Commission de la Justice

Commissie voor de Justitie

 

du

 

Mardi 4 octobre 2011

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 4 oktober 2011

 

Namiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.19 uur en voorgezeten door mevrouw Sarah Smeyers.

La séance est ouverte à 14.19 heures et présidée par Mme Sarah Smeyers.

 

01 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "het gebrek aan gespecialiseerde rechters in het hof van beroep te Brussel" (nr. 5877)

01 Question de Mme Sophie De Wit au ministre de la Justice sur "la pénurie de juges spécialisés à la cour d'appel de Bruxelles" (n° 5877)

 

01.01  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, bij speciale zaken durven rechtbanken zich al eens te specialiseren. Dat geldt ook voor beslissingen van de Raad voor de Mededinging en van marktregulatoren, zoals die voor energie, de CREG, die voor de post en de telecommunicatie, het BIPT, en de opvolger van de CFBA, de FSMA. Betwistingen ter zake worden uitsluitend behandeld door de achttiende kamer van het Brussels hof van beroep, met gespecialiseerde rechters.

 

Wanneer een arrest van het hof door het Hof van Cassatie wordt gecasseerd, moet het door een nieuwe, anders samengestelde kamer van het hof van beroep worden behandeld. Het probleem is dat er een tekort aan gespecialiseerde rechters is, zoals we onlangs hebben meegemaakt naar aanleiding van de zaak betreffende de overnameprijs voor Electrabel door GDF Suez.

 

Het hof van beroep stelt dat in 2008 aan de minister te hebben laten weten. Sedert 2008 is de minister dus op de hoogte van het probleem, maar al die tijd heeft hij geen actie ondernomen om het probleem definitief op te lossen en bleef men ermee zitten. De minister zou een plan hebben, maar het niet kunnen uitvoeren. De paraplu van lopende zaken wordt daarvoor opgestoken.

 

U voelt het aankomen. Als het hof van beroep zegt dat u dat al weet sinds 2008, klopt dat dan? Ik begrijp het argument van lopende zaken, maar dat is niet altijd zo geweest; u hebt een tijd wel volheid van bevoegdheid gehad en had wel kunnen optreden en in actie komen. Hebt u hierover gesprekken gevoerd met het hof van beroep? Zo ja, wat was het resultaat daarvan?

 

U zegt dat u een plan hebt. Het is misschien zinvol om ons uiteen te zetten wat dat plan zou kunnen zijn. Zult u dan ook, zoals u eerder deed, hangende de lopende zaken een brief sturen aan de commissie, zodat het Parlement kan meewerken aan een oplossing?

 

Hoe ziet u het dossier verder evolueren? Concreet zal die ene zaak moeten worden beslecht door een kamer met rechters die niet in de materie zijn gespecialiseerd. Misschien zullen er nog zo volgen. In het kader van onze rechtsstaat, voor de rechtszekerheid en een correcte behandeling van zaken – men moet toch weten waarover het gaat – is dat toch geen ideale situatie.

 

01.02 Minister Stefaan De Clerck: Ik meen dat de eerste voorzitter van het hof van beroep in 2008 nog geen eerste voorzitter was. Ik was toen ook nog geen minister.

 

In 2009 heb ik kennisgenomen van die problemen en ik heb er ook aan gewerkt, maar omdat de regering in lopende zaken is, is het dossier niet afgerond. Ik kom er wel op terug, omdat ik ervan overtuigd ben dat bij het hof van beroep een meer gespecialiseerde en beter uitgebouwde afdeling moet worden gecreëerd die dat soort dossiers behandelt. Met die dossiers zijn enorme belangen gemoeid, die een doorgedreven professionalisering en specialisering absoluut wettigen. Het gaat hier onder andere over zaken van mededinging en over de marktregulatoren.

 

Wij hebben een plan uitgewerkt dat in verschillende maatregelen voorziet. Een eerste maatregel is dat de zaken die bedoeld worden in de artikels 605bis, 605ter en 605quater van het Gerechtelijk Wetboek, overgezonden worden aan het parket-generaal, dat een met redenen omkleed gedetailleerd advies uitbrengt, zodat de raadsheren met volle kennis van zaken een arrest kunnen uitspreken.

 

Een tweede maatregel voorziet erin dat het parket-generaal kan worden gesteund door de personeelsleden van de verschillende sectorregulatoren, zoals de CREG, het BIPT, de FSMA, de dienst Regulering van het Spoorwegvervoer en bpost, alsook van de Raad voor de Mededinging en de verschillende FOD’s waaronder de sectorregulatoren ressorteren. De tweede maatregel bepaalt dat de minister van Justitie die instellingen kan vragen personeelsleden tijdelijk ter beschikking te stellen van het parket-generaal.

 

Een derde maatregel betreft de noodzakelijke personeelsversterking van het hof van beroep. Door de personeelsformatie van het hof van beroep te Brussel uit te breiden met 3 raadsheren en een griffier kan een bijkomende gespecialiseerde kamer worden opgericht bij het hof van beroep.

 

Een vierde maatregel is de raadsheren van het hof van beroep te laten bijstaan door 2 assessoren. Die lekenraadsheren moeten de nodige deskundigheid hebben in de sectoren van de geregelde markten, bijvoorbeeld energie, telecommunicatie, postdiensten en spoorwegen. De mogelijkheid om lekenraadsheren te benoemen bij de hoven van beroep, moet eerst worden ingeschreven in de Grondwet. Daarvoor is een Grondwetswijziging nodig.

 

Al de maatregelen zijn in wetteksten gegoten. Die teksten zijn klaar en kunnen bekeken worden. Ik heb ze ook besproken met het Brusselse hof van beroep. In principe zijn zij klaar voor behandeling. Indien de lopende onderhandelingen om een federale regering te vormen, slagen, hoop ik dat de kwestie meegenomen wordt en onmiddellijk wordt aangepakt.

 

Als dat niet zo is, dan zien wij wel wat ermee kan gebeuren. Het punt is niet overlegd in de regering, het is een persoonlijk initiatief. In overleg met het hof van beroep te Brussel proberen wij een specifiek probleem aan te pakken, in een bijzondere materie. Ik ben er persoonlijk van overtuigd dat er een initiatief noodzakelijk is. De belangen inzake energie, de kostprijs van energie en de marktregulering zijn zeer groot. Eén normale kamer, de achttiende kamer in het bijzonder, die ook om andere redenen bekend is, en waarvan dan alles afhangt, lijkt mij onvoldoende. Meer professionalisering en meer hyperspecialisatie in die materie lijken mij nuttig. Ik heb voorstellen daarover, maar wij zullen kijken welke mogelijkheden de politieke situatie ons in de toekomst biedt om daarmee verder door te gaan.

 

01.03  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het verheugt mij dat u het ook belangrijk vindt om daarin actie te ondernemen. Heb ik het goed gehoord dat u op grond van uw plan personeel zult weghalen uit de diensten van de marktregulatoren en uit de Raad voor de Mededinging? Worden er uit die diensten mensen gedetacheerd en bij het openbaar ministerie geplaatst om advies te geven? Uiteindelijk gaat het wel over een betwisting van de beslissing van dezelfde Raad voor de Mededinging en marktregulatoren. Die mensen zullen dan bij het openbaar ministerie advies moeten geven?

 

01.04 Minister Stefaan De Clerck: Het is een concept waarbij het openbaar ministerie, het parket-generaal, ook een rol krijgt om mede betrokken te worden in de debatten. Het is uiteraard niet zo dat vertegenwoordigers van die instanties bij de zetelende magistratuur de beslissing nemen. Het gaat over het voorbereiden en het voorbrengen van de dossiers. Daarom kan wellicht zo’n delegatie bij het parket-generaal overwogen worden.

 

01.05  Sophie De Wit (N-VA): Zij zullen adviseren?

 

01.06 Minister Stefaan De Clerck: Ja.

 

01.07  Sophie De Wit (N-VA): Dat lijkt mij zeer delicaat, mijnheer de minister.

 

01.08 Minister Stefaan De Clerck: Het schema werd zo ontwikkeld om bij het parket-generaal met kennis van zaken de thesis van de regulatoren mee te verdedigen.

 

01.09  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, het parket moet eigenlijk zo objectief mogelijk zijn. Dat weet u ook. Het mag niet de kaart trekken van een bepaalde instantie. Ik vind het delicaat, maar het verheugt mij wel dat u het belangrijk genoeg vindt om er een plan voor op te stellen. Ik hoop dat wij nog de tijd zullen krijgen om het hier in onze Kamercommissie te mogen bespreken.

 

01.10 Minister Stefaan De Clerck: (…)

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de speciale beschermpakken voor cipiers" (nr. 5878)

02 Question de Mme Sophie De Wit au ministre de la Justice sur "les tenues de protection spéciales pour les gardiens de prison" (n° 5878)

 

02.01  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, deze vraag dateert van augustus, maar is daarom niet minder belangrijk. Ze betreft immers de veiligheid van de cipiers die hoe langer hoe meer worden geconfronteerd met trieste toestanden in de gevangenis. We zullen daarop straks wellicht nog terugkomen met een andere vraag.

 

Eind juli is er een staking geweest in Sint-Gillis en toen heeft Justitie de belofte gedaan aan de cipiers dat zij speciale beschermingspakken zouden krijgen. Dat zijn speciale interventiepakken met beschermstukken, een wapenstok, een schild en een helm. De pakken zijn veiliger. In Brugge heeft men reeds dergelijke pakken in de speciale afdeling.

 

Meer nog, toen de commissieleden de gevangenis van Tilburg hebben bezocht, bleek men daar al lang over een dergelijk uitgebreid arsenaal aan materiaal te beschikken. In Tilburg hebben de cipiers meer bevoegdheden. Zij kunnen zelf meer en sneller interveniëren zodat zij niet altijd beroep moeten doen op de politie. In België moet men vaak wachten op de politie waardoor een incident uit de hand kan lopen.

 

Ik heb de volgende vragen. Ten eerste, hoeveel van die beschermingspakken zijn er momenteel al in omloop in onze Belgische gevangenissen en waar? Wordt daarvan gebruikgemaakt? Werd dat gebruik al geëvalueerd?

 

U belooft dat er bij zullen komen. Hoeveel zijn er besteld? Welk budget is daarvoor vrijgemaakt?

 

Krijgt men ook een opleiding of toelichting hoe men met die pakken en die stok moet werken of hoe men in de gevangenis op een correcte manier een interventie moet uitvoeren? Worden daarvoor ook budgetten vrijgemaakt? Komen er richtlijnen? Zal misbruik kunnen worden vermeden?

 

Overweegt u ook om met de invoering van die speciale pakken de bevoegdheden van de cipiers uit te breiden, zoals dit in Nederland het geval is? Indien u dat niet overweegt, waarom niet?

 

02.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, collega, het dossier van de aankoop van de interventiepakken wordt sinds mei 2010 behandeld door het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen.

 

Omwille van de aanzienlijke kostprijs wordt de aankoop gespreid over drie jaar. Dit jaar nog is een budget gereserveerd van 110 000 euro voor de aanschaf van 50 interventiepakken en andere materialen. Voor 2012 is dat 175 000 euro en voor 2013 185 000 euro.

 

Het is de bedoeling een aantal personeelsleden uit alle 33 gevangenissen uit te rusten met interventiekledij en -uitrusting. In het verleden hebben sommige gevangenissen dergelijk materiaal reeds op eigen initiatief aangekocht.

 

De levering voor dit jaar wordt dezer dagen verwacht. Het is dus nog te vroeg om het te hebben over een evaluatie.

 

Er wordt een opleiding van 10 dagen voorzien voor het personeel dat deze uitrusting gebruikt. Ze wordt door interne trainers van het veiligheidskorps gegeven waardoor niet in een bijzonder budget moet worden voorzien. Het centrum van Marneffe zal van de gelegenheid gebruikmaken om een cel na te bouwen waar interventies gemakkelijk getraind kunnen worden.

 

De richtlijnen betreffende de dwangmiddelen en de interventie-uitrusting bestaan al en zijn vermeld in de rondzendbrief van 19 november 2009. Toen is dat geactualiseerd. Ze zijn gebaseerd op de regels van proportionaliteit en subsidiariteit. Elk gebruik van deze middelen moet in een speciaal register worden ingeschreven. Er komt ook een jaarlijkse evaluatie van het gebruik van de dwangmiddelen.

 

Op dit ogenblik is de uitbreiding van de bevoegdheden van het gevangenispersoneel niet aan de orde. Dus dit blijft ongewijzigd.

 

02.03  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de oorzaken van de talrijke ontsnappingen dit jaar in de Belgische gevangenissen" (nr. 5879)

- mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Justitie over "de problematiek van de ontsnappingen uit Belgische gevangenissen" (nr. 5914)

- de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de ontsnapping van twee gedetineerden uit de gevangenis van Merksplas en de communicatie hierover met de media door middel van een gsm door een gedetineerde opgesloten in dezelfde inrichting" (nr. 6265)

- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de ontsnapping van twee gevangenen uit de gevangenis van Merksplas" (nr. 6269)

- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "het gebruik van een gsm bij de ontsnapping uit Merksplas" (nr. 6298)

- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de ontsnapping van gedetineerden uit Merksplas" (nr. 6307)

- de heer Servais Verherstraeten aan de minister van Justitie over "de ontsnapping uit de gevangenis van Merksplas" (nr. 6324)

- mevrouw Linda Musin aan de minister van Justitie over "het opstellen van een risicoprofiel om ontsnappingen zo goed mogelijk te voorkomen" (nr. 6387)

- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de databank van gedetineerden" (nr. 6388)

03 Questions jointes de

- Mme Sophie De Wit au ministre de la Justice sur "les causes des nombreuses évasions qui se sont produites dans les prisons belges cette année" (n° 5879)

- Mme Jacqueline Galant au ministre de la Justice sur "les problèmes d'évasion des prisons belges" (n° 5914)

- M. Bert Schoofs au ministre de la Justice sur "l'évasion de deux détenus de la prison de Merksplas et la communication de cette info aux médias par un détenu enfermé dans la même institution au moyen de son GSM" (n° 6265)

- Mme Sophie De Wit au ministre de la Justice sur "l'évasion de deux détenus de la prison de Merksplas" (n° 6269)

- Mme Carina Van Cauter au ministre de la Justice sur "l'utilisation d'un GSM dans le cadre de l'évasion de Merksplas" (n° 6298)

- M. Stefaan Van Hecke au ministre de la Justice sur "l'évasion de détenus de la prison de Merksplas" (n° 6307)

- M. Servais Verherstraeten au ministre de la Justice sur "l'évasion de la prison de Merksplas" (n° 6324)

- Mme Linda Musin au ministre de la Justice sur "le profil de risque à mettre en place pour prévenir au mieux les évasions" (n° 6387)

- Mme Sophie De Wit au ministre de la Justice sur "la base de données des détenus" (n° 6388)

 

03.01  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, ik heb gemerkt dat twee andere vragen van mij aan hetzelfde thema zijn toegevoegd. Ik stel dan ook voor dat ik mijn vragen ineens samen stel. Ik vraag het u enkel. U zal zien dat op verschillende ogenblikken naar aanleiding van andere feiten vragen zijn ingediend. Zij zijn allemaal samengevoegd.

 

De voorzitter: Bundel ze maar.

 

03.02  Sophie De Wit (N-VA): Dat zal gemakkelijker zijn.

 

Mijnheer de minister, ik had in augustus 2011 een vraag over de ontsnappingen in 2011 in de gevangenissen gesteld.

 

Wij hebben het er in 2010 al eens over gehad. U haalde in 2010 een goed gemiddelde, maar in 2011 is het misgegaan. Na het rustige jaar 2010 vonden er opnieuw meer ontsnappingen plaats. Ze zijn ook steeds driester gebeurd, zoals via gijzelnemingen van cipiers.

 

Er zijn ter zake door de Franstalige gevangenisdirecteurs uitspraken gedaan. Zij wezen op verschillende redenen voor de bedoelde, drieste ontsnappingen. Het detentieplan is volgens hen niet toereikend en er is onvoldoende psychosociale steun. De straffen worden ook langer. De reden ligt in het probleem van de strafuitvoering. Rechters weten ook dat de straffen niet gemakkelijk worden uitgevoerd. Zij leggen bijgevolg langere straffen op. De strafuitvoeringsrechtbanken eisen veel meer inspanningen voor de voorwaardelijke invrijheidsstellingen.

 

Ik had rond de ontsnappingsproblematiek de volgende vraag. Bent u het eens met de uitspraken van de Franstalige gevangenisdirecteurs en met de redenen die zij aangeven?

 

Daaraan gekoppeld, hoe zult u de problemen structureel aanpakken? Zullen er tijdelijke maatregelen worden getroffen om de beveiliging in de gevangenissen alleszins te verhogen? Ik weet dat u volop bezig bent met het masterplan.

 

Een derde, eraan gekoppelde vraag is de volgende.

 

Hebt u een verklaring voor de vaststelling dat in 2011 de zwaarste ontsnappingen en het grootste aantal ontsnappingen voorlopig veeleer in de Waalse gevangenissen plaatsvonden?

 

Mijn vraag was nog niet lang ingediend, toen de ontsnapping in Merksplas er is gekomen.

 

Op maandag 26 september 2011 zijn toen twee gevangenen ontsnapt. Zij waren, zoals wij toen wisten, tot een gevangenisstraf van vijf en zeven jaar veroordeeld.

 

Mijnheer de minister, bizar aan het hele verhaal is dat de ontsnapping door een medegevangene is gemeld. Via zijn gsm heeft hij VTM zomaar eventjes verwittigd. Dat was heel bizar.

 

Er was bij de ontsnapping geen geweld gebruikt. De betrokkenen zouden tijdens de avondwandeling over de omheining zijn geklommen en door een aantal medeplichtigen zijn opgewacht. Zulks zou mogelijk zijn geweest door een gebrek aan cipiers en door een omheining die niet al te hoog is.

 

Hieraan gekoppeld had ik ook een aantal vragen. Mijn eerste vraag, mijnheer de minister, is inmiddels beantwoord. Mijn vraag was of het om gevaarlijke gedetineerden gaat. Op de derde vraag, die hieraan gekoppeld is, kom ik meteen terug.

 

Ik had graag toch nog wat meer toelichting gekregen over de omstandigheden van die ontsnapping en vooral hoe dit niet kon worden opgemerkt door het bewakend personeel. Is de ontsnapping inderdaad het gevolg van een te lage omheining? Zo ja, wat zult u daaraan doen om zulks in de toekomst onmogelijk te maken? Is er zicht op of de ontsnapten zich nog in België bevinden?

 

En last but not least wat dit aspect betreft, mijnheer de minister, hoe verklaart u toch het gegeven dat een medegevangene die ontsnapping kon melden met zijn gsm? Wij weten allemaal dat gsm’s in de gevangenis verboden zijn. De logische vraag is dan ook wanneer de laatste gsm-sweeping plaatsvond in de gevangenis van Merksplas.

 

Inmiddels is de eerste vraag, namelijk of het gaat over gevaarlijke gevangenen, beantwoord. Wij weten dat een van hen alleszins zeer gevaarlijk is. Ik kan alleen maar constateren, mijnheer de minister, dat Vrouwe Justitia effectief blind was, want Justitie weet niet wie er in zijn gevangenissen zit noch wat die mensen op hun kerfstok hebben. In Merksplas zitten normaal gezien geen zware gevangenen. Maximaal gaat het daarbij om gevangenisstraffen van 5 tot 7 jaar en zonder vluchtgevaar. Deze Albanese gevangene leek daar in eerste instantie ook aan te voldoen. Hij had een straf van 5 jaar gekregen. Hij was van Antwerpen overgeplaatst naar Merksplas. De woordvoerder dacht dat het om een gewoon dossier ging.

 

Niets bleek minder waar, want die man had blijkbaar een ernstig verleden in Albanië. Hij had immers al twee moorden op zijn kerfstok staan. Albanië had trouwens enkele weken voordien om zijn uitlevering gevraagd. Bovendien was hij vluchtgevaarlijk. Aan alle criteria om in Merksplas te zitten, was niet voldaan, maar toch zat die man daar. Meer nog, hij was niet alleen vluchtgevaarlijk; hij had al in Albanië en Italië laten merken dat hij goed kon ontsnappen door daar al twee keer te ontkomen.

 

U hebt een oplossing gesuggereerd, mijnheer de minister. U stelde voor een databank van gedetineerden aan te leggen. Wij zijn nu nog afhankelijk van informatie van de politie en het parket. Hun databanken kunnen niet worden geraadpleegd. Wij moeten hun informatie dan ook krijgen. De politie deelt weliswaar mee wanneer er vluchtgevaar is, maar hier is het bewijs geleverd dat er af en toe wat storing op die lijn zit. Die communicatie is in dit geval verkeerd gelopen. Meer nog, ook binnen Justitie blijkt er een communicatieprobleem te zijn, want het Antwerpse gerechtsgebouw zegt dat het van de FOD Justitie niet voldoende informatie doorkrijgt.

 

Ze zeggen dat het gevangeniswezen daartoe behoort en dat zij wel bericht krijgen dat er uitleveringsverzoeken zijn, maar de informatie zou niet worden doorgespeeld; zij wisten dat dus niet. Ik heb begrepen dat er nu een principeakkoord zou zijn over de databank. Het is nu 2011. Hopelijk zal Vrouwe Justitia daarna iets minder blind zijn en eindelijk weten wie haar gevangenen zijn.

 

Mijnheer de minister, ik heb enkele vragen voor u die aansluiten bij dit aspect. Hoe komt het dat een dergelijke databank heden nog niet bestaat? Het lijkt mij niet meer dan logisch of normaal te zijn dat Justitie de profielen kent van haar gevangenen. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar dat is het blijkbaar niet.

