Commission
des Finances et du Budget |
Commissie voor de Financiën en de Begroting |
du Mercredi 13 juillet 2011 Après-midi ______ |
van Woensdag 13 juli 2011 Namiddag ______ |
Le développement des questions et interpellations commence à 15.14 heures. La réunion est présidée par Mme Muriel Gerkens.
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 15.14 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Muriel Gerkens.
01 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de zoektocht naar een nieuwe locatie voor de Antwerpse gevangenis door de Regie der Gebouwen" (nr. 5634)
01 Question de Mme Sophie De Wit au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la recherche par la Régie des Bâtiments d'une nouvelle localisation pour la prison d'Anvers" (n° 5634)
01.01 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, naar aanleiding van een ballonnetje dat door uw collega van Justitie, minister De Clerck, werd opgelaten, stel ik een vraag over de gevangenis van Antwerpen, Hij heeft gesuggereerd dat hij eraan zou denken om de gevangenis in Antwerpen, gelegen in de Begijnenstraat, te vervangen door de voormalige rijkswachtkazerne te Wilrijk. Hij zou denken aan die site om daar een nieuwe Antwerpse gevangenis op te richten. Dat heeft hij bekendgemaakt.
Er zijn een aantal voordelen aan verbonden: de plaats ligt niet ver van het Antwerpse justitiepaleis, de Staat is al eigenaar en er is geen bestemmingswijziging nodig. Dat plan roept echter ook een aantal vragen op. U weet dat er in Antwerpen, net zoals in alle andere gevangenissen in dit land, problemen zijn.
Wat is de stand van zaken in dit dossier? Hoe reëel is de mogelijkheid dat voor de nieuwe Antwerpse gevangenis effectief de site in Wilrijk zou worden gebruikt? Welke opportuniteit ziet de Regie in die locatie? Welke nadelen zouden er eventueel aan de nieuwe locatie verbonden zijn?
Welke andere sites zitten er nog in de planning van de Regie der Gebouwen voor de inplanting van een nieuwe gevangenis in Antwerpen? Het is namelijk maar een optie. Wat zijn de eventuele andere opties? Kunt u per site of mogelijkheid een afweging van de huidige voor- en nadelen maken?
Heeft de Regie der Gebouwen daarover al overleg gepleegd met het Antwerpse stadsbestuur en het Wilrijkse districtsbestuur? Zo ja, wat zijn hun bevindingen en aanbevelingen? Welke conclusies kunnen daaruit getrokken worden?
Aan welke voorwaarden zal de nieuwe Antwerpse gevangenis moeten voldoen? Op welke capaciteit wordt er gemikt? U weet dat de huidige Antwerpse gevangenis een geweldig capaciteitsprobleem heeft. Er is een gemiddelde capaciteit van 439 gedetineerden. In 2010 zaten er 665. Dat is veel te veel. Het is een van de meest overbevolkte gevangenissen in België.
Wanneer mag er over de inplanting van de nieuwe Antwerpse gevangenis een definitieve beslissing verwacht worden?
01.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw de voorzitter, mevrouw De Wit, over de vestiging van een gevangenis op de site Valaar aan de Boomsesteenweg te Wilrijk is er nog geen definitieve beslissing genomen. Die piste wordt sinds korte tijd onderzocht op haar mogelijkheden. De FOD Justitie is in ieder geval geïnteresseerd.
Een eerste onderzoek geeft de volgende gunstige resultaten. Het terrein is bijna 7 hectaren, hetgeen een aanvaardbare oppervlakte is. Het is in eigendom van de Staat. De vorm van het terrein lijkt geschikt. De ligging aan de Boomsesteenweg is goed en bovendien binnen een aanvaardbare afstand van het gerechtsgebouw. De federale politie, de huidige bezetter van een deel van de site, is vragende partij voor een hergroepering van haar diensten in Antwerpen op één site. Een behoefteprogramma daartoe zal eerstdaags aan de Regie der Gebouwen worden bezorgd.
De FOD Justitie is momenteel ook nog geïnteresseerd in een terrein naast het huidig gerechtsgebouw en in een terrein aan de Noorderlaan. Wij zullen de voordelen en de nadelen kennen na het behoefteprogramma en de analyse ervan door de Regie der Gebouwen.
In zijn zitting van 20 mei 2011 heeft het college van burgemeester en schepenen van de stad Antwerpen de bestemming van de kazerne aan de Boomsesteenweg als zone voor gemeenschapvoorzieningen en openbaar nut bevestigd en gesteld dat in een dergelijke zone, naast andere bestemmingen, een gevangenis aanvaardbaar is. Dat is een klare en duidelijke stellingname van het college.
In het masterplan voor de gevangenissen dat door de Ministerraad werd goedgekeurd, werd de capaciteit van de nieuwe gevangenis in Antwerpen vastgelegd op 440 gedetineerden.
Tot slot, de Regie der Gebouwen en de diensten van de FOD Justitie zullen de komende weken verder overleggen, de noodzakelijke gegevens inwinnen en de vereiste consultaties organiseren om binnen de kortst mogelijke tijd een definitieve beslissing aan de Ministerraad te kunnen voorstellen. Onze zoektocht naar een geschikte locatie gaat onverminderd voort.
