry aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de mededeling van de FOD Buitenlandse Zaken aan de Belgische staatsburgers in het buitenland betreffende het opvragen van persoonsgegevens" (nr. 6665)
10.01 Damien Thiéry (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, j'ai été informé par plusieurs correspondants belges de l'étranger d'une communication diffusée par le SPF Affaires étrangères via les ambassades et consulats, dans laquelle celui-ci demande, dans le cadre de l'instauration du passeport biométrique, du droit de vote des Belges de l'étranger aux élections législatives, de disposer de données personnelles actualisées de tous nos ressortissants.
Ces données devaient au mieux être adressées à l'ambassade ou au secrétariat compétent pour le 15 septembre 2011. J'ai pris connaissance de cette communication. Elle me paraît à tout le moins succincte et pose certaines questions au regard de la protection de la vie privée.
En conséquence, monsieur le ministre, pourriez-vous me faire savoir quel est l'objectif précis poursuivi par vos services en la matière? Combien de ressortissants belges ont-ils reçu ce message que j'ai ici sous les yeux? Combien ont-ils transmis ces coordonnées à la date prévue? Enfin, quelles sont les garanties offertes à nos ressortissants quant au traitement de leurs données personnelles?
10.02 Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, monsieur Thiéry, lors des dernières crises qui demandaient une communication urgente envers nos compatriotes à l'étranger, qu'il s'agisse, par exemple, des évènements en Libye, au Japon ou en Côte d'Ivoire, il a été constaté que les données des compatriotes résidant à l'étranger n'étaient pas toujours à jour. Il s'avère que ces personnes changent d'adresse, d'e-mail ou de numéro de téléphone sans nécessairement avertir l'ambassade ou le consulat compétent. Dès lors, l'objectif de cet exercice était de mettre constamment à jour les registres de la population dans nos consulats, de mettre à jour les adresses e-mail et les numéros de téléphone pour les communications urgentes.
Bien sûr, l'introduction graduelle de la biométrie dans les passeports, pour laquelle il importe que nous communiquions rapidement par les moyens modernes avec nos compatriotes, a déterminé le timing de l'envoi des lettres. Ma préoccupation a également été de mettre, et ensuite de maintenir à jour les données électroniques de nos compatriotes à l'étranger afin d'être en mesure d'en contacter un maximum par e-mail ou sms si, par exemple dans le cadre d'élections anticipées, ils devaient être contactés urgemment.
Vous m'avez demandé combien de ressortissants avaient reçu ce message. Il s'agit d'environ 365 000 personnes.
Quant à la transmission des coordonnées selon le poste diplomatique ou consulaire, entre 10 et 20 % des intéressés ont signalé un changement. Un pourcentage plus ou moins égal de lettres n'ont pas été remises par les services de poste locaux, parce que les personnes n'habitaient plus à l'adresse indiquée.
Au niveau du traitement des données personnelles, les mêmes règles que celles applicables aux registres de population en Belgique sont d'application pour nos listes. En ce qui concerne les autres données, le secret professionnel qui s'impose à nos agents sur place me semble être une garantie suffisante.
Monsieur Thiéry, je ne vois vraiment pas de problème au niveau de la protection de la vie privée. Ceci s'inscrit dans la logique de vouloir respecter les diverses prescriptions de cette législation, qui est surtout destinée à rendre un service plus efficace à nos compatriotes.
10.03 Damien Thiéry (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Il n'y avait rien d'insidieux dans ma question. Le chiffre de 365 000 personnes est énorme! Ce qui est dommage, c'est que le taux de réponses est relativement faible, puisque vous parlez de 10 à 20 %.
10.04 Steven Vanackere, ministre: Le fait que beaucoup ont répondu qu'en effet il y avait lieu d'actualiser les données est un assez grand succès!
10.05 Damien Thiéry (MR): C'est d'autant plus intéressant que vous avez parlé des soucis et de l'intervention en urgence dans différents pays. Vous avez parlé également, en cas d'élections anticipées, d'une possibilité de contacter les gens.
Je vous avais interrogé précédemment quant à la problématique du contact de ces personnes. Il est clair que, si un système comme celui-là permet de contacter ces gens et d'avoir un taux de réponses plus rapide et dans de meilleures conditions, il s'agit évidemment d'une bonne approche.
