Commission
des Relations extérieures |
Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen |
du Mardi 12 juillet 2011 Après-midi ______ |
van Dinsdag 12 juli 2011 Namiddag ______ |
Le développement des questions et interpellations commence à 15.50 heures. La réunion est présidée par M. François-Xavier de Donnea.
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 15.50 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer François-Xavier de Donnea.
01 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de bemiddelingspogingen tussen de Congolese regering en de FDLR" (nr. 5301)
01 Question de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les tentatives de conciliation entre le gouvernement congolais et les FDLR" (n° 5301)
01.01 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de Congolese regering praat momenteel met de FDLR over hun ontwapening en demobilisatie uit Oost-Congo. Er kunnen stemmen opgaan dat president Kabila dit uit electorale overwegingen doet, maar anderzijds biedt deze bemiddeling een verdienstelijk alternatief voor de militaire campagne die de FARDC de laatste jaren in Oost-Congo heeft gevoerd ten koste van enorm veel menselijk leed.
Daarom had ik graag van u vernomen, mijnheer de minister van Buitenlandse Zaken, waarom u zich distantieert van bemiddelingspogingen die de Belgische oud-majoor, Jean-Pierre Breyne, momenteel voert tussen president Kabila en de FDLR?
01.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van der Maelen, de bemiddelingspogingen waarnaar u verwijst, zijn pogingen die oud-majoor Jean-Pierre Breyne onderneemt op vraag van president Kabila. Het is dus geen initiatief dat uitgaat van de Belgische overheid. Dit betekent niet dat ik er geen mening over heb. Ik denk niet dat het correct is dat ik mij ervan distantieer. Ik denk alleen dat het correct is om te preciseren dat het geen initiatief is van de Belgische diplomatie. Het gaat om een vraag van president Kabila gericht aan de betrokkene.
Mijn mening daarover is de volgende. U zult het met mij eens zijn dat de aanwezigheid van de FDLR in de Kivu’s een van de belangrijkste hinderpalen vormt voor de vestiging van een duurzame vrede in Oost-Congo. Het gaat over een probleem dat ernstig en vooral ook duurzaam moet worden aangepakt.
In de mate dat dit initiatief tot doel heeft de schadelijke activiteiten van de FDLR te doen verminderen, verdient het uiteraard a priori een positieve reactie. Het is wel van belang dat dit initiatief wordt doorgevoerd met het oog op een duurzame vrede, en dat met andere woorden ook wordt vermeden dat men met dit initiatief het resultaat zou bekomen dat de FDLR zich tijdelijk rustig houdt, maar van de gelegenheid zou gebruikmaken om zich te herorganiseren of te herbewapenen, en later meer schade aan te richten. Ook dit is een opinie die ik in alle duidelijkheid aan de betrokkenen heb laten weten.
Ik voeg daar ook nog heel stellig aan toe dat volgens mij dit initiatief moet worden ondernomen in vol overleg met de Verenigde Naties, en in het bijzonder met de afdeling DDRRR van MONUSCO.
Dat is een positie die ik zowel bij de heer Breyne als bij de andere betrokkenen heel nadrukkelijk heb aangegeven. Ik meen dat er ook gevolg is gegeven aan het verzoek om dit initiatief zoveel mogelijk in te bedden in de inspanningen van de VN.
Ten slotte wil ik u ook nog meegeven dat ik het belangrijk vind dat er voldoende sensibilisering plaatsvindt van de bevolking in de regio waar men de FDLR wil lokaliseren.
Samengevat, u mag het niet als een distantie zien, als ik vaststel dat het geen initiatief is van de Belgische diplomatie. Dat is gewoon de accurate beschrijving van de werkelijkheid. Vermits het initiatief er echter is, heb ik ten aanzien van de betrokkenen een aantal overwegingen meegegeven die ze naar mijn smaak ook ter harte nemen.
01.03 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Roger Huysmans, een journalist van Het Belang van Limburg die doorgaans goed geïnformeerd is, schreef dat Buitenlandse Zaken heel verveeld zit met de zaak en afstand heeft genomen van het initiatief. Ik dank u dus voor de rechtzetting die u vandaag gegeven hebt.
01.04 Minister Steven Vanackere: Ik ben altijd verbaasd als men zegt dat ik met iets verveeld zit. (…)
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de EU special representative voor het gebied van de Grote Meren" (nr. 5319)
02 Question de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le représentant spécial de l'UE pour la région des Grands Lacs" (n° 5319)
02.01 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, deze vraag dateert al van 18 mei. Ik weet niet of de situatie ondertussen veranderd is. Daarom wil ik de vraag graag stellen.
Er zouden voorstellen circuleren om de groep van special representatives van de Europese Unie te bekijken en om de speciale afgevaardigde van de Unie voor de Grote Meren te schrappen.
Momenteel wordt die functie ingevuld door de Nederlandse diplomaat Roeland van de Geer. Ik hoor over hem niets dan positiefs.
