COMMISSION DE LA SANTÉ PUBLIQUE, DE L'ENVIRONNEMENT ET DU RENOUVEAU DE LA SOCIÉTÉ

De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 11.08 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Hans Bonte.

Le développement des questions et interpellations commence à 11.08 heures. La réunion est présidée par M. Hans Bonte.

01 Question de M. Franco Seminara à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "la méthode du seuil de préoccupation toxicologique pour déceler la présence de produits chimiques dans les aliments" (n° 6180)

01 Vraag van de heer Franco Seminara aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de 'threshold of toxicological concern'-methode om chemische producten in voeding op het spoor te komen" (nr. 6180)

01.01 Franco Seminara (PS): Monsieur le président, madame la ministre, la presse s'est récemment fait l'écho de l'inquiétude de plusieurs associations suite à la proposition de l'Autorité européenne de sécurité des aliments (EFSA) de revoir les méthodes pour déceler des produits chimiques présents dans l'alimentation.

Le Comité d'avis scientifique de l'EFSA estime en effet que l'utilisation de l'approche dite du seuil de préoccupation toxicologique est non seulement utile pour réaliser une évaluation qualitative des risques mais qu'elle est aussi pertinente pour établir des priorités dans le cadre de l'évaluation de la sécurité des substances chimiques.

Sur base de cette approche, l'Autorité européenne considère qu'un adulte peut avaler jusqu'à 90 microgrammes de produits chimiques par jour, à l'exclusion de ceux listés comme étant les plus toxiques.

Cependant, des associations environnementales dénoncent cette nouvelle approche pour de multiples raisons. Elle serait peu scientifique dans sa méthode et insuffisamment spécifique selon les substances pour les groupes de population les plus fragiles ou vulnérables. Elle ne tiendrait pas compte des interactions entre substances au sein ou non d'un même aliment, elle masquerait les effets d'apports ponctuels à des doses aiguës ou encore s'appuierait sur une base de données de référence obsolète.

Alors que la récente crise mal nommée du "concombre" nous a encore rappelé la portée européenne de la sécurité alimentaire, l'EFSA souhaite établir une nouvelle approche dans l'évaluation de la teneur toxicologique des aliments, une approche qui concernera donc tous les consommateurs belges.

Madame la ministre, considérez-vous que l'EFSA ait suffisamment répondu aux critiques formulées par les associations?

L'Agence fédérale de sécurité de la chaîne alimentaire (AFSCA) partage-t-elle l'avis de l'EFSA?

L'AFSCA est-elle tenue de suivre cette méthode d'évaluation?

Enfin, considérez-vous que la méthode dite "TTC" est satisfaisante en termes de santé publique?

01.02 Sabine Laruelle, ministre: Monsieur le président, l'Autorité européenne de sécurité des aliments est la pierre angulaire de l'Union européenne en ce qui concerne l'évaluation des risques relatifs à la sécurité des aliments destinés tant à l'alimentation humaine qu'animale. L'EFSA est une source indépendante de conseil scientifique et de communication dans le domaine des risques liés à la chaîne alimentaire. Elle travaille de manière transparente et professionnelle.

L'EFSA a rédigé un projet d'avis sur la méthode de TTC (Threshold of Toxicological Concern), qui correspond au "seuil de préoccupation toxicologique". Ce projet d'avis est en consultation publique jusqu'au 23 septembre 2011. L'EFSA évaluera les commentaires des parties intéressées et en tiendra compte pour la formulation de l'avis final. Un résumé des commentaires sera, par ailleurs, publié sur le site web de l'EFSA.

Dans l'état actuel des choses, il ne m'est donc pas possible d'apporter une réponse précise à la première question; l'EFSA doit encore réaliser son analyse.

L'amélioration de la sensibilité des méthodes analytiques permet la détection d'un nombre croissant de contaminants chimiques à faible concentration dans les denrées alimentaires et dans les aliments pour animaux. Les données toxicologiques pour beaucoup de ces contaminants sont manquantes.