 

Mijnheer de minister, klopt het dat de Albanese overheid reeds enkele weken geleden om die uitlevering had gevraagd? Hoe komt het dan dat er geen link is gelegd met het onbekende verleden van die gevangene? Men dacht dat die man niet zo gevaarlijk was en dat er geen vluchtgevaar was. Waar liep het concreet mis in dit dossier, zowel wat de externe informatiedoorstroming betreft tussen België en het buitenland als intern tussen politie en Justitie? De politie heeft immers niet gewezen op het vluchtgevaar van die veroordeelde. Ook hier is er dus een probleem.

 

Hoe zal deze databank er concreet uitzien? Wordt deze afgestemd op de andere databanken van de politie en het parket? Wie zal ze kunnen raadplegen? Welke timing stelt u voorop? Zal voor deze databank elke gevangene opnieuw gescreend worden? Praktisch houdt dit natuurlijk wel een en ander in. Wanneer men dan toch elke gevangene gaat screenen, zou het dat niet nuttig zijn om ook de toekomst van het verblijf van de gevangenen in de gevangenis uit te stippelen? Met andere woorden, wanneer start eindelijk dat individuele detentieplan voor elke gevangene, zoals het voorzien was in de basiswet? Ik dank u alvast voor uw antwoord.

 

De voorzitter: Mevrouw Galant heeft zich ziek gemeld.

 

03.03  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega De Wit is uiteraard reeds zeer uitvoerig geweest. Mijn vraag betreft enkel de inrichting te Merksplas en ik zal ze op een andere manier formuleren.

 

Mijnheer de minister, ik stel mij de situatie voor dat mijn twee kinderen, mijn zoon van tien en mijn dochtertje van acht jaar, naar televisie zitten te kijken, naar een serie, het kan een Amerikaanse productie zijn of een Vlaamse productie – natuurlijk liefst dat laatste – en dat zij daar op een bepaald moment een scène zien die plaatsvindt in een gevangenis, met een gevangene die belt naar een televisiezender om te zeggen dat er gevangenen ontsnapt zijn en die daarover details geeft; vervolgens komt aan het licht dat een van die gevangenen een zeer gevaarlijke veroordeelde huurmoordenaar is. Ik zie het al voor mij dat mijn dochtertje zou vragen of dat zomaar kan en mijn zoon van tien jaar zou antwoorden dat het niet kan, dat het maar televisie is.

 

Hier, in dit land gebeurt dat echt en dat gaat mijn verstand te boven. Mijn vragen zijn dus evident en dezelfde als degene die mevrouw De Wit gesteld heeft.

 

Hoe is het mogelijk dat die gedetineerde een gsm in handen kreeg? Wij weten allemaal dat de fouilleringen niet meer zijn wat ze ooit geweest zijn. In verband met de manier waarop gsm’s worden binnengesmokkeld, herinner ik mij een plastische repliek van collega Landuyt na uw antwoord op zijn vraag.

 

Wij weten dat in negen op tien gevallen gsm’s worden binnengesmokkeld via een plek in het lichaam die men niet graag controleert en ook niet goed weet te controleren en waarbij er een geneesheer moet bijgeroepen worden. Het zal dus wel op die manier gebeurd zijn. Is het toch op een andere manier gebeurd, mij niet gelaten, wij leren altijd graag bij.

 

In verband met de vluchtgevaarlijke en aan georganiseerde misdaad in Albanië gelinkte figuur die ontsnapt is, die Albanees, had ik graag geweten hoe het komt dat zo iemand in zo’n regime wordt geplaatst, terwijl hij in feite onder een veel strengere regeling had moeten vallen.

 

Ik ben benieuwd naar uw antwoorden; dat zal een boeiend gegeven zijn.

 

03.04  Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal niet herhalen wat de collega’s al hebben gevraagd en gezegd. Ik heb nog twee resterende vragen.

 

Mijn eerste punt gaat over het niet-toelaatbaar bezit en gebruik van gsm-toestellen binnen de gevangenismuren. Wij weten allemaal dat dit een probleem is, eerst en vooral wat betreft de voortzetting van de criminele activiteiten, alsook met betrekking tot de bescherming van de maatschappij. Vervolgens vergemakkelijkt het bezit van een gsm vaak de organisatie van de ontsnapping, zoals we dat in het geval van de gevangenis van Merksplas andermaal hebben moeten vaststellen.

 

Op eerdere vragen inzake het bezit en het gebruik van gsm-toestellen in de gevangenis antwoordde u dat er gewerkt werd aan een systeem waarbij het gebruik van gsm-toestellen geblokkeerd wordt. U zei toen dat er verschillende systemen uitgetest werden en dat het ging om flexibele toepassingen met een goede prijs-kwaliteitsverhouding. Een en ander zou volledig operationeel zijn eind 2010. Die deadline zijn we inmiddels overschreden. Hoe zit het met het gebruik van die gsm-blokkers? Zijn die effectief overal beschikbaar en operationeel? Dat is mijn eerste vraag.

 

Ten tweede, wordt er dan niet gecontroleerd op het bezit en het gebruik van gsm-toestellen door het gevangenispersoneel? Hoe komt het dat dit in Merksplas blijkbaar niet is gebeurd? Die vraag geldt zeker wanneer we in ons achterhoofd houden dat het aantal beschikbare personeelsleden per gevangenis de jongste tien jaar bijna verdubbeld is. Er is dus voldoende mankracht. Benut men die mankracht onvoldoende of is het onmogelijk om dergelijke gsm-toestellen op te sporen?

 

De voorzitter: De heren Van Hecke en Verherstraeten en mevrouw Musin zijn niet aanwezig. Het woord is aan de minister.

 

03.05 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, collega’s, de ontsnappingen met gijzeling of geweld zijn een probleem. Het aantal ontsnappingen is niet zo verschillend in vergelijking met vorige jaren; 2010 was een heel goed jaar, want er waren er maar drie. Op lange termijn maakt het aantal ontsnappingen niet het grote verschil. Het probleem is dat er steeds meer gijzelingen en ontsnappingen met geweld plaatsvinden. Dit jaar alleen al waren er acht incidenten of bijna-incidenten met geweld waarbij wapens of nepwapens werden gebruikt of zouden worden gebruikt. In een geval ging het om een door een personeelslid geënsceneerd incident. In vergelijking met de voorgaande jaren ligt het aantal ontsnappingen vanuit gesloten inrichtingen niet hoger. Alleen de manier waarop de ontsnappingen plaatsvinden is verontrustend.

 

De gevangenisadministratie is aandachtig voor deze nieuwe vormen van geweld en werkt aan oplossingen om dit zoveel mogelijk te vermijden. Er is heel wat commentaar op gegeven. Ik neem de evolutie van de laatste jaren inzake ontsnappingsmodaliteiten heel ernstig en heb al verschillende keren aan de administratie gevraagd om daar werk van te maken. Nu heb ik ook de directeur-generaal van de penitentiaire inrichtingen gevraagd om een kritische analyse uit te voeren en een actieplan voor de korte en de middellange termijn te ontwikkelen. Naar aanleiding van het voorval te Jamioulx werd op 2 augustus 2011 binnen het basisoverlegcomité een protocolakkoord gesloten met betrekking tot maatregelen die ter plaatse op korte termijn te nemen zijn.

 

De problematiek van de ontsnappingen is tweeledig. Enerzijds dient de infrastructuur in sommige inrichtingen verder te worden aangepast. In verband met de veiligheidsinstallaties liet ik op 4 augustus contact nemen met de bevoegde collega’s van de Regie der Gebouwen en van Begroting teneinde het dossier voortgang te laten vinden en het te laten agenderen op de Ministerraad. Anderzijds zijn er de procedures en de interne organisatie van de dienst. Dienaangaande heb ik de directeur-generaal van de penitentiaire instellingen gevraagd om tegen medio oktober actie te ondernemen. In dat verband heb ik het, ten eerste, over een evaluatie van de veiligheidsprocedures in iedere inrichting inzake de bewegingen, het fouilleerplan, de celcontroles, het sleutelplan en het afleveren van een statusrapport per inrichting en, ten tweede, over een nieuwe evaluatie van het vluchtrisico en de risicoanalyse van de gedetineerden in elke inrichting en een rapport daarover tegen eind september of midden oktober en enkele concrete voorstellen over acties ter verbetering en bijsturing van de procedures en risico-inschatting van de gedetineerden.

 

Ik verwijs ook naar de werkzaamheden van een werkgroep die in 2010 binnen het syndicaal overleg werd ingesteld naar aanleiding van een zwaar incident dat zich in Leuven Centraal had voorgedaan. Dat heeft geleid tot het protocolakkoord van 6 oktober 2010, waarbij de gevangenisadministratie zich heeft geëngageerd om een aantal aanpassingen door te voeren met betrekking tot de fouilleerprocedure, de aard van de toegelaten voorwerpen op cel, de tuchtprocedure van de gedetineerden en de toegangscontrole.

 

Het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen werkt momenteel ook aan een update van een richtlijn met betrekking tot gewapende bedreiging en gijzeling.

 

Het is dus gevaarlijk om te snel te reageren of te concluderen. Ik denk dat wij ook in nieuwe infrastructuren wellicht zullen worden geconfronteerd met geweld en poging tot ontsnapping met geweld. Daaraan moeten wij trachten tegemoet te komen via een betere interne organisatie. Ik kom straks terug op een aantal andere initiatieven die op dat vlak zeker kunnen worden genomen.

 

Meer concreet over Merksplas, de omstandigheden van de ontsnapping waren de volgende.

 

Op zondag 25 september 2011, tijdens de avondwandeling omstreeks 20 u 35, zijn twee gedetineerden erin geslaagd om via een kabelgoot op de muur te klimmen tot aan het bovenste venster dat ze vervolgens hebben ingestampt en als opstap hebben gebruikt om op het dak te geraken. Via het dak zijn ze tot bij een aanpalende muur geraakt, waarop ze zich hebben laten zakken om alzo tot voorbij de draadomheining te geraken. Vervolgens zijn ze van de muur gesprongen en zijn ze verder over de buitenomheining geklommen tot op straat waar een vluchtwagen hen stond op te wachten. In tegenstelling tot de berichten in de media volstond het niet om over een muurtje te klauteren om te kunnen ontsnappen. Hun ontsnapping is duidelijk grondig voorbereid, ook van buitenaf, om de exacte vluchtroute te bepalen.

 

Het gaat om twee veroordeelden met straffen van respectievelijk zeven en vijf jaar gevangenisstraf wegens diefstal met geweld. Zij stonden op het moment van hun ontsnapping niet gekend als vluchtgevaarlijk en waren voordien ook nooit uit een Belgische gevangenis ontsnapt.

 

Het is niet bekend waar deze ontsnapten zich momenteel bevinden. Wij hebben hen dus nog niet teruggevonden.

 

Merksplas is een grote maar oude inrichting die niet op dezelfde wijze kan worden beveiligd als de recente gevangenissen. Het is ook geen klassieke Ducpétiauxgevangenis die intrinsiek beter beveiligd is. Dit betekent niet dat de inrichting niet correct zou zijn. Het betekent gewoon dat het niet om een hoogbeveiligde infrastructuur gaat. De ontsnapping toont wel aan dat er een zwakke plek bestond in de beveiliging, die nu weeral moet worden aangepakt.

 

Omdat wij weten dat de infrastructuur beperkingen inhoudt en eigenlijk volledig ouderwets is, is besloten om ze te vervangen door een nieuwbouw in het kader van het masterplan bis. Het dossier is lopende. In Merksplas wordt ook in investeringen voorzien volgens het masterplan.

 

De administratie is er zich goed van bewust dat deze gevangenis niet geschikt is voor gedetineerden met een zwaar profiel, die er dan ook niet verblijven. De ontsnapte gedetineerden zijn middellang gestraft.

 

Naar aanleiding van de uitzending op VTM werd onmiddellijk opdracht gegeven om alle verdachte cellen op de paviljoenen A en A bis grondig te controleren. Er werden opnieuw drie gsm’s gevonden. Ook de gsm-sweepings zullen in de toekomst verder plaatsvinden en zo nodig worden geïntensifieerd.

 

Op advies van de dienst Onderhoud Gebouwen en Veiligheid van DG EPI zal dringend concertinadraad worden geplaatst op de daken van de paviljoenen A bis en B. De inham aan de hoek van paviljoenen A bis en B wordt dichtgemaakt, zodat gedetineerden daar niet meer omhoog kunnen.

 

Ook de organisatie van de avondwandelingen zal worden bijgestuurd.

 

Wat het probleem van de gsm’s betreft, is het correct dat het directoraat-generaal EPI een paar jaar geleden een volledig stoorsysteem heeft uitgetest in Andenne. Het gaat daarbij om een permanent stoorsysteem. De resultaten lagen echter beneden de verwachtingen. Dit systeem bleek ook technisch ingewikkeld en enorm duur te zijn. Er waren bovendien enorm veel storingen in de bredere omgeving. Het was dus eigenlijk niet goed praktisch toepasbaar. Deze piste werd dan ook verlaten.

 

Na de analyse van een uitgebreide testfase heeft het directoraat-generaal gekozen voor een mobiel systeem waarbij de gsm’s gedetecteerd en in beslag kunnen worden genomen. Binnen de dienst Ondersteuning, Gebouwen en Veiligheid van het DG EPI is er een speciaal opgeleid team dat zich hiermee bezighoudt. Voor dit team werden in 2009 6 kits voor mobiele scanning van gsm’s aangekocht. Iedere kit heeft 3 300 euro gekost. Bij een sweeping in de gevangenis wordt er met twee kits tegelijkertijd gewerkt. Er kunnen dus parallel telkens in drie verschillende gevangenissen sweepings worden gehouden. Dit gebeurt op regelmatige basis, ook te Merksplas. De resultaten zijn er. Er werden al talloze gsm’s teruggevonden in alle inrichtingen. Dit initiatief is echter nog vrij nieuw en moet nog groeien. Anderzijds zijn moderne gsm’s steeds compacter en gemakkelijker binnen te smokkelen en te verbergen, wat het opsporen ervan bemoeilijkt.

 

Persoonlijk ben ik van oordeel dat dit wellicht niet de ultieme oplossing is, het permanent persoonlijk gaan sweepen om te kijken of er geen gsm’s aanwezig zijn. Ik meen dat de technologie ons dichter bij alternatieve oplossingen brengt. De technologie waarin ik het meest geloof, is een methode waarbij alleen geregistreerde nummers naar buiten kunnen bellen. Met andere woorden, de personen die er werken, de directie en andere mensen die hun nummer hebben opgegeven, worden herkend en kunnen naar buiten telefoneren. Met een ander nummer kan men niet naar buiten bellen. Deze technologie is echter voorlopig nog duur en kan misschien in de nieuwste gevangenissen geïnstalleerd worden. Deze technologie is door de telecomoperatoren ontwikkeld en kan misschien in de toekomst betere resultaten geven. In elk geval hoop ik dat er binnenkort een finale evaluatie wordt gemaakt van die sweepings omdat die misschien toch niet het gewenste resultaat geven.

 

Wat de personeelsbezetting betreft, die is volledig. Daar is geen probleem mee en ik meen ook niet dat ze impact heeft op de ontsnapping.

 

Een ander gevoelig punt wordt echter gevormd door de databank en de informatiedoorstroming. Het probleem van de doorstroming van informatie vanuit politie en gerecht naar de penitentiaire administratie is een gekend probleem. Om een correcte analyse te maken van een gedetineerde hebben de gevangenissen specifieke informatie nodig zoals de gerechtelijke antecedenten, informele politie-informatie, gegevens over eventuele medeplichtigen enzovoort. Met de concrete informatie kunnen zij dan bepalen welk profiel een gedetineerde heeft.

 

Dit is een zeer ingewikkelde materie. Niet alleen zijn de noden inzake penitentiaire informatie niet noodzakelijk dezelfde als de noden inzake politionele of gerechtelijke informatie, bovendien komt die informatie via allerlei kanalen zoals de politiekorpsen, de parketten, de federale politie, het federaal parket, het buitenland. Het stroomlijnen van deze gegevens is complex. Deze databank moet worden gecreëerd. Het probleem is niet dat er geen databanken zijn, maar dat we er te veel hebben: het gevangeniswezen heeft een databank, de politie heeft een databank en het strafregister is ook een databank. De drie zijn echter niet aan elkaar gekoppeld. Dit wordt niet samengebracht tot globale informatie die dan op het gepaste moment wordt doorgegeven aan degene die dat nodig heeft. Deze opdracht moeten wij realiseren.

 

Binnen het gevangeniswezen werd recent gestart met het project SIDIS-suite. SIDIS of de informatisering van het gevangeniswezen evolueert naar een nieuwe fase. Alle bedrijfstoepassingen binnen EPI, gerelateerd aan het beheer van de gedetineerden, worden daarin mee opgenomen. Het geheel van deze applicaties is vandaag heterogeen en bovendien conceptueel, technologisch en functioneel absoluut verouderd. Over een volledige vernieuwing en modernisering wordt momenteel onderhandeld. Het project voorziet in de uitbouw van een gemoderniseerd detentiebeheer, inclusief de ontwikkeling van een nieuwe ICT-applicatie en dergelijke databank. Deze nieuwe applicatie voor het beheer van de gedetineerden in de Belgische gevangenissen zal de bestaande SIDIS vervangen. Hierover wordt onderhandeld met de verschillende kandidaten. De contracten zijn wettelijk en bij regeringsbeslissing gelanceerd en we zitten nu in de fase van de definitieve beslissing, hopelijk over enkele maanden al.

 

De vernieuwde applicatie dient zowel functioneel als technisch te beantwoorden aan de behoeften van een toekomstgericht en geïntegreerd detentiebeheer. Ze omvat het beheer van de detentie en van alle data en processen die daartoe noodzakelijk zijn. Ze waarborgt mee de correcte toepassing van de nieuwe wetgeving op de externe en interne rechtspositie van de gedetineerden. Tegelijk moet de nieuwe applicatie telkens wanneer noodzakelijk gegevens onder elektronische vorm kunnen uitwisselen met andere applicaties binnen de gerechtelijke sfeer. Wij verwachten dat dit operationeel zal zijn in 2013. De data van de gedetineerden zullen worden beheerd in de gevangenis waar de gedetineerde zich bevindt. Op het niveau van de gevangenis zal de applicatie SIDIS-griffie met een aantal randapplicaties communiceren. Dit is dus een finale oplossing.

 

Het nieuwe systeem zal interactie en uitwisseling met andere databanken zoals die van de geïntegreerde politie en van de parketten mogelijk maken. Dit is bezig. Daar moet nog wetgevend werk voor gebeuren. Het probleem is het management van dergelijke databank, dus privacy en management. Wij hebben finaal voorgesteld om een ad hoc-dienst afhangend van Justitie te creëren.

 

Men heeft even gedacht om dat als dreigingsanalyse ook bij OCAD onder te brengen. Wij denken echter dat het finaal beter is om dat als een afzonderlijke dienst te beheren. Uiteindelijk moet er iemand een beslissing nemen om te bepalen wat het risico is van een persoon, dat is nodig voor de overbrengingen of voor het plaatsen in de gevangenis. Er moeten daar verschillende beslissingen genomen worden. De risico-inschatting en het beheer van die databank zouden wij willen toebedelen aan een nieuw te realiseren, nieuw op te richten dienst, die moet worden geïnstalleerd. Dat is een wetgevend initiatief dat zich op korte termijn opdringt. Dus ook dat is werk voor een nieuwe regering.

 

De voorzitter: Of voor het Parlement.

 

03.06  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik kan uit uw antwoorden eigenlijk vooral afleiden dat wij nog lang niet aan de nieuwe patatjes zijn. Er zijn heel veel goede ideeën en er is, daarvan ben ik zeker, heel wat goede wil.

 

Als wij het allemaal samenvatten, heel globaal, komt het allemaal neer op vernieuwing, op nieuwe technologie en op informatisering. Wij hebben de gebouwen, het is blijkbaar Spel Zonder Grenzen voor een gevangene; als hij over de muur is, is er daar nog een draad, maar dat lukt blijkbaar.

 

U spreekt over de gsm’s en de nieuwe technologie. U spreekt over de databank en de nieuwe ICT-projecten en technologie. Het komt dus allemaal neer op informatisering. Ik geloof zeker in die projecten, maar als het even snel gaat als de overige informatisering van Justitie, dan ben ik toch wel ongerust, mijnheer de minister. Als men weet dat men nog niet kan faxen, laat staan e-mailen naar een rechtbank, wat zullen wij dan plotseling doen met hele databanken? Ik ben ongerust, u mag dat zeker noteren.

 

Met wetgevend werk alleen zullen wij er niet komen. Het zal veel meer zijn dan dat, het moet een project zijn dat deze keer werkt en waarbij geen politieke tegenstellingen mogen spelen. Men moet één doel voor ogen hebben. Het moet geïnformatiseerd zijn, het moet modern zijn, die technologie moet er zijn, ter bescherming van de belangen van justitie en van de maatschappij.

 

Wij moeten dan verder kijken dan onze neus lang is. Het mag niet gebeuren zoals het in het verleden is geweest – ik denk dat u die mening wel zult delen –, waarbij daaromtrent politieke spelletjes gespeeld worden; alle neuzen moeten in dezelfde richting.

 

Ik kijk ernaar uit, want er ligt blijkbaar nog heel veel werk op de plank.

 

03.07  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben het eens met de hele analyse, daaraan heb ik niets toe te voegen, maar ik blijf toch ook zitten met een bepaald verschil in visie, de visie die volgens mij bij anderen ontbreekt, met name dat de wet betreffende de interne rechtspositie van gedetineerden nog steeds veel te veel ruimte laat voor een te grote vrijheid, een te grote luxe en te veel comfort voor de gedetineerden.

 

Zo durf ik dat zeker uitdrukken. Dat is zeker niet in Merksplas het geval, maar men moet er, waar het kan, zeker al rekening houden met die interne wet. Dat schept heel veel problemen. Ik hoor heel veel klachten van cipiers, die zich in sommige gevallen werkelijk de butler of de kelner van de gedetineerden voelen. Ik vind dat daarin wijzigingen aangebracht moeten worden. De hele visie dat er detentieschade kan worden toegebracht, dus schade door het verblijf in een gevangenis, is in feite een wereldvreemde visie. Wanneer men die blijft huldigen, zullen we ook in de toekomst met dergelijke accidenten en incidenten geconfronteerd worden, zeker in het systeem waarin wij zitten, dat qua infrastructuur en logistiek jaren achterop loopt. Helaas is dat een vast gegeven voor de komende tien tot twintig jaar, vrees ik.

