Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique

Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt

 

du

 

Mercredi 12 octobre 2011

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 12 oktober 2011

 

Namiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.24 uur en voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.

La séance est ouverte à 14.24 heures et présidée par M. Siegfried Bracke.

 

De voorzitter: Vraag nr. 6101 van mevrouw Temmerman wordt uitgesteld.

 

01 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de problemen in de Seefhoek en de uitwijzing van illegale drugsdealers" (nr. 6148)

01 Question de M. Theo Francken au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les problèmes dans le quartier du Seefhoek et l'expulsion des trafiquants de drogue en séjour illégal" (n° 6148)

 

01.01  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik wil mij vooral focussen op de vragen en niet zozeer op de inleiding, vermits we nog maar zo’n drie kwartier hebben vooraleer minister Turtelboom naar deze commissie komt.

 

Mijnheer de staatssecretaris, u kent de problemen in verband met de Seefhoek en de uitwijzing van illegale drugsdealers. Graag kreeg ik een gedetailleerd overzicht van het aantal opgepakte illegale criminelen in Antwerpen-Noord: aantal, leeftijd, nationaliteit, aantal keren opgepakt enzovoort. Welk gevolg werd hieraan gegeven? Ik denk aan repatriëring, gevangenisstraf, bevel om het grondgebied te verlaten enzovoort. Waarom is het overgrote deel van deze illegale drugsdealers nog altijd niet gerepatrieerd? Hoe zit het met de identiteitsopsporing? Kunt u mij een overzicht bezorgen van uitwijzingen van illegalen naar aanleiding van criminele feiten sinds 2008? Hoe kan het dat, ondanks het feit dat de problemen en oorzaken bekend waren, uw diensten de criminaliteit van de voorbije maanden niet konden voorkomen?

 

01.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Voor 2011 kan men stellen dat het overgrote deel van de opgepakte personen zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. Een tiende maakte zich schuldig aan drugsmisdrijven. De meest voorkomende nationaliteiten zijn Marokko, Algerije, Roemenië, Polen, Palestina en Irak. Roemenen en Bulgaren kunnen meteen worden verwijderd. Voor sommige van deze andere nationaliteiten verloopt de identiteitsopsporing, zoals u weet, zeer moeilijk. Verwijdering van personen zonder verblijf die criminele feiten hebben gepleegd, dient idealiter vanuit de gevangenissen te gebeuren. Dankzij de betere en nauwere samenwerking met Justitie, hopen wij een nog efficiënter beleid te kunnen voeren.

 

Ik heb precies nu, op dit moment, zoals u hebt gezien, de terugkeerrichtlijn getekend. Daarin zijn verschillende maatregelen begrepen die de verwijdering vanuit de gevangenissen verbeteren en zelfs efficiënter maken. U hebt zelf gezien dat ik dit net heb getekend.

 

Beleidsmaatregelen betreffende de aanpak van criminaliteit behoren tot de bevoegdheid van mijn collega van Justitie.

 

01.03  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, wat bedoelt u met een tiende? Ik begrijp niet wat u precies bedoelt. Misschien kunt u enige opheldering geven? Ik zou graag de effectiviteit van het beleid op het veld kennen. Hoeveel illegale drugsdealers werden er opgepakt en hoeveel werden er uitgewezen? Het antwoord daarop heb ik niet gehoord. Ik heb deze vraag jaren geleden ook gesteld. Toen kreeg ik allerhande cijfers en een heel overzicht. Nu geeft u geen cijfers. Ik begrijp er echt niks van.

 

01.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Een tiende van degenen die worden gepakt – maar dat is een eerste raming die nog moet worden bevestigd door precieze cijfers –, zijn drugsdealers. Een tiende betreft dus drugsgerelateerde problemen. De andere negentig procent, het overgrote deel, betreft diefstallen.

 

01.05  Theo Francken (N-VA): Ik vind het vreemd. Vorig jaar stelde ik dezelfde vraag en gaf u mij cijfers.

 

Nu stel ik een vraag die ik al weken geleden heb ingediend en u zegt mij dat u niet over cijfers beschikt. Ik wil erop aandringen om mij de cijfers te bezorgen, zoals ik die vorig jaar wel heb gekregen. Als u de cijfers vorig jaar had, neem ik aan dat DVZ die nu toch ook nog bijhoudt.

 

01.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Dankzij de heer Francken zullen wij heel wat meer statistieken hebben en zullen wij een statistiekbureau worden.

 

Die gegevens worden ons per jaar ter beschikking gesteld. Ze worden nog ingezameld door de diensten en zodra ze helemaal beschikbaar zijn, zal ik het u laten weten. Dat is geen probleem.

 

Als ik het heb over een tiende, dan is dat de informatie waarover wij nu beschikken, maar dat is een eerste raming.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de terugkeervlucht op 7 september 2011" (nr. 6150)

02 Question de M. Theo Francken au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le vol de rapatriement du 7 septembre 2011" (n° 6150)

 

02.01  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, op 7 september is er een terugkeervlucht vertrokken, als ik me niet vergis, richting de Balkan. Hoe is de vlucht globaal verlopen, met welk toestel? Welk type? Is het toestel gecharterd? Zo ja, van wie? Welk land en welke luchtvaartmaatschappij? Aan welke prijs? Is dit marktconform? Wat was het reisdoel? Dus waar is men precies naartoe gegaan? Welke landingen zijn er geweest?

 

Was Frontex van deze operatie op de hoogte? Zo ja, was de vlucht in samenwerking met hen? Heeft Frontex betaald? Is er verzet geweest of waren er andere incidenten?

 

Welke mensen waren er allemaal aan boord? Hoeveel begeleiders waren er mee? Graag een gedetailleerd overzicht.

 

Hoeveel mensen werden exact gerepatrieerd? Welke nationaliteiten hadden de passagiers? Graag het aantal per nationaliteit. Waren er gezinnen aan boord? Zo ja, met jonge kinderen? Graag een overzicht met de juiste aantallen. Waren het allemaal uitgeprocedeerde asielzoekers? Zo neen, wie was er dan nog aan boord? Waren er mensen bij met een nog lopende asielprocedure? Zo ja, hoeveel? Waren er ook mensen bij die op vrijwillige basis terugkeerden? Zo ja, hoeveel? Namen er andere landen deel? Zo ja, welke?

 

Wat is de totale kostprijs van deze organisatie? Wie betaalt? Plant u op korte of middellange termijn nog zulke initiatieven? Zo ja, welke?

 

02.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Het klopt dat op 7 september een terugkeervlucht georganiseerd werd door België. Er werd een toestel van Defensie voorzien, namelijk een Airbus A330. Frontex was enkel op de hoogte van de organisatie van deze Balkanvlucht. In totaal werden 34 personen verwijderd, waarvan 21 Kosovaren en 13 Serviërs.

 

Voor 8 daarvan, 6 Kosovaren en 2 Serviërs, was het de eerste poging. Van de 34 personen waren er 27 uitgeprocedeerde asielzoekers, 5 personen zonder verblijf, een SIS-geseinde – iemand die als SIS geseind is – en één persoon uit de gevangenis. Niemand had nog een lopende asielprocedure. Er waren 26 mannen en 8 vrouwen bij.

 

Er was een gezin aanwezig op de vlucht voor Servië, namelijk moeder, vader en een meerderjarige zoon. Er was ook een familie voor Kosovo, meer bepaald 5 meerderjarige broers en zussen. Er waren geen minderjarige kinderen aanwezig op deze vlucht.

 

De begeleiding bestond uit een omkadering van 91 personen. Er waren 85 personen van de federale politie voorzien, waarvan 63 escorteurs, 5 hoofdinspecteurs, 8 inspecteurs die instonden voor bewaking en reserve, 2 personen van het redactieteam, 4 personen van het maatschappelijk en psychologisch ondersteuningsteam van de federale politie en 3 kaderleden van de federale politie.

 

Voor de acht personen wier eerste poging het was, voorzag de DVZ één persoon. Daarnaast werden twee immigratieambtenaren voorzien, een geneesheer en twee personen van de Algemene Inspectie van de politie. De vlucht is goed verlopen, zonder dat er noemenswaardig verzet is gepleegd en zonder incidenten.

 

Momenteel heeft de DVZ nog geen zicht op de totale kostprijs van deze operatie. In de nabije toekomst zijn er geen nieuwe vluchten van dergelijke omvang voorzien.

 

02.03  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag is of België de kostprijs volledig op zich heeft genomen. Is dat betaald door België of is Frontex tussengekomen? Nee? Dus België heeft de kosten gedragen? Oké.

 

Ik blijf mij bij die terugkeervluchten wel steeds afvragen of er echt zoveel agenten mee moeten. Kan daaraan echt niets worden gedaan? Dat zijn eenennegentig manschappen voor vierendertig personen, dus drie manschappen per persoon die verwijderd wordt. Dat is toch een enorm groot aantal. Kan dat niet wat gerationaliseerd worden om de kostprijs te drukken? Dat is mijn bekommernis. Ik hoop dat daarnaar in de toekomst met voldoende aandacht zal worden gekeken om de kostprijs te drukken en het aantal meereizende personen te beperken.

 

02.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Francken, ik vraag u te begrijpen dat ik omkadering vraag door de politie om er zeker van te zijn dat alles goed verloopt. Het is de politie die in de nodige omkadering voorziet voor een dergelijke vlucht. Ik vraag dat er geen problemen komen en de politie beslist hoeveel manschappen er nodig zijn voor deze omkadering.

 

Wij hebben ook gevraagd of het niet nuttiger zou zijn om kleinere vluchten te organiseren. Er zullen dan misschien meer vluchten zijn, maar we zouden dan over een minder grote omkadering moeten beschikken. Of dat duurder is of niet, is een vraag die gesteld moet worden. Die vraag wordt voor het ogenblik behandeld. Zijn kleinere vluchten minder duur, dus meerdere keren dezelfde kostprijs wat de vlucht betreft, maar dan met een kleinere omkadering? Bij kleinere vluchten kan de omkadering volgens de politie wat kleiner zijn. Moeten wij misschien blijven werken zoals het nu gebeurt? Onderschat echter nooit wat er gebeurd is in verband met de Balkan. Een vlucht met veel personen aan boord is immers ook een signaal, vooral daar.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het centrum Caricole" (nr. 6155)

03 Question de M. Theo Francken au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le centre Caricole" (n° 6155)

 

03.01  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik had graag meer uitleg gekregen over het centrum Caricole. U had aangekondigd dat dit op 1 februari of 1 maart zou worden geopend, maar dat centrum is nog steeds niet open.

 

Mijnheer de staatssecretaris, wat is de oorzaak van de vertraging? Wanneer is de opening gepland? Wat is de kostprijs van het geheel en van de vertraging? Hoeveel extra personeelsleden en welk type zijn hiervoor nodig? Wat zal de capaciteit nu zijn? Als INAD en het centrum 127 sluiten, is er dan sprake van extra capaciteit?

 

03.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, het gebouw van het transitcentrum Caricole voldoet nog niet aan een aantal veiligheidsvoorwaarden, met name inzake de beveiliging van de trappen, de opklimbeveiliging van het binnenplein en het ontbreken van veiligheidsglas. De Regie der Gebouwen en de Brussels Airport Company zijn momenteel bezig om dit op te lossen. Ik heb verschillende brieven geschreven, vooral naar de Regie der Gebouwen, om dit zo snel mogelijk te doen.

 

Volgens de gegevens van de Regie der Gebouwen is de opening voor 1 december 2011. Dat is later dan gepland. Dat zijn maanden die verloren zijn. Dat geef ik toe.

 

De DVZ is niet op de hoogte van de kostprijs. Het gebouw Caricole is in privé-eigendom van TBAC. Ik verwijs u bijgevolg naar de minister van Financiën.

 

Het nieuwe transitcentrum Caricole vereist ongeveer 106 personeelsleden, fulltime equivalenten. Het gaat om onder meer de directie, de administratie, de begeleiding en de veiligheid.

 

De capaciteit van het nieuwe transitcentrum Caricole is vastgelegd op 90 bewoners. Dit komt overeen met de huidige capaciteit van het transitcentrum 127 in Melsbroek en het INAD-centrum Brussel Nationale Luchthaven. Er is bijgevolg geen uitbreiding van de capaciteit.

 

03.03  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor het antwoord.

 

Ik wist niet dat het centrum Caricole volledig in privéhanden is. Het is dus geen gebouw van de Regie der Gebouwen, maar van TBAC?

 

03.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: (…)

 

03.05  Theo Francken (N-VA): Dat is dus in eigen beheer van de luchthaven?

 

03.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Dat is hun eigendom en het is hun grondgebied.

 

03.07  Theo Francken (N-VA): Ik zal minister Reynders hierover ondervragen. Ik kan maar hopen, samen met u wellicht, dat het snel zijn deuren opent.

 

03.08 Staatssecretaris Melchior Wathelet: (…)

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het centrum 127bis" (nr. 6156)

04 Question de M. Theo Francken au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le centre 127bis" (n° 6156)

 

04.01  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, er werd door extreemlinks zwaar rel geschopt aan het asielcentrum 127bis en er werd ook brand gesticht door de bewoners, die helemaal over de rooie zijn gegaan.

 

Er was heel veel schade. Twee vleugels waren volledig vernield. Wij hebben allemaal die beelden gezien op de televisie. Ik heb vernomen dat een vleugel nog steeds niet is gerenoveerd. Een van de twee vleugels is wel al open, maar de andere nog steeds niet.

 

Ik heb daarover in het verleden ook al vragen gesteld en u hebt toen geantwoord dat men zo snel mogelijk die renovatie in orde zou proberen te brengen, want die capaciteit is nodig om van terugkeer een succes te maken. Wij kennen het verhaal.

 

Hoe komt het dat de renovatie nog altijd niet is voltooid? Ik krijg graag meer uitleg. Wanneer is de heropening gepland? Wat is de kostprijs van die werken? Wat is de capaciteit nu en wat zal ze na de heropening zijn? Is er nog een probleem met de lokale burgemeester?

 

04.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Francken, de redenen waarom de renovatie nog niet is voltooid, zijn meervoudig.

 

In de eerste plaats moet de Regie der Gebouwen rekening houden met de geldende wettelijke procedures en termijnen. Aangezien de Regie onder de bevoegdheid van mijn collega van Financiën valt, verwijs ik u naar hem door.

 

Verder betreft het een ingrijpende renovatie, wat uiteraard de nodige tijd kost.

 

Ten slotte zijn er bijkomende eisen gesteld door de brandweer middels een besluit van de burgemeester.

 

De heropeningsdatum is door de Regie voorzien voor maart 2011. De kostprijs van de renovatiewerken valt onder de bevoegdheid van de Regie.

 

De huidige capaciteit in het asielcentrum 127bis bedraagt 84 plaatsen. Na de renovatie bekomen wij een capaciteit van 119 plaatsen.

 

04.03  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, u zegt dat de heropening is voorzien voor maart 2011. Ik neem aan dat u maart 2012 bedoelt.

 

Er zijn nu 84 plaatsen en in maart 2012 zullen wij kunnen rekenen op 119 plaatsen?

 

04.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Wij hebben hierover al verschillende debatten gevoerd.

 

Het aantal van 84 omvat ook de bijkomende plaatsen na de heropening. Na de brand was het aantal plaatsen afgenomen tot onder de 60. Wij hebben al een nieuwe vleugel geopend, maar de laatste vleugel moet nog een bijkomende renovatie krijgen, vooral omwille van het besluit van de burgemeester.

 

In maart 2012 zullen wij opnieuw over een volle capaciteit beschikken.

 

04.05  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik begrijp dat de Regie der Gebouwen ook hier op zijn zachtst gezegd een dubbele rol speelt, niet meewerkt of zelfs tegenwerkt. De rellen deden zich voor in maart en april 2011. Het duurt dus een jaar om met de Regie der Gebouwen die renovatie rond te krijgen. Dat is toch extreem lang. Ik zal minister Reynders voor zijn verantwoordelijkheid plaatsen en hem daarover een vraag stellen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de gesloten woonunits voor gezinnen" (nr. 6157)

05 Question de M. Theo Francken au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les logements fermés destinés aux familles" (n° 6157)

 

05.01  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, enkele maanden geleden kondigde u aan dat tegen het najaar opnieuw gezinnen met kinderen zouden kunnen worden opgesloten in aangepaste woonunits op het domein van centrum 127bis.

 

Geachte staatssecretaris, ik heb daarvan sindsdien niets meer vernomen. Ik had graag een update van de werken gehad. Wanneer is de opening gepland? Vanwaar de vertraging? Wat is de kostprijs? Wat zal tegen dan de capaciteit zijn?

 

05.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, wat de stand van zaken van de werken betreft, kan ik u meedelen dat het bestek werd opgemaakt door de Regie der Gebouwen, in samenwerking met DVZ. Aanbesteding door de Regie is gepland voor midden oktober 2011. Momenteel is er een aanvraag ingediend voor een nieuwe bouwaanvraag, gelet op de aanpassing van de oorspronkelijke aanvraag.

 

De ingebruikname van de gesloten woonunits voor gezinnen is volgens de Regie gepland in juni 2012.

 

De kostprijs van de gesloten woonunits voor gezinnen behoort tot de bevoegdheid van mijn collega. U kent het antwoord.

 

Het project voorziet in drie modules voor de opvang van zes personen per module en twee modules voor de opvang van acht personen per module. In totaal bedraagt de capaciteit dus 34 personen.

 

05.03  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord.

 

Bij elke vraag blijkt opnieuw – daarom heb ik ze ingediend – dat er toch wel wat vertraging op al uw plannen zit. Ik begrijp dat het een ontslagnemende regering is en dat alles niet zo snel gaat als u zelf wenst.

 

U kondigt een gesloten centrum aan voor illegale drugsdealers, of alleszins illegale criminelen. U deed uitschijnen, alleszins toen het op de voorpagina van De Standaard stond, dat het bij wijze van spreken al in kannen en kruiken was. Daarom zegt u dat er een conceptnota is uitgewerkt door DVZ. Meer is er niet aan de hand. Er is dus nog lang geen concreet plan.

 

Het open terugkeercentrum op 1 november wordt ook totaal onhaalbaar.

 

Ook in al die andere zaken wordt geen enkele deadline gehaald. Integendeel, het is vaak zes maanden of een jaar later dat het effectief wordt gehaald. Daarom zou ik willen vragen, mijnheer de staatssecretaris, dat u of uw opvolger echt probeert alles te doen om die deadlines te halen, zodat men de mensen geen rad voor de ogen draait inzake uw beleid. Ik vind het toch opvallend dat er vier keer op rij een serieuze vertraging op al die initiatieven zit. Dat zal natuurlijk niet alleen van u afhangen. Dat weet ik ook wel, maar er is daar toch nog veel werk aan de winkel.

 

05.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Er is ook een andere manier van werken. Als men de anderen geen deadline oplegt, is er geen druk en komt het nog later. Men kan het ook zo doen, maar ik oefen liever druk uit.

 

05.05  Theo Francken (N-VA): Men kan ook een realistische deadline stellen.

 

05.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Het is realistisch. Om de collega’s onder druk te zetten, geef ik deadlines. Ik wil die respecteren.

 

Wij gaan goed door. Ik wil liever druk blijven uitoefenen om er zeker van te zijn dat dit echt werkelijkheid wordt. Ik geef toe dat er verschillende vertragingen zijn, maar zo kan ik herhalen aan de Regie dat zij een engagement zijn aangegaan. Ik wil hun engagementen herhalen om door te werken en druk blijven uitoefenen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de samenwerking met Royal Air Maroc, Tunisair en Air Algérie in het kader van de terugkeer van illegalen" (nr. 6159)

06 Question de M. Theo Francken au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la collaboration avec Royal Air Maroc, Tunisair et Air Algérie dans le cadre du retour d'illégaux" (n° 6159)

 

06.01  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, u weet beter dan ik dat de samenwerking met de home carriers van Tunesië, Marokko en Algerije in het kader van de terugkeer al jaren erg stroef verloopt. Ik had graag meer duiding over deze zogenoemde samenwerking.

 

Welke initiatieven zult u nemen om de samenwerking te optimaliseren?

 

Met welke luchtvaartmaatschappijen verloopt de samenwerking wel goed? Met welke slecht? Graag een duidelijk overzicht. Wat is de reden hiervoor?

 

Ik wil u alvast een tip geven. Ik ben ervan overtuigd dat de samenwerking vanwege partijen die eigenlijk niet willen meewerken soms kan worden afgedwongen door het hard te spelen. Zij spelen het zeker zo hard ginds als wij hier, en dat weet u ook zeer goed. Ik denk wat wij soms moeten durven hard te zijn tegenover die home carriers. Zij hebben heel wat voordelen. Zij hebben verschillende vluchten per week op Zaventem. Zij hebben veel voordeel bij een goede samenwerking met onze politiediensten op de luchthaven. Als zij weigeren mee te werken om illegale personen terug te sturen, moeten wij bepaalde technieken toepassen om het duidelijk in hun oren te knopen dat zij beter met ons zouden samenwerken in plaats van ons altijd tegen te werken, ook inzake terugkeerbeleid van illegalen.

 

06.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, tot op heden worden er bij Royal Air Maroc enkel boekingen gemaakt voor niet-begeleide personen, wat op zich geen probleem stelt. Samenwerking met Royal Air Maroc voor het verwijderen van personen onder escorte lijkt voor de administratie interessant, mits voldoende engagement van Royal Air Maroc voor het gebruik van dwang door de escorte tegenover de mogelijk weerspannige Marokkanen.

 

Met Air Tunesië werkt de DVZ al lange tijd niet meer samen. Er is nooit een vlotte samenwerking geweest met escortes. Gezien de huidige situatie in Tunesië is het zeer moeilijk in dialoog te treden. Samenwerking met Air Algerije staat momenteel op een laag pitje, aangezien er bijna geen laissez passer meer wordt afgeleverd door Algerije. Voor personen die vrijwillig willen vertrekken, en dus zonder politie-escorte naar Algerije kunnen, zijn er evenwel geen problemen.

 

Met de meeste luchtvaartmaatschappijen verloopt de samenwerking goed. Voorbeelden zijn onder meer SN, KLM, Alitalia en Aeroflot. De reden hiervoor heeft meestal te maken met de tolerantie voor het gebruik van dwang. Eens een vliegtuig wordt afgesloten, wordt de boordcommandant immers verantwoordelijk voor de inzittenden en hun gedrag.

 

06.03  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, er is dus geen samenwerking met Algerije en Tunesië, maar u merkte wel op dat België met Marokko voor de niet-begeleide personen niet mag klagen. Anderzijds kan een en ander niettemin nog heel wat beter, onder andere ook de samenwerking met Air Maroc. Mijn persoonlijke mening is dat zij veel meer baat hebben bij een goede samenwerking met de Belgische overheid dan dat wij baat hebben bij een samenwerking met hen. Dat is duidelijk en daar blijf ik bij.

