Commission des Finances et du Budget |
Commissie
voor de Financiën en de Begroting |
du Mercredi 26 octobre 2011 Après-midi ______ |
van Woensdag 26 oktober 2011 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.36 uur en voorgezeten door de heer Raf Terwingen.
La séance est ouverte à 14.36 heures et présidée par M. Raf Terwingen.
De voorzitter: Mijnheer de minister, collega’s, bij het begin van deze vergadering hebben we een uur de tijd voor het stellen van vragen. Om 15 u 30 nemen we andere activiteiten op.
De vragen nrs 5890 van de heer Van der Maelen en 5912 van mevrouw Becq zijn in schriftelijke vragen omgezet. Ik vermoed dat de heer Bogaert nog onderweg is voor zijn vraag nr. 5874. Daarmee komen we bij het vierde punt op de agenda.
01 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het tekort aan douanepersoneel" (nr. 5954)
01 Question de M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la pénurie de personnel douanier" (n° 5954)
01.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de administrator van Douane en Accijnzen trok onlangs aan de alarmbel. Mijn vraag dateert van 1 september, dus het is al een tijdje geleden dat hij aan die bel heeft getrokken, maar dat deed hij wel luid. Door een gebrek aan personeel, zo zegt hij, kan Douane en Accijnzen de belangrijkste havens niet meer bewaken.
Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag van enkele maanden geleden was al gebleken dat de douane vorig jaar slechts 1,7 miljoen stuks namaakgoederen heeft ontdekt, een scherpe daling ten opzichte van het voorgaand jaar, met 2,8 miljoen stuks. Uit een televisie-uitzending op Canvas een tijdje geleden, was nochtans gebleken dat België nog altijd een draaischijf is voor namaakgoederen. De douane kan die echter amper nog tegenhouden. Het wordt volgens mij dus tijd om daarin actie te ondernemen.
U weet ook dat steeds meer drugstrafikanten hun activiteiten van Nederland, waar dezer dagen veel scherper gecontroleerd wordt, verhuizen naar de haven van Antwerpen.
Dat vind ik twee bijzondere redenen om op te treden en om daar een tandje bij te steken.
Mijnheer de minister, mijn eerste vraag mag u schriftelijk beantwoorden. Kunt u mij een overzicht geven van het aantal voltijdse eenheden bij Douane en Accijnzen van 2005 tot en met vandaag? Graag zag ik daartegenover ook het aantal gepresteerde werkuren.
Ten tweede, gelet op de jaarlijkse miljoenenschade die namaakgoederen veroorzaken voor de bedrijven in België, zou men er toch van mogen uitgaan dat dit een topprioriteit wordt van een volgende Belgische regering, zeker als men weet uit welke landen die namaakgoederen in hoofdzaak worden aangevoerd. Wordt dat inderdaad een prioriteit voor de regering? Ligt dat op tafel, wordt daar op een of andere manier naar gekeken? Op welke manier zal men reageren op de invasie van die namaakgoederen?
Ten derde, dezelfde vraag heb ik natuurlijk ook in verband met de drugshandel en de drugstrafikanten in het algemeen. Omwille van de scherpere controle in Nederland, lijkt het mij aangewezen dat wij beter toezien op de verplaatsing van die handel naar België. Van de grote maatschappelijke schade van drugs moet ik u niet overtuigen. Ik wijs ook op de zware maatschappelijke kosten en op het verwoestend karakter ervan voor onze jeugd. Dat zou toch een topprioriteit moeten zijn, ook voor Douane en Accijnzen. Welke middelen worden daarvoor ingezet?
01.02 Minister Didier Reynders: Ik heb een schriftelijk antwoord met een tabel als antwoord op uw eerste vraag inzake het tekort aan douanepersoneel. Ik heb hier de statistieken van het aantal tewerkgestelden bij Douane en Accijnzen vanaf 2005 tot 2011, van 4 166 tot 3 523. Ik heb het cijfer voor elk jaar. Ook voor het aantal gepresteerde werkuren heb ik een lijst van 2005 tot en met 2011. Ik zal u dit schriftelijk bezorgen.
Het was al een element in lopende zaken begin september, maar we zitten nog steeds in lopende zaken. Ik zal u enkele elementen geven.
Wat mij betreft wordt dit inderdaad een prioriteit voor de regering. Overigens behoort de strijd tegen namaak sedert meerdere jaren tot de prioriteiten van de administratie der Douane en Accijnzen. Deze strijd wordt niet alleen repressief maar sinds enige tijd ook preventief gevoerd. Op repressief vlak behoort België binnen de Europese Unie al jaren tot de lidstaten die massaal namaakproducten onderscheppen. Omdat vastgesteld wordt dat een steeds groeiend scala aan producten wordt nagemaakt en de illegale aanvoerroutes voortdurend en zeer flexibel wijzigen, behoort het reeds geruime tijd tot de taken van elke douaneambtenaar om op te treden tegen namaak. Momenteel wordt in dit kader samengewerkt met de houders van intellectuele eigendom of de nationale vertegenwoordigers ervan. Er zijn veel multinationals in deze sector.
Samen met de Internationale Kamer van Koophandel België werkt de administratie der Douane en Accijnzen sinds september 2010 ook een preventief programma uit. De privaat-publieke samenwerking nam de vorm van een stichting aan, de zogenaamde Stichting “Neen aan namaak en piraterij”. Ze legt zich vooral toe op sensibilisering van het publiek en de bedrijfswereld over de gevaren van namaak. Verder kan melding worden gemaakt van een bijzonder initiatief in de strijd tegen namaakproducten in de tabakssector, waarbij op basis van een samenwerkingsakkoord tussen de Europese Commissie en een aantal sigarettenproducenten de administratie der Douane en Accijnzen aanvullende nationale samenwerkingsakkoorden heeft afgesloten. Deze lopende initiatieven en noodzakelijke nieuwe acties, zoals controle op websites, vragen uiteraard permanente investeringen in personeel en middelen.
