Commission de l'Économie, de la Politique scientifique, de l'Éducation, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture

Commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw

 

du

 

Mardi 25 octobre 2011

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 25 oktober 2011

 

Voormiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 10.17 heures et présidée par Mme Kattrin Jadin.

De vergadering wordt geopend om 10.17 uur en voorgezeten door mevrouw Kattrin Jadin.

 

01 Vraag van de heer Flor Van Noppen aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "het wettelijk depot" (nr. 6418)

01 Question de M. Flor Van Noppen à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "le dépôt légal" (n° 6418)

 

01.01  Flor Van Noppen (N-VA): Mevrouw de minister, de wet van 8 april 1965 tot oprichting van het wettelijk depot, gewijzigd door de wet van 19 februari 2006, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 23 maart 2007, bepaalt dat van alle in België uitgegeven publicaties een exemplaar moet worden afgestaan aan het wettelijk depot, een afdeling van de Koninklijke Bibliotheek van België.

 

Ook van alle niet-periodieke publicaties moeten sinds 2008 2 exemplaren aan het wettelijk depot afgestaan worden. Deze verplichting legt financiële lasten op kleine verenigingen. Bovendien leggen de verzendingsregels van bpost de verenigingen op 2 exemplaren aan bpost af te staan. Het kan daarom interessant zijn dat bpost de afgegeven exemplaren na inzage afstaat aan het wettelijk depot. Dit betekent een duidelijke administratieve vereenvoudiging. In Nederland is de regelgeving op dat vlak een stuk gunstiger voor de verenigingen. Daar kent men namelijk een vrijwillig depot.

 

Mevrouw de minister, ik kom tot mijn vragen. Erkent u de financiële en administratieve lasten die de depotverplichting op vele verenigingen legt? Overweegt u een administratieve vereenvoudiging die hieraan tegemoet kan komen?

 

01.02 Minister Sabine Laruelle: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Van Noppen, de depotverplichting wordt door bepaalde verenigingen misschien als een administratieve en financiële last beschouwd, maar die last mag ook niet overdreven genoemd worden en staat niet in verhouding tot de vele voordelen die het depot biedt, onder meer aan leden van verenigingen die de plaatselijke geschiedenis bestuderen. Geschied- en heemkundigen moeten vaak verschillende bibliotheken, archieven, documentatiecentra en musea contacteren op zoek naar de vereiste informatie. Niet zelden moeten zij vaststellen dat de door hen gezochte publicatie nergens meer voorhanden blijkt te zijn. Het is dus van het grootst belang dat publicaties zorgvuldig bewaard worden, en dat zowel ten behoefte van de huidige als van de toekomstige onderzoekers. Precies daarom werd bij wet het wettelijk depot ingevoerd.

 

Die wettelijke verplichting biedt de volgende voordelen. Van alle uitgegeven publicaties blijft minstens één exemplaar bewaard in de Koninklijke Bibliotheek. De publicaties kunnen door onderzoekers geraadpleegd worden in de leeszaal van de Bibliotheek. De gedeponeerde werken worden opgenomen in de geautomatiseerde catalogus van de Koninklijke Bibliotheek, waardoor de bibliografische beschrijvingen wereldwijd via internet kunnen worden opgespoord. Ten slotte, op basis van de gedeponeerde publicaties wordt de Belgische bibliografie samengesteld met daarin onder andere auteurs- en uitgeversregisters zodat er in feite publiciteit gemaakt wordt voor de in België uitgegeven publicaties.

 

De gegevens zijn online beschikbaar, een maand na ontvangst door de Koninklijke Bibliotheek van de desbetreffende publicaties.

 

Om de financiële lasten voor de uitgever tot het minimum te beperken, moet van de periodieke publicaties slechts één enkel exemplaar gedeponeerd worden. De meeste heemkundige verenigingen verkeren in dat geval en moeten dus slechts één exemplaar opsturen van hun tijdschrift of jaarboek.

 

Bovendien mogen ze deze publicaties “port betaald door bestemmeling” doorsturen naar de Koninklijke Bibliotheek die daartoe een contract heeft afgesloten met bpost. De Koninklijke Bibliotheek is niet betrokken bij de afspraken die bpost met haar klanten maakt over het afstaan van exemplaren. Voor een vlotte dienstverlening en verwerking van nieuwe publicaties door het wettelijk depot lijkt het ook niet aangewezen dat dezelfde exemplaren die eerst door bpost worden opgevraagd nadien naar de Koninklijke Bibliotheek zouden worden gestuurd. Verder biedt de Koninklijke Bibliotheek ook de mogelijkheid om elektronisch onlinepublicaties via het vrijwillig e-Depot te deponeren waardoor de kosten vrijwel tot nul herleid worden.

 

01.03  Flor Van Noppen (N-VA): Mevrouw de minister, dank u voor uw zeer uitgebreid antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Peter Dedecker aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de omzetting van de richtlijn audiovisuele mediadiensten in Brussel" (nr. 6424)

02 Question de M. Peter Dedecker au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la transposition de la directive sur les services de médias audiovisuels à Bruxelles" (n° 6424)

 

02.01  Peter Dedecker (N-VA): Mevrouw de minister, op 29 september verstuurde de Europese Commissie de mededeling IP/11/1109, waarin zij ons land dringend verzoekt de richtlijn betreffende de audiovisuele mediadiensten, die al op 18 december 2007 in werking trad, ook in Brussel uit te voeren. Wij hadden daarvoor twee jaar tijd, tot 19 december 2009. Dat is ondertussen toch ook alweer een tijdje geleden.