 

Wie niet horen wil, moet voelen. Mijnheer de staatssecretaris, het hiernavolgende kan maar een tip zijn, waarover ik mevrouw Turtelboom zeker zal aanspreken. Laten wij eens een aantal keer geen controles doen op vluchten die van Marokko komen en de politieagenten op hun gemak eens alle identiteitspapieren laten controleren, zoals zij nu trouwens ook wekelijks doen bij vluchten die van Congo of Zuid-Amerika komen. Wel, indien wij zulks een aantal keer met de betrokken home carriers doen, zodat zij hun slot missen, dan zitten zij in de knoei. Indien wij zulks een aantal keer doen, dan ben ik ervan overtuigd dat de Marokkaanse overheid en de bazen aldaar toch eens met ons zullen willen praten, ook over samenwerking.

 

Wie niet hard, … Hoe luidt het spreekwoord nu alweer?

 

De voorzitter: Wie niet horen wil, moet voelen.

 

06.04  Theo Francken (N-VA): Wie niet horen wil, moet voelen. Sorry, nu was ik zelf de draad kwijt.

 

Mijnheer de staatssecretaris, wij moeten ter zake hard durven zijn. Ik roep u op om samen met uw collega Turtelboom te bekijken wat wij kunnen doen, om de bedoelde home carriers eindelijk aan ons terugkeerbeleid te laten meewerken. Ik ben de situatie immers echt beu.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Voor de goede orde signaleer ik dat vraag nr. 6172 van mevrouw Lanjri, over de strijd tegen misbruiken van arbeidsmigratie door EU-burgers, wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

07 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de onderhandelingen rond het bilateraal terugnameakkoord met Algerije" (nr. 6176)

07 Question de M. Theo Francken au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les négociations dans le cadre de l'accord bilatéral de réadmission avec l'Algérie" (n° 6176)

 

07.01  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, de problemen inzake de repatriëring van Algerijnen die illegaal op ons grondgebied verblijven, stapelen zich maar op. Volgens de jongste cijfers van de Dienst Vreemdelingzaken werden in 2010 slechts 71 illegale Algerijnen effectief teruggestuurd naar hun thuisland, hoewel 4 456 Algerijnen een bevel kregen om het grondgebied te verlaten.

 

De grootste hinderpaal voor de effectieve repatriëring is het uitblijven van een bilateraal terugnameakkoord tussen ons land en Algerije. Frankrijk verkeerde in een gelijkaardige situatie, maar wist die om te buigen door het sluiten van een bilateraal terugnameakkoord met Algerije.

 

Het uitblijven van zo'n bilateraal akkoord is algemeen bekend, niet het minst bij de illegale gemeenschap in ons land, en heeft daardoor verstrekkende gevolgen. Ook Noord-Afrikanen van andere nationaliteiten verklaren de Algerijnse nationaliteit te hebben bij arrestatie, wetende dat dit in de praktijk vrijwel een garantie is tegen gedwongen repatriëring.

 

Mijnheer de staatssecretaris, daarom wil ik u het volgende vragen.

 

Ten eerste, hoe verlopen de onderhandelingen tussen België en Algerije over dat bilateraal terugnameakkoord? Vinden er onderhandelingen plaats? Graag wat meer uitleg waar juist het probleem ligt.

 

Ten tweede, wat zijn de belangrijkste hindernissen? Waarom slaagde Frankrijk er wel in om een terugnameovereenkomst te onderhandelen?

 

Ten slotte, zult u de nieuw aangestelde migratieambassadeur – een derderangs ambassadeur die ontslagen is uit zijn vorige post, zal het probleem moeten oplossen – de opdracht geven om dat akkoord zo snel mogelijk te onderhandelen en te sluiten? Ik durf het bijna niet vragen, maar kunt u er een timing op zetten?

 

07.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Francken, eerst en vooral wens ik u erop te wijzen dat een vergelijking van het aantal opgestelde bevelschriften met het aantal repatriëringen, geen juiste oefening is. Dat klopt namelijk niet.

 

Immers, er zijn personen die meerdere bevelen per jaar krijgen. Ik heb dat al betreurd in mijn antwoorden op verschillende vragen, zoals u weet. Soms vergeet u een aantal dingen en gaat u zomaar cijfers vergelijken. Enfin, ik heb dat ook ooit gedaan. Het is dus foutief om te stellen dat 4 456 personen een bevel gekregen hebben.

 

Bovendien kunnen personen beroep aantekenen tegen de genomen beslissing en alzo nog recht op verblijf krijgen.

 

Ten slotte vormen de repatriëringen slechts een klein deel van het aantal vreemdelingen dat België effectief verlaat. Zo zijn er personen die België verlaten zonder dat de overheid intervenieert.

 

Ik kom nu tot uw vragen.

 

In 2002 is een EU-mandaat aan de Commissie gegeven voor het opstarten van onderhandelingen met Algerije. De EU-Commissie is er niet in geslaagd om een eerste ronde onderhandelingen te organiseren. Normaal mag een lidstaat niet onderhandelen zolang dit mandaat loopt. U begrijpt dat dit de positie van België niet bevordert. Toch werd in 2008 besloten om overleg te plegen om tot een bilateraal akkoord te komen. Twee onderhandelingsrondes met de bevoegde autoriteiten van Algerije hebben plaatsgevonden en er werd overleg gepleegd met de ambassadeur van Algerije, in samenspraak met Buitenlandse Zaken. In oktober is voorzien om het overleg voort te zetten in Algiers. Niet het sluiten van een overeenkomst, maar het komen tot een soepele en efficiënte samenwerking vormt het probleem.

 

Tijdens de vorige ronden vormden slechts enkele items een breekpunt. Deze items waren voor België echter essentieel om tot goede resultaten te kunnen komen. Bovendien vraagt Algerije ook om een visumversoepeling, wat de Belgische autoriteiten momenteel niet kunnen of willen toestaan. Misschien houdt u er een andere mening op na en dan moet u mij dit laten weten.

 

De situatie is niet te vergelijken met Frankrijk, dat reeds sinds 1994 een protocol afsloot met Algerije. Uit recente contacten met de Franse autoriteiten moeten wij vaststellen dat zij, ondanks dit protocol, ook zeer veel moeilijkheden hebben om personen naar Algerije te verwijderen. Er is in september echter afgesproken om nauwer samen te werken met Frankrijk via de uitwisseling van een verbindingsambtenaar en wij hebben de toelating verkregen om visuminformatie van de Fransen te bekomen in het kader van de identificatie van personen met het oog op verwijdering. Zoals u weet, hebben wij veel contacten met de Fransen omdat zij gelijkaardige problemen hebben.

 

Uit verschillende contacten met onze buurlanden blijkt wel dat wij allemaal geconfronteerd worden met de moeilijkheden en de limieten van de identificatie. Nauwe samenwerking en uitwisseling van best practices kan daarbij uiteraard helpen.

 

07.03  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb nog een bijkomende vraag, of u misschien toch meer verduidelijking zou kunnen geven bij de enkele items waarover nog discussie is. U zegt dat ze een visumversoepeling vragen, wat wij hun niet zullen geven. Ik denk dat het inderdaad een wijs standpunt is om geen visumversoepeling met Algerije in te voeren. Ik denk niet dat dit een goed idee is en dat u dat ook in het Parlement moeilijk uitgelegd krijgt. Ook zegt u dat er enkele items zijn waarover nog discussie bestaat. Kunt u meer toelichting geven over welke items het gaat? Of weet u het niet?

 

07.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Als wij een beetje ruimte willen laten voor de onderhandelingen, laat ik het thema inzake de discussie met Algerije liever voor daar dan er hier over te spreken. Ik zeg wat voor ons in ieder geval onaanvaardbaar is, met name de vraag van Algerije over de versoepeling van hun visum. Voor het overige is er hopelijk toch marge om toch tot een akkoord te komen. Ik laat die thema’s voor de discussie en voor de onderhandelingen liever dan ze hier te citeren.

 

07.05  Theo Francken (N-VA): Er is nog een laatste vraag waarop ik geen antwoord gekregen heb. In hoeverre is de migratieambassadeur hierbij betrokken?

 

07.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Die werkt samen met ons. Zoals u weet, is het een post die bestond in het verleden. Tijdens de laatste jaren ging het om een consul, nu is het opnieuw een ambassadeur. Het is een beslissing van Buitenlandse Zaken om opnieuw een ambassadeur te benoemen voor deze materie. Er is een ambassadeur en ook wij zullen proberen om met hem samen te werken en de diplomatie van de diplomaten te gebruiken in deze materie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de ontradingscampagnes gericht op Roma in het buitenland" (nr. 6218)

08 Question de Mme Daphné Dumery au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les campagnes de dissuasion ciblant les Roms menées à l'étranger" (n° 6218)

 

08.01  Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, geachte staatssecretaris, op 21 september las ik een heel interessant stuk in De Standaard van Koen Geurts van het integratiecentrum Foyer, die een, voor mij, opmerkelijk standpunt innam. Hij vond namelijk dat er een mentaliteitswijziging bij de Romapopulatie zelf diende te gebeuren.

 

U weet ook dat Roma of EU-onderdanen, wanneer we hen catalogeren onder Roemenen, Bulgaren, Tsjechen, Slovaken of mensen van een andere nationaliteit, binnen de EU op twee manieren naar ons land kunnen komen.

 

Als toerist moeten ze eigenlijk in hun eigen behoeften voldoen, kunnen ze geen aanspraak maken op sociale voorzieningen en moeten ze na een tijdje terugkeren naar hun thuisland.

 

Het tweede principe bestaat erin – wanneer zij niet komen als toerist, maar zich hier willen vestigen – dat zij gelijk zijn zoals elke EU-burger en zij ook dienen te werken, dat zij zich inschrijven in een gemeente en dan ook het bewijs dienen te leveren binnen de drie maanden dat zij aan het werk zijn.

 

U weet dat vanuit Europa heel wat middelen worden geïnvesteerd in de integratie van de Romapopulatie. Niet alleen hier bij ons krijgt men middelen, maar er worden ook middelen ingezet in de landen van herkomst. Het lijkt me ook evident dat men daar die middelen goed besteedt. Ik meen dan ook dat wij alert moeten zijn voor die problematiek, wetende dat er Roma in ons land verblijven die tot een moeilijk verwijderbare populatie behoren.

 

Vandaar mijn vragen aan u, mijnheer de staatssecretaris. Heeft u contacten met consulaire vertegenwoordigers in België van deze landen, van Tsjechië, Slovakije, Bulgarije, Roemenië en andere landen waar de Romapopulatie vandaan komt? Kunt u mij daarover meer toelichting geven, als u deze contacten heeft? En kan u mij ook vertellen of de Dienst Vreemdelingenzaken moeilijkheden ondervindt bij het ontvangen van de vereiste documenten van het ontvangende land, wanneer zij iemand met Roma-afkomst willen repatriëren?

 

08.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Dumery, de contacten met de aangehaalde consulaire vertegenwoordigers in België komen, wat de integratie van Roma in hun land betreft, mijn collega van Maatschappelijke Integratie toe en voor Vlaanderen zelfs uw eigen minister voor Inburgering.

 

De Vlaamse kabinetten hebben nu minder medewerkers. Ik meen dat verschillende medewerkers andere posten bekleden en het is dus normaal dat die bevoegdheid iets minder goed wordt behandeld in Vlaanderen. Er zijn mensen die dat liever zien in het federaal Parlement.

 

Blijkbaar had men reeds enige tijd een Romaplan aangekondigd dat er nog niet is. Misschien was er ook een deadline die niet werd gerespecteerd, maar die deadline hangt alleen maar van hen af, dus is het misschien een beetje problematisch. Misschien moet u eens bij hen polsen naar mogelijke initiatieven.

 

De DVZ ondervindt geen moeilijkheden bij het repatriëren van Roma naar landen binnen de EU. De EU-lidstaten aanvaarden de nationaliteitsverklaring van de betrokken vreemdelingen, alsook de kopieën van hun reisdocumenten.

 

08.03  Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik vind dit thema helemaal niet grappig. Ik weet dat u alludeert op mijn collega Francken, maar ik meen dat het wel degelijk van belang is en ook tot uw bevoegdheid behoort om de Romaproblematiek op te volgen, vooral verblijfsrechtelijk.

 

Wanneer de Dienst Vreemdelingenzaken wordt geconfronteerd met een Romapopulatie die verwachtingen heeft, behoort het ook tot uw bevoegdheid om dat op te volgen. Daarom verwijs ik naar het artikel van de Foyer waarin staat dat de Romapopulatie zelf bepaalde verwachtingen creëert. Het is de DVZ die zich uiteindelijk moet bezighouden met de verblijfstitels van deze populatie.

 

Ik vind het heel jammer dat de andere bevoegdheden verspreid zijn. Ik vind dat alles bij één minister zou moeten worden ondergebracht, wat het federale niveau betreft.

 

Ik kan begrijpen dat u verwijst naar uw collega van Werk en Integratie. Ik stel haar ook deze vragen.

 

Wat de terugkeer en de problemen inzake de Romapopulatie betreft, die in heel Europa worden ervaren, antwoordt u mij nu dat dit in België helemaal geen probleem is, dat de Belgische autoriteiten helemaal geen problemen hebben met mensen van Roma-afkomst – EU-onderdanen – die moeten verwijderd worden. Welnu, dit stemt niet overeen met wat wij zien. In Gent is er een grote populatie illegaal aanwezig. Ik kom net van de commissie voor de Justitie waarin men het had over 15 Bulgaren die men op een cannabisplantage heeft aangetroffen. Zij verblijven hier ook illegaal en zijn hier illegaal aan het werk.

 

Er zijn volgens mij wel degelijk problemen en ik vind het een ernstig onderwerp om op te antwoorden.

 

08.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw Dumery, ik lach daar absoluut niet mee.

 

Als er verklaringen worden afgelegd dat Bulgaarse Roma in België welkom zijn en dat er voor hun integratie, bijvoorbeeld in Vlaanderen, door de Vlaamse regering in middelen wordt voorzien, dan mag het geen verrassing zijn dat er Roma uit Bulgarije naar hier komen. Als zij in hun kranten lezen dat ze in België welkom zijn, dan komen ze hierheen. Dat is een feit.

 

U mag mij vragen stellen over hun statuut, hun verwijdering en de mogelijke statuten van Europese onderdanen. Als u dat wil, dan zal ik die vragen opnieuw lezen, over de consulaire vertegenwoordigers van Tsjechië, Slovakije, Bulgarije, Roemenië of andere landen in het kader van de integratie van de Roma. Mij werd een vraag gesteld over integratie.

 

08.05  Daphné Dumery (N-VA): Het is ook voor de DVZ van belang dat er middelen worden ingezet wanneer mensen hier aankomen, een verblijfstitel vragen, hier niet kunnen verblijven en moeten worden verwijderd. U kan er niets aan doen dat er op federaal niveau versnippering is, maar de DVZ heeft toch contacten met de diplomaten van die landen die hun eigen onderdanen kunnen overtuigen om terug te keren. De contacten tussen de DVZ en die landen moeten toch goed zijn om ervoor te zorgen dat ook in die landen ter plaatse inspanningen worden gedaan met betrekking tot die onderdanen die hier niet kunnen blijven.

 

Ik begrijp dat u gefrustreerd bent. Als wij zeggen dat mensen welkom zijn om te werken, legaal, dan zijn er inspanningen nodig. Die mensen zullen zich hier integreren. Die middelen zijn regionaal. Ook in uw regio wordt daarop ingezet. Als mensen niet voldoen aan de verblijfsvoorwaarden, dan moeten ze terugkeren en dan zijn die diplomatieke contacten nodig.

 

08.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Er is geen enkel probleem met de verwijdering van de personen die geen statuut hebben.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het aantal gezinsherenigingen tijdens de voorbije maanden" (nr. 6310)

09 Question de M. Theo Francken au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le nombre de regroupements familiaux qui ont eu lieu au cours des derniers mois" (n° 6310)

 

09.01  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik weet dat ik soms de neiging heb om mij met cijfers bezig te houden. Het is echter belangrijk om met cijfers te werken. Ik zou mijzelf niet als statistiekbureau bestempelen, maar u moet toch weten dat het heel belangrijk is om op basis van cijfers ook effectief kritiek te uiten en effectief te proberen een beleid te voeren.

 

U werpt op dat ik het aantal personen niet mag samentellen en dat ik de zaken door elkaar kluts. Ik zou dus mea culpa moeten slaan, mocht het niet zo zijn dat ik de cijfers haal uit het rapport van het European Migration Network. Dit netwerk baseert zich, zoals u op pagina 1 van bedoeld rapport kan lezen, op databronnen zoals de DVZ en Eurostat. Ik heb de cijfers gewoon uit het rapport gehaald. Ik had niet “personen” mogen schrijven. Dat is waar. Dat is ook een heel terechte opmerking bij een fout die ik in de toekomst niet meer zal maken.

 

Ter zake zou ik echter nog een andere kwestie, met name de gezinshereniging, willen aankaarten.

 

Ik heb vernomen of heb alleszins de indruk dat het aantal aanvragen tot gezinshereniging net vóór de publicatie van de wet zou zijn toegenomen, wat mij niet helemaal onlogisch lijkt, wanneer er een strengere wet komt. Dit zal inzake de nationaliteit ook het geval zijn, mocht er ooit een dergelijke wet komen; heel wat personen zullen nog Belg willen worden, net vooraleer er een strengere nationaliteitswetgeving komt.

 

Mijn vraag is heel concreet de volgende.

 

Is het gestegen aantal aanvragen tot gezinshereniging aantoonbaar? Is de stijging concreet? Is zij aantoonbaar en aanwijsbaar? Blijkt ook uit de statistieken dat de voorbije maanden effectief heel wat aanvragen zijn ingediend?

 

Heeft het verloop van de aanpassing van de wetgeving een invloed op het aantal aanvragen gehad?

 

Hebben uw diensten het aantal aanvragen goed kunnen verwerken? Zo niet, hoe groot is desgevallend de opgelopen achterstand?

 

09.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, aangezien in de nieuwe wet inzake de gezinshereniging niet in overgangsmaatregelen is voorzien, is het moment van de indiening van een dossier niet belangrijk. Belangrijk is het moment dat het dossier wordt behandeld.

 

Er zijn geen overgangsmaatregelen. De dossiers die enkele maanden of weken geleden vóór de inwerkingtreding van de nieuwe wet werden ingediend, zullen op basis van de nieuwe wet worden behandeld. Dat heb ik beslist.

 

Ik kreeg vragen van mijn administratie over mensen die hun dossier vóór de publicatie van de nieuwe wet hebben ingediend. Ik moet de stemming van het Parlement respecteren. Er is niet in overgangsmaatregelen voorzien, dus er is een onmiddellijke toepassing. Zo zal dat door mijn administratie worden behandeld. Dat is de opdracht die ik heb gegeven.

 

De huidige informaticaprocedures maken het niet mogelijk om de maandelijkse evolutie van de indicatoren te kennen. Deze procedures worden echter momenteel aangepast.

 

Over de impact van de wet kan de DVZ nog geen besluit nemen. Daarvoor is het nog te vroeg.

 

De DVZ kent de achterstand van de aanvragen die in België worden ingediend niet omdat ze op het gemeentelijk niveau worden geregistreerd.

 

Bovendien kan men niet van een achterstand spreken, omdat onder de oude wet al in wettelijke behandelingstermijnen was voorzien voor de aanvragen die in België worden ingediend: negen maanden in het kader van 10 en 10bis, vijf maanden voor 40bis en 40ter.

 

Wat betreft de visumaanvragen die nog door de visumdienst van de DVZ moeten worden behandeld, kan ik u reeds het volgende meedelen.

 

Op 1 september 2011 moesten nog 2 649 aanvragen worden onderzocht. Voor 534 aanvragen was al een beslissing tot opschorting genomen. In het kader van deze aanvragen werd nog gewacht op de overdracht van de gevraagde documenten en een onderzoek van het parket.

 

Bovendien bevonden veel visumaanvragen zich op het moment van de inwerkingtreding van de wet nog bij de diplomatieke posten in afwachting van hun verzending naar de DVZ voor een beslissing.

 

Voor de DVZ is het onmogelijk een cijfer op deze aanvragen te plakken.

 

09.03  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, het klopt dat het door die overgangsmaatregelen minder acuut is. Anderzijds was ik dit weekend bij een aantal mensen die in de diplomatieke wereld actief zijn. Ik moet zeggen dat zij enorm verheugd waren met onze nieuwe wet inzake gezinshereniging en vooral met het feit dat de aanvraag nu alleen kan gebeuren in het buitenland. Zij zeggen dat het haast ongelooflijk is hoe vaak zij een toeristenvisum moeten verlenen aan personen waarvan men weet dat zij na drie maanden niet zullen terugkomen. Zij vinden het een zeer goed principe, dat onder andere ook in Nederland wordt gehanteerd, om de aanvraag voor gezinshereniging te doen op de diplomatieke post in het land van herkomst. Zij zien er echt naar uit om nu volop aan de slag te gaan met die nieuwe wet, want de misbruiken zijn legio.

 

Wij hebben van de rechters Liégeois en Van den Bon kritiek gekregen op onze nieuwe wet inzake gezinshereniging. Misschien was deze kritiek wel enigszins terecht. Ik denk dat wij eens goed moeten nadenken over het luik schijnsamenwoonst. Mijnheer de staatssecretaris, wij hebben een groot probleem voor de toekomst. Ik denk dat de kans niet zo groot is dat u verder migratie zult opvolgen. Ik weet wel dat wij in de nieuwe wet inzake schijnsamenwoonst misschien een fout hebben gemaakt. Volgens mij hebben de rechters gelijk als zij zeggen dat schijnsamenwoonst totaal niet te controleren valt. Mensen met slechte bedoelingen – en jammer genoeg zijn die er wel degelijk – zullen allemaal opteren voor de schijnsamenwoonst.

 

Persoonlijk ben ik dan ook het standpunt genegen dat men eens goed moet nadenken over de vraag of het niet beter zou zijn om die schijnsamenwoonst gewoon uit de wet te schrappen. Op basis van samenwoonst zou men niet langer naar België mogen komen, alleen als men trouwt, en als men homo is, moet men dan ook maar trouwen. Onze wet is ter zake aangepast. Op dat vlak is er dus geen enkel probleem. Dit is evenwel een persoonlijke bedenking.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het aantal terugkeervluchten met escorte op gewone lijnvluchten" (nr. 6311)

10 Question de M. Theo Francken au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le nombre de vols de retour avec escorte sur des vols de ligne" (n° 6311)

 

10.01  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, op 8 april besliste de Ministerraad om het aantal terugkeervluchten met escorte op gewone lijnvluchten te verhogen van drie tot vijf per dag. Graag kreeg ik enige duiding dienaangaande.

 

Hoeveel van dergelijke vluchten zijn er sindsdien uit België vertrokken? Graag een gedetailleerd overzicht.

 

Werd het vooropgestelde aantal vluchten onmiddellijk bereikt? Zo niet, is er progressie zichtbaar?

 

Hoeveel kost deze operatie concreet? Zijn de middelen die hiervoor werden voorzien in de begroting voor 2011 voldoende? Zo niet, hoeveel euro komen uw diensten dan te kort om het terugkeerbeleid op een correcte manier uit te voeren?