 

03.08  Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, ik deel de ongerustheid van collega De Wit, zeker wanneer ik uw antwoord hoor aangaande de controle op het ontoelaatbaar gsm-gebruik in de gevangenis. U zegt dat er thans opnieuw geopteerd wordt voor mobiele scanning of, laat mij zeggen, occasionele controles.

 

Ik ben enigszins ontgoocheld, zeker wanneer ik uw antwoord van 23 maart 2010 daarmee vergelijk. U hebt toen gezegd dat de dienst Ondersteuning, Gebouwen en Veiligheid verscheidene systemen uitgeprobeerd had. Er werd toen een keuze gemaakt en de eerste toestellen werden intussen aangekocht. De toestellen zijn flexibel en eenvoudig in het gebruik. De gekozen oplossing is pragmatisch en biedt een goede prijs-kwaliteitverhouding en is efficiënt. Er werd personeel aangewezen dat het systeem zou moeten bedienen en het personeel kreeg inmiddels een opleiding. Het systeem van gsm-blocking zou tegen de zomer volledig operationeel geweest moeten zijn. U voorzag in de blokkering van het gebruik van gsm’s binnen iedere gevangenisinrichting voor eind 2010.

 

Blijkbaar hebben er nu opnieuw tests plaatsgevonden, terwijl heel die testfase reeds achter de rug was. Werd er een ander systeem uitgeprobeerd en werd er niet meer geopteerd voor de blokkering van het gsm-gebruik in de gevangenis? Of heb ik u verkeerd begrepen? Dan moet u het nog eens uitleggen. Ik heb het begrepen alsof men dat systeem achterwege laat en dat er nu geopteerd wordt voor een nieuw systeem, namelijk mobiele scanning, waarbij er manueel en occasioneel gezocht wordt.

 

03.09 Minister Stefaan De Clerck: De mobiele scanning of de sweepingmethode is de methode die ik beschreven heb. Men heeft een onderzoek gedaan naar alle mogelijke methodes. De administratie heeft uiteindelijk, op basis van de prijs en de kwaliteit, gekozen voor het mobiele systeem. Men heeft een aantal apparaten gekocht. Met de sweepingmethode gaat men, met de hand, in de gevangenis zoeken. Dat is het systeem. Ik heb het beschreven. Het werd uitgevoerd. Er werden verschillende apparaten gekocht. Men werkt daar nu mee.

 

Ik maak de bedenking dat het systeem finaal niet voldoende goed werkt. Dat is de keuze geweest en men experimenteert ermee, maar ik denk dat het niet volstaat. De technologie moet ons andere, nieuwe, wel betaalbare methodes kunnen verstrekken. Ik heb gehoord van operatoren dat er intussen nieuwe methodes bestaan. Niet alles wordt daarbij verstoord, maar er is een soort blokkering, waarbij alleen geregistreerde nummers naar buiten kunnen. Als dat kan, is dat in een gevangeniscontext een betere oplossing dan de sweepingmethodes, die eigenlijk een beetje factueel zijn. Men controleert of men controleert niet. Op basis van de prijs en de kwaliteit werden die vorig jaar als de beste methode ontwikkeld en toegepast.

 

03.10  Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, bij het bezoek aan de gevangenis in Merksplas hebben wij de nieuwe vleugel kunnen bezoeken. Wij hebben daar vastgesteld dat er effectief gebruikgemaakt werd van het systeem van het blokkeren van gsm-toestellen. Wij hebben dat allemaal kunnen uitproberen en vaststellen dat het perfect werkt. Waarom wordt die eerste optie niet aangehouden, zodat het gebruik van gsm-toestellen in de gevangenis onmogelijk gemaakt wordt? Ik hoor dat u dezelfde mening toegedaan bent.

 

03.11 Minister Stefaan De Clerck: Ze zijn niet overal bruikbaar, omdat de verstorende systemen soms te veel effect hebben op de hele omgeving. Het hangt ook af van waar de gevangenis gesitueerd is. Als er niemand in de omgeving is, kan men die systemen beter toepassen. Als men die bijvoorbeeld zou toepassen in de gevangenissen van Sint-Gillis of Vorst, dan zijn er neveneffecten. Daarom heeft men bij het onderzoek finaal gezegd dat men de sweepingmethode zou gebruiken en niet een veralgemeend stoorsysteem. Men moet de technologie verder volgen. Dat kan de enige conclusie zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van de heer David Geerts aan de minister van Justitie over "de boete die een cafébaas heeft gekregen omdat zijn (rokende) klanten op de stoep te luid aan het praten waren" (nr. 5880)

04 Question de M. David Geerts au ministre de la Justice sur "l'amende reçue par un cafetier parce que ses clients (fumeurs) parlaient à trop haute voix sur le trottoir" (n° 5880)

 

04.01  David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u, omdat ik even tussen de zware agenda van de commissie voor de Justitie mag fietsen, om een vraag te stellen over een aantal recente feiten.

 

Achteraf bleek dat het in Antwerpen ging over een GAS-boete, waarvoor de minister van Binnenlandse Zaken bevoegd is, maar ondertussen zijn er ook al gerechtelijke uitspraken geweest, waarbij cafébazen effectief werden veroordeeld omdat klanten op de stoep te luid stonden te praten. Voor nog andere cafébazen, collega's van mij, loopt de juridische procedure, waarbij zij voor het gedrag van hun klanten aansprakelijk worden gesteld.

 

Het frappeert mij en de beroepsorganisatie terdege dat wij toch aansprakelijk kunnen worden gesteld voor handelingen van personen die ons etablissement al hebben verlaten. Bovendien is het moeilijk vast te stellen dat de betrokkenen effectief in ons etablissement zijn geweest.

 

Het aansprakelijk stellen van de cafébaas voor het te luid praten op de stoep van mogelijke klanten, vind ik persoonlijk erg arbitrair. Welke wettelijke middelen zou ik trouwens hebben om personen die op straat staan, aan te manen stiller te praten? Het is al moeilijk genoeg om in het café zelf enige autoriteit uit te oefenen.

 

Wat zijn de wettelijke argumenten om de overlastboetes toe te kennen?

 

Wat is uw visie?

 

Welke onderrichtingen werden aan de verschillende parketten gegeven, om een eenvormig beleid naar voren te schuiven?

 

04.02 Minister Stefaan De Clerck: Mijnheer Geerts, de vastgestelde inbreuk betreft, volgens de informatie die mij is gegeven, een gemengde inbreuk, met name artikel 561 van het Strafwetboek en artikel 177 van de politiecodex.

 

Het desbetreffende proces-verbaal werd op 8 augustus 2011 aan het politieparket van Antwerpen overgezonden. Het vooronderzoek ter zake is nog bezig. De cafébaas kreeg tot op heden nog geen boete. Ik ben heel benieuwd te weten welke gevolgen het parket aan het dossier in kwestie zal geven.

 

04.03  David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, ondertussen is hier in Brussel wel al een uitspraak in een andere zaak geweest. De betrokkene heeft effectief een veroordeling gekregen.

 

Ik heb mijn vraag op 12 augustus 2011 ingediend. De veroordeling is daarna gebeurd. Ik had dus een bijkomende vraag kunnen indienen. Niettemin blijkt dat nu op het terrein een aantal parketten daadwerkelijk aan het vervolgen is.

 

Daar ligt het probleem. Ik begrijp het ook. De cafébazen weten vandaag echter niet wat zij moeten doen. Het is enigszins arbitrair om ter zake aansprakelijk te worden gesteld. Op basis van welke argumenten gebeurt zulks? Daarom heb ik mijn vraag gesteld. Ik zal echter later op de kwestie terugkomen.

 

04.04 Minister Stefaan De Clerck: De problematiek is te begrijpen. In een stedelijke context is er steeds meer een debat over dergelijke overlast. De vraag zal dus zijn op welke manier wij het midden zullen vinden tussen strafrechtelijke interventies, misschien administratiefrechtelijke interventies en gemeentelijke administratieve sancties. Het betreft hier de stadscriminaliteit of de stadsoverlast, waarbij steeds meer burgemeesters, steeds meer politieambtenaren maar ook steeds meer burgers vragen om ordentelijk samenleven in de stadsomgeving te verzekeren.

 

Het betreft dus een materie, die in volle beweging is. Ik ben benieuwd. Ik heb recent ook een brief aan de burgemeesters geschreven, waarin ik precies dergelijke zaken in scherpte in een overleg tussen de burgemeester, de zonechef van de politie en de procureur wil stoppen.

 

In vele gevallen gaat het niet om een strafrechtelijk of administratiefrechtelijk probleem, maar soms is de proportionaliteit doorbroken en moet men middelen vinden om toch te interveniëren. Ik denk dat dergelijke initiatieven op hun plaats zijn in een zonaal veiligheidsoverleg. Als op bepaalde plaatsen systematisch overlast wordt berokkend, dan moet men middelen zoeken om daarop te reageren. Dossier per dossier moet men een zekere afweging maken, maar ik vind het bij uitstek een element waarbij keuzes worden gemaakt. Men kan werken via gemeentelijke administratieve sancties of via de politie. Dat is de strategie die vanuit die hoek moet worden bepaald.

 

Ik til er niet zo zwaar aan, maar anderzijds stel ik vast dat een en ander op het terrein veel hinder veroorzaakt en dat mensen hiervoor zeer gevoelig zijn geworden. Stilte wordt steeds schaarser; vandaar dat de harde hand nu en dan tussenbeide moet komen om die te vrijwaren.

 

04.05  David Geerts (sp.a): Zolang die harde hand niet arbitrair is, kan ik daar nog enigszins mee leven.

 

04.06 Minister Stefaan De Clerck: Alles zal altijd een beetje subjectief verlopen. Men kan dat niet op een lijn krijgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Voorzitter: Renaat Landuyt.

Président: Renaat Landuyt.

 

05 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de minister van Justitie over "de registratie in het nieuwe Centrale Wapenregister" (nr. 5886)

05 Question de Mme Sarah Smeyers au ministre de la Justice sur "l'enregistrement dans le nouveau Registre central des armes" (n° 5886)

 

05.01  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het wapenregister is eindelijk operationeel. Sinds het koninklijk besluit van kracht is, moet elk wapen voorzien zijn van een uniek nationaal identiteitsnummer met uitzondering van een bepaalde categorie van wapens, maar daarover gaat mijn vraag niet.

 

Bij registratie wordt een attest afgeleverd dat het wapen altijd moet vergezellen als bewijs van registratie. Dat attest wordt afgeleverd door de in Luik gevestigde Proefbank voor vuurwapens. Zij doen een uitvoerige kwaliteitscontrole van het wapen. Die proefbank wordt bestuurd door een raad van bestuur. De directeur wordt door de Koning benoemd en dat allemaal ten gevolge van een zeer oude wet van 24 mei 1888. Die directeur wordt bovendien officier van de gerechtelijke politie.

 

Ik wil twee problemen aankaarten. Ten eerste, het taalgebruik in die registratieattesten en ten tweede, de centen. Dat zijn tevens de twee grootste problemen in ons land: taal en centen.

 

Ten eerste, het taalgebruik in die attesten is niet altijd het Nederlands dat men zou verwachten van een officiële federale instantie die haar diensten in de officiële landstalen aanbiedt. In het officiële document heeft men het over “Rijkdom” in plaats van over “het Rijk”. De wapens worden “registreerd” in het RCA, Registre Central des Armes, in plaats van “geregistreerd”. Ook de website van de Proefbank blijkt niet volledig in het Nederlands te zijn vertaald en de vertaalde pagina’s zijn dan nog niet eens correct.

 

Ten tweede, de kost van het attest bedraagt 12,5 euro, dus boven op de al hoge kostprijs van de wapenvergunning zelf. Op basis van de geldende wetgeving kan men dit nog aanvaarden, gezien in haar bepalingen staat dat de werking van de Proefbank niets aan de Schatkist mag kosten.

 

Wat is de redenering daarachter?

 

Onder wiens bevoegdheid valt de werking van de Proefbank voor vuurwapens? Zijn de taalwetten hier van toepassing?

 

Klopt het nog steeds dat de werking van de Proefbank voor vuurwapens niets kost aan de Schatkist? Als dat niet meer het geval is, hoe verantwoordt u dan de extra kostprijs voor het registratieattest boven op de kosten voor de wapenvergunning?

 

Waarom bestaat er voor gans België maar één Proefbank voor vuurwapens? Waarom is er maar één locatie waar men dat attest kan verkrijgen? Is het niet beter om met verschillende zetels te werken?

 

05.02 Minister Stefaan De Clerck: Mijnheer de voorzitter, collega, ik zal u ontgoochelen, maar aangezien u op de bank zit van Renaat Landuyt, is dat niet abnormaal. Dit is een bevoegdheid van mijn collega voor Economie.

 

De wapenproefbank werd al in de zeventiende eeuw geïnstalleerd. Het officiële statuut dateert inderdaad van 24 mei 1888.

 

Die wet is vreemd genoeg nog altijd van toepassing. Daarin werd de verantwoordelijkheid voor de instelling ook al gelegd bij de minister van Economie. Met de nieuwe wapenwet van 2006 werd ook ik gedeeltelijk verantwoordelijk, maar dan alleen wat toezichts- en controlemaatregelen betreft.

 

De algemene werking en alle elementen die u in uw vraag aanbrengt, zijn vragen die in behandeling zijn bij Economie. De FOD Economie is een vervanging van de wet van 1888 aan het voorbereiden en pleegt daarover ook overleg met de Federale Wapendienst.

 

Aangezien de FOD Economie nu bezig is met de wijziging van die wet, is het misschien nuttig om uw vragen rechtstreeks te stellen aan de minister van Economie. Ik kan niet in zijn plaats antwoorden.

 

05.03  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal de minister van Economie ondervragen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de toegankelijkheid van het strafregister voor de overheid en de jeugdbescherming" (nr. 5898)

06 Question de M. Peter Logghe au ministre de la Justice sur "l'accès au casier judiciaire par les pouvoirs publics et le droit de protection de la jeunesse" (n° 5898)

 

06.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb mij laten vertellen dat de maatregelen van de jeugdrechter naar aanleiding van bijvoorbeeld een drugsdelict worden bijgehouden in het Centraal Strafregister. De feiten komen niet in het gemeentelijk strafregister en staan ook niet vermeld in het getuigschrift van goed zedelijk gedrag. Volgens mij is dit een ongelijkheid die in het nadeel van sommige jongeren kan spelen.

 

De informatie van het Centraal Strafregister is volgens de wet niet toegankelijk voor particulieren – een werkgever bijvoorbeeld – maar wel voor de overheid, op voorwaarde dat die informatie onontbeerlijk is. De informatie blijft bestaan tot de dader achtentwintig jaar geworden is. Daarna zou zij worden gewist.

 

In de sector van de privébewakingsfirma’s vraagt men voor de indiensttreding een blanco strafregister. Ik ken iemand die op zijn zeventiende een misstap beging met betrekking tot het gebruik van drugs en die door de rechter voor een bepaalde tijd in een ontwenningscentrum werd geplaatst. Hij kan het wel vergeten om op zijn vijfentwintigste in dienst te worden genomen door een bewakingsfirma, ook al beging hij sindsdien niet meer zo’n misstap.

 

Mijnheer de minister, ik kom tot mijn concrete vragen.

 

Ten eerste, particulieren hebben geen toegang tot het Centraal Strafregister, maar de overheid – in casu de FOD Binnenlandse Zaken – wel. Tot hoever reikt die toegang? Wat kan men allemaal opvragen?

 

Ten tweede, staat de opname in het Centraal Strafregister de jure gelijk met een veroordeling? In dit concrete geval ging het niet om een veroordeling maar om een maatregel in het belang van de minderjarige, namelijk de plaatsing in een ontwenningscentrum. Dit feit kan indienstneming door een bewakingsfirma blijkbaar belemmeren. Kan deze werkzoekende die een plaats aangeboden kreeg bij een privébewakingsfirma, de schrapping uit het Centraal Strafregister vragen? Er is immers een periode van vijf jaar verstreken. Op basis van welke artikels kan de schrapping dan gebeuren?

 

Ten derde heb ik een algemene vraag. Dit concrete geval duidt volgens mij aan dat de principes van het jeugdbeschermingsrecht soms het tegenovergestelde effect hebben dan beoogd werd. De jongere kan onmiddellijk beginnen in de privésector, want zijn gegevens zijn niet opgenomen in het gemeentelijk strafregister, maar hij kan niet gaan werken in de sector van de privébewaking, want Binnenlandse Zaken heeft wel toegang tot het Centraal Strafregister. Volgens mij is er een tegenstrijdigheid, een inbreuk op de gelijkheid, die men toch eens moet onderzoeken. Ik had graag uw mening hierover gehoord.

 

Voorzitter: Sarah Smeyers

Présidente: Sarah Smeyers.

 

06.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, de particulieren, met uitzondering voor het bekomen van een visum, vragen geen uittreksel van hun strafregister bij het Centraal Strafregister maar wel bij hun gemeente.

 

De Algemene Directie Veiligheid- en Preventiebeleid, directie Private Veiligheid van de FOD Binnenlandse Zaken heeft toegang tot de gegevens van het Centraal Strafregister sedert de wet van 2 september 2005 houdende de vereenvoudiging van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.

 

Deze wet kwam tot stand op initiatief van de minister van Binnenlandse Zaken.

 

In dit concreet geval ging het niet om een veroordeling maar om een maatregel in het belang van een minderjarige, met name een plaatsing in een ontwenningscentrum.

 

De beslissingen, uitgesproken door de jeugdrechter, zijn geregistreerd in het Centraal Strafregister. Het gaat over de ontzetting uit het ouderlijk gezag en de maatregelen, uitgesproken in toepassing van de artikels 37 en 39 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van de minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade zoals de berisping, het onder toezicht stellen van de minderjarige, de prestatie van opvoedkundige aard, de plaatsing in een inrichting of bij een betrouwbare persoon enzovoort.

 

De meldingen die in toepassing van de wet van 1965 in het strafregister van een minderjarige zijn gemaakt, kunnen op verzoek van degene die er het voorwerp van was, bij beslissing van de jeugdrechtbank geschrapt worden na verloop van vijf jaar sedert het tijdstip waarop de maatregel een einde heeft genomen, dit op basis van artikel 63 van de wet van 8 april 1965.

 

De wet van 1965 heeft als doel niet alleen de bescherming van minderjarigen, maar ook zijn tenlasteneming als hij een misdrijf heeft begaan.

 

De wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid vermeldt de gegevens van het strafregister die doorgegeven worden aan de Algemene Directie Veiligheid- en Preventiebeleid, de directie Private Veiligheid van de FOD Binnenlandse Zaken.

 

Er is inderdaad een verschil naargelang de persoon zijn uittreksel bij zijn gemeente aanvraagt dan wel of de FOD Binnenlandse Zaken dit direct bij het Centraal Strafregister aanvraagt bij toepassing van artikel 7, § 3 van de wet van 1990.

 

Wat de regelgeving betreft waarin deze wet voorziet, verwijs ik naar de minister van Binnenlandse Zaken die daarvoor de bevoegdheid heeft.

 

06.03  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Veel wijzer ben ik natuurlijk niet geworden.

 

U bevestigt wat ik zeg, namelijk dat er inderdaad een verschil is. Het moet duidelijk zijn dat ik mij niet wil scharen achter minderjarigen die zich vergrijpen aan drugs en dergelijke, maar het is intrigerend om vast te stellen dat er een duidelijk verschil is.

 

Als ik het goed begrepen heb, dan kan de persoon in kwestie vijf jaar na het einde van de maatregel een schrapping uit het strafregister vragen. Ik meen dat we ongeveer aan dat moment gekomen zijn.

 

Ik dank u, mijnheer de minister, en ik zal mij zeker nog wenden tot de minister van Binnenlandse Zaken voor een aantal bijkomende vragen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de vrijlating van Congolese bendeleden" (nr. 5900)

07 Question de M. Peter Logghe au ministre de la Justice sur "la libération des membres d'une bande criminelle congolaise" (n° 5900)

 

07.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik vind dit toch een voorbeeld van een totaal verkeerd politiek signaal omdat men tegen een van de bendeleden blijkbaar een procedurefout zou hebben gemaakt. Tijdens het onderzoek werden de verschillende leden van een Congolese bende vrijgelaten. Verschillende organisaties vinden dit steeds moeilijker te accepteren, onder meer de federale gerechtelijke politie.

 

Blijkbaar wordt het een tendens in onze maatschappij om te vinden dat het vrijlaten op basis van een pure procedurefout de rechten van vele slachtoffers ernstig schaadt. Mijnheer de minister, bovendien valt te vrezen dat de criminelen in kwestie naar het buitenland zullen vluchten. Aan de vrijlating werd daarenboven geen enkele voorwaarde verbonden.

 

Ik heb hierover toch een aantal vragen. U heeft natuurlijk kennisgenomen van de beslissing van de raadkamer. Mijn vraag dateert van 24 augustus. Wat is uw eerste reactie op de beslissing van de raadkamer? Dit is natuurlijk geen alleenstaand feit. In Sint-Niklaas heeft de onderzoeksrechter in hetzelfde weekend ook een Albanese verdachte laten lopen met een schietensklaar geweer. Ook daar waren er blijkbaar geen bewijzen of was er een gebrek aan effectieve bewijslast.

 

Unizo, dat opkomt voor de handelaars en de rechten van de handelaars, zei daarover letterlijk het volgende. Ik citeer: “De inspanningen van de politie om vermoedelijke daders te klissen, worden sterk ondergraven en ontmoedigd.”