01.03 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. Ik noteer dat er twee andere sites zijn, op de Noorderlaan en naast het Vlinderpaleis. Ik ben benieuwd naar de bevindingen van het Antwerpse stadsbestuur, want die laatste site is werkelijk vlak naast het nieuwe justitiepaleis. Ik vind dat een zeer interessante locatie en ik ben benieuwd naar de keuze.
U hebt gezegd dat er in een capaciteit voor 440 gevangenen zal worden voorzien. Ik stel daar wel vraagtekens bij. In de huidige gevangenis is er plaats voor 439 gedetineerden, maar er zitten gemiddeld wel 690 gedetineerden in de Antwerpse gevangenis. Wanneer men dezelfde capaciteit behoudt, wetend dat er meer gedetineerden zijn, zal dat onvoldoende zijn en blijft het probleem bestaan. Ik hoop dat men hierover nadenkt. De nieuwe gevangenis mag dan moderner en beter zijn, in se biedt zij geen oplossing voor de overbevolking.
01.04 Minister Didier Reynders: Dat is een vraag voor Justitie.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Peter Dedecker aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het ontsluiten van gegevensbronnen van inkomenscomponenten door de FOD Financiën" (nr. 5709)
02 Question de M. Peter Dedecker au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les sources de données relatives aux revenus rendues accessibles par le SPF Finances" (n° 5709)
02.01 Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de minister, een overheid die haar dienstverlening op een heel efficiënte manier aanbiedt, is een overheid die proactief te werk gaat. Zij vraagt de burger niet steeds opnieuw gegevens door te spelen waarover zij als overheid reeds beschikt. Een dergelijke aanpak betekent een grote lastenverlaging voor zowel burgers, bedrijven als de overheid zelf, zeker wanneer dat wordt geautomatiseerd.
Bijzonder interessant hier zijn de inkomensgegevens, aangezien heel wat van de sociale dienstverlening van de overheid afhankelijk van het inkomen van de burger wordt verleend. Een bekend voorbeeld zijn de studiebeurzen, die de Gemeenschappen uitkeren.
In februari 2010 besliste de Vlaamse regering dan ook om waar mogelijk die inkomensgegevens digitaal op te vragen. De noodzakelijke ontsluiting van de gegevens bij de FOD Financiën zorgt echter al meer dan een jaar voor een struikelblok.
De Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer, de Privacycommissie, besliste reeds dat er geen machtiging nodig is om de gegevens van de FOD Financiën rechtstreeks door te geven aan de Vlaamse overheid. Vlaanderen heeft intussen reeds een inventaris aangelegd met alle instellingen die gebruikmaken van inkomenscomponenten. Zij zitten dus heel erg te wachten op de ontsluiting van die gegevens. Zij vragen dan ook om een stroomversnelling ter zake.
Mijnheer de minister, wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot het ontsluiten van de inkomensgegevens door de FOD Financiën? Zal de FOD Financiën zijn volledige medewerking verlenen aan de rechtstreekse ontsluiting van inkomensgegevens naar de gewestelijke overheden? Over welk tijdspad spreken we als we het hebben over de planning van de werkzaamheden om de gewenste gegevens rechtstreeks bij de FOD Financiën te kunnen raadplegen?
02.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer Dedecker, het spreekt voor zich dat de FOD Financiën wil meewerken aan de ontsluiting van gegevens voor CORVE of de Coördinatiecel Vlaams e-government. Getuige daarvan is de overlegvergadering met de vertegenwoordigers van CORVE van 9 juli 2011, toen een inventaris werd opgemaakt van de juridische en technische aspecten die moeten worden aangepakt om de inkomensgegevens ter beschikking te stellen van de diverse gebruikers via CORVE.
Schematisch werden afspraken gemaakt aangaande de juridische en technische aspecten van de gegevensstromen. Juridisch eist de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer dat de eindgebruikers van de gegevens die door de dienstenintegrator CORVE worden bediend, eveneens een machtiging hebben om de gegevens van de FOD Financiën te verwerken. De machtigingsaanvragen zullen worden opgesteld door CORVE.
Technisch moet worden vastgesteld welke inkomenselementen en welke codes moeten worden meegedeeld aan de diverse eindgebruikers via CORVE. Hiervoor werd reeds afgesproken dat de technici concreet zullen vastleggen welke inkomenselementen in de diverse gegevensstromen moeten worden opgenomen om het aanbod af te stemmen op de vraag.
Er werd tevens afgesproken dat de FOD Financiën en CORVE de uitvoering van de afspraken zullen opvolgen.
Ik geef nog mee dat er al verschillende stromen via webservice in gebruik zijn langs de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid wat de socialezekerheidsaspecten betreft, die uiteraard ook aan Vlaamse instellingen, zoals bijvoorbeeld de OCMW’s, informatie leveren.
Daarnaast lopen er zonder webservice nog uitwisselingen tussen de FOD Financiën en enkele Vlaamse instanties: Studietoelagen vanuit de toepassing Taxi, Woningfonds vanuit de toepassing Getuigschriften en Vlaamse Maatschappij Sociale Woningen vanuit de toepassing Getuigschriften.
Het tijdspad hangt af van de concrete gegevens en de specifieke technische vereisten. Daarbij moet men ermee rekening houden dat dergelijke uitwisselingen goed moeten worden voorbereid en georganiseerd. Dat vraagt soms wat tijd en heeft een kostprijs.