 

10.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, sedert 8 april 2011 zijn er 420 personen vertrokken met escorte. Ik heb hier een gemiddeld overzicht per maand, van april tot september. Het gaat om 70,8 personen per maand.

 

Het doel van vijf vluchten met politie-escorte per dag wordt momenteel niet bereikt. Enerzijds is dat te wijten aan het feit dat de voorziene 45 extra werkkrachten nog niet werden ingezet. Anderzijds moet ook rekening worden gehouden met het feit dat er vaak meer escortes gepland worden dan er effectief worden uitgevoerd. Van de geplande escortes kunnen er namelijk steeds geannuleerd worden om diverse redenen.

 

Wat de kosten van deze operatie en de voorziene begroting betreft, kan ik u meedelen dat kosten van deze operatie nog niet bekend zijn. Er wordt nog gewacht op cijfers van de federale politie om de kosten te berekenen. De toegekende kredieten voor 2011 volstaan om deze extra uitgaven te dekken. Dat staat ook in de voorstellen voor de begroting van 2011, dat kan ik u verzekeren.

 

10.03  Theo Francken (N-VA): Voor 2012?

 

10.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Nee, in de begrotingsaanpassing voor 2011.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de implementatie van de nieuwe wetgeving inzake gezinshereniging" (nr. 6414)

11 Question de M. Theo Francken au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la mise en oeuvre d'une nouvelle législation en matière de regroupement familial" (n° 6414)

 

11.01  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb gezien dat het KB deze week werd gepubliceerd. De vraag in dat verband moet ik dus niet stellen. Ik wil u wel de volgende vragen stellen.

 

Kunt u mij duidelijk maken waarom het zo lang heeft geduurd voor het in het Belgisch Staatsblad werd gepubliceerd? Wat is de reden daarvoor?

 

Wat zijn de problemen op het veld met de implementatie? Ik heb al verschillende personen aan de lijn gehad met vragen over de nieuwe wet. Het is niet voor iedereen duidelijk hoe die wet moet worden toegepast.

 

Werd er een opleiding gegeven aan het personeel van de DVZ en van de gemeenten? Zo ja, graag wat meer uitleg.

 

In een dubbelinterview met u en mij in De Standaard liet u verstaan dat de nieuwe wet op de gezinshereniging ervoor zorgt dat er minder arbeidsmigranten naar België zouden komen. Ik heb gezegd dat mij dat ten zeerste zou verbazen, omdat uit de statistieken blijkt dat in Denemarken en Nederland sinds de strengere gezinsherenigingswet net meer arbeidsmigratie is. Ik heb ook gezegd dat ik het bizar vind als u zegt dat er minder arbeidsmigratie zal zijn omdat er een strengere wet op gezinshereniging is. Ik denk dat het juist andersom zal zijn. Kunt u uw stelling staven?

 

Ten slotte, uit uw communicatie blijkt dat artikel 15 van de wet tot wijziging van de vreemdelingenwet niet echt wordt meegenomen. Ik kon hierover vooralsnog niets terugvinden op de website van de DVZ en op de website vreemdelingenrecht.be.

 

Met deze wetsbepaling wordt het toepassingsgebied van de bilaterale tewerkstellingsakkoorden quasi volledig uitgehold. Dat was het briljante idee van mevrouw Temmerman. Enkel arbeidsmigranten die bijvoorbeeld in de jaren ‘60 onder deze akkoorden naar België kwamen en die toen reeds gehuwd waren of een kind hadden, kunnen nog een beroep doen op soepelere migratieregels. Wordt deze wetsbepaling consequent toegepast door alle diensten binnen de DVZ, onder meer voor gezinshereniging en visa?

 

11.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Francken, zoals u weet, was ik voorstander van strenge regels voor gezinshereniging. Waarover wij niet altijd akkoord zijn geweest, is de manier waarop dit werd gedaan en de manier waarop dit in werkelijkheid kon gedaan worden door de administratie. Wat het doel betreft, ging ik akkoord. Over de manier heb ik mijn twijfels.

 

De publicatie liet absoluut niet abnormaal lang op zich wachten, maar volgde de normale weg en de voorgeschreven termijnen. Al de nodige maatregelen zijn genomen opdat de DVZ en de gemeenten de nieuwe wet correct kunnen toepassen. Er is een koninklijk besluit opgesteld dat op 10 oktober 2011 werd gepubliceerd. Een speciale, aan de gezinshereniging gewijde omzendbrief zal eveneens worden gepubliceerd.

 

Gelijktijdig daarmee, in afwachting van de publicatie van die teksten, hebben personeelsleden van de DVZ en de gemeenten de noodzakelijke informatie en instructies over de uitvoering van de nieuwe bepalingen inzake gezinshereniging ontvangen, hoofdzakelijk via interne nota’s. De DVZ heeft de gemeenten geïnformeerd door het organiseren van informatiesessies en door sommige ambtenaren ter plaatse te sturen.

 

Op dit ogenblik valt er geen enkel probleem te signaleren, hoewel het verkieslijk zou zijn geweest dat de wet haar inwerkingtreding bepaalde en een overgangsmaatregel voorschreef. Deze vraag wordt echter misschien iets te voorbarig gesteld, twee weken na de inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen. Wij willen dat de inwerkingtreding van de wet zo dicht mogelijk bij het koninklijk besluit zou liggen, omdat er geen overgangsmaatregelen waren in de wet zelf. Bovendien ben ik zelf bij de DVZ geweest, om de nodige maatregelen te kunnen nemen met mijn administratie, om er zeker van te zijn dat dit allemaal tijdig kan uitgevoerd worden.

 

Tijdens de zomer kregen wij van enkele grote diplomatieke posten, zoals die van Tokio, het bericht dat de nieuwe regels inzake gezinshereniging een enorme impact zouden hebben op de economische migratie vanuit Japan. Wanneer onder de vroegere regelgeving een Japanse CEO en zijn gezin naar België wensten te komen om er te werken, kon het visum in 24 uur worden afgeleverd. Deze dossiers waren volgens de post steeds volledig en hielden geen enkel risico in. Het zijn de posten die de mensen in het buitenland beter kennen.

 

Onder de nieuwe regelgeving, dienen alle dossiers naar de DVZ verstuurd te worden. Dat maakt deze praktijk bijgevolg onmogelijk. De posten hebben willen waarschuwen voor de nefaste gevolgen van deze nieuwe praktijk. Zoals ik reeds in antwoord op de vorige vraag zei, is het nog veel te vroeg om hierover cijfers te geven, of zelfs te hebben.

 

De algehele wetswijziging van 8 juli 2011 kan wel degelijk op de website van de DVZ worden geraadpleegd.

 

De interpretatie die door artikel 15 van de wet wordt gegeven aan de internationale overeenkomst is bekend en de wet wordt door alle diensten van DVZ nageleefd. Ik heb mijn mening daarover reeds gegeven in de plenaire zitting.

 

11.03  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb het cruciale punt over Japan niet helemaal begrepen. U hebt het signaal gekregen dat het kon binnen de 24 uur en nu zou dat niet meer kunnen. Waarom dat zo is, is mij niet helemaal duidelijk.

 

11.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: De posten moeten eerst alle dossiers naar DVZ sturen, voor de posten de nodige papieren geven aan de personen in Japan.

 

11.05  Theo Francken (N-VA): En vroeger deden ze dat gewoon zelf?

 

11.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Inderdaad.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 6500 van mevrouw Temmerman wordt uitgesteld.

 

12 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het nieuwe open terugkeercentrum" (nr. 6530)

12 Question de M. Theo Francken au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le nouveau centre de retour ouvert" (n° 6530)

 

12.01  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, vorige donderdag vond er een overleg plaats op het kabinet van ontslagnemend premier Leterme over Sint-Pieters-Leeuw als potentiële locatie voor het open terugkeercentrum dat op 1 november zijn deuren moet openen.

 

Mijnheer de staatssecretaris, graag kreeg ik daarover meer uitleg.

 

Hoe verliep het overleg?

 

Blijft Sint-Pieters-Leeuw uw voorkeur genieten?

 

Worden er nog andere opties onderzocht, ook in Waals-Brabant en/of Brussel? Wat met betrekking tot de piste Leuven?

 

Wanneer valt de definitieve beslissing, gelet op het feit dat het centrum op 1 november geopend moet zijn? Is die datum de facto wel haalbaar?

 

12.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Francken, er is een nieuwe mogelijkheid, met name een centrum in Lennik, dicht bij Beersel.

 

12.03  Theo Francken (N-VA): Ik dacht bijna dat u zou zeggen in Lubbeek.

 

12.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mislukt! Maar het is er toch dicht bij.

 

12.05  Theo Francken (N-VA): Nee hoor, die afstand bedraagt ongeveer 60 kilometer.

 

12.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Het is in ieder geval ook niet Verviers.

 

Zolang het huurcontract niet is afgesloten, wens ik niet in details te treden of te communiceren over de verschillende functies.

 

Ik verhul evenwel niet dat Sint-Pieters-Leeuw mijn voorkeur geniet.

 

Zoals u kunt vaststellen, heeft het project vertraging opgelopen buiten mijn wil om, vooral door de verschillende papieren en discussies en debatten in de pers. Dat heeft verschillende vertragingen veroorzaakt, omdat er terughoudendheid ontstond bij de mensen die met ons aan het meewerken waren voor de opening van dat centrum.

 

Het personeel kan geselecteerd en aangeworven worden als de site vaststaat.

 

Ik blijf met de mogelijke opening in de maand november rekening houden, zelfs als het moeilijk zou zijn. Ik blijf daar druk op leggen om er zeker van te zijn het centrum binnen zo kort mogelijke tijd open te krijgen.

 

12.07  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, het verbaast mij dat u nog steeds Sint-Pieters-Leeuw als voorkeur voor een mogelijke locatie van een open terugkeercentrum opgeeft. Ik heb vorige week namelijk gebeld met de burgemeester van Sint-Pieters-Leeuw, mevrouw Vanlinthout, die mij duidelijk heeft gemaakt dat zij in de veronderstelling leefde – blijkbaar fout – dat zij toch voldoende elementen had kunnen aandragen om u ervan te overtuigen om dat centrum niet in Sint-Pieters-Leeuw te plaatsen.

 

Ik denk dat de burgemeester daarin gelijk heeft. De beoogde locatie in Sint-Pieters-Leeuw, de wijk Negenmanneke, ligt vlak bij Anderlecht. Ik denk dat het echt geen goede zaak is om zo’n centrum daar te openen.

 

Ik blijf pleiten voor een open terugkeercentrum in Waals-Brabant. Er is namelijk geen open terugkeercentrum in Waals-Brabant, terwijl Vlaams-Brabant er drie telt, binnenkort zelfs vier.

 

Ik heb het ook even op Google Maps opgezocht. De locatie in Sint-Pieters-Leeuw ligt 30 kilometer van de luchthaven. La Hulpe ligt maar 20 kilometer van de luchthaven.

 

Ik vind dat het dus best ook eens in uw democratie mag, in uw landsgedeelte. Ik vind dat Waals-Brabant dat verdient. Waals-Brabant verdient een terugkeercentrum. Het creëert werkgelegenheid, het is goed voor de economie, het is goed voor Waals-Brabant. Ik denk dat het een fantastisch idee zou zijn als u het eens in Waals-Brabant probeert.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la détention des MENA" (n° 6452)

13 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het vasthouden van NBMV's" (nr. 6452)

 

13.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, il semblerait que des mineurs étrangers non accompagnés (MENA) soient régulièrement détenus dans les centres de l'aéroport plus de six jours pendant la détermination de leur âge.

 

Monsieur le secrétaire d'État, combien de MENA ont-ils été détenus au centre 127 en 2011? Des MENA sont-ils détenus dans d'autres centres fermés? Combien ont-ils été détenus plus de six jours? Pour ceux qui sont détenus plus de six jours, quelle est la durée moyenne de détention? Comment expliquez-vous ces détentions? Quelles démarches ont-elles été entreprises pour les réduire?

 

13.02  Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, chère collègue, en 2011, huit étrangers pour lesquels des doutes subsistaient quant à leur âge ont été placés dans le centre de transit 127 et ce, conformément à l'article 41 de la loi du 12 janvier 2007 qui stipule que, pour l'étranger qui se déclare mineur et au sujet duquel les autorités chargées du contrôle aux frontières émettent un doute quant à sa minorité, la détermination de l'âge doit avoir lieu dans les trois jours ouvrables lors de l'arrivée à la frontière. Lorsque cet examen ne peut avoir lieu en raison de circonstances imprévues endéans ce délai, celle-ci peut être prolongée exceptionnellement de trois jours ouvrables. La détermination de l'âge est organisée par le service des Tutelles du SPF Justice. L'Office attend le résultat de la détermination de l'âge avant de transférer la personne dans un centre d'observation ou d'orientation.

 

Parmi les personnes concernées, deux ont été placées dans le centre 127 pendant sept jours. Pour les six autres, le délai de six jours n'a pas été dépassé.

 

Après examen, trois personnes avaient entre 16 et 17 ans, quatre avaient 18 ans et, pour une personne, l'examen n'a pu avoir lieu car elle était enceinte; cette personne a été libérée directement.

 

Lors de chaque concertation entre l'Office des étrangers et le service des Tutelles, l'Office renvoie au délai légal de six jours ouvrables.

 

Tout est mis en œuvre pour limiter le plus possible le nombre de jours en centre fermé pour ces personnes. D'ailleurs, en 2011, les efforts fournis ont commencé à porter leurs fruits. Aujourd'hui, le délai pour déterminer l'âge est de cinq jours.

 

13.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie. J'apprends avec plaisir que le délai est en train d'être raccourci. Je sais que cette question relève de la compétence du ministre de la Justice. Selon moi, les mineurs non accompagnés qui sont détenus doivent être prioritaires dans cette détermination de l'âge. Un délai de six jours me paraît excessivement long.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vragen nrs 6101 en 6500 van mevrouw Temmerman zijn uitgesteld. Dat brengt ons bij het einde van de vragen voor staatssecretaris Wathelet.

 

De behandeling van de vragen en interpellaties wordt geschorst van 15.34 uur tot 15.39 uur.

Le développement des questions et interpellations est suspendu de 15.34 heures à 15.39 heures.

 

Wij hervatten onze commissievergadering met een reeks vragen voor de minister van Binnenlandse Zaken. Ik heb wel een aantal mededelingen te doen.

 

Vraag nr. 5917 van mevrouw Galant over het toenemend aantal niet-stemmers bij verkiezingen is omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 5918 van mevrouw Galant wordt ingetrokken. Vraag nr. 5919 van mevrouw Galant over de ramp in Pukkelpop wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Idem voor vraag nr. 5920 van mevrouw Galant over de schorsing van de commissaris-generaal van de federale politie als verbindingsofficier tussen de federale politie en de Gewesten en Gemeenschappen. Samengevoegde vragen nrs 5921 en 6273 van mevrouw Galant worden omgezet in een schriftelijke vraag, hetzelfde voor vraag nr 5922 van mevrouw Galant over de koperdiefstallen bij de spoorwegen.

 

De vraag nr. 5943 van mevrouw Delacroix-Rolin over de evaluatie van het Cobra-blussysteem wordt eveneens omgezet in een schriftelijke vraag.

 

14 Vraag van mevrouw Barbara Pas aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de voorbereiding van scholen op een eventuele schietpartij" (nr. 5991)

14 Question de Mme Barbara Pas à la ministre de l'Intérieur sur "la préparation des écoles à une éventuelle fusillade" (n° 5991)

 

14.01  Barbara Pas (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag werd al meer dan een maand geleden ingediend, bij het begin van het schooljaar. De lokale politie in Gent en Antwerpen heeft toen aangekondigd dat zij deze maanden in de scholen voorbereidingen zal treffen tegen een eventuele raid van een dolle schutter.

 

De lokale inspecteurs zullen een opleiding krijgen om accuraat te kunnen reageren mochten dergelijke schietpartijen plaatsvinden. De Antwerpse politiewoordvoerder heeft toen laten weten dat het de bedoeling is om dit najaar met crisisoefeningen te starten, in samenwerking met de scholen, om ervoor te zorgen dat scholen weten wat zij moeten doen bij, bijvoorbeeld, een schietpartij.

 

Tegelijkertijd willen zij ook dat de politie daarop voorbereid is. Voor die voorbereidingen willen zij de grondplannen van alle schoolgebouwen en crèches krijgen, om op die manier optimaal te kunnen reageren, in geval van nood. De operatie krijgt de naam AMOK mee.

 

Het geweld in scholen – wij hebben met de jongeren daarop al vaak de aandacht gevestigd – neemt inderdaad verontrustend toe. Uit recente cijfers die wij van uw diensten hebben gekregen, blijkt dat er vorig jaar elke dag gemiddeld 23 processen-verbaal werden uitgeschreven voor geweld en agressief gedrag op school. Dat betekent dus dat er elk jaar in totaal ongeveer 8 500 pv's voor geweld op school worden uitgeschreven. Dat zijn verontrustende cijfers, wetende dat heel veel feiten niet worden aangegeven en dus ook niet worden geverbaliseerd. In werkelijkheid is het aantal dus waarschijnlijk nog veel groter. De belangrijkste misdrijven zijn diefstal van gsm's en pc's uit de klaslokalen, vechtpartijen, het vernielen van schoolmateriaal, verboden wapenbezit en drugs.

 

Ook bij de leerkrachten en in de scholen leeft dat thema overduidelijk. Begin september vernamen wij dat een op de zes leerkrachten in dit land bij het begin van het nieuwe schooljaar een speciale verzekering tegen geweld in de klas heeft genomen.

 

Ik heb daarover vijf concrete vragen, mevrouw de minister.

 

Ten eerste, wat is uw standpunt over het initiatief van de lokale politie in scholen in Gent en Antwerpen?

 

Ten tweede, heeft er reeds overleg plaatsgevonden tussen u en uw Vlaamse collega van Onderwijs, de heer Smet, over geweld op school en de maatregelen om die delicten te reduceren? De heer Smet kondigde namelijk begin september die maatregelen aan in de pers.

 

Ten derde, wat is het federale beleid betreffende geweld op school? Zal het initiatief van de politie van Gent en Antwerpen tot die steden beperkt blijven of krijgt het nog elders navolging?

 

Ten vierde, wat is de prioriteit van dergelijke misdrijven voor de federale politie?

 

Ten slotte, worden alle federale personeelsleden van de politie voldoende voorbereid op dergelijke specifieke vormen van misdrijven of worden er speciale teams ingezet als er zich zoiets voordoet?

 

14.02 Minister Annemie Turtelboom: Na het schietincident in Dendermonde is de lokale politie van Dendermonde een werkgroep gestart om een actieplan uit te werken hoe de lokale politie moet omgaan met zogenaamde AMOK-situaties. Amok is een Maleis begrip dat staat voor moorddadige aanval, waarbij een persoon zonder provocatie een groep mensen aanvalt, met het doel zoveel mogelijk slachtoffers te maken, zonder zich daarbij te verschansen of gijzelaars te nemen.

 

Toen de werkgroep klaar was met zijn bevindingen, heb ik onmiddellijk de aanzet gegeven om dit te implementeren in de basisopleiding van de aspiranten. Ook werd een voortgezette opleiding voor het leidinggevend kader opgestart. Daarnaast werden de bevindingen aan de voor onderwijs bevoegde gewestelijke instanties bezorgd, zodat ook zij hun bevindingen konden geven.

 

Ondertussen lopen er gesprekken met de Vlaamse minister van Onderwijs en werd in maart een proefproject opgestart, dit met de medewerking van de beide onderwijsnetten en met medeweten van het parket. Dit project wordt nauw opgevolgd en er worden afspraken gemaakt over technopreventieve aspecten en afspraken ingevolge een AMOK-incident; screening van een eventuele dreiging op twee niveaus, waarbij de scholen bekijken hoe zij een evaluatieorgaan kunnen maken; methodologie die gevolgd wordt bij de evaluatie; rol voor het CLB; hoe verder beroep doen op de hulpverlening en de rol van de politie hierbij.

 

Er wordt bekeken hoe dit geheel kan worden geïntegreerd binnen het reeds lopende maatregelenpakket in verband met geweld op school, antipestgedrag enzovoort. Afgesproken werd dit project op het einde te evalueren en te kijken wat op welke wijze kan worden geïmplementeerd binnen het onderwijs en binnen de politie.

 

In Gent en Antwerpen werden lokale initiatieven genomen. De minister van Onderwijs is er, net als ikzelf, voorstander van dat een en ander wordt gestroomlijnd. Na de nodige contacten heeft de voorzitter van de ad-hocwerkgroep mij laten weten dat beide steden zich nu inschrijven in zijn methodologie. Ik verheug mij daarover en dit zal zeker de latere evaluatie vergemakkelijken.

 

Het federaal beleid is natuurlijk voor een stuk afhankelijk van de gewestelijke standpunten. Daarom heb ik de bevoegde Gemeenschappen om een reactie gevraagd op het eindverslag van de werkgroep. Ik wacht nog op een aantal reacties.

 

14.03  Barbara Pas (VB): Mevrouw de minister, eerst en vooral wil ik u bedanken voor uw antwoord. Het is alleszins een zeer goed initiatief. De werkgroep AMOK is begonnen in Dendermonde – vanwaar ik afkomstig ben – en ik heb het initiatief daar altijd nauwgezet gevolgd. Ik ben verheugd dat men het initiatief in Gent en Antwerpen zal overnemen en dat het de bedoeling is het te integreren bij alle politiediensten.

 

U hebt geen concrete data opgegeven voor de evaluatie, maar ik hoop dat dit initiatief zo spoedig mogelijk geïntegreerd wordt in het huidige pakket maatregelen tegen geweld op school. Wij zullen dit zeker opvolgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 6009 van mevrouw Galant wordt uitgesteld. Vraag nr. 6022 van de heer Maingain is volgens mij zonder voorwerp, want het is de tweede keer dat zij wordt uitgesteld.

 

15 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de spontane betoging van zondag 28 augustus 2011 van Turkse jongeren in Genk tegen Koerdische aanslagen" (nr. 6116)

15 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de l'Intérieur sur "la manifestation spontanée du dimanche 28 août 2011 à Genk de jeunes Turcs protestant contre des attentats commis par des Kurdes" (n° 6116)

 

15.01  Bert Schoofs (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in Genk vond in augustus een spontane betoging plaats van Turkse jongeren, blijkbaar gericht tegen het optreden van Koerdische rebellen, vrijheidsstrijders of terroristen, afhankelijk van hoe men het bekijkt. De betoging vond plaats op het grondgebied van Genk en was veeleer spontaan, heb ik begrepen. Ik heb daar een aantal vragen bij.

 

Deze betoging kon zomaar doorgang vinden hoewel ze blijkbaar niet aangevraagd was. De burgemeester van Genk heeft de betogers ook toegesproken alvorens zij de manifestatie konden aanvatten. Ik weet niet wat hij precies gezegd heeft. Wat heeft hem ertoe doen besluiten die betoging te laten doorgaan? Wat heeft hij tegen de betogers gezegd? Hoe is de betoging uiteindelijk begeleid door de politie? Wat was het optreden van de politie? Hebt u de burgemeester van Genk gevraagd of hij in de toekomst misschien altijd spontane betogingen wil toelaten?