Ook wat uw derde vraag betreft heb ik enkele opmerkingen. Uw opmerkingen inzake de verplaatsing van de drugshandel van Nederland naar België zijn correct. In de haven van Antwerpen worden het laatste jaar steeds meer gevallen van drugssmokkel gesignaleerd. Zo waren er in 2011 tot mei al 38 vaststellingen van cocaïnesmokkel, terwijl er in 2010 voor het ganse jaar slechts 48 vaststellingen waren.
Ik ben het eens met de conclusies die u trekt uit voormelde cijfers, die de strijd tegen de drugshandel inderdaad tot een prioriteit voor Douane en Accijnzen maken. Er zijn drie belangrijke hefbomen waarmee de douane de strijd tegen de drugshandel tot een prioriteit zal maken.
Ten eerste, ik moet opmerken dat de drugs in kwestie bijna altijd in containers worden gesmokkeld. Daarbij wordt de smokkelwaar in een rugzak vlakbij de deur van de container geplaatst. Tijdens de nacht na het lossen van een schip, terwijl alle containers nog op de kade staan, worden de drugs door een medeplichtige verwijderd. Het fenomeen in kwestie wordt rip-off genoemd.
Het manueel controleren van containers is heel arbeidsintensief en kan enkel een klein deel van de doelgroep afdekken. De oplossing daarvoor bestaat uit het inzetten van zogenaamde mobiele backscanners, wat heel specifieke scanapparaten zijn. De backscanner laat toe op korte tijd een groot aantal containers te controleren. Dankzij zijn grote mobiliteit en wendbaarheid kan een backscanner bovendien onmiddellijk na het lossen van risicocontainers op de terminal zelf worden ingezet.
De Nederlandse douane heeft al geruime tijd een mobiele backscanner in dienst. De douane heeft de procedure voor de aankoop van twee dergelijke toestellen opgestart. Het dossier ligt momenteel voor advies bij de Inspectie van Financiën. Parallel voert de administratie gesprekken met alle terminaloperatoren in Antwerpen en Zeebrugge, om de operationele modaliteiten af te stemmen.
Ten tweede, Douane en Accijnzen heeft een initiatief genomen om de coördinatie van het grensbeheer tussen de verschillende, bevoegde overheidsdiensten te intensifiëren. Op 16 september 2011 was er een eerste kickoff meeting met alle betrokken diensten. De bedoeling is om dergelijk structureel overleg in de werking van het Nationaal Forum Douane en Accijnzen in te bedden.
Een van de doelstellingen is alvast het opzetten van een soort informatiekruispuntbank voor de havens. Bedoelde kruispuntbank moet worden gevoed met alle relevante veiligheidsinformatie, komende van zowel de publieke sector als van de privésector. Onder meer wordt gedacht aan het collectief toegankelijk maken van zoveel mogelijk bestaande camera- en andere observatiebeelden. Kortom, alle nuttige veiligheidsinformatie zou gebundeld ter beschikking staan van alle hulp- en veiligheidsdiensten in de havens.
Tot slot wil de douane meer blauw in de zee- en luchthavens, om meer toezicht in de havengebieden te krijgen. In zijn handhavingsvisie heeft Douane en Accijnzen ervoor gepleit het gedeelte dat op het toezicht van goederen en vervoersbewegingen betrekking heeft, te versterken. Er zal meer en beter toezicht op het laden en lossen van goederen in de havens en grensgebieden, in containerterminals en magazijnen worden uitgebouwd. De aanwezigheid van de douane in voormelde gebieden moet daardoor veel zichtbaarder worden.
Om dit te kunnen realiseren zal Douane en Accijnzen bij de nieuwe regering een dossier indienen voor de aanwerving van een substantieel aantal ambtenaren voor deze taak. Daarvoor is een transfer nodig vanuit verschillende diensten van Financiën naar andere diensten. Meer en meer taken worden immers geïnformatiseerd. Ik denk maar aan Tax-on-web en andere. Het is misschien nuttiger personeel te transfereren naar dit deel van onze administratie.
01.03 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoorden. Wij zullen in elk geval u of de volgende minister van Financiën nog ondervragen over de voortgang van de activiteiten. Ik noteer dat er al enkele actiepunten inzake drugs klaar zijn.
Ik ontken niet dat preventie inzake namaakgoederen belangrijk is, maar ik ben nog altijd van mening dat er vooral repressie nodig is. Men houdt namaak niet tegen met enkel preventie. Repressie is zeker nodig. Ik zie dat er een daling van 2,8 miljoen naar 1,7 miljoen stuks is. Dat is een fundamentele daling van het aantal ontdekte en onderschepte namaakgoederen. Wij zullen deze zaak zeker verder opvolgen.
L'incident est clos.
- mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de beveiliging van vredegerechten" (nr. 5970)
- de heer Bert Schoofs aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de uitvoering van maatregelen tot bescherming van de magistraten en het personeel van de vredegerechten" (nr. 6678)
- Mme Kristien Van Vaerenbergh au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la sécurisation des justices de paix" (n° 5970)
- M. Bert Schoofs au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la mise en oeuvre des mesures prises pour protéger les magistrats et le personnel des justices de paix" (n° 6678)
02.01 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, eind maart kondigde uw collega, minister De Clerck, aan dat hij de beveiliging van de vredegerechten wou opdrijven door middel van een aantal elektronische hulpmiddelen zoals camera's, overvalknoppen, toegangscontrole en inbraakbeveiliging.
Er zou worden samengewerkt met de Regie der Gebouwen om een algemene beveiligingsregeling voor alle vredegerechten uit te werken. De Regie der Gebouwen bereidde ook een aanbestedingsdossier voor die beveiligingswerken voor. Het aanbestedingsdossier werd ter goedkeuring aan de Inspectie van Financiën voorgelegd.