La méthode TTC a été développée pour permettre d'évaluer le risque des substances des structures chimiques connues, en l'absence de ces données toxicologiques.

L'AFSCA encourage donc l'initiative prise par l'EFSA, qui consiste à développer une approche facilitant une première évaluation des risques des substances chimiques pour lesquelles il n'existe pas de données toxicologiques suffisantes ou adéquates. Sur le plan du contrôle de la sécurité alimentaire, il reste évidemment préférable, quand c'est possible, de disposer de limites maximales pour les contaminants chimiques.

Ensuite, l'AFSCA n'est pas tenue de suivre cette approche, qui est une aide apportée à l'estimation des risques. En l'absence de données toxicologiques, l'Agence pourrait appliquer la méthode TTC en tenant compte, bien évidemment, des contraintes inhérentes à cette méthode. Il en existe d'autres, par exemple: l'approche "marges d'exposition" (Margin of Exposure, MOE), évoquée dans des avis remis en 2008 et 2009 par le comité scientifique de l'Agence et que l'on peut trouver sur son site internet.

La méthode TTC ne devrait pas être appliquée à des composés pour lesquels il existe des données adéquates qui permettent une estimation des risques intrinsèques.

Enfin, pour répondre à votre dernière question, la méthode TTC est robuste et destinée à protéger la santé humaine. Le comité scientifique de l'EFSA, après évaluation, a conclu que les valeurs NOAEL (No Observed Adverse Effect Level), donc "dose sans effet néfaste", sur lesquelles est fondée la méthodologie, sont appropriées. Il n'en reste pas moins que des études toxicologiques devraient être encouragées en vue de fixer des valeurs toxicologiques de référence.

01.03 Franco Seminara (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos précisions exemplaires. Le sens de mon intervention était de conseiller énormément de rigueur et de favoriser la coordination au sein de l'Europe.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

02 Vraag van mevrouw Reinilde Van Moer aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "het onderzoek naar acrylamide in voeding" (nr. 6197)

02 Question de Mme Reinilde Van Moer à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "l'enquête sur la présence d'acrylamide dans les aliments" (n° 6197)

02.01 Reinilde Van Moer (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de Europese Unie legde al haar lidstaten op om onderzoek te voeren naar het gehalte acrylamide in gefrituurde aardappelproducten. Het gaat hier dus ook over onze frieten. Dit is een reactieproduct van asparagine en suikers, dat bij overconsumptie mogelijk een carcinogeen karakter kan hebben. Voor het einde van 2012 dienen daarom alle lidstaten de bij hen geconsumeerde producten met een zeker acrylamidegehalte te controleren. Op basis van deze bevindingen dient er dan een nationaal rapport te worden opgemaakt, dat wordt overgemaakt aan de Europese Unie. Deze laatste kan dan beslissen of er al dan niet noodzaak is aan richtlijnen inzake een maximale acrylamidewaarde in voedingsproducten.

Het FAVV is bevoegd voor het uitvoeren van dergelijke controle, maar het is evident dat de Gewesten ook een rol kan toegewezen worden. Het zijn immers zij die verantwoordelijk zijn voor het ophalen, het recycleren en het reguleren van het frietvet. Aangezien onververst of oververhit frietvet de belangrijkste bron is van overmatige acrylamide, lijkt de betrokkenheid van de Gewesten bij dit onderzoek noodzakelijk.

Worden de verschillende overheden inderdaad betrokken bij dit onderzoek? Wanneer wordt gepland om dit onderzoek af te ronden? Voor Europa moet dat dus al in de loop van 2012 gebeuren.

Worden er momenteel reeds richtlijnen of adviezen uitgevaardigd door de overheid inzake acrylamide? Zo ja, wie is bevoegd voor de toepassing ervan?

