Commission de la Défense nationale

Commissie voor de Landsverdediging

 

du

 

Mercredi 19 octobre 2011

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Woensdag 19 oktober 2011

 

Voormiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 09.50 uur en voorgezeten door de heer Filip De Man.

La séance est ouverte à 09.50 heures et présidée par M. Filip De Man.

 

01 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "de buitenlandse kritiek op de NH90-helikopters" (nr. 5883)

- de heer Bert Maertens aan de minister van Landsverdediging over "de NH90-helikopters" (nr. 5947)

01 Questions jointes de

- Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "les critiques émises à l'étranger au sujet des hélicoptères NH90" (n° 5883)

- M. Bert Maertens au ministre de la Défense sur "les hélicoptères NH90" (n° 5947)

 

01.01  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik stel u graag enkele vragen over de NH90-toestellen, de helikopters die de Seaking-toestellen van het 40ste smaldeel in Koksijde systematisch moeten vervangen. In Duitsland en Nederland is er nogal wat kritiek op die toestellen geuit. De helikopters zouden de verwachtingen niet inlossen wegens te zwaar, te lomp, te beperkt en vol gebreken.

 

Zo zou, volgens een rapport van de Nederlandse Koninklijke Luchtmacht, de marineversie van de nieuwe helikopter 600 kilo te zwaar zijn, waardoor hij moeilijk kan landen op de Nederlandse fregatten, die gelijk zijn aan de Belgische fregatten. Hij zou ook minder gewicht kunnen dragen dan verwacht. Zo zou de NH-90 bij operaties boven zee naast de piloot maar vijf à zes personen kunnen vervoeren, in plaats van de vooropgestelde 12.

 

Ook in Duitsland zou men allerminst opgetogen zijn over het toestel. De belangrijkste reden zou zijn dat het toestel te krap is. Er zou zo weinig ruimte aan boord zijn dat in- en uitstappen alleen zou kunnen wanneer het toestel aan de grond staat. Bovendien kunnen, volgens het artikel, “zwaar beladen militairen nauwelijks een vin verroeren in het toestel” en zouden de wapens bij plaatsgebrek tijdens de vlucht gewoon op de grond moeten liggen. Als klap op de vuurpijl zouden de zitjes aan boord berekend zijn op een maximaal gewicht van 110 kilo, wat te weinig zou zijn voor een Duitse militair met zijn volledige uitrusting.

 

Het Belgisch leger bestelde acht van die NH90-toestellen. Ik heb daarover de volgende vragen.

 

Ten eerste, wat is de visie van Defensie op de kritiek die geuit wordt op de NH-90-helikopters? Wordt die kritiek gedeeld of kan ze worden weerlegd? Kunt u daarbij een bijkomende toelichting geven?

 

Ten tweede, zijn de toestellen, volgens de gegevens van Defensie, geschikt om in te zetten voor search-and-rescuemissies op zee, ter vervanging van de Seakings?

 

Ten derde, zal de levering van de NH-90-helikopters aan ons land vertraging oplopen? Dat was in het verleden al zo. Dat hebt u bevestigd voor de SAR-types. Wat is de huidige stand van zaken en wat zijn de huidig bekende leveringstermijnen?

 

01.02  Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, net als mevrouw Ponthier heb ik tijdens de zomervakantiemaanden de berichten over de mogelijk gebrekkige NH90-helikopters gelezen. Ik zal u de inleiding besparen. Mevrouw Ponthier heeft de situatie zeer duidelijk geschetst. Ik ga meteen over naar mijn concrete vragen.

 

Ten eerste, kloppen de berichten over de gebreken aan de helikopters? Welke tests of onderzoeken heeft Defensie zelf al uitgevoerd?

 

Ten tweede, welke vertraging loopt de levering van de NH90’s op door de noodzakelijke aanpassingen die aan de helikopters moeten gebeuren?

 

Ten derde, zal de aangepaste helikopter in staat zijn om alle taken die de Seaking nu uitvoert over te nemen?

 

Ten vierde, wat is de invloed van de aanpassingen van zowel de NH90-helikopters als van de fregatten op de totale kostprijs van het gehele project?

 

01.03 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, om de initiële training van bemanningsleden toe te laten vliegen Duitsland en Nederland met een overgangsversie van de NH90-helikopter die nog niet aan alle vereisten van het contract voldoet. België zal over de definitieve versie, de full-operational-capableversie, van de NH90 beschikken, conform het contract. Het gaat dus over een ander type.

 

Voor een aantal specifieke opdrachten, zoals de bestrijding van onderzeeërs, kan de NATO Frigate Helicopter, de NFH-variant, met bijkomende systemen, zoals de sonarconsole, de torpedo’s en de raketten worden uitgerust, waardoor de beschikbare ruimte voor de passagiers vermindert en het gewicht van de helikopter toeneemt.

 

Bij de transportversie, de Tactical Transport Helicopter, TTH, kan het aantal zitjes worden uitgebreid van 16 naar 20, waardoor de vrije ruimte krapper wordt.

 

Deze specifieke opdrachten en configuraties zijn echter niet voorzien in het Belgische operationeel concept en deze systemen werden door België dan ook niet aangekocht.

 

Voor de SAR-opdrachten, search and rescue, beschikken de Belgische NFH over de vereiste capaciteiten en uitrustingen.

 

Met betrekking tot het leveringsschema, worden in drie NFH voorzien voor het tweede semester van 2012 en één voor het eerste trimester van 2013. Van de TTH wordt één toestel geleverd in het vierde trimester van 2012 en de overige drie à rato van één toestel per trimester in 2013.

 

Het bedrag van de boetes wordt bepaald op basis van de effectieve leveringsdatum van elk toestel, vergeleken met zijn contractuele leveringsdatum, en kan dus pas met zekerheid worden berekend na de levering van het laatste toestel.

 

Teneinde de fregatten in staat te stellen om de NH90-helikopter te laten opereren aan boord, was een aanpassing aan het dek noodzakelijk. Deze modificatie was inbegrepen in de verkoopsovereenkomst die tussen Nederland en België totstandkwam met betrekking tot het verwerven van de fregatten.

 

Ten slotte, ons land streeft in het kader van het NH90-project naar internationale samenwerking om de configuratie na de levering te laten evalueren en beoogt geen eigen modificaties aan de helikopters door te voeren.

 

01.04  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, ik dank u alvast voor de gegevens die u ons bezorgd hebt. U stelt ons op een bepaalde manier gerust wat de kritiek betreft. U zegt dat de kritiek werd geuit op een overgangstype. Dat blijkt dus niet het geval te zijn voor de toestellen die België heeft aangekocht voor het leger. We zullen de realiteit natuurlijk later aftoetsen aan de voorspelling die u hier doet. Toch hebben wij nog een aantal vragen over de vereiste infrastructuurwerken aan de toestellen. Heb ik het goed begrepen dat u nu zegt dat er geen aanpassingen aan de toestellen moeten gebeuren om ze bij ons actief te kunnen inzetten? Ik zal u daar later nog vragen over stellen.

 

Wat de levering betreft, u schuift de termijn alsmaar op. Bij een vorige vraag stelde u dat het maart 2012 zou zijn. Op een vraag van een collega in deze commissie antwoordde u daarna dat het eerste toestel in de eerste helft van 2012 zou worden geleverd. Het gaat dan om het NFH-toestel. Nu hebt u het over het tweede semester van 2012. U schuift dat dus telkens op. Ik vraag mij af hoeveel het overschrijden van de leveringstermijn ons zal kosten. Kunt u daar op dit moment iets meer over zeggen?

 

01.05  Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Het was heel duidelijk. Ik deel echter de bezorgdheid van collega Ponthier over de vertraging die het dossier oploopt en de mogelijke kosten die daaraan verbonden zullen zijn. Ik hoop dat u die tot een strikt minimum zult kunnen beperken. Wij zullen in elk geval het dossier van deze NH-90’s blijven volgen. Indien nodig komen wij in de commissie op dit onderwerp nog terug.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "de aankondiging over de uitsluiting van leden van 'criminele motorbendes' binnen Defensie" (nr. 5884)

- de heer Bert Maertens aan de minister van Landsverdediging over "militairen in motorbendes" (nr. 6107)

02 Questions jointes de

- Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "des membres de gangs de motards qui seraient exclus de la Défense" (n° 5884)

- M. Bert Maertens au ministre de la Défense sur "des militaires appartenant à des bandes de motards" (n° 6107)

 

02.01  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, afgelopen zomer konden wij via de media vernemen dat Defensie juridische mogelijkheden onderzoekt om leden van zogenaamde “criminele motorbendes” te weren uit haar rangen. De aandacht voor dit probleem is natuurlijk een gevolg van de moorden tussen enkele motorbendes in Limburg. Enkele verdachten in het moordonderzoek zouden ex-paracommando’s zijn.

 

Wat wij lezen in de pers doet vragen rijzen. Ik krijg dan ook graag toelichting van u of de juridische analyse al gestart is? Zo ja, sinds wanneer? Wie voert de analyse uit? Wat houdt zij concreet in?

 

Wat zijn volgens Defensie “criminele motorbendes”? Welke criteria worden hiervoor gehanteerd?

 

Zal er algemeen worden opgetreden indien het wordt bevestigd door de juridische analyse? Of wordt ieder lidmaatschap afzonderlijk geëvalueerd?

 

Kunnen feiten in de privésfeer op dit moment al voor Defensie het voorwerp uitmaken van een tuchtmaatregel? Welke feiten komen daarvoor in aanmerking? Kunt u een overzicht geven van de tuchtmaatregelen die met feiten in de privésfeer te maken hadden? Als het kan, krijg ik graag een overzicht van de afgelopen 10 jaar.

 

02.02  Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de minister, ik kan de toekomstige meerderheidspartijen geruststellen. Het feit dat ik de tweede keer schouder aan schouder met onze collega van Vlaams Belang een vraag stel, betekent geenszins dat wij de bedoeling hebben schouder aan schouder in de oppositie te zetelen en de toekomstige regering kritisch aan te pakken.

 

Mijnheer de minister, het dossier is voldoende bekend. Ik heb mijn vraag vooral gesteld vanuit de bezorgdheid over criminele feiten die mogelijk door militairen worden gepleegd, maar ook vanuit de bezorgdheid over de manier waarop Defensie omgaat met privézaken en over de mogelijke gevolgen voor militairen van hun gedrag in de privésfeer.

 

Ik kom tot mijn concrete vragen.

 

Ten eerste, wat is de concrete stand van zaken van het onderzoek waarnaar de woordvoerder van Defensie in de pers heeft verwezen?

 

Ten tweede, is er een juridische basis aanwezig om een militair op basis van zijn lidmaatschap bij een motorbende uit het leger te weren? Daarmee bedoel ik zonder dat de persoon een bewezen criminele daad in het raam van de motorbende heeft gesteld.

 

Ten derde, welke andere tuchtmaatregelen, los van een ontslag uit het leger, overweegt Defensie te nemen tegen militairen die lid van een motorbende in het algemeen zijn? Het gaat mij niet specifiek over de twee betrokkenen.

 

Ten vierde, waar loopt voor Defensie de grens – heel belangrijk – tussen het privéleven van een militair en zijn of haar beroepsleven? In welke mate kan Defensie militairen bepaalde zaken in de privésfeer verbieden?

 

Het betreft hier een heel belangrijke en interessante vraag. Ik hoop op een heel belangrijk en interessant antwoord van u.

 

02.03 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega-vraagstellers, de juridische analyse omtrent de problematiek van de motorbendes is op 17 juni 2011 van start gegaan. De analyse werd gelijktijdig door de Algemene Directie Human Resources en door de Algemene Directie Juridische Steun en Bemiddeling gevoerd.

 

De analyse moet uitmonden in een gezamenlijk voorstel dat aan de Chef Defensie wordt bezorgd en waarin wordt bepaald welke acties kunnen worden ondernomen tegen militairen die vermeende strafbare feiten plegen door hun betrokkenheid bij strafbare handelingen van een vereniging, een groepering of een club.

 

Ik wens nog te preciseren dat het loutere lidmaatschap van een motorbende geen juridische basis vormt om een militair uit Defensie te weren. Het lidmaatschap van militairen bij verenigingen, groeperingen, clubs en dergelijke behoort tot de vrijheid van vereniging, mening en uiting alsook tot het privéleven.

 

Artikel 8 van de Europese Conventie ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden alsook artikel 22 van de Belgische Grondwet verwijst naar voorgaand uitgangspunt.

 

Artikel 182 van dezelfde Grondwet stelt dat rechten en plichten van de militairen bij wet moeten worden vastgelegd. De wetgever heeft ze in de wet van 14 januari 1975 houdende het tuchtreglement van de krijgsmacht in het militaire Strafwetboek en in de verschillende wetten betreffende het statuut van de militairen vastgelegd.

 

Concreet houdt het statuut in dat, behalve een definitieve ambtsontheffing bij ontslag van ambtswege, ook tuchtmaatregelen en/of statutaire maatregelen tegen een militair kunnen worden overwogen. De tuchtmaatregelen zijn de terechtwijzing, de vermaning, het eenvoudig of zwaar arrest. Behalve het ontslag is de statutaire maatregel de tijdelijke ambtsontheffing. Laatstgenoemde maatregelen worden toegepast voor ernstige feiten, onafhankelijk van de vaststelling dat ze in de privésfeer en/of in het militaire milieu werden gepleegd.

 

Defensie beschikt weliswaar niet over statistische gegevens die een onderscheid tussen beide situaties maken.

 

Mijnheer de voorzitter, aldus rond ik mijn antwoord af.

 

02.04  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, uw antwoord beantwoordt deels aan mijn verwachtingen. U zegt dat er op dit moment geen link is tussen louter het lidmaatschap en een aantal criminele feiten en dat daar geen regels voor bestaan binnen Defensie. Dat lijkt mij de logica zelve. Het lijkt mij ook een verhaal op de grens van de vrijheid van vereniging die wij hoog in het vaandel dragen in dit land. Men vraagt zich anders af waar de grens kan liggen en welke club of groepering er nog in aanmerking voor zou kunnen komen.

 

Toch heb ik nog een aantal vragen. U hebt niet gezegd wat volgens Defensie criminele motorbendes zijn. Welke criteria hanteert u voor deze analyse? Kunt u daar nog iets over zeggen? Waardoor wordt een onderzoek bepaald? Welke verenigingen worden op dit moment onderzocht?

 

02.05 Minister Pieter De Crem: Mevrouw, niet als traditioneel excuus, maar het komt niet de minister van Defensie toe om te bepalen of het over bendevorming gaat en, zo ja, of het een criminele bende betreft. Het is Justitie, georganiseerd in rechtbanken en hoven, dat daarover beslist.

 

02.06  Annick Ponthier (VB): Ik heb gevraagd wat de juridische analyse concreet inhoudt en een belangrijk element daarvan is dat een aantal criteria moet worden gehanteerd voor wat moet worden onderzocht. Ik wil uit bezorgdheid waarschuwen en voorzichtigheid hierin adviseren. Als tuchtmaatregelen dienen voor strafrechtelijke feiten die al dan niet in de privésfeer of in het raam van een bepaalde vereniging gebeuren, moeten we zeer voorzichtig zijn. Dat wil ik u meegeven.

 

02.07  Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw duidelijk antwoord. Ik kijk met belangstelling uit naar het resultaat van de juridische analyse en het rapport dat u zal worden bezorgd. Ik neem aan dat wij daar in de nabije toekomst nog op kunnen ingaan en daar eventueel een kopie van kunnen krijgen.