 

15.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, de burgemeester heeft inderdaad voorafgaand aan de betoging de deelnemers toegesproken. Dit gebeurde op verzoek van de organisatie en na overleg met de politiediensten. Deze korte toespraak had voornamelijk de intentie om het vreedzame karakter van de betoging te benadrukken. Naar aanleiding van de vraag van de organisatoren tot het organiseren van de bewuste betoging op 28 augustus, heeft de burgemeester op 23 augustus een coördinatievergadering georganiseerd met de politie, de organisatoren en een aantal diensten van de stad Genk om de nodige afspraken te maken.

 

Afgezien van het eigen standpunt van de lokale overheid ten aanzien van een betoging, geldt in het algemeen dat het laten plaatsvinden van dergelijke evenementen het grote voordeel heeft dat in overleg met de organisatie een aantal afspraken gemaakt kan worden, terwijl bij weigering het risico wordt gecreëerd dat dergelijke initiatieven ongecontroleerd plaatsvinden. In het raam van de handhaving van de openbare orde is een weigering daarom vaak niet aangewezen. Daarenboven stelt artikel 134, alinea 1 van de nieuwe gemeentewet dat de burgemeester een samenkomst of betoging enkel kan verbieden bij oproer, kwaadwillige samenscholing of ernstige stoornis van de openbare rust. In casu waren er geen feitelijkheden op basis waarvan de burgemeester op rechtmatige wijze een beroep had kunnen doen op dit artikel om de betoging te weigeren.

 

Op 25 augustus heeft de politie samen met de organisatoren en medewerkers van de dienst Integratie vergaderd en de afspraken, gemaakt tijdens de coördinatievergadering met de burgemeester, verder praktisch uitgewerkt en vastgelegd. Zowel voor, tijdens als na de betoging hebben er zich geen incidenten voorgedaan en hebben de organisatoren zich aan alle afspraken gehouden. De politie is op geen enkel ogenblik moeten tussenkomen. Tijdens de betoging werden de aanwijzingen van de politie correct opgevolgd.

 

15.03  Bert Schoofs (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik merk dat er in de toekomst dan toch enige twijfel kan ontstaan of een spontane betoging al dan niet kan doorgaan. Zo spontaan was ze blijkbaar ook niet, want er is vooraf wel overleg gepleegd. Het feit dat de openbare rust niet kan worden verstoord, geeft de burgemeester een beetje een blanco cheque om de ene wel te weigeren en de andere niet. Ik vind dat nogal vaag, maar het is misschien iets voor Vlaams-nationalistische betogers om in gedachten te houden, als wij eens gaan betogen.

 

In dit geval ging het wel om Grijze Wolven. Dat zijn geen lieverdjes. Er was wel voorzichtigheid en waakzaamheid geboden. Deze keer is alles goed afgelopen. Ik kan alleen maar hopen dat het in de toekomst ook zo zal gaan, zeker wanneer het over Grijze Wolven en dergelijke gaat.

 

Toch bedankt voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de toepassing van de nultolerantie in Kuregem" (nr. 6145)

16 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de l'Intérieur sur "la mise en oeuvre de la tolérance zéro à Cureghem" (n° 6145)

 

16.01  Bert Schoofs (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, een drietal weken geleden werd een bus met personeelsleden van de stad Anderlecht in Kuregem, een beruchte wijk in het Brusselse, aangevallen door zogenaamde jongeren, blijkbaar zonder enige aanleiding. De personen die op de bus zaten, kan men immers niet verdenken van enige vooringenomenheid. Er waren zelfs personen van de sp.a bij, heb ik mij laten vertellen. Zij waren gewoon op uitstap. Toch werd de bus tegengehouden en kregen enkelen een paar klappen. Uiteindelijk moest de bus worden ontzet door de politie. Niemand van de daders zou zijn opgepakt. Vooral wat dat laatste feit betreft, zou ik bevestiging willen.

 

Zijn er in de dagen nadien misschien toch aanhoudingen verricht of tenminste personen verhoord?

 

Hebt u al enig idee waarom die feiten zijn gebeurd en waarom die jongeren tot de aanval overgingen?

 

Klopt het dat men de nultolerantienorm die u zelf hebt geroemd in februari 2010, als ik mij niet vergis, inmiddels heeft losgelaten en dat er geen nultolerantie meer wordt toegepast? En indien dat het geval is, waarom niet?

 

16.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, op zaterdag 17 september omstreeks 20 u 50 werd het gemeentepersoneel van Anderlecht na een uitstap afgezet door een privébus aan de Emile Carpentierstraat. Om een onbekende reden werd de bus door een twintigtal jongeren bekogeld met allerlei projectielen. De achterruit werd daarbij verbrijzeld. Toen een aantal personen uitstapte teneinde de jongeren te kalmeren, ontstond er een schermutseling waarbij enkele rake klappen vielen. Drie leden van het gemeentepersoneel werden licht gekwetst. Een onder hen werd uit voorzorg overgebracht naar het ziekenhuis, waar hij na verzorging mocht beschikken.

 

De politie werd verwittigd en was twee uur na de oproep ter plaatse. Ondertussen waren de jongeren verdwenen. Er werden echter identificaties verricht in de onmiddellijke omgeving. Verschillende jongeren die bij de feiten aanwezig waren, werden herkend. Het onderzoek zal verder worden gevoerd door de lokale politie Brussel-Zuid, de opsporingdienst, teneinde de rol van de diverse betrokkenen te bepalen.

 

Ik kom tot uw vraag over de nultolerantie. Het actieplan Octopus, met de verscherpte politieaanwezigheid in de probleemwijken, wordt onverminderd toegepast in samenwerking met de federale politie.

 

16.03  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Indien dat verscherpt toezicht in het raam van Octopus nog altijd geldt, vraag ik mij af waarom de politie twee uur na de feiten ter plaatse was, als ik het goed heb gehoord. Dat is geen verscherpt politietoezicht. Nultolerantie moet er precies toe leiden dat dergelijke feiten, waarbij verschillende onschuldigen klappen krijgen, niet meer gebeuren. En dat is wel gebeurd. Ik vraag mij af hoe die nultolerantie ter plaatse wordt ingevuld.

 

Maar mijn vraag klinkt helaas retorisch.

 

16.04 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, ik heb gezegd wat ik heb gezegd. Ik heb het antwoord gegeven. De nultolerantie in Kuregem blijft verder uitgevoerd worden. Na wat er is gebeurd, zal de opsporingsdienst van Brussel-Zuid de identificatie en het verder onderzoek doen.

 

16.05  Bert Schoofs (VB): Mijnheer de voorzitter, wat ik onder nultolerantie begrijp, is blijkbaar niet hetzelfde als wat mevrouw de minister eronder begrijpt. Dat kan ik daaruit concluderen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 6208 van de heer Devin wordt omgezet in een schriftelijke vraag. De vragen nrs 6277 en 6330 van mevrouw Galant worden uitgesteld.

 

17 Question de Mme Valérie Déom à la ministre de l'Intérieur sur "les résultats des stress tests de la centrale nucléaire de Chooz et l'implication des autorités provinciales et communales du sud namurois" (n° 6341)

17 Vraag van mevrouw Valérie Déom aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de resultaten van de stresstests van de kerncentrale van Chooz en de betrokkenheid van de provinciale en gemeentelijke overheden in het zuiden van de provincie Namen" (nr. 6341)

 

17.01  Valérie Déom (PS): Monsieur le président, madame la ministre, le 22 septembre dernier, à l'occasion de la réunion ministérielle sur la sûreté et la sécurité nucléaire aux Nations unies, vous avez réaffirmé l'engagement belge en vue du renforcement de la sûreté et de la sécurité nucléaires. Vous avez également rappelé l'importance d'un engagement collectif en la matière et la nécessité d'une collaboration en matière de sécurité nucléaire.

 

Dans un même ordre d'idées, pendant la présidence belge de l'Union européenne, vous aviez annoncé que vous vous attèleriez au renforcement de l'action commune de l'Union européenne en matière de sécurité civile, donc notamment en ce qui concerne la sécurité nucléaire. À ce propos, la centrale nucléaire de Chooz, enclavée dans le sud de la province de Namur, illustre bien cette nécessité d'un dialogue et d'une coopération entre pays.

 

Depuis peu, cette coopération entre la France et la Belgique semblait s'être améliorée. Comme vous l'aviez précisé ici même, devant cette commission, une réunion franco-belge de sûreté des installations nucléaires s'est tenue à Paris le 16 juin dernier. Seize points figuraient à l'ordre du jour, dont l'état de la centrale nucléaire de Chooz A et B. D'autres points concernaient, par exemple – je vous cite brièvement – "des échanges tels que les stress tests, le retour d'expérience des exercices de crise, les échanges d'inspecteurs entre les autorités belges et françaises". Bref, on pouvait croire que les problèmes de coopération entre la France et la Belgique, dénoncés à de nombreuses reprises dans l'enceinte de ce parlement, avaient enfin disparu.

 

Le 21 septembre, les conclusions du rapport clôturant ces stress tests pour la centrale nucléaire de Chooz étaient présentées devant la presse par son directeur. De manière concise, les médias nous rappellent que des tests ont été effectués dans cinq domaines différents: séisme, inondation, perte d'alimentation électrique, perte de la source d'eau et gestion d'un accident grave. Les résultats visaient évidemment à démontrer la capacité de résistance des installations, à analyser les points forts et les points faibles et à évaluer la nécessité d'apporter des améliorations. Ce rapport se penchait également sur la capacité d'EDF à intervenir en situation accidentelle via la FARN (Force d'action rapide nucléaire), force d'action rapide dont la mission est de pouvoir intervenir en vingt-quatre heures, mais dont la mise sur pied est toujours en cours.

 

Un journaliste belge présent lors de cette présentation a posé cette question fondamentale au directeur de la centrale: en cas d'accident grave, une collaboration avec la Belgique est-elle possible? Et la réponse du directeur de la centrale de Chooz est loin d'être rassurante: "Dans les vingt-quatre heures, ce n'est pas possible. Mais des discussions sont en cours afin de voir ce qui peut être mutualisé".

 

Cette réponse, madame la ministre, modère quelque peu l'espoir quant à la fin des difficultés de dialogue et de coopération entre la centrale, les autorités françaises et les autorités belges, principalement les autorités locales du Sud namurois qui sont pourtant les premiers concernés par rapport à la bonne ou mauvaise marche de la centrale de Chooz.

 

Sous votre impulsion, des progrès ont été enregistrés en la matière entre les autorités fédérales et l'État français, entre l'AFCN et l'ASN. Cependant, comme l'indique la réponse du directeur de la centrale de Chooz, il semble toujours difficile pour les autorités communales et provinciales du Sud namurois de disposer rapidement d'informations en cas de nécessité ou d'obtenir une véritable collaboration. Pourtant, rappelons qu'en cas d'incident à Chooz, ces mêmes autorités se retrouveraient en première ligne.

 

Madame la ministre, mes questions traiteront donc à la fois des stress tests de la centrale de Chooz, mais aussi et surtout de la collaboration nécessaire entre la Belgique et la France en la matière. Vous aviez annoncé une coopération bilatérale entre la France et la Belgique pour les centrales situées à la frontière entre nos deux pays. Comment cette coopération se déroule-t-elle eu égard aux résultats des stress tests pour la centrale de Chooz?

 

Cette coopération concerne-t-elle uniquement les ministres compétents ainsi que les régulateurs? Ou bien est-il prévu d'impliquer également le gouverneur de la province de Namur et les autorités locales concernées? Si ces autorités n'étaient pas initialement concernées par l'accord passé en termes de coopération bilatérale, comptez-vous assurer vous-même la transmission de toute information utile et plaider auprès des autorités françaises en vue de "mutualiser" - pour reprendre l'expression du directeur de la centrale de Chooz - un maximum d'éléments théoriques et pratiques, et ce pour l'ensemble des autorités et des populations concernées?

 

17.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, le thème de la sécurité nucléaire figure à l'ordre du jour de toutes les instances internationales concernées, c'est-à-dire l'AIEA à Vienne et l'AEN à Paris. Dernièrement, le secrétaire général de l'ONU a inscrit ce point à l'agenda de l'assemblée générale, ce qui démontre le caractère mondial de la question de la sûreté nucléaire.

 

Dans toutes ces instances, j'ai plaidé en faveur d'un système de peer review obligatoire, mais aussi du développement du modèle européen de stress test. En effet, au niveau européen, il a été décidé de tester tous les réacteurs nucléaires, qui sont au nombre de 143.

 

Comme vous le savez, la Belgique a toujours été favorable à une approche maximale de ces tests. Autrement dit, ils doivent porter sur des incidents dus autant à des éléments naturels qu'à une intervention humaine, tels des actes terroristes. C'est d'ailleurs sur cette base que sont opérés les tests en Belgique. Le processus d'évaluation comporte deux volets: national et européen.

 

Les exploitants doivent soumettre un rapport d'évaluation à leur autorité de sûreté nationale pour le 31 octobre au plus tard. Celle-ci dispose d'un délai de deux mois pour effectuer sa propre évaluation du rapport. Ensuite, le processus européen peut démarrer. D'une part, 17 équipes seront formées pour examiner les rapports nationaux et, éventuellement, inspecter certaines centrales. De l'autre, trois équipes horizontales réaliseront un audit de tous les rapports nationaux sous un même angle d'attaque.

 

Les rapports d'Électricité de France, dont celui de la centrale de Chooz, peuvent être consultés sur le site web de l'ASN française. Dans notre pays, le processus d'évaluation national ne débutera que le 31 octobre, comme le prévoit le calendrier européen.

 

Étant donné la proximité des centrales nucléaires de Chooz et de Borssele, à peine à quelques kilomètres de nos frontières, le gouvernement belge a proposé à la France et aux Pays-Bas de permettre la participation réciproque des experts des autorités de sûreté nucléaire lors du processus national et, donc, de ne pas attendre le début du volet européen. Les deux pays ont répondu favorablement à la proposition.

 

Dans le cadre de l'échange d'informations franco-belge, les représentants de l'AFCN ont participé, le 6 juillet 2011, à une réunion du Groupe Permanent Réacteurs consacrée à l'approche méthodologique des stress tests en France. Entre parenthèses, je tiens à souligner que ce groupe d'experts est dirigé par un Belge.

 

Une réunion similaire consacrée cette fois à la méthodologie des stress tests belges s'est déroulée le 19 août à Bruxelles en présence d'experts français et néerlandais. De surcroît, des inspections croisées auxquelles participent des experts des pays voisins sont organisées au sein des installations nucléaires concernées. Des experts belges ont, jusqu'à présent, pris part à quatre inspections de ce type en France. Chacune d'entre elles avait pour but d'évaluer un risque spécifique: l'inspection du 6 juillet à la centrale nucléaire de Gravelines consacrée spécifiquement aux risques d'inondation et les inspections des 18 juillet, 1er août et 5 septembre à la centrale nucléaire de Chooz consacrées aux risques de pertes de capacité de refroidissement, aux risques sismiques et à la gestion des accidents.

 

L'état d'avancement des stress tests respecte le calendrier. Le Groupe Permanent Réacteurs se réunira à nouveau les 8, 9 et 10 novembre à Paris. Le volet européen est également déjà en pleine préparation. Les résultats des évaluations seront publiés en toute transparence dans le respect des règles de confidentialité.

 

Je rappelle que les stress tests ne sont pas une évaluation de l'efficacité des plans d'urgence nucléaire. Seules les autorités de sûreté nucléaire sont impliquées dans cette évaluation.

 

En ce qui concerne les résultats pour Chooz, les comités locaux d'information dont font partie le gouverneur de la province de Namur et les bourgmestres de communes frontalières belges proches de Chooz, installées aux abords des sites nucléaires, seront informés des résultats des stress tests.

 

Ce canal leur permettra d'être directement informés par l'exploitant et par les autorités françaises. Il ne serait pas correct de qualifier la collaboration franco-belge dans le domaine de la sûreté nucléaire de laborieuse ou récente. Cette collaboration s'appuie en effet sur une riche tradition qui remonte à la construction de Chooz A, la toute première centrale française de type PWR dans les années 1960.

 

Les accords successifs conclus entre les deux pays ont systématiquement renforcé cette collaboration. C'est d'ailleurs dans ce cadre que le groupe franco-belge de sûreté nucléaire s'est réuni régulièrement depuis les années 1980. La dernière réunion s'est tenue à Paris le 16 juin. Ce processus est donc totalement indépendant des stress tests.

 

La force d'action rapide nucléaire qui est actuellement mise sur pied en France, initiative émanant de l'exploitant EDF et de la FARN, est mobilisable dans les vingt-quatre heures pour chaque site nucléaire français, dans le but d'empêcher le développement d'une catastrophe nucléaire éventuelle.

 

Il convient à l'exploitant nucléaire d'étudier les possibilités techniques d'une telle approche pour ses propres installations. Les procédures d'alerte existantes assurent en cas de crise l'échange rapide d'informations entre les autorités, pas seulement après un délai de vingt-quatre heures.

 

17.03  Valérie Déom (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse et votre implication. On sait que vous avez toujours prôné la collaboration et la coopération. Les principes doivent se concrétiser dans les faits et sur le terrain. Vous serez d'accord avec moi pour dire que la réponse du directeur de la centrale de Chooz est interpellante quant au transfert d'informations et au délai d'intervention endéans les vingt-quatre heures. Je vous encourage à continuer dans la voie de la coopération entre les autorités qui sont en première ligne, proches de la population, à savoir les autorités locales et provinciales.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

18 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de cannabisplantages" (nr. 6380)

18 Question de M. Peter Logghe à la ministre de l'Intérieur sur "les plantations de cannabis" (n° 6380)

 

18.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op enkele dagen tijd heeft de politie bij huiszoekingen drie grote cannabisplantages aangetroffen, alle drie op het grondgebied van het Vlaams Gewest en alle drie min of meer in grensstreken. Twee cannabisplantages werden gelokaliseerd op twee boerderijen in het West-Vlaamse grensgebied met Frankrijk en leverden meer dan 3 000 planten op. In een andere kwekerij, waar 15 Bulgaren werden aangehouden, werden 250 planten aangetroffen.

 

Ik heb de volgende vragen.

 

Ten eerste, voor iedereen die het nieuws een beetje volgt, valt het natuurlijk op dat die cannabisplantages vooral in grensstreken worden opgezet. Het is duidelijk dat de telers ervan uitgaan dat men daar snel de grens over is en dat in die grensgebieden de politiecontrole naar alle waarschijnlijkheid minder manifest is. Hoeveel cannabisplantages werden er in de afgelopen drie jaar in de grensstreken aangetroffen? Hebt u daarvan jaarlijkse cijfers? Kunt u ook regionaal opgesplitste cijfers geven? Dat mag natuurlijk schriftelijk gebeuren.

 

Ten tweede, de cannabisplantages vindt men dus vooral in de grensstreken. Diezelfde grensstreken worden ook nog eens bovenmatig getroffen door andere criminele feiten, zoals smokkel, diefstal enzovoort. Wordt het geen tijd, mevrouw de minister, om versterkt in te zetten op controle in en rond de grensgebieden?

 

Ten derde, welke methodes zet men tegenwoordig in om cannabisplantages te ontdekken? Gaat het om gerichte huiszoekingen of gaat het vooral om warmtedetectie vanuit de lucht? Hoeveel middelen hebben de politiediensten ter plaatse ter beschikking om de strijd tegen de oprukkende cannabisteelt te voeren?

 

18.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Logghe, in 2008 werden 666 cannabisplantages ontdekt, in 2009 738 en in 2010 979. Voor 2011 heb ik nog geen betrouwbare cijfers. In 2008 werden in Vlaanderen 488 plantages ontdekt en in Wallonië 178. In 2010 waren dat er respectievelijk 715 en 264.

 

Uit de statistieken blijkt dat cannabisplantages niet alleen in de grensstreken voorkomen, maar ook in het hinterland. Het is wel een feit dat de provincies Limburg en Antwerpen de voorbije jaren het meest met die problematiek geconfronteerd werden. In 2008 en 2010 werden respectievelijk 150 en 182 plantages aangetroffen in de provincie Antwerpen, voornamelijk in de gerechtelijke arrondissementen Antwerpen en Turnhout. In Limburg waren dat er respectievelijk 138 en 241, voornamelijk in de arrondissementen Tongeren en Hasselt.

 

Inzake de bestrijding van de criminaliteit in het algemeen geldt ook voor de grensstreken het principe dat het lokale niveau, waar de zonale veiligheidsplannen werden ingevoerd als antwoord op lokale uitingen van onveiligheid, de eerste oplossingen moet ontwikkelen voor de veiligheidsproblemen.

 

Het federale niveau biedt ondersteuning via gerichte acties en concentreert zich op intra- en interarrondissementele coördinatie wanneer verschillende politiezones worden geconfronteerd met problemen van gelijkaardige aard.

 

Momenteel steunt de federale politie in Limburg de lokale acties Panoramix tegen het drugstoerisme en helpt ze bij het opzetten van grensoverschrijdende acties. Zo werden de Etoile-acties beter gespreid in de tijd om een betere inzet van de gespecialiseerde middelen en een groter tijdsbereik door de diensten van de vier deelnemende landen te betrachten.

 

Nog steeds in het kader van deze Hazeldonksamenwerking hebben de overheden van de vier landen op aandringen van België begin 2011 ingestemd met de versterking van de gerechtelijke coördinatie en samenwerking.

 

België neemt tevens nog deel aan de gemeenschappelijke patrouilles met de Nederlandse politie in het kader van het Joint Hit Team.

 

Ik herinner ten slotte eveneens aan de ontwikkelingen die mogelijk werden gemaakt door het Benelux-verdrag, met name op het vlak van de gemeenschappelijke patrouilles. De opsporing van cannabisplantages wordt niet beperkt tot het aanwenden van technische middelen zoals warmtedetectie, maar is het resultaat van de inzet van alle betrokken politiemensen, vanaf de wijkwerking, die verdachte handelingen of geuren kan detecteren, over de interventieploegen die voertuigen controleren waarin uitrusting of materiaal vervoerd wordt, tot recherchediensten van de lokale of de federale politie die informanten runnen of informatie van buitenlandse collega’s exploiteren.

 

18.03  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik stel toch wel vast dat er sprake is van een stijging met ongeveer 50 % in een paar jaar tijd. Ik zou dat toch wel willen beschouwen als een vraag naar prioriteit. Op dat vlak moeten wij in elk geval een tandje bijsteken.

 

Wij worden in dezen door Polen geholpen. Polen is voorzitter van de Europese Unie. Ik vernam enkele minuten geleden van de minister van Justitie dat Polen in elk geval van de bestrijding van drugs en onder andere van synthetische drugs een prioritair aandachtspunt maakt. Ik hoop dus alleen maar dat België in dezen niet achterblijft.