02.02 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer de voorzitter, acrylamide wordt op natuurlijke wijze gevormd bij verhitting van bepaalde voornamelijk koolhydraatrijke plantaardige levensmiddelen in waterarm milieu zoals bakken, roosteren en frituren. De kwaliteit van het frituurvet heeft geen invloed op de vorming van acrylamide maar wel de temperatuur en de aanwezigheid van precursoren in het levensmiddel, bijvoorbeeld glucose.

De Gewesten zijn niet betrokken bij de problematiek. Zij zijn immers ‘enkel’ bevoegd voor het aspect afval. Recyclage van frituurvetten in de voedselketen is verboden sinds de fameuze dioxinecrisis. Het FAVV voert reeds sinds 2004 analyses uit op acrylamide in producten die gevoelig zijn voor vorming van acrylamide, zoals frieten, chips, cichorei, koffie, koekjes, brood, toast, enzovoort, aanvankelijk op eigen initiatief en vanaf 2007 in het kader van Europese aanbevelingen.

Indien hoge concentraties gevonden worden, wordt een brief gestuurd naar de betrokken operator in de voedselketen waarin verwezen wordt naar een toolbox met maatregelen die door de operator genomen kunnen worden om de vorming van acrylamide te beperken. Deze toolbox is toegankelijk via de website van het DG SANCO van de Europese Commissie.

Sinds 2011 wordt er volgens de nieuwe Europese aanbeveling door het FAVV een enquête uitgevoerd bij de operatoren indien gehaltes aangetroffen worden die de in de aanbeveling vastgestelde waarden overschrijden. Het doel is na te gaan in hoeverre de problematiek en de toolbox gekend zijn bij de operatoren en in hoeverre de toolbox toegepast wordt. De enquêtes zullen uitgevoerd worden tot het einde van 2012, de looptijd van de Europese aanbeveling. In de autocontrolegidsen die geëvalueerd worden door het FAVV wordt door de diverse sectoren, indien het relevant is, zeker aandacht besteed aan het acrylamideprobleem.

Het FAVV zal jaarlijkse analyses blijven uitvoeren op diverse levensmiddelen. De resultaten kunnen worden nagelezen in het jaarverslag van het FAVV.

02.03 Reinilde Van Moer (N-VA): Mevrouw de minister, ik ben blij dat u zegt dat het FAVV erop zal blijven toezien dat de kwaliteit van onze frieten goed blijft.

02.04 Minister Sabine Laruelle: En de chips.

02.05 Reinilde Van Moer (N-VA): Inderdaad. Ik was verbaasd toen u alle andere etenswaren opsomde want ik had alleen maar aan de frieten gedacht. Ik ben een belangrijke aanhanger van onze frieten, vandaar dat ik zo bezorgd was.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

De voorzitter: Vraag nr. 6718 van mevrouw Jadin wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

03 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Rita De Bont aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de controleactie in de hippodroom van Bergen in Ghlin" (nr. 6759)

- de heer Flor Van Noppen aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "het gebruik van doping in de paardensport" (nr. 6765)

- de heer Franco Seminara aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "sporen van doping bij paarden die voor consumptie bestemd zijn" (nr. 6773)

03 Questions jointes de

- Mme Rita De Bont à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "l'action de contrôle à l'hippodrome de Mons à Ghlin" (n° 6759)

- M. Flor Van Noppen à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "le dopage dans le sport équestre" (n° 6765)

- M. Franco Seminara à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "la présence de traces de dopage chez des chevaux destinés à la consommation" (n° 6773)

03.01 Rita De Bont (VB): Mevrouw de minister, op maandag 17 oktober vond er een grootschalige controleactie in de hippodroom van Bergen plaats.

De actie gebeurde in samenwerking met het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, dus onder uw bevoegdheid, omdat men vermoedde dat er nogal los werd omgesprongen met verboden hormonale stoffen en pijnstillers, ook bij paarden met een consumptiestatuut, die eigenlijk voor de voedselketen waren bestemd.

Bij een controle die in 2010 bij een paardenmeeting in Langdorp werd uitgevoerd, werden er immers ook 12 van de 19 gecontroleerde dieren, allen met een consumptiestatuut, positief bevonden op verboden producten.