 

Ik ben tevreden met uw beoordeling dat het lidmaatschap van een vereniging geen voldoende basis vormt voor een ontslag uit het leger of een tuchtsanctie. Dat is ook ons standpunt. Het verontrust en treft mij wel dat in de pers in augustus door Defensie daar andere dingen over werden gezegd en er mist rond werd gespuid. Ik stel voor duidelijke interne richtlijnen uit te werken over de manier waarop daarmee moet worden omgegaan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Collega's, het eerste punt van de agenda zal om 11 u 00 worden behandeld omdat wij dan de bespreking aanvatten van het wetsontwerp. Hopelijk zullen alle fractie vertegenwoordigd zijn.

 

De minister liet mij weten dat hij deze commissievergadering omstreeks 11 u 45 zal moeten verlaten. Wellicht zullen de meer dan veertig vragen op de agenda niet allemaal kunnen worden gesteld.

 

03 Samengevoegde vragen van

- de heer Gerald Kindermans aan de minister van Landsverdediging over "de berichten over het stijgend aantal zelfmoorden binnen Defensie" (nr. 5923)

- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "het aantal zelfmoorden bij het Belgisch leger" (nr. 5945)

- mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "het aantal zelfdodingen binnen Defensie" (nr. 5958)

03 Questions jointes de

- M. Gerald Kindermans au ministre de la Défense sur "les informations concernant le nombre croissant de suicides au sein de la Défense" (n° 5923)

- Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "le nombre de suicides dans l'armée belge" (n° 5945)

- Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "le nombre de suicides au sein de la Défense" (n° 5958)

 

03.01  Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, volgens La Dernière Heure zou het aantal zelfmoorden in het Belgisch leger stijgen. Dit zou volgens de krant blijken uit cijfers die de sociale dienst van Defensie bezorgde aan dokter-kolonel Lemmens, arbeidsinspecteur bij Defensie. Volgens deze laatste is er vooral een probleem op het vlak van preventie, iets wat door Defensie zelf zou worden ontkend, nog steeds volgens de krant.

 

Gezien de gevoeligheid en de complexiteit van dit thema, had ik hierover graag de volgende vragen gesteld, mijnheer de minister.

 

Klopt het dat Defensie de afgelopen jaren werd geconfronteerd met een stijgend aantal gevallen van zelfdoding en pogingen tot zelfdoding?

 

Kunt u schetsen welke maatregelen en mechanismen momenteel bestaan binnen uw departement om zelfmoord onder militairen zo veel mogelijk te vermijden?

 

Wat is uw antwoord op de kritiek dat er in het Belgische leger te weinig rond preventie wordt gedaan?

 

03.02  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, volgens cijfers die de sociale dienst van Defensie aan arbeidsinspecteur en dokter-kolonel Lemmens heeft bezorgd, zou het aantal zelfmoorden in het Belgisch leger stijgen.

 

Er is sprake van 5 incidenten in 2008, van 12 incidenten in 2009 en van 19 incidenten in 2010. Deze gegevens impliceren dat er te weinig wordt gedaan inzake preventie.

 

Mijnheer de minister, kunt u voorgaande cijfers bevestigen? Hoe lagen de cijfers in de jaren voordien, teruggaand tot het jaar 2000? Zijn er factoren bekend die de stijging kunnen verklaren?

 

Wat houdt het preventiebeleid momenteel concreet in? Hoeveel personen worden hiervoor vrijgemaakt en in welke diensten? Wordt er jaarlijks specifiek voor dit domein een budget vrijgemaakt? Zo ja, hoeveel bedraagt dit?

 

Volgens de woordvoerder van Defensie is er nog ruimte voor verbetering. Deelt u deze mening? Zo ja, kunt u toelichten wat dit concreet zou kunnen inhouden?

 

03.03  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 18 juli kreeg ik als antwoord op mijn schriftelijke vraag over zelfdoding bij militairen dat het aantal zelfdodingen en pogingen tot zelfdoding onder het medische geheim vallen. Hun aantal is onbekend.

 

Op 25 augustus verschenen er via de sociale dienst van Defensie en de arbeidsinspectie echter wel cijfers in de kranten over het aantal zelfdodingen in het Belgisch leger. Uit deze cijfers blijkt dat het aantal zelfdodingen binnen Defensie stijgt. In 2008 waren er 5 zelfdodingen onder 37 000 personeelsleden. In 2010 is dit gestegen tot 19 zelfdodingen per 36 000 medewerkers.

 

Kolonel-geneesheer Lemmens zegt zelfs dat er inzake preventie van zelfdoding helemaal niets gedaan wordt. Ik wil u dan ook graag de volgende vragen stellen.

 

Ten eerste, bevestigt u de cijfers die kolonel-geneesheer Lemmens naar voren schuift? Indien ja, hoe verklaart u de sterke stijging van het aantal zelfdodingen bij Defensie?

 

Ten tweede, deelt Defensie de analyse van kolonel-geneesheer Lemmens dat er onvoldoende maatregelen zijn ter preventie van zelfdoding? Sinds wanneer worden die maatregelen genomen? Werd er intussen al een evaluatie van de maatregelen gedaan? Zo ja, wat is de uitkomst ervan? Ik dank u alvast voor uw antwoord.

 

03.04 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, de preventie van zelfdoding maakt deel uit van een geheel van preventiemaatregelen, psychosociale hulp en/of begeleiding, dat aan het personeel wordt aangeboden.

 

De primaire preventie begint bij de selectie van de kandidaten die geëvalueerd worden op hun geschiktheid voor het militaire beroep. Daarnaast krijgen de militairen in de voorbereidingsfase van elke operatie een training om hen met de psychologische en sociale uitdagingen van de zending te laten omgaan.

 

Indien er geestelijke gezondheidsproblemen worden vastgesteld bij militairen, en er een risico bestaat bij deelname aan gewapende activiteiten, wordt er overgegaan tot de tijdelijke ongeschiktheid wapens te hanteren, tot de betrokkenen opnieuw geschikt worden bevonden. Zij worden doorverwezen naar het Centrum voor Geestelijke Gezondheid, waar zij door specialisten worden opgevangen en begeleid. Het Centrum stelt bovendien een brochure ter beschikking om de betrokken militairen en collega’s die geconfronteerd worden met een poging tot zelfdoding gepast bij te staan.

 

Daarnaast levert de sociale dienst van Defensie eerstelijnshulp bij problemen, en dit in de vorm van informatie, advies en onder andere psychologische ondersteuning. Defensie beschikt ook over een netwerk van lokale vertrouwenspersonen tot wie het personeel zich kan wenden bij problemen van psychosociale aard.

 

Defensie implementeert nu een psychosociale risicoanalyse, als onderdeel van het dynamisch risicobeheersysteem. De registratie van incidenten van psychosociale aard maakt deel uit van deze risicoanalyse, om zo eventuele problemen beter in kaart te kunnen brengen.

 

Voorts maakt een officier-psycholoog van onze defensiestaf deel uit van de pas opgerichte NAVO-werkgroep die zich buigt over de preventie van zelfdoding.

 

Tot slot, er wordt getracht het aanbod van hulpmiddelen via laagdrempelige communicatie aan te reiken aan de personeelsleden van Defensie. Het elektronisch welzijnsloket dat op mijn vraag werd geïnstalleerd, is daar een voorbeeld van, en werkt naar behoren.

 

03.05  Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de minister, ik stel met genoegen vast dat de berichten als zou er weinig worden gedaan absoluut onjuist zijn. Ik verneem dat er heel wat maatregelen bestaan waarvan ik zelfs het bestaan niet kende. Ik denk dat het belang daarvan niet moet worden onderschat. Onze samenleving behoort jammer genoeg bij de koplopers op het vlak van zelfdoding, wereldwijd. Ook in het leger lijkt het mij belangrijk, gelet op de stressvolle situaties waarin die mensen soms moeten werken, om dit zeer ernstig te nemen. Ik heb de indruk dat dit ook gebeurt, waarvoor dank.

 

03.06  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoorden. Dit is uiteraard een zeer gevoelige en delicate materie. U geeft een aantal mogelijkheden aan, een zeer uitgebreid gamma zelfs, die op dit moment al bestaan om problemen te detecteren, op te volgen en de mensen te begeleiden die eventueel tot een risicogroep behoren.

 

Als de arbeidsinspecteur dit aankaart, lijkt het mij toch duidelijk dat er op een aantal domeinen nogal wat schort. There is always room for improvement. Wij pleiten hier dan ook voor het verhogen en het intensiveren van het preventiebeleid in het algemeen. Wij volgen de verbetering op het terrein zeker op.

 

03.07  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, u somde ter zake een aantal maatregelen op, waaruit blijkt dat er wel degelijk een en ander wordt gedaan. Als er toch zo’n ernstige stijging is van het aantal zelfdodingen is – al heb ik de verklaring daarvoor nog niet gehoord – lijkt het mij toch nuttig om een evaluatie te maken van die maatregelen. In die zin hoorde ik een ontwijkend antwoord. Er moet worden nagegaan of de maatregelen wel efficiënt zijn.

 

Jammer genoeg kreeg ik geen antwoord op mijn schriftelijke vraag. Ik heb opzoekingen gedaan met betrekking tot het medisch geheim ter zake. Dat is enkel ter bescherming van de patiënt zelf. Geanonimiseerde informatie valt daar niet onder. Natuurlijk moet er geheimhouding zijn ten aanzien van de patiënt, maar aan wetenschappelijke instanties mag ook informatie worden meegedeeld mits anonimisering. Ik meen dat ik ook die informatie had mogen krijgen. Ik vind het spijtig dat de diensten zich hierachter verschuilen en daardoor het nauwelijks bestaan van een degelijk beleid trachten te verbergen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "de Multipurpose Protected Vehicles (MPPV's)" (nr. 5959)

- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "de aankoop van Multipurpose Protected Vehicles (MPPV's)" (nr. 5971)

- de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de optionele schijf MPPV's" (nr. 5998)

- de heer Anthony Dufrane aan de minister van Landsverdediging over "de aankoop van nieuwe MPPV's door Defensie" (nr. 6028)

04 Questions jointes de

- Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "les véhicules MPPV (Multipurpose Protected Vehicles)" (n° 5959)

- Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "l'achat de véhicules MPPV (Multipurpose Protected Vehicles)" (n° 5971)

- M. David Geerts au ministre de la Défense sur "la tranche optionnelle des véhicules MPPV" (n° 5998)

- M. Anthony Dufrane au ministre de la Défense sur "l'achat de nouveaux MPPV par la Défense nationale" (n° 6028)

 

04.01  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het dossier over de aankoop van de Multipurpose Protected Vehicles stond niet op de agenda van de Ministerraad van 2 september.

 

Ik heb vernomen dat dit agendapunt sindsdien al verschillende keren door bepaalde politieke partijen van de agenda van de Ministerraad is geweerd. Volgens La Dernière Heure weigert de PS om dat item op de agenda te plaatsen.

 

Die aankoop is nochtans noodzakelijk om de eenheden van de landcomponent goed uit te rusten.

 

Mijnheer de minister, graag had ik u daarover volgende vragen willen stellen.

 

Kunt u daar meer uitleg over geven? Welke initiatieven hebt u al genomen om het aankoopdossier van de MPPV's op de agenda van de Ministerraad te plaatsen?

 

Wanneer verwacht u dat het dossier wel behandeld zal worden in de Ministerraad?

 

04.02  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de aankoop van 61 pantservoertuigen, Multipurpose Protected Vehicles, moet ervoor zorgen dat de gevechtseenheden van de landcomponent weer goed zijn uitgerust.

 

Naar verluidt stond het dossier van de aankoop tot op heden nog niet op de agenda van de Ministerraad. Kunt u dat bevestigen? Volgens sommige media zou de PS zich met hand en tand verzetten tegen de aankoop wegens niet opportuun.

 

Mijnheer de minister, kunt u bevestigen dat het dossier tot op heden nog niet op de agenda verschenen is?

 

Ten tweede, wat is daarvoor de reden? Kunt u dat toelichten?

 

Ten derde, wanneer verwacht u dat het dossier alsnog op de agenda van de Ministerraad wordt geplaatst?

 

04.03  David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in de vorige legislatuur werden er 352 MPPV’s gegund. De afspraak was toen dat er variabele of optionele schijven bijbesteld konden worden.

 

Ik herinner mij, uit eerdere mondelinge en schriftelijke vragen, dat op het terrein er een zeer beperkt aantal MPPV’s werd ingezet in buitenlandse operaties.

 

Er werd hier allusie gemaakt op uitstel van dit item op de agenda van de Ministerraad.

 

Mijnheer de minister, ik heb daarbij de volgende vragen.

 

Kan die beslissing genomen worden door een aftredende regering in lopende zaken? Wat zijn de argumenten om dat dan toch te doen?

 

In de notificatie van de Ministerraad van destijds, uit 2004, staat expliciet dat er een grondige evaluatie moest komen vooraleer kon worden overgegaan tot het lichten van de optionele schijven. Is die evaluatie gebeurd? Werd die evaluatie voorgelegd aan de Ministerraad? Indien ze gemaakt is, kan die evaluatie dan ook aan het Parlement bezorgd worden?

 

In welke mate is de lichting van die optionele schijven coherent met het beperkt globaal investeringsplan?

 

Wat zijn de verdere procedures?

 

Hoeveel MPPV’s zijn er de afgelopen maanden ingezet in buitenlandse operaties?

 

04.04  Anthony Dufrane (PS): Monsieur le ministre, mes questions iront dans le même sens que celles de mon collègue Geerts.

 

Je tiens à rappeler, avant toute chose, que mon groupe a toujours soutenu les investissements au sein de l'armée. Ils doivent permettre de correspondre au mieux aux ambitions de notre armée en termes d'hommes et d'opérations, mais aussi à celles d'une Europe de la Défense uniformisée.

 

À la suite de notre débat à huis clos, qui eut lieu en commission des Achats militaires et qui portait sur ce dossier, il reste de nombreuses inconnues relatives à des points qui sont pourtant fondamentaux au vu d'un tel dossier et des investissements importants qu'il implique. Aussi, plus d'un mois après, j'aimerais vous poser la question suivante: où en est ce dossier d'investissements? Sera-t-il de nouveau débattu, avec les éléments supplémentaires demandés, en commission des Achats militaires et/ou en Conseil des ministres?

 

04.05  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, chers collègues, ce dossier figurait déjà dans le Plan d'investissement 2010. Au début de cette même année, le gouvernement de plein exercice avait alloué les moyens nécessaires à son exécution. Ceux-ci ont d'ailleurs été maintenus lors du contrôle budgétaire du 24 mars 2011.

 

Comme cela a été précisé légalement, la demande d'accord préalable a été transmise au Conseil des ministres après avoir été présentée à la commission parlementaire des Achats militaires.

 

Conform de wet op de overheidsopdrachten en het gunstige advies van de inspectie van Financiën wordt voorgesteld om een onderhandelingsprocedure op te starten met de verschillende bedrijven die in 2004 een offerte hadden ingediend naar aanleiding van de initiële aankoop. In juli waren er 44 MPPV’s ingezet in buitenlandse operaties. Hierbij dient opgemerkt te worden dat in de laatste maanden 46 voertuigen door intensief gebruik uit het operatietoneel werden gehaald, om onderworpen te worpen aan een grondige herconditionering, wat in die omstandigheden niet verwonderlijk is. De notificatie van de beslissing van de Ministerraad van 20 juli 2011, punt 72, vermeldt dat het dossier wordt uitgesteld naar een volgende Ministerraad.