Mijnheer de minister, welk concreet advies heeft de Inspectie van Financiën gegeven voor dat dossier en hoe wordt het advies gemotiveerd? Is het mogelijk een kopie van het advies van de Inspectie van Financiën te ontvangen?
02.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw Van Vaerenbergh, in tegenstelling tot wat u veronderstelt, werd er nog geen globale aanbesteding voor de beveiliging van de vredegerechten gelanceerd.
Gezien de omvang van de aanbestedingen en de verscheidenheid van de gebouwen werd een uitgebreide, voorafgaande studie noodzakelijk geacht. Vooral de inrichting van de ongeveer 200 vredegerechten in aparte gebouwen, of samen met andere federale overheidsdiensten of als een entiteit in een groter justitiepaleis, maakte de voorafgaande inschatting, zowel van de inhoud van de werken als van de kostprijs, onmogelijk.
Om die reden werd in een nota aan de Inspectie van Financiën de bijstand gevraagd van een studiebureau voor het opstellen van een globale stockaanbesteding. Een van de deelopdrachten van het studiebureau zou erin bestaan de prioriteiten van de noden vast te leggen en zo het dossier praktisch te spreiden, zowel wat de timing als de noodzakelijke middelen betreft.
De inspecteur van Financiën gaf daarvoor op 1 juni een negatief advies. In zijn advies stelt de inspecteur-generaal van Financiën dat die studie absoluut met eigen personeel moet kunnen gebeuren en dat hij van mening is dat de voorgestelde werken grotendeels ten laste van de FOD Justitie moeten vallen. Ik heb een kopie van het advies van de inspecteur van Financiën te uwer beschikking.
Ondertussen werden in het Brusselse vredegerecht, waar de dramatische gebeurtenis zich heeft voorgedaan, reeds de gewenste beveiligingswerken uitgevoerd door de Regie der Gebouwen, doch voor rekening van de FOD Justitie. Voor de andere vredegerechten wordt momenteel in overleg met de administratie van Justitie een inventaris opgesteld van de meest dringend aan te pakken vredegerechten.
Wat de uiteindelijke verdeling van de kosten betreft, wordt momenteel gewerkt aan een bijakte aan het algemeen geldend nieuw administratief reglement, versie 2011, bepalende de voorwaarden waaronder de Regie der Gebouwen terreinen, gebouwen en aanhorigheden ter beschikking stelt van bezettende diensten, specifiek voor de strafinrichtingen en gerechtsgebouwen.
De bijakte zal binnenkort ter goedkeuring aan de regering worden voorgelegd. Dat belemmert de verdere studie niet.
02.03 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Ik zal kennis nemen van die kopie.
Als ik minister De Clerck mag geloven, dan had Justitie haar werk al gedaan. De prioriteitenlijst ligt al klaar. Volgens hem ligt het probleem bij Financiën.
De voorzitter: De samengevoegde vraag nr. 6678 van de heer Schoofs is vervallen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- mevrouw Sonja Becq aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het wetsontwerp inzake verplichte brandverzekering" (nr. 6039)
- de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het wetsontwerp inzake verplichte brandverzekering" (nr. 6079)
- Mme Sonja Becq au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le projet de loi relatif à l'assurance incendie obligatoire" (n° 6039)
- M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le projet de loi relatif à l'assurance incendie obligatoire" (n° 6079)
Aangezien mevrouw Becq niet aanwezig is, komt haar vraag te vervallen.
03.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, u loopt reeds lang rond met de idee om de brandverzekering voor particulieren verplicht te maken. Begin maart 2010 stelde ik u een vraag over de inhoud van uw wetsontwerp ter zake, over de controle op de naleving van de verplichting en vooral over de oprichting van het zogenaamde rampenfonds en de daaruit mogelijk voortvloeiende premieverhoging van de brandverzekering. U raadde mij toen aan om enkele dagen geduld te oefenen. Het ontwerp lag voor in de Ministerraad en zou worden besproken. Daarna is het heel stil gebleven. Ik zou dan ook eens graag een stand van zaken krijgen van u.
Is het juist dat men de verplichting alleen voor de eenvoudige risico’s zal opleggen, dus zaken die statistisch weinig risico lopen om door een brand of een aanverwante ramp te worden getroffen?
Waarom zou u, als u toch van plan bent om de brandverzekering te verplichten, de verplichting niet uitbreiden tot het bedrijfsrisico, dat toch een groot risico is?
U hebt in uw eerste aankondiging ook niet te veel willen lossen over de controle op de naleving van de verplichting. Hoe zal dat worden gecontroleerd? Komen er verzekeringsvignetten of groene kaarten op het vlak van verzekering?
Op welke manier zult u een fonds oprichten om de schade waarvoor geen verzekering werd gesloten, in te dekken?
Het zal u niet verbazen dat er in verzekeringskringen nogal wat commotie bestaat over uw wetsontwerp om de brandverzekering verplicht te maken. Er bestaan daarover toch wel verschillende meningen. Men is, bijvoorbeeld, niet overtuigd van de efficiëntie van een verplichte brandverzekering.
Als men dan toch iets moet verplichten, zou het volgens verzekeraars nuttiger zijn om de bedrijfsschadeverzekering te verplichten. Het gaat dan over de omzetverzekering na brand. Daaraan schort het immers vaak; slechts 35 à 40 % van de bedrijven heeft zo'n verzekering, hoewel net die bedrijfsschadeverzekering het voortbestaan van het bedrijf na een belangrijke brand helpt te garanderen.
Waarom maakt u de bedrijfsschadeverzekering niet verplicht, want dat zou immers veel nuttiger zijn dan de invoering van een verplichte brandverzekering voor particulieren? Er was natuurlijk het schadegeval ten gevolge van een ontploffing in Luik.
Hoe dan ook, er blijven wel wat vragen en ik kreeg graag een stand van zaken van u.