 

Mijn vraag is de volgende. Wat is uw repliek aan die groeiende groep burgers die eigenlijk de beslissingen op basis van deze procedurefouten niet meer nemen? Er wordt natuurlijk angstvallig gewaakt over de rechten van de daders, zie deze procedurefouten. De slachtoffers blijven evenwel dikwijls de dupe van het spelletje.

 

Wordt het geen tijd om de kwestie van de procedurefouten eens onder de juridische loep te nemen? Wordt het geen tijd dat de regering een aantal zaken opnieuw in het juiste perspectief plaatst en het gewicht van procedurefouten afzet tegen de schendingen van de rechten van slachtoffers? Dit laatste is toch de boodschap die ik heb begrepen uit de vele reacties die op deze en soortgelijke incidenten volgen.

 

07.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, collega, de vraag die u stelt, is heel breed gebaseerd op een aantal incidenten en problemen. Het is heel moeilijk om daarop te antwoorden in het korte tijdsbestek voor vragen.

 

Dat betekent echter niet dat het problemen zijn die wij niet kennen. Er werd daarover al veel gedebatteerd.

 

Ik heb onlangs ook gezegd dat ik een brief heb gericht aan de burgemeesters omdat ik van oordeel ben dat de lokale problematiek en de frustratie die lokaal bij veel mensen bestaat, beter moet kunnen worden aangepakt en dat zich in de interactie tussen burgemeester, zonechef en procureur wellicht bijkomende acties opdringen zodat men korter op de bal kan spelen en men het zonale veiligheidsoverleg kan gebruiken om alle problemen van dichtbij op te volgen.

 

Dat is ook een algemeen antwoord, maar ik geef maar mee dat het een methodiek is. Ik kan daarvan verschillende voorbeelden geven.

 

In die brief heb ik ook verwezen naar de problematiek van de illegale vreemdelingen. Dat is ook een probleem dat heel algemeen is en waarop ik in detail zou kunnen ingaan. Ik wil gewoon herhalen dat wij op 1 juli een beslissing hebben genomen in verband met de terugkeerrichtlijn en dat wij het verband tussen illegale vreemdelingen en criminaliteit willen dichterbij brengen. Wij moeten de illegale vreemdelingen die in de gevangenis zitten prioritair laten uitwijzen. De Dienst Vreemdelingenzaken moet daaraan harder werken. Dat is een van de elementen die ertoe zouden leiden dat het lik-op-stukbeleid beter zichtbaar is en dat de straffeloosheid wordt bestreden.

 

U haalt ook heel de problematiek van de bewijsvoering aan. Er zijn daarover zoveel zaken te zeggen. U kent de Antigoonrechtspraak. U weet dat men zich niet kan baseren op bewijzen die niet correct werden verkregen. Magistraten moeten dat afwegen.

 

Dit zijn algemene termen en ik weet dat daarover in de toekomst nog zal kunnen worden gedebatteerd. Wij hebben daarover recent gedebatteerd in het raam van Salduz.

 

Ik kan alleen maar in algemene termen zeggen dat er voor de hele keten permanent moet worden gezocht naar maximale efficiëntie in het optreden van politie en Justitie en dat ik dat doe met diverse initiatieven. Uw vraag is echter te algemeen om op bepaalde zaken verder in detail in te gaan.

 

07.03  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, het antwoord voldoet niet helemaal of zelfs helemaal niet. Mijn vraag ging vooral over de procedurefouten en het gewicht daarvan op de vrijlating van criminelen als de feiten bewezen zijn. Neem mij niet kwalijk, maar de perceptie gaat steeds meer tegen Justitie in: het kan niet dat het gewicht van een procedurefout van die aard is dat de rechten van slachtoffers aan de lopende band worden geschonden. Daar gaat het over, mijnheer de minister, dat was mijn vraag. Ik heb er geen antwoord op gekregen, maar ik kom er later nog op terug.

 

07.04 Minister Stefaan De Clerck: Deze discussie zullen we nog heel dikwijls voeren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van mevrouw Rita De Bont aan de minister van Justitie over "PV's die betrekking hebben op dierenmishandeling" (nr. 5911)

08 Question de Mme Rita De Bont au ministre de la Justice sur "les procès-verbaux relatifs à la maltraitance des animaux" (n° 5911)

 

De voorzitter: Voorwaar een passende vraag op de Werelddierendag.

 

08.01  Rita De Bont (VB): Mijnheer de minister, u staat ongetwijfeld onder tijdsdruk. Ik heb een korte vraag, waarvan ik meende dat ze eenvoudig was. Dat lijkt niet zo te zijn, aangezien ik ze zes maanden geleden schriftelijk had ingediend en ik er nog steeds geen antwoord op heb ontvangen. Ik weet niet of het te maken heeft met de vraagsteller, met de organisaties die er regelmatig in een mail op aandringen om alstublieft mijn vraag te beantwoorden dan wel met het onderwerp. Dat laatste zou ik dan wel het ergste vinden, vooral vandaag op Werelddierendag.

 

Er is weinig oog voor dierenwelzijn. Bovendien wordt er ook weinig controle uitgeoefend op de wetgeving, die net vandaag 25 jaar bestaat. Als er dan al een klacht of een proces-verbaal opgesteld wordt, dan wordt dat nog vaak geseponeerd.

 

Hoeveel processen-verbaal in verband met dierenmishandeling werden in de voorbije vijf jaar in de verschillende regio's opgesteld?

 

Hoeveel van die processen-verbaal werden geseponeerd en aan hoeveel werd er daadwerkelijk gevolg gegeven?

 

08.02 Minister Stefaan De Clerck: Ik heb op 28 september statistieken binnengekregen. Ik stel voor dat ik u een kopie geef, want het zijn verschillende bladzijden met cijfers, dus ik denk dat u daarmee meer gediend bent. Ik heb er ook geen probleem mee dat andere collega’s de gegevens krijgen. Er is ook een antwoord op een vraag van collega Tommelein, die daarover ook vragen heeft gesteld. De informatie is beschikbaar. U kunt dat dan even nalezen en dan desgevallend verdere vragen stellen, als u dat wenst.

 

08.03  Rita De Bont (VB): Mijnheer de minister, ik ben daarmee tevreden, dan krijg ik uiteindelijk het antwoord waarop ik reeds lang zat te wachten. Het is voor mij wel belangrijk om te zien hoeveel verschillen ter zake waar te nemen zijn. Zoals ik daarnet vernomen heb, is veel afhankelijk van het individuele oordeel van de politieman ter plaatse. Eigenlijk zouden er toch maatregelen moeten worden genomen om de vervolging van dierenmishandeling transparanter en minder afhankelijk te maken van het individu, en ze tegelijk te veralgemenen en efficiënter te maken.

 

Ik zal de cijfers bestuderen en eventueel daaromtrent een of ander voorstel indienen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "het bevel tot aanvang van de bouwwerken van het Forensisch Psychiatrisch Centrum te Gent" (nr. 5931)

- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "de exploitatie van het Forensisch Psychiatrisch Centrum te Gent" (nr. 6036)

09 Questions jointes de

- Mme Carina Van Cauter au ministre de la Justice sur "l'ordre de commencer les travaux de construction du Centre de psychiatrie légale à Gand" (n° 5931)

- Mme Carina Van Cauter au ministre de la Justice sur "l'exploitation du Centre de psychiatrie légale à Gand" (n° 6036)

 

09.01  Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, die twee vragen werden op een verschillend tijdstip ingediend, maar ik zie dat ze samengevoegd zijn. Beide vragen gaan over de bouw van het forensisch psychiatrisch centrum in Gent.

 

Mijnheer de minister, het verkrijgen van een vergunning daarvoor, heeft al heel wat voeten in de aarde gehad. Ik heb daarover al dikwijls het woord gevoerd. Blijkbaar zullen er nu ook stenen in de aarde komen. Immers, niet alleen de vergunning werd verkregen, in maart 2010, maar inmiddels is de bouw van dat centrum ook gegund aan een aannemer.

 

Ik heb een vraag gesteld, na verwijzing door u, aan staatssecretaris Clerfayt, die mij op 7 juni geantwoord heeft dat de werken na het bouwverlof van dit jaar zouden starten. Bij navraag bleek ook dat het bevel tot aanvang van de werken gegeven zou zijn. Mijnheer de minister, is dat bevel effectief gegeven?

 

Ondertussen verneem ik dat dit bevel alweer geschorst zou zijn, omdat een aantal voorwaarden van de vergunning niet in orde gebracht zou zijn. Het zou gaan over een toegangsweg, die er niet zou liggen. Daarnaast zou er een probleem zijn met het verplaggen van bepaalde zeldzame plantjes, waarop een nog zeldzamere kever zijn habitat vindt.

 

Mijnheer de minister, is dat een gerucht of klopt dat?

 

Inmiddels zouden er ook problemen zijn met de kwaliteit van de bodem en er zouden zich problemen inzake sanering aandienen. Aanvankelijk zou er 20 centimeter grond afgegraven moeten worden, maar inmiddels zouden er zich bijkomende problemen hebben voorgedaan.

 

Mijnheer de minister, kunt u een en ander wat verder duiden? Kan er effectief worden voortgewerkt aan de bouw van dat centrum?

 

Wanneer zal de bouw van dat centrum klaar zijn? Zoals u weet, verblijven meer dan duizend geïnterneerden in de gevangenis, op een plaats waar zij eigenlijk niet thuishoren.

 

Daarenboven – dit is het onderwerp van mijn tweede vraag – is naast de vergunning en de bouw van dat forensisch centrum, de uitbating ervan een punt.

 

Als ik goed ben ingelicht, zouden de werken opgeleverd moeten worden aan degene die verder het forensisch centrum zou moeten exploiteren.

 

Mijnheer de minister, hoe zit het met de exploitatie van dat centrum? Is er inmiddels een lastenboek? Wanneer zal dat aanbesteed worden?

 

Zijn er middelen uitgetrokken, zodat het effectief kan worden uitgebaat?

 

Wat is de verdeelsleutel tussen Volksgezondheid en Justitie, te weten dat daarmee in het Noorden en het Zuiden van ons land op verschillende wijze wordt omgegaan?

 

Is er een tussenkomst van het Vlaams Gewest? Zo ja, dewelke?

 

09.02 Minister Stefaan De Clerck: Mijnheer de voorzitter, collega, het FPC Gent heeft inderdaad al heel wat voeten in de aarde gehad. Het dossier dateert van lang voor het aantreden van deze regering. Er was al een beslissing genomen, maar er was nog niet veel gebeurd op het vlak van de uitvoering. Intussen is het hele proces normaal en goed verlopen. We hebben het opgenomen in het masterplan. In een periode van twee tot tweeënhalf jaar hebben wij het dossier volledig bouwklaar gekregen.

 

Het bevel tot aanvang is gegeven voor 3 oktober. Men kan dus beginnen. Ik heb vernomen dat wellicht de eerstesteenlegging voor 14 oktober is gepland. Men is vandaag nog niet begonnen omdat de werken aan een weg, die door de stad Gent moet worden afgewerkt, enige vertraging hebben opgelopen. Daardoor kan men niet op het terrein. Het gaat dus om een coördinatie van de werkzaamheden inzake infrastructuur om de toegang tot de site te realiseren. De startdatum is enigszins verschoven, omdat de stad Gent de toegangsweg die onder haar verantwoordelijkheid moet worden aangelegd pas eind deze maand klaar zal hebben. Dat is de synchronisatie.

 

Intussen heeft de FOD Justitie niet stilgezeten inzake de exploitatie. Met collega Onkelinx van Volksgezondheid is reeds lang afgesproken dat we het FPC niet geëxploiteerd wensen te zien als een gevangenis, maar als een forensische psychiatrische inrichting waar de aandacht gaat naar zorgopvang in een beveiligde omgeving. Het zal met een externe partner gebeuren. Dat is nieuw en we hebben dus wat denkwerk moeten verrichten over de juiste formule. Er is vooroverleg gepleegd met collega Onkelinx. De principeafspraken zijn gemaakt. De medewerkers van de beleidscel van de administratie bereiden nu een lastenboek voor om een externe oproep te doen voor een concessieovereenkomst waarbij de exploitatie zal worden toevertrouwd aan een concessiehouder voor een periode van 25 jaar met tussentijdse evaluatie. Die teksten zijn zo goed als klaar. Ze zijn nu nog eens naar mevrouw Onkelinx gestuurd omdat zij financiert. Dit komt niet voor rekening van het budget van Justitie. Ik meen dan ook dat het normaal is dat zij daarvoor haar akkoord geeft.

 

Het FPC zal worden gebouwd in opdracht van de Regie. Het gebouw zal aan de Regie worden opgeleverd en dan aan Justitie ter beschikking worden gesteld. Vervolgens zal Justitie in samenspraak met de FOD Volksgezondheid een concessie verlenen aan een externe partner. De concessiehouder zal voor de exploitatie worden vergoed door Volksgezondheid wat het zorgaspect betreft en door Justitie voor andere elementen, de veiligheid en de diensten eigen aan het feit dat het om geïnterneerden gaat, bijvoorbeeld de diensten van de strafuitvoeringsrechtbank. Een regeling met de Regie zal moeten worden getroffen voor de elementen inzake infrastructuur. Het is dus geen eenvoudige constructie omdat er meerdere actoren bij zijn betrokken, namelijk Justitie, Volksgezondheid, de Regie der Gebouwen, het bouwconsortium en de financiële instelling die de bouwkosten draagt.

 

Aan het ontwerplastenboek wordt nu de laatste hand gelegd, zodat ik daarmee naar de Ministerraad kan gaan en een oproep kan lanceren. Wij willen in 2013 klaar zijn met de bouw. De ambitie is dat de exploitant in de loop van 2012 kan meelopen in het project en, zeker wat de afwerking en de eindfase betreft, betrokken kan zijn bij het realiseren van het gebouw.

 

09.03  Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, u zegt dat het bevel tot aanvang van de werken nu pas zal worden gegeven. U zegt ook dat het niet juist is dat na het bouwverlof het bevel tot aanvang van de werken is gegeven. U zegt dat het nu pas gegeven zal worden.

 

09.04 Minister Stefaan De Clerck: Tegen oktober is het gegeven.

 

09.05  Carina Van Cauter (Open Vld): De werken zijn dus eigenlijk nog niet gestart.

 

09.06 Minister Stefaan De Clerck: Ze kunnen niet gestart worden, omdat de weg van de stad Gent niet af is.

 

09.07  Carina Van Cauter (Open Vld): Er is dus geen eerder bevel tot aanvang van de werken geweest? Dat blijkt in tegenspraak te zijn met wat staatssecretaris Clerfayt heeft gezegd. U zegt dat u het niet weet? Ik wil in ieder geval vragen om een en ander zorgvuldig…

 

09.08 Minister Stefaan De Clerck: Collega Reynders heeft het project toegewezen. Het aanvangsbevel is gegeven voor 3 oktober. Ik heb vanmorgen allerlei zaken in de krant gelezen. Ik heb ook uw woorden gelezen. Er stonden meerdere zaken in die niet juist waren.

 

09.09  Carina Van Cauter (Open Vld): Wij zullen dat in ieder geval verder moeten onderzoeken. Ik wil u vragen om een en ander goed op te volgen, want bij het begin van uw antwoord stelde u dat alles normaal verlopen is. Als u het weigeren van een bouwvergunning normaal vindt, omdat het dossier onvolledig wordt ingediend…

 

09.10 Minister Stefaan De Clerck: Wie heeft de bouwvergunning geweigerd?

 

09.11  Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, u weet dat de bouwvergunning aanvankelijk – u hebt mij dat geantwoord op een eerdere vraag – geweigerd werd. Dat was in december 2009. We zijn nu al een aantal jaren bezig met het verkrijgen van die bouwvergunning.

 

09.12 Minister Stefaan De Clerck: Sedert ik ermee bezig ben, gaat het goed vooruit, denk ik.

 

09.13  Carina Van Cauter (Open Vld): Tijdsverloop is blijkbaar relatief, maar u weet dat de tijd snel gaat.

 

09.14 Minister Stefaan De Clerck: Ik hoop dat u volgende week, bij de eerstesteenlegging, aanwezig zult zijn.

 

09.15  Carina Van Cauter (Open Vld): Als ik uitgenodigd word, mijnheer de minister.

 

09.16 Minister Stefaan De Clerck: Dat weet ik nog niet.

 

09.17  Carina Van Cauter (Open Vld): Ik hoop in ieder geval dat de werken hun normale verloop kennen en eind 2013 opgeleverd worden. Ik wil u vragen alles in het werk te stellen opdat de werken worden gegund en opdat, eens het gebouw er is, de exploitatie niet verder wordt vertraagd. De geïnterneerden moeten zo spoedig mogelijk een plaats krijgen waar zij thuishoren en waar zij de geëigende zorg krijgen, namelijk in een forensisch detentiecentrum.

 

Een tweede aandachtspunt zijn de budgetten en de verhouding justitie en beveiliging enerzijds en zorg en gezondheid anderzijds. Ik meen dat wij aandacht moeten hebben voor het feit dat de budgetten van Justitie niet te zeer worden uitgehold door de budgetten van Volksgezondheid. We denken aan de gezondheidszorg in de gevangenis, die geschorst is tijdens het verblijf in de gevangenis. Steeds meer middelen van Justitie gaan naar voor Justitie oneigenlijke taken. Ik meen dat u deze bezorgdheid deelt met de leden van de commissie en ik neem aan dat u een en ander zo goed als mogelijk opvolgt.

 

09.18 Minister Stefaan De Clerck: Ik had nooit gedacht dat ik de eerstesteenlegging zou mogen meemaken.

 

De voorzitter: Hij ligt er nog niet.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De samengevoegde vragen nr. 5940 van mevrouw Dumery en nr. 6369 van mevrouw Van Vaerenbergh worden uitgesteld.

 

10 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de meubelsaga in de politierechtbank en het vredegerecht van Sint-Niklaas" (nr. 5962)

- de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "de aanbesteding van nieuwe meubelen voor de politie- en vrederechtbank in Sint-Niklaas" (nr. 5982)

10 Questions jointes de

- Mme Sophie De Wit au ministre de la Justice sur "la saga des meubles du tribunal de police et de la justice de paix de Saint-Nicolas" (n° 5962)

- M. Raf Terwingen au ministre de la Justice sur "l'adjudication du marché de nouveaux meubles pour la police et la justice de paix de Saint-Nicolas" (n° 5982)

 

10.01  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, mijnheer de minister, deze vraag lijkt misschien een tussendoortje op het eerste gezicht, aangezien het over meubels gaat. Toch raakt dit aan een meer fundamentele problematiek.

 

Waarover gaat het? De politierechtbank en het vredegerecht van Sint-Niklaas verhuizen en het blijkt dat zij geen meubels hebben op hun nieuwe locatie. Nochtans waren die meubels al beloofd tegen 1 januari 2011, maar begin september waren ze nog niet geleverd. Er was toen enige paniek, want er waren al heel wat dagvaardingen de deur uit, meer bepaald 2 200. Indien er geen meubels zijn, kunnen de zittingen niet doorgaan. Men vreesde al dat de dagvaardingen niet correct zouden zijn en dat sommigen zouden kunnen profiteren van eventuele procedurefouten.

 

Het gaat mij niet om het probleem inzake de meubels, want dat geraakt ongetwijfeld opgelost. Net als in vele andere dossiers wijzen Regie der Gebouwen en ministerie van Justitie weer naar elkaar. Volgens de Regie der Gebouwen levert zij alleen maar meubels als het om nieuwbouw gaat en is het hier dus een taak voor Justitie, aangezien het om renovatie gaat. Volgens Justitie hoort vast meubilair bij het onroerend goed en is dit iets voor de Regie der Gebouwen. Dat is een zeer semantische discussie, maar het wijst er nog maar eens op dat de verdeling van bevoegdheden totaal niet werkt.

 

U heeft vandaag al enkele malen moeten antwoorden dat u iets hebt doorgegeven aan de minister bevoegd voor de Regie der Gebouwen. Als we die minister de vraag stellen, dan mag u er zeker van zijn dat hij naar u verwijst. Zo blijven we pingpong spelen. Daar komt bij dat de rechtbank het zelf heeft over een probleem met het ministerie van Justitie. Er werden offertes uitgeschreven, maar daar is er weer een fundamenteel probleem, want niemand heeft op die offertes willen inschrijven.

 

Kunt u concreet zeggen wat er gebeurd is met die meubels? Wie heeft de meubels geleverd, die al lang beloofd zijn? Waarom duurt dat allemaal zo lang? Hoe is dat opgelost?

 

Ten tweede, bent u het ermee eens dat de bevoegdheidsverdeling tussen de Regie enerzijds en Justitie anderzijds, ook voor levering van al dan niet vaste meubels, niet langer houdbaar is? Daar moet toch een oplossing voor komen. Bent u daaraan al praktisch tegemoetgekomen? Kan er actie worden ondernomen om dergelijke problemen in de toekomst te vermijden?

 

Ten derde, hoe verklaart u in deze casus dat er offertes zijn uitgeschreven, maar dat niemand daarop wil intekenen? Blijkbaar is Justitie geen interessante contractant.

 

Zoals ik al vaker zei, het is een bedrijf in moeilijkheden, maar als ook dit al niet meer lukt, dan is het echt heel ernstig.

 

Gebeurt het vaker dat offertes van uw ministerie onbeantwoord blijven of dat er geen geschikte kandidaat wordt gevonden? Zo ja, hoe komt dat? Wat kunt u eraan doen om ervoor te zorgen dat zulke zaken in de toekomst niet meer voorvallen?

 

10.02  Raf Terwingen (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik stel vast dat mevrouw De Wit tijdens de vakantie dezelfde kranten heeft gelezen als ik en op hetzelfde vraagwekkende artikel is gestoten. Ik zal niet in herhaling vallen door te verwijzen naar de concurrerende of communicerende bevoegdheden tussen Justitie en andere departementen. Die problematiek wordt terecht aangekaart maar is niet nieuw. Over de offertes heb ik het evenmin. Het moet zijn dat u te scherpe offertes uitschrijft en te spaarzaam wil zijn.