 

04.06  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, het zal u misschien verwonderen, maar ik heb een en ander over die MPPV’s gelezen. Ik denk dat iedereen het erover eens is dat het een heel veilig voertuig is voor het transport van personeel en operaties en dat het een heel goede bescherming geeft tegen bedreigingen, zoals scherven van artillerievuur en mijnen. Het kan worden ingezet voor de evacuatie uit chemisch, bacteriologisch of radiologisch besmette zones. Het is ook een heel mobiel toestel. Het kan worden ingezet in verschillende klimatologische omstandigheden. Ik heb vernomen dat België daarin trouwens een trendsetter was. Verschillende NAVO-landen zijn ons gevolgd. Ik hoop dus dat er geen twijfel over bestaat dat het een veilig toestel is.

 

Na de hervorming is er een heel moeilijke periode geweest, met veel afslankingen en besparingen, maar in de voltooiing van de transformatie staat wel één sleutelelement, namelijk de eenheden volledig uitrusten met materieel, met multipurpose beschermde voertuigen van het type MPPV. Dat geldt zowel voor de mediane als de lichte brigade, zodat lichte eenheden ook over voldoende eigen bescherming beschikken.

 

Op dit ogenblik is er heel wat frustratie in het veld, omdat er een bijsturing is ten opzichte van het transformatieplan. Minder eenheden zullen worden uitgerust met de MPPV’s, maar daar staat wel tegenover dat alle eenheden een volledige uitrusting zullen krijgen. De behoefte is nu al verlaagd tot 281 voertuigen. Nog maar 61 voertuigen van het type MPPV zijn noodzakelijk. Defensie heeft al een krap budget en weet zelf binnen welke krappe marges moet worden gewerkt. Men zal er dus niet zomaar tien extra aankopen om ergens op stal te zetten. Er wordt gewerkt conform het level of ambition van de landcomponent.

 

Dikwijls hoor ik de vraag of die behoefte wel gejustifieerd is. In verschillende documenten kan men lezen dat die behoefte absoluut gejustifieerd is.

 

De voorzitter: Het is wel een heel lange repliek, mevrouw Grosemans. U moet deze elementen aanbrengen in de vraagstelling.

 

04.07  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik vind dit toch heel belangrijk.

 

De voorzitter: Iedereen vindt zichzelf en zijn vraag heel belangrijk.

 

04.08  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, dit is toch wel heel belangrijk voor Defensie.

 

In Lessons Learned staat dat er een bijkomende behoefte voor training en operationele inzet is en dat de veiligheid in het gedrang komt.

 

Ook bij het Rekenhof werd een studie gedaan, het leren van buitenlandse militaire operaties, van november 2010. Daarin staat, dat is toch wel heel belangrijk, dat de huidige tekorten aan voertuigen veiligheidsrisico’s creëren. Er kan niet voldoende worden getraind. Het personeel doet te weinig ervaring op.

 

Dat zijn geen uitspraken van Defensie, maar van het Rekenhof.

 

Er is ook een versnelde slijtage door verkeerde handelingen. Ook het getraind personeel moet kennis opfrissen.

 

Is die aankoop dringend? Ja, ik vind dat het wel dringend is, want ik vind dat we de timing van de transformatie moeten respecteren. Dat rechtvaardigt de gevraagde hoeveelheid.

 

Dan wordt ook telkens naar lopende zaken verwezen. Het is toch ingeschreven in de begroting, dus dan kan het ook worden uitgevoerd.

 

Ik kom tot mijn besluit. Ik denk dat dit alles in een PS-strategie past. Men wil eigenlijk een indirecte afbouw naar een kleiner leger afdwingen. Men blijft telkens in die citroen knijpen, tot we tot een NGO-leger komen.

 

Als wij er nu al niet in slagen om 60 extra pantserwagens te bestellen, denk ik dat wij veldbedjes moeten meenemen als het gaat over de opvolging van de F-16’s, want dan gaan wij daar nooit uitraken.

 

De voorzitter: Mevrouw Grosemans, dit is niet meer ernstig.

 

04.09  Karolien Grosemans (N-VA): Er is al zo veel getalmd, er is al zo veel geld verloren. Door het verstrekken van die contracten van de optionele schijven kunnen wij al niet meer tegen dezelfde prijs aankopen.

 

Ik vind dat die partijpolitieke spelletjes moeten stoppen, want iedereen speelt met de veiligheid van de militairen door hen het nodige materieel te ontzeggen.

 

De voorzitter: Mevrouw Grosemans, het betreft hier natuurlijk geen precedent. De andere leden mogen nu niet denken dat, omdat u langer mag spreken tijdens uw repliek of vraagstelling, zij zulks ook mogen doen.

 

U moet begrijpen dat het spel op de hiernavolgende manier werkt: u stelt uw vraag aan de minister. U geeft hem de kans op voorhand om zich op de vragen voor te bereiden. Daarna mag u kort repliceren over zijn antwoord. U mag echter niet opnieuw een hele resem beschouwingen ten berde brengen. Dat moet u in een volgende vraag doen.

 

Mevrouw Ponthier, wilt u uw repliek iets korter houden?

 

04.10  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, ik zal mijn best doen.

 

Mijnheer de minister, ik hoor van u dat het punt naar een volgende Ministerraad wordt uitgesteld.

 

Het is voor iedereen duidelijk. Ik hoef hier niet de kwaliteiten van het voertuig of de behoeften voor de aankoop ervan op te sommen. Zulks werd in het verleden reeds uitvoerig gedaan. Het is hier echter erg duidelijk dat ter zake momenteel een politiek spel, om niet te zeggen een PS-spel, wordt gespeeld.

 

Wij willen gewoon aangeven dat wij onze bezorgdheid, die door de stafchef wordt gedeeld, heel dringend willen uiten en dat u absoluut een initiatief moet nemen teneinde het dossier zo snel mogelijk op de Ministerraad te agenderen en goedgekeurd te krijgen.

 

Ook de stafchef spreekt over een eventuele, bijkomende afslanking, die de formateur op dit moment tracht te bewerkstelligen. Ik dring dus op een snelle behandeling van het dossier aan.

 

04.11  David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn repliek zal heel kort zijn.

 

De discussie is niet dat het een veilig voertuig is en dat de veiligheid van de manschappen essentieel is. Ik kan een dergelijk item op een minuut maar ook op tien minuten toelichten.

 

Mijn punt is echter dat het heel belangrijk is om na te gaan hoeveel voertuigen effectief bij de operaties worden ingezet en wat hun rotatietermijn is.

 

Mijnheer de minister, u antwoordt dat er al 46 voertuigen wegens intensief gebruik uit operatie zijn genomen. Het is belangrijk dat wij het cijfer kennen van het aantal voertuigen dat er bij operaties en voor trainingen effectief nodig zijn.

 

04.12  Anthony Dufrane (PS): Monsieur le président, je tiens à rappeler à la N-VA que, pour moi, il ne s'agit pas d'un petit jeu. Il est question d'un investissement à hauteur de 80 millions d'euros. Moins d'un quart des investissements de 2010 a été affecté au théâtre d'opérations à l'étranger. Des véhicules seront peut-être rapatriés à la suite du retrait de certaines de nos troupes en mission à l'étranger. Mes questions en la matière avaient trait à la situation future.

 

Vu l'impact budgétaire et le "degré d'urgence" de ce dossier, je souhaite vivement qu'il soit confié au prochain gouvernement. Comprenez-nous bien! Nous ne refusons pas ce dossier. Nous souhaitons que ce soit le prochain gouvernement qui s'y attèle et prenne des décisions relatives à un impact budgétaire des plus importants. Je rappelle que l'on parle ici de 80 millions d'euros, monsieur le président!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "leishmaniasis" (nr. 5960)

05 Question de Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "la leishmaniose" (n° 5960)

 

05.01  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in De Standaard van 2 september verscheen een artikel over de parasitaire infectieziekte leishmaniasis. In Europa is dit een zeldzame ziekte maar op het Afrikaanse continent komt ze veel vaker voor. Onder andere militairen die terugkeren van endemische gebieden lopen een hoger risico.

 

Het artikel maakt gewag van een rapport waaruit blijkt dat 18 % van de Nederlandse soldaten die op missie waren in Afghanistan in 2005 aan cutane leishmaniasis lijden.

 

Vandaar mijn volgende vragen, mijnheer de minister.

 

Krijgen de militairen die naar Afghanistan gaan de nodige informatie met betrekking tot hun gezondheid en de mogelijke risico’s? Hoe wordt deze informatie gegeven? Geeft men informatie met betrekking tot preventieve maatregelen? Worden de militairen specifiek geïnformeerd met betrekking tot de mogelijkheid om de infectieziekte leishmaniasis op te lopen? Hoe wordt de gezondheidssituatie van militairen op missie opgevolgd? Wat zijn de verschillende behandelingen die de militairen krijgen wanneer zij tijdens of bij het terugkomen van de missie leishmaniasis hebben? Hoeveel militairen met dergelijke ziekte hadden hierbij problemen met hun immuunstelsel? Hoeveel militairen liepen tot nu toe de infectieziekte leishmaniasis op in Afghanistan? Zijn er doden te betreuren ten gevolge van leishmaniasis?

 

Het antwoord op mijn laatste vraag mag u mij ook schriftelijk bezorgen. Kan u mij een overzicht bezorgen van tropische ziekten tijdens buitenlandse missies in de periode 2001/2010 uitgesplitst per theater, jaartal en aard van de ziekte?

 

05.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, de richtlijnen ter medische voorbereiding en opvolging bij de inzet in een operatie zijn opgenomen in de zogenaamde “staande orders” met specifieke richtlijnen per operatie. Deze richtlijnen hernemen ook de eventuele risico’s.

 

Het sleutelpersoneel van elk detachement wordt enkele maanden voorafgaand aan de operatie tijdens de planningsfase ook nog eens door een arts specifiek ingelicht over de medische en gezondheidsaspecten van de operatie. Elk operatieorder of oefeningsorder bevat ook telkens de medische richtlijnen die van toepassing zijn tijdens de bewuste opdracht in een aparte vaste bijlage. Daarnaast wordt op vraag van de betrokken eenheid aan elk personeelslid of detachement, aangeduid voor een operatie of oefening in het buitenland, een informatiebriefing gegeven over de medische en gezondheidsaspecten van het land waarin de opdracht plaatsvindt.

 

Richtlijnen ter preventie van tropische aandoeningen, zoals leishmaniasis, maken daarvan deel uit. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de preventiemaatregelen voor malaria ook effectief zijn voor de preventie van leishmaniasis. De follow-up van militairen zonder klachten gebeurt enerzijds ter gelegenheid van de arbeidsgeneeskundige onderzoeken en anderzijds tijdens de eerstvolgende geschiktheidsonderzoeken voor deelname aan een operatie in het Centrum voor Medische Evaluatie, het CME, van het Militaire Hospitaal waarin ook wordt gevraagd naar lichamelijke en psychische klachten opgetreden na een vorige zending.

 

Militairen met klachten kunnen steeds via het Regionaal Medisch Centrum, het RMC, terecht bij de travelkliniek van het militair hospitaal in Neder-over-Heembeek.

 

De follow-up verschilt van de ene zending tot de andere. Dit heeft in essentie te maken met theatergebonden risicofactoren.

 

Daarenboven kan de onderzoekende arts zijn anamnese sturen en meer aandacht hebben voor bepaalde mogelijke zendingsgerelateerde klachten, afhankelijk van het type zending.

 

Cutane leishmaniasis, een infectie van de huid, is een aandoening die vaak zelflimiterend is zonder behandeling.

 

De viscerale vorm van leishmaniasis, de infectie van inwendige organen, kent een gecompliceerder verloop.

 

Tot nu toe is er binnen de medische component van Defensie nog geen enkel geval van cutane of viscerale leishmaniasis vanuit Afghanistan.

 

Een survey werd gedaan bij alle infectiologen die werken in de Belgische burgercentra, om na te gaan of zij de diagnose van de ziekte hebben gesteld bij militairen die in Afhganistan tussen 2000 en nu waren ontplooid.

 

Tot op heden werden ons geen gevallen gerapporteerd.

 

05.03  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik heb geen verdere vragen. Ik ben gerustgesteld.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Mevrouw Gerkens is niet aanwezig om haar vraag nr. 6000 te stellen.

 

06 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "de nieuwe bestemming voor de militaire citadel in Diest" (nr. 6014)

- de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "de herbestemming van de citadel in Diest" (nr. 6490)

06 Questions jointes de

- Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "la nouvelle affectation de la citadelle militaire de Diest" (n° 6014)

- M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "la réaffectation de la citadelle de Diest" (n° 6490)

 

06.01  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, na het vertrek van het eerste bataljon para uit Diest moet er gezocht worden naar een alternatieve bestemming voor de militaire Citadel. Dat is cruciaal voor de verdere ontplooiing van Diest.

 

De procedure tot onteigening voor openbaar nut is opgestart. Diest zou actief op zoek zijn naar een projectontwikkelaar die een project wil voorleggen dat aansluit bij de ambitie van de stad.

 

Begin september kreeg Diest ook het peterschap van de Special Forces Group, het elitekorps van het Belgisch leger. Die eenheid is momenteel in Heverlee gekazerneerd maar zou daar onvoldoende ruimte hebben. Het karakter van hun opdrachten heeft ook discretie nodig. Ook dat ligt moeilijker in Heverlee. Nu doen er geruchten de ronde als zou Diest in aanmerking komen voor een eventuele herlocalisatie.

 

Kunt u de geruchten dat de militaire Citadel in Diest hiervoor in aanmerking zou komen bevestigen? Zo ja, kunt u dat verder toelichten?

 

Bevestigt u dat de eenheid van de Special Forces Group in Heverlee over onvoldoende ruimte beschikt? Zo ja, wordt er nagedacht over een aanpassing of een herlokalisatie? Graag verdere toelichting.

 

De voorzitter: Weten de collega’s van de heer Francken niet waar hij is? Hij was hier net.

 

06.02  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, de heer Francken moest naar de commissie voor de Volksgezondheid.

 

De voorzitter: Dat is dan jammer. Het woord is aan de minister.

 

06.03 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, het transformatieplan voor Defensie van eind 2009 voorziet dat de Special Forces Group verhuist naar Heverlee. Momenteel worden de nodige aanpassingswerken uitgevoerd aan de gebouwen in Heverlee, conform de noden van de eenheid. Deze werken zullen eind maart 2012 beëindigd zijn. De volledige verhuis wordt beëindigd voor midden mei 2012. De eenheid zal over voldoende ruimte beschikken. De verhuis vindt plaats zoals gepland. Een eventuele herlokalisatie van de eenheid of een militair hergebruik van de site in Diest is niet aan de orde. De eenheid neemt evenwel de tradities van het eerste bataljon parachutisten over. Momenteel is er overleg aan de gang tussen de eenheid en de stad Diest om het peterschap van de eenheid over te nemen.

 

De haalbaarheidsstudie voor de nabestemming van de militaire Citadel is afgerond door het studiebureau dat werd aangesteld door het provinciebestuur. Ze wordt nu ter goedkeuring voorgelegd aan de bestendige deputatie en aan het college van burgemeester en schepenen te Leuven. Uit deze studie is gebleken dat de militaire Citadel een groot ontwikkelingspotentieel heeft en zeker een meerwaarde biedt voor de stad en haar hele omgeving. Het definitieve rapport van de haalbaarheidsstudie is voorgesteld en toegelicht door het studiebureau aan de stuurgroep onder voorzitterschap van de provincie op vrijdag 7 oktober 2011.

 

Het betreft een haalbaarheidsstudie en geen masterplan.

 

Over de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan door de daartoe bevoegde autoriteit heeft Defensie voorlopig geen nadere informatie.