 

De verschillende Gemeenschappen in ons land, die bevoegd zijn voor audiovisuele mediadiensten, hebben dat reeds gedaan, wat hun bevoegdheden betreft. U weet dat onze staatsstructuur vrij complex is. Omdat er in Brussel mediadiensten zijn die niet in het Frans of in het Nederlands plaatsvinden, vallen die vallen nog altijd onder de bevoegdheid van de federale overheid, die blijkbaar die taak nog niet volbracht heeft.

 

Indien ons land niet binnen de twee maanden – wij hebben met andere woorden nog een maand – aan de Commissie meedeelt welke maatregelen er genomen werden om aan die richtlijn te voldoen, dan kan de Commissie een procedure starten bij het Europese Hof van Justitie. Dat zouden wij toch moeten vermijden.

 

Welke stappen hebt u als minister reeds genomen met het oog op de omzetting van de richtlijn voor mediadiensten in Brussel die niet Nederlands- of Franstalig zijn? De richtlijn is in werking getreden in 2007. Dat was nog net onder de huidige regering.

 

02.02 Minister Sabine Laruelle: Sinds begin dit jaar bereiden mijn administratie en mijn kabinet de tekst voor voor de omzetting van richtlijn 2010/13 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten.

 

Gelet op het feit dat er geen specifieke administratie bestaat van de audiovisuele sector op federaal niveau, moest een beroep worden gedaan op een externe consultant. Het betrof een bekend advocatenkantoor uit Brussel dat ter zake gespecialiseerd is. De tekst die wordt voorbereid, beoogt de omzetting van twee richtlijnen.

 

Ten eerste is er de richtlijn 2002/22 van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst- en gebruiksrechten met betrekking tot elektronische communicatienetwerken en diensten, wat betreft must carry. Het betreft artikel 31 van die richtlijn, namelijk de verplichting voor alle kabeloperatoren om bepaalde zenders door te geven. De richtlijn beschouwt dat als een mogelijkheid. Ik citeer: “De lidstaten kunnen redelijke doorgifteverplichtingen ("must carry") opleggen voor de bicommunautaire, biculturele audiovisuele sector in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.”

 

Het betreft een restbevoegdheid van de federale overheid op basis van de wet van 30 maart 1995. De andere is de richtlijn inzake audiovisuele mediadiensten.

 

Een eerste tekst voor de correcte omzetting van de richtlijn betreffende de must carry en de universele dienstenrichtlijn werd in de interkabinettenwerkgroep besproken, zodat de richtlijn aan de Ministerraad van februari 2011 kon worden voorgelegd. De partners zagen de urgentie op dat moment niet in, hoewel België zich blootstelde aan een veroordeling door het Europees Hof van Justitie wegens een slechte omzetting van de bepalingen. Die veroordeling kwam er op 3 maart 2011.

 

Omdat dezelfde wet van 30 maart 1995 moet worden gewijzigd, lijkt het verstandiger een globale tekst voor te leggen. Bovendien getuigt een dergelijke werkwijze van een beter bestuur.

 

In juni 2011 heb ik het BIPT gevraagd naar een advies over het voorontwerp van een globale tekst, dat in augustus 2011 werd overhandigd. Vervolgens werd de POD Wetenschappelijk Beleid gevraagd de teksten in overeenstemming met het advies te brengen.

 

02.03  Peter Dedecker (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord, waarbij mij één zaak onduidelijk is.

 

U spreekt van richtlijn 2002/22. Begrijp ik het goed dat de richtlijn toen volledig was uitgevoerd, maar dat men nu gebruik zal maken van de mogelijkheid om een must carry op te leggen of werd de richtlijn destijds niet volledig omgezet?

 

02.04 Minister Sabine Laruelle: De richtlijn is omgezet. Wij willen nu echter een globale tekst, om een beter begrip van de globale problematiek te verkrijgen. Wij kunnen niet één tekst maken en dan nog een aparte tekst uitwerken. Het is de beslissing van de regering om beide richtlijnen globaal om te zetten.

 

02.05  Peter Dedecker (N-VA): Het betreft dus een globale omzetting van richtlijn 2002/22 en richtlijn 2010/13. Hier gaat het echter over de richtlijn van 2007.

 

02.06 Minister Sabine Laruelle: Uw vraag betreft enkel richtlijn 2010/13, die reeds op 18 december 2007 in werking is getreden. De in uw vraag bedoelde richtlijn is dus dezelfde richtlijn.

 

02.07  Peter Dedecker (N-VA): Ik heb het nagekeken. Achteraf bleek er nog een latere aanpassing van de oudere richtlijn te zijn geweest. Blijkbaar is er in de communicatie van de Europese Commissie ter zake een fout geslopen.

 

02.08 Minister Sabine Laruelle: U spreekt dus niet over de richtlijn uit uw vraag. Ik heb dus ter zake geen antwoord voorbereid, aangezien er geen vraag over was.