Mijnheer de minister, wat is uw standpunt over het idee om de functie van speciale vertegenwoordiger af te schaffen?
Heeft ons land daarover al contact gehad met de medewerkers van de Europese externe actiedienst? Zo ja, wat hebben wij namens België voorgesteld?
Hoe evalueert u het functioneren van de speciale afgevaardigde van de Europese Unie?
Wat is volgens u de mogelijke invloed van de schrapping van de vertegenwoordiging in het gebied van de Grote Meren?
02.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van der Maelen, ik bevestig dat EDEO de functie van EU-speciaal gezant voor de Grote Meren wenst te schrappen. De reden daarvoor, aldus de Europese diplomatie, is de “verbeterde regionale toestand en het herstel van de diplomatieke relaties tussen Kinshasa en Kigali, alsook het in werking treden van de nieuwe EU-structuren, die maken dat de EU-politiek in dat gedeelte van Afrika beter opgevangen kan worden door de bestaande instellingen in Brussel en de EU-delegaties in de verschillende betrokken landen.”
Er hebben over die kwestie al verschillende overlegrondes plaatsgevonden tussen de EEAS en de lidstaten. Men lijkt zich nu te oriënteren op de benoeming van een coördinator binnen het Afrikadirectoraat van de EEAS, die de specifiek regionale aspecten van de Centraal-Afrikaanse dossiers, zoals de verschillende vredesprocessen en contacten met betrokken internationale organisaties, zal volgen.
Ik heb in het verleden al een positieve evaluatie gemaakt van de functie van speciaal gezant voor de Grote Meren, in die zin dat ze bijdroeg tot de visibiliteit van de EU in de regio en dat ze de verschillende vredesprocessen actief ondersteunde. Over de jaren heen heeft de functie van EU-special representative een belangrijke expertise opgebouwd inzake die volatiele regio.
Het klopt natuurlijk dat de toestand in de regio van de Grote Meren sinds een tweetal jaren minder instabiel is. De landen van de regio menen dat zij dankzij het herstel van normale betrekkingen minder of geen behoefte meer hebben aan speciale gezanten.
Anderzijds blijft de postconflictsituatie in de regio van de Grote Meren gekenmerkt door fragiele evenwichten en blijven veel problemen die aan de oorsprong lagen van de conflicten van de voorbije jaren, zoals de illegale exploitatie van natuurlijke rijkdommen en mensenrechtenschendingen, onopgelost op tafel liggen. Ik meen bijgevolg dat de expertise die de afgelopen jaren werd opgebouwd dankzij de functie van speciaal gezant bewaard en beschikbaar moet blijven en verder moet worden geoptimaliseerd dankzij gepaste mechanismen binnen de EEAS. België heeft ter zake verschillende initiatieven genomen en blijft die kwestie met zeer grote aandacht volgen.
De plannen voor een coördinator binnen het Afrikadirectoraat die, onder leiding van de Afrikadirecteur, met speciale aandacht en in overleg met de EU-delegaties de regionale aspecten van de problematiek zal volgen, lijkt mij een aanvaardbare benadering.
U hebt in mij antwoord hopelijk ontwaard dat wij ten aanzien van mevrouw Ashton en de Europese Dienst voor Extern Optreden een bijzonder gereserveerde positie hebben ingenomen ten aanzien van het oorspronkelijk idee om gewoon komaf te maken met de functie. Als men in een situatie komt waarbij iemand met de naam coördinator de expertise kan behouden, dan wil ik dat eventueel accepteren. We zullen op dat punt echter bijzonder vigilant blijven omdat de situatie wat ons betreft onvoldoende gestabiliseerd is om zomaar te kunnen zeggen dat men komaf kan maken met deze functie.
02.03 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. U krijgt de steun van mijn fractie en van mijzelf in uw pogingen om de knowhow en de expertise die de heer van de Geer heeft verworven, te behouden. Hopelijk slaagt hij erin om een speciaal afgevaardigde te behouden, zo niet zullen we het moeten doen met de man of vrouw die de titel van coördinator draagt.
Le président: Je partage ce point de vue car si la situation au Sud-Soudan devait déraper, cela entraînerait une nouvelle déstabilisation du Nord de la région des Grands Lacs, avec des répercussions en Uele, en Ouganda et au Nord-Kenya.
Je crois que l'on n'est pas encore sorti des problèmes dans cette région, indépendamment des problèmes liés aux droits de l'homme et au banditisme qui se posent encore dans l'est du Congo.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- mevrouw Eva Brems aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de legaliteit van de economische steun aan de Israëlische nederzettingen" (nr. 5403)
- mevrouw Eva Brems aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de economische steun aan de Israëlische nederzettingen" (nr. 5404)
- Mme Eva Brems au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la légalité du soutien économique aux colonies israéliennes" (n° 5403)
- Mme Eva Brems au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le soutien économique aux colonies israéliennes" (n° 5404)
03.01 Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u hebt al herhaaldelijk benadrukt dat u het Israëlische nederzettingenbeleid in bezet gebied als illegaal beschouwt, wat het volgens het internationaal recht ook is, en dat u het beschouwt als een obstakel voor vrede en voor de tweestatenoplossing.