Ik ben bereid om meer details te geven na de volgende vergadering tussen mijn dienst en de dienst van de Vlaamse overheid. Wij zijn bereid om dat te doen, maar er is, zoals ik al heb gezegd, een zekere kostprijs.
02.03 Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de minister, het klopt inderdaad dat er al een aantal zaken beschikbaar is via de KSZ, maar zowel CORVE als de KSZ beschouwt die weg als nog onvolmaakt en vooral tijdelijk.
Ik ben blij te horen dat er wel degelijk stappen gezet worden, dat er overleg gepleegd wordt, dat de zaken vooruitgaan. Ik denk dat het zeker belangrijk is voor de zwakken in onze samenleving, die heel wat diensten missen doordat zij er niet van op de hoogte zijn, dat de overheid daarin proactief te werk gaat en ook over die gegevens kan beschikken.
Het incident is gesloten.
- Mme Özlem Özen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'avancement de certains travaux à la prison de Jamioulx" (n° 5748)
- Mme Özlem Özen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'avancement du projet de construction d'une annexe psychiatrique à la prison de Jamioulx" (n° 5836)
- mevrouw Özlem Özen aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de voortgang van een aantal werken in de gevangenis te Jamioulx" (nr. 5748)
- mevrouw Özlem Özen aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de voortgang van de geplande bouw van een psychiatrische afdeling van de gevangenis te Jamioulx" (nr. 5836)
03.01 Özlem Özen (PS): Monsieur le ministre, j'aimerais revenir sur les conditions d'hébergement des détenus et des conditions de travail du personnel de la prison de Jamioulx. En effet, cette prison, comme beaucoup de prisons dans notre pays, souffre depuis des années de la surpopulation carcérale et d'un manque chronique de moyens mis à sa disposition en vue de la mise en conformité du bâtiment avec les normes les plus élémentaires de salubrité.
Cette situation perdure, malgré les efforts indéniables qui ont été faits dans ce domaine. Je pense par exemple à la construction d'une nouvelle prison à Sambreville qui devrait assurer des conditions de détention dignes du XXIe siècle aux détenus et des bonnes conditions de travail au personnel. Je m'interroge néanmoins sur l'extrême lenteur de certains dossiers.
Ainsi le projet concernant l'élaboration d'une nouvelle cuisine à la prison de Jamioulx est à l'étude depuis 2004. Bien qu'il n'y ait plus aucun problème d'ordre urbanistique pour commencer les travaux, ce projet est reporté d'année en année, alors que la cuisine actuelle ne respecte plus les normes garantissant la sécurité alimentaire des détenus.
Monsieur le ministre, pouvez-vous expliquer les raisons d'une telle inertie? Où en est ce dossier? Quand pourront débuter les travaux en vue de la construction de la cuisine aux normes de l'Agence fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire?
03.02 Didier Reynders, ministre: Madame la présidente, madame Özen, je puis vous communiquer les éléments suivants concernant l'état d'avancement du projet d'une nouvelle cuisine à la prison de Jamioulx.
Le projet est complexe, car il s'inscrit à l'intérieur de l'enceinte sécurisée de la prison. La programmation des travaux doit tenir compte de ces contraintes de sécurité. De plus, l'ancienne cuisine doit rester opérationnelle jusqu'à la finalisation de la nouvelle. Le passage de fonctionnement devra se faire dans le plus court laps de temps possible. L'étude a donc été menée dans ce contexte.
De plus, d'autres chantiers ayant été entrepris au sein de la prison depuis plus de quatre ans, notamment des opérations de désamiantage par phases, de rénovation de la zone d'accueil des diverses sections et des travaux de mise en conformité, il était impossible pour des raisons de sécurité et en concertation avec les services de l'administration pénitentiaire d'ouvrir plusieurs chantiers en même temps dans cette enceinte, dont ce vaste chantier de cuisine.
Les projets prévus dans cette prison suivent donc une programmation logique et rationnelle, tenant compte de l'exécution pratique des travaux. La Régie des Bâtiments a obtenu, puisqu'il en fallait un, le permis d'urbanisme pour la construction de cette nouvelle cuisine en avril 2010. Les études sont maintenant finalisées et l'adjudication publique du projet est programmée dans le courant du second semestre 2011. L'engagement des crédits inscrits au plan pluriannuel Justice 2011 est prévu pour fin 2011 et les travaux devraient débuter dans le courant du premier semestre 2012.
Par ailleurs, divers travaux préparatoires de reconditionnement des voiries et réseaux d'incendie externes, nécessaires au projet, vont bientôt être entamés.
Il est à noter que, dans un souci d'économie d'énergie et d'utilisation d'énergie alternative, le projet intégrera 180 m2 de panneaux solaires thermiques pour les besoins en eau chaude de la cuisine et des douches. La durée de ces travaux est de 220 jours ouvrables, soit un peu plus d'un an.
03.03 Özlem Özen (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse très claire. Pour moi, il est important que les normes de sécurité applicables à l'extérieur s'appliquent aussi intra muros.
J'en viens à ma deuxième question.
Dans le même contexte, l'Observatoire européen des prisons a notamment épinglé les conditions "d'hébergement" des détenus internés au sein des annexes psychiatriques. C'est également le cas à la prison de Jamioulx.