Wat was het resultaat van de controle in de hippodroom van Bergen? Hoeveel dieren werden er gecontroleerd en bij hoeveel dieren voor consumptie werden er verboden stoffen teruggevonden? Indien men nog niet over alle resultaten beschikt, tegen wanneer kan ik die wel verwachten? Aan welke maatregelen wordt er gedacht om te voorkomen dat de verboden stoffen via het paardenvlees in de voedselketen zouden terechtkomen?

03.02 Franco Seminara (PS): Monsieur le président, depuis l'an dernier, des contrôles menés en collaboration avec le SPF Santé publique et l'AFSCA ont été effectués dans le but de vérifier la présence de traces de dopage chez des chevaux destinés à la consommation. Ainsi, la police a effectué une série de contrôles à la suite d'une descente dans un meeting équestre à Langdorp en 2010, lors duquel 12 chevaux avaient été testés positifs.

Le problème soulevé ici réside dans le fait qu'après leur retraite, certains chevaux de course peuvent finir dans la chaîne alimentaire. Par conséquent, on peut imaginer qu'une fois ingurgitées par l'homme, ces hormones se révèlent dangereuses pour la santé publique.

Ce lundi 17 octobre, une nouvelle descente à l'hippodrome de Mons-Ghlin a été effectuée par la police et des inspecteurs de l'AFSCA. Au mois d'août, une inspection similaire a également eu lieu à Ruiselede où des courses de chevaux sont organisées pour les amateurs.

À cet égard, madame la ministre, je souhaiterais vous poser les questions suivantes. En premier lieu, disposez-vous des résultats des inspections effectuées à Ghlin et Ruiselede en date du 17 octobre?

Ensuite, pouvez-vous nous renseigner sur la fréquence et la marche à suivre des contrôles qui sont effectués en la matière par le SPF Santé publique et l'AFSCA?

Enfin, disposez-vous d'éléments d'information sur la dangerosité des hormones de dopage destinées aux chevaux de course, une fois qu'elles sont consommées par l'homme?

03.03 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer de voorzitter, mijn antwoord is hetzelfde op de vraag nr. 6765 van de heer Van Noppen. Het is dus niet nuttig dat hij zijn vraag later zou stellen.

De voorzitter: Zijn vraag vervalt. Wanneer een vraag samengevoegd werd en de indiener kan niet aanwezig zijn, dan vervalt die vraag.

03.04 Minister Sabine Laruelle: Ten eerste, op dinsdag 18 oktober 2011 werd onder het toezicht van het parket van de procureur des Konings van Bergen een onderzoek uitgevoerd.

Tijdens de controle werden 29 paarden bemonsterd op bloed of urine. De analyses zijn momenteel aan de gang. Ik heb dus geen concrete resultaten. De resultaten worden eind 2011 verwacht.

Het FAVV zal zeker met de bedoelde resultaten rekening houden, om eventueel – wij wachten de resultaten af – het jaarlijkse bemonsteringsplan van paarden in de slachthuizen aan te passen. Het FAVV is enkel bevoegd voor de voedselketen.

J'en arrive aux questions de M. Seminara.

Cher collègue, je voudrais vous rappeler que les contrôles ne sont pas organisés à l'initiative du SPF ou de l'AFSCA, mais bien à celle de la cellule hormones de la police fédérale, placée sous l'autorité du magistrat d'appui, M. Francis Clarysse.

Le SPF et l'AFSCA sont donc là en tant que soutien technique lors des contrôles. Il ne m'est donc pas possible de vous indiquer la fréquence, ni la date des futurs contrôles. Cela dépend vraiment de la cellule hormones.

Toutefois, je peux vous préciser qu'un contrôle de ce type a eu lieu, comme vous l'avez souligné, en juillet 2010 et que quatre autres ont été effectués entre juin et octobre 2011, parmi lesquels les deux que vous citez.