 

De site is nog niet aan de FOD Financiën overgedragen, omdat de juiste afbakening van het deel dat de stad Diest en van het deel dat het Agentschap Natuur en Bos zal verwerven, nog niet volledig is afgerond. De venale waarde van beide voormelde delen is van deze afbakening afhankelijk.

 

De Staat heeft de intentie om via de minnelijke onteigeningsprocedure de citadel zelf en de toegangswegen tot de citadel te verwerven. De gemeenteraad zal ter zake binnenkort een definitief standpunt kunnen innemen. Het Agentschap Natuur en Bos heeft de intentie om via een minnelijke onteigeningsprocedure de omliggende gronden van de citadel te verwerven.

 

06.04  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, ik onthoud uit uw antwoord inzake de Special Forces Group in Heverlee dat, gezien de aanpassingswerken die op het huidige moment reeds zijn gedaan en nog zullen worden gedaan, geen herlokalisatie naar Diest of naar eender zal zijn.

 

Dat er in Heverlee voldoende ruimte zal zijn, stelt mij enigszins gerust. Het gaat immers over een specifieke eenheid.

 

De rest van het dossier zullen wij verder opvolgen, zowel in het gemeentebestuur als in de provincieraad van Vlaams-Brabant.

 

Ik dank u voor uw antwoord.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: M. Moriau transforme sa question orale n° 6026 en question écrite.

 

06.05  Patrick Moriau (PS): Monsieur le président, Je transforme mes deux questions, n° 6026 et n° 6179, en questions écrités pour faire avancer les choses. Il n’y a pas de degré d’urgence. J'espère que le ministre me répondra rapidement, puisque je fais preuve de vouloir terminer au plus tôt la réunion.

 

06.06  Pieter De Crem, ministre: Certainement, monsieur le président. Monsieur Moriau, je peux d'ailleurs vous transmettre les réponses dès à présent.

 

De voorzitter: We moeten natuurlijk wel binnen de regels van het spel blijven. Als die vraag een schriftelijke vraag wordt moeten alle leden dat kunnen terugvinden in het Bulletin van Schriftelijke Vragen en Antwoorden.

 

U mag ze geven, ik heb daar geen probleem mee. Maar eerlijkheidshalve zou het eigenlijk niet mogen.

 

Ofwel is het een mondelinge vraag en dan neemt iedereen daar nu kennis van, ofwel is het een schriftelijke vraag en dan wacht iedereen op de publicatie.

 

06.07  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, je propose de déjà remettre les réponses à M. Moriau. D'une manière ou d'une autre, elles seront reprises dans le Bulletin…

 

Le président: Dans un mois, monsieur le ministre.

 

Dat is toch geen collegiale manier van werken. Dan moet u het antwoord aan iedereen doorsturen.

 

06.08  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, je m'incline.

 

De voorzitter: Ik kan er ook niks aan doen. Ik moet hier de kerk in het midden houden.

 

06.09  Patrick Moriau (PS): Monsieur le président, une remarque: ce n'est pas la première fois que les choses se déroulent ainsi.

 

07 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "de vervanging van de F-16-vliegtuigen" (nr. 6045)

- de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de mogelijke aankoop van F-35-toestellen" (nr. 6049)

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "de vervanging van de F-16-vliegtuigen" (nr. 6055)

- de heer Denis Ducarme aan de minister van Landsverdediging over "de vervanging van onze F-16's" (nr. 6667)

07 Questions jointes de

- Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "les remplacements des avions F-16" (n° 6045)

- M. David Geerts au ministre de la Défense sur "l'éventuel achat de F-35" (n° 6049)

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "les remplacements des avions F-16" (n° 6055)

- M. Denis Ducarme au ministre de la Défense sur "le remplacement de nos F-16" (n° 6667)

 

07.01  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, uit een diplomatiek bericht gepubliceerd op de website van WikiLeaks, zou blijken dat u op 16 oktober 2009 in een gesprek met de Amerikaanse ambassadeur Howard Gutman gepolst hebt naar de mogelijkheid de F-16 op termijn te vervangen door de Amerikaanse F-35 Lightning II.

 

In het gepubliceerde document maakt u duidelijk dat u beseft dat het te laat was om als partner in het Joint Strike Fighter Project te stappen. Een “off the shelf-”aankoop van de jager zou wel tot de mogelijkheden behoren.

 

Andere bronnen zeggen dat u naar Lockheed in Fort Worth, Texas bent gegaan, en in de laatste week van september naar Crystal City.

 

Mijnheer de minister, kunt u hier meer uitleg over geven? Wordt de F-35 beschouwd als een realistische piste? Wordt er ook aan alternatieven gedacht? Hebben er soortgelijke gesprekken plaatsgevonden met andere ambassadeurs of vertegenwoordigers?

 

Welke piste beschouwt Defensie als het best haalbaar? Hoeveel toestellen meent Defensie nodig te hebben om de F-16 te vervangen?

 

07.02  David Geerts (sp.a): Mevrouw Grosemans heeft de vraag al ingeleid. Het is natuurlijk gevaarlijk een gsm te hebben die getraceerd kan worden, waardoor men weet waar een minister overal geweest is.

 

Mijnheer de minister, klopt het dat u in 2009 de intentie naar voren geschoven hebt die toestellen off the shelf te kopen? Is dat onderzocht door de defensiestaf?

 

Hoelang zullen de huidige F-16-toestellen nog voldoen aan de vereiste standaarden? Is er een update mogelijk? Zo ja, wat is de kostprijs daarvan? Wat is de geschatte aankoopprijs van een F-35?

 

07.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, er is blijkbaar een gesprek geweest tussen u en de Amerikaanse ambassadeur, reeds in 2009, waarin de vervanging van de F-16 en de mogelijke rol van de F-35 aan bod gekomen is.

 

De F-16’s zullen natuurlijk eerst op een of andere manier uit dienst moeten worden gehaald. Het debat moet dus voorbereid worden. Kennis van de timing is immers noodzakelijk.

 

Ten eerste, wanneer moet Defensie starten met de studie van de bestaande opvolgers en een selectie maken uit de kandidaten?

 

Ten tweede, bent u van mening dat België de huidige capaciteit inzake gevechtsvliegtuigen moet handhaven?

 

Ten derde, engageert u zich ertoe – indien u nog minister van Defensie bent of lid van een meerderheidspartij – het debat ter zake in een zo vroeg mogelijk stadium naar het Parlement te brengen? Ik meen dat die beslissing toch een breed maatschappelijk en parlementair debat noodzaakt.

 

Ten vierde, welke vormen van samenwerking tussen de Europese lidstaten inzake pooling and sharing van gevechtsvliegtuigen worden op het ogenblik onderzocht?

 

Ten vijfde en tot slot, vanwaar uw uitgesproken steun aan de F-35? Hebt u het in uw gesprekken met de ambassadeur ook over andere toestellen gehad die in aanmerking komen om de F-16 op te volgen indien ons land beslist de capaciteit aan gevechtsvliegtuigen te handhaven?

 

07.04  Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, je ne souhaite pas savoir avec quel ambassadeur vous passez vos soirées.

 

Le dossier du remplacement des F-16, que j'ai déjà abordé avec vous sans obtenir de réponse, revient en commission avec une forme d'insistance. Il est intéressant de vous voir mis sous la pression de parlementaires qui souhaitent obtenir quelques réponses quant à une exigence essentielle sur laquelle nous devons réfléchir.

 

En dépit de ses 30 ans, le F-16 est une remarquable plate-forme de combat dotée de l'équipement électronique et des armements les plus modernes du marché. L'avion est d'une polyvalence extrême, capable d'assurer la dissuasion, la maîtrise d'un espace aérien, l'appui au sol sous forme de bombardement et même la reconnaissance. Il est équipé des plus puissants moyens de communication, de contre-mesures électroniques performantes et de senseurs de toute nature qui lui permettent d'agir par tous les temps.

 

Hélas, le concept qui a prévalu pour l'acquisition du F-16 - prospective, planification, coopération multinationale - semble révolu. La plus grande force du programme multinational F-16 réside dans la répartition proportionnelle des charges budgétaires entre les partenaires. Le nombre d'appareils de la coalition étant encore d'environ 700, nous ne devons même pas payer 10 % du coût des études des modifications actuelles. Il semble évident que lorsque les partenaires abandonneront le F-16, le coût de la survie de la flotte deviendra prohibitif pour le budget de la Défense belge et cette capacité de la plus haute intensité ne restera disponible que pendant quelques années.

 

Il y a quelques mois à peine, je souhaitais organiser une réflexion sur la question du successeur du F-16 avec la participation de la Défense belge et du monde industriel. Vous m'aviez répondu que la Défense ne pouvait participer à un tel événement "parce qu'elle maintient à niveau sa flotte de F-16". Je vous annonce aujourd'hui que j'organiserai, dans les mois qui viennent, un colloque sur cette question.

 

Je partage votre vision sur ce point, mais que ferons-nous après? D'autres pays qui possèdent le F-16, comme les Pays-Bas, le Danemark ou la Norvège, se sont inscrits dans le programme F-35. Qu'attend la Belgique pour entamer sa réflexion? Où en sommes-nous?

 

Je n'ai personnellement pas d'a priori (F-35, Gripen, Eurofighter Typhoon, Rafale, etc.). Ma seule exigence est celle du temps, car il est temps! C'est une question qui se pose aujourd'hui car le matériel de pointe de la Composante Air se trouve à un moment charnière: entre 2018 et 2025, le F-16 sera en fin de vie après 45 ans de service.

 

Au-delà, il faut bien entendu considérer les retombées de ces investissements sur les emplois civils. Aujourd'hui encore, des firmes qui travaillent sur la technologie F-16 bénéficient de retombées économiques non négligeables. Un investissement militaire bien pensé et bien programmé a un impact notable sur l'emploi à haute valeur ajoutée et, à long terme, sur l'industrie civile. C'est un élément à tenir en considération.

 

Certains pays ont entamé la démarche, comme les Pays-Bas qui sont entrés dans le programme du F-35; ils bénéficieront d'avantages quant à l'évolution du modèle qu'ils acquerront, sans devoir payer par la suite, comme ce sera sans doute notre cas.

 

Question simple: où en sommes-nous? Quels sont vos projets et vos attentes, monsieur le ministre, dans le cadre de la négociation des accords du prochain gouvernement, essentiels pour le maintien de l'excellence de notre armée de l'air?

 

07.05 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, waarde collega’s, niet alle vragen die gesteld zijn, zijn vragen die betrekking hebben op lopende zaken. Er wordt trouwens verwezen naar een gesprek dat van de fameuze Wikileakstapes zou zijn gekomen. Het is ook niet de gewoonte om in te gaan op dergelijke gesprekken. Maar goed, ik zal in mijn antwoord een vorm van guideline meegeven.

 

Conformément au plan directeur de 2003, au plan de la finalisation de la transformation et aux normes internationales opérationnelles, la flotte F-16 a été tenue à niveau dans le cadre de la coopération internationale du Multinational Fighter Program (MNFP), dans lequel la Belgique, les Pays-Bas, le Portugal, le Danemark et les États-Unis sont représentés. En ce moment, tous les pays du MNFP envisagent l'utilisation opérationnelle de leur flotte F-16 bien au-delà de l'année 2020.

 

Pour garantir le maintien des capacités opérationnelles de ce type d'avion jusque-là, ils ont élaboré une approche commune. La configuration des F-16 chez nos partenaires européens du MNFP est conçue pour 8 000 heures de vol. En se basant sur cette durée de vie et sur le profil d'utilisation actuel de la flotte belge, la Défense considère qu'un phasing out graduel des avions F-16 aura lieu à partir de 2023.

 

La transition vers une nouvelle génération d'avions de combat exige un délai de préparation de huit à dix ans. Ce délai est indispensable pour parcourir le processus d'acquisition, la négociation du contrat, la production des avions – entre trois et quatre ans –, la mise en place de l'entraînement minimal et la préparation opérationnelle pour la mise en service des nouveaux systèmes.

 

En ce qui concerne le maintien des capacités de combat aérien, nos partenaires privilégiés ont fait certains choix. Les Anglais, les Allemands, les Espagnols et les Italiens ont développé l'Eurofighter Typhoon, qui est déjà en service. La France a opté pour le développement du Rafale et en est le seul utilisateur. Les États-Unis, le Canada, le Royaume-Uni, l'Italie, les Pays-Bas, la Norvège et le Danemark se sont activement engagés dans le programme de développement permanent du F-35 JSF. Cependant, les Pays-Bas et la Norvège ont déjà exprimé leur intention de ne pas se décider sur l'achat de la production en série du F-35 avant 2014.

 

07.06  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, dat u gesprekken hebt gevoerd, vind ik heel normaal. Ik vind het ook normaal dat u nadenkt over de vervanging.

 

Ik denk echter dat het debat ook hier moet worden gevoerd. Die denkoefening moet ook in het Parlement worden gehouden. Misschien bestaat de mogelijkheid om daarover een hoorzitting te organiseren. Ik stel het maar voor.

 

Het gaat toch om een heel belangrijke capaciteit. Persoonlijk denk ik dat we die absoluut moeten vervangen, maar we moeten uiteraard realistisch zijn, gelet op de huidige budgettaire krapte. De bedragen voor de vernieuwing van de F-16’s lijken echt waanzin. Ik denk dat we creatieve oplossingen moeten vinden.

 

Zelf pleit ik opnieuw voor een samenwerking met Nederland. Dat is weer een stap in de richting van een Benelux-leger, waar wij nogal fan van zijn. We zouden bijvoorbeeld F-35-toestellen kunnen leasen van Nederland en vervolgens de kosten van de maintenance, wisselstukken en opleiding delen.

 

07.07  David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, hebt u ook al een idee van de geschatte aankoopprijs?

 

07.08 Minister Pieter De Crem: Ik kan u alleen maar nee antwoorden.

 

De voorzitter: Mijnheer Geerts, het zal nog veel debatten vergen, hoeveel geld we daaraan gaan besteden.

 

07.09  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik moet zeggen dat ik de piste van een Benelux-leger en -samenwerking wel interessant vind. Ik denk dat een aankoop van een dergelijke grootteorde gecoördineerd moet worden in een ruimer verband, in een Europees verband. We moeten echt naar pooling en sharing gaan op een zo groot mogelijke schaal.

 

Mijnheer de minister, ik had ook enkele vragen gesteld om te peilen naar uw persoonlijke opvattingen over die vervanging. Kan de F-35 daarin een rol spelen? U hebt daar niet op geantwoord.

 

Ik hoop alleszins dat we tot een grondig parlementair debat zullen komen, want nogmaals, de bedragen zijn niet min.

 

Gelet op uw timing, lijkt het toch iets voor een volgende regering. U spreekt over 2023 en we moeten acht tot tien jaar van tevoren beginnen met de voorbereiding. Dan kom ik uit op 2013. Het zal dus allicht een debat worden voor de volgende drie jaar.

 

07.10  Denis Ducarme (MR): Monsieur le ministre, votre réponse est celle d'un ministre en affaires courantes et il semble que, parfois, cette situation vous satisfait. Vous n'avancez pas ou vous ne faites pas état de votre réflexion sur tel dossier. A contrario, vous faites parfois des déclarations dignes d'un ministre d'un gouvernement de plein exercice. Je pense notamment au dossier de la Libye dont il sera sans doute question tout à l'heure puisque certaines questions portent sur le sujet.

 

Toujours est-il que vous faites le point de la situation, ce dont je vous félicite!

 

Cependant, je me pose des questions au sujet de vos déclarations concernant la prolongation de l'utilisation de nos F-16. Pour ma part, sur base des informations dont je dispose, j'émets des doutes quant à cette prolongation au-delà de 2025.