10.06 Steven Vanackere, ministre: Vous pouvez constater à quel point les questions des parlementaires ont une influence favorable!
L'incident est clos.
11 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de Chinese studenten in ons land" (nr. 6708)
11 Question de Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les étudiants chinois dans notre pays" (n° 6708)
11.01 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag over de Chinese studenten heb ik gesteld naar aanleiding van een uitzending van TerZake op 17 oktober met het heuglijke nieuws dat onze onderwijsinstellingen het heel goed doen, zeer aantrekkelijk zijn voor Chinese studenten. Op dat moment was de handelsmissie bezig. De KU Leuven was, denk ik, mee op die handelsmissie en heeft daar ook een aantal contacten gelegd. Bedrijven zijn zeer lovend over ons onderwijssysteem en het aantrekken van hoogtechnologisch Chinees personeel. Er zijn ook studenten die hier studeren en uiteindelijk dan verder in het werkveld komen.
Dergelijke hoogopgeleide Chinezen dienen natuurlijk als ze bij ons komen studeren eerst een studentenvisum aan te vragen bij een Belgische diplomatieke post. Ik vraag mij het volgende af. Men is zo lovend over het aantal Chinese studenten, zeker aan de KU Leuven in hoge aantallen. Ik vraag mij af hoeveel studenten de laatste vijf jaren een studentenvisum hebben aangevraagd bij de Belgische ambassade in Peking en het consulaat-generaal in Hongkong.
Hoeveel van deze studenten blijven na hun studies nog in ons land en hebben dan ook werk en hoeveel zijn er teruggekeerd naar China?
11.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, ik kan de vragen één en twee beantwoorden, daarover heb ik betrouwbaar statistisch materiaal voor de laatste drie jaren. Het antwoord op uw vraag onder punt drie behoort tot de bevoegdheid van mijn collega Wathelet.
In verband met uw eerste twee vragen, in Beijing zijn er in 2008 258 aanvragen geweest en 241 afgiftes. Het jaar erna waren het 294 aanvragen en 278 afgiftes. In 2010 is er een verhoging tot 366 aanvragen genoteerd, waarvan in 353 gevallen tot een afgifte hebben geleid.
In Hongkong zijn de aantallen geringer. In 2008 waren er 32 aanvragen en 32 afgiftes. In 2009 waren er 34 aanvragen en 33 afgiftes. In 2010 waren er 36 aanvragen en 30 afgiftes.
Samengevat, voor de twee steden samen gaat het over ongeveer 400 aanvragen in 2010, waarvan het overgrote deel gevolgd werd door een afgifte.
11.03 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb toch een aantal bedenkingen, zeker na het zien van die uitzending. Ik had ook wel verwacht, als er hier zoveel studenten zijn, dat de aanvragen en het positieve aantal dat erop gevolgd is in stijgende lijn zijn.
Ons onderwijssysteem is blijkbaar een heel goed exportproduct. Alle topbedrijven blijken daarmee akkoord te zijn. Of er sprake is van overspoeld geraken of niet, de rector van de KU Leuven heeft terecht gezegd dat wij niet moeten kijken naar het aantal studenten, maar naar de kwaliteit van de studenten die wij aantrekken.
Dat er wat omzichtigheid mag zijn, toch zeker bij de Belgische ambassades, is wel terecht. Reeds jaren stelt de sociale inspectie in de sector van de Chinese restaurants bij controles vast dat er daar heel wat Chinese studenten aan het werk zijn en niet aan het studeren.
Ik zal een opvolgingsvraag moeten stellen aan staatssecretaris Wathelet om na te gaan of de Chinese studenten die naar hier komen om te studeren aan onze universiteiten, hier komen om te studeren dan wel eerder om te werken in een ander circuit.
In de pers stond afgelopen weekend nog dat er controles werden uitgevoerd door de sociale inspectie. In Scherpenheuvel werden in een Chinees restaurant opnieuw Chinese studenten aangetroffen.
Het imago van de studenten die hier komen studeren, wordt volgens mij beter opgetrokken door wat selectiever mee te kijken naar de kwaliteit en niet zodanig door het bezorgen van visa.
Ik zal zeker een opvolgingsvraag stellen aan onze staatssecretaris Wathelet.
Het incident is gesloten.