Je pense particulièrement à l'état des dortoirs où séjournent près de 25 internés, avec jusqu'à 9 internés dans une cellule de 30 m2, ou encore au revêtement de sol enlevé sommairement suite à la présence de nuisibles de sorte que les internés se retrouvent actuellement à même la chape en béton.
La Régie des Bâtiments en charge du dossier n'en fait manifestement pas une priorité puisque cette situation perdure depuis des mois. Actuellement, un projet de construction en préfabriqué d'une nouvelle annexe psychiatrique existe, mais cette nouvelle annexe n'est toujours pas en construction.
Monsieur le ministre, pourriez-vous m'indiquer où en est le projet de construction de cette nouvelle annexe psychiatrique à la prison de Jamioulx? Pourriez-vous m'indiquer les raisons de ce qui s'apparente à un blocage au niveau de la Régie des Bâtiments?
Pourriez-vous également me dire si et quand le revêtement de sol de l'annexe psychiatrique, qui est infesté de puces, sera remplacé?
03.04 Didier Reynders, ministre: Madame la présidente, madame Özen, les travaux effectués à la prison de Jamioulx sont nombreux et d'une complexité assez importante au vu des contraintes liées à la sécurité des chantiers. Lesdits travaux sont répartis par le SPF Justice en différents degrés de priorité. Le service Hainaut de la Régie des Bâtiments a terminé l'étude de la nouvelle cuisine (le début des travaux est prévu pour le premier semestre 2011) ainsi que les travaux urgents de désamiantage, de rénovation de la zone d'accueil, de l'alimentation en gaz et du renouvellement de la téléphonie, conformément au planning des priorités établi par le SPF Justice.
La mise en conformité de l'annexe psychiatrique aux normes pénitentiaires européennes est la prochaine étape de ce planning. Ce projet sera mis à l'étude au premier semestre 2012, toujours conformément au planning.
En ce qui concerne le revêtement de sol des locaux de l'annexe psychiatrique, la Régie des Bâtiments a reçu un courrier de l'administration pénitentiaire en date du 4 juillet 2011. Nous n'avons donc pas encore eu le temps de bloquer quoi que ce soit. Ce courrier demande le remplacement du revêtement de sol mais il n'y est aucunement évoqué la présence de puces. Ces travaux sont proposés pour fin 2011 et sont repris au programme d'investissement 2011 de la Régie des Bâtiments.
Je tiens à préciser qu'il n'y a aucun blocage à la Régie des Bâtiments en la matière et que dans la séquence des travaux, nous suivons le planning établi par le SPF Justice.
03.05 Özlem Özen (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Willem-Frederik Schiltz aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het btw-statuut van hondenclubs" (nr. 5515)
04 Question de M. Willem-Frederik Schiltz au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le statut TVA des clubs canins" (n° 5515)
04.01 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb vernomen dat de lidgelden van hondenclubs aan btw worden onderworpen, omdat activiteiten van een hondenclub volgens een administratieve beslissing uit 1981 niet als een sport worden aangezien.
Dit komt mij zeer bevreemdend voor, mijnheer de minister, temeer daar andere administratieve richtlijnen gelden voor onder andere de duivensport, de paardensport en de schaaksport. Die worden wel als een sport erkend en kunnen genieten van de vrijstelling van artikel 44, § 2, meer specifiek het derde lid, van het btw-wetboek.
Betreffende administratieve beslissing heeft bovendien uitsluitend betrekking op diensten verstrekt door een vzw ter bevordering van de hondensport en ter aanmoediging van het fokken en het houden van honden, dus zelfs niet voor de gehele hondenclubactiviteiten.
Mijnheer de minister, bent u bereid om de discriminatie in het nadeel van de hondensport op te heffen en kunt u de btw-vrijstelling van lidgelden voor hondenclubs aanvaarden?
04.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw de voorzitter, hondenclubs zijn verenigingen die voornamelijk de opleiding van de hond en de begeleider tot doel hebben en eventueel ook in dit verband wedstrijden organiseren. Niettegenstaande het feit dat er van de begeleiders een bepaalde fysieke inspanning wordt vereist – het lopen naast de honden, het geven van de juiste instructies, enzovoort – en zij een opleiding krijgen, primeert steeds de training en opleiding van de honden in tegenstelling tot bijvoorbeeld paardenclubs waar in hoofdzaak de lichamelijke ontwikkeling van personen wordt beoogd. Bij duivenclubs bestaan de diensten voornamelijk in het organiseren van prijskampen waarbij de deelnemers inleggelden betalen. Deze diensten zijn vrijgesteld overeenkomstig artikel 44, § 3, 13, van het btw-wetboek.
Derhalve verricht een hondenclub geen diensten inzake sport in de zin van artikel 44, § 2, 3°, noch onderwijsprestaties zoals bedoeld in artikel 44, § 2, 4°, van het btw-wetboek.
De huidige btw-regelgeving staat mij spijtig genoeg niet toe te voorzien in een vrijstelling van de vernoemde hondenclubs.
04.03 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Dat is een heel spijtige zaak, mijnheer de minister. Ik apprecieer uw interpretatie van de dienaangaande btw-wetgeving.