 

Comme vous l'avez indiqué, une réflexion sera nécessaire compte tenu des délais, mais aussi compte tenu du fait que nous n'avons pas opéré de choix contrairement aux autres pays que vous avez cités. Nous accusons donc un véritable retard en la matière par rapport à ceux qui se sont positionnés sur ce dossier.

 

Le MR, avec ceux qui le souhaitent, mais aussi avec des industriels belges et étrangers, portera, dans les mois qui viennent, la réflexion concernant le remplacement des F-16. Dans cette perspective, mon groupe se mettra au service du parlement, notamment à l'occasion du colloque que nous organiserons sur le sujet.

 

Je me dois également de vous dire que le MR portera la question du remplacement des F-16 à la table des négociations. En effet, cela nous semble être une priorité pour l'avenir de notre armée et la niche d'excellence qu'est notre force aérienne à travers les F-16 aujourd'hui, et leurs remplaçants demain.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "het optimaliseren van de militaire infrastructuur" (nr. 6086)

08 Question de M. David Geerts au ministre de la Défense sur "l'optimisation de l'infrastructure militaire" (n° 6086)

 

08.01  David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in de informatienota bij de begroting 2011 vernemen we dat de voltooiing van de transformatie op een coherentie wijze werd uitgevoerd. Verder wordt gesteld dat het de objectieven van het plan waren om te komen tot eenheden met onder meer een betere infrastructuur. Een van de krachtlijnen van het plan was en is een doorgedreven rationalisatie van de infrastructuur.

 

Ik heb uw speech gelezen ‘Rol van de Belgische Defensie in een hypercompetitieve omgeving’ van 30 mei 2011. U zegt daarin dat het plan een ongelooflijk voortreffelijk verloop kent. Dat zijn natuurlijk uw woorden.

 

Hoeveel kazernes zijn intussen gesloten? Hoeveel zijn er effectief verkocht? Voor hoeveel kazernes is de procedure voor verkoop gestart? Hoelang staan de gesloten kazernes al leeg die nog geen vooruitzicht hebben op verkoop?

 

Bieden alle momenteel in gebruik zijnde kazernes een correct comfortniveau voor de aanwezige militairen? Dat was een van de voorwaarden in de discussie met de CHOD.

 

In de oriëntatienota staat ook dat de opbrengsten van de verkoop van de onroerende goederen effectief moet worden aangewend in het departement Landsverdediging zelf. Wat is de totale opbrengst van de kazernes die sinds 1 januari 2008 werden verkocht? Wat zijn de daaraan verbonden saneringskosten?

 

In welke mate zijn de vrijgemaakte middelen intussen opnieuw geïnvesteerd in de renovatiewerken en resterende infrastructuur?

 

08.02 Minister Pieter De Crem: Het plan voor de voltooiing van de transformatie van oktober 2009 verloopt inderdaad voorspoedig. In 2010 werden drie kwartieren gesloten: Helchteren, Weelde en Tongeren. Dit jaar werden acht kwartieren gesloten: Diest, Baronville, Ans, Sijsele, Leopoldsburg, het kwartier Moorslede te Leopoldsburg, Ghlin, Brasschaat, Landen, het kwartier Noord. Voor het einde van het jaar komen er nog zeven kwartieren bij: Saive, Leopoldsburg, het kwartier IJzer, Haasdonk, Goetsenhoven, Zeebrugge, het kwartier Knapen, Destelbergen, Bierset, het kwartier Noord.

 

Alvorens te kunnen verkopen dient de nieuwe bestemming te worden aangegeven op het gewestplan door de daartoe bevoegde autoriteiten. Op sommige locaties dient Defensie nog bodemsaneringswerken uit te voeren.

 

De Ministerraad heeft beslist om vier van deze sites – Helchteren, Bierset, Weelde en Ans – tijdelijk ter beschikking te stellen voor de opvang van asielzoekers.

 

Onderhandelingen met gemeenten en andere kandidaat-kopers voor het merendeel van het in totaal achttien kwartieren zijn aan de gang. Defensie tracht leegstand, verloedering en vandalisme in afwachting van effectieve verkoop zo veel als mogelijk te vermijden.

 

Indien de toekomstige eigenaar reeds gekend is, bijvoorbeeld indien een gemeente tot de onteigening zal overgaan, wordt een domaniale concessie verleend, zodat een win-winsituatie ontstaat, aangezien enerzijds Defensie geen kosten meer moet dragen voor het beheer van die kwartieren tot de datum van de effectieve vervreemding door de FOD Financiën en, anderzijds de gemeente al het vruchtgebruik heeft. Die procedure geldt momenteel al voor de sites te Landen, Ghlin, Brasschaat en Ans.

 

De kazernes die behouden blijven, zullen na de uitvoering van het transformatieplan een correct comfortniveau bieden aan de aanwezige militairen, na uitvoering van de noodzakelijke aanpassingswerken. In de periode van 1 januari 2008 tot 1 oktober 2011 heeft de verkoop van de overtollige militaire domeinen een bedrag van afgerond 51 miljoen euro opgeleverd. Voor de bodemsanering van die domeinen werd een bedrag van ongeveer 1,9 miljoen euro uitgetrokken. De uiteindelijke netto-opbrengst van de verkopen zal aldus ongeveer 50 miljoen euro bedragen. Die recettes worden integraal geïnvesteerd in infrastructuurprojecten in de resterende militaire delen van het onroerende patrimonium van Defensie.

 

08.03  David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik heb nog een bijkomende vraag. U zegt dat er onderling overleg is om 18 kazernes eventueel aan gemeenten en steden over te dragen. Is daarvan begrotingstechnisch al een bedrag bekend? Over welke grootteorde spreken wij?

 

08.04 Minister Pieter De Crem: Nee, nog niet.

 

08.05  David Geerts (sp.a): Dan zal ik daarover nog een schriftelijke vraag stellen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le développement des questions et interpellations est suspendu de 11.02 heures à 11.17 heures.

De behandeling van de vragen en interpellaties wordt geschorst van 11.02 uur tot 11.17 uur.

 

09 Vraag van de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de bezettingsgraad van de verschillende eenheden" (nr. 6087)

09 Question de M. David Geerts au ministre de la Défense sur "le taux d'occupation des différentes unités" (n° 6087)

 

09.01  David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de inleiding van deze vraag is ongeveer dezelfde als die van de vorige vraag. Hier gaat het alleen over de bezettingsgraad van de nieuwe eenheden.

 

Er werd gevraagd om te komen tot een bezettingsgraad van 100 %.

 

Mijn vragen zijn zeer concreet. Wat zijn de resultaten van de voorgestelde hervorming met het oog op de bezetting van de verschillende eenheden? Hoeveel procent van de voorziene capaciteit is effectief opgevuld?

 

Mijnheer de voorzitter, in de schriftelijke neerslag van mijn vraag heb ik de verschillende eenheden opgesomd. Ik ga ermee akkoord dat dienaangaande in tabelvorm wordt geantwoord.

 

09.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega Geerts, de transformatie van Defensie is volop bezig. Het definitieve overzicht kan ik u daarom nog niet geven, maar globaal moet ik u wel zeggen dat voor alle geciteerde eenheden de gemiddelde bezettingsgraad nu 87,64 % bedraagt. Dit is een serieuze verbetering tegenover vroeger. U weet dat dit een van de uitgangspunten was van de transformatie. Terwijl wij heel vaak een bezettingsgraad hadden van nog geen 70 %, is dit nu 87,64 %.

 

Dit is de voorzetting, de uitvoering en de beëindiging van het transformatieplan dat tegen het einde van dit jaar toelaat om de volledige cijfers voor te leggen die nog een hogere bezettingsgraad met zich zullen meebrengen.

 

Ik stel voor, voorzitter, deze vraag opnieuw op de agenda van de commissie te plaatsen. Omstreeks 1 december zal men immers een extrapolatie kunnen maken met betrekking tot de definitieve bezettingsgraad op 1 januari.

 

De voorzitter: Dit zal volgens mij niet in dovemansoren vallen.

 

09.03  David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, ik stelde deze vraag omdat ik meende dat bijvoorbeeld Heverlee een nieuw gecreëerde eenheid was. Ik meende dat logistieke problemen ertoe leidden dat de effectieve bezettingsgraad in de eenheid van Heverlee slechts 50 tot 60 % bedroeg. Dat is de reden waarom ik een beetje verwonderd ben over dit hoge cijfer. Ik zal de tabellen afwachten om de effectieve toestand op het terrein na te gaan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "het personeelsverloop binnen het departement" (nr. 6088)

10 Question de M. David Geerts au ministre de la Défense sur "la rotation du personnel au sein du département" (n° 6088)

 

10.01  David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, we konden vandaag in de krant lezen dat een groot aantal jonge militairen ambtshalve het departement heeft verlaten. De heer Maertens is daarmee in de krant gekomen. Andere vragen over het personeelsverloop vloeien voort uit de verschillende stelsels om tot een vermindering van het effectief te komen zoals u dat destijds in uw beleidsnota naar voren hebt gebracht. Mijn bedenking is dat we het GLC hadden om militairen, weliswaar in een andere functie, langer aan de slag te houden. De systemen die de voorbije legislatuur zijn opgezet gaan daar eigenlijk tegen in.

 

Hoeveel mensen hebben er effectief gebruik gemaakt van het VOP-stelsel? Hoeveel VOP-plaatsen worden er in 2012 vooropgesteld? Hoeveel militairen hebben er gebruik gemaakt van de loopbaanonderbreking, zowel in het stelsel TALO, de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking als in het stelsel TAPA, de tijdelijke ambtsontheffing wegens persoonlijke aangelegenheden? Voor mij is het onderscheid belangrijk omdat het verschillende statuten betreft. In het TAPA-stelsel gaan mensen voor één jaar uit het departement zonder enige vorm van inkomen.

 

Hoeveel mensen zijn er medisch ongeschikt verklaard op basis van de medische commissie MCGR? Hoeveel mensen hebben vrijwillig ontslag genomen? Wat is er de meest voorkomende reden voor? Ik verklaar mij nader. Tal van militairen nemen ontslag omdat zij door het transformatieplan veel verder van hun woonplaats moeten gaan werken. Dat is een vrijwillig ontslag. Dat staat niet in de statistieken maar het is wel belangrijk om te weten welk effect dit heeft, zeker voor volgende herstructureringsplannen. De kritiek van de defensiestaf op de VOP-regeling is dat daardoor veel te veel kennis verloren gaat. Vandaar ook dat men de uitbreiding van de lijst van de essentiële functies naar voren heeft geschoven. Bent u het eens met die kritiek? Zal die lijst verder uitgebreid worden?

 

10.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, sinds de start van de implementatie van de transformatie 2010 hebben in totaal 1 135 militairen gebruik gemaakt van de vrijwillige opschorting van de prestaties, de zogenaamde VOP-regeling. In 2011 waren dat er 1 366. Voor 2012 wordt het aantal toegestane VOP’s op 1 000 geraamd.

 

In de wet van 22 december 2008 die de VOP-regeling instelde werd reeds een mechanisme van kritische functies ingebouwd, dit om de doelgroep voor de VOP beter af te bakenen door de militairen die een functie uitoefenen waarvoor een specifiek en zeldzaam competentieprofiel vereist is uit te sluiten van de maatregel om zo de continuïteit van de diensten en de operationaliteit te verzekeren. Hierbij werd eveneens bepaald dat deze lijst met kritische functies kon worden aangepast door de koning, wat op voorstel van de defensiestaf gebeurde met het koninklijk besluit van 6 juli 2011 dat de lijst van de kritische functies heeft uitgebreid vooraleer er plaatsen werden opengesteld voor 2012. U weet allemaal over welke functies het gaat.

 

Wat de tijdelijke ambtsontheffing betreft, hebben sinds 1 januari 2010 in totaal 499 militairen gebruik gemaakt van een zogenaamde TALO, een tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking of wegens een persoonlijke aangelegenheid. Daarnaast hebben 372 militairen vrijwillig ontslag genomen of bekomen sinds deze datum. Van al deze militairen bevond zich 26 % tussen 21 en 30 jaar, 41 % tussen 31 en 40 jaar en 33 % tussen 41 en 56 jaar. Het vinden van ander werk en een overgang naar de federale politie ambiëren behoren tot de voornaamste redenen om vrijwillig ontslag te nemen.

 

Ten slotte, wat de medische ongeschiktheid betreft werden in 2000 in totaal 191 militairen medisch ongeschikt verklaard, dit op basis van de beslissing van de Militaire Commissie voor de Geschiktheid en Reform, waarvan 7 van 20 jaar of jonger, 47 tussen 21 en 30 jaar, 29 tussen 31 en 40 jaar en 108 tussen 41 en 56 jaar.

 

Voor 2011 werden op datum van 20 september 2011 83 militairen medisch ongeschikt verklaard, waarvan 1 van 20 jaar of jonger, 22 tussen 21 en 30 jaar, 9 tussen 31 en 40 jaar en 51 tussen 41 en 56 jaar.

 

Ik wil nog iets zeggen over de MCGR of de Militaire Commissie voor Geschiktheid en Reform. Er zijn 5 officieren, waaronder 3 geneesheren, die in deze commissie zetelen. Die commissie oordeelt over geschiktheid en ongeschiktheid, maar in bepaalde gradaties. Ofwel is iemand geschikt voor de dienst, ofwel niet. In geval van ongeschiktheid kan dat gaan over ongeschiktheid voor een bepaalde functie maar krijgt de persoon in kwestie een nieuwe functie, het kan gaan over een tijdelijke ongeschiktheid die in functie van de beslissing van de commissie kan lopen over een periode tot 5 jaar of er kan worden overgegaan tot een beslissing die definitieve ongeschiktheid met zich meebrengt. Er is een beroepscommissie, dus iemand die met de beslissing niet akkoord gaat kan hiertegen in beroep gaan. Terzijde, dit kan ook met de beslissing dat men toch geschikt is. Opnieuw zetelen 5 officieren in deze commissie, waarvan 3 geneesheren, maar dan wel andere; het zijn niet dezelfde medici die in de commissie zetelen.

 

In mijn beleidsnota heb ik een heel duidelijke actie daaromtrent naar voor geschoven, voorzien voor militairen die in operatie of in oefening gingen. Er was ook een heel duidelijke optie genomen om tewerkstelling buiten het departement in geval van ongeschiktheid in verschillende gradaties mogelijk te maken. Ik heb een brief van 25 januari 2010 waarin ik een voorstel doe om de wetteksten daaromtrent te wijzigen, maar gezien de heel specifieke toestand waarin we kort nadien, in de loop van de maand april, zijn terechtgekomen, is het niet meer in deze regering van lopende zaken mogelijk geweest om dit te doen. Men kan dit natuurlijk ook zelf in het Parlement aankaarten. Er is geen initiatief geweest, maar ik stel voor om dit voorstel te hernemen wanneer er opnieuw een regering met volheid van bevoegdheid voor de Kamer is verschenen. Tot daar mijn bijkomende informatie.

 

10.03  David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoorden. Ook aan de volgende vraag zal u mijn bezorgdheid ter zake merken.

 

Ik heb tijdens de vakantie het bewuste artikel in het Belgisch militair tijdschrift over de stabilisatie van het effectief gelezen. Wij hebben de problematiek van de personeelscurve hier tijdens de voorbije jaren over de grenzen van meerderheid en oppositie heen al besproken.

 

Enerzijds werd destijds gesteld dat er te veel oudere militairen waren en dat maatregelen werden getroffen om tot de gezondmaking van de leeftijdspiramide te komen.