03.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer Logghe, ik herinner eraan dat op het ogenblik drie wetsvoorstellen betreffende de brandverzekering in de Kamer van volksvertegenwoordigers zijn ingediend, in het bijzonder de voorstellen nrs 208, 493 en 1113.
Uiteraard streeft de regering naar een versnelde schadevergoeding voor lichamelijke letsels als gevolg van een brand of explosie bij een eenvoudig risico.
De verzekeraars wachten inderdaad vaak lang met de schadevergoeding voor derden, omdat eerst de aansprakelijke personen moeten worden aangeduid, wat de situatie van de slachtoffers nog moeilijker maakt.
Na de ramp in Luik, die u hebt vermeld, werd in samenwerking met de betrokken sectoren al snel een wetsontwerp uitgewerkt. Helaas heeft de val van de regering de afhandeling van het dossier verhinderd. Zulks neemt echter niet weg dat voormelde wetsvoorstellen in het Parlement zijn ingediend.
De Commissie voor Verzekeringen heeft op 25 juli 2011 haar advies nr. C/2011/2 over alle voorstellen aan de bevoegde Kamercommissie bezorgd. Het bedoelde advies kan door iedereen op de website van de FSMA online worden geconsulteerd. Het is een interessant alternatief, dat door de vertegenwoordigers van de verzekeraars is uitgewerkt.
Zoals in soortgelijke dossiers, waarin de aansprakelijkheid voor de feiten niet altijd gemakkelijk en snel te bepalen is, is er een probleem met de trage schadeloosstelling van de slachtoffers. Er moeten verschillende denksporen worden onderzocht, onder meer de misschien verouderde regel “le criminel tient le civil en état”, zoals de regel in het advies van de Commissie voor Verzekeringen is genoemd.
In de commissie voor het Bedrijfsleven zijn al debatten gevoerd. Het zou interessant zijn ze voort te zetten.
Exacte cijfers zijn niet bekend. Echter, volgens het aangehaalde advies zou 95 % van de burgers in het kader van een brandverzekering eenvoudige risico’s verzekerd zijn.
De Commissie voor Verzekeringen stelt de invoering voor van de verplichting dat alle brandverzekeringspolissen eenvoudige risico’s de dekking inhouden van de extracontractuele burgerlijke aansprakelijkheid, op basis van de artikelen 1382 tot 1386bis van het Burgerlijk Wetboek, voor lichamelijke schade aan derden ten gevolge van een brand of ontploffing, ontstaan in of voor het gebouw.
Het gaat om brandverzekeringspolissen eenvoudige risico’s die het gebouw, de inhoud of de burgerlijke aansprakelijkheid dekken, ongeacht of de verzekeringnemer eigenaar, huurder, bewoner of uitbater is.
De verzekeringsovereenkomsten zelf waarin de dekking verplicht is, blijven facultatieve verzekeringen. Het voorstel sluit aan bij de bestaande verplichte waarborgen natuurrampen of storm in de brandverzekering eenvoudige risico’s. De uitbreiding van de waarborgen zal een weerslag hebben op de premie. Ik kan mij niet in de plaats stellen van de verzekeringsondernemingen, die in laatste instantie verantwoordelijk zijn voor het financieel evenwicht bij het uitbaten van de verzekeringen. Toch moet bedacht worden dat nu al een gedeelte van de schade verzekerd is en dat een veralgemening van de dekking van aard is om een prijsstijging binnen redelijke proporties te houden.
Op het ogenblik is er geen wetsontwerp. Er zijn, zoals ik heb gezegd, wel drie wetsvoorstellen. Bovendien herinner ik eraan dat de ramp in de rue Léopold in Luik, die ten de grondslag ligt aan alle initiatieven, een ramp eenvoudige risico’s is. In het voorstel van de Commissie voor Verzekeringen wordt een verplichte verzekeringswaarborg gekoppeld aan een niet-verplichte verzekering. Zo bestaat er geen controleprobleem. In hetzelfde voorstel kunnen alle slachtoffers aanspraak maken op schadevergoeding door het fonds, voor zover ze niet meer aansprakelijk worden gesteld voor de schade. Ik meen dat dat een logische beslissing is.
Tot slot, het alternatieve voorstel, dat door de hele commissie wordt gedragen, gaat uit van de beroepsvereniging van verzekeringsondernemingen, die alle verzekeraars vertegenwoordigt. Misschien is het mogelijk om het voorstel met de verschillende leden van de bevoegde commissie van de Kamer te behandelen.
03.03 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw volledig antwoord. Ik zal het advies van de verzekeraars eens bekijken en ik zal u daarover wellicht opnieuw aanspreken in de komende maanden.
L'incident est clos.
De voorzitter: De samengevoegde vragen, nr. 6050 van de heer Verherstraeten en nr. 6230 van mevrouw De Wit, zijn omgezet in schriftelijke vragen.
- mevrouw Veerle Wouters aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de verkoop van het natuurgebied Wolvenberg te Berchem, Antwerpen" (nr. 6056)
- mevrouw Meyrem Almaci aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het natuurgebied Wolvenberg" (nr. 6353)
- Mme Veerle Wouters au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la vente de la réserve naturelle Wolvenberg à Berchem, Anvers" (n° 6056)
- Mme Meyrem Almaci au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la réserve naturelle du Wolvenberg" (n° 6353)
04.01 Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, enkele maanden geleden beslisten uw diensten dat het natuurpark Wolvenberg te Berchem, Antwerpen, te koop zou aangeboden worden via een openbare bieding. Momenteel wordt het gebied beheerd door Natuurpunt. Naast Wolvenberg zijn er in dezelfde hoek van de stad nog het Villegaspark en het Leeuwerikpark. Voor het Villegaspark ligt zelfs een investeringsbudget klaar bij het district Berchem, maar bestaat er onduidelijkheid over een mogelijke heraanleg, aangezien de beheersovereenkomst tussen uw diensten en de stad blijkbaar al verlopen was sinds 2006.