Mijn vraag handelt over een vorm van economische steun aan die nederzettingen. Het Israëlische bedrijf Agrexco voert in België en in andere Europese landen landbouwgoederen in die afkomstig zijn uit Israël, maar ook uit de illegale Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied. Die producten komen dan in de winkel met als oorsprongvermelding Israël.
Kan het dat vruchten die uit de illegale nederzettingen in bezet gebied afkomstig zijn, via Agrexco legaal geïmporteerd worden op de Belgische markt?
Vindt u het opportuun om initiatieven te nemen die dergelijke producten van de markt houden, of die minstens de consumenten waarschuwen omtrent de werkelijke oorsprong ervan?
Is het gedogen van deze handel niet in tegenstrijd met de standpunten die de regering en de Europese Unie verkondigen, namelijk dat het gaat om illegale nederzettingen en dus niet om Israël, hoewel dat vermeld wordt als oorsprongland?
De volgende vraag had ik aan uw collega, minister Van Quickenborne, willen stellen. Is dit geen misleidende handelspraktijk die in strijd is met de wet op de marktpraktijken en de consumentenbescherming? Zou de Economische Inspectie hiertegen kunnen optreden?
03.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Brems, ik vermoed dat u, ook na het antwoord dat ik zal geven, nog bij mijn collega’s zult aankloppen.
In het licht van mijn bevoegdheid met betrekking tot Buitenlandse Zaken en Handel, wens ik u de volgende elementen te geven.
Voor alle landen van de EU, ook voor België, vormen de handelsbetrekkingen met de landen buiten de EU, de markttoegang inbegrepen, de exclusieve bevoegdheid van de Europese Commissie. Volgens de bepalingen van het Associatieakkoord tussen de EU en Israël kan dat land producten naar de EU uitvoeren tegen een voorkeurtarief. Aangezien de Europese Unie de bezette Palestijnse gebieden niet erkent als een deel van de Israëlische Staat, kunnen producten die afkomstig zijn uit die gebieden niet genieten van de tariefpreferenties indien zij worden uitgevoerd door een Israëlisch bedrijf.
Naar mijn mening gaat het hier, althans in wat ik nu beschrijf, wel degelijk om een bevestiging van het illegale karakter van de Israëlische kolonies in de bezette gebieden, veeleer dan het in twijfel trekken van die situatie. Tot zover de Europese positie die van cruciaal belang is in deze handelsmaterie.
Ten tweede, om zich te vergewissen van de oorsprong van producten legt een technisch akkoord van het jaar 2005 de traceerbaarheid van de Israëlische export naar de EU op. Indien er producten met het label “made in Israël” zonder douanerechten worden uitgevoerd die afkomstig zijn uit Jeruzalem of uit de kolonies op de Westelijke Jordaanoever, dan dienen deze als frauduleus te worden beschouwd ten opzichte van het akkoord. Deze interpretatie is trouwens nog bevestigd door het Europees Hof van Justitie op 25 februari van vorig jaar in de zaak-Brita. Als herhaling van deze regel heeft België, ter gelegenheid van de laatste EU-Israël Associatieraad van 22 februari van dit jaar, de toevoeging gevraagd en verkregen van een expliciete verwijzing naar de toepassing van het vermelde technische akkoord van 2005 in de Europese verklaring van mevrouw Ashton bij haar vergadering met minister Lieberman.
Dit alles ten bewijze van de vaststelling dat wij dit soort aangelegenheden bijzonder secuur opvolgen vanuit de Belgische diplomatie.
Een laatste element dat ik u nog wil meegeven, mevrouw Brems, is het volgende. Een missie van de Europese Commissie werd in 2009 uitgevoerd om de toepassing van het technisch akkoord van 2005 na te gaan. Deze missie kwam tot het besluit dat de Israëlische autoriteiten, die verantwoordelijk zijn om de oorsprong van de producten te bepalen, het technisch akkoord correct uitvoeren.
Het komt trouwens steeds de nationale autoriteiten toe om de toepassing van dit akkoord na te gaan op het grondgebied van de lidstaten van de EU. In België gaat het om een gedeelde bevoegdheid van de minister van Economie en de minister van Financiën. De diensten van deze laatste hebben onlangs aan mijn diensten bevestigd dat de toepassing van het technisch akkoord niet het onderwerp uitmaakt van grote moeilijkheden. Indien een bijzonder geval toch aanleiding zou geven tot argwaan, dan ben ik ervan overtuigd dat de bevoegde diensten die zaak zo snel mogelijk zullen behandelen. Hiervoor moet ik u jammer genoeg wel naar mijn bevoegde collega’s van Economie en Financiën verwijzen, mocht u daaraan een verder gevolg willen geven.