Uiteraard bent u minister en geen rechter. Ik ben van mening dat een hondenclub niet dezelfde activiteiten ontplooit als een paardenclub waarbij u terecht opmerkt dat de sportieve activiteit vooral ligt bij de personen die gebruikmaken van een dier om die activiteit uit te oefenen. De parallel met de duivensport vind ik dan weer heel sterk. Daarom heb ik die vraag gesteld. In ons land en zeker in Vlaanderen zijn er veel duivenclubs die uiteraard heel tevreden zijn met de btw-regeling. Om die reden hebben de hondenclubs zich geroerd.
Ik heb zelf een hond en ik neem deel aan allerlei meetings. Onze viervoeters zouden in clubverband bij hun baasjes toch aan deze regeling onderhevig moeten kunnen zijn. Misschien kan een wetgevend initiatief hieraan iets veranderen.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de nieuwe ratingverlaging van Portugal door het ratingkantoor Moody's" (nr. 5750)
05 Question de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la nouvelle dégradation de la note du Portugal par l'agence de notation Moody's" (n° 5750)
05.01 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik word ingehaald door de actualiteit. In verschillende landen wordt met verbijstering gereageerd op de opeenvolgende ratingverlagingen door ratingkantoren zoals Moody's, Standard & Poor’s en Fitch.
Volgens EU-commissievoorzitter Barroso verergeren de ratingkantoren met hun adviezen de financiële crisis in de eurozone.
De Duitse minister van Financiën, Wolfgang Schäuble, roept op om de "oligarchie van de drie grote Amerikaanse ratingkantoren te doorbreken". Hij stelt voor om een Europees ratingkantoor op te richten. Dat is ook een eis van de Europese socialistische partij.
Mijnheer de minister, bent u het eens met de stelling dat de ratingbureaus een destabiliserende rol spelen, zowel voor het uitbreken als in de nasleep van de bankencrisis? Wat is het standpunt van de regering betreffende de oprichting van een publiek ratingbureau? Ziet u andere pistes om de invloed van ratingkantoren te verlagen?
05.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer Van der Maelen, we kunnen niet ontkennen dat de ratingagentschappen fout hebben geoordeeld bij de ratings van talloze gestructureerde en complexe producten, wat een destabiliserende rol toevoegt aan de crisis die we kennen.
Wat de klassieke financiële producten betreft, en dan vooral obligaties uitgegeven door de ondernemingen, moeten we daarentegen toegeven dat de ratingagentschappen er doorgaans in slagen om het risico van wanbetaling precies te voorspellen. Ze hebben dus een nuttige en belangrijke functie in het verspreiden van evaluaties ten gunste van minder geïnformeerde of niet-professionele beleggers. Zo’n voordeel is echter minder evident in het geval van soevereine kredietnemers, voor wie veel andere informatiebronnen bestaan – internationale organisaties zoals het IMF bijvoorbeeld – en waarbij de methodologie voor risicobeoordeling erg verschilt van degene die op ondernemingen van toepassing is.
Behalve over de voorspelling van risico’s op wanbetaling rijzen er vragen over de snelheid en intensiteit waarmee de agentschappen hun beoordeling herzien. De voornaamste reden is volgens mij dat deze agentschappen in cycli van een welbepaalde duur werken. Hun analyse is het resultaat van een periodiek evaluatieproces dat zich over meerdere dagen of zelfs weken uitspreidt, wat zich soms in een cliqueteffect kan vertalen. De werkwijze van de ratingagentschappen heeft ontegensprekelijk een destabiliserend effect.
Er zijn oplossingen voor dit laatste probleem. Op de eerste plaats moeten we de ratingagentschappen verplichten om meer transparantie aan de dag te leggen en beter te communiceren over de motieven voor hun beslissing. In het algemeen moeten er ook meer agentschappen komen – zie ook de reactie van mijn Duitse collega – en moeten de financiële markten minder afhankelijk worden van de ratings.
De Europese Commissie werkt momenteel aan een volledige herziening van het statuut van de ratingagentschappen om verwijzingen naar ratings in de prudentiële regels tot een minimum te beperken en indien mogelijk te verwijderen.
Anderzijds bracht het IMF een aantal eigenheden op het vlak van de rating van de soevereine schulden aan het licht. Het IMF wijst op het beperkte aantal landen die in gebreke bleven. Dat beperkt het volume beschikbare gegevens en dat maakt de ontwikkeling van ratingmodellen voor dit soort activa moeilijker. Anderzijds vraagt de rating van soevereine schulden heel wat evaluaties van subjectieve aard door de analisten die de nota’s voorbereiden, bijvoorbeeld wanneer ze de betaalbaarheid van een land moeten evalueren. Het is altijd zeer moeilijk om daarover meer transparantie te hebben.
De oprichting van een openbaar ratingagentschap om onder meer de soevereine schuld te raten zou met veel problemen gepaard gaan. Het is een mogelijkheid waar ik niet tegen ben, maar ten eerste zouden de markten dergelijk agentschap beschouwen als onvoldoende onafhankelijk van de politieke macht. Het zou dus onder een belangrijk geloofwaardigheidsprobleem te lijden hebben.
Ten tweede is er geen garantie dat een openbaar agentschap de risico’s van wanbetaling beter zou kunnen voorspellen dan de bestaande private agentschappen.
Dit agentschap zou enkele jaren nodig hebben om de markten ervan te overtuigen dat het in staat is onpartijdige ratings te formuleren op basis van een strenge methodologie. De oprichting van een openbaar ratingagentschap kan dus geen pasklare oplossing zijn voor het huidige probleem inzake de rating van de soevereine schulden.