 

02.09  Peter Dedecker (N-VA): Dat klopt.

 

Niettemin blijft het verbazingwekkend dat wij geen beroep konden doen op de diensten van het BIPT, in samenwerking met de mediaregulatoren. Zij zijn ter zake gespecialiseerd. Zij hebben onlangs een globaal werk afgeleverd over andere items inzake media en telecommunicatie. Ik weet niet in hoeverre daartoe een extern kantoor nodig was. Het is echter alleszins goed dat een en ander in orde zal komen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Vragen nrs 6557 en 6558 van de heer De Clercq zijn uitgesteld. Mevrouw Dumery is niet aanwezig om haar vraag nr. 6616 te stellen.

 

03 Vraag van de heer Karel Uyttersprot aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "faillissementen" (nr. 6656)

03 Question de M. Karel Uyttersprot à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "les faillites" (n° 6656)

 

03.01  Karel Uyttersprot (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, in september noteerden wij 1 165 faillissementen, een nieuw record. In 2011 gingen er reeds 7 650 bedrijven failliet, een stijging met 2,7 %.

 

Jaarlijks noteren wij ongeveer 10 000 faillissementen, exclusief de bedrijven die een beroep doen op de wet op de continuïteit van de ondernemingen. In september zag men in Wallonië een stijging van 8,9 % en in Brussel van 6,85 %. Zij doen het niet goed.

 

Traditioneel zagen de volgende sectoren een belangrijke stijging. De kleinhandel, de transportsector, 6,32 %, de horeca, 5,4 %, en de bouw, 5,38 %. Deze sectoren doen het dus slecht. De zwakste deelsectoren zijn alleszins de zelfstandige koerierdiensten en de horeca. Bij deze groep gaan respectievelijk 1 op de 33 en 1 op de 38 bedrijven overkop.

 

Deze vaststellingen zijn niet nieuw. Vandaar een aantal vragen, mevrouw de minister.

 

Werd al een analyse gemaakt van de oorzaken van het groot aantal faillissementen in deze sectoren? Dat sleept al jaren aan. Is de oorzaak te vinden in de kapitaalstructuur, in een te gemakkelijke toegang tot de markt of wegens het businessplan dat niet klopt? Voorziet u in maatregelen om het aantal faillissementen te voorkomen door bijvoorbeeld een betere begeleiding of een betere opvolging van het businessplan? Hoe hoopt u deze problemen structureel op te lossen?

 

03.02 Minister Sabine Laruelle: Mevrouw de voorzitter, mijn administratie heeft geen recent onderzoek gedaan of laten uitvoeren naar kwalitatieve verbanden in de faillissementproblematiek.

 

Relevante verklaringen en het gewicht van de punten die u benoemt zijn interessante parameters die als mogelijke oorzaken van een faillissement kunnen worden gezien. Dergelijke oorzakelijke verklaringen en hun relatief belang kunnen slechts worden opgetekend en geschetst via het afnemen van enquêtes bij bedrijven, curatoren, boekhouders of bedrijfsadviseurs.

 

Ik kom tot uw tweede en derde vraag. Het komt mijn opvolger toe om dit thema in de kijker te zetten en te onderzoeken. Nu gaan wij geen nieuw onderzoek doen naar het faillissement; dat is voor mijn opvolger.

 

03.03  Karel Uyttersprot (N-VA): Mevrouw de minister, ik verneem met plezier dat de parameters interessant lijken. Is er in het verleden onder uw ministerschap enig kwantitatief of kwalitatief onderzoek gebeurd?

 

03.04 Minister Sabine Laruelle: Dat is niet zo gemakkelijk. Wij hebben ook een project voor tweedekansondernemers. Wij werken samen met Unizo en UCM rond die problematiek om iets te leren over de eerste faillissementen. Dat project loopt. Het werd gestart door de regering van lopende zaken. In lopende zaken is het echter niet zo gemakkelijk om een breed onderzoek te doen want daarvoor zijn middelen nodig. Wij zullen zien of er in de begroting 2012 geld beschikbaar is voor een rondvraag over de kwalitatieve aspecten van een faillissement. Ik mag nu echter niet zeggen dat er een en ander zal gebeuren, want het is aan de volgende minister van KMO’s om dat te doen.

 

03.05  Karel Uyttersprot (N-VA): Wij moeten dit samen zien met de evaluatie van de wet op de continuïteit van de ondernemingen die bijna voor het tweede jaar in voege is. Er kan ook een kwantitatief en kwalitatief onderzoek gebeuren naar de gevolgen ervan. Ik had daarover nog een vraag, maar ik meen dat die werd verwezen naar de commissie voor de Justitie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de Mme Colette Burgeon à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "les agressions répétées dans les petits commerces" (n° 6213)

04 Vraag van mevrouw Colette Burgeon aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de herhaalde gevallen van agressie in kleine handelszaken" (nr. 6213)

 

04.01  Colette Burgeon (PS): Madame la présidente, madame la ministre, je vous prie de m'excuser pour mon retard. Lorsqu'il pleut, il y a toujours des embouteillages à n'en plus finir!