03.03 Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik dank u voor de informatie. Er is jammer genoeg ook andere informatie, waaruit blijkt dat de naleving toch niet zo goed verloopt. In Frankrijk heeft in februari een rechtszaak plaatsgevonden aangaande containers die binnenkomen via de haven van Sète, in welk verband duidelijk is gebleken dat er goederen bij waren die rechtstreeks uit de nederzettingen kwamen en die dus illegaal zijn; er was ook sprake van fraude met het preferentieel tarief van de Europese Unie.
Daarnaast, en even belangrijk als het element fraude, is dat deze handelwijze niet strookt met het politiek beleid dat wij met Europa voeren.
Ook is er een Deens rapport van de organisatie DanWatch, dat alleszins heeft aangetoond dat producten van Agrexco uit illegale nederzettingen in Deense supermarkten wel gewoon te koop zijn.
Het lijkt mij dus dat er nog heel wat hiaten zijn. Dat ondermijnt ons politiek standpunt ten opzichte van de illegale nederzettingen. Zoals u zelf in het begin van uw antwoord al aangaf, zal ik dat moeten blijven opvolgen, samen met mijn collega’s, ongetwijfeld ook bij uw collega’s-ministers.
L'incident est clos.
- mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de bespreking van de situatie in Sudan op de Raad van ministers van Buitenlandse Zaken" (nr. 5476)
- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de onafhankelijkheidsverklaring van Zuid-Sudan" (nr. 5491)
- Mme Ingeborg De Meulemeester au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le débat sur la situation au Soudan lors du Conseil des ministres des Affaires étrangères" (n° 5476)
- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la déclaration d'indépendance du Sud-Soudan" (n° 5491)
04.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, enkele weken geleden vond de Raad van ministers van Buitenlandse Zaken plaats in Luxemburg.
Ik ben tevreden dat er uitgebreid aandacht werd besteed aan de situatie in Sudan en dat er werd opgeroepen tot een staakt-het-vuren tussen het noorden en het zuiden. Tevens toonde de EU zich bereid om de stabiliteit in de regio, en meer bepaald het grensgebied tussen het noorden en het zuiden, verder te ondersteunen door gebruik te maken van het Instrument for Stability.
Daarnaast heb ik kennisgenomen van de mogelijke initiatieven die de EU in de toekomst wil ondernemen voor de ontwikkeling van Zuid-Sudan. Het opbouwen van diplomatieke relaties met de nieuwe Afrikaanse staat is daarvan een voorbeeld. Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton is bereid om een EU-delegatie te openen in de Zuid-Sudanese stad Juba.
Mijnheer de minister, ik wil u de volgende vragen stellen. De Belgische vertegenwoordiging in Sudan is momenteel ondergebracht in onze ambassade in Caïro, Egypte. Zal ook Zuid-Sudan behoren tot het rechtsgebied van onze ambassade in Caïro?
Zoals u weet, heeft Zuid-Sudan geen directe toegang tot de zee. Om die reden heeft een toetreding van Zuid-Sudan tot de Oost-Afrikaanse Gemeenschap nut voor de economische ontwikkeling van het land. Hebt u zicht op deze mogelijke aansluiting? Welke demarches kan de EU ondernemen om dit mogelijk te maken?
04.02 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, sinds zaterdag kent Afrika een nieuwe staat, Zuid-Sudan. Ik heb met betrekking tot deze nieuwe staat een aantal vragen voor u.
Ten eerste, is België zinnens om dit onafhankelijke Zuid-Sudan te erkennen? Kan dit in lopende zaken of zult u moeten wachten tot wij een regering hebben met volheid van bevoegdheid? Een constructieve oppositie in deze Kamer heeft een resolutie ingediend, waarin opgeroepen wordt om Zuid-Sudan te erkennen. Mijnheer de minister, als u een machtiging nodig hebt, dan is die binnen handbereik.
Ten slotte, hoe stelt u zich op tegenover de toetreding van Zuid-Sudan tot de Verenigde Naties?
04.03 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, ik geef eerst een antwoord op de punctuele vraag van mevrouw De Meulemeester. Zuid-Sudan zal behoren tot het rechtsgebied van onze ambassade in Kampala. Met andere woorden, beide Sudans zullen door verschillende ambassades bediend worden.
Er wordt verwacht dat Zuid-Sudan kort na de uitroeping van zijn onafhankelijkheid op 9 juli al zal toetreden tot de Oost-Afrikaanse Gemeenschap.