De Europese Commissie wijst erop dat het reglementaire kader van de Europese Unie voor kredietratings weliswaar al maatregelen inzake informatieverspreiding en transparantie bevat die op de rating van de soevereine schuld van toepassing zijn, maar dat extra maatregelen onvermijdelijk zijn om de transparantie, het regelmatig toezicht, de methode en de procedure voor dit type van schulden in de Europese Unie te verzekeren.
Ik wil eraan toevoegen dat tijdens het Belgisch voorzitterschap van de Europese Raad reeds nieuwe maatregelen genomen zijn. Zo is er de nieuwe toezichtrol van ESMA, de nieuwe Europese autoriteit voor effecten en markten. ESMA kreeg ook de bevoegdheid onderzoeken te doen en zelfs om sancties uit te spreken wat de ratingagentschappen betreft.
Voor mij is het duidelijk dat het in de eerste plaats om een belangenconflict gaat. In de tweede plaats is er een probleem inzake transparantie, zeker wat de rating van de soevereine schuld betreft. In de derde plaats, is er een probleem van geloofwaardigheid.
Ik ben, zoals vele anderen, voorstander van een publiek Europees ratingagentschap, maar dan moet dat agentschap een zekere geloofwaardigheid hebben voor alle actoren op de markt. Ik vind het een goeie piste.
Er zijn nog andere pistes, bijvoorbeeld het afschaffen van de ratings voor soevereine schulden tijdens een periode waarin hulp verstrekt wordt, zoals dat nu het geval is voor Portugal, Griekenland en Ierland. Die redenering circuleert ook binnen de Europese Commissie.
Er is werk genoeg te doen. Men moet wel een evenwicht vinden. De ratingagentschappen hebben misschien een negatief effect op de evolutie van de soevereine schuld van een specifiek land, maar er spelen ook andere dingen mee. Ik noem bijvoorbeeld de valse statistieken in Griekenland. Dat is niet de fout van de ratingagentschappen. Kortom, men moet evenwichtig reageren.
05.03 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.
Ik neem aan dat dit de laatste commissievergadering is voor het reces. Gelet op de financiële crisis vrees ik dat de minister de komende weken en maanden nog veel vergaderingen tegemoet gaat en dat zijn vakantie vele keren onderbroken zal worden.
Mijnheer de minister, ten eerste, Ik zou u willen vragen om op korte termijn te beginnen met het creëren van wat meer eensgezindheid onder de Europese spelers om niet de omstandigheden te creëren die toelaten dat ratingagentschappen ratingverlagingen geven, wat de spelers op die financiële markten niet anders dan van pas komt.
Ten tweede, ik zou u willen vragen om door te gaan op de piste die u net hebt geschetst. U zegt dat er een aantal problemen is en dat we die moeten aanpakken. Dat kan, wat mij betreft zou een Europees ratingkantoor zeker moeten kunnen. Misschien zijn er nog andere pistes.
Mijnheer de minister, kunt u uw Europese collega’s overtuigen van het feit dat hier nu werk van moet worden gemaakt. Ik herinner mij dat men kort na de crisis in 2008 ook grote plannen had om de financiële sector strakker te reguleren, onder meer ook de ratingkantoren. Daar is echter niet heel veel van in huis gekomen. Dit is de tweede keer dat wij de nefaste rol van ratingkantoren meemaken. Ik hoop dat u erin slaagt om uw Europese collega’s te overtuigen om in deze snel tot Europese regelgeving te komen.
Het incident is gesloten.
Le président: Deux auteurs de questions sont encore présents. Nous allons donc respecter le temps de parole pour que cela soit possible.
06 Vraag van de heer Bruno Tuybens aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het aflopen van de tijdelijke intrestbonificatie voor leningen in verband met energiebesparende uitgaven" (nr. 5766)
06 Question de M. Bruno Tuybens au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la fin de la bonification en intérêt temporaire pour les emprunts relatifs à des dépenses en vue d'économiser l'énergie" (n° 5766)
06.01 Bruno Tuybens (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de vice-eersteminister, op dit ogenblik geeft de federale overheid een intrestkorting of intrestbonificatie van 1,5 % bij een lening die dient voor het financieren van welbepaalde energiebesparende uitgaven voor leningen die tot eind 2011 worden gesloten. De korting geldt voor de volledige looptijd van de leningen.
Deze zogenaamde groene lening zoals ze vaak wordt benoemd, is een tijdelijk maatregel, die van de economische herstelwet deel uitmaakt. De maatregel is van toepassing op de gesloten leningovereenkomsten vanaf 1 januari 2009 tot 31 december 2011, zijnde het tijdstip waarop de maatregel afloopt.
Deze federale tussenkomst voor leningen voor energiebesparende maatregelen geldt ook voor leningen die particulieren via de lokale entiteiten bij het federale Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost of FRGE aangaan. De intrest bedraagt in voorkomend geval slechts 0,5 % in plaats van 2 %.
Voormelde regeling die in het raam van de economische relance is ontwikkeld, is van tijdelijke aard. De einddatum van de maatregel is, zoals gezegd, tegen eind 2011 gepland. Gezien de stijgende energieprijzen voor de gezinnen en gezien het duurzame karakter van de regeling in kwestie, is het wenselijk dat de bewuste maatregel wordt verlengd.