12 Question de M. Philippe Blanchart au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les exécutions secrètes en Iran" (n° 6713)
12 Vraag van de heer Philippe Blanchart aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "geheime executies in Iran" (nr. 6713)
12.01 Philippe Blanchart (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, le rapport de M. Shaheed, le nouveau rapporteur de l’ONU sur la situation des droits de l’homme en Iran, évoque des violations des droits de l’homme systématiques dans le pays et l’augmentation dramatique du nombre d’exécutions. Selon ce rapport, depuis le début de l’année, au moins 146 exécutions secrètes auraient été commises en Iran. Au moins 83 personnes, dont 3 prisonniers politiques, ont été officiellement exécutées au cours du seul mois de janvier 2011.
Ce rapport a été présenté cette semaine à l’assemblée générale de l’ONU.
Monsieur le ministre, mes questions sont les suivantes. Quelles seront les suites données à ce rapport par la communauté internationale? Des concertations internationales et/ou européennes sur le sujet sont-elles prévues?
M. Shaheed a souligné avoir reçu une lettre en date du 19 septembre de l’ambassadeur d’Iran à l’ONU à Genève, exprimant sa volonté d’échanger des opinions et de discuter de sa méthodologie. Le rapporteur de l’ONU a demandé, le même jour, à visiter l’Iran et affirme toujours attendre la réponse. En savons-nous plus quant à cette demande de visite officielle?
12.02 Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, monsieur Blanchart, le 19 octobre dernier, l'Union européenne a en effet participé au débat interactif avec le rapporteur spécial dans la Troisième Commission. Il a abordé les deux sujets que vous soulevez, c'est-à-dire la peine capitale et la non-coopération de l'Iran, en particulier en ce qui concerne la possibilité d'une visite du rapporteur spécial.
Notre pays plaide en faveur du projet de résolution sur la situation des droits de l'homme en Iran déposé à la Troisième Commission par le Canada. Cette résolution, qui donne suite au rapport du rapporteur spécial, devra normalement être adoptée par la Troisième Commission au cours du mois de novembre. C'est une pratique courante pour un rapporteur spécial de demander une visite dans le pays concerné. Jusqu'à présent, l'Iran n'a pas répondu aux demandes. Notre pays a déjà appelé les autorités iraniennes à coopérer avec ce rapporteur spécial et avec d'autres rapporteurs spéciaux, notamment des rapporteurs thématiques qui ont également demandé de visiter le pays. Malgré une invitation verbale de l'Iran à tous les rapporteurs, aucun d'eux n'a eu l'occasion de visiter le pays depuis l'année 2005.
Même si les autorités iraniennes refusent de coopérer avec le rapporteur spécial, cela ne l'empêchera pas de rédiger un rapport au Conseil des droits de l'homme et à l'Assemblée générale de l'ONU sur base d'autres sources d'informations mises à sa disposition.
12.03 Philippe Blanchart (PS): Monsieur le ministre, vous avez été attentif au dossier, ainsi que le gouvernement. Je vous remercie pour vos réponses. Espérons qu'à l'avenir, nous pourrons avoir des rapports sur ces crimes contre l'humanité qui sont commis en Iran.
L'incident est clos.
- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de toekomst van de Congolese verkiezingen" (nr. 6776)
- de heer Peter Luykx aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de Congolese verkiezingen" (nr. 6783)
- mevrouw Eva Brems aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de aanloop naar de verkiezingen in Congo" (nr. 6888)
- M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'avenir des élections congolaises" (n° 6776)
- M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les élections au Congo" (n° 6783)
- Mme Eva Brems au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'approche des élections au Congo" (n° 6888)
13.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, misschien komt mijn vraag alweer te laat of te vroeg. Zij zal ondertussen misschien deels herroepen zijn door wat is gebeurd.
Tijdens de vergaderingen van de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen hebt u steeds vrij geruststellend gedaan over de verkiezingen in Congo, die op 28 november 2011 zijn gepland.
13.02 Minister Steven Vanackere: Wanneer ik niet paniekerig doe, word ik altijd als geruststellend gekwalificeerd. Dat is geen manier.
13.03 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik zal het de volgende keer anders formuleren. Ik zal uw gedrag niet paniekerig noemen, indien dat voor u beter is.
Ik wil u gewoon ondervragen over de huidige stand van zaken.