 

Wel belangrijk is hoe het met de rechtsgang van die dossiers is gegaan. In de krant werd, al dan niet lichtzinnig – dat zal moeten blijken uit uw antwoord – geschreven dat tweehonderd rechtszaken in de knoei dreigden te geraken. Dat is de eerste bekommernis van deze commissie.

 

Wat is daar gebeurd? Hoe is dat rechtgezet? Wat is de huidige toestand van de rechtsgang voor de politierechtbank?

 

10.03 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, medio 2010 heeft de politierechtbank mijn administratie aangeschreven met de vraag naar meubilair voor de twee zittingszalen die door de Regie der Gebouwen op de eerste verdieping van het gebouw B aan de Kazernestraat te Sint-Niklaas zijn ingericht. In principe is het voorzien van vast meubilair in zittingszalen een taak voor de Regie der Gebouwen. Omdat er discussie was en men niet wilde dat de klant daarvan het slachtoffer zou worden, heeft men beslist om zelf een dossier op te starten.

 

De politierechtbank vroeg om tegen 1 januari 2011 over het meubilair te kunnen beschikken. Bij een plaatsbezoek door de FOD Justitie in oktober 2010 werd de politierechtbank meegedeeld dat deze datum niet haalbaar was. Het opmaken van een dossier voor dit op maat te maken meubilair vraagt de nodige tijd, evenals de uitvoering ervan na toewijzing van de opdracht. Bovendien moest het budgettair worden voorzien. Er werd duidelijk gesteld dat het meubilair pas in 2011 kon worden voorzien. De twee zalen waren door de Regie der Gebouwen nog niet volledig afgewerkt. Dit gebeurde in het voorjaar van 2011. De aankoopdossiers voor de inrichting van de zaal werden opgestart in 2011. Tot op heden werd het standaardmeubilair via raamcontracten geleverd voor de aan de zittingszalen grenzende lokalen. Het meubilair voor de zalen zelf kon niet worden geleverd.

 

Politierechtbank en vredegerecht zetelen als sinds jaar en dag in de twee zittingszalen in gebouw C van hetzelfde administratief centrum aan de Kazernestraat. Deze zalen staan nog steeds ter beschikking van deze gerechtelijke diensten.

 

U bedoelt met verkeerde betekeningen een niet-juiste vermelding in de dagvaarding in de zin van een niet-correcte plaatsaanduiding, mag ik aannemen?

 

Welnu, volgens artikel 702, ten vijfde van het Gerechtelijk Wetboek moet de dagvaarding op straffe van nietigheid de plaats, de dag en het uur van de rechtszitting vermelden. Behoudens de gevallen vermeld in artikel 862 van het Gerechtelijk Wetboek, kan de rechter de proceshandeling alleen dan nietig verklaren indien het aangeklaagde verzuim of de aangeklaagde onregelmatigheid de belangen schaadt van de partij die de exceptie zou opwerpen in toepassing van artikel 861 van het Gerechtelijk Wetboek.

 

Het is dus de rechter die dat zal beoordelen en die gebeurlijk ook zal oordelen over de kosten.

 

Toen begin augustus duidelijk werd dat het meubilair niet meer tijdig kon worden geleverd bij de aanvang van het nieuw gerechtelijk jaar, stelde de politierechtbank zelf voor om het probleem op te vangen door tijdelijke signalisatie aan te brengen waarmee naar de twee zittingszalen in gebouw C wordt verwezen.

 

Gezien de huidige stand van de aankoopdossiers wordt als streefdatum voor de inrichting van de twee nieuwe zittingszalen eind 2011 naar voren geschoven.

 

Op 1 juli 2011 heeft de Ministerraad een nieuw administratief reglement van de Regie der Gebouwen goedgekeurd. Dit reglement wordt verondersteld de kosten voor alle instaatstellingswerken en onderhoudswerken te verdelen tussen de Regie der Gebouwen en de bezettende diensten voor zowel staatsgebouwen als gehuurde gebouwen.

 

Wat de gerechtsgebouwen en de gevangenissen betreft, heeft de Ministerraad toegestaan om, gezien het zeer specifieke karakter van deze gebouwen, een aanhangsel bij dit reglement op te stellen waarin de verdeling van de kosten voor bepaalde specifieke uitrustingen voor deze gebouwen afzonderlijk kan worden geregeld.

 

We hopen dat hiermee duidelijke afspraken kunnen worden gemaakt, zodat toekomstige discussies met de Regie der Gebouwen worden vermeden.

 

Bij onderhandse aankoopprocedures, zoals hier het geval is, wordt een aantal firma’s aangeschreven en gevraagd om een prijsofferte op te sturen voor het dossier in kwestie. Iedere administratie is in deze procedure afhankelijk van de reactie van de aangeschreven firma’s. Bij navraag bleek dat in het dossier van Sint-Niklaas het orderboek van een aantal bedrijven voor de komende maanden vol was, waardoor de firma’s geen offerte wensten in te dienen. Andere bedrijven hebben om ons onbekende redenen geen offerte toegestuurd.

 

Dit is echter geen algemeen gegeven waarmee wij regelmatig worden geconfronteerd. Wij hopen dat de zaak intussen volledig is opgelost.

 

10.04  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik hoop alleszins dat in de toekomst dergelijke akkefietjes, wat zij uiteindelijk zijn, gemakkelijk zullen worden opgelost. Niettemin moet worden nagedacht over de al dan niet scheiding. Hiervoor moet een fundamentele oplossing worden gezocht.

 

10.05 Minister Stefaan De Clerck: Ik heb ter zake misschien enigszins te kort geantwoord.

 

Er is nu een soort algemeen reglementenboek van de Regie der Gebouwen gemaakt, waardoor de Regie kan aangeven dat het haar gebouw is, dat zij bepaalde zaken zal doen en waardoor zij de gebruiker kan aanduiden en hem op zijn plichten kan wijzen.

 

Wij hebben zulks voor ons deel geblokkeerd. Wij hebben aangegeven dat wij een en ander willen heronderhandelen en dat wij voor onze gevangenissen en gerechtsgebouwen nieuwe onderhandelingen willen, om een specifieke verdeling van wie in de betrokken gebouwen wat doet, beter te definiëren. Wij willen voor gevangenissen en gerechtsgebouwen niet verder afhankelijk zijn van de Regie der Gebouwen, in haar hoedanigheid van algemeen leverancier van kantoorruimte.

 

Het algemeen reglement geldt voor alle kantoorinrichtingen en voor alle administraties, uitgezonderd misschien Defensie.

 

Een en ander moet nog verder worden onderhandeld en opgenomen in het aanhangsel bij het algemeen reglement. Wij hebben aangegeven dat wij een en ander nu afzonderlijk voor ons moeten onderhandelen. Wij willen aldus een specifieke relatie opbouwen en dus meer bevoegdheid en de bijhorende budgetten naar ons toe trekken, zodat wij zelf meer kunnen interveniëren en veel directer kunnen handelen.

 

10.06  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, zulks lijkt mij niet meer dan evident. U zult aldus immers veel sneller, veel correcter en efficiënter kunnen werken.

 

Ik hoor dat u een en ander wil onderhandelen. De vraag is alleen of daarover ook een politiek akkoord zal bestaan. Ik hoor u zuchten.

 

10.07 Minister Stefaan De Clerck: Zuchten doe ik niet, lachen wel.

 

10.08  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, ik hoop dat wij binnenkort kunnen lachen, omdat een akkoord over de materie wordt bereikt. Wij kunnen immers niet langer voortdoen zoals nu. Alles moet beter, moderner en efficiënter. Elke procedureverbetering of -vereenvoudiging moeten wij aangrijpen. De aangekaarte kwestie is een dergelijke verbetering.

 

10.09  Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het is duidelijk dat er bij het verloop van de procedures zelf weinig of geen problemen zijn. Er is ter zake een duidelijke signalisatie, die ieders belangen dient en die schade zal helpen voorkomen. Ik veronderstel dat er daaromtrent geen bijkomende problemen zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "het babylijkje te Kessel" (nr. 5964)

11 Question de Mme Carina Van Cauter au ministre de la Justice sur "le corps d'un nouveau-né découvert à Kessel" (n° 5964)

 

11.01  Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, dit is een vraag naar opvolging, controle en naleving van voorwaarden.

 

Uit persberichten blijkt dat de ouders van het geïdentificeerde babylijkje al eerder in aanraking kwamen met Justitie voor gelijkaardige of aanverwante feiten.

 

Heel concreet, werden er destijds, zoals geschreven in de pers, voorwaarden opgelegd? Hoe zat het met de controle en de opvolging van de voorwaarden? Werden ze nageleefd? Kon men aldus niet voorkomen dat er zich nieuwe feiten voordeden?

 

11.02 Minister Stefaan De Clerck: Het betreft een individuele zaak waarin alle informatie niet zomaar in de publieke ruimte kan worden gebracht.

 

Op 25 augustus werd in een pand in Kessel-Dorp, Nijlen, een plastiek zak aangetroffen waarin beenderen en een substantie zaten waarvan het eerste onderzoek uitwees dat de stoffelijke resten met zekerheid van menselijke oorsprong waren en meer bepaald van een foetus, een bijna voldragen kindje.

 

Het Disaster Victim Identification team, DVI, heeft bijstand verleend aan diverse opzoekingen en heeft het onderzoek ook afgerond. Er werden geen andere lijkjes of beenderresten aangetroffen.

 

Het klopt dat de moeder bij arrest van 29 april 2004 van het hof van beroep van Antwerpen al was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar met uitstel voor diverse feiten die zich eind jaren ‘90 hadden voorgedaan en die ik hier niet als dusdanig zal herhalen.

 

In hetzelfde arrest werd betrokkene vrijgesproken voor de betichting van verwisseling van een kind, zoals omschreven in artikel 363 van het Strafwetboek. Aangezien er geen voorwaarden werden opgelegd, is de vraag naar opvolging, controle en naleving van de voorwaarden zonder voorwerp.

 

U zult begrijpen dat het voor het goede verloop van de aan de gang zijnde strafonderzoeken en uit respect voor het principe van het geheim van het strafonderzoek niet toegelaten is om hierover op dit ogenblik meer details te verschaffen.

 

Ik meen dat u hiermee de basisinformatie hebt gekregen.

 

11.03  Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, mijn vraag was niet bedoeld om te weten over welke feiten het precies ging, maar was gewoon een bezorgdheid over opvolging en controle van voorwaarden. Anders dan in de pers werd gezegd, waren er kennelijk geen voorwaarden opgelegd, zodat ze ook niet konden of moesten worden opgevolgd en gecontroleerd.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Question de M. Olivier Maingain au ministre de la Justice sur "la hausse des trafics de drogues par des revendeurs en séjour illégal" (n° 5978)

12 Vraag van de heer Olivier Maingain aan de minister van Justitie over "de toename van de drugshandel door dealers die illegaal in het land verblijven" (nr. 5978)

 

12.01  Olivier Maingain (MR): Monsieur le ministre, au cours du mois d'août, la presse a fait état des déclarations de M. Janssens, bourgmestre d'Anvers, et de M. Moureaux, bourgmestre de Molenbeek, réclamant l'enfermement en centres fermés des revendeurs de drogues séjournant illégalement dans le pays, avant, le cas échéant, de procéder à leur renvoi vers leur pays d'origine.

 

Confrontés, depuis ces derniers mois, à une hausse du trafic de drogues par des individus en séjour illégal, ainsi qu'à d'importants affrontements entre commerçants et revendeurs de drogues ou entre revendeurs, ces bourgmestres dénonçaient le fait que la plupart des personnes arrêtées avaient été remises en liberté et que, dès lors, le travail des forces de l'ordre s'avérait vain au niveau judiciaire.

 

À cette occasion, vous avez déclaré préparer des mesures visant à combattre ce type de criminalité et à accélérer les procédures d'expulsion. Pourriez-vous me détailler concrètement la nature des mesures envisagées à cette fin?

 

12.02  Stefaan De Clerck, ministre: Cher collègue, pendant les vacances d'été, plusieurs bourgmestres, dont celui d'Anvers, ont effectivement exprimé leurs préoccupations sur le fait que des étrangers en séjour illégal, qui ont été placés en détention préventive ou condamnés, ne sont pas immédiatement expulsés ou transférés dans un centre fermé en vue de leur éloignement du territoire à la levée de leur mandat d'arrêt ou à la fin de leur peine.

 

Il en résulte que, dans certains cas, ces étrangers en séjour illégal se retrouvent à nouveau dans la rue, se rendent coupables de nouvelles infractions et plongent davantage encore dans l'illégalité ou ont, à nouveau, affaire à la justice.

 

À l'heure actuelle, la transition entre la période de détention et l'exécution immédiate de l'ordre de quitter le territoire délivré par l'Office des Étrangers n'est pas fluide.

 

Le 1er juillet dernier, le Conseil des ministres a approuvé un avant-projet de loi transposant la directive "retour". L'avant-projet prévoit des modifications dans la loi sur les étrangers et contient, en outre, un règlement que je propose, en ma qualité de ministre de la Justice, dans le cadre de l'éloignement des étrangers en séjour illégal.

 

Dès le début de toute détention, l'établissement pénitentiaire doit contribuer à l'identification de l'étranger en séjour illégal, en vue de son éloignement. En outre, il est prévu dans l'avant-projet de loi modifiant la loi sur les étrangers qu'un étranger en séjour illégal, dont le mandat d'arrêt est levé par une juridiction d'instruction, peut être maintenu maximum sept jours dans l'établissement pénitentiaire en vue de son éloignement, à condition que le ministre en charge de l'Office des Étrangers établisse que l'étranger concerné ne peut pas être éloigné du territoire ou transféré dans un centre fermé immédiatement le jour de la levée du mandat d'arrêt.

 

Un délai supplémentaire est donc accordé pour donner exécution à la demande.

 

Un nouvel article est inséré dans la loi du 17 mai 2006 relative au statut juridique externe selon lequel un étranger en séjour illégal qui a été condamné et qui n'a pas été mis en liberté provisoire en vue de son éloignement par le tribunal de l'application des peines peut, avant la fin de sa peine, être mis en liberté par le ministre de la Justice en vue de son éloignement dans les deux mois qui précèdent la fin de sa peine. Autrement dit, on peut anticiper la libération et donner l'autorisation en vue de l'éloignement même si le délai n'est pas expiré. Mais pour ce, une condition doit être remplie: le ministre de la Justice doit avoir la preuve que l'étranger concerné sera effectivement éloigné du territoire ou transféré dans un centre fermé.

 

Enfin, l'avant-projet de loi propose de prévoir dans la loi relative au statut juridique externe, que les étrangers en séjour illégal qui ont obtenu du tribunal de l'application des peines une décision de libération provisoire en vue de leur éloignement puissent être maintenus en détention au maximum dix jours en plus à compter du jour où la décision du tribunal de l'application des peines passe en force de chose jugée. Cette possibilité s'applique exclusivement si le ministre en charge de l'Office des Étrangers ne peut éloigner immédiatement l'étranger concerné ou le transférer dans un centre fermé.

 

Je profite de l'occasion pour demander instamment l'examen rapide du projet de loi au parlement. Les dispositions de ce projet émanant de la Justice devraient permettre d'éviter que des étrangers en séjour illégal replongent dans l'illégalité car il n'a pas été possible de les éloigner ou de les transférer immédiatement dans un centre fermé.

 

En marge de la présente réponse, je souhaite dire que j'espère que le nouveau centre ouvert de retour proposé au Conseil des ministres du 16 septembre dernier permettra d'offrir une capacité d'accueil supplémentaire pour les étrangers en séjour illégal en attente de leur éloignement du territoire.

 

12.03  Olivier Maingain (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie de m'avoir détaillé l'initiative législative déjà annoncée.

 

Dans vos déclarations à la presse, vous disiez qu'à court terme, vous vouliez favoriser une coopération plus efficace entre la Justice et l'Office des Étrangers. Je ne sais si cette meilleure collaboration a pris une forme particulière. En effet, même dans le cadre du projet de loi que vous nous annoncez, cela supposera soit des condamnations soit des mesures privatives de liberté. La question est de savoir si la Justice pourra suivre ce train. Une logistique et un suivi des moyens doivent donc être assurés.

 

Le problème n'est sans doute pas tant l'insuffisance du cadre législatif, même s'il convient de le renforcer, que l'absence de réaction des autorités judiciaires, faute de moyens, qui ne peuvent apporter de réponse rapide à ce type de criminalité. Nous en débattrons certainement lorsque nous examinerons le projet de loi en commission de la Justice.

 

12.04  Stefaan De Clerck, ministre: L'avis du Conseil d'État est connu et il importe maintenant que le projet soit débattu le plus vite possible.

 

Ensuite, je ne redoute pas une absence de suivi par la Justice. Je crains plutôt que l'Office des Étrangers mette du temps à réaliser l'identification d'un détenu en situation illégale, ce qui permet ensuite de mettre concrètement en oeuvre la procédure d'éloignement. Voilà l'élément clé de notre collaboration. La difficulté n'est pas de demander à la Justice de libérer quelqu'un, mais de l'éloigner.

 

12.05  Olivier Maingain (MR): Oui, mais cela suppose qu'une condamnation ait été prononcée rapidement; or ces procédures prennent un certain temps.

 

Nous en reparlerons lors de l'examen du projet de loi.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Président: Olivier Maingain.

Voorzitter: Olivier Maingain.

 

13 Samengevoegde vragen van

- de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "de uitvoeringsbesluiten inzake de mede-eigendom" (nr. 5979)

- mevrouw Sarah Smeyers aan de minister van Justitie over "de wetgeving op de mede-eigendom en haar uitvoeringsbesluiten" (nr. 6043)

- de heer Yvan Mayeur aan de minister van Justitie over "de publicatie van het KB dat de boekhouding van de mede-eigendom regelt" (nr. 6239)

13 Questions jointes de

- M. Raf Terwingen au ministre de la Justice sur "les arrêtés d'exécution relatifs à la copropriété" (n° 5979)

- Mme Sarah Smeyers au ministre de la Justice sur "la législation sur la copropriété et ses arrêtés d'exécution" (n° 6043)

- M. Yvan Mayeur au ministre de la Justice sur "la publication de l'arrêté royal réglant la comptabilité des copropriétés" (n° 6239)

 

13.01  Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dit is een opvolgingsvraag.

 

Zoals u weet, is de nieuwe appartementswetgeving sinds 1 september 2010 van kracht. Er zouden nog een aantal uitvoeringsbesluiten moeten worden genomen om een aantal dingen te regelen, onder meer het feit dat de syndicus moet worden ingeschreven bij de Kruispuntbank van Ondernemingen. Er zou ook een genormaliseerd rekeningstelsel worden opgesteld zodat de syndicus weet hoe hij voortaan zijn boekhouding moet doen.

 

Hierover werden al eerder vragen gesteld, onder andere door de heer Mayeur. Dit is een opvolgingsvraag omdat toen werd aangekondigd dat de KB’s voor 95 % klaar waren. Kon die overige 5 % ondertussen worden ingevuld?

 

13.02  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal de context niet meer herhalen. De heer Terwingen heeft dit reeds gedaan. De vraag is gewoon wanneer wij de uitvoeringsbesluiten van die gewijzigde wet op de mede-eigendom mogen verwachten. Wanneer zullen zij officieel van kracht worden? Waarom zijn zij er op dit moment nog niet? Zal dit eventueel negatieve gevolgen hebben voor de verschillende mede-eigenaars?

 

13.03 Minister Stefaan De Clerck: Bij het opstellen van de koninklijke besluiten zijn verschillende departementen betrokken, zoals de FOD Justitie, de FOD Economie, de FOD Financiën, en ook de Kruispuntbank van Ondernemingen. De boekhoudkundige regels en de Kruispuntbank van Ondernemingen vallen in principe onder de bevoegdheid van collega Van Quickenborne. Toch hebben wij het initiatief genomen de koninklijke besluiten op te stellen.

 

De diensten melden mij dat er nog enkele technische problemen overblijven. Zo moet het aspect van de vergoeding voor de inschrijving nog worden opgeklaard. Wegens de budgettaire implicaties worden zulke koninklijke besluiten idealiter door een regering met volheid van bevoegdheden genomen. Alles ligt klaar, maar de definitieve politieke beslissing moet nog genomen worden, wegens het kostenaspect. Het gaat hier immers niet louter om de regeling van een procedure. Er zijn budgettaire implicaties. Hopelijk wordt het geheel zo vlug mogelijk voorgelegd aan een volwaardige regering die de besluiten kan goedkeuren.

 

In afwachting van de definitieve koninklijke besluiten moet de syndicus zijn wettelijke taken vervullen en moeten de mede-eigenaars voldoen aan de gebruikelijke boekhoudkundige verplichtingen. Dit is de overgangsregeling. Ik zal ervoor zorgen dat de koninklijke besluiten zo vlug mogelijk door de regering besproken worden, of minstens klaarliggen voor de volgende regering.

 

13.04  Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de minister, wij zullen geduld oefenen en de vraag opnieuw stellen aan uw opvolger, of misschien aan uzelf indien u dezelfde hoedanigheid bekleedt in de nieuwe regering.

 

13.05  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik wil wel begrip opbrengen voor uw standpunt, maar het gaat hier om een wet die van kracht is sinds 1 september 2010 en waarvoor er nog altijd geen uitvoeringsbesluiten zijn. Ik meen dat de koninklijke besluiten ter zake niet wereldschokkend zullen zijn. Het uitstel zorgt intussen voor een enorme verwarring bij de verenigingen van mede-eigenaars en bij de syndici die de wet moeten toepassen. Zolang de koninklijke besluiten er niet zijn, kunt u niet van die mensen verwachten dat zij volgens de regels van de wet vergaderen en voldoen aan alle boekhoudkundige verplichtingen.