Ook de bouw- en de banksector zijn vragende partij.
De maatregel is ook van belang voor de verdere uitbouw van de lokale entiteiten. Twijfelende gemeenten worden door de maatregel immers over de streep getrokken.
Mensen maken bouwplannen op voorhand. Ook de betrokken sectoren en gemeenten moeten dus ver vooruit kunnen plannen. De onzekerheid over het vervolg van de maatregel waarvan sprake doet veel mensen misschien twijfelen. Een beslissing dringt zich dan ook op, met name om, indien de regering overweegt de bedoelde maatregel te verlengen, zulks toch enkele maanden voor de eindvervaldatum te doen.
Het spreekt voor zich dat wij ons op dit ogenblik in een moeilijk institutioneel kader bevinden, wegens de vorming van een regering die, op zijn zachtst uitgedrukt, meer tijd in beslag neemt dan wij allen aanvankelijk hadden verhoopt of verwacht. Niettemin zal een regering in lopende zaken misschien een maatregel ter zake moeten treffen of een beslissing ter zake moeten nemen, aangezien de korting in kwestie tot eind 2011 loopt.
Daarom heb ik de hiernavolgende vragen.
Is er binnen de regering van lopende zaken al over de tijdelijke verlenging van de genoemde maatregel gesproken? Zo ja, wat zijn de conclusies?
Tot wanneer acht de regering van lopende zaken het raadzaam met de bewuste beslissing te wachten, in het licht van een eventuele regeringsvorming die in augustus, september, oktober, november, december 2011 kan plaatsvinden? Who knows?
(…): (…).
06.02 Bruno Tuybens (sp.a): Dat is ook mogelijk.
Vermits de regeringsvorming een variabele is die voor niemand gekend is, is het niettemin raadzaam om na te denken over de vraag tot wanneer de overheid, gezien de vraag vanuit de sector en van mensen die willen bouwen, kan wachten met het bieden van zekerheid aan de betrokkenen.
Mevrouw de voorzitter, daarom stel ik mijn vragen.
06.03 Minister Didier Reynders: Mijnheer Tuybens, die maatregel werd ingevoerd in het raam van de economische herstelwet van 27 maart 2009, als reactie op de uitdagingen van de dure energie en de Belgische klimaatverbintenissen.
Dankzij de maatregel kunnen burgers bij hun bank een lening tegen een zeer interessant tarief aangaan om in de energie-efficiëntie van hun woningen te investeren. Ter herinnering, de Staat neemt 1,5 % van de intrest ten laste van de leningen die van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 worden aangegaan. De maatregel werd bij aanvang genomen in het raam van een tijdelijke hulp. Een verlenging ervan wordt dus voorlopig niet besproken binnen de regering.
Als er voldoende begrotingsmarge blijkt te zijn, is het niet uitgesloten dat de eventuele verlenging van de maatregel, die meer dan 108 000 burgers tot meer dan 1,5 miljard investeringen heeft verleid, aan bod komt bij de opmaak van de volgende begroting.
De regering van lopende zaken bereidt de begroting 2012 al voor. Het is dus misschien mogelijk om die besprekingen te voeren tijdens de voorbereiding van de nieuwe begroting.
06.04 Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het is dus niet zo dat op dit ogenblik al een beslissing is genomen. Ik begrijp dat die in het licht van de begrotingsbesprekingen 2012 aan bod zal komen. Wat is de kostprijs voor de federale overheid op jaarbasis? Dat heb ik niet exact begrepen.
06.05 Minister Didier Reynders: (…)
06.06 Bruno Tuybens (sp.a): U hebt gesproken over 108 000 burgers.
06.07 Minister Didier Reynders: 108 000 burgers en 1,5 miljard investeringen. Ik zal een exacte kostprijs vragen. Ik zal nu geen cijfers geven. Ik zal u die schriftelijk bezorgen. Het is een evaluatie in de begroting, maar ook een berekening.
06.08 Bruno Tuybens (sp.a): Ik dank u bij voorbaat. Het is evident dat ik hoop dat die gunstige maatregel voor de burgers en voor de lokale entiteiten kan worden verlengd in 2012 en verder. Het is duidelijk dat de energieprijzen sinds 2009 alleen maar sterk zijn gestegen. Daarom is het goed dat de burgers worden geholpen in de geplande energiebesparende uitgaven die zij kunnen doen.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 5819 van mevrouw Jadin wordt op haar verzoek omgezet in een schriftelijke vraag en vraag nr. 5816 van de heer Terwingen wordt uitgesteld.
07 Vraag van de heer Hendrik Bogaert aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de lange wachttijden op de resultaten van een bankonderzoek ingesteld bij de Belgische Vereniging van Banken- en Beursvennootschappen" (nr. 5788)
07 Question de M. Hendrik Bogaert au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la longue attente des résultats d'une enquête bancaire demandée auprès de l'Association belge des banques et des sociétés de bourse" (n° 5788)
07.01 Hendrik Bogaert (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, zodra een financiële instelling op de hoogte is van een overlijden moet ze, ongeacht het huwelijksstelsel, alle tegoeden van haar klant en van de wettige echtgenoot of echtgenote blokkeren en de gehuurde kluizen verzegelen. De bank stelt vervolgens een lijst op met alle tegoeden en bezorgt die aan de Administratie der Registratie. Die lijst is van belang bij de aangifte van de nalatenschap.