Er zijn logistieke problemen geweest. Er werd zelfs voorgesteld om de datum van de verkiezingen te verschuiven of om de presidentsverkiezingen van de parlementsverkiezingen los te koppelen.
Graag kreeg ik de stand van zaken in verband met de logistieke problemen. Ik heb het over het al dan niet op tijd leveren van de 120 000 stembussen door China, over het al dan niet tijdig leveren van de stembiljetten door Zuid-Afrika en over het aanduiden van de plaatsen waar de 62 000 stembureaus zouden moeten komen.
Ten tweede, een aantal Westerse diplomaten ging er ondertussen al vanuit dat de verkiezingsagenda in gevaar zou komen. Vooral de reactie van de oppositie op het eventuele opschuiven van de verkiezingsdatum was in bedoelde fase belangrijk. Er zou voor twee mogelijkheden worden geopteerd. Ten eerste, de presidentsverkiezingen zouden van de parlementsverkiezingen worden losgekoppeld, waarbij op 28 november 2011 alleen de president zou worden verkozen. De oppositie vreest ter zake natuurlijk dat president Kabila de parlementsverkiezingen zal beïnvloeden. Wat is de houding van België ter zake?
Een tweede oplossing zou kunnen zijn dat zowel de presidents- als de parlementsverkiezingen worden uitgesteld. De oppositie heeft al aangekondigd dat zij onder geen enkel beding na 6 december 2011 het mandaat van president Kabila zal aanvaarden, zonder dat er een uitspraak van de kiezer is. Nogmaals, wat is de houding van België tegenover voornoemde tweede oplossing?
Ik veronderstel dat er over een en ander diplomatiek overleg is. Welke richting gaan wij uit? De datum van 28 november 2011 komt natuurlijk heel snel dichterbij.
Vreest u dat er ongeregeldheden zouden kunnen uitbreken, mocht blijken dat de verkiezingen inderdaad op een gebrekkige manier zouden zijn georganiseerd? Geeft u aanwijzingen op voornoemd vlak?
13.04 Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, een paar weken geleden hebben we het inderdaad al over hetzelfde onderwerp gehad in onze commissie. We zijn nu een paar weken verder en de onzekerheid over de vraag of de verkiezingen op het geplande moment zullen plaatsvinden, neemt eigenlijk niet af maar veeleer toe. Een paar uur geleden hadden wij nog een briefing van AWEPA – de heer de Donnea was er ook – waar de indruk werd gewekt dat de kans fiftyfifty was of ze er op de geplande datum zouden komen. Het zou echter alleszins enkel om technische redenen gaan als er uitstel komt. Vanuit het Parlement gaat er een redelijk uitgebreide missie mee om aan verkiezingswaarneming te doen. Wij volgen dat van zeer nabij en er is ons veel aan gelegen dat het kwaliteitsvolle, eerlijke en vreedzame verkiezingen worden.
Ik wil natuurlijk weten hoe u de voorbereiding van de verkiezingen op dit moment evalueert.
Graag kreeg ik van u ook een reactie op het recente gezamenlijke standpunt van ACW, Wereldsolidariteit, Broederlijk Delen en Pax Christi België, die in Congo actief zijn, om de donoren druk te laten uitoefenen opdat de kiescommissie in Congo zou zorgen voor een constructieve dialoog tussen de regering, de presidentskandidaten en het middenveld met het oog op wat zij een gedragen consensus over het verkiezingsproces noemen. Zo wil men zowel de legitimiteit van de uitslag als het vreedzame verloop van het proces garanderen. Ze vragen de donoren ook om een tandje bij te steken om electorale vorming en sensibilisatie van de bevolking te steunen in regio’s waar dat nog amper of zelfs niet gebeurt. Ten slotte vragen ze ook om samen met de Congolese autoriteiten maatregelen te nemen, zodat de politie en het leger in Congo met de steun van de VN-vredesmacht de veiligheid van de bevolking kunnen garanderen in de regio’s waar het risico van verkiezingsgeweld het grootst is.
Wat doet België om een dergelijke druk – u hoort het woord niet graag, maar het werd door de organisaties zelf gebruikt – uit te oefenen op de kiescommissie om tot een constructieve dialoog te komen? Wat kan en zal België nog meer doen om de vorming en de sensibilisatie die door de ngo’s gevraagd wordt, te bevorderen en de veiligheid van de bevolking te waarborgen?