Lors de l'action de Ruiselede du 22 août 2011, des prélèvements ont été effectués sur 19 chevaux. Lors de l'action de Ghlin, le 18 octobre, ce sont 29 chevaux qui ont été échantillonnés. On attend les résultats et les dossiers sont bien évidemment aux mains des parquets.

J'en viens ainsi à votre question sur la dangerosité des produits dopants. Il faut faire la différence entre, d'une part, certains médicaments qui peuvent avoir un effet secondaire de type dopant, mais qui sont d'abord administrés pour leurs vertus thérapeutiques et, d'autre part, des substances non autorisées ou inconnues qui, par précaution, doivent être considérées comme dangereuses. Il faut donc bien faire la différence entre ces médicaments. Il en va de même pour les cyclistes. Il y a des médicaments qui ont des effets dopants et puis, il y a des substances non autorisées et non enregistrées.

Je rappelle toutefois qu'un système d'exclusion de la chaîne alimentaire a été mis en place pour les équidés, notamment, dans deux cas spécifiques: lorsque l'on retrouve des résidus de substances non autorisées, non enregistrées, non agréées – il s'agit ici des produits dopants en tant que tels – ou lorsque, pour des raisons thérapeutiques, le vétérinaire, de façon tout à fait transparente et légale, administre aux chevaux un médicament qui n'est pas conçu de prime abord pour les équidés, mais qui peut les soigner. Dans ce cas, nous ne disposons pas d'analyse toxicologique, raison pour laquelle la viande est exclue de la chaîne alimentaire.

03.05 Rita De Bont (VB): Mevrouw de minister, ik zal op het einde van dit jaar zeker op de vraag terugkomen, want ik ben een Vilvoordenaar en dat zijn paardenkoppen, die heel graag paardenvlees eten, vandaar mijn interesse in de materie. Paardenvlees met frietjes is heel lekker.

Hoe dan ook, ik denk dat we de situatie in de gaten moeten houden in het belang van de volksgezondheid.

03.06 Franco Seminara (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Faut-il se réjouir ou s'inquiéter des contrôles? Si on effectue des contrôles au niveau des parquets, j'imagine que c'est parce qu'il y a des indices de présence d'hormones illégales.

03.07 Sabine Laruelle, ministre: Lors d'une course cycliste ou d'un match de football, il y a aussi des tests! Quand il y a des courses de chevaux, il est normal d'effectuer des contrôles.

03.08 Franco Seminara (PS): Les cyclistes, on ne les mange pas encore!

03.09 Sabine Laruelle, ministre: Si vous avez bien écouté ce que j'ai dit, c'est bien la cellule hormones et ceci concerne bien les produits dopants. Ce n'est pas parce qu'on ne mange pas certains chevaux qu'on peut les doper avec n'importe quoi. C'est la raison pour laquelle j'ai fait la distinction entre les deux éléments. Si cela rentre dans la chaîne alimentaire, on exclut si on retrouve des traces de produits non enregistrés, c'est assez logique. On exclut également si on retrouve des traces de médicaments enregistrés mais qui n'ont pas encore été testés pour leur innocuité dans la chaîne alimentaire.

Mais ici, ce n'est pas parce que les chevaux ne vont pas dans la chaîne alimentaire qu'il n'y a pas de contrôle! Les hormones sont interdites, les produits dopants sont interdits.

Le parquet intervient donc aussi, ce n'est pas nécessairement toujours l'AFSCA.

03.10 Franco Seminara (PS): Il faut encourager le contrôle.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

04 Vraag van mevrouw Rita De Bont aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de onzekere toekomst van de voedselbanken" (nr. 6760)

04 Question de Mme Rita De Bont à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "l'avenir incertain des banques alimentaires" (n° 6760)

04.01 Rita De Bont (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, dit is de aangekondigde vraag. Ik heb daarnet tegen de resolutie gestemd, maar absoluut niet omdat wij tegen voedselbanken zouden zijn, maar wel omdat wij van mening zijn dat het nationale niveau die verantwoordelijkheid niet van zich moet afschudden.