 

Le drame d'Houdeng-Aimeries, l'assassinat d'un libraire, n'est malheureusement pas un cas isolé. Chaque année, plus de 120 librairies sont attaquées. Face à la sécurisation accrue des banques et des grandes surfaces, les braqueurs ont délaissé les commerces qui étaient jadis au cœur de leur attention pour se concentrer sur les commerces de proximité qui sont des cibles bien plus faciles. Ce sont surtout les libraires et les pharmaciens qui en font les frais.

 

À côté de ce glissement de cible, nous assistons également à un glissement du profil des malfrats. Si auparavant nous avions affaire à des bandes bien organisées et méthodiques, les braqueurs d'aujourd'hui sont souvent bien plus impulsifs. L'emploi d'armes tend à se généraliser avec les conséquences dramatiques que l'on connaît. Même les caméras de surveillance ont montré leurs limites et ne les impressionnent plus.

 

Les petits commerces qui, je le rappelle, sont essentiels à la vie de quartier devaient déjà faire face à la pression sans cesse grandissante des grandes surfaces. Aujourd'hui s'ajoute donc la peur d'être braqué. Cette situation pose bien sûr des questions matérielles tant en termes de sécurisation des commerces qu'en termes humains.

 

Les investissements en matière de sécurité coûtent cher et doivent surtout s'articuler avec le maintien de la convivialité qui est au cœur des commerces de proximité. L'une des solutions envisagées consiste à diminuer encore et toujours la manipulation d'argent liquide en favorisant au maximum l'utilisation des cartes de paiement.

 

Au niveau humain, les braquages à répétition, dont ont été victimes de nombreux commerçants, ne peuvent engendrer qu'angoisses et peurs. L'accompagnement psychologique devient ici indispensable.

 

Agir en faveur de la sécurité des petits commerçants, c'est agir en faveur du maintien des commerces de proximité au cœur de nos quartiers et de nos villages. C'est agir au maintien d'un lien social et d'une convivialité qui a tendance à disparaître au profit de l'anonymat et de l'étalement urbain.

 

Madame la ministre, ne conviendrait-il pas d'organiser une table ronde reprenant l'ensemble des acteurs concernés afin de dégager des solutions pratiques pour enrayer cette criminalité qui mine l'ensemble d'une profession et, au final, la vie de nos quartiers? Y seraient discutés les mesures visant à favoriser le paiement électronique, même pour de très petites sommes, la mise en place de mesures innovantes de sécurité ainsi que l'accompagnement psychologique.

 

04.02  Sabine Laruelle, ministre: Madame la présidente, chère collègue, tout d'abord, je tiens à dire que mes premières pensées vont aux proches du libraire assassiné à Houdeng, mais aussi à d'autres familles victimes d'agressions. Récemment, un banquier et sa famille ont été séquestrés une nuit entière. Je salue le courage des familles et des personnes qui sont parfois victimes de faits excessivement violents, qui peuvent aller jusqu'à l'assassinat et qui, malgré tout, quelques jours plus tard, reprennent le travail et retrouvent le chemin de leur commerce.

 

Nous ne pouvons qu'être sensibles à ces drames et révoltés par cette criminalité qui tend à s'étendre. J'en arrive ainsi à votre question relative à l'augmentation de la criminalité envers les libraires ou les commerçants en général.

 

Il est évident que, tout comme vous, les indépendants que je rencontre me font part de l'augmentation des faits de criminalité qui ne vont pas toujours jusqu'à la séquestration, le meurtre, etc., mais qui créent vraiment un sentiment d'insécurité.

 

Pour ce qui concerne la problématique des statistiques sur ce genre de criminalité, je vous renvoie aux ministres de la Justice et de l'Intérieur qui disposent très certainement d'un plus grand nombre de données que moi.

 

Cela dit, je n'ai pas été saisie par les organisations d'indépendants en vue de discuter avec eux d'un problème ou l'autre. Toutefois, j'estime qu'une table ronde doit être organisée. J'ai d'ailleurs proposé que cette table ronde figure dans le programme du futur gouvernement. Il conviendra de l'organiser en collaboration avec les organisations d'indépendants, les services des ministres de l'Intérieur, de la Justice, des Finances et de l'Économie (PME) avec pour objectif une approche globale de la problématique.

 

En ce qui concerne les paiements électroniques pour les très petites sommes, l'excès est toujours l'ennemi du bien. Quand on parle avec les organisations d'indépendants, on s'aperçoit qu'elles ne sont pas forcément demandeuses en la matière. Elles le sont à condition que l'on mette à leur disposition les dispositifs totalement gratuitement. Si ce n'est pas le cas, la question se pose de savoir qui va payer. Si vous trouvez des budgets à cette fin, je suis prête à déposer une proposition à ce sujet. Mais le problème – je le répète – est de savoir qui va payer quoi. C'est là que réside la difficulté.

 

Par ailleurs, il faut également être attentif au surcoût que cela pourrait entraîner pour le commerçant. En effet, si on les entraîne vers la faillite, on n'aura rien résolu du tout!

 

En outre, dans le cas spécifique des librairies, le paiement électronique ne résoudrait pas forcément le problème puisqu'on y vole des cigarettes et des produits de loterie. Leur valeur est parfois beaucoup plus élevée que l'argent liquide qui se trouve en caisse.

 

Quoi qu'il en soit, ces pistes doivent être approfondies et le prochain gouvernement devra se pencher sérieusement sur le problème.