13.05 Minister Steven Vanackere: Ik verwijs natuurlijk naar eerdere antwoorden op de terechte vraag die hier gesteld wordt. Ik ga niet alles herhalen. Ik wil vooral trachten complementair te zijn met de zaken die ik in het verleden reeds gezegd heb. Ik dank u ook om die nuance te zien in alles wat ik tot nu toe heb verteld. Geruststellend heb ik nooit willen zijn. Ik heb wel willen aangeven dat in termen van voorbereidingen, een aantal zaken voldoende bevredigend gingen, dat men niet hoefde te concluderen dat een gegarandeerde mislukking er zat aan te komen. Ik denk dat vooral het woord luciditeit op zijn plaats moet zijn. De voorbereidingen van die verkiezingen zijn voor een belangrijk stuk bevredigend verlopen, maar er zijn natuurlijk kopzorgen en bezorgdheden, zoals een aantal logistieke problemen waarop ik straks graag nog even zal ingaan en veiligheidsincidenten, die wij nooit hebben willen negeren.
Gelet op zeer recente verklaringen van een van de kandidaten, de heer Tshisekedi, die kunnen geïnterpreteerd worden als een oproep tot geweld en het niet aanvaarden van de verkiezingen als het instrument waarmee een volk zijn keuze aangeeft, wil ik duidelijk maken dat die verklaringen van Etienne Tshisekedi van afgelopen zondag in een tv-interview niet aanvaardbaar zijn.
Wij hebben er steeds op gewezen dat de oppositie alle ruimte moet krijgen om deel te nemen aan de verkiezingen. Daarmee gaat natuurlijk ook een zekere verantwoordelijkheid gepaard, die deze kandidaat alvast door die verklaringen, blijkbaar niet wenste te aanvaarden. Ik wil ook in dit Parlement nogmaals heel duidelijk de kandidaten oproepen om zich op vreedzame wijze aan het verkiezingsproces te onderwerpen en zich neer te leggen bij het oordeel van de kiezer. Ik doe dit op deze manier, mijnheer de voorzitter, omdat ik weet dat de verslagen van onze besprekingen, ook niet alleen in België aandachtig gelezen worden.
Misschien toch nog even in herinnering brengen dat wij de voorbije maanden de verkiezingen in Congo regelmatig op hoog niveau hebben aangekaart. Tijdens de ministeriële week in New York heb ik verschillende onderhouden gehad met topmensen bij de VN en uiteraard ook met mijn Congolese homoloog. Wij hebben ook deelgenomen aan de contactgroep Grote Meren die eind september in Parijs doorging, waar de voornaamste donoren de voorbereiding van de verkiezingen hebben besproken. Onze ambassadeur in Kinshasa neemt deel aan bijeenkomsten op het niveau van de EU, alsook de bredere diplomatieke gemeenschap. Het gaat om besprekingen die over dat verkiezingsproces gaan. Ik kan u verzekeren dat in deze fora met aandacht naar het Belgisch standpunt wordt geluisterd en er rekening mee wordt gehouden.
Eigenlijk is het op dit ogenblik niet mogelijk om te zeggen of de verkiezingen op 28 november aanleiding zullen geven tot uitbarstingen van geweld. Wij kunnen alleen maar oproepen opdat dat niet zou gebeuren. Hoewel alle partijen, inclusief die van de oppositie, zonder incidenten politieke bijeenkomsten konden houden, vielen er de jongste maanden toch ook wel enkele incidenten te betreuren tussen ordediensten en militanten van oppositiepartijen. Jammer genoeg was dat ook afgelopen weekend het geval in Lubumbashi, waar confrontaties tussen militanten van de UDPS en de meerderheidspartij te betreuren vielen. Die gewelddaden zijn uiteraard onaanvaardbaar en moeten duidelijk veroordeeld worden.
U weet dat België het belang van de dialoog tussen de electorale commissie en alle politieke partijen, inclusief de oppositie, benadrukt en dat België alle partijen heeft opgeroepen om de electorale gedragscode te ondertekenen. Ik heb die boodschap trouwens ook onderstreept in mijn contacten met onder andere president Kabila tijdens mijn jongste bezoek in Congo, eind mei, en tijdens mijn gesprek met collega Thambwe in september in New York.