In België zijn 116 000 mensen afhankelijk van deze voedselhulp. Vooral in de eerste jaren, zoals u zelf hebt aangegeven, komt deze voedselhulp, het uitdelen van deze voedselpakketten in het gedrang.

U hebt zelf gezegd dat u niet denkt dat in de zes weken die ons nog resten op Europees niveau een oplossing uit de bus zal komen. Daarom wilde ik vragen of u reeds een concreet plan hebt? U zegt dat u overlegt met de Gemeenschappen.

Welke overheid is in België verantwoordelijk of zal deze tekorten moeten kunnen opvangen? Voorziet u met de winter in aantocht problemen hier bij ons? Zijn er in België nog mogelijkheden om overschotten aan te wenden om de voedselbank te bevoorraden? Zoniet, zijn er in de besprekingen van de begroting die nu aan de gang zijn reeds zekere reserves voor uitgetrokken?

04.02 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer de voorzitter, tijdens de Raad van Ministers van Landbouw in Luxemburg konden wij opnieuw een blokkeringminderheid vaststellen, dit ondanks het nieuwe geamendeerde voorstel dat door de commissie op tafel werd gelegd en ondanks de oproep tot het vinden van een compromis geformuleerd door bepaalde lidstaten, waaronder België, waarvan ik het standpunt krachtig heb verdedigd.

De gemeenschappelijke ordening van de markten in de landbouwsector, dus artikel 27 van de interne markt, en het feit dat het BIRB het beheer ervan zou verzorgen, rechtvaardigen de implicatie van de federale overheid en alle gefedereerde entiteiten in dit dossier.

Dit verklaart eveneens waarom ik niet kan antwoorden op al uw vragen, gelet op de talrijke aspecten die niet onder mijn bevoegdheden vallen.

Wat mijzelf aangaat, ik houd mij al meerdere maanden bezig met een potentieel plan B als het dossier tot niets zou leiden op Europees niveau. Mijn doel bestaat erin om het volume van de hulp te behouden voor 2012 en 2013. Ik heb contact gehad met mijn gewestelijke collega bevoegd voor Landbouw, maar ook met mijn federale collega Philippe Courard, bevoegd voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding.

Parallel daarmee heb ik een werkgroep opgericht die het FAVV, de liefdadigheidsorganisaties, de distributiesector, FEVIA en de consumentenorganisaties verenigt. Het doel is de sector aanmoedigen en de voedselstromen die door de grootwarenhuizen en/of de agro-voedingsondernemingen ter beschikking kunnen worden gesteld organiseren, waarbij hetzelfde voedselveiligheidsniveau wordt gegarandeerd. Er mag immers geen sprake zijn van een voedselveiligheid met twee snelheden, een hoge voor de consumenten die betalen en een andere voor de mensen die in armoede leven. Dat kan niet. We moeten hetzelfde voedselveiligheidsniveau hebben.

Een van de gesprekspunten is de verduidelijking van de begrippen ‘eerste consumptiedatum’ en ‘minimale houdbaarheidsdatum’. Volgens mij maakt de consument geen verschil tussen beide. De interpretatie van die twee informatiebegrippen levert soms moeilijkheden op in de praktijk.

Tot slot, voor die problematiek en voor een potentieel plan B, steun ik de resolutie die misschien niet u, maar wel de drie andere volksvertegenwoordigers deze voormiddag hebben goedgekeurd.

04.03 Rita De Bont (VB): Mevrouw de minister, ik waardeer uw vooruitziendheid en het denken aan een plan B. Ik denk dat dit zo snel mogelijk in werking moet worden gesteld als er uitsluitsel is over wat er op Europees niveau zal gebeuren, zodanig dat er hier geen mensen zonder de noodzakelijke en ook kwalitatief fatsoenlijke voedselpakketten moeten achterblijven.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

05 Question de M. David Clarinval au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le financement du GIEC" (n° 6785)

05 Vraag van de heer David Clarinval aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de financiering van het IPCC" (nr. 6785)

05.01 David Clarinval (MR): Monsieur le président, ma question était initialement destinée à M. Melchior Wathelet, mais elle a été réorientée.