 

04.03  Colette Burgeon (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Je me suis adressée à vous parce que, immédiatement après l'assassinat de ce pauvre monsieur, l'Union des Classes Moyennes a demandé la mise place des initiatives dont je fais état dans ma question. Ces revendications sont reprises dans le document qu'elle distribue. Je suis donc étonnée qu'elle ne vous ait pas contactée.

 

04.04  Sabine Laruelle, ministre: On communique de plus en plus par presse interposée. Il faudra pourtant, un jour, retrouver le chemin classique de la concertation.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het Orion MPCV-project" (nr. 6616)

05 Question de Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le projet Orion MPCV" (n° 6616)

 

05.01  Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, nu de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA volop werkt aan een nieuwe reeks raketten en bemande ruimtecapsules wil Europa graag een steentje bijdragen aan de bouw van de nieuwe ruimtetuigen om in ruil ook Europese astronauten te kunnen meesturen op de expeditie die NASA wil ondernemen in het zonnestelsel. Voor expedities rondom de maan en planetoïden zouden de astronauten plaatsnemen in een Orion MPCV-capsule die in de ruimte moet worden gebracht door een zware draagraket waarvan onlangs de eerste schetsen zijn gepresenteerd. Zodra de capsule in de ruimte is, heeft de Orion MPCV nog een aandrijfeenheid nodig met motoren en brandstofvoorraad. Die module zou de ESA kunnen aanleveren, dat meldt althans de BBC. Het zou een gewijzigde versie zijn van het ATV, het Automatic Transfer Vehicle, een Europese onbemande ruimtevrachtboot die gebruikt wordt om het Internationale Ruimtestation te bevoorraden. Het plan zou moeten worden goedgekeurd door de Europese ministers en door de NASA.

 

Ik had mijn vraag eigenlijk aan de minister van Buitenlandse Zaken gesteld, maar ik begrijp waarom hij het aan u heeft doorgestuurd. Is de berichtgeving correct dat Europa mee zou instappen in dit Amerikaanse project? Zo ja, welke standpunten zal België hierover innemen? Zullen Belgische bedrijven hieraan kunnen deelnemen? Zijn er Belgen die binnenkort als astronaut aan de ruimtemissies zullen deelnemen? Zijn er al namen gekend?

 

05.02 Minister Sabine Laruelle: De raad van het Europese Ruimtevaartagentschap, ESA, stelt inderdaad voor om de werkmodule van het Multi-Purpose Crew Vehicle, de MPCV, in Europa te ontwikkelen. De definitieve beslissing moet worden genomen op de volgende raad van de ESA op ministerieel niveau, normaal eind 2012.

 

In het raam van de uitbating van het Internationaal Ruimtestation, ISS, moet de ESA de gemeenschappelijke uitbatingskosten betalen aan de NASA. De ESA stelt voor om de werkmodule van de MPCV te ontwikkelen, in plaats van het geld rechtstreeks over te maken aan de Verenigde Staten.

 

Het is voor mij een elegante oplossing die de Amerikanen lijkt te bevallen. België is dus voorstander van deze regeling.

 

De mogelijkheid om Europese astronauten in de MPCV te hebben is natuurlijk interessant om te bestuderen maar het is geen doorslaggevend argument die de beslissing motiveert. Belgische bedrijven nemen deel aan het uitbatingsprogramma van de ISS. Er is een industriële return van minimum 90 % gegarandeerd aan alle deelnemende staten in de ISS. De Belgische astronauten maken minder kans. Frank De Winne is officieel nog steeds actief maar heeft al aan twee missies deelgenomen waarvan een in 2009. Hij was de eerste niet-Russische en niet-Amerikaanse ‘Boss of ISS’. Andere astronauten wachten hun beurt af maar onlangs heeft de ESA vier nieuwe astronauten aangeworven en opgeleid en geen van hen heeft de Belgische nationaliteit.

 

05.03  Daphné Dumery (N-VA): Ik hoor dat Belgische bedrijven kunnen deelnemen. Dat is heel belangrijk. Wij hebben de expertise in huis. We krijgen de return. Ik hoop dat België druk kan uitoefenen om de aanbestedingen binnen te halen. We hebben al twee astronauten in de ruimte gehad. De kans is misschien klein maar we kunnen er maar op hopen. Hun kennis van de ruimtevaart is voor ons land en voor de expertise van onze onderzoekscentra heel belangrijk. We volgen het op.

 

05.04 Minister Sabine Laruelle: België is een heel belangrijk ‘spaceland’. Wij zijn de vijfde betaler bij de ESA en krijgen daarvoor de juiste return.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "bankkredieten aan de kmo's" (nr. 6693)

06 Question de M. Peter Logghe à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "les crédits bancaires accordés aux PME" (n° 6693)

 

06.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, bijna met de regelmaat van de klok schuif ik u een vraag toe inzake de kredietverlening aan ondernemingen, in casu aan kmo’s. Kmo’s zijn immers de ruggengraat van het economisch weefsel hier te lande. Kredietverlening zou hun de nodige zuurstof moeten kunnen geven om te groeien en uit te breiden.