 

Ik wil bij dezen toch nog eens mijn vraag herhalen, mevrouw de minister, om in de grensstreken versterkt in te zetten. Ik merk immers toch wel dat er een zekere concentratie is van iets meer plantages in en rond de grensstreken. U zegt zelf dat het beeld niet helemaal duidelijk is. Ik stel echter toch wel vast dat er een zekere verkleuring is in de grensstreken op dit vlak. Het is ook de vraag van heel wat politiekorpsen in de grensstreken, om daar versterkt in te zetten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

19 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Binnenlandse Zaken over "onaanvaardbare taalproblemen bij hulpdiensten" (nr. 6381)

19 Question de M. Peter Logghe à la ministre de l'Intérieur sur "des problèmes linguistiques inacceptables en sein des services de secours" (n° 6381)

 

19.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het is niet de eerste keer dat burgers die in nood verkeren en de hulpdiensten of de ambulance bellen, iemand aan de lijn krijgen die de taal niet spreekt en hen dus niet kan helpen. Zo moest een West-Vlaming uit de streek van Kortrijk, die een bewusteloze man aantrof en in al zijn goedheid onmiddellijk probeerde de hulpdiensten te bellen, het meemaken dat hij blijkbaar bij de dispatching van Bergen was terechtgekomen. Daar kon of wilde men geen Nederlands spreken en kon of wilde men hem dus niet helpen. In de noodcentrale van Brugge blijkt men voor Franstalige oproepen wel een doorschakelingssysteem te hebben, zodat hulpzoekenden altijd naar de juiste noodcentrale worden doorgeschakeld. Waarom kan of wil men dat niet in Bergen?

 

Ten eerste, hebt u kennisgenomen van dit incident? Vindt u het aanvaardbaar dat burgers die de hulpdiensten opbellen, naar een noodcentrale worden doorverbonden waar men de taal van de hulpzoekende niet eens spreekt of wil spreken?

 

Ten tweede, hoe kan het dat er in de ene noodcentrale, die van Brugge, sprake is van een systeem van doorschakeling naar de noodcentrale van de taal van de hulpzoekende, terwijl dat blijkbaar in de andere noodcentrale, die van Bergen, niet zo is of niet kan?

 

Ten derde, het personeel van de noodcentrale in Brugge verklaart bovendien dat zij allemaal tweetalig zijn. Hoe zit dat in Bergen? Ik heb de indruk dat zulks daar niet het geval is.

 

Ten slotte, welke maatregelen neemt u om dit soort incidenten te vermijden? Het zou toch ooit kunnen voorvallen dat men een dodelijk ongeval meemaakt. Ik zou het niet op mijn geweten willen hebben dat men bij de noodcentrale geen Nederlands kent en dat dan het fatale gebeurt.

 

19.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, ik ben niet op de hoogte van dit bijzonder incident. Het probleem is eigenlijk tweeledig. Het heeft te maken met de routering van de telefoonoproepen. Oproepen in de grensstreek van de provincies kunnen inderdaad in het 100- of 101-centrum, de zogenaamde meldkamer, van een andere provincie terechtkomen. Wat zijn de redenen? Wanneer een oproeper met een vaste telefoon terechtkomt in de meldkamer van een verkeerde provincie, kan er sprake zijn van een foutieve routering. Mijn diensten kunnen na contact met de telecomoperatoren die fout proberen recht te zetten. Voor een aantal specifieke gevallen, die zich rond de provinciegrenzen bevinden, is het technisch gezien echter niet mogelijk de oproepen te herrouteren, omdat zij deel uitmaken van de lokale netwerkstructuur van Belgacom, waarvan de grens niet volledig overeenkomt met de provinciegrens.

 

Wanneer een oproep de meldkamer bereikt via een gsm is het mogelijk dat die opgevangen wordt door een andere gsm-antenne, die voornamelijk oproepen vanuit een naburige provincie, in dit geval Henegouwen, behandelt. Mijn diensten trachten ervoor te zorgen dat de operatoren hun gsm-antennes zoveel mogelijk richten naar de juiste provincie, maar kunnen niet volledig voorkomen dat dit probleem zich in een beperkt gebied voordoet.

 

Het tweede probleem betreft de afhandeling van Nederlandstalige oproepen in een Franstalige meldkamer. Ik wil u erop wijzen dat er meestal iemand in de meldkamer aanwezig is die Engels en/of Nederlands kan spreken en de oproep kan overnemen. De stad Bergen schrijft zelfs elk jaar een dienstenopdracht uit voor telefonische taalcursussen Nederlands bij een gespecialiseerde firma, waarbij speciale aandacht wordt gegeven aan woordenschat die gebruikt wordt bij hulpoproepen en simulaties.

 

Meertaligheid is echter geen vereiste bij de aanwerving van operatoren. Daarom is er voor alle meldkamers in een procedure voorzien waarbij de operator een conferentiegesprek kan aangaan met een operator in een andere meldkamer. De procedure is voor alle meldkamers dezelfde. Een oproep kan warm doorgeschakeld worden wanneer de oproep in de verkeerde meldkamer terechtkomt of operatoren kunnen een conferentiegesprek aangaan met een operator in een andere meldkamer. In beide gevallen blijft er een operator aan de lijn aanwezig. Dit is belangrijk omdat de beller zich in een potentieel stressvolle situatie bevindt.

 

In het hulpcentrum 100/112 Henegouwen kunnen Nederlandstalige oproepen indien nodig in conferentiegesprek behandeld worden met het hulpcentrum 100/112 West-Vlaanderen en het centrum van Brussel. Duitstalige oproepen kunnen worden behandeld na een conferentiegesprek met het centrum in Luik. Oproepen kunnen dus ook in Henegouwen worden doorgeschakeld.

 

Meertaligheid is geen vereiste, behalve in het hulpcentrum Brussel. Maar zoals ik al gezegd heb, is er in iedere meldkamer iemand aanwezig die Nederlands of Frans spreekt.

 

19.03  Peter Logghe (VB): Dank u, mevrouw de minister. Ik ben toch niet helemaal tevreden met uw antwoord. Ik ken natuurlijk ook wel de technische problematiek dat het in de grensstreken door de netwerken niet altijd mogelijk is om met de juiste dispatching of het juiste kantoor in verbinding te komen. Het gaat mij daar ook niet helemaal om. Het gaat mij vooral over de wederkerigheid, of het gebrek aan wederkerigheid, zoals we dat in België maar al te gewoon zijn natuurlijk.

 

Ik stel alleen vast dat alle afgesproken procedures, en u heeft het dan over conferentiegesprekken en zo verder, niet gevolgd zijn. U zegt dat men kan worden doorgeschakeld vanuit Bergen naar West-Vlaanderen. Ik stel alleen vast dat dit hier niet is gebeurd, weeral eens door een gebrek aan kennis van de Nederlandse taal of gewoon door onwil om onze taal te spreken. Ik vind dit spijtig, er zal maar eens iets ernstigs gebeuren. In dat geval ondervraag ik u meteen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Collega De Clercq is mij komen vragen of hij om een aantal redenen – hij heeft maar één vraag, terwijl de meesten onder u meer vragen hebben – zijn vraag nu mag stellen. Voor mij kan dat, althans indien de minister noch andere vraagstellers hiertegen een bezwaar hebben.

 

20 Vraag van de heer Mathias De Clercq aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de verlenging van de strategische veiligheids- en preventieplannen, evenals de bijkomende contingenten gemeenschapswachten" (nr. 6454)

20 Question de M. Mathias De Clercq à la ministre de l'Intérieur sur "la prolongation des plans stratégiques de sécurité et de prévention et des contingents supplémentaires de gardiens de la paix" (n° 6454)

 

20.01  Mathias De Clercq (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, geachte collega’s, mevrouw de minister, de Ministerraad van 8 april jongstleden besliste op uw voorstel om een verlenging van de heel relevante strategische veiligheids- en preventieplannen tot het einde van dit jaar goed te keuren. Ook de bijkomende contingenten gemeenschapswachten werden verlengd tot eind december van dit jaar. Deze lopen dus eind december van dit jaar af, ook wat de gemeenschapswachtenactiva betreft. Dat betreft reeds een tweede verlenging, die relevant is maar ook afloopt op het einde van dit jaar. Niettemin is dit een heel belangrijk gegeven voor het lokale preventie- en criminaliteitsbeleid in steden en gemeenten.

 

Mijn vraag is of u de nodige stappen zal zetten voor de continuering van deze strategische veiligheids- en preventieplannen, en ook van de contingenten voor gemeenschapswachten voor 2012? Zal u ook aan de steden en gemeenten een bijkomende ondersteuning verlenen, zodat deze wachten toch tijdig de verplichte opleiding volgen en zo hun functie de komende jaren kunnen blijven uitoefenen?

 

20.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, beste collega, ik begrijp uw bezorgdheid alsook de bezorgdheid op het terrein. Ik volg dit dossier op de voet en zal alles doen wat nodig is om de continuïteit van de strategische veiligheids- en preventieplannen te vrijwaren. Ik heb aan mijn administratie gevraagd om de volgende meerjaarlijkse cyclus al voor te bereiden, met bijzondere aandacht voor de maximale afstemming van de strategische veiligheids- en preventieplannen op de zonale veiligheidsplannen vanuit de politie, zodat er een betere samenwerking is tussen politionele veiligheid en veiligheid op het vlak van preventie.

 

Een goede opleiding is een van de kernelementen van de wet op de gemeenschapswachten. Ik vind het ook belangrijk dat al de actieve gemeenschapswachten snel de verplichte wettelijke basisopleiding volgen. Ik ben me ervan bewust dat deze opleiding een belangrijke financiële impact heeft, temeer omdat het te maken heeft met een vrij omvangrijke doelgroep.

 

Daarom wens ik de gemeenten bijkomend en eenmalig financieel te ondersteunen. De steden of gemeenten die gemeenschapswachten tewerkstellen, zullen 80 % van de kosten die verbonden zijn aan het inschrijvingsgeld van de basisopleiding kunnen recupereren, met een maximum van 600 euro per persoon. Om te kunnen genieten van deze bijkomende financiële toelage, moeten steden en gemeenten geen conventie hebben afgesloten met Binnenlandse Zaken. Ze moeten wel voldoen aan de vigerende regelgeving zoals, bijvoorbeeld, een dienst gemeenschapswachten oprichten, gemeenschapswachten inzetten binnen de wettelijk omkaderde opdrachten enzovoort.

 

De burgemeesters zullen hierover een van de komende dagen een schrijven ontvangen.

 

20.03  Mathias De Clercq (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik ben uitermate tevreden dat u uitdrukkelijk zegt dit systeem te willen vrijwaren en daarvoor de nodige inspanningen te zullen doen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

21 Vraag van de heer Koenraad Degroote aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de werking van het gerechtelijk arrondissement van Kortrijk" (nr. 6391)

21 Question de M. Koenraad Degroote à la ministre de l'Intérieur sur "le fonctionnement de l'arrondissement judiciaire de Courtrai" (n° 6391)

 

21.01  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, misschien is de titel van mijn vraag wat verwarrend. Het gaat hier om een aspect van de werking van de lokale politiediensten in het gerechtelijke arrondissement Kortrijk. Sinds juni van dit jaar werkt men daar met een protocol voor de vaststelling van feiten waarbij eigen mensen van de lokale politiezone betrokken zijn.

 

Dat protocol voorziet erin dat zulke feiten niet worden vastgesteld door leden van het eigen korps maar door leden van een aangrenzend korps of van de wegpolitie, teneinde de objectiviteit te garanderen. Het kan gaan om verkeersongevallen met lichamelijke letsels, ernstige stoffelijke schade, intoxicatie, vluchtmisdrijf en zo meer, binnen of buiten dienstverband. Het kan ook gaan om een aantal gerechtelijke feiten. Ik denk maar aan intrafamiliaal geweld, familiale twisten enzovoort. Ook dan kan het parket gecontacteerd worden, om collega's van een andere zone te belasten met de vaststelling.

 

Op 6 september werd het protocol officieel ondertekend. Wij menen dat die werkwijze objectiviteit garandeert voor de burger.

 

Mevrouw de minister, staat u positief tegenover die werkwijze en soortgelijke protocollen? Hebt u weet van een identieke werkwijze in andere gerechtelijke arrondissementen? Is het niet raadzaam dat u die werkwijze promoot in andere regio’s, bijvoorbeeld via een rondzendbrief?

 

21.02 Minister Annemie Turtelboom: De rondzendbrief PLP 27 van 4 november 2002 maakt het mogelijk dat politiezones interzonale samenwerkingsprojecten opzetten, zowel van operationele als van niet-operationele aard. Bovendien wijst de rondzendbrief op het deontologische aspect – de schijn van partijdigheid – waarbij wordt herinnerd aan de mogelijkheid om verkeersongevallen met een politieagent tijdens de dienst of buiten de dienst te doen vaststellen door een aangrenzende politiezone of door de federale wegpolitie.

 

Daar die praktijk reeds wordt toegepast en daar er al verscheidene samenwerkingsprotocollen tussen verschillende politiezones bestaan, lijkt het mij op dit moment niet nodig een nieuwe rondzendbrief te sturen.

 

De verschillende protocollen inzake interzonale samenwerking zijn bovendien als good practices ter beschikking van de geïntegreerde politie via de website infozone.be.

 

21.03  Koenraad Degroote (N-VA): Dank u, mevrouw de minister. Ik noteer dat reeds verscheidene korpsen dat doen. Ik heb geen totaalbeeld. Wij zouden ervoor moeten zorgen dat het algemeen gebeurt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

22 Vraag van de heer Koenraad Degroote aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de financiële gevolgen van de Salduz-wetgeving voor de lokale politiezones" (nr. 6395)

22 Question de M. Koenraad Degroote à la ministre de l'Intérieur sur "les conséquences financières de la législation Salduz pour les zones de police locales" (n° 6395)

 

22.01  Koenraad Degroote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, wij kennen allemaal de implicaties van de Salduzwetgeving die vanaf januari 2012 van kracht wordt. Dit zal een aantal belangrijke wijzigingen met zich meebrengen voor politie en Justitie. Het feit dat veel gearresteerden recht hebben op consult en bijstand van een advocaat brengt heel wat werk met zich mee voor de lokale politie-entiteiten.

 

Een advocaat heeft de tijd nodig om ter plaatse te komen en daarna kan een half uur consult volgen met de cliënt. De politie moet altijd beschikbaar zijn. De veiligheid van de advocaat moet worden gegarandeerd. Tijdens de wachttijd op de advocaat moet de betrokkene worden opgesloten.

 

Dit komt allemaal neer op een extra pak werkuren en soms inschakeling van bijkomende ploegen – veelal nachtploegen – om alle prestaties te kunnen waarnemen. Dit zal ook met zich meebrengen dat heel wat accommodaties moeten worden aangepast. De opstartkosten hiervoor worden geraamd op 55 miljoen euro en een extra kostprijs per jaar van 23 miljoen euro is eveneens te voorzien.

 

De lokale politiezones zullen met allerlei bijkomende kosten worden geconfronteerd. Staat uw ambt positief tegenover een financiële tegemoetkoming vanwege de federale overheid? Is daarover al denkwerk verricht?

 

22.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Degroote, de Salduzwetgeving genereert inderdaad nieuwe kosten, zowel op het vlak van de advocatuur, de gerechtelijke procedures als de politie, waaronder ook de lokale politie. Daarom heb ik er rekening mee gehouden bij de opstelling van de begroting en heb ik het dossier samen met mijn collega van Justitie voorgelegd aan de Ministerraad.

 

De problematiek behelst, enerzijds, de aanwerving van de interdepartementale provisie 2011 en, anderzijds, het budget 2012. Gisteren heeft er nog een interkabinettenwerkgroep plaatsgevonden, zodat de eindbeslissingen kunnen worden genomen, zowel voor 2011 als voor 2012. Het budget voor 2012 zal natuurlijk worden voorgesteld aan de federale onderhandelaars.

 

De politiezones zijn in het beslissingsproces opgenomen, en dat zowel voor personeelskredieten als voor werkings- en investeringsmiddelen.

 

22.03  Koenraad Degroote (N-VA): Bedankt, mevrouw de minister. Dat geeft mij de indruk dat er een poort openstaat. We zullen wachten op het effectief resultaat.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Voorzitter: Koenraad Degroote.

Président: Koenraad Degroote.

 

23 Samengevoegde vragen van

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het gebruik van camerabeelden in de haven van Oostende door de federale politie" (nr. 6423)

- mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de bewaking van de haven van Oostende" (nr. 6430)

- de heer Siegfried Bracke aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de betalende bewaking van de Oostendse haven" (nr. 6432)

- de heer Jean Marie Dedecker aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de bewaking van de haven van Oostende en de overeenkomst die dienaangaande werd afgesloten tussen de Belgische Staat en het Autonoom Gemeentebedrijf Haven Oostende (AGHO) met haar partner Telindus" (nr. 6526)

23 Questions jointes de

- M. Wouter De Vriendt à la ministre de l'Intérieur sur "l'utilisation par la police fédérale d'images captées par des caméras dans le port d'Ostende" (n° 6423)

- Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "la surveillance du port d'Ostende" (n° 6430)

- M. Siegfried Bracke à la ministre de l'Intérieur sur "la surveillance payante du port d'Ostende" (n° 6432)

- M. Jean Marie Dedecker à la ministre de l'Intérieur sur "la surveillance du port d'Ostende et l'accord conclu dans ce cadre entre l'État belge et les autorités communales autonomes du port d'Ostende et leur partenaire Telindus" (n° 6526)

 

23.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, in de pers is er nogal wat heisa geweest over het gebrek aan camerabeelden van de haven van Oostende bij de federale politie. Blijkbaar werd het bedrijf E-Port Communications Services door AG Haven Oostende opgericht. Dit bedrijf stond onder andere in voor de beveiliging van de haventerreinen met camera’s en met afrastering.

 

Naar verluidt zou de federale politie elk jaar zo’n half miljoen euro betalen om over de camerabeelden te kunnen beschikken. Dat roept toch vragen op. Ik heb er een vijftal voor u.

 

Ten eerste, wat is het exacte bedrag dat de federale politie hiervoor betaalt? Hoelang is het systeem reeds in werking?

 

Ten tweede, hoe verloopt de terbeschikkingstelling van de camerabeelden concreet? Wat is de procedure?

 

Ten derde, in hoeverre gaat het volgens u om de beveiliging van een privébedrijf? Het is een interessant debat of een haven en of haventerreinen privéterrein of openbaar terrein zijn en in hoeverre daar een algemeen belang speelt.

 

Ten vierde, in hoeverre verdedigt u dit systeem waarbij de federale politie moet betalen voor het gebruik van camerabeelden?

 

Ten vijfde en ten slotte, er is kritiek van de politievakbonden. Hoe reageert u daarop?

 

De voorzitter: Mevrouw Dierick is niet aanwezig. Haar vraag nr. 6430 is dus zonder voorwerp.

 

23.02  Siegfried Bracke (N-VA): Mevrouw de minister, de bewaking van het Oostendse havengebied gebeurt aan de hand van camerabeelden die ter beschikking worden gesteld. Daarvoor zou 530 000 euro per jaar worden betaald. Een aantal vragen is reeds gesteld door collega De Vriendt. Die zal ik niet opnieuw stellen.

 

De meest fundamentele vraag is of het bericht dat wij met enige verbazing konden lezen, wel klopt? Wat vindt u daarvan?

 

Bijkomend wil ik weten of deze praktijk nog op andere plaatsen in het land wordt toegepast. Ook in Gent hebben wij haventerreinen, en misschien is het idee van onze vrienden in Oostende ook daar bruikbaar.

 

Ik wil ook weten op basis van welke criteria over dit contract werd onderhandeld. Wie heeft het getekend?

 

Ik had ook nog een vraag over het verschil tussen privéterrein en openbaar terrein, maar die vraag heeft collega De Vriendt reeds gesteld. Ik kijk net als hij uit naar uw antwoord.

 

23.03  Jean Marie Dedecker (LDD): Mevrouw de minister, aanvullend bij mijn collega’s zal ik enkele vragen stellen, maar ik wil vooraf enkele opmerkingen maken. De toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, Patrick Dewael, heeft op 29 december 2004 een overeenkomst getekend met het autonoom havenbedrijf Oostende waarvan toenmalig minister Johan Vande Lanotte nog steeds de grote baas is. Collega Wouter De Vriendt zal dat kunnen bevestigen want hij zit ook in de raad van bestuur.

 

Het zijn nogal eigenaardige praktijken als er een contract gesloten wordt voor bewaking en aan de politie kijk- en luistergeld gevraagd wordt om die camera’s te gebruiken. Ik had dan ook graag van de minister geweten waarom dat alleen in Oostende gebeurt. Ik kan de collega’s helpen. In Gent heeft het havenbedrijf zelf de kosten gedaan. De politie krijgt de beelden ter inzage. Hetzelfde gebeurt in Antwerpen en Zeebrugge. Het havenbedrijf en overzetbedrijven zoals Cobelfret kopen zelfs scanners om transitillegalen op te sporen.

 

Mevrouw de minister, hoe komt het dat dit reuzenbedrag nog altijd betaald wordt? In het contract staat immers klaar en duidelijk gestipuleerd dat er ieder jaar een overzicht moet zijn. Er is een jaarlijkse prijscontrole en er is zelfs een overlegcommissie, waarschijnlijk tussen uw kabinet en het autonoom havenbedrijf. Contractueel zou dat moeten bestaan en zou er moeten onderhandeld worden over die prijs. Die prijs verbaast mij. Ten eerste verbaast het mij al dat iemand die een camera koopt om zijn huis te bewaken de politie dan nog geld vraagt om te mogen kijken. Dat is immers in feite de bestaande situatie.

 

Ik stel mij ook vragen over de prijsvorming. Ten eerste gaat het om een investering van 2 miljoen euro. Er zijn voor 800 000 euro subsidies gegeven. Het gaat dus om een investering van in totaal 1,2 miljoen euro die in feite afbetaald is met het huurgeld van twee jaar. Het huurgeld is in het contract immers bepaald op 500 000 euro plus btw. Waarom heeft de commissie gezegd dat men dit blijft betalen? Dat is in feite een jackpot.

 

U betaalt niet aan het autonoom havenbedrijf, u betaalt aan E-Port. Hoe kunt u betalen aan een bedrijf dat niet in het contract voorkomt? E-Port is een bedrijf dat opgericht is met 50 % aandelen van Telindus en 50 % aandelen van het autonoom havenbedrijf Oostende. Niet verwonderlijk, Telindus was hoofdsponsor van de basketclub van 2000 tot 2009. Na de aankoop van de camera’s bij Siemens werd ook het bedrijf Siemens hoofdsponsor van de Oostendse basketschool. Dit echter even terzijde.

 

Mijn vraag is dus waarom er daar nooit een tussencontrole is gebeurd. Het contract loopt tot 2011. In principe moest het contractueel al opgezegd zijn. Is het nu opgezegd of niet? Gaat dit in de toekomst nog door?

 

Is er een openbare aanbesteding geweest? Voor dergelijke bedragen denk ik dat er in de toekomst toch een openbare aanbesteding moet zijn.

 

Nog een andere vraag. Over de winstcijfers praat ik niet. U kunt zien hoe het bedrijfje 3,4 miljoen euro in kas heeft en niets anders doet dan incasseren bij de federale politie. Het heeft ook al 2,4 miljoen euro kasbonnen gekocht.