Mijnheer de minister, wat is de reden voor de verkoop van dit gebied? Wanneer hebben uw diensten deze beslissing genomen, en wanneer en hoe is dit meegedeeld aan het Antwerpse stadsbestuur? Zijn er ook verkoopmodaliteiten opgenomen inzake toegankelijkheid van Wolvenberg in de toekomstige verkoopovereenkomst? Zijn er plannen om ook de andere gebieden te verkopen? Waarom is de beheersovereenkomst voor het Villegaspark, die in 2006 al is vervallen, niet hernieuwd, en wat zijn daarvan de gevolgen?
04.02 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal de vragen van mevrouw Wouters niet herhalen.
De parkgebieden langs de ring R1 van de federale overheid rond de stad Antwerpen zijn unieke natuurgebieden die ook maken dat er binnen de stad iets meer groen is dan vaak in andere steden.
Het is heel belangrijk dat de toekomst van die natuurgebieden zo maximaal mogelijk wordt gevrijwaard, ook met betrekking tot de toegankelijkheid.
De federale overheid biedt nu een gedeelte van het parkgebied te koop aan via de reguliere markt. Er komen onrustwekkende berichten en vragen naar wat men van plan is op langere termijn.
U bent als eigenaar van voormalige militaire gronden, waaronder de Wolvenberg, verantwoordelijk.
Mijnheer de minister, vragen rijzen, niet alleen met betrekking tot de redenen, maar ook met betrekking tot de huurprijs die nu voor het parkgebied wordt betaald door de stad Antwerpen en de verhouding op lange termijn met een eventuele verkoop.
Ik heb ook een vraag naar de timing. Waarom wordt dit stuk grond nu verkocht en waarom slechts een gedeelte? Wat is daarachter de motivatie? Wordt het verkocht met duidelijke voorwaarden van bestemming, toegankelijkheid? Ik sluit mij ter zake aan bij de vraag van mevrouw Wouters, want dit gebied wordt vaak gebruikt door de bewoners rond de ring.
Is er een minimumprijs vooropgesteld? Welke opbrengst verwacht u? Zal dit een verband hebben met de voorwaarden van bestemming en toegankelijkheid?
Is er ook contact geweest met de stad Antwerpen met betrekking tot de beslissing tot verkopen? Ik kan mij moeilijk indenken dat dit niet het geval is geweest.
Is er een gesprek geweest vanuit het principe van voorkooprecht? Wat was daar eventueel de uitkomst?
Heeft de stad al een officieel bod gedaan? Heeft de stad gevraagd om de verkoop van de Wolvenberg op te schorten om eerst verder te bekijken wat zij ermee van plan is?
04.03 Minister Didier Reynders: Wolvenberg is eigendom van de Belgische Staat. Deze grond werd vroeger voor verkoop overgedragen aan het Aankoopcomité Antwerpen. Tot 2000 werd Wolvenberg verhuurd aan de stad Antwerpen. Na beëindiging van de huurovereenkomst heeft de stad nooit de intentie laten kennen de huur te willen verlengen. Sinds 2000 is er geen huurovereenkomst met de stad en wordt er dan ook geen huurprijs betaald.
De wet van 31 mei 1923 betreffende de vervreemding van onroerende domeingoederen machtigt de minister van Financiën om onroerende domeingoederen van alle aard, hetzij openbaar hetzij uit de hand of bij wijze van ruiling, te vervreemden. Thans heeft zich een kandidaat-koper gemanifesteerd. Het Aankoopcomité Antwerpen is niet op de hoogte van een gebruiksovereenkomst die met wie dan ook op het goed zou zijn afgesloten. Na beëindiging van de huurovereenkomst met de stad stond de Belgische Staat geen enkel gebruik toe. Gebruik door het publiek werd gedoogd. Bijgevolg is er geen reden om modaliteiten aangaande toegankelijkheid in de verkoopakte op te nemen. Er is een minimumverkoopprijs van 212 500 euro opgesteld.
Gelet op de uitgebrachte biedingen zal de verwachte opbrengst de vraagprijs ruim overtreffen. Zoals vermeld in mijn eerste punt, werd het onroerend goed destijds voor verkoop aan het Aankoopcomité Antwerpen overgedragen en is er met de stad geen huurovereenkomst meer afgesloten. De stad beschikt niet over een voorkooprecht. Er werd voorafgaandelijk niet met de stad overlegd. De stad heeft een bod uitgebracht dat ver onder de minimumverkoopprijs ligt.
Bij brief van 9 september 2011 heeft de stad de opschorting van de verkoop gevraagd. Aangezien de stad een bod heeft uitgebracht, kan zij deelnemen aan de verdere verkoopprocedure waarbij het goed wordt verkocht aan de meest biedende. Als onteigeningsgerechtigde instantie kan de stad overgaan tot onteigening van het goed tegen de door het Aankoopcomité bepaalde onteigeningsvergoeding. In dat geval dient de stad binnen een door het Aankoopcomité bepaalde redelijke termijn over een onteigeningsbesluit te beschikken. De stad dient dan ook haar intenties kenbaar te maken. Ik zal de burgemeester een antwoord sturen.
Ik citeer: “Ik heb de eer u de resultaten mee te delen van het onderzoek, ingesteld naar aanleiding van uw brief van 9 september betreffende de verkoop van de site Wolvenberg te Berchem. De site Wolvenberg werd destijds overgedragen aan het Aankoopcomité Antwerpen. Aangezien het een groenzone betreft dient het Agentschap Natuur en Bos van het Vlaams Gewest een machtiging tot verkoop te verlenen, hetgeen op 26 oktober 2010 gebeurde.