 

Ik heb met veel aandacht een hoorzitting meegemaakt in de commissie voor het Handelsrecht en Economisch Recht. Daar kwam de CEO van Euronext, de beurs van Brussel, spreken. Hij had het over een recent kmo-plan van de beurs van Brussel, waardoor men de mogelijkheden tot financiering van kmo’s via de beurs wil stimuleren in het licht van het schaarser worden van bankkredieten. U hoort mij natuurlijk al komen: ik zou graag van u een stand van zaken krijgen inzake de bankkredieten.

 

Mevrouw de minister, is er inderdaad sprake van een kredietkrapte op de markt van de financiële instellingen? Heeft de financiële crisis de voorbije weken en maanden al gevolgen gehad? Hebt u cijfers van financiële instellingen? Heeft men bij KeFiK de indruk dat er op dat vlak iets aan het bewegen is?

 

Kent u het kmo-actieplan van de beurs van Brussel?

 

Wordt er geanticipeerd op een mogelijke kredietschaarste of –krapte? Wordt KeFiK geactiveerd? Wordt daarvoor in meer personeel en middelen voorzien?

 

Mevrouw de minister, wat de laatste vraag betreft, ik had gedacht dat er intussen al een regering met volheid van bevoegdheid zou zijn. Die is er momenteel echter nog niet. Ik stel samen met collega Uyttersprot toch de vraag of men de kredietverlening aan kmo’s moet stimuleren. Zitten er maatregelen aan te komen? Wellicht zult u antwoorden dat dat de taak is van de komende regering. Maar goed, ik zie wel wat uw antwoord is.

 

06.02 Minister Sabine Laruelle: Daar kan ik, zoals u in uw vraag stelt, geen antwoord op geven.

 

06.03  Peter Logghe (VB): Allicht.

 

06.04 Minister Sabine Laruelle: Ten eerste, op basis van de maandrapporten van de Nationale Bank van België analyseert en publiceert het KeFiK de cijfers betreffende de evolutie van de toekenning van kredieten in België. In 2010 bleef het kredietaanbod op nagenoeg hetzelfde niveau als in 2009. De behoeften waren echter groter. Door gebrek aan voldoende reserves moesten de ondernemingen dus vaker gebruikmaken van bestaande kredietlijnen om het hoofd te bieden aan hun uitgaven. De middelgrote ondernemingen hebben een vermindering met 5,78 % moeten optekenen in het bedrag van de toegekende kredieten en de zelfstandigen een vermindering met 2,04 %. De kleine ondernemingen zagen het bedrag van de toegekende kredieten echter met 3,42 % stijgen voor 2010 en de grote ondernemingen met 0,93 %.

 

Ten tweede, het kmo-plan voorgesteld door Euronext Brussel, is zeer interessant, voor zover de belangrijkste doelstelling erin bestaat de financieringscapaciteit van de kmo’s te herstellen via de beurs door de investeerders warm te maken voor aandelen van kmo’s en de tussenpersonen er maximaal over te informeren. De beursnotering vormt voor de kmo’s een financieringsalternatief, dat bovendien meer visibiliteit en geloofwaardigheid zal bieden. Toch is de beursnotering zelfs op de meest flexibele markt zoals Alternext niet voor alle kmo’s een oplossing, met name voor de kleinste en/of minst innoverende. De beursmarkten zijn dus een interessante financieringsopportuniteit voor middelgrote ondernemingen en/of voor ondernemingen die een groot ontwikkelingspotentieel hebben dankzij investeringen.

 

Ten derde, het KeFiK maakt geen prognoses, maar constateert en analyseert ex post het gedrag van ondernemingen en banken inzake de toegang tot kredieten.

 

Ten slotte, we moeten er in de eerste plaats voor zorgen dat de zelfstandigen en kmo’s beschikken over een maximum aan informatie over de beschikbare financieringstypes en over de voorbereiding van hun kredietaanvraag. De overheid moet de banken dus aanmoedigen om dat soort informatie te leveren aan de ondernemingen. Na de recente financiële en economische crisissen zijn de banken voorzichtiger geworden in hun beslissingen en in hun voorwaarden voor de toekenning van kredieten. Er bestaat bovendien een reeks overheidsmaatregelen ter ondersteuning van financiering. Omdat die het gevraagde kredietbedrag doen verlagen of de bank meer waarborg geven, kunnen ze de beslissing van die laatste gunstig beïnvloeden.

 

Volgens de enquête van het KeFiK over de financiering van kmo’s in 2010 blijven bepaalde maatregelen, leningen van het Participatiefonds, de staatswaarborgen en het openbaar risicokapitaal, nog te weinig bekend bij de ondernemingen, die er dan ook te weinig aan denken om ervan gebruik te maken. De overheid moet dus haar inspanningen voortzetten om ondernemers en tussenpersonen hierover zo goed mogelijk te informeren.

 

Bovendien is een vereenvoudiging van de toegangsvoorwaarden ook wenselijk om de ondernemingen aan te moedigen de overheidsmechanismen ter ondersteuning van financiering te gebruiken.

 

06.05  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Er is inderdaad nog geen nieuwe regering, maar het is goed dat u al aanraakt waarop de volgende regering zou moeten letten, zoals het beter bekendmaken van de mogelijkheden van het Participatiefonds en het vereenvoudigen van procedures.

 

Ik heb toch wel met enige bezorgdheid geluisterd naar uw cijfergegevens, met name de evolutie van 2010 ten opzichte van 2009. Het feit is toch dat minder kredieten voor kmo’s en zelfstandigen werden toegestaan. Dat blijft toch een punt om met veel aandacht te volgen.