 

Het enige debat dat wij nu en waarschijnlijk ook later moeten voeren, is het debat over de vraag waar de grenzen ter zake liggen. Hoeveel personeelsleden kunnen op de FOD Defensie of in andere statuten binnenkomen?

 

Mijnheer de voorzitter, het voorgaande is de reden waarom ik mijn vragen heb gecombineerd. Ik wil aan de hand van geüpdatete cijfers tot een fundamenteel debat komen. Ik ga ermee akkoord dat wij bedoeld debat later moeten voeren.

 

Het is niettemin belangrijk dat de hier vermelde, wetenschappelijke literatuur met de concrete cijfers op het terrein kan worden gecombineerd. Daarom heb ik mijn vragen ingediend, die weliswaar erg tot in de details gaan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de rekrutering en attritie van het militaire personeel" (nr. 6089)

11 Question de M. David Geerts au ministre de la Défense sur "le recrutement et l'attrition du personnel militaire" (n° 6089)

 

11.01  David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, rekrutering en attritie zijn belangrijke aspecten van het personeelsbeleid.

 

U stelde tijdens een van de commissievergaderingen dat in 2011 1 200 vacatures moeten worden opengesteld, waarvan er in juli 402 effectief werden opgevuld. Dat was logisch, zei u, omdat het zwaartepunt voor het opvullen van vacatures in het najaar ligt, met de jaarlijkse aanwerving van onderofficieren en officieren in augustus. Daarom heb ik medio september deze vraag opgesteld.

 

Hoeveel vacatures van de voor 2011 opengestelde vacatures zijn op het moment effectief toegewezen?

 

Wat is het concrete resultaat van de aanwerving van onderofficieren en officieren in augustus?

 

Hoeveel vacatures werden de voorbije drie jaar opengesteld en concreet toegewezen en hoeveel militairen die de voorbije drie jaar postuleerden, zijn vandaag nog in dienst bij Defensie?

 

Kunt u eenzelfde afzonderlijk overzicht geven voor de plaatsen in het kader van de EVMI? Dan hebben wij een concreet beeld van heel de instroom.

 

11.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, waarde collega’s, ik zal concreet antwoorden op de concrete vragen.

 

Van de 1 200 opengestelde vacatures voor 2011 waren er op datum van 26 september reeds 1 152 toegewezen, waaronder 298 aan kandidaat-onderofficieren en 123 aan kandidaat-officieren.

 

De voorbije drie jaar werden alle vacatures ingevuld, namelijk 1 175 in 2008, 1 295 in 2009 en 1 293 in 2010.

 

Van de 1 175 militairen aangeworven in 2008 zijn er nog 628 in dienst. Van de lichting 2009 zijn er nog 806 in dienst. Van de lichting 2010 zijn er nog 831 in dienst.

 

In verband met de EVMI, er kunnen pas cijfers worden gegeven vanaf 2010, aangezien de vrijwillige militaire inzet pas sinds eind 2009 bestaat. Van de 155 plaatsen die werden opengesteld in 2010, werden er 103 ingevuld, waarvan er 33 nog in dienst zijn als militair van de EVMI en 6 zijn overgegaan naar het beroepskader.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Samengevoegde vragen van

- de heer Bert Maertens aan de minister van Landsverdediging over "de herdenking van 100 jaar Grote Oorlog" (nr. 6106)

- de heer Anthony Dufrane aan de minister van Landsverdediging over "de voorbereiding van de herdenking van de Eerste Wereldoorlog" (nr. 6659)

12 Questions jointes de

- M. Bert Maertens au ministre de la Défense sur "la commémoration du centenaire de la Grande Guerre" (n° 6106)

- M. Anthony Dufrane au ministre de la Défense sur "les préparatifs de la commémoration de la Première Guerre mondiale" (n° 6659)

 

12.01  Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in januari van dit jaar heb ik u reeds over dit onderwerp ondervraagd. U kent mijn bekommernis over het project inzake 100 jaar Grote Oorlog. Ik heb uit uw antwoord toen geleerd dat u het project ook zeer genegen bent en u daarvoor heel veel wil doen.

 

Mijn vraag toen ging over de toestand van de Belgische militaire begraafplaatsen, onder andere in West-Vlaanderen waar daarnaar een onderzoek is uitgevoerd.

 

In uw antwoord toen hebt u gezegd dat u voor het tweede semester, dus voor het begin van het nieuwe parlementaire jaar, een actieplan voor de militaire kerkhoven met betrekking tot het onderhoud en de staat van de grafstenen en de infrastructuur van de Belgische militaire begraafplaatsen klaar zou hebben.

 

U hebt ook verwezen naar een letter of agreement tussen de gewestelijke overheden en de FOD Defensie over de herdenkingsplechtigheden, wat mij zeer benieuwt.

 

Wij zijn ondertussen bijna november, mijnheer de minister. Daarom wil ik u vragen naar de stand van zaken in beide dossiers? Hoe staat het met uw actieplan? Is dat klaar? Wat staat daar in? Wat zijn de doelstellingen, de timing en de middelen die in het actieplan voor de militaire kerkhoven naar voor worden geschoven? Is het mogelijk om de leden van deze commissie een kopie van het actieplan te bezorgen?

 

Wat is de stand van zaken van de letter of agreement? Is er al enig contact geweest tussen de Gewesten en Defensie en wat is het resultaat daarvan?

 

12.02  Anthony Dufrane (PS): Monsieur le ministre, comme vous le savez, 2014 sera une année empreinte d'histoire et surtout de souvenirs. En effet, nous commémorerons les 100 ans de la "Grande Guerre", la Première Guerre Mondiale.

 

Les préparatifs de la commémoration de la Première Guerre Mondiale sont aujourd'hui lancés. À cette occasion, plusieurs institutions de toute la Belgique organiseront diverses initiatives et ce, avec une visibilité tant au niveau national qu'international. Pour nous, cette commémoration constitue un devoir de mémoire indispensable qui méritera, dès lors, toute l'attention tant de l'État fédéral que des Régions et des Communautés.

 

En rappelant que la réussite d'une telle activité nécessite une vraie coordination permanente avec les entités fédérées, j'aimerais vous poser plusieurs questions sur les préparatifs de cet événement.

 

En savez-vous déjà plus sur la teneur exacte de ces commémorations et sur le choix des thèmes/sites géographiques retenus? Comment ces différentes initiatives seront-elles monitorées? Comment s'organiseront la concertation et l'implication de l'État fédéral et des entités fédérées en vue d'élaborer un programme fédéral commun? Comment la concertation avec les autres pays européens s'organisera-t-elle? Enfin, quel est le budget prévu pour la préparation de ces commémorations?

 

12.03  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, chers collègues, l'État fédéral envisage effectivement d'organiser une commémoration nationale avec une dimension internationale. À cet effet, un coordinateur fédéral a été désigné; il s'agit de M. Jan Breyne. Sa mission a été définie comme une tâche de coordination, de profilage, d'inventaire, d'incitation et de facilitation.

 

Il est également prévu de mettre en place des groupes de travail chargés de développer le concept d'une cérémonie nationale commémorative et d'élaborer la dimension fédérale et le programme de commémoration.

 

Des concertations seront organisées avec les différentes institutions fédérales, telles que le Musée de l'Armée, les Archives générales de l'État, le Centre d'Études et de Documentation Guerre et Sociétés contemporaines, la Bibliothèque royale de Belgique, le Musée royal de l'Afrique centrale, le BOZAR, l'Institut des Vétérans, l'Institut National des Invalides de Guerre, des anciens combattants et des victimes de guerre, l'Institut géographique national ainsi que d'autres organismes.

 

Zodoende kwamen in het begin van de maand juli Defensie en het Instituut voor Veteranen, net als vele andere federale instanties, samen voor de belangrijke vergadering onder het voorzitterschap van de heer Breyne. Het doel van de vergadering was de verschillende organisaties aan het woord te laten over hun toekomstige plannen en projecten voor de herdenking van honderd jaar Eerste Wereldoorlog. Vervolgens wordt een globaal federaal actieplan opgesteld. Defensie en het Instituut zullen hun geplande projecten aangaande ’14-’18 in het globale federale actieplan inschrijven. Defensie blijft haar steun leveren, operationeel en materieel.

 

Binnen Defensie wordt er momenteel een actieplan met betrekking tot het in orde maken van de militaire begraafplaatsen uitgevoerd. Dit interne actieplan van Defensie omvat collectieve acties voor het groenonderhoud, de staat van de grafstenen en de infrastructuur van alle militaire kerkhoven in België.

 

Pour plus de détails quant à l'organisation, au choix des lieux et des thèmes, au budget et aux avancées des groupes de travail, je propose, messieurs Dufrane et Maertens, que vous vous adressiez au premier ministre et au coordinateur fédéral qui ont été chargés de la coordination globale des différentes initiatives fédérales en vue de cette commémoration. Il est cependant clair que la Défense y jouera un rôle très important.

 

12.04  Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de minister, uw antwoord ontgoochelt mij, maar u zult dat begrijpen, omdat ik hier nog geen concreet actieplan zie.

 

Als ik u goed heb gehoord, dan spreekt u over een intern plan bij Defensie. Betekent dit dat wij het niet kunnen inzien?

 

Het wordt ondergebracht onder de koepel van het globaal federaal actieplan. Ik neem aan, mocht u weten wanneer het af zou zijn, dat u mij dat gezegd zou hebben. Ik zal die vraag dus nogmaals stellen aan de eerste minister, zoals ik in het verleden al een aantal keren gedaan heb, helaas zonder resultaat. Ik zal het echter nogmaals proberen, voor hij naar Parijs vertrekt.

 

12.05 Minister Pieter De Crem: Mijnheer Maertens, de werkgroep komt op dit eigenste moment samen onder de auspiciën van de eerste minister.

 

12.06  Anthony Dufrane (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, je ne manquerai pas de sensibiliser les autres acteurs. De plus, je me réjouis d'apprendre que la Défense jouera un rôle important dans l'élaboration de ces "festivités".

 

Une simple observation: il est important de ne pas en oublier le côté local. En effet, beaucoup de régions sont impliquées dans l'événement et notre groupe ne souhaite pas que tout se déroule en un seul endroit qui concentrerait tous les moyens. Il s'agit de sensibiliser un nombre maximal de citoyens à cette commémoration; l'entièreté du territoire belge doit y être associée.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "asielzoekers in militaire sites" (nr. 6154)

13 Question de M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "les demandeurs d'asile accueillis sur les sites militaires" (n° 6154)

 

13.01  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik had u graag een vraag gesteld over de asielzoekers in militaire sites. Ik heb gisteren een stevige discussie gehad met uw collega, minister Vanhengel, over de eerste begrotingsaanpassing 2011. Blijkbaar wordt er 2,7 miljoen euro weggehaald van het budget voor de LOI’s, de lokale opvanginitiatieven. Dit geld wordt ondergebracht in andere migratie-initiatieven die volgens mij dit jaar nog niet aan de orde zijn of totaal overbodig zijn. In dat verband denk ik bijvoorbeeld aan de aankoop van een wagen of aan botscans van minderjarigen. Mijn haren rijzen er mij ten berge van!

 

Blijkbaar is er voor de regering geen opvangcrisis, is er geen probleem. Wij hebben 30 % meer asielzoekers dan vorig jaar en wij hadden er vorig jaar ook 30 % meer dan het jaar daarvoor. Uw regering heeft vorig jaar op 17 september crisismaatregelen aangekondigd, namelijk 2 500 plaatsen in kazernes, 2 000 plaatsen in LOI’s en 50 miljoen euro extra voor de asieldiensten om de asielcrisis op te vangen. De asielcrisis woedt heviger en erger dan ooit. Wij hopen met zijn allen dat het een zachte winter wordt. Bij een strenge winter zullen wij hier verschrikkelijke beelden zien en zal er alweer worden gezegd dat men van niets wist en dat het erg is dat zoveel mensen hier op straat in de kou moeten leven.

 

Wat doet de regering? Er wordt 2,7 miljoen euro weggenomen bij de opvang. Blijkbaar is er dus helemaal geen probleem bij de opvang. Er zijn ook nog geen crisismaatregelen aangekondigd ook al is het erger dan ooit.

 

Mijnheer de minister, ik weet dat het niet evident is om bij Defensie alsmaar te praten over extra militaire sites om asielzoekers op te vangen. De crisis is echter acuut en nood breekt wet. Soms vergt een asielcrisis ook crisismaatregelen. Die crisismaatregelen komen er echter niet.

 

Mijn vraag is dus zeer concreet of er extra militaire basissen voor de opvang van asielzoekers zullen komen. U weet, mijnheer de minister, dat ik die mensen liever in een kazerne huisvest dan in een hotel omdat dit, alleen al qua marketing en qua aanzuigeffect, iets verstandiger is.

 

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de huidige asielcentra op militaire sites? Tot wanneer blijven deze open? U weet dat de burgemeester van Houthalen-Helchteren naar de Raad van State is gestapt omdat het asielcentrum langer dan november zal open blijven. Hoe staat het met die procedure? Hebt u ter zake enig nieuws? Zullen de centra langer open blijven? Zo ja, tot wanneer? Komen er extra sites? Over hoeveel plaatsen gaat het dan? Vanaf wanneer en tot wanneer?

 

Mijnheer de minister, dit is geen politiek spel, maar ik maak mij oprecht zeer grote zorgen over wat wij de komende winter zullen meemaken. Het zal de volgende regering zijn – wij zullen er niet aan deelnemen, wat ik absoluut niet erg vind – die haar verantwoordelijkheid zal moeten nemen. Indien tussen nu en enkele weken geen crisismaatregelen worden getroffen, dan zullen wij in onze grootsteden zoals Brussel, Charleroi en Luik, dramatische toestanden meemaken.

 

Op de lange duur is de crisisopvang het enige niet-communautaire probleem; dat probleem is even erg in Luik als in Oostende of even erg in Charleroi als in Antwerpen.

 

Mijnheer de minister, ik wil enkel aangeven dat ik hoop dat de regering zich van het probleem bewust is. Ik hoop ook dat u nog eens met uw diensten kan bekijken wat nog mogelijk is.

 

13.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Francken, u verwijst naar de beslissing van 17 november 2010 over de opvang van de asielzoekers, via dewelke kazernes ter beschikking werden gesteld. Het ging over de kazernes van Bastogne voor 550 opvangplaatsen, Bierset voor 550 opvangplaatsen, Houthalen-Helchteren voor 550 opvangplaatsen en Weelde voor 512 opvangplaatsen.

 

Op de Ministerraad van 15 april 2011 werd beslist de reeds getroffen maatregel te versterken, onder meer door de capaciteit van de site te Bierset met 150 opvangplaatsen te verhogen. Tevens werd gevraagd de verhoging van de capaciteit in Helchteren alsook de mogelijkheid tot het oprichten van een nieuw opvangcentrum in Ans te overwegen.

 

Gelet op de acute opvangcrisis en de aanhoudend hoge instroom van asielzoekers, heeft de Ministerraad op 20 juli bijkomende maatregelen getroffen. Er werd onder andere beslist de transitopvangcapaciteit op een voldoende hoog niveau te houden.

 

Het centrum van Bastogne zal op de geplande datum, zijnde op 30 november 2011, worden gesloten. Het zal vóór 31 mei 2012 geleidelijk worden ontruimd. Het gebruik voor opvang van het centrum van Bierset zal tot 31 december 2014 worden verlengd. De capaciteit van Weelde wordt vóór 1 december 2011 tot 300 plaatsen teruggebracht. Het centrum zal vóór 31 mei 2012 geleidelijk worden ontruimd. Het centrum van Houthalen-Helchteren zal op de geplande datum, zijnde op 30 november 2011, worden gesloten. Het centrum zal vóór 31 mei 2012 geleidelijk worden ontruimd.