Tot slot kunnen we natuurlijk ook niet naast de inspanningen van MONUSCO kijken om die politieke dialoog te bevorderen, een taak die nu deel uitmaakt van het nieuw mandaat van de VN-missie, onder andere ook omdat wij daarop aangedrongen hadden.
Ik kom nu tot de kwestie, het vraagstuk omtrent een uitstel of een mogelijke ontkoppeling. Ik denk dat wij daar in het verleden al op hebben geantwoord.
Van de ontkoppeling heeft België altijd duidelijk aangegeven, met de gewenste druk, dat die niet aanvaardbaar zou zijn. Mijn voorspelling, voor wat ze waard is – het is gewoon een geïnformeerde voorspelling –, is dat men niet naar een ontkoppeling zal gaan, dat die niet op de agenda staat, dat dit niet het plan is. We zullen nog zien hoe een en ander zich ontwikkelt. Ik denk echter dat men ook in Congo heel duidelijk begrepen heeft dat dit een volstrekt verkeerd signaal zou zijn dat door de internationale gemeenschap niet aanvaard zou worden.
Aangaande een eventueel uitstel met enkele dagen, signaleer ik dat ik bij mijn debriefing in deze commissie al gesproken heb over de vaststelling dat elke vertegenwoordiger van de oppositiepartijen met mij daarover gesproken had als een mogelijkheid. Zolang de datum van de legitieme periode van de president niet overschreden wordt – dan spreken we over 6 december –, zal daarvan geen punt worden gemaakt. Als u mij dus vraagt of het mogelijk is dat er nog een technisch uitstel volgt van een week, dan zal ik dat niet uitsluiten. Bij voorbaat kan ik u al zeggen dat ik niet zinnens ben om daar dan een vlammend communiqué over te maken, als voor het overige alles verloopt zoals wij altijd hebben gevraagd dat het zou verlopen.
Ik kom nu tot de logistieke problemen. Daarna heb ik het nog over de sensibilisatie.
Van de logistieke problemen zijn we natuurlijk op de hoogte. In een land met de omvang en de beperkte infrastructuur van Congo, is het natuurlijk geen evidente zaak om dat logistiek te organiseren. De electorale commissie en ook MONUSCO hebben tot nu toe verzekerd dat zij wel degelijk in staat zullen zijn om de verkiezingen op de geplande datum te laten plaatsvinden.
De vervaardiging van stembussen, het drukken en het bezorgen van de stembiljetten aan de stembureaus zorgen voor ernstige logistieke kopbrekens. Een eerste pakket met 16 000 stembussen is op 30 oktober in Lubumbashi toegekomen. De rest zal in 16 beurten tijdens de eerste twee weken van november worden bezorgd.
Zuid-Afrika is klaar met het drukken van de stembiljetten voor de presidentsverkiezingen, maar het drukken van de stembiljetten voor de parlementsverkiezingen heeft als gevolg van het grote aantal kandidaten vertraging opgelopen.
Normaliter zal deze week worden begonnen met het drukken van de stembiljetten voor de parlementsverkiezingen en tegen de tweede week van november zou alles klaar moeten zijn. Zuid-Afrika zal dan de gedrukte stembiljetten naar de DRC verzenden.
De kiesbureaus over het hele grondgebied zijn nu reeds uitgerust met een aanzienlijk aantal verkiezingskits, voorraden onuitwisbare inkt en stemhokjes.
Mevrouw Brems, met betrekking tot sensibilisering en vorming, naast de Belgische bijdrage voor de Congolese verkiezingen in multilateraal verband heb ik tevens besloten via de dienst Conflictpreventie en Vredesopbouw verschillende projecten inzake verkiezingswaarneming en -vorming te ondersteunen.
Het gaat om projecten van ngo’s als het Carter Center, Cenco, 11.11.11, CNCD en AWEPA. Tevens is in de programma’s van La Voie des sans Voix en ASA d’eau die door België worden ondersteund, een luik vorming en sensibilisering voorzien.
Op enkele weken van de verkiezingen is het niet zinvol om nu nog bijkomende projecten te lanceren. Ondersteuning in het kader van de provinciale en de lokale verkiezingen 2012 en 2013 is uiteraard wel een mogelijkheid die heel ernstig onder ogen moet worden genomen.
U weet hoe sterk wij ook hebben aangedrongen op het hebben van een volledige cyclus. Het zal dus zaak zijn om ook voor die provinciale en gemeentelijke verkiezingen alle hens aan dek te roepen.