Overeenkomstig de wet van 31 mei 1923 betreffende de vervreemding van onroerende domeingoederen dienen niet-gebruikte stadsgoederen aan de meest biedende te worden verkocht. Door het bod dat de stad inmiddels heeft uitgebracht, kan zij enerzijds deelnemen aan de opgestarte verkoopprocedure waarbij het goed zal worden verkocht aan de meestbiedende. Als onteigeningsgerechtigde instantie kan de stad echter anderzijds overgaan tot onteigening van het goed tegen de door het Aankoopcomité bepaalde onteigeningsvergoeding.
In dat geval dient de stad binnen een door het Aankoopcomité bepaalde redelijke termijn over een onteigeningsbesluit te beschikken. Ik kan de stad dan ook ten stelligste aanraden om met het Aankoopcomité contact op te nemen en haar intenties kenbaar te maken.”
Wij zullen dus verder gaan met de normale behandeling van dat dossier.
04.04 Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn omstandig antwoord.
04.05 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik zal vanuit mijn positie de stad Antwerpen ertoe aanmanen contact op te nemen met het Aankoopcomité.
Ik wil echter wel zeggen dat de Wolvenberg een van de laatste natuur- en parkgebieden is in Berchem. Ook het Leeuwerikpark en het Villegaspark zijn dergelijke parkgebieden, die weliswaar in gebruik zijn, maar die zijn allemaal eigendom van de militaire overheid.
Als voor de lage verkoopprijs van 1 euro per vierkante meter zou worden gekozen, dan is er zowat 300 000 euro nodig om die groengebieden over te nemen van de federale Staat. Het zou een heel mooie geste zijn, rekening houdend met het feit dat die parken veel worden gebruikt door het publiek in een stad als Antwerpen, waar er weinig groen is, om die gebieden over te dragen aan de stad voor een billijke prijs, die rekening houdt met het feit dat in een stad van die omvang veel mensen wonen die weinig toegang hebben tot groen.
Voor mij is het zeer belangrijk dat die gebieden niet in private handen vallen, ook niet voor speculatieve doeleinden op lange termijn. Dat lijkt misschien de mantra van de jongste tijd, maar ik weet en ik merk – dat blijkt ook uit contacten met mensen die heel vertrouwd zijn met dat dossier – dat verscheidene mensen met het idee spelen om die gebieden op te kopen voor een grote prijs, om ze later te bebouwen, dus om te proberen er een andere bestemming aan te geven. Dat zou bijzonder jammer zijn in het licht van de situatie waarin de stad Antwerpen zich nu al bevindt: direct aan de Ring, met enorm veel lucht- en lawaaivervuiling. Ik denk dat de federale overheid de taak heeft om samen met de stad, die ik zal aanmoedigen, na te denken over de beste oplossing voor de burger, die anders het slachtoffer is. Ik denk niet dat speculatie om later te bebouwen, het beste is.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 6133 van de heer Frédéric vervalt.
- mevrouw Minneke De Ridder aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de verhoogde subsidie voor de Lotto-wielerploeg" (nr. 6163)
- de heer David Geerts aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de uitbouw van de Lotto-wielerploeg" (nr. 6170)
- Mme Minneke De Ridder au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'accroissement des subsides pour l'équipe cycliste Lotto" (n° 6163)
- M. David Geerts au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le renforcement de l'équipe cycliste Lotto" (n° 6170)
05.01 Minneke De Ridder (N-VA): Mijnheer de minister, de raad van bestuur van de Nationale Loterij heeft besloten om het project van de Lottowielerploeg te financieren, via sponsoring, met 2 miljoen euro extra. Ik weet dat de sponsoring de autonomie van de directie is, maar toch stel ik mij vragen bij de gevolgen van die keuze. De Lottowielerploeg ontvangt dus via de sponsoring 7 miljoen euro van de Nationale Loterij. Dat is bijna 35 % van het totale sponsoringbudget in 2010.
Ik heb de volgende vragen.
Welke impact heeft de stijging van twee miljoen euro sponsoring voor één initiatief op de andere sponsoring?
Op welke sponsoringbudgetten wordt er bespaard? Welke initiatieven zullen uit de boot vallen of werd er beslist om het totale sponsoringbudget uit te breiden met 2 miljoen euro? Welke financiële gevolgen heeft dat dan voor de organisatie?
Hoe garandeert u dat die 2 miljoen euro volgend jaar aan andere sponsoringprojecten wordt teruggegeven?
05.02 David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, ik sluit mij aan bij die vragen, weliswaar met een iets andere teneur. Wij hebben vastgesteld dat de raad van bestuur akkoord is gegaan met de verhoging van de sponsoringgelden. Het probleem was op dat ogenblik, en is nu nog steeds, dat er eigenlijk geen cosponsors gevonden zijn.
Ik ga ermee akkoord het niveau van de ploeg te behouden. Ik heb vandaag vernomen dat een Iraniër ervoor gezorgd heeft dat de World Tourlicentie binnen is, met de laatste resterende punten, zodat de ploeg op een voldoende hoog niveau kan blijven. Als ik het huidige budget van de Lottowielerploeg bekijk, ten opzichte van andere World Tourploegen, dan moet ik vaststellen dat het nog steeds aan de lage kant is. Cosponsors zijn dus meer dan noodzakelijk, ook om kansen te geven aan jonge Belgische wielrenners en om hen te laten doorgroeien in het internationale wielrennen.
Op het moment dat de beslissing genomen is, werd gezegd dat het bedrag van 7 miljoen euro een eenmalige verhoging is die door de directie en de raad van bestuur geëvalueerd moet worden, op voorwaarde dat de directie een cosponsor vindt.
Ik heb de volgende vragen.
Hoopt de directie van de Lottowielerploeg nog een cosponsor te vinden voor het einde van dit jaar? Hoeveel kleinere cosponsors en shirtsponsors heeft de Lottowielerploeg nu? Wat zijn de criteria die volgend jaar gehanteerd zullen worden om al dan niet bij hetzelfde bedrag te blijven?