 

Er werd sindsdien aan Defensie geen vraag gericht met het oog op bijkomende plaatsen.

 

Met betrekking tot de andere aspecten van het dossier moet ik u doorverwijzen naar mijn collega’s Courard en Wathelet, die beiden bevoegdheid dragen in deze materie.

 

13.03  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Nieuws is inderdaad dat u ter zake de beslissing hebt genomen om Houthalen-Helchteren te sluiten. Dat zal men daar natuurlijk graag horen. De socialisten daar zullen dat heel graag horen. De menslievende socialisten ginder zullen er verzot op zijn te horen dat het dicht gaat en dat het finaal tegen mei ontruimd moet zijn.

 

U danst natuurlijk wel een beetje op twee benen. U zegt dat u het zult sluiten, maar ik neem aan dat de laatste asielzoekers pas tegen eind mei 2012 weg moeten zijn. Er komen geen nieuwe asielzoekers meer bij vanaf 1 december 2011. Een echte sluiting is dat natuurlijk niet. U zegt dat u ermee stopt en dat u het geleidelijk zult afbouwen. De finale sluiting is gepland op 31 mei 2012. Zo begrijp ik het goed, neem ik aan?

 

Ik blijf erbij, mijnheer de minister. Als u dat doet, dan zal de crisis nog veel erger worden. Ik heb zelf Houthalen-Helchteren bezocht. Dat was een zeer interessant bezoek. Als u 2 000 plaatsen wegneemt, waar moeten die mensen dan naartoe? De opvangcrisis zal niet kleiner worden. U stopt ermee, maar de crisis is helemaal niet opgelost. Het probleem zal alleen maar erger worden. Dit is een bom onder het beleid van uw collega’s. Ik weet wat u denkt over de heren Courard en Wathelet; u denkt ongetwijfeld hetzelfde over hen als ik. Het is een bom onder hun beleid. Het zal in de regering inslaan als een bom.

 

Eigenlijk moet ik u proficiat wensen, want u bent verstandig. U gaat ervan uit dat als wij die mensen aan de oren trekken en hen duidelijk maken dat zij iets moeten ondernemen, er finaal misschien toch een beslissing zal worden genomen door de wortel aan te pakken in plaats van te kurieren am Symptom. Ik hoop dat u hiermee een schokeffect kunt teweegbrengen.

 

Ik hoop dat deze regering, en zeker de volgende regering, de asielcrisis effectief bij de wortel zal aanpakken, door de wetgeving te verstrengen, door eindelijk te kiezen voor het wetsvoorstel van de 14 dagen. Andere wetsvoorstellen raken nooit goedgekeurd. Ik hoorde vorige week dat Bart Somers geweldig fier was over zijn wetsvoorstel. Wij hebben dat wetsvoorstel gesteund, maar dat zal het probleem niet oplossen. Dat weet iedereen.

 

Mijnheer de minister, ik ben ervan overtuigd dat wij elkaar over enkele weken hierover opnieuw zullen spreken, want dit zullen zij niet leuk vinden.

 

De voorzitter: Mijnheer Francken, uw repliek moet korter zijn dan uw vraag.

 

13.04  Theo Francken (N-VA): Ik vraag enige clementie.

 

De voorzitter: Als ik die voor uw vrouwelijke collega al niet toesta, dan kan ik die zeker voor u niet toestaan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Samengevoegde vragen van

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "de hernieuwde oproep tot een EU-hoofdkwartier" (nr. 6160)

- de heer Anthony Dufrane aan de minister van Landsverdediging over "de oprichting van een Europees militair hoofdkwartier" (nr. 6640)

14 Questions jointes de

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "le renouvellement de l'appel à la mise en place d'un quartier général de l'UE" (n° 6160)

- M. Anthony Dufrane au ministre de la Défense sur "la création d'un QG militaire européen" (n° 6640)

 

14.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, de ministers van Buitenlandse Zaken van Frankrijk, Duitsland, Polen, Italië en Spanje hebben de hoge vertegenwoordiger in september per brief gevraagd een EU-hoofdkwartier voor defensieplanning op te richten in Brussel. Zij vroegen de hoge vertegenwoordiger alle institutionele en wettelijke opties waarover de lidstaten beschikken, te onderzoeken, waaronder de permanente gestructureerde samenwerking.

 

Was u ervan op de hoogte dat uw collega’s dat initiatief zouden nemen? Op zichzelf is het een interessant initiatief, meen ik. Wij hebben hier al vaker gedebatteerd over de integratie van defensie op Europees vlak.

 

Waarom heeft België die brief niet mee ondertekend? Sluit u zich aan bij de vraag van uw collega’s?

 

Heeft de huidige missie in Libië een impact op de noodzaak aan zo’n hoofdkwartier?

 

In welke mate is volgens u zo’n hoofdkwartier een duplicatie van de NAVO?

 

14.02  Anthony Dufrane (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, en marge de la réunion informelle des ministres des Affaires étrangères, cinq ministres (la Pologne, l'Allemagne, la France, l'Espagne et l'Italie) ont signé une missive destinée à faire pression auprès de la haute représentante de l'Union européenne pour renforcer la politique de sécurité et de défense commune (PSDC).

 

Cette lettre propose de créer un quartier général européen autonome de conduite et de planification des opérations militaires afin de développer les capacités de la PSDC.

 

En effet, actuellement, l'absence d'un QG opérationnel militaire européen affecte l'UE dans sa capacité à avoir une approche globale des crises. Aujourd'hui, il faut attendre une décision politique pour désigner un quartier général opérationnel national compétent pour mener à bien le travail de planification opérationnelle.

 

Le "club des cinq", comme on le nomme, attend des propositions concrètes l'an prochain, lors de son prochain Conseil des Affaires étrangères, en vue d'aboutir à un résultat pour la fin de l'année 2011.

 

Monsieur le ministre, quelle est la position de la Belgique par rapport à la proposition de création d'un QG européen? La Belgique envisage-t-elle de se joindre officiellement à la proposition faite par le "club des cinq"? Quel est l'état d'avancement de ce projet? À quelle date ce projet sera-t-il à nouveau abordé en Conseil des Affaires étrangères Sécurité et Défense?

 

14.03 Minister Pieter De Crem: De brief van 2 september 2011 werd ondertekend door de ministers van Buitenlandse Zaken van Frankrijk, Duitsland, Polen, Spanje en Italië in de marge van de informele vergadering van de Europese ministers van Buitenlandse Zaken in Sopot, Polen.

 

Betreffende de ontwikkeling van een autonoom Europees operationeel hoofdkwartier sluiten de ministers van Buitenlandse Zaken van Spanje en Italië zich aan bij een eerdere brief die door de ministers van Defensie en de ministers van Buitenlandse Zaken van Frankrijk, Duitsland en Polen werd ondertekend. Met de brief van 6 december brachten de Weimarlanden een aantal concrete initiatieven naar voren waarmee ze een nieuwe impuls wilden geven aan het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid van de Unie. In het bijzonder hield het initiatief de verwezenlijking in van een permanent civiel militair hoofdkwartier voor de Unie, wat geen duplicaat is van de NAVO.

 

J'ai personnellement soutenu ces deux initiatives lors de la réunion informelle des ministres de la Défense, le 23 septembre dernier, qui s'est tenue en Pologne.

 

J'ajoute en outre qu'à l'occasion de la réunion informelle des ministres de la Défense à Gand, durant la présidence belge de l'Union européenne, notre pays a créé le momentum politique d'une collaboration renforcée entre les États membres dans le but de réaliser un développement optimal des capacités en appui de la politique européenne de sécurité et de défense, le dénommé "Ghent Framework", le "cadre de Gand".

 

Notre pays, à l'instar de plusieurs autres pays membres, est bien conscient de l'importance d'une coopération civilo-militaire renforcée également en matière de commandement et de contrôle, d'autant plus que ceci représente une particularité unique de l'Union européenne.

 

De eventuele oprichting van een dergelijk permanent hoofdkwartier moet gezien worden in een bredere context van de herziening van de capaciteiten van de Unie, met name in het domein van de planning en van de leiding van veeleisende en multidimensionele crisisbeheeropdrachten.

 

Niet alleen de situatie in Libië maar ook de Europese interventie in de Hoorn van Afrika heeft immers aangetoond dat het optimaal zou zijn om te beschikken over een dergelijk Europees civiel-militair ingerichte capaciteit.

 

14.04  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

14.05  Anthony Dufrane (PS): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse. Au nom de mon groupe, j'insiste sur l'importance de cet élément dans la construction d'une Europe de la défense.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 6179 van de heer Moriau wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

15 Samengevoegde vragen van

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "de verlenging van de operatie 'Unified Protector' in Libië" (nr. 6209)

- de heer Denis Ducarme aan de minister van Landsverdediging over "de verdere deelname van België aan de operaties van de coalitie in Libië" (nr. 6668)

15 Questions jointes de

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "la prolongation de la mission 'Unified Protector' en Libye" (n° 6209)

- M. Denis Ducarme au ministre de la Défense sur "la poursuite de la participation belge aux opérations de la coalition en Libye" (n° 6668)

 

15.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, de Noord-Atlantische Raad heeft op woensdag 21 september beslist dat het mandaat van de operatie Unified Protector in Libië wordt verlengd met 90 dagen. We zien bijna dagelijks in het nieuws dat de geweldfase nog niet voorbij is en dat de humanitaire tol van dit conflict hoog is.

 

Zal België blijven meedoen aan deze operatie en met welke middelen? Hoelang zal ons land nog materieel en manschappen inzetten voor de operatie Unified Protector? Hoe motiveert de regering deze verlenging? Waarom werd de beslissing van de Belgische regering niet vooraf voorgelegd aan het Parlement?

 

De NAVO spreekt over een verlenging. We zitten met een regering van lopende zaken en een van de collega’s heeft al gewezen op deze specifieke situatie en het feit dat u dit te pas en te onpas gebruikt als excuus. Ik denk dat er hier sprake was van een verlenging en dat u vooraf naar het Parlement had moeten komen zodat wij ons met een stemming hadden kunnen uitspreken over deze verlenging.

 

15.02  Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, certaines déclarations peuvent poser question concernant la prolongation de notre participation aux opérations en Libye. Le fait de savoir s'il faut continuer nous conduit à deux questions. D'une part, sommes-nous essentiels sur place? Bien entendu. D'autre part, quel est le coût de cette présence? Le Conseil des ministres a décidé de réaliser une évaluation mensuelle de notre participation militaire, laquelle pourrait être revue au cas où il estimerait que la Belgique a rempli sa mission. Nous parlons bien d'une évaluation mensuelle.

 

Il est donc clair qu'aux yeux du Conseil des ministres, la Belgique ne s'engagera que le temps nécessaire, que "jusque quand il faudra". Monsieur le ministre, certains médias ont repris ces termes en vous les attribuant. Comme le dit M. De Vriendt, compte tenu du fait que nous sommes toujours en affaires courantes, c'est le parlement qui devrait sanctionner cette décision.

 

Il y a donc un accord du gouvernement sur le budget concernant cette opération qui nécessite des réapprovisionnements en armes, lesquels sont conditionnés à la poursuite de l'intervention belge et pour autant que le stock soit évalué mensuellement. Je fais référence à l'accord du Conseil des ministres du 14 octobre sur le réapprovisionnement des kits à guidage INS/GPS et des détonateurs qui y affèrent pour la flotte F-16.

 

Pouvez-vous nous donner quelques précisions quant au mandat exact qui vous a été donné par le gouvernement pour la Libye? Comment analysez-vous la situation concernant notre participation? Comment évaluez-vous la nécessité de continuer ou non à participer à cette opération de la manière dont nous le faisons actuellement?

 

15.03  Pieter De Crem, ministre: Collègue Ducarme, en réponse à votre question, le Conseil des ministres du 16 septembre a pris les décisions suivantes.

 

Premièrement, le Conseil des ministres constate que, malgré les évolutions positives récentes sur le terrain et malgré les attentes que le conflit en Libye prenne rapidement fin, les objectifs des résolutions 1970 et 1973 n'ont, à ce stade, pas été pleinement atteints.

 

Deuxièmement, le Conseil des ministres s'inscrit dans le projet de décisions qui sera adopté avant la fin de ce mois par l'OTAN de prolonger l'opération Unified Protector sous mandat d'une résolution du Conseil de sécurité de l'ONU, qui exclut une force d'occupation étrangère aussi longtemps que nécessaire, avec la possibilité de mettre fin à l'opération ou d'adapter les capacités fournies, et décide de tenir une évaluation mensuelle de la participation militaire belge, laquelle pourrait être revue au cas où le Conseil des ministres estimerait que la Belgique a rempli sa mission. Le Conseil des ministres continuera à tenir le parlement informé.

 

Troisièmement, sur le plan budgétaire et conformément à la décision du Conseil des ministres du 21 mars 2011, les coûts seront supportés, le cas échéant, par la provision interdépartementale. Conformément au dossier soumis au Conseil des ministres du 20 juillet dernier, un dossier sera présenté lors d'un prochain Conseil des ministres prévoyant l'octroi de crédits de la provision interdépartementale.

 

Mijnheer de voorzitter, collega’s, de Belgische betrokkenheid met betrekking tot de operatie Unified Protector is nog ongewijzigd. De volgende Belgische capaciteiten blijven ingezet: de 6 F-16-vliegtuigen met het nodige steunpersoneel opererend vanuit de vliegbasis Araxos in Griekenland, 1 mijnenjager met bemanning voor de kust van Libië, een gemiddelde van 4 militairen in het raam van de AWACS-inzet van de NAVO en het nodige stafpersoneel in de commandostructuur die de leiding heeft over de luchtoperaties van Unified Protector te Poggio Renatico in Italië.

 

Een van de objectieven van de operatie Unified Protector is de bescherming van de Libische burgerbevolking. Deze wordt nog steeds bedreigd door pro-Kadhafi-troepen die in verschillende gebieden actief blijven. Aangezien de objectieven van de operatie Unified Protector met andere woorden nog niet volledig zijn bereikt, worden de huidige inspanningen voortgezet.

 

De Noord-Atlantische Raad heeft het mandaat voor de operatie Unified Protector met drie maanden verlengd vanaf 27 september 2011. De situatie en de behoeftes zullen echter periodiek worden geëvalueerd. België heeft in overeenstemming met het mandaat van de Noord-Atlantische Raad de voortzetting, en dus niet de verlenging, van de operatie bevestigd.

 

Nous attendons, aujourd'hui, les résultats de la réunion du Conseil de l'Atlantique Nord pour évaluer l'opportunité de poursuivre l'opération Unified Protector.

 

15.04  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik herinner mij een mooie discussie in een gemeenschappelijke commissie van Buitenlandse Zaken en Defensie, waarbij ook de eerste minister betrokken was, over het woordgebruik voortzetting of verlenging. De spraakverwarring langs regeringszijde was enorm.

 

Ik vind dat men het Parlement sinds het begin van deze operatie onvoldoende op de hoogte heeft gehouden maar ook onvoldoende heeft geïnterpelleerd over de al dan niet voortdurende steun aan de operatie in Libië.

 

Ik zal uiteraard ook een aantal vragen stellen in de bijzondere commissie Opvolging Buitenlandse Operaties, als die snel bijeen zou kunnen komen.

 

Mijn bekommernis is dat de bescherming van de burgerbevolking in beide richtingen moet gaan.