13.06 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, dank u voor uw uitgebreid antwoord. U hebt mij niet echt gerustgesteld, maar evenmin hebt u zich bezondigd aan paniekzaaierij of uiting gegeven aan paniek.
Ik heb u er nooit van beschuldigd dat u er gerust in bent. Ik heb u trouwens altijd gelijkgegeven toen u onderstreepte dat we de veiligheidsproblemen niet onder de mat mogen schuiven. Ze zijn er wel degelijk, al mogen we ze niet overdrijven. Ik heb ook nooit in twijfel getrokken of België of internationale organisaties voldoende voorbereidingen zouden hebben getroffen, integendeel. Ik denk dat België in elk geval alle voorbereidingen tijdig heeft genomen.
Ik twijfel alleen een beetje aan de voorbereidingen in Congo zelf. Inzake logistieke problemen hoor ik in uw antwoord dat er in alle geval iets schuift wat de levering van de stembussen betreft. Als ik het goed heb begrepen, zouden de stembiljetten voor de parlementsverkiezingen de tweede week van november worden geleverd. Dat is dus deze week en dat wordt echt heel krap voor de verkiezingen van 28 november. In alle geval bedankt voor uw antwoord: ik blijf de situatie volgen en zie vooral uit naar de resultaten.
Ik bedank u voor het duidelijke antwoord dat de ontkoppeling van de parlements- en presidentsverkiezingen voor België onaanvaardbaar is, maar dat u mogelijk akkoord kunt gaan met een uitstel van een paar dagen mits men binnen de periode tot 6 december blijft.
13.07 Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik ben het ermee eens dat een technisch uitstel dat geen democratisch vacuüm creëert, verkieselijk is boven wanordelijke verkiezingen, die geen kwalitatieve standaard zouden halen.
Ik ben er toch een beetje bezorgd over dat wij al te gemakkelijk zouden zeggen dat, als het allemaal veilig verloopt en enigszins formeel vlot, het dan al een geslaagd proces is. Op dit moment lijkt dat al iets enorms.
Wij hebben daarstraks bij AWEPA ook het kostenplaatje van de verkiezingen gehoord. De verkiezingen zijn in geen enkel ander land zo duur als in Congo blijkbaar.
De ngo’s hebben gewezen op sensibilisering, een draagvlak, consensus. Dat is natuurlijk softe materie, maar dat is de kern van de zaak om van de verkiezingen meer dan een formele oefening te maken, om het echt een democratisch proces te maken.
Het is mijn hoop dat de projecten die wij sponsoren, de komende weken toch nog een tandje kunnen bijsteken.
Ik hoop dat de tweede verkiezingsoefening voor Congo ook op dat vlak een grote vooruitgang wordt en niet een louter formele kiesoefening.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vragen nrs. 6792, 6807 en 6808 van mevrouw Dumery worden omgezet in schriftelijke vragen.
14 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het mogelijke referendum in het Verenigd Koninkrijk" (nr. 6809)
14 Question de Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'éventuel référendum au Royaume-Uni" (n° 6809)
14.01 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag gaat over de EU Act die in het Britse Parlement werd gestemd. Het geeft de mogelijkheid om bij verdragswijzigingen een referendum te organiseren en het Britse volk te vragen of zij akkoord gaan met een verdragswijziging. Ieder van ons die openstaat voor Europese verandering en verbetering is geschrokken dat men in Groot-Brittannië zo lichtzinnig met Europese verdragswijzigingen omgaat en er zelfs referenda over organiseert.
Wat zijn de gevolgen voor de toekomstige Europese verdragen als de Britten in elk volgens de EU Act georganiseerd referendum no zullen antwoorden?
Kunnen de lidstaten die deze verdragen of verdragswijzigingen wel ratificeren zonder het Verenigd Koninkrijk verder?
Acht u het denkbaar dat de Britse regering ooit een referendum zal organiseren over het al dan niet uit de EU stappen of het heronderhandelen van de voorwaarden?
Zal de EU ermee instemmen indien men zich in het referendum zou uitspreken voor het heronderhandelen van de lidmaatschapsvoorwaarden van het Verenigd Koninkrijk?