De EU moet de buurlanden van de nieuwe staat het signaal geven dat een regionale integratie van Zuid-Sudan op politiek en economisch vlak ten zeerste wenselijk is. Dat was het centraal thema van mijn uiteenzetting op de Raad van Buitenlandse Zaken van 20 juni 2011, toen het over Sudan ging. Men wekt vaak de indruk dat het erom gaat een harmonieuze relatie tussen Zuid-Sudan en Sudan te ontwikkelen, maar het gaat veel verder dan dat, zoals bijvoorbeeld ook bleek uit mijn gesprek met de Congolese minister van Buitenlandse Zaken. Congo en een aantal andere buurlanden hebben meer dan een paar redenen om belangstelling te hebben voor de interregionale dynamiek. U kunt erop rekenen dat wij daar als Belgen op aandringen. Jammer genoeg was ik van alle collega’s de enige die daarop de nadruk legde. Mevrouw Ashton heeft het wel in haar conclusies opgenomen.
Ik kom nu tot een aantal andere vragen.
Vanuit het oogpunt van een Europees en multilateraal beleid, bestaat er in principe geen enkel bezwaar tegen de erkenning van een onafhankelijk Zuid-Sudan. Het referendum over de secessie van januari jongstleden paste immers volledig in de uitvoering van het allesomvattend vredesakkoord dat op de steun van de internationale gemeenschap kon rekenen.
De Europese Unie heeft dan ook op 9 juli een gezamenlijke verklaring afgelegd waarin de komst van de nieuwe staat Zuid-Sudan verwelkomd wordt. De EU heeft geen akte gesteld die beschouwd kan worden als een erkenning, want dat wordt niet op een collectieve wijze gedaan, maar de EU heeft wel degelijk de komst van de nieuwe staat Zuid-Sudan verwelkomd.
België heeft actief meegewerkt aan de totstandkoming van die Europese verklaring. Zoals ik al aangaf, is er daarin geen sprake van een juridische erkenning door de Europese Unie en evenmin door de individuele EU-lidstaten. Dat zal land per land dienen te gebeuren.
De EU verwacht dat alle lidstaten Zuid-Sudan individueel erkennen. Uit informeel overleg en contacten onder de lidstaten blijkt ook dat dit wel degelijk de bedoeling is. Van verschillende lidstaten hebben wij ondertussen ook al vernomen dat er een erkenning is gekomen. Meer bepaald in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland en Italië, om maar een aantal voorbeelden te geven, is die erkenning reeds gebeurd.
De Belgische regering zal bijgevolg ook tot de erkenning van Zuid-Sudan overgaan, ook al vertoeft de regering vandaag in lopende zaken. Ik denk dat we best formeel die daad stellen, nadat of vanaf het ogenblik dat het nieuwe land zal zijn opgenomen in de familie van de Verenigde Naties. Dat is een opname en een stemming in New York die later deze maand zouden kunnen plaatsvinden.
Dat alles laat natuurlijk het Parlement vrij om de algemene benadering en het standpunt van de Belgische regering, dat ik hier heb samengevat, te beoordelen en te ondersteunen, via welke formule dan ook, resoluties of andere.
Tot slot, terugkomend op het eerste punt, valt er geen probleem te verwachten met de toetreding van Zuid-Sudan tot de VN, omdat het ontstaan van die nieuwe staat, zoals gezegd, volledig past in de uitvoering van een vredesakkoord dat sterk is gesteund door de internationale gemeenschap.
04.04 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, Zuid-Sudan staat momenteel voor zware uitdagingen. Ik hoop dat de EU, en België in het bijzonder, de Zuid-Sudanezen voldoende zal bijstaan om een stabiel land te worden in Afrika. Het leggen van goede diplomatieke banden is daarvoor alvast een goede basis.
04.05 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord.
De voorzitter: De heer Ban Ki-moon was trouwens aanwezig op de plechtigheid, dat heb ik op de televisie gezien.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het hulpkonvooi naar de Gazastrook" (nr. 5531)
- mevrouw Zoé Genot aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de bescherming van de Belgische delegatie die deelneemt aan de Freedom Flotilla tegen de blokkade van de Gazastrook" (nr. 5533)
- mevrouw Els Demol aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de vloot naar Gaza" (nr. 5538)
- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le convoi humanitaire à destination de Gaza" (n° 5531)
- Mme Zoé Genot au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la protection des membres de la délégation belge faisant partie de la flottille contre le blocus à Gaza" (n° 5533)
- Mme Els Demol au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la flotte envoyée à Gaza" (n° 5538)
05.01 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, een internationaal hulpkonvooi probeert vanuit Griekenland te vertrekken naar de Gazastrook.
Er zullen ook vier Belgen aan boord zijn. Israël liet al duidelijk weten het konvooi met alle middelen te zullen tegenhouden. De wereld houdt terecht zijn adem in, zeker nadat men weet dat de confrontatie tussen het Israëlisch leger en de Freedom Flotilla vorig jaar uitliep op negen doden. Twee Belgische activisten raakten toen ook gewond.
Mijnheer de minister, wat dit jaar betreft, verneem ik graag het volgende van u. Ten eerste, in welke consulaire en diplomatieke bijstand voorziet u voor de vier Belgen, indien zij worden aangevallen, opgepakt of veroordeeld?