Madame la ministre, le Groupe d'experts intergouvernemental sur l'évolution du climat (GIEC) est un organe intergouvernemental, ouvert à tous les pays membres de l'ONU. Il a été créé en 1988.

Sa mission est d'évaluer les informations d'ordre scientifique, technique et socioéconomique nécessaires pour mieux comprendre les risques liés au changement climatique d'origine humaine, cerner plus précisément les conséquences possibles de ce changement et envisager d'éventuelles stratégies d'adaptation et d'atténuation. Il devient superflu de le présenter.

Madame la ministre, notre pays finance-t-il le GIEC directement, via une cotisation ou un autre mécanisme? Si oui, à combien cet investissement s'est-il élevé depuis 1988?

Par ailleurs, existe-t-il des financements indirects, via parastataux, Régions, organismes de recherche fédéraux, universités ou autres? Pouvez-vous m'indiquer le montant de ces éventuels financements indirects depuis la conférence de Rio, en 1992?

05.02 Sabine Laruelle, ministre: Monsieur le président, d'abord, je ne pourrai évidemment ne répondre que pour mes budgets et le fédéral; si les Régions financent, je ne le sais pas.

Effectivement, c'est à moi à répondre à votre question, car, depuis 2004, le SPF Politique scientifique verse un montant annuel de 80 000 francs suisses pour le GIEC. Il finance également les travaux du GIEC via le financement des scientifiques belges qui participent aux travaux collaboratifs du GIEC. Cela représente depuis 2004 plus de 1,4 million d'euros. Une grande partie de ce montant est alloué au financement du bureau de la vice-présidence, assumée par le professeur Jean-Pascal van Ypersele, et à la rédaction des rapports d'évaluation du GIEC (4^e et 5^e).

Le budget varie donc selon les années en fonction de l'agenda du GIEC. Des contrats pluriannuels sont passés avec des chercheurs en début de lancement de rapport d'évaluation: 2004 pour le quatrième rapport et 2010 pour le cinquième, ce qui explique les différences annuelles.

Tous les ans, 80 000 francs suisses, soit environ 65 000 euros sont versés à titre de cotisation, prélevés sur l'article budgétaire destiné aux subventions aux organisations, groupements et centres internationaux de recherche et de service public scientifique.

En 2008-2009, complémentairement à ces montants, pour ces deux années, 420 000 euros ont été alloués au secrétariat de la vice-présidence. En 2010-2011, 650 000 euros: 417 000 pour les deux ans de secrétariat de la vice-présidence, 200 000 pour les experts participant à la rédaction du cinquième rapport et 33 000 pour les annexes de cet Assessment Report. Ces dépenses sont prélevées sur l'article budgétaire 'Dépenses liées aux contrats, conventions et mandats relatifs aux programmes et actions de recherche et développement dans le cadre international'.

05.03 David Clarinval (MR): Merci, madame la ministre. Pour les scientifiques belges, 1,4 million est-il un montant récurrent ou bien s'agit-il du total?

05.04 Sabine Laruelle, ministre: C'est 1,4 million depuis 2004.

05.05 David Clarinval (MR): Depuis 2004.

05.06 Sabine Laruelle, ministre: Pour 2008 et 2009, c'était 420 000. Comme il y a eu un rapport en 2010 et 2011, nous en sommes à 650 000. Donc, c'est très fluctuant d'une année à l'autre.

05.07 David Clarinval (MR): Je suppose que je peux recevoir le document.

05.08 Sabine Laruelle, ministre: Bien sûr.

05.09 David Clarinval (MR): Je vous remercie de votre réponse très complète.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

La réunion publique de commission est levée à 11.40 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.40 uur.