 

Ik had nog graag geweten welke procedure de politie gebruikt voor het hanteren van deze beelden. Komt het nog op andere plaatsen voor dat de politie hiervoor betaalt?

 

Kort en bondig: wat gebeurt er in de toekomst met dit contract?

 

23.04 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, ingevolge een belangrijke toevloed aan transitillegalen die via de haven van Oostende Engeland willen bereiken, besliste de federale regering tijdens het begrotingsconclaaf van 14 oktober 2003 om vanaf 2004 op het budget van de federale politie een bedrag te reserveren om met het autonome havenbedrijf een overeenkomst te sluiten over de beveiligingsproblematiek van de haven in Oostende.

 

De voormelde overeenkomst bestond erin om in 2004 een bedrag van 250 000 euro en vanaf 2005 recurrent een geïndexeerd bedrag van 500 000 euro te betalen voor het gebruik van de camerabeelden van het autonome havenbedrijf. Dat zijn de enige betalingen die de federale politie heeft gedaan aan het Autonoom Gemeentelijk Havenbedrijf Oostende. Die werkingsmiddelen zijn sinds 2006 recurrent ingeschreven in de begroting van de algemene directie van de bestuurlijke politie, waaronder de scheepvaartpolitie ressorteert. Het bedrag werd dus vastgelegd bij het begrotingsconclaaf, bij beslissing van de regering.

 

De procedure was een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking, op grond van artikel 17, § 2, 1°, f van de wet van 24 december 1993. Er bestaan voorts geen dergelijke contracten. Het contract werd indertijd gesloten wegens de illegale problematiek in de haven van Oostende. De camera’s werden afgeschreven over een periode van zeven jaar. Dat werd ook zo vastgelegd in het oorspronkelijk contract, dat werd gesloten op 29 december 2004. Dit jaar loopt die afschrijfperiode dus af. Het is dan ook evident dat dit contract nu heronderhandeld wordt voor een lagere prijs. Die onderhandelingen werden opgestart in het najaar 2010.

 

Het was dus niet de bedoeling om de beveiliging van het privébedrijf te verzekeren, maar wel om, door gebruik te maken van de camera’s, toezicht te houden op de trafiek van illegale vreemdelingen die via de haven van Oostende Engeland trachten te bereiken. Bij de keuze van de procedure werd ervan uitgegaan dat het niet verantwoord was te investeren in een eigen cameranetwerk wanneer van een bestaand netwerk gebruikgemaakt kon worden.

 

Concreet zendt het havenbedrijf in realtime en online de beschikbare camerabeelden door naar de post van de scheepvaartpolitie te Oostende, die deze beelden ontvangt op vier schermen en de camera’s kan aansturen. Bovendien worden de beelden doorgezonden naar het CIC West-Vlaanderen. Daardoor kan de scheepvaartpolitie snel reageren in geval van verdachte handelingen.

 

Het volume aan beelden dat wordt geraadpleegd op jaarbasis kan moeilijk worden meegedeeld omdat het systeem met een intrusiedetectiesysteem werkt en beelden genereert bij intrusie of op vraag van een operator. Er wordt 24 uur op 24, 7 dagen op 7 in een personeelslid voorzien om, naast andere permanentietaken, te reageren en interventieploegen aan te sturen op een positieve melding.

 

In 2010 werden 1 029 personen en in 2011 – tot eind september – 921 personen zonder geldige verblijfsvergunning onderschept door de scheepvaartpolitie in de haven van Oostende. Er worden geen specifieke cijfers bijgehouden betreffende het aantal gevatte personen na cameradetectie of bij gewone interceptie.

 

Voor inzage van de documenten moet ik verwijzen naar de wetgeving inzake de openbaarheid van documenten. De wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur bepaalt in artikel 6, § 1, 1° en 7° de gevallen waarin de kennisgeving van bestuursdocumenten kan en moet worden geweigerd. Bedoeld worden onder andere veiligheidsaspecten en ook gegevens met een vertrouwelijk karakter van ondernemings- en fabricagegegevens. Op deze korte tijd kon ik die ventilering niet doen.

 

23.05  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, ik heb begrepen dat u zei dat er geen soortgelijke contracten bestaan.

 

23.06 Minister Annemie Turtelboom: Geen andere.

 

23.07  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Dat betekent dus dat dit systeem niet wordt toegepast in andere havens. Dan blijf ik zitten met de vraag waarom dit in Oostende natuurlijk wel zo gebeurt. Het is juist dat ik bestuurder ben bij de haven, maar dit systeem dateert van voor mijn aantreden. Als een goede bestuurder heb ik natuurlijk dit punt onmiddellijk laten agenderen op de eerstvolgende raad van bestuur.

 

Als het gaat om een half miljoen euro, dan is dit bijzonder veel geld. Als wij uitrekenen over hoeveel dat gaat in totaal, komen wij bijna aan 4 miljoen euro.

 

Het lijkt mij dat het een goedkopere methode was geweest om de haven te beveiligen wanneer de politie zelf die camera’s had aangekocht en zelf had geïnstalleerd. Ik stel mij de vraag of de kosten hier opwegen tegen de baten.

 

Mevrouw de minister, het is juist dat dit contract afloopt en dat er binnenkort blijkbaar een nieuw camerasysteem zou worden geïnstalleerd door de haven. Ik hoop dat men dit systeem herziet. U spreekt over een lagere prijs. Dat betekent eigenlijk dat het principe …

 

23.08 Minister Annemie Turtelboom: Die onderhandelingen zijn in het najaar van vorig jaar opgestart, omdat het contract eind dit jaar afloopt. Zij zijn nog aan de gang. Waar men uitkomt, dat zal de toekomst uitwijzen.

 

Ik zeg alleen dat de camerabeelden, waarvoor betaald is, afgeschreven zijn, dat het evident is dat er heronderhandeld wordt en dat de federale politie tijdens de periode dat ik minister van Binnenlandse Zaken ben, gestart is met die heronderhandelingen. Ik kan u de eindresultaten daarvan echter nog niet geven, omdat ze nog niet afgesloten zijn.

 

23.09  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Dat begrijp ik. Het is echter duidelijk dat de huidige prijs veel te hoog is. Volgens mij schort er ook iets aan het principe. De beveiliging van de haven van Oostende heeft te maken met grenscontrole. Dat is een zaak van algemeen belang. Het was goedkoper geweest voor de politie en dus voor de federale Staat als men dit zelf had bekostigd in plaats van zo’n exorbitante jaarlijkse huurprijs te moeten betalen aan de haven.

 

Zoals gezegd, ik ga dit punt ook ter sprake brengen in de raad van bestuur.

 

23.10  Siegfried Bracke (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw straightforward antwoord. Als ik het antwoord goed heb gehoord, klopt wat de kranten hebben gepubliceerd. Het is zo. Er was blijkbaar geen aanbesteding. Het was een onderhandse overeenkomst. Als ik de woorden van collega Dedecker moet geloven, is er een soort deal tussen de ministers geweest, wat toch ook heel vreemd is en, nogmaals, een uniek systeem. Het zou te maken hebben met het aantal illegalen, en dat zou het unieke karakter van het systeem verklaren. Ik kan mij voorstellen dat men zo’n problematiek, bijvoorbeeld in de haven van Gent, niet terugvindt.

 

Mevrouw de minister, u moet gewoon eens ter plekke gaan kijken. Ik kan mij voorstellen dat een camera een probaat middel is om een en ander te voorkomen. Er zijn echter nog probate middelen. Ik geef het voorbeeld van afsluitingen. Als men het terrein bekijkt, ziet men dat er daar gaten in de afsluitingen zijn waar men met een vrachtwagen kan doorrijden. Wanneer ik dat soort simpele systemen vergelijk met wat er nu is, dan is dat hallucinant.

 

Het moet mijn trouwens van het hart dat men u verschillende keren heeft gevraagd wat u van dat systeem vindt. Is dat een gebruikelijke praktijk of is het iets wat zal worden voortgezet? U zegt dat er wordt onderhandeld en volgens mij betekent zulks dat men dat systeem voortzet.

 

Waarover zou men immers onderhandelen, als men toch van plan is om met het systeem te stoppen? Tenzij de onderhandelingen gaan over het stopzetten van het contract.

 

Die beelden worden realtime gebruikt. Er is een man 24 uur per dag mee bezig. Waar gaan die beelden nadien naartoe? Waar worden die opgeslagen? Hoelang worden die bijgehouden?

 

23.11 Minister Annemie Turtelboom: De wetgeving rond het bewaren van camerabeelden is heel duidelijk. Beelden worden dertig dagen bewaard. Die wet is geldig voor alle mogelijke camerabeelden in straten of havens. U vroeg er niet naar, dus ik heb er niet op geantwoord, maar insinueer niet dat wij die stiekem langer bewaren. Wij houden ons strikt aan de wetgeving, zoals wij dat doen met andere beelden.

 

Mijnheer Bracke, u weet uiteraard alles over onderhandelen om tot een akkoord te komen, over uit de onderhandelingen stappen en er ten slotte toch in blijven. Misschien kunt u mij ooit eens lessen geven in onderhandelen.

 

23.12  Siegfried Bracke (N-VA): Ik heb inderdaad cursussen gevolgd.

 

Ik dank u voor het antwoord over de archivering van de beelden. U hebt gelijk.

 

Ik blijf absoluut op mijn honger over uw mening ter zake. Een systeem waarbij een privé-organisatie een camera hangt en de politie laat betalen om naar de beelden te kijken, dat is volgens mij de wereld op zijn kop. Ik ben misschien maar een eenvoudige boer uit Vlaanderen, maar dat gaat er bij mij niet in.

 

23.13  Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, ik wil toch even iets aanvullen.

 

Mevrouw de minister, ten eerste is het contract in feite gesloten met een overheidsbedrijf. Het gaat over een PPS-structuur. Dat contract is echter niet doorgegaan met de PPS-structuur, maar er is een apart bedrijf opgericht, E-Port Communications. Daarvan staat niets in het contract. Men maakte een contract tussen twee ministers. De heer Vande Lanotte was toen minister van Begroting en het zal dus zeker wel in de begroting ingeschreven zijn. De heer Dewael heeft in de krant geantwoord dat hij zich daar niets van herinnert. Dat is trouwens niet de eerste keer; er zijn nog contracten ondertekend in de zaken Savonet en Ricour waarvan men zich achteraf niets herinnerde. Het gaat hier echter over 2 miljoen euro van de belastingbetaler zonder aanbesteding op Europees niveau. Dat is compleet onbegrijpelijk.

 

Mevrouw de minister, wat de problematiek van de illegalen betreft, had Zeebrugge op dat moment, in de jaren 2004-2005, een veel groter probleem. Zeebrugge heeft echter drastisch ingegrepen, de zaken bewaakt en een omheining geplaatst. Mijnheer Bracke, u hebt gelijk en het siert u dat u het terrein bezocht hebt. Ik ken het terrein ook redelijk goed, het economisch kerkhof van het havenbedrijf Oostende, waar er 40 vaste camera’s staan en 14 bewegende camera’s. Ik denk dat ze veeleer dienen om meeuwen te spotten. Dat zijn mijn woorden niet, het zijn de woorden van iemand van de scheepvaartpolitie. Het is immers heel gemakkelijk om door de draad te springen. Vooraleer die camera gedraaid is, zit men al lang in Engeland. Dat is de realiteit ter plaatse.

 

Mevrouw de minister, ten eerste begrijp ik dus niet waarom er geen openbare aanbesteding gebeurd is. Ik zou dat graag weten.

 

Wat de betaling betreft, een haven is verplicht om zelf voor de beveiliging in te staan. Als er een illegaal oversteekt en aankomt in Engeland – ik zal toevallig de naam Transeurope gebruiken – dan moet de schipper hem terug meenemen en nog een boete betalen aan Engeland omdat hij er niet over gewaakt heeft dat die persoon daar niet kon aankomen.

 

Er is een derde punt dat mij verwondert. U zegt dat u nog niets weet over dat contract. Ik kan u zeggen dat het contract doorloopt, want u hebt het niet opgezegd. Ik heb het contract hier bij me. Ik kan u de clausule voorlezen. Punt 7: "De overeenkomst loopt tot eind 2011 en is behoudens een opzegperiode van een jaar stilzwijgend verlengd met een jaar." Zo eenvoudig is het. Het is niet opgezegd. Wat u nu kunt doen, is onderhandelen. Er staat zelfs in dat u verder kunt onderhandelen, want het contract bepaalt dat het uitgebreid wordt tot Plassendale. Ik weet niet of u Plassendale kent. Dat is een redelijk terrein in Oostende, het loopt bijna tot Brugge. Als men daar nog camera’s gaat plaatsen, dan begrijp ik het niet meer.

 

U hebt ook niet geantwoord op de vraag waarom u aan E-Port betaalt. Waarom betaalt u niet aan het autonoom havenbedrijf Oostende? Dat zijn heel belangrijke vragen, want het gaat om een privébedrijfje dat daar slapend rijk van wordt. Men kan daar een beetje sponsoring gaan doen voor de basketclub, dat is de realiteit. Waarom betaalt u aan E-Port? Waarom hebt u het contract niet opgezegd? Ik herhaal de vraag van de heer Bracke: wat is uw houding tegenover dit unieke contract? Het werd destijds gesloten door twee ministers in functie, van wie een er toch belang bij had als directeur van het havenbedrijf.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

24 Vraag van de heer Siegfried Bracke aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de openbaarheid van politierapporten" (nr. 6433)

24 Question de M. Siegfried Bracke à la ministre de l'Intérieur sur "la publicité des rapports de police" (n° 6433)

 

24.01  Siegfried Bracke (N-VA): Mevrouw de minister, dit is een volgende vraag waarvan ik hoop dat de antwoorden van een andere strekking zullen zijn dan de antwoorden op de vorige vragen, want bij die vorige vragen viel het mij op dat uw stilte en uw zwijgen van een oorverdovende duidelijkheid zijn.

 

Ik keer met deze vraag terug naar de voetbalrellen op de Kouter in Gent. Daarover is een rapport opgesteld dat bij een niet nader genoemd politicus is beland. Die politicus is daarmee naar de pers gestapt. Er is ook een gerechtelijk onderzoek aan vastgeknoopt. Dat onderzoek is nog lopende. Er werd ook een maatregel genomen tegenover de hoofdcommissaris, die tegelijk tot voor kort de politiewoordvoerder was.

 

U kunt uiteraard ook niet ingaan op de grond van de zaak, maar ik heb wel een paar bedenkingen en vragen. Het lijkt mij namelijk vreemd dat een rapport, dat op tekortkomingen wijst bij een politieoptreden, niet door een verkozene mag worden ingekeken. De politievakbond deelt trouwens mijn bekommernis. Zij zoeken in dezen de boodschapper om de boodschap te negeren, maar het is natuurlijk niet de eerste keer dat dit gebeurt.

 

Mijn vragen zijn de volgende. Is het normaal dat er maatregelen worden genomen van interne orde vóór er een gerechtelijke uitspraak is? Worden die maatregelen desgevallend teruggedraaid als de uitspraak in het voordeel is van de betrokkene? Wat zijn de regels met betrekking tot de openbaarheid van bestuur die op interne rapporten van toepassing zijn? Heeft uw eigen onderzoek – u heeft dit destijds aangekondigd – naar die zogeheten voetbalrellen iets opgeleverd? Hoe staat het daarmee? Zijn er tuchtmaatregelen getroffen of zullen er worden getroffen naar aanleiding van dit onderzoek?

 

24.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, maatregelen van interne orde en strafrechtelijke uitspraken staan volledig los van elkaar.

 

Een maatregel van interne orde kan worden genomen in het belang van de organisatie en de goede werking van de dienst of als reactie op gedragingen van een personeelslid.

 

De lokale overheid – wij hebben een politie op twee niveaus, een lokale politie met steun van de federale politie – beslist voor de lokale politie wanneer de interne maatregel ongedaan wordt gemaakt.

 

Dit kan wanneer de betrokkene is vrijgesproken of de zaak is geseponeerd, maar dat is ook zeker geen automatisme. Aan een zaak kunnen immers ook nog eventuele tuchtaspecten verbonden zijn. Het is dus perfect mogelijk dat ook interne maatregelen gehandhaafd blijven.

 

De federale wetgeving heeft met de wet van 12 november 1997 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en gemeenten de toegang tot de bestuursdocumenten georganiseerd.

 

De politiezone van Gent is een eengemeentepolitiezone, of eerder een eenstadpolitiezone, waarin de gemeentelijke organen bevoegd zijn voor de aansturing van de lokale politie, zodat de documenten waarover de zone beschikt onder de toepassing van voornoemde wet vallen.

 

De wet van 12 november 1997 gaat uit van de principiële openbaarheid van alle bestuursdocumenten. De toegang tot bestuursdocumenten kan dan ook in casu alleen worden geweigerd voor uitzonderingsgronden die een wettelijke grondslag hebben, bijvoorbeeld de bescherming van de privacy van personen, de veiligheidsaspecten enzovoort.

 

Voor zover de politiezone een dergelijke uitzonderingsgrond kan aanvoeren en op afdoende wijze en in concreto motiveert, is ze er niet toe gehouden de gevraagde bestuursdocumenten openbaar te maken.

 

In mijn hoedanigheid van hogere tuchtoverheid ben ik door de lokale autoriteiten tot op heden niet in kennis gesteld van een mogelijke tuchtprocedure lastens de betrokken personeelsleden.

 

Het is voorbarig om reeds conclusies te trekken, daar de gerechtelijke overheid zich eerst over het lopende onderzoek dient uit te spreken. Op basis van deze resultaten kan dan worden besloten of een optreden van de bestuurlijke overheid tegen de betrokken politieagenten aangewezen is.

 

Aangezien de stad Gent een zeer grondig onderzoek heeft gedaan en mij duidelijk heeft gemaakt dat een bijkomend onderzoek van het AIG geen bijkomende informatie zou opleveren, heb ik dat onderzoek voorlopig niet gevraagd.

 

24.03  Siegfried Bracke (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Het is een duidelijk antwoord in die zin dat er behoorlijk wat informatie in zit.

 

Wat bij mij blijft hangen, is de principiële openbaarheid. Het is vanzelfsprekend dat er een aantal uitzonderingen zijn, maar ik zie die hier niet van toepassing. Wij zullen zien wat er later in dit geval gebeurt.

 

Ik meende mij nochtans te herinneren dat u zelf een onderzoek had aangekondigd over wat er precies was gebeurd, maar ik begrijp uit uw antwoord dat u dat onderzoek hebt stopgezet omdat de stad Gent zelf met een onderzoek bezig is.

 

Ik zal hierover in de toekomst nog vragen stellen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

25  Question de M. Olivier Maingain à la ministre de l'Intérieur sur "l'absence de coordination entre les polices lors des incidents dans les métros bruxellois" (n° 6375)

25 Vraag van de heer Olivier Maingain aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het gebrek aan coördinatie tussen de politiediensten bij incidenten in de Brusselse metro" (nr. 6375)

 

25.01  Olivier Maingain (MR): Monsieur le président, madame la ministre, depuis l'incident qui s'est produit début janvier dans le métro bruxellois – une pierre avait été lancée dans le pare-brise d'une rame –, l'année 2011 a été émaillée de nombreux incidents sur les lignes du métro bruxellois.

 

Pour ne prendre que les plus récents, le 20 septembre dernier, intervenant dans une rixe opposant deux individus, deux policiers se sont retrouvés être la cible de plusieurs dizaines d'individus. Malheureusement, aucun des individus n'a pu être appréhendé. Deux jours plus tard, le trafic des métros fut perturbé à Bruxelles suite à la découverte sur les voies d'une personne heurtée par un métro.

 

Confrontées à ces incidents, les autorités locales bruxelloises se plaignent de l'absence de collaboration entre la police fédérale et la police locale concernant la poursuite des auteurs de ces infractions. La police fédérale des Chemins de fer de Bruxelles opère en effet dans les zones de métro et prémétro, le chemin de fer de l'arrondissement de Bruxelles-Hal-Vilvorde et le contrôle frontière du terminal Eurostar, tandis que la police locale opère en surface.

 

Si la plate-forme "Sécurité intégrale dans les transports en commun" permet de réunir mensuellement, sous la présidence du directeur coordinateur de la police fédérale, les différents opérateurs des transports publics, les polices fédérale et locales ainsi que le parquet afin d'échanger des informations judiciaires et administratives, il semble qu'il existe des lacunes en termes de collaboration des services. Ainsi, il me revient que suite à une agression ayant eu lieu en août dernier, la police fédérale n'a pris contact ni avec le bourgmestre de la commune concernée ni avec la police locale.

 

Par ailleurs, les images enregistrées par les caméras de surveillance ne sont transmises par la police fédérale au niveau local que moyennant une procédure lente, de minimum 48 heures. Or, la consultation rapide de ces images pour les confronter à celles prises en extérieur faciliterait grandement le travail de la police dans la poursuite des infractions.

 

En mai dernier, interrogée en commission de l'Intérieur du Sénat sur la problématique de l'échange d'informations des images des caméras de surveillance, vous aviez répondu qu'une concertation était en cours en vue d'améliorer les protocoles entre la police locale, la police fédérale, la SNCB et les autres organismes de transport en commun.

 

En conséquence, madame la ministre, pouvez-vous me communiquer les mesures envisagées en vue d'améliorer la coopération entre la police fédérale opérant dans les métros bruxellois et la police locale? Pouvez-vous m'informer de l'état d'avancement de la concertation relative à la communication aux polices locales des images des caméras vidéos placées dans les stations de métro et sur l'ensemble du réseau géré par les sociétés de transport en commun?

 

Président: Siegfried Bracke.

Voorzitter: Siegfried Bracke.

 

25.02  Annemie Turtelboom, ministre: Cher collègue, la police fédérale opérant dans les métros et les zones de police locale coopèrent lors d'événements spécifiques ou d'actions planifiées. À la fin de chaque journée, ces polices se font rapport de tous les incidents ayant eu lieu le jour même. Pour assurer cette collaboration de manière optimale, des concertations ont également lieu.

 

Une fois par mois se tient une concertation opérationnelle, menée par le dirco. Une concertation politique est menée trimestriellement par le gouverneur, et bientôt par le ministre-président. Participent à ces concertations: la police fédérale, les six zones de police locale, le parquet et les sociétés de transport: la STIB, la SNCB, les TEC et De Lijn.

 

La police des Chemins de fer dispose d'un centre de dispatching d'où sont envoyées les différentes équipes de la police fédérale des Chemins de fer. Elles ont directement accès aux images de la STIB à partir de ce centre. Pour toute exploitation ultérieure, dans le cadre d'une enquête judiciaire, les images sont conservées pendant 8 à 15 jours. Elles sont exploitables sur la base d'un réquisitoire adressé à la STIB. La STIB est la gestionnaire légale de ces images.

 

Comme vous le savez, je suis également en faveur d'un accès à ces images par la police locale. Ceci pourrait débloquer les discussions difficiles comme celles qui ont eu lieu entre les zones de police locale et la STIB. Un tel projet a débuté dans la zone de Bruxelles-Midi.