 

Er zijn berichten over het gebruik van Gradraketten die zoals u weet niet bijzonder zorgvuldig en precies zijn. Deze raketten worden ook door rebellengroepen in hun laatste offensieven gebruikt.

 

Er is ook een probleem met betrekking tot de situatie van gewonden. Ik hoop dat de NAVO en u als vertegenwoordiger van de Belgische regering kunnen aandringen op een zeer evenwichtige oefening en dat u ook oog hebt voor de belangen van de burgerbevolking die door eventuele acties van de rebellengroepen kunnen worden geschonden.

 

15.05 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik ben beschikbaar voor deze commissie, maar ook voor de andere commissie, waarnaar collega De Vriendt heeft verwezen.

 

15.06  Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, je partage votre volonté de voir la Belgique accompagner ses alliés jusqu'au bout de l'opération.

 

Vous parlez d'une prolongation de trois mois au niveau de l'OTAN. Très bien! Allons jusqu'où il faut aller! Toutefois, dans le cadre de l'exercice du contrôle parlementaire auquel M. De Vriendt faisait allusion, il nous est essentiel de rappeler, pour ce qui concerne la Belgique et en fonction de la décision du Conseil des ministres, que cette prolongation ne vaut pas pour trois mois. En effet, puisqu'il y a une évaluation mensuelle, elle ne vaut que pour un mois!

 

L'accompagnement de la Belgique dans la poursuite de l'opération de la coalition en Libye doit être évalué tous les mois. Il s'agit de déterminer si nous sommes encore utiles là-bas mais aussi d'évaluer notre capacité financière à continuer à assumer les opérations en fonction du budget décidé par le Conseil des ministres.

 

Monsieur le ministre, je suis d'accord que vous vous exprimez à titre personnel sur ce que l'OTAN a décidé et sur la nécessité de voir cette opération de l'OTAN se poursuivre tant que cela s'avérera utile. Toutefois, vous ne pouvez pas le dire au nom du Conseil des ministres parce que ce dernier a décidé d'évaluer mensuellement notre participation et sa continuité à l'avenir.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "de Quick Response Alert" (nr. 6393)

16 Question de Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "le Quick Response Alert" (n° 6393)

 

16.01  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, het systeem Quick Response Alert (QRA) zorgt ervoor dat verdachte vliegtuigen in het Belgische luchtruim meteen onderschept kunnen worden. Door de gebeurtenissen van 9/11 is QRA opnieuw van levensbelang om de basissen en de vele instellingen die ons land rijk is, te beschermen.

 

Op de basis van Kleine Brogel staan er permanent F-16’s klaar om verdachte vliegtuigen te onderscheppen. U hebt onlangs meegedeeld dat die F-16’s gemiddeld vier keer per jaar worden uitgestuurd.

 

Kunt u een volledig overzicht per jaar geven van het aantal incidenten en interventies door onze luchtmacht sinds 2001?

 

Welke procedures worden precies gevolgd wanneer een verdacht vliegtuig het Belgische luchtruim binnendringt? Welke handelingen vinden er plaats voor men daadwerkelijk overgaat tot het neerhalen van een vliegtuig?

 

Met welke instanties werkt Defensie samen voor het onderscheppen van vliegtuigen? Hoe gebeurt op het ogenblik de coördinatie en de samenwerking tussen die instanties?

 

Ten slotte, hoe verloopt de samenwerking en de coördinatie inzake QRA met onze internationale partners, en in het bijzonder onze buurlanden? Welke evaluatie maakt u van de samenwerking? Op welke vlakken is er nog ruimte voor verbetering?

 

16.02 Minister Pieter De Crem: De gevraagde gegevens met betrekking tot het aantal luchtincidenten QRA, Quick Response Alert-activeringen, werden in een tabel gegoten. Ik zal de tabel aan de voorzitter van de Kamercommissie bezorgen.

 

De statistieken van het aantal QRA-activeringen werden sinds 2004 gedetailleerd bijgehouden. Naast de activeringen worden de QRA-toestellen ook ingezet ter bescherming van gevoelige topvergaderingen, de zogenaamde high visibility events. Die gegevens werden sinds 2001 bijgehouden en worden u bezorgd.

 

De luchtbewegingen binnen het Belgische luchtruim worden op voortdurende basis vanuit het Control and Reporting Centre in Glons opgevolgd. Als het CRC een verdacht vliegtuig detecteert, zal het de twee F-16-toestellen die hiervoor altijd paraat staan, de opdracht geven om het toestel te onderscheppen. Alle informatie wordt dan via vooraf vastgelegde communicatiekanalen doorgegeven aan de bevoegde nationale en NAVO-autoriteiten, die over de noodzaak en de aard van eventueel dwingende acties zullen beslissen. Dwingende acties tegenover burgertoestellen zullen worden uitgevoerd onder leiding van de Belgische National Government Authority – dat is de minister van Defensie – in samenspraak met de eerste minister en de minister van Binnenlandse Zaken.

 

De acties kunnen de volgende zijn: het toestel terug op het vooropgstelde traject brengen; het toestel dwingen om ons land te verlaten of om op een van onze vliegvelden te landen; de uitvoering van waarschuwingssignalen om de medewerking van het betrokken toestel af te dwingen. Wanneer er geen twijfel over bestaat dat het toestel voor terroristische doeleinden wordt gebruikt of kan worden gebruikt, kan de National Government Authority beslissen om het toestel neer te halen.

 

Bij elke onderschepping wordt ook de NAVO-commandoketen op de hoogte gehouden en worden de luchtverdedigingscentra van de naburige landen minutieus op de hoogte gehouden in het geval het incident de Belgische grens overschrijdt. Alle acties worden nauwlettend gecoördineerd met de burgerluchtvaartcontroleagentschappen om het veilige verloop van de interventie tussen het aanwezige vliegverkeer te garanderen.

 

Wanneer er een vermoeden bestaat van eventuele terroristische intenties of in het geval van een gedwongen landing, zal het crisiscentrum van Binnenlandse Zaken eveneens worden betrokken.

 

Bij een gedwongen landing wordt de luchtvaartpolitie en het controleagentschap van het vliegveld van bestemming op de hoogte gebracht.

 

Indien een verdacht toestel de nationale grenzen overschrijdt, kunnen onze QRA-toestellen en die van de buurlanden mee de grens oversteken. Dat gebeurt dan onder het NAVO-commando en tevens, om de continuïteit te verzekeren, tot op het moment dat de nationale QRA-afdeling het incident kan overnemen. Onder NAVO-commando kunnen er echter geen dwingende acties tegenover burgertoestellen worden uitgevoerd.

 

16.03  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw uitgebreid antwoord. Ik heb geen verdere vragen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Vraag van mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "het vertrek van militairen naar het buitenland" (nr. 6431)

17 Question de Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "le départ de militaires vers l'étranger" (n° 6431)

 

17.01  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, onlangs verscheen een nogal verontrustend bericht in de pers over echtgenotes van militairen die binnenkort voor 4 maanden naar Afghanistan vertrekken. U weet misschien dat zo’n lange afwezigheid op het thuisfront een goede organisatie vraagt binnen het gezin. Het was dan ook altijd gebruikelijk dat de militairen daartoe voor hun vertrek lang genoeg thuis waren om een en ander te regelen.

 

Tijdens deze dagen echter werden de mannen en/of vrouwen opgeroepen voor voorbereidende en correctiemanoeuvres en dit zonder bepaalde duur. Een goede voorbereiding gebeurde derhalve vrij chaotisch en allesbehalve gezinsvriendelijk. Bovendien lijkt ook de communicatie over een en ander niet van een leien dakje te lopen. Naar verluidt zou de samenwerking tussen de legertop in Brussel en de plaatselijke militaire leiding niet optimaal verlopen.

 

Mijnheer de minister, bent u op de hoogte van deze specifieke toestand? Wat is volgens u als minister de oorzaak hiervan? Bent u van oordeel dat gezinnen die achterblijven recht hebben op een goede voorbereiding en organisatie vooraf? Kunt u begrijpen dat door deze situatie de motivatie om te vertrekken bij de manschappen erg onder druk komt te staan? Welke initiatieven hebt u al genomen of zult u nog nemen om deze toestand te remediëren?

 

17.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Ponthier, de voorbereiding van de betrokken eenheid naar het buitenlandse opdrachtgebied in Kabul – BELU ISAF 11-10 – is in maart 2011 begonnen.

 

Op het einde van de voorbereiding wordt in eerste instantie nagegaan of het detachement al dan niet klaar is voor de opdracht.

 

De zogenaamde MREx, de Mission Readiness Exercise, wordt gevolgd door een CERTEx of Certification Exercise. Laatstgenoemde oefening zal nagaan of tijdens de voorbereiding de nodige vaardigheden werden behandeld, om daadwerkelijk de opgelegde opdracht veilig te kunnen uitvoeren.

 

Voormelde twee fases van evaluatie en certificatie onder leiding van de commandant van de lichte brigade vonden in het desbetreffende geval plaats van 12 tot 16 september 2011. Deze periode werd nog gevolgd door één week, gaande van 19 tot 23 september 2011. Het betreft een periode – ik haal aan – “van correctieve maatregelen”.

 

Die periode is bedoeld om het detachement de mogelijkheid te bieden om bepaalde vaststellingen die werden gedaan tijdens de MREx en de CERTEx bij te sturen en de te volgen procedures bij te schaven, teneinde de operationele inzet niet in gevaar te brengen, eenmaal het detachement ter plaatse is ontplooid.

 

Daar niet alle opmerkingen en vastgestelde problemen konden worden weggewerkt binnen de week van 19 tot 23 september, werd er in samenspraak met de detachementcommandant, de commandant van de lichte brigade en de staf van de landcomponent, beslist om in twee dagen extra voorbereiding te voorzien, op 26 en 27 september. Die twee dagen waren voldoende voor de bijkomende training. Op die manier bleef er voldoende tijd om alsnog de kans te bieden aan het personeel om alle nodige voorbereidingen te treffen op familiaal vlak en om volledig voorbereid te kunnen vertrekken voor de opdracht.

 

Er bestaat geen geschreven richtlijn die in een verlofperiode zou voorzien voor het personeel dat vertrekt op buitenlandse opdracht, een verlofperiode voorafgaand aan het effectief vertrek. Er wordt wel naar gestreefd om in één week verlof te voorzien voor het vertrek. Het is een streven.

 

In dit specifiek geval, en afhankelijk van het vertrek naar Afghanistan, konden de militairen van het detachement genieten van zes, namelijk van 28 september tot en met 3 oktober, of acht, namelijk van 29 september tot en met 6 oktober, dagen van verlof voor hun vertrek.

 

17.03  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik ben het met u eens dat er in normale omstandigheden steeds naar wordt gestreefd, zowel bij de legertop als bij de lokale militaire leiding, dat alles op wieltjes verloopt, ook bij de voorbereidingen voor het vertrek naar het buitenland.

 

In dit geval blijkt echter in de realiteit een en ander te zijn misgelopen, vooral op het vlak van de communicatie, waardoor een aantal mensen misnoegd is.

 

Natuurlijk hoort het vertrekken naar buitenlandse missies bij het militaire leven, maar de weerslag op de thuisblijvende partner en kinderen verdient toch ook de nodige aandacht. Ik pleit voor een grondige aanpak van de communicatie tussen de beide partijen.

 

In het artikel staat dat een militair op missie alleen goed functioneert als hij weet dat op het thuisfront ook alles in orde is.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

18 Question de M. Guy Coëme au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les commandos belges déployés en République démocratique du Congo" (n° 6437)

18 Vraag van de heer Guy Coëme aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de Belgische commando's in de Democratische Republiek Congo" (nr. 6437)

 

18.01  Guy Coëme (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, ma question concerne une initiative que je trouverais heureuse si elle se confirmait: il s'agit de l'annonce faite voilà quelque temps de la participation de la Belgique, au travers de son 2e Bataillon Commando de Flawinne, à la formation d'un second bataillon congolais de réaction rapide en République démocratique du Congo.

 

D'abord, pouvez-vous confirmer cette information?

Si elle se confirmait, je la trouverais nettement positive, surtout par les temps un peu troublés que connaît ce pays. Si elle se confirme, ce déploiement serait, après l'Afghanistan, une mission très importante en matière de formation.

 

Monsieur le ministre, quels seraient les principaux objectifs de cette formation?

 

Jusqu'à quand cette mission aura-t-elle lieu?

 

Comment articuler cette mission dans un contexte particulier, où les États-Unis interviennent également dans la formation de l'armée congolaise via un groupe privé de sécurité américain, le DynCorp, que vous connaissez?

 

D'autres pays pourraient-ils participer à cette mission?

 

Quelles seraient les implications logistiques de ce déploiement pour notre armée belge, entre autres par rapport à la MONUSCO?

 

18.02  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, la formation des Unités de réaction rapide (URR) cadre dans un plan de restructuration des Forces armées de la République démocratique du Congo (FARDC), et subséquemment de la réforme du secteur de la sécurité au Congo.

 

Forte de son expérience dans la formation d'un premier bataillon, le fameux 321e bataillon URR, la Belgique s'est engagée à former un deuxième bataillon, le 322bataillon URR.

 

En 2009, le 321e bataillon a été engagé à la satisfaction générale pour lutter contre les insurgés Enyele dans la province de l'Équateur et est actuellement déployé à proximité de Kinshasa.

 

La formation du 322e bataillon vise, d'une part, à prodiguer à cette unité les aptitudes, les attitudes et les compétences professionnelles nécessaires pour permettre un engagement opérationnel de niveau bataillon et, d'autre part, à maintenir cet engagement opérationnel dans la durée. Il s'agit d'une contribution belge à la volonté congolaise de transformer sa capacité militaire en une armée nationale, professionnelle et citoyenne. Les FARDC transformées contribuent notamment à la stratégie de sortie de la MONUSCO.

 

Un détachement préliminaire composé de 25 militaires belges a été mis en place le 1er octobre afin de prendre les mesures préparatoires à l'arrivée du bataillon congolais. La formation de celui-ci débutera fin octobre 2011 et se terminera en mars 2012. Cette mission de formation nécessitera la présence en moyenne de 90 militaires belges pendant six mois. Ce contingent s'ajoutera au contingent belge déjà présent en RDC: l'encadrement du 321bataillon, le coaching du génie FARDC chargé de construire des logements des familles du 321e bataillon et la mission C-130 MONUSCO (22 personnes à Kisangani).

 

D'autres nations, notamment l'Afrique du Sud et les États-Unis, sont impliquées dans la formation des URR. DynCorp, une compagnie privée basée aux États-Unis, a obtenu un contrat du département d'État visant la formation de jeunes cadres des FARDC. DynCorp n'intervient ni dans les projets de partenariat de la Défense en général, ni dans la formation du 322e bataillon URR en particulier.

 

La formation de ce bataillon sera dispensée par le deuxième bataillon de commandos. Le personnel nécessaire à l'appui, au ravitaillement, à l'appui médical et aux communications de cette mission sera intégré dans l'effectif cité supra des 90 militaires. Il n'y aura pas d'autre interaction entre le personnel belge déployé à Kindu dans le cadre de la formation du 322e bataillon et le détachement belge qui appuie la MONUSCO à Kisangani. Ce dernier est d'ailleurs placé sous contrôle opérationnel de la MONUSCO.

 

18.03  Guy Coëme (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, j'avais laissé entendre que je trouvais l'initiative, si elle était confirmée, positive. Je maintiens mon jugement. Nous aurons certainement l'occasion d'en reparler. Il s'agit, selon moi, d'une initiative qui arrive en son heure et qui sera extrêmement utile dans ce pays.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 12.23 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.23 uur.