Ten tweede, ik vrees dat een confrontatie tussen activisten en Israëlische autoriteiten haast onafwendbaar is. Hoe schat u de houding in van beide partijen tijdens die confrontatie?
Welke stappen hebt u in 2011 al ondernomen om de opheffing van de blokkade van Gaza een stap dichterbij te brengen?
05.02 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, le 22 juin dernier, une délégation belge, composée de quatre personnes de nationalité belge, est partie se joindre à la flottille internationale qui tente d'amener à Gaza des vivres, des médicaments, des fournitures scolaires et du matériel de construction.
Cette délégation porte les revendications de milliers de citoyens belges et de nombreuses organisations de notre pays qui dénoncent le blocus illégal de la bande de Gaza par les autorités israéliennes. Cette action totalement pacifique n'est pas sans risques. En effet, précédemment, une flottille du même type avait été sauvagement attaquée par l'armée israélienne. D'ailleurs, différentes déclarations de responsables israéliens annonçaient qu'ils empêcheraient par la force cette flottille humanitaire d'atteindre Gaza si cela s'avérait nécessaire.
Cette action s'inscrit totalement dans le cadre du droit international et, en particulier, de la quatrième Convention de Genève relative à la protection des personnes civiles en temps de guerre, qui prescrit entre autres dans son article 59 que "lorsque la population d'un territoire occupé ou une partie de celle-ci est insuffisamment approvisionnée, la puissance occupante acceptera les actions de secours faites en faveur de cette population et les facilitera dans toute la mesure de ses moyens".
Monsieur le ministre, comment la protection de ces Belges a-t-elle été assurée? Comment avez-vous pu organiser les contacts diplomatiques? Qu'a-t-il été entrepris pour lutter contre ce blocus de Gaza et les méfaits qu'il fait subir à sa population?
05.03 Els Demol (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, er is al heel veel water naar de zee gestroomd sinds ik deze vraag enkele weken geleden heb ingediend. In enkele media lees ik zelfs dat ik u reeds heb geïnterpelleerd. Helaas merk ik in die geschriften geen spoor van het antwoord dat u mij zou hebben gegeven. Ik stel u de vraag dus toch maar zoals ik ze heb ingediend.
De internationale humanitaire missie Freedom Flotilla – Stay Human probeert deze maand voor het tweede jaar op rij de Israëlische blokkade van Gaza te omzeilen. Ook vier Belgen nemen hieraan deel. Het hoofddoel van hun missie is een einde te maken aan de Israëlische blokkade.
De ambassadeur van Israël bij de Verenigde Naties reageerde op 21 juni 2011 met een schrijven, waarin hij stelt dat enkele deelnemende organisaties aan de missie nauwe banden vertonen met extremistische en terroristische organisaties, en dat de organiserende instanties tactieken hebben verspreid om de blokkade te omzeilen. De ambassadeur stelt dat dergelijke acties, die een fysieke confrontatie met het Israëlisch leger mogelijk maken, kunnen resulteren in onnodig geweld en schade aan personen en goederen. Deze ambassadeur stelt dat het verstrekken van humanitaire hulp een vals voorwendsel is van de organisatie en dat er mechanismen zijn opgesteld die via gevestigde kanalen hulp aan de Gazastrook toelaten.
David Cameron, premier van het Verenigd Koninkrijk, verklaarde op 3 maart dat Israël in haar recht is om schepen op te zoeken die Gaza bevoorraden. De VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon verklaarde op 27 mei dat levering van hulp en goederen via de legitieme kanalen moet gebeuren.
De vierkoppige delegatie van de missie Belgium to Gaza vertrok op woensdag 22 juni naar Athene. De Belgen zullen er inschepen op de vrijheidsvloot richting Gazastrook. Volgens de laatste informatie waarover ik beschik, is het grootste deel van die vloot nog steeds niet kunnen vertrekken.
Ik vraag u dan ook graag het volgende. Deelt u de mening van de VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon dat het zenden van hulp en goederen via legitieme kanalen dient te verlopen?
Wat was uw reactie op de vraag van Israël om het vertrek van deze missie te voorkomen?
Hoe schat u de gevaren in voor onze landgenoten die deelnemen aan deze missie? Hebt u met hen contact gehad of hun organisaties? Zo ja, wat was uw boodschap? Hoe reageerden zij daarop?
Welk standpunt verdedigt u in dit alles op internationale fora?
05.04 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, collega's, ik kan bevestigen dat de vloot nog steeds voor anker ligt in de Griekse haven Agios Nikolaos.
De vier Belgische opvarenden hebben het schip intussen verlaten en zijn naar België teruggekeerd. Een nieuwe actie is momenteel niet gepland.
Mijn antwoorden hebben dus een groot voorwaardelijk karakter, aangezien het zich vandaag niet laat aanzien dat er nog Belgische participanten aan deze actie deelnemen. De vraag stellen verdient echter nog altijd een antwoord. Stel dat er nog altijd Belgen het voornemen zouden hebben om aan een dergelijke actie deel te nemen, wat is dan de positie van de Belgische diplomatie ten opzichte van de situatie?