 

Ik hoop dat u hier snel werk van maakt, zodat alle verwarring op het terrein weggenomen wordt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "het verschil in vervolging van de parketten in ons land" (nr. 5983)

14 Question de M. Raf Terwingen au ministre de la Justice sur "la politique de poursuites différente dans les parquets du pays" (n° 5983)

 

14.01  Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de minister, deze opvolgingsvraag betreft het verschillend vervolgingsbeleid ten opzichte van verkeersovertredingen, wat destijds de pers heeft gehaald.

 

U hebt zich naar aanleiding van een vraag destijds kritisch uitgelaten over het feit dat men in sommige arrondissementen pas vanaf 133 kilometer per uur en in andere vanaf 127 kilometer per uur begint te flitsen. U hebt eraan toegevoegd dat de raad van procureurs en de raad van procureurs-generaal een passende oplossing zouden uitwerken.

 

Hoever staat het nu met een oplossing met het oog op een gelijk vervolgingsbeleid in alle arrondissementen?

 

Voorzitter: Sarah Smeyers.

Présidente: Sarah Smeyers.

 

14.02 Minister Stefaan De Clerck: De moeilijkheid bij de u welbekende problematiek schuilt in de integrale verwerking van de verkeersmisdrijven in de strafrechtelijke keten van bij de politie, de parketten en uiteindelijk tot de politierechtbank.

 

Herhaaldelijk werd in talrijke parlementaire vragen gewag gemaakt van het feit dat in bepaalde gerechtelijke arrondissementen tolerantiedrempels gehanteerd worden bij de vaststelling van snelheidsovertredingen alsook van een prioriteitsbeleid bij de aanpak van de verkeersmisdrijven.

 

De parketten worden door problemen die voornamelijk het gevolg zijn van een gebrek aan middelen, voor de efficiënte afhandeling van de verkeersmisdrijven uiteindelijk ertoe gedwongen om keuzes inzake strafbeleid te maken als zij de grote verkeersmisdrijven willen blijven vervolgen en bestraffen.

 

In de huidige stand van zaken hebben de parketten en politierechtbanken het inderdaad moeilijk om de instroom van processen-verbaal van vaststelling vanwege de politiediensten te verwerken. Deze vaststelling slaat voornamelijk op de strafrechtelijke vervolging van misdrijven die het voorwerp uitmaakten van voorstellen tot onmiddellijke inning die onbetaald gebleven zijn na de verzending van voorstellen tot minnelijke schikking.

 

In dat verband zou op termijn de uitkomst van het project betreffende bevel tot betaling, het nieuwe artikel 65.1 van de wet betreffende de politie op het wegverkeer, de politieafdelingen van de parketten moeten ontlasten. Het wetsvoorstel tot wijziging van de wetgeving dat intussen in behandeling is in de Senaat, maakt het voorwerp uit van een brief die ik aan het Parlement heb gestuurd.

 

Het verschil in toepassing tussen de arrondissementen, ten gevolge van overlast, die ook verschillend is tussen de arrondissementen, kan structureel opgelost worden door het bevel tot betaling, waardoor de rol van het parket beperkt blijft tot de reële betwistingen. Dat is de enige coherente oplossing op termijn.

 

14.03  Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de minister, ik treed u bij in uw redenering. De toestroom van te veel dossiers die gemakkelijk op een andere manier kunnen opgelost worden, onder andere met een bevel tot betaling, zoals dat trouwens ook door onze fractie wordt gesteund en verder wordt uitgewerkt, kan op die manier inderdaad een halt worden toegeroepen, waardoor men kan spreken van een gezamenlijk, gemeenschappelijk, eenvormig vervolgingsbeleid ten opzichte van de hogere verkeersinbreuken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "de afficheringsplicht in huurzaken" (nr. 5984)

15 Question de M. Raf Terwingen au ministre de la Justice sur "l'obligation d'affichage en matière locative" (n° 5984)

 

15.01  Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de minister, mijn medewerkster heeft zich tijdens de vakantiemaanden beziggehouden met het formuleren van opvolgingsvragen, stel ik vast. De ene is al interessanter dan de andere.

 

Deze vind ik toch wel interessant. Ze heeft te maken met de hele problematiek van de huurwetgeving. Ik heb er destijds aan mevrouw Onkelinx ook een vraag over gesteld, toen zij nog minister van Justitie was en dit ondanks het feit dat ik pas heel recent in het Parlement ben gekomen. U zult zich herinneren dat mevrouw Onkelinx in lopende zaken na 2007 nog minister van Justitie was. Toen had ik al een heel pertinente vraag gesteld over de verdere toepassing van de wetgeving die bepaalt dat verhuurders publiek moeten maken wat de voorwaarden zijn voor huur van hun appartementen of aangeboden panden.

 

Het was een sociale maatregel, die de bedoeling had dat door de affichering iedereen op voorhand wist wat de prijs en de huurvoorwaarden zouden zijn. Zo zouden ook mensen die misschien een andere indruk geven, gemakkelijk kunnen overgaan tot verhuring en zo zou worden voorkomen dat een eigenaar naderhand zijn prijs opdrijft omdat het gezicht of het voorkomen van een huurder hem niet aanstaat. Dat was het idee achter de publicatie van de voorwaarden van de huur, meer concreet van de prijs en de lasten die verbonden zijn aan het onroerend goed dat kon worden verhuurd.

 

Die wetgeving heeft steeds voorzien dat de gemeenten zelf politiereglementen zouden moeten opstellen voor het geval er zou worden geafficheerd zonder vermelding van de prijzen en de juiste lasten en voorwaarden. Er zouden politiereglementen moeten komen, maar daar hebben sommige gemeenten zich tegen verzet. Volgens hen heeft de federale overheid hen als gemeenten niet op te leggen welke politiereglementen er moeten worden opgesteld. Dat kan in het kader van de gemeentelijke administratieve sancties, maar daar kan het federale niveau niemand toe dwingen.

 

Het idee van publicatie van alle voorwaarden bij verhuring van een onroerend goed was een goed idee. Zo kan een kandidaat iets onmiddellijk nemen aan de voorwaarden, zonder dat een verhuurder à la carte, bijvoorbeeld wanneer het gezicht van een huurder hem niet aanstaat, kan zeggen dat de huur extreem hoog is. Zo kan men daarvan geen misbruik maken.

 

Hoeveel steden en gemeenten hebben dergelijk politiereglement opgesteld? Als advocaat in Maasmechelen heb ik zelf van een aantal verhuurders de vraag gekregen of zij dat nu op papier moesten zetten of niet. De wet zegt van wel, maar er zouden politiereglementen moeten zijn om dat toe te lichten en concreet boetes op te leggen.

 

Hoeveel steden en gemeenten legden een boete op wegens overtreding van de huurwet? Welk totaal bedrag werd er geïnd in 2007? Weten steden en gemeenten dat ze hiervoor moeten zorgen of niet? Bent u van oordeel dat de gemeentelijke autonomie geschonden werd door de wet van 25 april 2007? Dat is een meer fundamentele, politieke vraag.

 

15.02 Minister Stefaan De Clerck: Collega, ik heb geen cijfers van het aantal steden en gemeenten. Het is dus niet mogelijk om u daar een precies overzicht van te geven. Dat zou moeten worden opgenomen in de evaluatie van deze wetgeving die noodzakelijk is. Ik kom daar straks nog op terug. Voorlopig kan ik u echter geen precieze cijfers geven. Ik wil verwijzen naar de gelijkaardige parlementaire vraag nr. 653 van 29 april 2009 van volksvertegenwoordiger Els De Rammelaere waarin werd gevraagd naar de gegevens voor de periode vanaf de inwerkingtreding van het nieuwe artikel 1716 van het Burgerlijk Wetboek tot en met 2009. Ik dacht dat de tekst erbij was gevoegd maar dat is blijkbaar niet het geval. Ik zal u die bezorgen.

 

Uit het antwoord op deze parlementaire vraag bleek reeds dat de nodige gegevens nergens systematisch worden bijgehouden. Uit een rondvraag bij de organisaties in de verschillende Gewesten bleek dat het aantal gemeenten in het Vlaams en het Waals Gewest dat hiervoor in administratieve sancties voorzag, zeer beperkt was. In het Brussels Gewest hebben 9 van de 19 gemeenten van die mogelijkheid gebruikgemaakt om een overtreding van het nieuwe artikel 1716 van het Burgerlijk Wetboek met een gemeentelijke administratieve sanctie te bestraffen. De bedragen van de boetes varieerden toen tussen 30 en 200 euro.

 

Over de vraag of de gemeentelijke autonomie al dan niet is geschonden door deze wet, werd tijdens de parlementaire werkzaamheden gediscussieerd. De wetgever kwam tot de conclusie dat de federale overheid haar bevoegdheden niet te buiten is gegaan. Dat blijkt uit het verslag van de parlementaire werkzaamheden.

 

Bij de werkzaamheden inzake de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen bleek ook dat in een evaluatie zou worden voorzien, dit enkel voor de bepaling met betrekking tot de huurwaarborg. Een nieuwe regering met volheid van bevoegdheden moet daar werk van maken. Ik meen echter dat ook deze bepaling geëvalueerd moet worden. Er is immers naar mijn aanvoelen een zeer grote discrepantie inzake de toepassing tussen de diverse gemeenten. We moeten dus eens bekijken of dit nog overeenstemt met de rechtspraak, met de praktijk op het terrein. Ik heb niet het gevoel dat dit momenteel het geval is.

 

15.03  Raf Terwingen (CD&V): Mevrouw de voorzitter, ik denk dat de minister eerlijk heeft geantwoord. Ik denk dat het ons als Parlement toekomt om daarover vragen te stellen en de huurwetgeving eens globaal tegen het licht te houden.

 

Dit zijn natuurlijk maatregelen die de indruk wekken een bepaald sociaal karakter te hebben maar die uiteindelijk niet worden toegepast. De vraag is of wij als wetgever niet de verplichting hebben om duidelijkheid te creëren voor de rechtszoekenden en de eigenaars. Wat dat betreft, meen ik dat wij de zaak moeten openbreken en ruimer bekijken om te komen tot een herevaluatie van de wetgeving ter zake.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "het proefproject om slachtoffers in te lichten bij de vrijlating van daders" (nr. 5986)

16 Question de M. Raf Terwingen au ministre de la Justice sur "le projet pilote d'information des victimes lors de la libération de condamnés" (n° 5986)

 

16.01  Raf Terwingen (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, mijn laatste vraag voor vandaag heeft betrekking op een initiatief van de Antwerpse procureur, Herman Dams.

 

Op een gegeven ogenblik is hij binnen zijn parket overgegaan tot de oprichting van een proefproject. Telkens er slachtoffers van misdrijven waren, ongeacht over welke misdrijven het ging, konden zij hun naam, identiteitsgegevens, telefoonnummers op een heel informele doch praktische wijze achterlaten. De slachtoffers konden daarbij vragen om van de evolutie van het dossier op de hoogte te worden gehouden, met name wanneer het over de vrijlating van de dader ging. Het kwam dus neer op een de facto erg pragmatische manier om de slachtoffers van de situatie van de daders op de hoogte te houden.

 

Het proefproject dat de heer Dams destijds heeft opgestart, is goed. Ik heb in dat verband de volgende concrete vragen.

 

Ten eerste, hoe verloopt dat proefproject? Hoeveel slachtoffers werden op voormelde manier op de hoogte gebracht?

 

Ten tweede, destijds werd een overlegorgaan tussen Justitie en hulpverlening opgericht. Het moest nagaan of de hulpverlening alle werkstraffen, therapieën en verkeerscursussen kon verwerken. Wat is de conclusie van bedoeld overlegorgaan?

 

Ten derde, wanneer zal het worden geëvalueerd? Moet het project al dan niet worden uitgebreid?

 

16.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, op 9 december heb ik in deze commissie het proefproject grondig kunnen toelichten. Het gaat om een initiatief waarbij slachtoffers die dat wensen kunnen worden ingelicht bij de invrijheidstelling van de dader.

 

Het gaat alleen om de dossiers waarbij iemand op bevel van een parketmagistraat of een onderzoeksrechter voorgeleid dient te worden. De politie maakt in die gevallen een specifiek slachtofferformulier op. Daarop kunnen de slachtoffers aangeven of zij over de vrijlating wensen te worden ingelicht en op welk telefoonnummer dit kan gebeuren.

 

Het project ging van start op 1 januari 2010 en loopt intussen ruim anderhalf jaar.

 

Op dit moment zijn de grootste kinderziekten gedetecteerd en verholpen en zijn de meeste actoren ook vertrouwd met de werkwijze.

 

Er blijven evenwel een aantal praktische moeilijkheden bestaan, zoals slachtoffers die telefonisch niet bereikbaar zijn, die een ander nummer hebben, met een antwoordapparaat, die onbekende contactpersonen opgeven, die een vreemde taal spreken enzovoort.

 

In de praktijk wordt ook vastgesteld dat de snelheid van informeren cruciaal is omdat het slachtoffer soms via een andere weg al sneller op de hoogte is. Dit blijkt onder meer het geval in dossiers van intrafamiliaal geweld.

 

Indien het in een dossier waarin een dergelijk slachtofferformulier wordt opgesteld tot een vonnis komt, worden de slachtoffers ook verwittigd bij een eventuele vrijlating na het vonnis. Dit geldt voorlopig alleen voor de vrijlatingen binnen het arrondissement Antwerpen. Voor vrijlatingen buiten het arrondissement Antwerpen kan dit nog niet worden gegarandeerd.

 

Momenteel is er nog geen eenduidig registratiesysteem. De cijfers van het parket en deze van het justitiehuis vertonen lichte verschillen omdat het parket registreert op basis van een aantal daadwerkelijke slachtofferformulieren. Het justitiehuis registreert op basis van het aantal processen-verbaal. In een proces-verbaal kunnen verschillende slachtofferformulieren zitten.

 

Voor 2010 ging het om ongeveer 400 vragen van slachtoffers om te worden geïnformeerd. In 2011 gaat het tot op heden om ongeveer 600 vragen.

 

Sinds de opstart van het proefproject werden al meerdere lokale evaluatiemomenten georganiseerd. Dat was vooral bedoeld om de werking verder op punt te stellen en om bepaalde problemen weg te werken. Een volgende evaluatievergadering is gepland in februari 2012.

 

Ik zal het project verder opvolgen en een evaluatie vragen met het oog op een eventuele uitbreiding naar de andere arrondissementen en de concrete consequenties hiervan.

 

Het overlegorgaan waarnaar u verwijst, is gekend als het SAM-overleg, de Stuurgroep Alternatieve Maatregelen. De eerste bijeenkomst vond plaats op 13 november 2009 op initiatief van de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement Antwerpen en de directeur van het justitiehuis. Sindsdien wordt het eerste half jaar maandelijks en nadien tweemaandelijks een bijeenkomst gehouden.

 

Alle relevante actoren uit de wereld van justitie en welzijn maken van de vergadering deel uit, namelijk de procureur des Konings, de voorzitter van de rechtbank, de stafhouder van de balie, de gevangenisdirecteur, een vertegenwoordiging van het parket-generaal, de onderzoeksrechter, de drie Centra voor Algemeen Welzijnswerk, het Centrum Geestelijke Gezondheidszorg, de vier psychiatrische centra uit de regio en de politie. Begin 2011 werd bovendien beslist om ook de arrondissementele raad voor het slachtofferbeleid in de voornoemde structuur onder te brengen.

 

Inzake de relatie met de hulpverlening wordt over het algemeen in Antwerpen vastgesteld dat de hulpverlening soms wel en soms niet het aantal aanvragen vanwege Justitie kan verwerken. Op het vlak van de drugsproblematiek rijzen in het arrondissement Antwerpen bijvoorbeeld zelden moeilijkheden inzake opnamemogelijkheden. Op het vlak van de behandeling van seksuele delinquenten weerklinkt regelmatig de boodschap dat er geen afdoend behandelingsaanbod is. Het hulpverleningsaanbod inzake de alcoholproblematiek kampt al jaren met wachtlijsten. De problematiek van het intrafamiliaal geweld heeft niet altijd voldoende capaciteit of afdoende aanbod. Voor de verkeerscursussen is er dan weer geen wachttijd.

 

Overleg tussen Justitie en hulpverlening blijft dus een absolute noodzaak en kan enkel worden aangemoedigd.

 

16.03  Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de minister, uit de cijfers die u net zelf hebt aangehaald, met name 400 dossiers in 2010 en 600 dossiers in 2011, leid ik af dat wel degelijk van het proefproject en van het aanbod dat in Antwerpen blijkbaar wordt gegeven, gebruik wordt gemaakt. Het is dus alleszins een dossier dat wij verder moeten opvolgen en dat in functie van de andere arrondissementen zeker moet worden bekeken. Laten wij immers eerlijk zijn. In de hele strafprocedure is vooral het belang van het slachtoffer het belangrijkste dat wij moeten nastreven, zeker wanneer het over lichamelijke letsels gaat.

 

Het is dus een goed project dat nader moet worden opgevolgd. Ook ter zake zullen wij dus u of uw opvolger, misschien in februari 2012, wanneer de bewuste vergadering zal hebben plaatsgevonden, opnieuw ondervragen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

17 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de niet-plaatsing en -opvolging van enkelbanden door een staking bij het NCET" (nr. 5990)

- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de dienst elektronisch toezicht" (nr. 5993)

- de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de problemen inzake het elektronisch toezicht" (nr. 5996)

- de heer Olivier Maingain aan de minister van Justitie over "de problemen in verband met het elektronisch toezicht" (nr. 6020)

- mevrouw Valérie Déom aan de minister van Justitie over "het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht" (nr. 6196)

17 Questions jointes de

- Mme Sophie De Wit au ministre de la Justice sur "l'absence de placement et de suivi des bracelets électroniques résultant d'une grève au CNSE" (n° 5990)

- M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "le service en charge de la surveillance électronique" (n° 5993)

- M. Bert Schoofs au ministre de la Justice sur "les problèmes liés à la surveillance électronique" (n° 5996)

- M. Olivier Maingain au ministre de la Justice sur "les problèmes relatifs à la surveillance électronique des détenus" (n° 6020)

- Mme Valérie Déom au ministre de la Justice sur "le Centre national de surveillance électronique" (n° 6196)

 

De voorzitter: Mevrouw Déom is afwezig, dus haar vraag is zonder voorwerp.

 

17.01  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, begin september was er opnieuw een algemene staking bij het personeel van het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht (NCET). Een reden was naar verluidt de te hoge werkdruk. Dat is niet onlogisch. Er zijn immers drie keer meer enkelbanden, terwijl het aantal personeelsleden niet evenredig groeit.

 

Er is ook een probleem met de verhouding tussen Nederlandstalig en Franstalig personeel. Bij het NCET werken 60 % Franstaligen en 40 % Nederlandstaligen, terwijl de verhouding bij de kandidaten voor elektronisch toezicht eerder omgekeerd is. In het verleden sprongen de Franstalige collega’s in de bres wanneer de Nederlandstaligen te veel werk hadden, maar nu werd ook voor hen de werklast veel te hoog. Het gevolg was de collectieve staking begin september.

 

Het personeel klaagt bovendien over het feit dat er zoveel regeltjes zijn waardoor het werk zeer moeilijk wordt en waardoor er heel wat nutteloze verplaatsingen moeten gebeuren.

 

Wat was het gevolg van de staking, mijnheer de minister? Er werden geen nieuwe enkelbanden aangebracht en er werden er ook geen verwijderd. Maar er was vooral geen opvolging van de wel reeds aangebrachte enkelbanden. Er waren geen interventies meer wanneer de monitoring aangaf dat er iets fout liep. Dat is toch onbegrijpelijk? Wat voor een signaal aan de maatschappij is dit? Het gaat om mensen die een straf tot 3 jaar hebben gekregen, en die het voorrecht kregen hun straf met een enkelband thuis uit te zitten. Wanneer daarop een gebrek aan controle is, leidt dat tot een compleet gebrek aan strafuitvoering. Dat is een totaal verkeerd signaal aan de maatschappij en vooral aan de slachtoffers.

 

Daar komt nog bij dat een aantal veroordeelden met een enkelband misbruik hebben gemaakt van het gebrek aan controle. Dit is trouwens niet de eerste keer, mijnheer de minister. Ik herinner mij een van mijn eerste commissievergaderingen in deze Kamer. Ook toen heb ik u een vraag gesteld over de enkelbanden en over het personeelsgebrek bij het NCET. U hebt toen zelf gezegd dat u het streefcijfer van 1 500 enkelbanden niet kon halen omdat er te weinig personeel was, en u hebt beterschap beloofd vanaf januari 2011. U zou immers 16 nieuwe personeelsleden aanwerven.

 

Nu zijn er vier extra personeelsleden in een mobiele equipe: drie Nederlandstaligen en één Franstalige, maar het probleem blijft bestaan. Wanneer het aantal enkelbanden met drie vermenigvuldigt en het aantal personeelsleden niet evenredig groeit, zullen er problemen blijven ontstaan en zullen er stakingen blijven plaatsvinden.

 

Het probleem is nu weer eventjes opgelost, men is weer even gesust want er komt vier man bij. Die vraag naar meer personeel blijft echter toch steeds.

 

Hoe beoordeelt u die vraag naar bijkomende collega's? U had reeds oplossingen beloofd in januari 2011; het zou opgelost zijn, maar dat is blijkbaar niet het geval, mijnheer de minister.

 

Hoe verklaart u het onevenwicht tussen Franstalige en Nederlandstalige personeelsleden, terwijl we bij mensen die een bandje hebben blijkbaar de omgekeerde verhouding zien? Hoe is die aanwervingspolitiek bij het Nationaal Centrum? Hoe komt het dat er geen taalevenwicht wordt bereikt? Misschien is er een groot personeelsverloop bij de Nederlandstaligen, dat kan ook. Naar welke verhoudingen streeft u in de toekomst als het gaat over dat taalevenwicht?