05.03 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, 2010, en ook begin 2011, was een zeer goed jaar voor de Lotto. Ik heb veel vragen gekregen. Het was een zeer klein bedrag, met een zeer groot succes voor Standard Luik in het voetbal en met een groter bedrag was het ook een succes dankzij Philippe Gilbert voor de Lottoploeg. Dat waren twee zeer goede opportuniteiten voor de Lotto, met het voetbal in Luik en in een andere sport met Philippe Gilbert, in een zeer goed seizoen, zoals u hebt gezien. Voor Philippe Gilbert was dat tot en met de laatste dagen, voor Standard was dat de jongste weken misschien minder het geval. Dat is echter slechts tijdelijk.
De Nationale Loterij heeft een traditie op het vlak van wielersponsoring. Dit is steeds een belangrijk onderdeel geweest van de sponsoringinitiatieven van de Nationale Loterij. De raad van bestuur van de Nationale Loterij heeft inderdaad beslist om in eerste instantie haar wielersponsoring met nog eens vier jaar te verlengen voor een budget van 4 miljoen, met een cosponsor die een gelijkwaardig bedrag moet verstrekken, dus 50 %, en andere sponsors, om uiteindelijk tot een budget van tien of twaalf miljoen te komen. Volgens de directie moest de huidige structuur met Omega Pharma niet voortgezet worden.
In juni 2011 heeft de raad de directie de toestemming gegeven om verbintenissen ten bedrage van 6,5 miljoen te ondertekenen, gedekt door de sponsoring van de Nationale Loterij en andere, kleinere sponsors waarvoor de contracten ondertekend werden. De zoektocht naar een cosponsor moest in de loop van juli afgerond zijn. Tot nu toe is er echter nog geen cosponsor gevonden en daarom heeft de directie de raad van bestuur tijdens de raad van september gevraagd om een waarborg van 2,8 miljoen extra te verstrekken voor de indiening van de licentie-aanvraag bij de UCI, in afwachting van andere sponsors. De raad van bestuur heeft de directie gevraagd om te blijven zoeken naar andere sponsors, zodat de Loterij niet als enige aan boord blijft.
De volgende gegevens werden mij verstrekt door de directie: “Met deze budgetverhoging wordt niet op andere sponsorbudgetten bespaard. Deze stijging heeft geen impact op andere initiatieven. De Nationale Loterij sponsort jaarlijks meer dan duizend initiatieven en zal dit ook in 2012 blijven doen op basis van het totale sponsorbudget dat in november zal goedgekeurd worden.” De regeringscommissaris en de raad van bestuur hebben hierover opheldering gevraagd, zowel voor 2011 als voor 2012.
Blijkbaar komt het extra geld uit het marketingbudget. Ik citeer: “De extra visibiliteit die de Lottowielerploeg zal hebben met enkel Lotto als hoofdsponsor, past in de belangrijke herlancering van Lotto en de verhoogde marketinginspanning ingevolge de toenemende concurrentie in 2012. Deze investering kadert dus in het marketingbudget voor de commerciële ondersteuning van Lotto en lotto.be. Door de verhoogde omzet, voorzien in het businessplan, zal dit geen financiële gevolgen hebben voor de organisatie.”
Er is dus geen extra begroting vanuit de sponsoring, maar vanuit de marketing voor een nieuwe campagne in verband met de Lotto.
Het budget voor wielersponsoring wordt in 2012 in elk geval verhoogd tot meer dan 8,2 miljoen, btw inbegrepen, en bedraagt meer dan 50 % van het sponsoringbudget van de Nationale Loterij.
De directie van de wielerploeg zal verder blijven zoeken naar geschikte cosponsors. De wielerploeg heeft nu vier kleinere cosponsors.
De naam van de ploeg zal in 2012 de Lottoploeg zijn, met voorlopig het Lottologo als enige hoofdsponsor op de trui. Daarnaast krijgen de kleinere cosponsors een plaats op het shirt of de broek in verhouding tot hun sponsoring. Indien er in de volgende maanden een grote extra cosponsor bijkomt, kan die nog op de trui opgenomen worden.
Ik ben van mening – ik heb dit laten weten bij monde van de regeringscommissaris in de raad van bestuur, die het daarmee eens lijkt te zijn – dat als er geen enkele geschikte cosponsor gevonden zou worden voor 2012 en 2013, de Nationale Loterij zich moet afvragen waarom zij er sinds december 2010 niet in slaagt om een grotere cosponsor te vinden. Bovendien mag zij niet zo'n groot deel van haar sponsoringbudget aan één initiatief besteden, ook al heeft zij een rijke traditie in de wielersport. Als er geen enkele belangrijke partner gevonden wordt om in het project te delen, mag er dus geen groter bedrag aan de wielersport besteed worden dan de 4 miljoen die in 2013 voorzien is. Dan zou moeten worden nagedacht over een uitstapoplossing uit een niet-levensvatbaar project.
De directie van de wielerploeg blijft dus zoeken naar een grote cosponsor, liefst zo vlug mogelijk, boven op de vier kleine sponsors waarvoor er reeds contracten zouden zijn gesloten.
“Het project”, aldus de directie, die ik citeer, “zal in de eerste plaats geëvalueerd worden op zijn marketingmeerwaarde voor het Lottomerk, namelijk de mediawaarde van de vermelding van de Lottoploeg en het Lottologo via tv, radio, kranten, elektronische media, de zichtbaarheid in de wedstrijd, alsook de bijdrage aan het imago van het Lottomerk en de reputatie van de Nationale Loterij, die kansen creëert voor het Belgisch wielrennen en voor jong Belgisch talent.”