 

25.03  Olivier Maingain (MR): Madame la ministre, vous dites qu'un projet a débuté au sein de la zone de police de Bruxelles-Midi. Il est vrai que les incidents tant dans la station de métro que dans la gare de Bruxelles-Midi sont fréquents et deviennent vraiment préoccupants. J'attire notamment l'attention sur les vols dans les trains. Je ne parle donc pas ici des stations de métro. Ces vols atteignent un tel degré de fréquence que la police fédérale, qui a un bureau dans la gare de Bruxelles-Midi, n'arrive même plus à enregistrer les plaintes et renvoie vers les polices zonales. De telles plaintes arrivent quasiment quotidiennement. Il s'agit de vols multiples. Visiblement, des bandes organisées sévissent dans cette gare.

 

Je souhaite en savoir davantage sur cette collaboration et sur le délai dans lequel elle peut aboutir. En effet, souvent on annonce, et ensuite…

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

26 Question de M. Olivier Maingain à la ministre de l'Intérieur sur "la mise en place du projet CoPPRa" (n° 6022)

26 Vraag van de heer Olivier Maingain aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de uitvoering van het CoPPRa-project" (nr. 6022)

 

26.01  Olivier Maingain (MR): Madame la ministre, dans le cadre de la présidence de l'Union européenne, la Belgique a développé avec une dizaine d'autres pays européens le projet CoPPRa (Community policing and prevention of radicalisation), qui vise à lutter contre la radicalisation violente et qui impose un certain nombre de missions aux services de police zonale.

 

Plus précisément, à l'occasion d'une réponse à une question écrite sur ce sujet, vous aviez mentionné que l'objectif de la présidence belge à l'égard de ce projet, cofinancé par la Commission européenne, était de diffuser auprès des policiers des zones locales un manuel leur permettant de reconnaître les premiers signes de radicalisation ainsi que de prévoir des formations ad hoc sur ce sujet.

 

Pourriez-vous me préciser l'état d'avancement du projet CoPPRa dans notre pays? Pourriez-vous me dire si des concertations ont eu lieu ou sont prévues avec les autres niveaux de pouvoir concernés par les politiques locales en matière de prévention? Pourriez-vous me communiquer si des échanges d'expériences au niveau européen ont pu déjà avoir lieu à ce sujet?

 

26.02  Annemie Turtelboom, ministre: Cher collègue, une formation Train the trainers a été organisée au niveau du Benelux au mois d'avril de cette année. Une quarantaine de formateurs belges, luxembourgeois et néerlandais ont suivi ce cours leur permettant d'enseigner eux-mêmes le programme CoPPRa. Les formations CoPPRa données dans les académies de police belges aux policiers de terrain devraient commencer au mois de novembre de cette année.

 

Le deuxième projet du programme CoPPRa, qui comprend l'extension des formations au niveau européen et la mise à jour des outils d'enseignement, débute au mois d'octobre 2011. Le programme CoPPRa s'adressant uniquement aux policiers, aucune concertation avec les autorités locales belges n'est pas nécessaire. Par contre, le programme entrant dans la philosophie de la police de proximité, il appartiendra aux policiers formés de collaborer avec ces mêmes autorités en matière de prévention dans leur pratique policière quotidienne.

 

Lors de la première formation CoPPRa Train the trainers, organisée au mois d'avril 2011 au niveau du Benelux, tant les formateurs que les futurs formateurs provenant des trois pays ont pu partager leurs expériences. De plus, le chef de projet du programme CoPPRa et son adjoint, deux policiers belges, participent à un programme d'échange du CEPOL (Collège européen de police) et recueillent au Royaume-Uni les meilleures pratiques mises en place par les services de police britanniques, pionniers en matière de prévention de la radicalisation.

 

S'agissant d'un projet européen, il est évident que le groupe d'experts ayant mis en place le projet et continuant de le faire évoluer est un groupe international, composé de spécialistes en matière de radicalisme, de terrorisme et de community policing.

 

26.03  Olivier Maingain (MR): Je remercie Mme la ministre pour sa réponse très complète.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

27 Samengevoegde vragen van

- de heer Steven Vandeput aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de toestand in de politiezone HaZoDi" (nr. 6482)

- de heer Koenraad Degroote aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de politiezone HaZoDi" (nr. 6484)

- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de wantoestanden in de politiezone HaZoDi" (nr. 6488)

- de heer Servais Verherstraeten aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de zaak van graaicultuur bij de politiezone HaZoDi" (nr. 6510)

27 Questions jointes de

- M. Steven Vandeput à la ministre de l'Intérieur sur "la situation dans la zone de police HaZoDi" (n° 6482)

- M. Koenraad Degroote à la ministre de l'Intérieur sur "la zone de police HaZoDi" (n° 6484)

- Mme Annick Ponthier à la ministre de l'Intérieur sur "les dysfonctionnements au sein de la zone de police HaZoDi" (n° 6488)

- M. Servais Verherstraeten à la ministre de l'Intérieur sur "l'affaire de la culture du profit personnel au sein de la zone de police HaZoDi" (n° 6510)

 

27.01  Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag handelt over de politiezone Hasselt-Zonhoven-Diepenbeek, HaZoDi, waarover wij op 22 juni 2011 al eens van gedachten hebben gewisseld. Ik zou graag een aantal elementen uit het verslag van die gedachtewisseling aanhalen.

 

Ik ondervroeg u toen over een intern onderzoek naar de werkomstandigheden binnen de politiezone HaZoDi. Daaruit bleek dat 36 % van de mensen in het korps te maken had met pesterijen en dergelijke. U zei toen dat het onderzoek was besteld, “maar ik zie dat de lokale overheid daar de handen uit de mouwen gaat steken”. Ik heb toen gerepliceerd dat de enige handen die uit de mouwen werden gestoken die van de communicatie waren, dat er vooral werd gefocust op de boodschappers en absoluut niet op de boodschap. Er ging niks gebeuren. Ik heb u op dat ogenblik opgeroepen om te doen wat u kon doen. Toen al en ook vandaag is het duidelijk dat het grote probleem, zoals aangehaald in de Panorama-uitzending van 6 oktober 2011, niet intern in Hasselt zal worden opgelost. Ik heb u toen gevraagd om een inspectie te sturen die zou doen wat nodig is om een en ander te verhelderen, om de geruchten te bevestigen of te ontkrachten.

 

Vorige week zagen we een hallucinante reportage van Panorama over Hasselt, waarin verschillende aspecten van mijn vraag van 22 juni 2011 aan bod kwamen. Er werden mensonterende situaties getoond aan het publiek. Dat neigt toch tot nieuwe vragen, enerzijds in opvolging van wat ik op 22 juni heb aangebracht en, anderzijds, ook met het oog op de toekomst.

 

Mijn vragen zijn betrekkelijk kort, mevrouw de minister.

 

Was de minister op de hoogte? U was op de hoogte. Dat is duidelijk. Dat hebt u de vorige keer al gezegd.

 

Hebt u sinds mijn vorige vraag acties ondernomen?

 

Het is vijf na twaalf in deze kwestie. Hebt u het voornemen om de acties te ondernemen die u als voogdijminister kunt nemen in een politiezone van meer dan 300 mensen, waarvan 99 % zijn werk goed doet?

 

27.02  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb een vraag in dezelfde lijn. Ik heb in dezelfde periode als collega Vandeput een vraag aan u gesteld over dezelfde problematiek in die politiezone. Mijn vraag ging niet over het personeelsaspect, dat er uiteraard verband mee houdt, maar specifiek over de onrechtmatig uitbetaalde vergoedingen. Toen heb ik een beetje een ontwijkend antwoord gekregen. U zei onder andere dat u niet bevoegd was. Toch heeft die uitzending een en ander teweeggebracht. Intussen hadden wij ook een brief geschreven aan de verschillende leden van de politieraad om duidelijkheid te krijgen over die onterecht uitbetaalde vergoedingen. Tot nu toe hebben wij echter van geen enkele instantie een officieel, inhoudelijk antwoord gekregen. Men heeft ons alleen geantwoord: u hoort nog van ons of men is met iets bezig. Inhoudelijk hebben wij in feite echter geen antwoord gekregen. Wij moeten ons baseren op wat de media hebben kunnen uitbrengen. Dat is in feite niet de normale manier van werken.

 

Ik heb na die uitzending dan ook onmiddellijk een bijeenroeping gevraagd van de parlementaire begeleidingscommissie. Men zou daarmee bezig zijn. Ik verheug mij daarover en hoop dat het spoedig in orde zal komen.

 

Intussen heb ik echter een aantal vragen, want die problematiek kan niet blijven woekeren. Wat houdt uw ambt tegen om in die zone HaZoDi een voorlegging te vragen van de boekhoudkundige stukken die betrekking hebben op de uitbetaling van vergoedingen aan leden van het politiecollege en aan de korpsleiding? Als u opnieuw zegt dat u daarvoor niet bevoegd bent, dan is mijn vraag wie daar dan wel voor bevoegd is. Kan uw ambt er daar niet op aandringen dat dit toch zou gebeuren?

 

De leden van het politiecollege beschuldigen elkaar. Ze zeggen dat ze niet de enigen zijn die deze vergoedingen gekregen hebben. De verdenkingen gaan in de richting van de vroegere burgemeester van Zonhoven en de vroegere burgemeester van Hasselt, momenteel gouverneur van Limburg. Wordt het geen tijd dat die mensen gevraagd wordt wat daarvan aan is? Aan de hand van die boekhoudkundige stukken kan er volledige duidelijkheid en transparantie worden geschapen.

 

Zou het niet politiek correct zijn om erop aan te dringen dat de omvang van die vergoedingen, zowel aan de korpschef als aan die leden van het college, moet vaststaan en dat ze terugbetaald moeten worden? Het gerucht doet ook de ronde dat er al bepaalde bedragen terugbetaald zouden zijn. Ik weet niet of uw ambt daar kennis van heeft? Welke stappen zult u nemen?

 

27.03  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag gaat ook over de veelbesproken Panorama-uitzending van vorige week donderdag. Het was een schokkend verhaal, en wel om allerlei redenen. Eerst waren er de onbegrijpelijke misbruiken op financieel vlak door de oversten binnen het korps, niet op zijn minst door de voormalige korpschef. Het was eveneens een schokkend verhaal omdat de personen die allerhande misbruiken aan het licht wilden brengen en bekendmaken, van de slachtofferrol in de daderrol werden geduwd. De gevolgen hiervan voor de betrokkenen zijn zeer erg. Daarover zult u het ongetwijfeld met mij eens zijn.

 

Voor de Vlaams Belangfractie is dit geen nieuw verhaal. Het beeld dat in de berichtgeving wordt opgehangen, als zou er in dezen weinig of geen oppositie zijn, klopt dus geenszins. Het Vlaams Belang kaart deze wantoestanden in de zone HaZoDi reeds jaren aan, in de gemeenteraad van Hasselt, in de politieraad en hier in dit Huis.

 

Ik herinner u aan mijn mondelinge vraag aan u in het najaar van 2010 over het verdwijnen of, zoals u het toen stelde, het afschermen van een klacht ten aanzien van een hooggeplaatste persoon in Limburg – zijn naam is net gevallen –, uit de databank van de politie van Hasselt. Ook bij dat manoeuvre lagen de problemen binnen het politiekorps van de zone HaZoDi aan de grondslag. Ook hier bleek trouwens – maar dit terzijde – de procureur van Hasselt, die zich ook in deze zaak van zijn mooiste kant heeft laten zien, een vaak genoemde hoofdrolspeler. De feiten die nu ook via de uitzending aan de buitenwereld werden bekendgemaakt, roepen een aantal vragen op.

 

Ten eerste, kunt u toelichting geven bij de wantoestanden die er in het verleden heersten? Ik heb het voornamelijk over de onrechtmatig ontvangen vergoedingen en dergelijke. Zijn die momenteel verholpen? Kunt u daarover meer vertellen?

 

Ten tweede, wat is de stand van zaken van het dossier bij het Comité P? Het blijkt immers dat een en ander op de lange baan wordt geschoven, al dan niet gepusht door bepaalde personen die bij de zaak betrokken zijn.

 

Ten derde, welke acties zult u in de toekomst nemen opdat zulke wantoestanden in de toekomst kunnen worden vermeden?

 

27.04  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, voor de goede orde wil ik de collega’s zeggen dat de voorzitter woensdag in de Conferentie van voorzitters de belofte heeft gedaan om volgende week een bijeenkomst van de begeleidingscommissie te organiseren.

 

Ik zal niet ingaan op de pijnlijke feiten, mevrouw de minister. Ik wil enkel een aantal zeer concrete vragen stellen.

 

Vanaf wanneer was u op de hoogte van deze feiten? Heeft er inderdaad een onderzoek plaatsgevonden binnen AIG? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?

 

Wat mij vooral heeft gefrappeerd, naast de zeer pijnlijke feiten in de omgeving van Hasselt, was het commentaar in politiemilieus dat men blij was dat zulke reportages niet werden gemaakt over andere zones. Dat verontrust mij uiteraard nog meer. Heeft er, nadat u kennis kreeg van de feiten, een algemeen onderzoek plaatsgevonden in alle zones?

 

27.05 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, alle klachten die ik in het verleden over zaken met betrekking tot de politiezone HaZoDi heb ontvangen, heb ik systematisch en onmiddellijk aan het Comité P bezorgd.

 

Dat was logisch, aangezien het Comité P met een onderzoek was gestart. Het leek mij dan ook niet meer dan normaal dat ik de onderzoeksactiviteiten niet zou verspreiden over het Comité P en de Algemene Inspectie. Waarom? De Algemene Inspectie is een onafhankelijke organisatie binnen de politie. Het Comité P is een democratisch orgaan in de schoot van het Parlement dat onder de controle van Parlementsleden analyses kan maken.

 

Net als u wacht ik al lang op het resultaat van het onderzoek. Hopelijk kan de parlementaire onderzoekscommissie waarnaar de heer Verherstraeten verwees, daarover meer informatie geven, ook over wie al dan niet al zou hebben terugbetaald.

 

Wat de zitpenningen van het politiecollege betreft, herhaal ik dat het wettelijk niet kan en dat er dus geen zitpenningen mogen worden uitgekeerd, zoals ik hier in de voorbije maanden al meermaals op parlementaire vragen heb geantwoord.

 

Het beheer en de werking van de lokale politie en dus ook het toezicht daarop is de verantwoordelijkheid van de korpschef en van de burgemeester.

 

Wij hebben elf jaar geleden gekozen voor een politie op twee niveaus, een lokale politie met steun van de federale politie. Dat betekent ook dat de lokale overheden – de burgemeester en de korpschef, maar ook het politiecollege en de politieraad – de werking van de politiediensten moeten controleren. De wet is daarover heel duidelijk.

 

Slechts in uitzonderlijke budgettaire kwesties beschik ik over een dwangtoezicht. Ik stel met tevredenheid vast dat nu tot de lokale overheden is doorgedrongen dat dit dossier heel hard, heel streng en tot op het bot moet worden uitgezocht.

 

Van mijn kant mag u het volgende verwachten. Zodra ik het rapport van het Comité P heb ontvangen, zal ik nagaan welke tuchtmaatregelen ik moet nemen met betrekking tot de hoofdcommissarissen die betrokken zouden kunnen zijn. Dit is in mijn hoedanigheid van hogere tuchtoverheid, dat niet bij een lokaal bestuur ligt, maar bij de minister van Binnenlandse Zaken.

 

De onrechtmatige toekenning van toelagen en vergoedingen kan een vergissing zijn, maar evenzeer een uiting van een frauduleus mechanisme. Ik zal elk geval aandachtig analyseren, maar ik wil en kan uiteraard niet vooruitlopen op de strafmaat. Dat zal afhangen van het onderzoek dat dit Parlement zal doen via het Comité P.

 

Zo kom ik tot de toepassing van het statuut en het statuut zelf. Wat de toepassing betreft, heb ik steeds gepleit voor een meer nauwlettend toezicht op de verantwoording voor de uitgevoerde prestaties. Beantwoorden deze uitgevoerde prestaties aan de operationele noodzaak? Is dit efficiënt? Hoe is de verdeling ervan onder de verschillende personeelsleden?

 

Ik denk dat na de toestanden in Gent begin dit jaar de bewustwording is beginnen te groeien en veel korpschefs hebben er nu extra aandacht voor. Dit is een bijzonder punt van evaluatie bij hun mandaatuitoefening en bij de evaluatie op het einde van hun mandaat.

 

Wat het statuut op zich betreft, is het duidelijk dat wij met de toelagen en vergoedingen moeten kunnen doen wat wij in 2001 met succes hebben gedaan met betrekking tot de barema’s. Wij moeten de toelagen en de vergoedingen beperken in de tijd. Het geheel moet transparant, eenvoudiger en dus ook gemakkelijker controleerbaar zijn. Dat zou op zich al een administratieve vereenvoudiging zijn. Het zou een pak duidelijker zijn en het zou wantoestanden kunnen vermijden.

 

Dat is ook de reden waarom ik op een bepaald ogenblik het debat over de functionele verloning heb gestart. Ik heb het hierover al meermaals gehad in het Parlement. Ik zal het in ieder geval op de tafel van de onderhandelaars leggen, want het is heel belangrijk dat men kan evolueren naar de functionele verloning.

 

Toch wil ik erop wijzen dat ik vergoedingen voor weekend- en nachturen niet in vraag stel. Andere toelagen en vergoedingen moeten wel worden herbekeken. Het gaat om een fundamenteel debat over het geldelijk statuut, waarvoor onderhandelingen met de politievakbonden nodig zijn. Dat kan ik jammer genoeg niet doen in lopende zaken. Precies daarom zal ik het werkstuk over de functionele verloning, dat al een tijdje klaar is, op de tafel van de onderhandelaars leggen, zodat dat debat snel kan worden beslecht.

 

27.06  Steven Vandeput (N-VA): Mevrouw de minister, als ik uw antwoord goed ontleed, dan zegt u dat er vanalles aan de hand is. Het ligt bij het Comité P en u wenst de dossiers niet uiteen te trekken, want dan zouden er misschien twee verschillende of gelijklopende onderzoeken plaatsvinden en dat zou het misschien moeilijker maken.

 

Vorige keer heb ik gevraagd om daar de Algemene Inspectie op af te sturen. U hebt toen gezegd dat dit niet nodig was. Vandaag zegt u eigenlijk opnieuw dat dit niet nodig is, want u wilt het Comité P afwachten. Indien nodig, zult u daarna tuchtmaatregelen nemen, wat wel normaal is.

 

27.07 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer Vandeput, sta me toe u even te onderbreken.

 

Wie de politie goed kent, weet dat er een Comité P is in een democratisch verkozen parlement, dat een controle voert op de uitvoerende macht.

 

Op een bepaald moment, ook op vraag van Parlementsleden, is er een taakverdeling gekomen tussen wat de Algemene Inspectie doet en wat het Comité P doet.

 

In voorliggend geval is het logisch dat het Comité P zijn werk doet. Ik begrijp dat het misschien vervelend is voor alle Parlementsleden, hier aanwezig in de zaal, die deel uitmaken van het begeleidingscomité van het Comité P, maar dit is echt een taak die bij het Comité P thuishoort.

 

Ik aarzel niet om dat dossier aan de Algemene Inspectie, het AIG, te geven. Ik vind het een kwestie van transparantie. Vooral wil ik echter het onderzoek laten uitvoeren door het orgaan dat daarin het meest objectief en neutraal kan zijn.

 

27.08  Steven Vandeput (N-VA): Mevrouw de minister, ik kan met u akkoord gaan als u stelt dat het Comité P zijn werk moet doen.

 

In voorliggend geval hebben we echter twee zaken opgemerkt.

 

Ten eerste, het Comité P heeft meer dan twee jaar nodig om tot een aantal besluiten te komen.

 

Ten tweede, het Comité P heeft een uitspraak gedaan over een absoluut bewezen fraudezaak. Die zaak wordt echter niet vervolgd, maar geseponeerd. Dat is niet uw verhaal, maar een verhaal van Justitie.

 

Het gaat voor mij in dezen over het volgende. Het Comité P reageert op klachten. In juni reeds en ook vandaag breng ik u een aantal zaken aan waarbij er vermoedens zijn. Panorama heeft het aangetoond en zelfs de burgemeester zegt dat het een groot en complex probleem is. De burgemeester zegt, op mijn vraag, in de media, dat ze een inspectie zal bestellen bij de Algemene Inspectie, want dan hebben wij zekerheid. Elke steen moet worden omgekeerd.

 

Ik lees het communiqué van de burgemeester, die bevoegd is volgens u voor het verhaal van dit weekend. Ik lees vanalles, vooral met betrekking tot communicatie, ook over vervolgingen die ze instelt of klachten die zij indient over de zaken, en alleen de zaken die aan bod gekomen zijn in de uitzending van Panorama.

 

Mevrouw de minister, wij gaan ons beperken tot hetgeen ondertussen halvelings bewezen is, of wat geacht wordt bewezen te zijn, wat ik vandaag niet zeg dat het verhaal is.

 

Toch zou er een volledige doorlichting moeten komen van het verhaal in Hasselt. Het Comité P zal die doorlichting niet doen, voor mij is dat de Algemene Inspectie. U hebt mij op 22 juni gezegd dat, als op een bepaald ogenblik blijkt dat de problemen blijven aanslepen, er nog extra stappen mogelijk zijn vanuit andere onderzoeksinstellingen.

 

Ik zeg u vandaag dat wat de burgemeester voorlegt aan haar burgers met betrekking tot de poliltiezone HaZoDi, onvoldoende is en ik vraag u opnieuw, mevrouw de minister, als voogdijminister, om meer actie te ondernemen. Ik zie graag actie van u tegemoet in de toekomst.

 

27.09  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, ik sluit mij in grote lijnen aan bij collega Vandeput. Specifiek wat mijn vraag naar de vergoedingen betreft, en de stukken daaromtrent, heb ik andermaal niet het minste antwoord gekregen. Ik ben onthutst. De wereld staat op zijn kop. U zegt dat het toezicht inzake die onrechtmatige vergoedingen de korpschef en de burgemeester toebehoort. Dus zijn het net de personen die de onrechtmatige vergoedingen krijgen, die toezicht op zichzelf moeten uitoefenen? Hoe kunt u dan klaarheid en eerlijkheid verwachten? Dat is totaal onmogelijk als er geen externe controles worden uitgevoerd.

 

Sinds 2009 werden al die documenten aangetekend opgestuurd, zowel naar uw diensten als naar de minister van Justitie. Van daar werden ze doorgestuurd naar het Comité P. Wij stellen vast dat er niets mee is gebeurd. Volgens bepaalde bronnen mocht men er niets mee doen. Dat laat ik nog in het midden. Ik geef iedereen het voordeel van de twijfel. Dat zou pas heel erg zijn. We kunnen maar vaststellen dat er gedurende twee jaar niets met die dossiers is gedaan. Ik twijfel niet aan de democratie. Ik twijfel niet aan bepaalde procedures. Het mag niet zo zijn dat die procedures ertoe leiden dat alles naar de Griekse kalender wordt verschoven.