Il est clair que notre ambassade reste vigilante dans le souci d'apporter à tout moment l'assistance consulaire et diplomatique nécessaire à nos ressortissants.
Notre ambassade s'efforce toujours, comme cela a été le cas l'année passée, d'assister, aussi bien que possible, les ressortissants belges d'un point de vue consulaire. Autrement dit, un membre de l'ambassade visite aussi vite que possible tout belge détenu. Comme le port d'Ashdod a été qualifié par Israël de zone militaire fermée, ce type de visite se déroule souvent dans des centres de détention créés en vue du rapatriement de ces citoyens. L'ambassade assure le suivi du dossier après l'expulsion de nos ressortissants. Il est ici notamment question de la récupération des effets personnels.
Pour ce qui concerne le cas concret dont il est question, nous avons averti la délégation belge des risques éventuels auxquels elle s'exposait. Lorsqu'elle a été reçue par mon département, le 17 juin dernier, cette délégation a également été informée de la mise à disposition d'une assistance consulaire.
Par ailleurs, je voudrais signaler que mon département conseille toujours d'éviter tout voyage vers Gaza.
Mevrouw Ashton, en met haar de hele Europese Unie, blijft in elk contact met de Israëlische overheid benadrukken dat de blokkade van Gaza volledig contraproductief is en dat zij onmiddellijk en zonder voorwaarden moet worden opgeheven, zodat vrij personen- en goederenverkeer in en uit Gaza mogelijk wordt.
Het standpunt van de Europese Unie is dat de humanitaire toestand in Gaza wat verbeterd is, maar onvoldoende en dat de bezorgdheid blijft.
Bij het leveren van humanitaire bijstand moet van de bestaande kanalen en mogelijkheden worden gebruikgemaakt. Coördinatie met Israël als mogendheid die Gaza feitelijk omsingelt en onder controle houdt, is noodzakelijk.
De instellingen van de Verenigde Naties, zoals het Wereldvoedselprogramma, het VN-ontwikkelingsagentschap of nog de UNRWA, zijnde de vluchtelingenorganisatie, leveren goed werk in moeilijke omstandigheden.
Ik ben bezorgd over het feit dat Israël de voornoemde blokkade handhaaft. Behalve de humanitaire en socio-economische problemen die de blokkade veroorzaakt, is er ook een verzwakking van de UNRWA en de Verenigde Naties in Gaza.
Er wordt door de privésector volop aan heropbouw gedaan via gesmokkeld bouwmateriaal. De Verenigde Naties moeten het echter stellen met een uiterst langzaam en gefragmenteerd Israëlisch goedkeuringsproces.
Ten slotte, wat de aard van de actie betreft, heb ik, om te beginnen, uiteraard het volste respect voor de uitoefening van het recht op vrije meningsuiting van de actievoerders. Dat staat voorop. Voor het overige kan ik de actie echter niet steunen. Zij heeft de mogelijkheid om onbedoelde gevolgen te hebben in een klimaat dat politiek al niet gunstig is om tot oplossingen ten gronde te komen.
De actievoerders moeten zich ervan bewust zijn dat een en ander juist tot een verharding aanleiding kan geven in plaats van tot een beschikbaarheid voor nadere negotiatie. De organisatoren moeten zich er daarenboven van bewust zijn dat zij niet in een juridisch vacuüm optreden en dat er regels zijn waaraan zij zich moeten houden.
Mijn juridische dienst heeft de analyse gemaakt en de maritieme blokkade van Gaza als conform aan de op dit geval toepasselijke regels van het internationaal recht der gewapende conflicten bestempeld. Voorts is humanitaire hulp, die bijvoorbeeld volgens artikel 59 van de Vierde Conventie van Genève wordt geleverd, aan voorwaarden onderworpen, meer bepaald het recht van een land zoals Israël om ladingen te controleren.
Ik kan dus niet anders dan doen wat wij tot nu toe hebben gedaan: de betrokkenen over de juridische situatie informeren, hen verzekeren van het feit dat er, indien nodig, consulaire bijstand is en voor het overige eenieder zijn verantwoordelijkheid tegenover de uitoefening van zijn rechten laten nemen.
05.05 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik ben het niet eens met de stelling van de Israëlische ambassadeur en van bepaalde collega’s, zoals de heer Jambon, ten aanzien van deze mensen die een geweldloze actie opzetten. Zij willen het feit onder de aandacht brengen dat Israël wederrechtelijk Gaza en de Gazanen belet om een normaal leven te leiden. Israël controleert nog steeds de grenzen, het luchtruim en de zee, terwijl het internationaal recht haar dan de verplichting oplegt om te zorgen voor de Gazanen. Ik heb opnieuw gehoord dat de Europese Unie bij monde van mevrouw Ashcroft zegt dat dit tegen het internationaal recht is. De actievoerders brengen op een geweldloze manier die onaanvaardbare situatie onder de aandacht.