 

Ik vraag alleen af of u al cijfers voor 2011 hebt. Zet de trend zich door of is het nog te vroeg om daarover iets te zeggen?

 

06.06 Minister Sabine Laruelle: Ik heb geen cijfers voor 2011.

 

06.07  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Wij zullen het probleem met veel aandacht blijven volgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "het stijgend verlies door winkeldiefstal en het gebruik van SDNA" (nr. 6731)

07 Question de M. Peter Logghe à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "les pertes croissantes causées par les vols à l'étalage et l'utilisation d'ADN synthétique" (n° 6731)

 

07.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, deze vraag ligt in het verlengde van de vraag van collega Burgeon.

 

Het Britse Centre for Retail berekende onlangs dat derving, dus het verlies door winkeldiefstal of diefstal door het personeel en andere zaken, in België in 2010 nog gestegen zou zijn met ongeveer 6,5 %. U weet ook dat verschillende zelfstandigenorganisaties aan de alarmbel trekken omdat volgens hen nog steeds bijzonder veel winkeliers, tot zelfs de helft van hen, wel eens het slachtoffer worden van winkeldiefstal.

 

Wij moeten echter niet over alles negatief zijn. Ik weet wel dat de snelrechtprocedures, die in enkele arrondissementen worden toegepast, inderdaad een afschrikwekkend effect hebben op potentiële dieven. Dat heeft dus een positieve uitwerking. Toch zijn heel wat winkeliers van mening dat de overheid meer zou kunnen doen om ontradend te werken.

 

Een systeem dat u ongetwijfeld kent en dat momenteel opgang maakt en in enkele afgebakende gebieden werd uitgetest, is SDNA, de synthetische DNA. In Nederland werd die methode met succes toegepast, ook in winkels met bijzonder diefstalgevoelige producten, en dat is wel interessant.

 

Mevrouw de minister, mijn vragen aan u zijn de volgende.

 

Ten eerste, kent u het SDNA-proefproject? Graag verneem ik uw eerste reactie.

 

Ten tweede, zoals ik zei, in Nederland wordt SDNA met succes gebruikt, niet alleen bij particulieren, maar ook bij zelfstandigen, die daarmee ofwel de volledige winkel uitrusten, ofwel bepaalde diefstalgevoelige producten met een SDNA-spray behandelen.

 

Ik weet wel dat u in een regering van lopende zaken zit. Het is waarschijnlijk wachten op een regering met volheid van bevoegdheid om een en ander te ondernemen. Toch vind ik dat project zelf voldoende interessant om het onder uw aandacht te brengen en om te hopen dat u mee de aanzet geeft, met een aantal zelfstandigenorganisaties, om dat beter bekend te maken.

 

Ten derde, in Dendermonde liep een tijd geleden een proefproject waarbij de stad een gedeelte van de aankoopprijs van SDNA voor haar rekening nam. Particulieren en zelfstandigen konden het product kopen voor de prijs van 90 euro, waarbij de stad zelf een terugbetaling deed van 80 euro, wat uiteindelijk neerkomt op 10 euro kosten. Volgens mij is dat voor iedereen betaalbaar. Denkt men eraan om de promotie van dergelijk preventiemateriaal ook fiscaal te ondersteunen? Ik ben benieuwd naar uw antwoord.

 

07.02 Minister Sabine Laruelle: Mevrouw de voorzitter, ik heb mijn analyse al aan mevrouw Burgeon uitgelegd… U hebt die ook gehoord. Ik zal niet alles herhalen.

 

De vraag om de in Nederland toegepaste SDNA-methode in België te promoten en de vragen over de manier waarop dat zou kunnen gebeuren en of een financiële en fiscale ondersteuning mogelijk is, dienen eerst te worden voorgelegd aan de ministers van Justitie, Binnenlandse Zaken en Financiën. Als er in de volgende weken een vergadering met alle actoren zou plaatsvinden, dan moeten misschien ook die voorstellen worden voorgelegd. Ik kan dus niet zeggen dat wij dat zullen betalen of fiscale maatregelen zullen nemen. Wij moeten eerst met de actoren en de handelaars spreken.

 

Mevrouw Burgeon heeft over een elektronisch betalingssysteem gesproken. Dat kost ook geld. Wij kunnen niet alles doen en alles betalen. Wij moeten met Justitie, Financiën, Binnenlandse Zaken en de betrokken actoren de beste oplossingen vinden.

 

Persoonlijk wil ik in dit stadium voorzichtig blijven over de voorgestelde oplossingen. Ik heb geen analyse van de test gekregen. Het is niet zo gemakkelijk. Wij moeten met alle actoren een vergadering beleggen om over de problematiek te spreken.

 

07.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb het antwoord dat u op de vraag van mevrouw Burgeon hebt gegeven aandachtig beluisterd. Ik hoop dat u het met mij en met de zelfstandigenorganisaties eens bent dat winkeldiefstal een fenomeen is dat zo wijd verspreid is dat daarop reactie moet komen. Het kan niet zijn dat 50 % van de winkeliers jaarlijks het slachtoffer worden van winkeldiefstal. Het is goed dat, op het vlak van Justitie, de snelrechtprocedures zorgen voor een snellere behandeling van die gevallen, maar wat de preventie betreft, via elektronische betaalmiddelen of SDNA, moet er in elk geval zo snel mogelijk een oplossing komen om het vertrouwen van onze winkeliers te herstellen.