Persoonlijk ben ik van mening – het komt echter de Parlementsleden toe om hun oordeel te vellen – dat het deel voor één enkele sport beperkt moet worden en dat er andere belangrijke opdrachten weggelegd zijn voor de budgetten van de Nationale Loterij. In het verleden heeft de Nationale Loterij een ploeg gesponsord die fantastische resultaten heeft geboekt en die dankzij de prestaties van de wielrenners een aanzienlijke imagoreturn opleverde. Een investering in een ploeg waarvan nog slechts een deel van de schitterende wielrenners van de voorbije jaren deel uitmaakt, valt niet te motiveren met een budget dat tweemaal hoger ligt dan het budget voor de structuur waarin de Nationale Loterij cosponsor was.
Sport maakt 67 % uit van de totale sponsoringbegroting. Het is onmogelijk om nog enkele jaren verder te gaan met alleen zo’n ploeg die meer dan 50 % van de sponsoringbudgetten krijgt.
Ik hoop dat het mogelijk is een cosponsor te vinden, en dat wij dezelfde resultaten kunnen behalen als de jongste maanden. Dat zullen wij pas zien bij de volgende activiteiten van de ploeg.
05.04 Minneke De Ridder (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik ben zeer tevreden dat andere projecten niet aan sponsorgeld moesten inboeten. De oplossing van De Nationale Loterij voor de ploeg is heel creatief. Het zou jammer zijn als er geen cosponsor gevonden werd.
05.05 David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Laten wij hopen dat er een cosponsor gevonden wordt, zodat de Nationale Loterij in het wielerpeloton blijft. Dit jaar hebben wij immers al een toegift moeten doen met de muur van Geraardsbergen. Laten wij hopen dat de Lottoploeg blijft.
L'incident est clos.
06 Vraag van mevrouw Veerle Wouters aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de definitie van een kleine onderneming en de daarbij horende fiscale gunstmaatregelen" (nr. 6178)
06 Question de Mme Veerle Wouters au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la définition de la petite entreprise et les mesures fiscales en sa faveur" (n° 6178)
06.01 Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik kom terug op mijn mondelinge vraag nr. 4594.
Als nieuw feit haal ik aan dat uw administratie zich voor bepaalde rechtbanken aansluit bij de conclusies van de belastingplichtige. Uw administratie aanvaardt dus dat de verwijzing naar artikel 15, § 1 van het Wetboek van vennootschappen op zich duidelijk is en volstaat om uit te maken of het een kmo is of niet.
Er dient dus geen rekening te worden gehouden met de §§ 2 tot en met 5 van hetzelfde artikel 15.
Dit is volgens mij in tegenspraak met uw antwoord op mijn mondelinge vraag van 17 mei 2011.
Mijnheer de minister, bent u niet van mening dat de fiscale wetgeving door uw administratie in heel het land op dezelfde en eenduidige wijze dient te worden toegepast, zowel tijdens de administratieve fase als voor de rechtbanken?
Is het juist dat uw administratie zich voor bepaalde rechtscolleges aansluit bij de conclusies van de belastingplichtige of berust in de vonnissen die de belastingplichtige volgen in een letterlijke toepassing van artikel 15, § 1 van het Wetboek van vennootschappen?
Welke instructies werden gegeven aan de verschillende directies Geschillen? Hoe verklaart u dat zij verschillende standpunten voor de rechtscolleges innemen?
Is het niet wenselijk dat uw administratie zich voor het verleden neerlegt bij een letterlijke toepassing van de criteria in artikel 15, § 1 zonder toetsing aan de §§ 2 tot en met 5 van dat artikel en men het volledige artikel 15 pas vanaf aanslagjaar 2010 zou doen gelden? Bent u bereid eenduidigheid en rechtszekerheid te brengen voor alle kmo's?
06.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw Wouters, ik kan u meedelen dat het antwoord dat werd verstrekt op uw mondelinge vraag nr. 4594 van 17 mei 2011, waarin werd gesteld dat inzake het begrip kmo de criteria zoals bedoeld in artikel 15, § 1 van het Wetboek van vennootschappen moeten worden getoetst aan §§ 2 tot 5 van hetzelfde artikel, nog steeds van toepassing is.
Tegen het vonnis van 27 april 2011 van de rechtbank van eerste aanleg van Bergen, waarnaar verwezen wordt in de door u aangehaalde publicatie, heeft de administratie op 11 juni 2011 dan ook beroep aangetekend. Ik meen dat de publicatie van het antwoord op de vraag vermeld in het eerste deel van mijn antwoord, en wat wordt aangehaald in het tweede deel van mijn antwoord, voldoende eenduidigheid en rechtszekerheid bieden voor alle betrokkenen. Ik zal nog informatie aan alle diensten sturen, maar ik bevestig mijn antwoord op uw vraag van mei 2011. Wij blijven bij dezelfde interpretatie, zonder enige twijfel voor alle betrokken partijen en alle belastingplichtigen.
06.03 Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, uw antwoord blijft hetzelfde. Ik heb de indruk dat uw administratie en uzelf eraan blijven vasthouden. U maakt er een principekwestie van. Volgens mij gaat het tegen elk rechtvaardigheidsgevoel in dat de administratie zich in het ene dossier voor de rechtbank aansluit bij de conclusies van de belastingplichtige of een hoger beroep aantekent en in het andere dossier halsstarrig blijft vasthouden aan een verkeerde lezing van de wettekst. Dat schept absoluut geen enkel vertrouwen in de overheid. Als het dan toch zo belangrijk was, waarom heeft de administratie dan vijf jaar gewacht om die verwijzing naar § 1 via een wetsontwerp diverse bepalingen te schrappen?
Voor de toepassing van de vrijstelling van doorstorting van ingehouden bedrijfsvoorheffing voor young innovative companies wordt nog altijd naar artikel 15, § 1 verwezen. Ik hoop dat deze verwijzing in de toekomst geen bron van nutteloze rechtsspraak zal worden.
In ieder geval bedankt voor de bevestiging van uw eerder gegeven antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De behandeling van de vragen en interpellaties eindigt om 15.30 uur.
Le développement des questions et interpellations se termine à 15.30 heures.