 

Wij vragen enkel dat een aantal stukken wordt voorgelegd. Het neemt amper vier uur in beslag. Zo kan men bewijzen welke personen in welke jaren onrechtmatige vergoedingen hebben ontvangen. De omvang kan worden bewezen en de terugbetaling kan worden gevraagd. Het is een aantal uren werk. U kunt dat met uw autoriteit als minister van Binnenlandse Zaken steunen met een gewone brief waarin u zich aansluit bij die terechte vraag om klaarheid. Dat zou al heel wat zijn. Meer vragen wij niet. Zelfs dat krijgen we niet.

 

Er is hoop. De burgemeester van Hasselt ziet ook in dat ze fout was en kondigt maatregelen aan. Misschien kunt u helpen door zo’n brief te schrijven.

 

27.10  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

U zegt dat het logisch was dat u de klachten direct doorspeelde naar het Comité P. Niemand hier ontkent dat. U hebt eind vorig jaar op mijn vraag geantwoord dat u dat onmiddellijk deed.

 

Het probleem ligt niet bij u, maar bij het Comité P, waar toch een en ander aan de hand is, als wij horen dat onderzoeken niet of niet volledig mogen of worden uitgevoerd. Dat roept vragen op die inderdaad door de parlementaire begeleidingscommissie moeten worden opgevolgd.

 

Wij betreuren dat het fundamenteel debat hier nog niet kan plaatsvinden. Dat zal in de toekomst hopelijk wel kunnen, zodat de zaken in verband met de onrechtmatig uitbetaalde vergoedingen en al wat daarmee gepaard gaat, grondig worden uitgeklaard en opgelost.

 

Wij betreuren verder ook dat er op dit moment nog geen sancties worden bekendgemaakt in verband met die onrechtmatig uitgekeerde vergoedingen. Er werden al heel beperkte maatregelen genomen door de burgemeester van Hasselt en door uzelf, maar bij de publieke opinie komt het allemaal een beetje over als too little too late.

 

Net als collega Degroote hopen wij op een betere toekomst, ook wat de politiezone HaZoDi betreft en bij uitbreiding alle andere politiezones, want ik denk dat ook daar het onderzoek verder moet worden gevoerd.

 

Het lijkt allemaal nog maar het tipje van de ijsberg, en wij moeten dus geen tandje maar een heel grote tand bijsteken. Wij vragen dan ook dat u als voogdijminister alles uit de kast haalt om druk uit te oefenen waar nodig in de diverse organen wat deze wantoestanden betreft en hopen dat het niet bij loze woorden zal blijven.

 

27.11  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, van mij een iets ander geluid. Ik hoop dat de juridische afhandeling snel zal gebeuren en dat die saga op juridisch vlak kan worden afgehandeld. Wat de individuele dossiers uit de zone HaZoDi betreft, denk ik dat het Comité P het aangewezen orgaan is. Of zij dit al dan niet voldoende accuraat, voldoende snel en met voldoende assertiviteit hebben gedaan, zullen wij beoordelen eens wij als leden van de begeleidingscommissie het dossier onder ogen hebben gekregen. Op dat moment zullen wij een oordeel vellen.

 

Ik deel niet volledig uw mening om het AIG – die ik ook als neutraal beschouw – buitenspel te zetten. Het gaat daarbij niet over de concrete elementen uit het dossier-HaZoDi. Ik vind niet dat twee inspectiediensten tegelijkertijd met een dossier bezig horen te zijn. Ik volg u in die mening. De problematiek is mogelijkerwijze algemeen en de algemene audit over de vraag of bepaalde vergoedingen al dan niet correct en toepasbaar worden aangewend in zones, of er correct wordt betaald en of er al dan niet te veel wordt toegekend, had volgens mij in handen van de AIG kunnen worden gegeven.

 

Voor het overige zit ik op uw lijn. Ik denk dat in het raam van onderhandelingen het statuut en de vergoedingen in ogenschouw moeten worden genomen. Ik volg u als u zegt dat weekend- en nachtwerk hoe dan ook behoorlijk moet worden vergoed. Ik zou ook verder willen gaan dan de complexiteit en transparantie van de bijkomende vergoedingen. Ik denk dat wij aan een evaluatie toe zijn van het functioneren van politiecolleges en –raden, en van de vraag of ter zake al dan niet voldoende controle wordt uitgeoefend.

 

27.12 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, ik zou graag nog drie opmerkingen willen maken.

 

Ten eerste, democratische plichten moeten worden uitgevoerd op het niveau waar ze zich bevinden. Bij de lokale politie is er een politiecollege en een politieraad.

 

Ik constateer dat hier in de zaal mensen zijn die blijkbaar geen vertrouwen in die mensen hebben, in de controle die ze daarop kunnen uitoefenen. Men komt bij de minister van Binnenlandse Zaken vragen om essentiële documenten, waarvoor elk lid van een politiecollege en een politieraad het recht heeft om ze te hebben. Dat vind ik niet normaal.

 

Ten tweede, ik ben ongelooflijk geflatteerd dat u meer vertrouwen hebt in mijn diensten, het AIG, dan in de diensten waarvan jullie zelf deel uitmaken. Ik vind dat een bizarre redenering. Ik zou verwachten dat men kwaad is op de minister als die een onderzoek vraagt aan zijn eigen diensten en uw eigen diensten overruled, ook al maakt u daarvan deel uit en bent u eigenlijk niet weinig in aantal.

 

Ten derde, het belangrijkste debat dat wij moeten voeren, is het debat over de verloning, zodat men ervoor kan zorgen dat dit niet meer kan gebeuren.

 

Ik heb tot nu toe altijd gezegd, in het verleden in het Parlement, dat ik voor de functionele verloning en de administratieve vereenvoudiging ben, zodat men op die manier net wat er bij HaZoDi is misgelopen, kan voorkomen.

 

Dat is een wetgevend initiatief dat moet gebeuren. Dat is jammer genoeg moeilijk in een regering in lopende zaken, maar niets belet het Parlement om de zaken in handen te nemen.

 

27.13  Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer de voorzitter, omdat ik in het laatste woord van de minister word aangesproken, wil ik toch graag twee kleine reacties geven.

 

Ik ben het met de collega’s en de minister eens als zij zeggen dat er structureel iets moet gebeuren, misschien op wetgevend vlak, zodat gevallen zoals in HaZoDi zich niet meer kunnen voordoen.

 

Mevrouw de minister, ik ben zelf van Hasselt. Wij hebben geen zetel in de politieraad of het politiecollege. Wij hebben daarin totaal geen inbreng. Wij hebben u op 22 juni gesignaleerd dat er alleen werd gezegd dat de boodschappers moesten zwijgen.

 

27.14 Minister Annemie Turtelboom: Er is ook het Comité P. U zit verdomme in het Parlement waar een orgaan is dat onderzoek doet.

 

27.15  Steven Vandeput (N-VA): Mevrouw de minister, wij zitten in de begeleidingscommissie van het Comité P. Daar zijn verschillende keren vragen over deze dossiers gesteld. Het Comité P is het antwoord altijd schuldig gebleven.

 

27.16 Minister Annemie Turtelboom: U zegt dus eigenlijk dat u niet weegt in het orgaan waarvan u deel uitmaakt. Dat vind ik het statement van de dag.

 

27.17  Steven Vandeput (N-VA): Mevrouw de minister, u kunt begrijpen dat ons vertrouwen in het normale verloop van dit verhaal verdwijnt. Dat is mijn grote probleem. Er zijn meer zaken aan de hand in Hasselt dan wat vandaag is uitgekomen.

 

Daarom zeg ik dat het enige wat daaraan een oplossing kan bieden, een algemene inspectie is. Ik vraag u die al sinds juni en zal dat blijven vragen.

 

27.18  Koenraad Degroote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, wij willen dat die misbruiken aan het licht komen, dat man en paard worden genoemd en dat bedragen worden genoemd.

 

Wij hebben het gevraagd in het Comité P en in de politieraad. Wij hebben het in alle instanties gevraagd. Wij kunnen er toch niet aan doen dat wij geen antwoord krijgen? Het is toch normaal dat wij andere instanties daarvan in kennis stellen en om een beetje hulp vragen? Wij steken de hand uit en die wordt niet aangenomen. Dat is jammer.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

28 Vraag van de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de benoeming van een nieuwe commissaris-generaal" (nr. 6457)

28 Question de M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "la nomination d'un nouveau commissaire général" (n° 6457)

 

28.01  Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb een paar vragen met betrekking tot de kandidaten die geschikt zijn bevonden voor het ambt van commissaris-generaal.

 

Welke kandidaten werden geschikt bevonden en in welke volgorde?

 

Wat is de timing en verdere afhandeling van de procedure?

 

Wordt er gewacht tot het aantreden van een nieuwe regering alvorens effectief over te gaan tot een benoeming?

 

Acht u het wettelijk en politiek mogelijk dat iemand tot commissaris-generaal wordt benoemd, niettegenstaande betrokkene gevat is door gerechtelijke onderzoeken? Ik weet ook niet welke regel hier ter zake geldt en met welke beperkingen u rekening moet houden.

 

Via de media konden we vernemen dat tegen de heer Koekelberg een onderzoek loopt inzake een vermeende poging tot verkrachting. Spijtig genoeg werd dat breed uitgesmeerd, maar lopen er nog andere onderzoeken waarin deze of andere geselecteerde kandidaten betrokken zijn? Zo ja, welke implicaties heeft dat?

 

Wat is de timing voor de procedure voor de andere benoemingen aan de politietop, gelet op de huidige en toekomstige vacatures? Ik denk dan aan de opvolging van de heer Van Thielen en aan de AIG.

 

28.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, luidens het communiqué van de selectiecommissie werden de volgende kandidaten in deze volgorde geschikt bevonden: Catherine De Bolle, Olivier Libois, Jaak Raes en, ex aequo, Marc Van Laere, Fernand Koekelberg en Wim Liekens. De procedure voor de aanstelling in het mandaat van commissaris-generaal van de federale politie is vastgelegd bij wet van 26 april 2002 en bij koninklijk besluit van 30 maart 2001.

 

De kandidaten die niet geschikt werden bevonden, hebben nog de mogelijkheid om bij de selectiecommissie een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen. Zij dienen dat te doen binnen de 15 dagen. Dan pas zal de selectiecommissie een definitieve beslissing nemen. Daarna moeten er nog drie adviezen ingewonnen worden, namelijk van de federale politieraad, het controleorgaan van de gegevensbanken en van de huidige commissaris-generaal.

 

Op basis van al die stukken doen de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie uiteindelijk een gezamenlijke voordracht van de meest geschikte kandidaat. Krachtens de vigerende regeling is een gerechtelijk onderzoek geen beletsel voor de aanwijzing van het mandaat. Ethisch gezien bemoeilijkt het natuurlijk de besluitvorming, omdat er nog geen duidelijkheid over de schuld bestaat. Wij moeten er evenwel op bedacht zijn dat het belangrijke principe van het vermoeden van onschuld niet verandert in een vermoeden van schuld.

 

Mocht een gerechtelijk onderzoek op termijn tot een veroordeling leiden, dan voorziet de regelgeving in elk geval in de mogelijkheid om het mandaat te beëindigen, hetzij via een tussentijdse evaluatie, hetzij via een tuchtprocedure. Ik ben niet op de hoogte van eventuele andere onderzoeken ten laste van de geschikt bevonden kandidaten.

 

Zoals eerder al vermeld, is de procedure voor de aanstelling voor een mandaat bij de federale politie of als korpschef bij de lokale politie wettelijk en reglementair vastgelegd. De timing is geheel afhankelijk van de datum van beëindiging of hernieuwing van het lopende mandaat. Er is voor de federale politie op dit ogenblik één zekerheid, namelijk dat het mandaat van directeur-generaal van de gerechtelijke politie vacant zal zijn vanaf 1 maart 2012. De heer Van Thielen heeft immers niet om de hernieuwing van zijn mandaat verzocht, hetgeen de twee andere directeurs-generaal wel deden.

 

Wat de Algemene Inspectie betreft, er moeten eerst nog statutaire besluiten worden getroffen vooraleer men een oproep tot kandidaten kan lanceren. Dat valt evenwel niet onder het begrip van lopende zaken.

 

28.03  Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb begrepen dat er geen andere onderzoeken lopen, buiten die van de vermeende poging tot verkrachting, waarin kandidaten betrokken zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 6501 van de heer Jadot is omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 6511 van mevrouw Dierick is uitgesteld.

 

29 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de vraag van 22 Vlaamse steden en gemeenten voor een opschorting van transporten met hoogradioactief afval" (nr. 6538)

- de heer Kristof Calvo aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de brief van 22 burgemeesters over nucleair transport" (nr. 6545)

29 Questions jointes de

- Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "la demande de 22 villes et communes flamandes concernant la suspension de transport de déchets hautement radioactifs" (n° 6538)

- M. Kristof Calvo à la ministre de l'Intérieur sur "la lettre de 22 bourgmestres au sujet du transport nucléaire" (n° 6545)

 

Mevrouw Dierick is niet aanwezig om haar vraag nr. 6538 te stellen. Haar vraag vervalt dus.

 

29.01  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het betreft hier een relatief populair thema. Ik heb de eer en het genoegen om u regelmatig over dergelijke kwesties te ondervragen.

 

Ik stel vast dat de problematiek van de nucleaire transporten niet alleen de Groen!-fractie en Greenpeace bezighoudt, maar ook steeds meer mensen die op lokaal niveau en in diverse politieke hoeken verantwoordelijkheid opnemen.

 

U hebt samen met mij mogen vernemen dat 22 burgemeesters van Vlaamse steden en gemeenten, die mogelijk op het traject liggen van het nucleair transport van hoogradioactief afval van Borssele naar La Hague, bezwaar maken. Tweeëntwintig van de eenendertig betrokken gemeenten maken bezwaar.

 

Het probleem is van een andere orde dan wanneer één burgemeester of één Parlementslid dat bezwaar maakt. Het bezwaar is een heel duidelijk signaal. Twee derde van de burgemeesters van steden en gemeenten die op de specifieke route liggen, protesteert. Zij hebben hun buik vol van de geheimhouding ter zake.

 

De oproep van de burgemeesters is constructief, niet demagogisch en duidelijk. Zij vragen, enerzijds, om inzage in de transitvergunningen te krijgen. Anderzijds vragen zij bij de organisatie van dergelijke transporten meer structureel te worden betrokken.

 

Mevrouw de minister, ik heb ondertussen ook de reactie van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle mogen lezen. Het toont bijzonder weinig empathie voor de betrokkenen die op lokaal niveau proberen de veiligheid en de communicatie te garanderen. Er is geen vuiltje aan de lucht.

 

U, in uw hoedanigheid van politieke verantwoordelijke – ook op het moment van eventuele problemen, die hopelijk nooit zullen voorkomen, maar die helaas niet uit te sluiten zijn –, moet toch iets meer empathie tonen voor de 22 betrokken burgemeesters, waaronder een aantal burgemeesters van uw eigen partij, en niet de minsten.

 

Ik ben trouwens blij dat de burgemeester van mijn stad de brief mee heeft ondertekend.

 

Ik hoop dat u vandaag een ander discours brengt dan in de persmededeling van het FANC.

 

Mevrouw de minister, ik heb zelf een concreet voorstel, dat aansluit bij de concrete suggesties van de burgemeesters. Er komen nog acht transporten. Ik meen dat het voor niemand goed is dat de polemiek telkens herhaald wordt. Mijn voorstel is een rondetafelconferentie te organiseren en de organisatie door te praten met de lokale besturen, met de NMBS, met de politie en met de veiligheidsautoriteiten.

 

Ik meen dat die suggestie past in een tijdperk waarin men transparantie en informatie hoog in het vaandel draagt.

 

Mevrouw de minister, wat is uw reactie, als politiek verantwoordelijke? U bent niet het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, u bent de minister van Binnenlandse Zaken. Wat is uw reactie op het schrijven?

 

Bent u bereid de reeks transporten minstens tijdelijk op te schorten, tot de burgemeesters inzage krijgen in de transitvergunningen?

 

Zal het FANC enig overleg organiseren, en in tegenstelling tot de persmededeling initiatieven nemen?

 

Acht u het wenselijk een rondetafelconferentie te organiseren? Er komen nog heel wat transporten. Ik meen dat het goed zou zijn dat initiatief te nemen.

 

De vraag is of die 22 burgemeesters allemaal aan profileringsdrang lijden, zoals geopperd werd naar aanleiding van het statement van een bepaalde burgemeester? Ik vind die vraag niet erg consequent. Het kan volgens mij niet dat al die burgemeesters aan profileringsdrang lijden. Ik meen dat zij oprecht verontwaardigd zijn en bezig zijn met veiligheid en informatie. Ik hoop dat u hun een luisterend oor zult bieden.

 

29.02 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb de brief van de VVSG goed ontvangen en de inhoud ervan met de betrokken diensten besproken.

 

Ik begrijp de bezorgdheid van de burgemeesters, maar – en ik spreek hier duidelijk als minister in functie, met mijn verantwoordelijkheid de wet na te leven – ik zou kort door de bocht gaan indien ik de doortocht van het transport zomaar zou verbieden. Dan zou ik de wet met voeten treden.

 

Ik start met te zeggen dat in ons land jaarlijks 40 000 nucleaire transporten plaatsvinden, en dat, voor de goede orde, 85 % van die transporten zogenaamde medische transporten zijn, waarbij onder andere radio-isotopen en restafval van kankerbehandelingen vervoerd wordt.

 

Alle transporten moeten beschikken over drie soorten vergunningen, die zijn opgesteld in overeenstemming met de geldende nationale en internationale wetgeving.

 

Dit zijn een vervoersvergunning voor het transport over het spoorwegnetwerk, het goedkeuringscertificaat voor het gebruikte model van collo en de transitvergunning die voldoet aan de Europese regelgeving. In het geval van het transport dat nu onder vuur ligt, werden deze vergunningen reeds vorig jaar door het FANC verleend. Men kan vergunningen niet zomaar terugdraaien.

 

België kan dit transport ook niet eenzijdig verbieden, zeker niet als aan alle vereisten, zowel op het vlak van veiligheid als op het vlak van beveiliging, is voldaan. Op die manier zouden wij het vrije verkeer van goederen binnen de Europese Unie in het gedrang brengen. Elk vervoer van radioactief afval of van bestraalde splijtstof maakt het voorwerp uit van een voorbereiding en coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten – Crisiscentrum, politie, FANC en NIRAS, als het gaat over radioactief afval – en de betrokken organisaties, zoals verzenders, vervoerders en ontvangers.

 

De betrokken provinciegouverneurs en de burgemeesters van de gemeenten die liggen langsheen de route worden kort vóór het transport geïnformeerd over de voorziene datum, het tijdstip en het traject. Bij de voorbereiding van de politiebegeleiding van deze transporten, die gebeurt door de federale politie in samenwerking met het Crisiscentrum, wordt de lokale overheid op de hoogte gebracht van de voorziene data, tijdstippen en het gevolgde traject. Ook via deze weg kunnen de burgemeesters worden geïnformeerd.

 

Omwille van beveiligingsredenen en redenen van openbare orde worden de data, de tijdstippen en de trajecten van deze transporten echter niet in al hun details bekendgemaakt.

 

Op uw vraag of ik al dan niet de betrokken burgemeesters inzage kan geven in de betrokken vergunningen, kan ik enkel herhalen wat ik reeds enkele maanden geleden hier in het Parlement heb geantwoord. De wetgever heeft op dit ogenblik de gemeentelijke overheid expliciet uitgesloten van enige verordenende bevoegdheid om maatregelen te nemen ter bescherming van de werknemers, de volksgezondheid of het leefmilieu tegen de gevaren van ioniserende stralingen, conform artikel 3 van de wet op het FANC. Bovendien wordt de informatie vanwege de veiligheid en om beveiligingsredenen beperkt in overeenstemming met artikel 2bis van de wet op het FANC en volgens het beginsel need to know. In een rechtsstaat is iedereen, en zeker ik als minister, gebonden aan het uitvoeren van de wet. Tot zolang die wet niet is aangepast in het Parlement, moet en kan ik niet anders dan die wet naleven.

 

Ik vind het echter wel belangrijk dat stakeholders omstandig worden geïnformeerd over de rules and responsabilities binnen de wettelijke mogelijkheden die ik vandaag heb.

 

Vandaar dat ik mijn betrokken diensten had gevraagd om bijkomende uitleg te geven, evenwel binnen het bestaande reglementair kader.

 

Inmiddels heeft het FANC in samenwerking met het Crisiscentrum en de federale politie een informatiedossier uitgewerkt. Dit werd op 7 september gepresenteerd tijdens de vergadering van de provinciegouverneurs op mijn kabinet. Naar aanleiding van deze presentatie werd beslist dat het FANC, het Crisiscentrum en de federale politie dezelfde presentaties per provincie zouden geven aan de betrokken burgemeesters.

 

Momenteel heeft er al een vergadering plaatsgevonden in de provincie Oost-Vlaanderen. Ik heb van de gouverneur vernomen dat dit initiatief door de aanwezige burgemeesters positief werd onthaald. Wat betreft de andere provincies is de kalender al ingevuld en zullen al deze sessies zijn voltooid tegen midden december.

 

Ik kan dit initiatief enkel maar aanbevelen en hopen dat alle burgemeesters tijd vrijmaken om deel te nemen aan deze informatiesessie. Bovendien is het informatiedossier ter beschikking van het publiek op de website van het FANC.

 

Er werd hierover op 22 september een persontmoeting georganiseerd door de betrokken diensten.

 

29.03  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreid en informatief antwoord.

 

Ik heb een aantal opmerkingen. Ten eerste, u zegt terecht dat er 40 000 transporten per jaar zijn, waarvan een groot deel voor medische doeleinden. Wat mij betreft, is dit een klein beetje ongelukkig als context omdat ook u weet dat dit een transport van een totaal andere orde is en helemaal niet van medische aard.

 

Ten tweede, u zegt dat de lokale besturen kort voor het transport worden geïnformeerd, conform de wetgevende bepalingen. Ik zal er de FANC-wet nog eens op nalezen. Ik begrijp dat zij geen initiatieven moeten nemen naar aanleiding van een dergelijk transport, maar conform het principe need to know zou er wel meer informatie naar de lokale besturen kunnen gaan.

 

Belemmert de huidige wetgeving die informatieverstrekking? Ik meen dat we dat dringend samen moeten bekijken.

 

Ten derde, het is intussen een beetje de gewoonte dat boodschappen en vragen of claims van de antinucleaire beweging of van groene fracties inzake nucleaire veiligheid in de wind worden geslagen. Ik meen echter dat we dit signaal echt serieus moeten nemen. De informatiesessie is een goede zaak. Ik hoop dat ook de lokale besturen hun verantwoordelijkheid zullen nemen en aanwezig zullen zijn. Ik hoop ook dat het meer dan een informatiesessie zal zijn, een echte rondetafel waar de lokale verantwoordelijken ook hun input kunnen geven over hoe we de wetgeving en de organisatie in de toekomst kunnen bijsturen. Dan denk ik dat de informatiesessie heel erg waardevol kan zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.54 uur.

La réunion publique de commission est levée à 17.54 heures.