De wetgever eist dat de bankrekeningen van de overledene worden geblokkeerd, omdat men wil vermijden dat er nog sommen worden afgehaald zonder de toestemming van alle erfgenamen.
De erfgenamen contacteren de financiële instelling waar de overledene klant was, indien zij daadwerkelijk wisten bij welke financiële instelling de overledene klant was. Bij twijfel of indien de erfgenamen dit helemaal niet weten, kunnen zij terecht bij de Belgische Vereniging van Banken en Beursvennootschappen. Bij deze instelling kunnen zij een bankonderzoek vragen naar de rekeningen en afschriften van de overleden persoon om aan hun fiscale verplichting te voldoen of om een eventuele gerechtelijke procedure op te starten.
Uit de praktijk blijkt echter dat deze bankonderzoeken lang op zich kunnen laten wachten. Dit heeft echter een belangrijke impact aangezien de erfgenamen zonder dergelijke informatie bijzonder moeilijk de nalatenschap volledig kunnen verdelen. Ook is het onmogelijk om de fiscale verplichtingen na te komen zoals het hoort en riskeren zij hierbij zelf vervolgd te worden wegens niet-naleving van deze verplichting. Bovendien loopt de verjaringstermijn om eventueel een gerechtelijke procedure op te starten.
Mijnheer de minister, kunt u meedelen hoeveel personen er de laatste vijf jaar een beroep deden op deze mogelijkheid bij de Belgische Vereniging van Banken en Beursvennootschappen? Is deze mogelijkheid volgens u voldoende bekend? Zijn hieromtrent in het verleden reeds informatiecampagnes geweest of wordt dat in de nabije toekomst gepland? Hebt u kennis van het lange wachten op het resultaat van dergelijke bankonderzoeken? Kunt u de gemiddelde doorlooptijd meedelen?
Welke maatregelen kunnen worden genomen om aan dit probleem tegemoet te komen? Zult of kunt u deze nemen, gelet op de lopende zaken?
07.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Bogaert, ik begrijp de bezorgdheid die u in uw vraag uitdrukt over de tijdige indiening van de fiscale aangifte na overlijden.
Wat dat betreft, is goed begonnen, half gewonnen. Wanneer erfgenamen niet weten waar de overledene een bankrekening had, lijkt het aangewezen dat zij zo spoedig mogelijk na het overlijden een bankonderzoek opstarten. Dat zal hen minder afhankelijk maken van de duurtijd van het onderzoek en hen ongetwijfeld ook toelaten hun fiscale verplichtingen binnen de gestelde termijn na te komen. Dat is hun eerste taak na het overlijden. Het is misschien nuttig dat te herhalen.
Uit informatie die ik bij Febelfin heb laten opvragen, blijkt met betrekking tot uw verschillende vragen het volgende.
Ten eerste, er kan worden aangenomen dat de jongste jaren gemiddeld tweehonderd dot driehonderd verzoeken aan de sectorfederatie worden overgemaakt. Ik heb geen opgave gekregen van het precieze aantal jaren. Febelfin houdt geen gedetailleerde statistische gegevens bij over de verschillende aanvragen die zij jaarlijks ontvangt.
Ten tweede, sedert geruime tijd heeft Febelfin, en voordien de Belgische Vereniging van Banken en Beursvennootschappen, op verschillende wijzen deze procedure bekendgemaakt en er voldoende ruchtbaarheid aan gegeven. Daarbij kan onder meer worden verwezen naar de bekendmaking van de dienst op de eigen website en communicatie over de meest betrokken beroepen, zoals federaties van notarissen en advocaten.
Desgevraagd wordt ook medewerking verleend aan artikels hierover in de pers. Febelfin overlegt hierover ook met haar leden. Een aantal van hen herneemt de informatie ook op hun eigen informatiekanaal, website of andere.
Ten derde, onverminderd wat bij aanvang is gezegd, namelijk dat het in eerste instantie aan de erfgenaam is om de onderzoeken tijdig te laten opstarten, zijn er mij geen gevallen bekend van de lange duur van de bankonderzoeken, zeker niet als men rekening houdt met de totale duurtijd tussen de datum van de aanvraag en de uiteindelijke reactie van de instelling.
Er zijn bovendien verschillende stappen die moeten worden doorlopen. Omwille van de discretieplicht van de bankier lijkt het mij ook niet onredelijk dat een en ander met de gepaste voorzichtigheid gebeurt, net zoals de algehele afwikkeling van een bankrelatie na overlijden.
Ten vierde, Febelfin laat weten dat zij geen zicht heeft op de totale doorlooptijd van een dossier omdat daarbij rekening zou moeten worden gehouden met de fase bij de notaris of advocaat. In de praktijk stellen zij de meeste vragen aan Febelfin zelf en aan de verschillende banken. De beroepsfederaties beschikken uiteraard niet over al deze gegevens.
Ten slotte, mochten er bijzondere problemen rijzen in verband met deze procedure, kunt u mij dit altijd ter kennis brengen. Ik ben zeker bereid om die problemen ter kennis te brengen van Febelfin. Specifieke problemen kunt u altijd aankaarten en ik zal de noodzakelijke maatregelen nemen bij Febelfin.
07.03 Hendrik Bogaert (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.01 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16.01 heures.