Wat zijn de gevolgen voor de overige lidstaten indien men zich in het referendum zou uitspreken voor een uitstap uit de EU? Denkt u dat het als precedent eurosceptici in andere lidstaten op het idee zou brengen om ook zulke referenda te organiseren?
Ik weet dat het allemaal hypothetisch is, dat voel ik aan de spanning in de zaal, maar zij hebben wel een EU Act gestemd. Wij moeten het dus ernstig nemen.
14.02 Minister Steven Vanackere: Dat is natuurlijk juist. Die dingen moeten ernstig worden genomen, maar eerst moet men eens kijken wat de EU Act precies bepaalt. Deze schrijft namelijk een referendum voor wanneer de voorgestelde verdragswijzigingen een overdracht van bevoegdheden van het Verenigd Koninkrijk naar de Europese Unie behelzen. Trouwens, wat dat betreft denk ik dat het Verenigd Koninkrijk zeker niet het enige land is dat, wanneer het gaat over het overdragen van bevoegdheden van de lidstaat naar de Europese Unie, op zo’n ogenblik een bepaalde vorm van democratie organiseert, met inbegrip van de mogelijkheid van een referendum.
Dit betekent ook meteen dat verdragswijzigingen, die enkel de Eurozone betreffen, daar niet onder vallen. Verdragswijzigingen die geen betrekking hebben op het overdragen van nieuwe bevoegdheden van de lidstaat richting de Europese Unie, maar bijvoorbeeld handelen over het verbeteren van de efficiëntie van een aantal zaken, vallen allemaal niet onder de EU Act.
Ik wil ook alvast signaleren dat heel recent, op 24 oktober, een motie is verworpen door het Britse Lagerhuis. In deze motie werd de regering opgeroepen om een referendum te organiseren waarbij aan de bevolking drie opties zouden worden voorgelegd. Men heeft deze motie in het Britse Lagerhuis verworpen, met 482 tegen en slechts 111 stemmen voor. De drie opties waren dat het Verenigd Koninkrijk onder de thans bestaande voorwaarden lid van de Unie zou blijven, uit de Unie zou treden of de relatie met de Unie zou heronderhandelen.
Zelfs indien deze motie was goedgekeurd, quod non, dan nog zou zij de regering niet hebben gebonden. Zoals bekend, was de regering gekant tegen deze motie. Met de verwerping van deze motie is de kwestie van een eventueel referendum over de plaats van het Verenigd Koninkrijk in de Europese Unie niet langer aan de orde.
Ik zal niet verder gaan dan dit, gelet op het speculatieve of wat hypothetische karakter van de vragen. Ik kan alleen maar uit persoonlijke ervaring bevestigen dat mijn eerste contact met William Hague, op een ogenblik dat hij nog kandidaat was voor de oppositie maar als gedoodverfd toekomstig minister van Buitenlandse Zaken al kon spreken namens zijn partij, wel degelijk getuigenis gaf van een positie waarbij ook de Conservatieven – de huidige leidende partij binnen de coalitie in het Verenigd Koninkrijk – kozen voor een aanwezigheid binnen de Europese Unie en wel degelijk gevoelig waren voor eventuele, nieuwe overdrachten van bevoegdheden. Zij wilden daarmee echter zeker niet als volstrekt anti-Europees worden afgeschilderd.
Ik denk dat wij stapsgewijs, op basis van de dossiers, moeten blijven beoordelen hoezeer deze aankondiging ook in de werkelijkheid wordt omgezet in de komende weken, maanden en jaren.
14.03 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor dit heldere antwoord. We moeten Groot-Brittannië opvolgen wat dit signaal van euroscepticisme betreft. Dat kan andere landen op ideeën brengen. U kunt daar de nuance in brengen dat de akte wel degelijk spreekt over het overdragen van bevoegdheden en dat daar het democratisch gehalte kan spelen en referenda een oplossing kunnen zijn. De manier waarop Groot-Brittannië zich tijdens de eurocrisis profileert kan misschien andere, niet zo Europeesgezinde landen op ideeën brengen. Ik hoop dat de doos van Pandora daarmee niet wordt geopend.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vragen nrs. 6810 tot en met 6815 van mevrouw Dumery worden uitgesteld.
Vragen nrs. 6887, 6889, 6890 en 6891 van mevrouw Brems worden omgezet in schriftelijke vragen.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.58 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17.58 heures.