 

Hoe beoordeelt u – want dat is toch het pijnpunt in heel het verhaal – de gevolgen van deze staking? Er is een totaal gebrek aan controle geweest op de strafuitvoering van een aantal veroordeelden met een aanzienlijke gevangenisstraf. Wat gaat u nu verder ondernemen zodat zulks in de toekomst niet meer gebeurt? Is het nu volledig van de baan met die vier extra mensen of is dat slechts een doekje tegen het bloeden? Is er meer nodig?

 

Mijnheer de minister, hebt u er zicht op hoeveel mensen die een enkelband hebben, misbruik hebben gemaakt van de staking? Zal hen een sanctie te wachten staan? Zijn zij ondertussen reeds terug onder thuisdetentie geplaatst?

 

Over het volgende zou ik graag uw mening kennen. Meent u niet dat, om zulke toestanden in de toekomst te vermijden, het zinvol zou zijn om een soort van minimale dienstverlening in te voeren bij het NCET, zodat er nog wel ter plaatse wordt gegaan voor een controle. Dat er dan geen nieuwe bandjes worden geplaatst, is te begrijpen, maar die controles kunnen dan zeker blijven plaatsvinden. Of denkt u, als er nog eens een staking is en er niets gebeurt, dat een andere dienst het kan overnemen, zoals in de gevangenissen gebeurt met de politie, maar wij kennen ook de problemen aldaar als dat gebeurt?

 

Hier zit men met een staking, met het elektronisch toezicht, met de enkelbanden, en het gebrek aan strafuitvoering voor die mensen. U hebt het idee gelanceerd om te werken met thuisdetentie en spraakherkenning. Men heeft dan een callcenter, maar wat als men daar ook zegt dat het daar te druk is, dat ze de druk niet meer aankunnen en de boel platleggen? Dan hebt u een alternatieve straf, die toch ergens een gunstmaatregel is, maar ook een oplossing is voor de overbevolking. Wij moeten hieruit lessen trekken. Als het misloopt bij het elektronisch toezicht, riskeren wij dan niet dezelfde problemen bij de thuisdetentie via die spraakherkenning en dat callcenter?

 

Ik kom dan tot mijn laatste vragen, mijnheer de minister. Misschien kunt u ons nog zeggen hoeveel personen er op dit ogenblik een enkelband dragen? Ik weet dat u in 2010 het streefcijfer van 1 500 had. U hebt dit toen niet gehaald wegens personeelsgebrek en precies die problematiek is vandaag aan de orde. Wat is uw streefcijfer voor het einde van 2011? Hebt u het streefcijfer van 1 500 in 2010 gehaald? Zo nee, wat is daarvan de reden?

 

Ten slotte, misschien is het wel interessant om te weten wat vandaag de gemiddelde wachttijd is op een enkelband. Hoeveel personen zijn er wachtende?

 

Ik dank u alvast voor uw antwoord.

 

17.02  Renaat Landuyt (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik kan iets korter zijn. Op 6 september 2011 is er een doorbraak geweest in het justitiebeleid in België. Het zijn nu niet meer de cipiers, maar de bewakers van het elektronisch toezicht die hun eerste staking hebben gehouden.

 

Wat mij opviel is dat men zegt dat de organisatie van die aard is dat men drie enkelbanden per dag kan plaatsen. Er zouden ook problemen zijn met de controle omdat het materiaal niet volledig zou werken. Ik haal deze twee kleine puntjes uit de media om u de kans te geven te zeggen of die kritiek klopt. Wie weet hebt u nieuwe ideeën of beloftes om het beter te doen werken.

 

17.03  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik had het eerder kort geformuleerd. Voornamelijk aan Nederlandstalige kant was er eind augustus, begin september blijkbaar sprake van personeelsgebrek bij het NCET, met een staking tot gevolg.

 

Ik ben vooral geïnteresseerd in wat er de afgelopen maand is gebeurd. De vraag is ingediend op 7 september. Wij zijn ondertussen bijna vier weken verder.

 

Mijnheer de minister, hebt u een overzicht wat er op het terrein allemaal moet gebeuren? Wat zijn de maatregelen die u vooropstelt op korte, middellange en lange termijn? Ik heb het dan zowel over de plaatsing van de elektronische enkelbanden als de controle erop.

 

In de marge heb ik ook nog een vraag gesteld over de stand van zaken van de twee systemen waarmee u enige tijd geleden uitpakte. U hebt toen gezegd dat het in theorie zelfs mogelijk was om 5 000 enkelbanden aan de man te brengen.

 

Hoe zit het met dat plan? Wordt dit door de staking in de war gestuurd? Ziet men dat wel zitten bij de diensten van het NCET?

 

Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister.

 

17.04  Olivier Maingain (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, ce sont effectivement des circonstances un peu consternantes qui justifient notre interrogation.

 

Selon les déclarations faites à la presse par certains représentants du personnel du Centre national de surveillance électronique, la direction aurait caché ces incidents au ministre, notamment la "disparition" de plusieurs dizaines de détenus sous surveillance électronique dont le Centre aurait perdu la trace.

 

De surcroît, toujours selon ces mêmes déclarations du personnel, certains suspectent que cette désorganisation préparerait une volonté de privatiser ce service. Il s'agit peut-être là d'un procès d'intention; le ministre nous répondra. On doute cependant que l'on puisse confier un tel service, qui relève vraiment de l'autorité de l'État, au secteur privé. Il n'en demeure pas moins qu'aujourd'hui, ce service est visiblement désorganisé.

 

Pourtant, on avait cru comprendre, en relisant les réponses données par le ministre en commission de la Justice tant en octobre 2010 que début juillet de cette année, qu'une concertation s'était instituée tantôt entre ses services et les maisons de justice, tantôt même avec les syndicats, en vue de mieux organiser et mieux structurer ce service. Je cite à cet effet les propos que le ministre a tenus au mois de juillet: "J'ai mené une concertation avec les maisons de justice. Elles doivent bien sûr apporter leur collaboration. La détention à domicile sera appliquée pour les peines allant jusqu'à huit mois, de sorte que les catégories de sanctions ne changeraient que très peu. La surveillance électronique classique serait appliquée pour les peines de huit mois à trois ans." Telles étaient vos intentions au mois de juillet, monsieur le ministre. Je n'ose pas imaginer que vous auriez fait part de celles-ci si vous étiez informé d'une telle désorganisation au sein du service concerné.

 

Dès lors, un certain nombre de questions se posent. Qu'en est-il de l'information que vous avez reçue régulièrement quant à l'organisation de ce service? Quelles sont les procédures de contrôle mises en place pour vérifier l'information qui vous était communiquée par le service? Avez-vous pu vérifier l'information relative à la disparition de plusieurs dizaines de détenus concernés par les mesures de surveillance électronique? Confirmez-vous les propos de certains agents concernant le placement du boîtier par les condamnés eux-mêmes ainsi que la suspension de l'octroi des bracelets pour les peines de moins de trois ans? Pouvez-vous faire état de l'avancement du processus de sélection des nouveaux employés au Centre national de surveillance électronique? Ce processus semblait déjà être si bien engagé en octobre 2010 et nous voilà presque un an plus tard!

 

Pouvez-vous en outre nous communiquer l'état d'avancement du groupe de travail consacré à l'instauration de la détention à domicile?

 

17.05 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, collega’s, op 5 en 6 september is er inderdaad een syndicale actie geweest bij de mobiele equipe van het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht. Dit is de afdeling die instaat voor de plaatsing en de verwijdering van de enkelbanden in de gevangenis en de bewakingsboxen in de woning van veroordeelden.

 

Er is een akkoord bereikt met de drie representatieve vakorganisaties. Het werk werd op 7 september hervat.

 

Ik wil uitdrukkelijk de geruchten tegenspreken dat tijdens deze actie door veroordeelden misbruik zou zijn gemaakt om zich aan de strafuitvoering te onttrekken.

 

De strafuitvoering en de controle erop is op geen enkel moment onderbroken. Iedereen die op dat moment onder elektronisch toezicht stond, werd opgevolgd tijdens de gebruikelijke procedures.

 

Door de actie bij de mobiele equipe is er natuurlijk wel vertraging opgelopen bij het plaatsen van nieuwe enkelbanden of het ophalen van het materiaal, maar dat heeft niets te maken met de straffen die op dat moment in uitvoering waren.

 

Ik denk toch dat het belangrijk is om de berichten die daarover circuleerden te corrigeren.

 

Strafuitvoering is een belangrijke aangelegenheid, ook als deze wordt uitgevoerd in de vorm van een elektronisch toezicht. Ongegronde geruchten over ontvluchtingen, misbruik en gebrek aan controle zijn een gevaar voor de geloofwaardigheid van het elektronisch toezicht. Ik wil dus formeel zeggen dat dit geen enkel effect heeft gehad op de strafuitvoeringen die lopende waren.

 

Un deuxième malentendu concerne le fait que les détenus devraient placer eux-mêmes le box de contrôle chez eux. En effet, cela n'a jamais été le cas en Belgique: aucun justiciable n'a dû effectuer lui-même ce placement. D'ailleurs, c'est techniquement impossible.

 

Pour réaliser l'activation, l'équipe mobile doit, dans tous les cas, suivre une procédure déterminée qui exige qu'elle se rende d'abord au domicile de l'intéressé pour installer le matériel; ensuite seulement, elle se met en contact avec le monitoring. Cette procédure permet de s'assurer de l'activation effective du dispositif de surveillance électronique.

 

Wat het personeel betreft, legt het personeelsplan 16 ambtenaren voor de mobiele equipe en 49 ambtenaren voor de monitoring vast. De monitoring is de afdeling die instaat voor de controle van de bewegingen van de veroordeelden. Zulks maakt een totaal van 65 personeelsleden, wat een substantiële verhoging is ten opzichte van de periode 2009-2010.

 

Naar aanleiding van de syndicale actie werden bijkomende afspraken gemaakt, om het voorziene aantal personeelsleden maximaal in te vullen. Zo zullen vertrekkende personeelsleden op korte termijn kunnen worden vervangen. In afwachting van hun vervanging binnen de mobiele equipe kan bovendien tijdelijk een beroep worden gedaan op een personeelslid van de monitoring.

 

Ook zal het taalevenwicht beter op de dossiers worden afgestemd, wat betekent dat iets meer Nederlandstalige medewerkers, met name vier personen extra, dan Franstalige medewerkers zullen worden aangeworven. Tot op heden werd steeds in een gelijk aantal Nederlandstalige en Franstalige medewerkers voorzien, zowel op de afdeling monitoring als op de afdeling van de mobiele equipe.

 

Met het oog op een precieze omschrijving van de activiteiten van de mobiele equipe en om de werklast ervan beter te kunnen evalueren, zal ook een nieuw arbeidsreglement worden onderhandeld. Bovendien wordt een aanpassing van de werkwijze voor de plaatsing van het materieel uitgewerkt, door de huidige omzendbrief aan te passen. Ten slotte zal voor de personeelsleden van de mobiele equipe binnen het directoraat-generaal Justitiehuizen op basis van de gemene graden een volledig nieuw statuut worden uitgewerkt.

 

Het geheel van voornoemd initiatief moet ertoe leiden dat het traject voor de uitbreiding van de capaciteit zo spoedig mogelijk kan worden hernomen, wat ons bij de volgende cijfers brengt.

 

À la date du 3 octobre, 1 006 personnes étaient placées sous surveillance électronique. Mon objectif est toujours d'atteindre le nombre de 1 500 lorsque les cadres du monitoring et de l'équipe mobile seront remplis et que le système informatique sera mis au point.

 

La baisse actuelle est la conséquence combinée du congé d'été, de maladies, de départs et de la récente action syndicale. Pendant le congé d'été, le personnel du service chargé de l'exécution de la surveillance électronique était moins disponible. Ce retard se présente chaque année. Depuis, la situation s'est améliorée, puisque le nombre est remonté à plus de 1 000 personnes.

 

Actuellement, on relève un temps moyen – et c'est là que se pose le problème – de 72 jours entre la décision d'octroi de surveillance électronique et le placement effectif. Au 30 août 2011, 506 justiciables attendaient encore ce placement. Il s'agit uniquement de condamnés à des peines inférieures à trois ans, pour lesquels la décision d'octroi a déjà été prise. Il n'y a aucun délai d'attente pour les justiciables qui sont incarcérés. Le placement sous surveillance électronique a lieu dès la décision d'octroi.

 

Er is dus een soort gap van beslissingen die toegekend zijn maar die nog niet uitgevoerd zijn. Dat is eigenlijk een personeelsproblematiek. Die periode van 72 dagen is te lang en we moeten trachten vlugger te werken.

 

Bij het begin van de zomer heb ik mijn plannen inzake thuisdetentie al zeer uitgebreid toegelicht in deze commissie. Het is een deel van mijn ambitie om via thuisdetentie ook personeel vrij te maken waardoor de uitvoering van het klassieke elektronisch toezicht vlugger zou kunnen gebeuren.

 

De werkgroep die ik had aangekondigd om deze plannen te verfijnen en in regelgeving om te zetten is intussen van start gegaan. Die werkgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers van de gevangenissen, de justitiehuizen, het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht en het College van procureurs-generaal. Wij werken daar met een concreet ontwerp van richtlijn, een concrete, bestaande tekst waarin alle aspecten van de thuisdetentie zijn opgenomen. Wij zitten nu echt op het concrete niveau dat volledig bediscussieerd wordt. De werkzaamheden lopen onverminderd voort. Hopelijk kan de nieuwe toepassing begin volgend jaar in werking treden. Dit project is niet enkel van belang om tot een optimale efficiëntie te komen bij de toepassing van het huidige elektronisch toezicht, het is ook een belangrijk element om de straffeloosheid tegen te gaan en om Justitie toe te laten kort op de bal te spelen. Wij zitten dus met mogelijkheden die technisch en elektronisch zeer veel perspectief bieden.

 

De procedures inzake elektronisch toezicht zijn bekend. Daar is de personeelsproblematiek het sleutelgegeven om onze ambitie om het aantal van 1 500 te bereiken, sneller te halen. Hopelijk zal het personeel nu kunnen worden ingevuld en zullen we tot een snellere invulling tot 1 500 komen. Tegelijk zijn voor thuisdetentie de concrete teksten voorhanden en worden ze in concreto besproken. Hopelijk zal dit begin 2012 operationeel kunnen worden. Ook technisch is de mogelijkheid daartoe beschikbaar.

 

17.06  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik hoorde u zeggen dat heel wat beslissingen wel genomen zijn maar nog niet zijn uitgevoerd, in het bijzonder wat het personeelsbestand betreft. U kende de problematiek echter al in oktober 2010. Toen hebt u al gezegd dat het streefdoel niet zou worden bereikt wegens personeelsgebrek. Er zouden zestien personeelsleden worden aangeworven. Blijkbaar staan wij nu, een jaar later, nog niet veel verder. Dat is toch wel bijzonder jammer. De problematiek was immers gekend en u wist dat men ermee zou worden geconfronteerd. U zei destijds dat het begin 2011 zou zijn opgelost, maar dat was niet het geval.

 

Wij halen het streefdoel niet, er is een wachttijd en, wat het personeelsprobleem betreft, komen er nu vier mensen bij terwijl er zestien waren beloofd. Het is tijd om de genomen beslissingen uit te voeren.

 

17.07  Renaat Landuyt (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik sluit mij daarbij aan.

 

17.08  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik sluit mij daarbij ook aan, zodat wij de volgende vraag vandaag nog kunnen behandelen.

 

17.09  Olivier Maingain (MR): Monsieur le ministre, j'entends votre version des faits. Selon vous, les propos tenus dans la presse par certains membres du personnel du Centre national de surveillance électronique seraient de l'affabulation. En définitive, on se demande pourquoi ils ont fait grève!

 

Vu les faits, la situation mériterait de recueillir d'autres témoignages au sein de cette commission. De fait, elle nous laisse assez perplexes et c'est peu dire!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

18 Samengevoegde vragen van

- de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de vrijlating van drieëntwintig van moord of doodslag beschuldigde personen" (nr. 5997)

- mevrouw Sarah Smeyers aan de minister van Justitie over "de hoge instroom van dossiers in het Brusselse assisenhof" (nr. 6015)

- mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Justitie over "de overbelasting van het Brusselse gerecht" (nr. 6016)

- de heer Olivier Maingain aan de minister van Justitie over "de voorwaardelijke invrijheidstelling van 23 verdachten wegens de overschrijding van de redelijke termijn van de voorlopige hechtenis" (nr. 6021)

- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de organisatie van de zittingen van het hof van assisen te Brussel die leidt tot vrijlatingen van beschuldigden" (nr. 6262)

- mevrouw Özlem Özen aan de minister van Justitie over "de voorwaardelijke invrijheidstelling van inverdenkinggestelden wegens overschrijding van de redelijke termijn voor de uitspraak door de overbelasting van het hof van assisen te Brussel" (nr. 6279)

18 Questions jointes de

- M. Bert Schoofs au ministre de la Justice sur "la libération de vingt-trois personnes accusées de meurtre ou d'homicide" (n° 5997)

- Mme Sarah Smeyers au ministre de la Justice sur "l'afflux important de dossiers à la cour d'assises de Bruxelles" (n° 6015)

- Mme Jacqueline Galant au ministre de la Justice sur "l'encombrement de la justice bruxelloise" (n° 6016)

- M. Olivier Maingain au ministre de la Justice sur "la libération conditionnelle de 23 inculpés pour non-respect du délai raisonnable de la détention préventive" (n° 6021)

- M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "l'organisation des séances de la cour d'assises de Bruxelles menant à des libérations d'accusés" (n° 6262)

- Mme Özlem Özen au ministre de la Justice sur "les libérations sous conditions d'inculpés pour cause de délai déraisonnable de jugement en raison de l'engorgement à la cour d'assises de Bruxelles" (n° 6279)

 

Voorzitter: Sophie De Wit.

Présidente: Sophie De Wit.

 

18.01  Bert Schoofs (VB): Mijnheer de minister, dit is een van de meer ernstige zaken die vanmiddag aan bod komen. Maar liefst 23 beschuldigden, waarvan de zaak naar assisen in Brussel was doorverwezen en niet tijdig kon worden behandeld, moesten worden vrijgelaten.

 

Het Brusselse assisenhof wordt, zo schrijft men in de media, overrompeld met zaken. Veertig zaken zouden wachten op een aanvangsdatum. Een op drie beschuldigden zou daardoor inmiddels vrij zijn. Nieuwe zaken kunnen pas in 2013 worden behandeld. Wij hoorden dat vorige week ook zeggen bij ons bezoek aan het federaal parket, vanwaar uiteraard ook heel veel zaken naar het Brusselse hof van assisen kunnen stromen. Heel veel is natuurlijk een relatief begrip, maar toch, in verhouding zijn er toch veel zaken van het federaal parket die naar Brussel komen.

 

Ik heb vorig jaar trouwens reeds een vraag gesteld over de materie toen bleek dat twee verdachten moesten worden vrijgelaten, namelijk Claude M. en Yunes Z.

 

In Brussel is dus meer dan het alarmniveau overschreden. Bendeleiders die een leider van een concurrerende bende afgemaakt hebben, lopen nu vrij rond op straat in Brussel, voor zover ze niet reeds het land ontvlucht zijn. Dit is nog het minst slechte wat zou kunnen gebeuren, dat de grond onder hun voeten te heet geworden is en dat ze weggevlucht zijn. Het past echter niet bij een behoorlijke rechtsstaat wanneer men dergelijke opmerkingen moet formuleren.

 

Mijnheer de minister, wat kan er in Brussel in godsnaam gebeuren opdat dergelijke toestanden uit de wereld geholpen worden? Het geflirt met de rechtsstaat moet echt worden tegengegaan, daaraan moet echt iets worden gedaan. Het betreft immers de zwaarste misdrijven zoals moord, doodslag en foltering. Dat is geen klein bier in de wereld van Justitie.

 

18.02  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de minister, de heer Schoofs heeft de context geschetst en aangegeven dat de beschuldigden in het proces dat op 14 september begon in verband met de moord op de Pakistaanse uitbater van een nachtwinkel, blijkbaar vrij rondlopen. Dat alles is heel hard om lezen.

 

Ik kan mij voorstellen dat u dat zelf, als minister van Justitie, ook niet graag leest. Er is dus een enorm hoge toestroom aan zaken voor het hof van assisen in Brussel. Het federaal parket zit daar natuurlijk ook, maar zoals de heer Schoofs al zei, is die werklast relatief in het geheel.

 

Ik heb in de krant gelezen dat het Rwandaproces een assisenzaak is, die klaar is, maar de wachtlijst voor het hof van assisen in Brussel betreft nu al 40 dossiers. Dit jaar alleen werden al 23 strafzaken naar het Brusselse assisenhof doorverwezen.

 

Hoeveel beschuldigden wachten momenteel nog in de gevangenis op hun proces voor het hof van assisen in Brussel?

 

Wat is per provincie – dit is eigenlijk een vraag over de werklastmeting – het maximale aantal mogelijke assisenzaken per jaar? Hoeveel worden er momenteel, per provincie, jaarlijks afgehandeld? Hoeveel achterstand heeft iedere provincie momenteel? Ik zou graag eens de vergelijking maken met de bekende cijfers in Brussel.

 

Hoelang is – dit is natuurlijk ook een pijnpunt – de gemiddelde afhandelingstermijn van een assisenzaak per provincie?

 

Tegen wanneer en hoe zult u de huidige achterstand wegwerken? Welke concrete maatregelen zult u daarvoor nemen?

 

Worden er de komende maanden nog meer vrijlatingen van zware criminelen verwacht ten gevolge van die achterstand of zult u proberen die te vermijden?

 

18.03  Olivier Maingain (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, une fois de plus, ces événements révèlent la grande misère des moyens attribués à la justice bruxelloise: au terme de procédures judiciaires logiques mais dans un délai anormalement long, devoir libérer des personnes inculpées de faits aussi graves – meurtres et assassinats – démontre un vrai problème à résoudre d'urgence.

 

D'ailleurs, le 7 juin dernier, vous aviez laissé entendre en commission de la Justice que vous vous concertiez avec le premier président de la cour d'appel de Bruxelles et le procureur général pour déterminer les procédures et les moyens nécessaires à traiter les affaires dans des délais raisonnables.