 

Het verheugt mij dat u die mening deelt. Ik hoop dat wij zo snel mogelijk tot een hoorzitting of wat dan ook kunnen komen, zodat daaraan gevolg wordt gegeven.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

La présidente: La question n° 6740 de M. Moriau est transformée en question écrite.

 

08 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de kmo's die maar moeilijk herstellen van de crisis" (nr. 6734)

08 Question de M. Peter Logghe à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "les PME qui ne se remettent que difficilement de la crise" (n° 6734)

 

08.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, de vraag overlapt enigszins de vraag van de heer Uyttersprot. Het gaat mij over de resultaten van een studie van Deloitte waaruit blijkt, mevrouw de minister, dat de doorsnee kmo zich eigenlijk slechts met veel moeite herstelt van de crisis van 2008. Ten opzichte van 2007 bijvoorbeeld konden slechts 4 op de 10 kmo’s hun omzet doen groeien. Het operationele rendement bleef onder het pre-crisisniveau. Omdat kmo’s het vooral moeten hebben van goede werknemers wordt slechts zelden overgegaan tot ontslag. Het zijn dan vooral de investeringen die worden uitgesteld of geannuleerd.

 

Mevrouw de minister, vooral twee sectoren baren het advies- en accountantsbureau Deloitte grote zorgen, namelijk de industrie- en de bouwsector. De toestand zou er vrij precair zijn en de cijfers van de heer Uyttersprot over het aantal faillissementen in de bouwsector bewijzen dit.

 

Ik heb dan ook een aantal concrete vragen. 62 % van de bedrijven in de industrie zou de omzet in 2010 hebben zien dalen. Ook in de bouw gaat het niet goed. Ik weet dat u nog altijd ontslagnemend minister bent. U zult waarschijnlijk niet te veel kunnen ingaan op eventuele maatregelen. Wat mij echter zorgen baart, is het uitstellen van investeringen door de kmo’s. U weet dat groei alleen mogelijk is door investeringen. Die investeringen blijven uit en de markt zal verder afkalven. Kunt u nog maatregelen nemen in de weken vóór het aantreden van een nieuwe regering? Heeft u ook een eerste reactie op het feit dat die investeringen inderdaad worden uitgesteld?

 

U kan mij denkelijk wel een antwoord geven op de vaststelling uit de studie dat de kmo’ers steeds vaker op het correct en vooral het tijdig innen van openstaande facturen van klanten letten, hetzij privé- dan wel professionele of overheidsklanten.

 

Ik heb er indertijd ook al op aangedrongen dat, op het vlak van het betalen van facturen aan bedrijven, de overheid het goede voorbeeld moet geven.

 

Hoe zit het met maatregelen om facturen die de overheid moet betalen, op tijd te betalen? Wordt de termijn binnen dewelke de overheid betaalt, jaar na jaar ingekort? Wordt de betaalperiode dus korter of gaat het opnieuw de verkeerde richting uit en wordt de betalingstermijn opnieuw langer?

 

Zou de overheid er bijvoorbeeld kunnen aan denken om bedrijven ter compensatie van het niet betalen door de overheid van openstaande facturen fiscale ontlasting te verlenen?

 

Ik ben benieuwd naar uw antwoord.

 

08.02 Minister Sabine Laruelle: Mevrouw de voorzitter, de trendmatige index van de omzet in de industrie (2000=100) lag in maart 2011 inderdaad met 1 155,7 bijna 12 procentpunt onder het peil van maart 2008, vóór aanvang dus van de banken- en economische crisis in de herfst van 2008.

 

Sinds maart 2008 is de trend van de omzet in de industrie stapsgewijze tot het huidige peil toegenomen.

 

In antwoord op uw vraag over de nieuwe te treffen maatregelen is het evident dat nieuwe maatregelen moeten worden getroffen, teneinde investeringen en groei te bevorderen, vooral in de kmo’s. De kmo’s vormen immers 98 % van de ondernemingen in België.

 

Dat gezegd zijnde, is de goedkeuring van dergelijke maatregelen in lopende zaken erg moeilijk. Het zal dus aan de volgende regering zijn om geschikte maatregelen te treffen.

 

De Europese richtlijn van het Europees Parlement en van de Europese Raad van 16 februari 2011 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties moet vóór 12 maart 2013 worden omgezet.

 

Hopelijk zullen deze nieuwe bepalingen de betalingstermijnen zowel van de overheid ten voordele van de ondernemingen als tussen de ondernemingen onderling op substantiële wijze verminderen.

 

08.03  Peter Logghe (VB): Dat was het antwoord dat men kon verwachten van een minister in lopende zaken. Ik zal een aantal van mijn vragen opnieuw indienen als de minister volheid van bevoegdheden heeft.

 

Ik ben dankbaar voor het antwoord over de facturen en het feit dat de Europese richtlijn voor 12 maart 2013 moet worden omgezet. Wij komen er later met plezier nog op terug.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.06 uur.

La réunion publique de commission est levée à 11.06 heures.