 

Selon la presse, lors d'une réunion qui a eu lieu début juillet, vous auriez fait état d'un plan permettant de régler ce problème.

 

Dès lors, monsieur le ministre, j'aimerais savoir où nous en sommes dans l'exécution de ce plan. En effet, vous avez l'avantage de nous annoncer régulièrement que des mesures sont prises, mais les effets ne suivent parfois pas ou alors, vos volontés ne sont pas mises en œuvre par les autorités concernées.

 

Quelles mesures de contrôle sont-elles prises par les services de police à l'égard des personnes bénéficiant d'une libération conditionnelle tout en restant accusées de faits d'une gravité particulière?

 

18.04  Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de minister, ik zou niet direct een standpunt durven in te nemen zoals collega Maingain over wat nu de reden is voor het organisatieprobleem ten gevolge waarvan men criminelen – en niet van de lichtste – vrijlaat, een feit dat op zichzelf al heel erg is.

 

Op dat vlak vind ik het wat normbesef en omgaan met onze regels betreft, al een verschrikkelijk gegeven, een verschrikkelijke vaststelling. Als dat de motivering is waarmee bepaalde rechtbanken, raadkamers of kamers van inbeschuldigingstelling de maatschappij beschermen, vind ik dat op zichzelf al heel erg.

 

Er zijn inderdaad twee mogelijke oorzaken van het organisatieprobleem. Ofwel is het de voorspelbare stelling van collega Maingain, die misschien juist is, met name dat de Brusselse rechtbanken te weinig middelen hebben gekregen, ofwel is er hier een organisatieprobleem omdat men de procedures te zwaar belaadt en te vlug beslist om over te gaan tot een procedure voor het hof van assisen, zoals gebleken is bij de bespreking van de vergeefse wetswijziging inzake het hof van assisen.

 

Mijnheer de minister, kijkt u daarop toe of worden daaromtrent minstens signalen gegeven dat men een probleem heeft met de rechtspraak? Als dat de rechtspraak is van de dames en heren raadsheren van het hof van beroep van Brussel, hebben wij een probleem inzake veiligheid.

 

Doet u een poging of beschikt u over een middel om na te gaan of een en ander te maken heeft met het tekort aan middelen of is het een organisatieprobleem dat u kunt en durft aan te wijzen?

 

18.05  Özlem Özen (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, j'éviterai les redites pour progresser sur certaines questions.

 

Cela dit, je souhaiterais obtenir des précisions quant à la situation critique de la cour d'assises de Bruxelles en termes de délais de fixation. En effet, 23 inculpés ont été libérés sous condition en raison du dépassement du délai raisonnable de leur détention préventive, et ce en attente de leur procès devant la cour d'assises de Bruxelles.

 

Je ne doute pas que vous suiviez ce dossier et que vous soyez conscient du problème.

 

Néanmoins, ce qui m'inquiète, c'est le manque de résultats. En juin dernier, interpellé sur le sujet, vous souligniez que les mises en liberté n'étaient pas motivées par le délai déraisonnable, mais par d'autres causes. À présent, il n'est plus contestable que c'est bien parce que le délai raisonnable de la détention préventive a été dépassé que la chambre des mises en accusation de Bruxelles a ordonné la libération sous condition d'une série d'inculpés.

 

Vous invoquiez à cet égard un problème d'organisation spécifique à la cour d'assises de Bruxelles qui nécessiterait l'effort conjugué du premier président de la cour d'appel de Bruxelles et du procureur général, d'une part, le dédoublement de la cour d'assises ou une délocalisation dans un autre arrondissement, d'autre part. L'objectif était d'assurer le traitement, à l'époque, des 34 affaires fixées ou en voie de fixation au niveau de l'arrondissement de Bruxelles.

 

Vous expliquiez également mettre à disposition des magistrats concernés tous les moyens nécessaires pour que ces 34 affaires puissent être traitées dans des délais raisonnables.

 

Vous aviez aussi exprimé en juin dernier votre réticence à élargir le cadre des magistrats tant que ceux-ci n'avaient pas bouclé le dossier "charge de travail", qui permettrait de déterminer s'il y a lieu ou non de revoir le cadre existant.

 

Le premier président de la cour d'appel estime quant à lui qu'il ne faut pas mesurer la charge de travail pour s'apercevoir du manque criant de personnel. Apparemment, la liste des affaires en attente de fixation s'est encore allongée: début septembre, pour 36 affaires; on parlerait de fixation en mars 2013. Ainsi, les libérations concernant des personnes, même accusées des crimes les plus graves, se succèderont dans le courant de cette année judiciaire en raison du dépassement du délai raisonnable.

 

Voilà qui heurte la confiance que le citoyen doit pouvoir placer en la justice de notre pays, mais également celle des inculpés et des parties civiles concernées, en attente d'un procès qui les fixera sur leur sort.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous nous donner des précisions sur l'état actuel de ce dossier et plus particulièrement sur l'avancement des mesures envisagées? Je pense au dédoublement de la cour d'assises invoqué en juin et le détachement de magistrats supplémentaires.

 

Qu'est-il ressorti des discussions que vous avez eues cet été avec le premier président de la cour d'appel de Bruxelles et le procureur général?

 

Où en est le dossier "charge de travail" dont vous faites dépendre l'élargissement du cadre des magistrats?

 

Enfin, comment expliquez-vous une telle divergence d'opinion entre les magistrats près la cour d'appel et vous-même?

 

De voorzitter: Mevrouw Galant is afwezig.

 

Ik verleen dus graag het woord aan de minister.

 

18.06 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, collega’s, volgens de cijfers van de procureur-generaal bij het hof van beroep van Brussel waren er op 12 september 2011 vijfenveertig zaken die door het hof van assisen van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad dienden te worden afgehandeld. Het totale aantal beschuldigden dat op de afhandeling van zijn zaak wacht, werd mij niet medegedeeld. Er zijn echter vijfenveertig zaken. Blijkbaar is nog een aantal zaken komende. Ongeveer eenenvijftig zaken moeten voor het ogenblik al worden gefixeerd of zijn al gefixeerd.

 

Wel dient ter precisering te worden opgemerkt dat drieëntwintig van de betrokkenen in vrijheid zijn. Slechts zes daarvan zijn echter bij beslissing van een magistraat in vrijheid gesteld. De anderen waren eigenlijk ook al vrij vooraf. Drieëntwintig is dus het totale aantal beschuldigden dat in vrijheid zijn proces afwacht. Zes van hen zijn door een specifieke beslissing recent opnieuw in vrijheid gesteld.

 

Gelet op de verschillende termijnen die voor de afhandeling van een assisenzaak dienen te worden gerespecteerd, onder andere een termijn van twee maanden tussen de betekening van de akte van beschuldiging en het begin van het proces, zal natuurlijk altijd een aantal zaken op de wachtlijst staan. Zulks is op zich niet erg, op voorwaarde dat de wachttermijn redelijk kort blijft.

 

La Cour de cassation a jugé dans un arrêt du 7 septembre 2011 que, pour apprécier si la durée de la détention préventive dépasse ou non le délai raisonnable, le juge vérifie, sur la base des données concrètes de la cause, la durée tant effective que relative de la détention, le degré de complexité de l'instruction, la manière dont celle-ci fut conduite, le comportement de l'inculpé et celui des autorités compétentes.

 

La Cour précise que, pour le surplus, les énonciations de l'arrêt relatives à la fixation de la cause au fond apparaissent surabondantes.

 

Ik kan mij dus onmogelijk uitspreken over de mogelijkheid dat andere beschuldigden door de kamer van inbeschuldigingstelling van Brussel terug in vrijheid zouden worden geplaatst, noch welke de reactie van het Hof van Cassatie in voorkomend geval zou zijn. Het is niet zo evident om enige impact te hebben op de houding van het KI in Brussel. Het kader is duidelijk. Men heeft marge om te oordelen. Het moet dossier per dossier worden toegepast.

 

Rekening houdend met de problematiek heb ik al in juli en september vergaderingen georganiseerd met de Brusselse korpschefs om te peilen naar hun initiatieven. Het is niet de minister die in de plaats van de diverse autoriteiten schikkingen moet treffen, maar het is wel mijn verantwoordelijkheid om te weten welke problemen zij mij signaleren en om te helpen bij die problemen die tot mijn verantwoordelijkheid behoren. Ik heb geprobeerd om met hen naar oplossingen te zoeken. Zij leveren ernstige inspanningen. Zij zijn zich zeer bewust van het probleem. Zij proberen zoveel mogelijk zaken op een zo kort mogelijke termijn vast te stellen. In 2011 worden er nog acht zaken afgehandeld. Voor 2012 behandelen zij 31 zaken. Dat is een record voor een hof van beroep. Zij werken nu al quasi in een ontdubbelde kamer in Brussel waardoor de zaken bijna permanent naast elkaar functioneren. In 2012 worden er 23 zaken in Brussel-Hoofdstad, 4 in Vlaams-Brabant en 4 in Waals-Brabant gefixeerd.

 

Dit werd onder andere mogelijk gemaakt door een inspanning van het openbaar ministerie. De substituut van Nijvel, waar twee toegevoegde substituten zijn, werd voltijds naar het parket-generaal afgevaardigd. Drie substituten van Leuven, waar feitelijk een toegevoegde substituut beschikbaar is, zullen deeltijds naar het parket-generaal worden afgevaardigd. Dezelfde bereidheid bestaat bij het parket van Brussel maar daar is de marge kleiner, aangezien de 26 toegevoegde substituten min of meer met de 22 vacante plaatsen overeenstemmen. Het is een problematiek van de taal. Er blijven acht plaatsen over omdat er geen tweetalige substituten kandideren. Dat wordt ruimschoots gecompenseerd door de 26 toegevoegde substituten, meer dan het openstaande deel van het wettelijk kader.

 

Naar mijn mening is het geen kwestie van het kader. Van de 105 rechters zijn er 102 effectief benoemd. Er zijn drie vacatures, wat normaal is. In Brussel heeft men ook nog 34 toegevoegde rechters. Er zijn dus 105 plus 34 toegevoegde rechters. Ik meen dat dit kader moet volstaan voor de rechtbank van eerste aanleg. Ook op het niveau van het hof van beroep is bijna iedereen benoemd. Er is dus geen fundamenteel tekort in het kader. Wij zullen bekijken op welke manier wij alle mogelijke vacatures in Brussel zo snel mogelijk kunnen invullen, zodat er geen bijkomende vertragingen optreden.

 

Op het vlak van de infrastructuur heeft de administratie bestudeerd hoe men op een relatief gemakkelijke en goedkope wijze de plechtige zittingszaal van het hof van beroep in Brussel voor assisen zou kunnen gebruiken, met inachtneming van alle vereisten van dien, zoals aparte ruimtes voor de juryleden, met toiletten enzovoort. Dat kan. De infrastructuur vormt dus geen probleem.

 

Op het gebied van personeel vraagt men soms een kaderaanpassing. Ik meen, als dat een punt is, dat de nodige schikkingen getroffen kunnen worden en dat daar nog wel wat flexibiliteit mogelijk is. Wat het gewone personeel betreft, garanderen wij dat het nodige personeel ter beschikking gesteld kan worden.

 

Moeten wij nu het kader van het aantal magistraten ook wijzigen? Ik aanvaard dat vandaag nog altijd niet, omdat de werklastmeting niet is uitgevoerd. Ik weiger om de kaders aan te passen, omdat het hof van beroep eerst zijn werklastmeting moet afwerken. Dan pas kan men zeggen wie al dan niet personeel bij moet krijgen. Zelfs in de hypothese dat ik het kader zou aanpassen, duurt dat gemakkelijk nog anderhalf tot twee jaar, want nadat de beslissing is genomen om hier een wet te wijzigen om het kader te wijzigen, moet daarna hetzelfde gebeuren in de Senaat, moet dat definitief gepubliceerd worden, moet de oproep gedaan worden en moet de Hoge Raad de hele procedure volgen. Dat is met andere woorden niet de onmiddellijke oplossing voor het probleem. Daarom denk ik dat wij op andere manieren moeten zoeken naar flexibiliteit.

 

Ik ben ervan overtuigd dat het huidige personeelsbestand van de magistratuur toereikend is, maar dat de rechterlijke organisatie aan flexibiliteit moet winnen. Dat is ook het hele idee van het gerechtelijke landschap. Door schaalvergroting zullen de capaciteiten die, mijns inziens, in de arrondissementen voorhanden zijn, beter benut kunnen worden. In afwachting daarvan denk ik aan een aantal eenvoudige maatregelen, aan de mogelijkheid om delegaties van een rechtbank of van een hof naar andere uit te breiden of te versoepelen of aan de mogelijkheid om vroegtijdig gepensioneerde magistraten na een bepaalde periode van activiteit – het gaat om ervaren magistraten – verder als plaatsvervangend magistraat te laten functioneren. Dat voorstel werd ook ontwikkeld. Er zijn ook een aantal initiatieven, onder andere op het vlak van informatica, die toelaten wat capaciteit terug te winnen.

 

Ik denk bijvoorbeeld aan het Omtranet, dat trouwens een initiatief van het openbaar ministerie zelf is. Er is met andere woorden een pak bottom-upinitiatieven te nemen. Zij moeten zeker worden ontwikkeld.

 

Aansluitend op de vraag van de voorzitter, zal ik volgende week enkele initiatieven oplijsten die zich in het raam van de rechterlijke orde opdringen of die mogelijk zijn. Wij moeten nagaan op welke manier wij op korte termijn over een aantal elementen van flexibiliteit kunnen laten beslissen.

 

Ik heb al opgemerkt dat de werklastmeting voor mij een onontbeerlijk instrument is. Ik kan niet genoeg herhalen dat zij een noodzakelijke dringende interventie van de magistratuur zelf vraagt.

 

Wat zijn de oorzaken van de genoemde achterstand?

 

Het parket-generaal meldt mij dat de achterstand essentieel gebaseerd is op het hoger aantal zaken dat opgehelderd is dan in het verleden. De achterstand is er dus niet door problemen. Natuurlijk zijn er een aantal problemen, zoals het dossier-Habran dat misschien een Habran ter wordt, het Rwandaproces en de driedubbele moord in Wemmel. Er zijn met andere woorden moeilijke, complexe dossiers, maar er zijn vooral veel meer dossiers opgehelderd. Er is door politie en parket goed werk geleverd, waardoor de desbetreffende zaken klaar zijn voor behandeling. Het betreft assisenzaken die niet kunnen worden gecorrectionaliseerd of die daarvoor niet in aanmerking zijn gekomen.

 

Op voornoemd vlak is er met andere woorden een positief signaal. Alleen moet de magistratuur nu kunnen reageren, door voldoende zittingen te organiseren.

 

Voor mij is er geen probleem van vertraging op andere hoven van beroep. Het is mij alleszins niet gesignaleerd. Het is een Brussels probleem. Wij blijven nu met elkaar in contact om uit te zoeken op welke manier wij voldoende infrastructuur, voldoende griffiepersoneel maar vooral voldoende magistraten kunnen installeren. Op dat vlak ligt het probleem. Wij moeten een en ander dus nagaan. Op het vlak van het openbaar ministerie moet een oplossing mogelijk zijn. Wij moeten vooral een aantal magistraten van de zetel zo snel mogelijk flexibel naar het hof van beroep van Brussel laten doorstromen, om in de vooral Franstalige zaken te zetelen die moeten worden behandeld.

 

Wij zijn volop bezig om van het voorgaande concreet werk te maken. Volgende week zal ik hier in de commissie voor de Justitie een aantal kleine suggesties maken om de flexibiliteit op dat vlak te vergroten.

 

18.07  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal niet over de splitsing van het gerechtelijke arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde beginnen.

 

Wat mij frappeert, is uw opmerking dat meer zaken worden opgelost. Het gaat om moord en doodslag. Werden in het verleden in Brussel dan significant veel minder van dergelijke zware zaken opgelost?

 

18.08 Minister Stefaan De Clerck: (…).

 

18.09  Bert Schoofs (VB): Dat is inderdaad een verrassing. Ik vraag mij echter af hoe de situatie in het verleden was.

 

Een van de oorzaken werd ook niet aangehaald. Ik denk dat Brussel de stad is met de hoogste criminaliteitsgraad van het land. Er zijn daar nog steeds de 19 baronieën. Ik zeg niet dat de politie haar werk niet doet. Er zijn daar echter nog een aantal institutionele grendels om de strafrechtelijke aanpak volledig tot zijn recht te laten komen.

 

U schuift de hete aardappel door naar de magistratuur, voor een groot stuk niet ten onrechte, maar ook het institutionele kader in Brussel moet dringend herzien worden. Een heleboel mensen staat daar achter, vooral aan Vlaamse zijde, maar dat is ginder nog niet doorgedrongen. Op straat zou de criminaliteit ook reeds verminderen indien men op dat vlak een aantal zaken zou aanpakken.

 

Ik vind dat dit in deze discussie best eens mocht gezegd worden.

 

18.10  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, u hebt een uitvoerig antwoord gegeven en daarbij eigenlijk zelf alle pijnpunten aangekaart. Een ervan is die werklastmeting, waarom u zelf vraagt. Maar ja, het is natuurlijk een vicieuze cirkel.

 

Inzake het verhogen van het personeelsbestand, lees ik in de krant dat u hebt samengezeten met de magistratuur en een actieplan hebt uitgedacht. U zegt dat er misschien verschuivingen van magistraten mogelijk moeten zijn. Men moet natuurlijk eerst die werklastmeting hebben om te weten waar er op dat moment magistraten zijn die ergens anders, in casu in Brussel, kunnen ingezet worden.

 

De piste om gepensioneerde magistraten de kans te geven of te verplichten om opnieuw aan het werk te gaan, als zij dat willen – verplichten is inderdaad geen goed woord – is een goede denkpiste. Die werklastmeting moet er echter komen.

 

U zegt dat de werklastmeting geen kortetermijnoplossing is. Hiermee geeft u direct een tegenargument aan degenen die er niet voor zijn. Wij kunnen dat echter niet blijven uitstellen. Volgens mij hebt u daarop zelf na verloop van tijd wel zicht. Een bevraging bij de magistratuur moet toch onmiddellijk kunnen ophelderen waar er minder en waar er meer werk is.

 

Iets anders is de wet die in 2009 is aangepast, de hervorming van assisen. Zij mag eens onder de loep genomen worden om te kijken of daaraan eventueel nog wijzigingen moeten gebeuren. Die wet haalt blijkbaar haar doelstellingen niet. Dat is ook een denkpiste.

 

18.11 Minister Stefaan De Clerck: De voorzitters slagen er niet in om de assisenprocessen korter te organiseren. Ik vraag mij steeds af hoe het komt dat zoveel getuigen moeten gehoord worden, zoveel initiatieven moeten genomen worden voor zaken die soms evident zijn. Ik doel nu niet op een concreet proces. Het is echter niet normaal dat men zoveel weken nodig heeft voor al die assisenzaken.

 

Ik denk dus dat er eens een oproep tot bespreking met die voorzitters moet komen, om na te gaan hoe we dat globaal wat kunnen inkorten. Dat alleen zou wellicht onmiddellijk een oplossing kunnen zijn voor de achterstand in die zaken. Dat is echter een ander punt. Door een wet kan dat niet worden gewijzigd. Het gaat om een houding of methode vanwege de voorzitters.

 

18.12  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de minister, er zijn verschillende oorzaken met verschillende oplossingen.

 

Een andere oplossing is inderdaad een globale hervorming van Justitie, en datgene waar u terecht naar verwijst, namelijk de informatisering. Justitie is van alle werelden de minst geïnformatiseerde in een wereld waar alles elektronisch gaat. Het kan toch niet dat e-justice alleen geld kost, maar nooit iets concreet opbrengt, dat er nooit concrete resultaten zijn.

 

U zegt dat politie en parket goed werk hebben geleverd. Als dat personeel evenwel moet vaststellen dat het werk voor niets is, draaien we in een vicieuze cirkel. De straffeloosheid zal dan alleen maar toenemen en het ongenoegen daarover zal dan alleen maar stijgen.

 

De voorzitter: De heer Maingain heeft blijkbaar geen repliek. Ik geef het woord aan de heer Landuyt.

 

18.13  Renaat Landuyt (sp.a): Mevrouw de voorzitter, ik dacht er net aan. De heer Maingain heeft hier een duidelijk antwoord gekregen. Ik deel de mening dat er geen tastbare elementen zijn waaruit we moeten concluderen dat de problemen te maken zouden hebben met een tekort aan middelen of mogelijkheden voor het hof van beroep van Brussel.

 

Mijnheer de minister, ik ga ermee akkoord dat u een en ander koppelt aan de werklastmeting, maar men heeft waarschijnlijk geen tijd om die af te ronden.

 

In plaats van een werklastmeting moeten we misschien kiezen voor een rendementsmeting. Dan ga ik nog meer akkoord. De duurtijd van de assisenprocessen in de verschillende hoven van beroep verschilt, terwijl de criminaliteit niet verschilt. Er kan dus enorm veel tijd worden gewonnen door efficiënter te organiseren.

 

Alleen is de vraag hoever de macht en de invloed van de minister van Justitie reikt. Wellicht is er nood aan een comité J om een en ander eens korter op de bal te controleren.

 

18.14  Özlem Özen (PS): Monsieur le ministre, je prends acte des mesures que vous entendez prendre. J'espère que les solutions que vous envisagez seront mises en place avec les magistrats et les acteurs judiciaires.

 

Il est important d'avoir une justice efficace et rapide, en laquelle le citoyen a confiance. Si le temps entre la commission d'une infraction, la condamnation et l'exécution d'une peine est trop long, les auteurs ne comprennent plus pourquoi ils sont condamnés.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: De overige vragen worden uitgesteld tot volgende week, aangezien de minister deze morgen heeft aangegeven dat hij rond 17 u 00 diende te vertrekken.

 

La réunion publique de commission est levée à 17.19 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.19 uur.