Collega’s, ik geef u twee citaten. Men zegt altijd dat ik en anderen anti-Israël zijn. Het eerste citaat is van Jimmy Carter: “Nooit eerder in de geschiedenis werd een grote gemeenschap verwoest door bommen en raketten en werd haar dan het recht ontzegd om de schade zelf te herstellen.” Collega’s, als u weet dat er ter bevoorrading van alle Gazanen per dag honderden camions nodig zijn en dat er maar een tiental per dag door kunnen, weet u dat daar armoede heerst. De bommen hebben huizen kapotgemaakt en ruiten doen springen, maar nog altijd is er geen toestemming om cement en glas in te voeren in Gaza.
Een tweede citaat is van Chris Patten van de International Crisis Group: “De EU kan de kosten van de bezetting niet blijven betalen, terwijl Israël zich boven de wet blijft plaatsen.” Het is inderdaad zo, collega’s, dat Gaza zelf geen enkele economische ontwikkeling kent en dus voor quasi 100 % afhankelijk is van de hulp van de Europese Unie, dus geld van de Europese en Belgische belastingbetaler.
Ik steun de actie die door deze mensen is opgezet, volledig. Idem dito voor de actie van de zeshonderd personen die geprobeerd hebben om via de lucht Israël te bereiken en naar Gaza te gaan. Israël blijft zich boven het internationaal recht stellen en iedereen die zich daartegen verzet, heeft mijn steun en die van mijn fractie.
05.06 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, j'ai bien entendu que, selon vous, il convient de lever le blocus, que cette situation est préoccupante, mais qu'il est légitime qu'Israël contrôle les eaux maritimes autour de Gaza et vérifie les chargements. Ou plutôt que c'est conforme au droit international.
Pourtant, dans ce cas, il ne s'agit pas de cela. En effet, personne ne les a empêchés de vérifier le chargement. Le vrai problème, c'est qu'Israël s'oppose à toute visite, à tout apport de biens de première nécessité dont a besoin ce territoire depuis plusieurs années. C'est sur ce point qu'il convient de tenir des propos plus tranchés, plus clairs vis-à-vis de la politique israélienne actuelle en cette matière.
La tentative d'Israël de criminaliser tout mouvement de soutien et de dénonciation de ses agissements sur place sort complètement du champ de l'acceptable. Je ne comprends pas comment il est encore possible de traiter ce pays comme tout autre pays démocratique, alors qu'il traite nos ressortissants de la sorte.
05.07 Els Demol (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, dat mij tevreden stelt. Het is normaal dat u vooraf actie hebt ondernomen, met de mensen hebt gesproken en daarbij op een aantal zaken hebt gewezen.
Mijnheer Van der Maelen, niet alles wat in de media verschijnt, is waar. Ik heb in mijn inleiding gezegd dat in de media te lezen was dat ik mijn vragen al had gesteld. Men moet niet alles geloven wat in de media verschijnt.
Ik vind de blokkade van de Gazastrook illegitiem en onrechtvaardig. Mijnheer de minister, ik hoop dat u samen met uw diplomatieke diensten alles in het werk zult stellen om de Israëlische regering ertoe te bewegen deze blokkade van de Gazastrook zo snel mogelijk op te heffen, overeenkomstig de bepalingen uit de VN-resolutie 1860. Alleen dat zal er immers voor zorgen dat risicovolle acties zoals het sturen van deze vloot, die uiteindelijk geen oplossing bieden voor het Israëlisch-Palestijnse conflict, niet langer moeten plaatsvinden.
Ik heb de indruk dat iedereen in deze zaak met alle geweld vrede wil.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De vraag nr. 5585 van de heer Van der Maelen wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
06 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de wapenleveringen door Frankrijk aan de Libische rebellen" (nr. 5639)
06 Question de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les livraisons d'armes de la France aux rebelles libyens" (n° 5639)
06.01 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, intussen heeft Frankrijk bevestigd wapens te leveren aan Libische rebellen. Bronnen van de rebellen vertellen dat zij ook wapens hebben ontvangen van de Verenigde Arabische Emiraten en van de Transitional National Council, waaronder ook wapens van Belgische makelij.
Mijnheer de minister, hebt u weet van dergelijke leveringen of van de aanwezigheid van Belgische wapens?
U nodigde de Transitional National Council officieel uit naar Brussel. Zal dat gegeven besproken worden?
Geen van de NAVO-bondgenoten zou op de hoogte geweest zijn van de leveringen. Indien dat klopt, vindt u dat dit kan in de context van een gemeenschappelijke militaire operatie?
De meningen over de vraag of Frankrijk dat kan doen binnen het mandaat van de VN-resoluties 1970 en 1973 zijn verdeeld. Mijnheer de minister, kan dat volgens u binnen het gegeven VN-mandaat?
06.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer Van der Maelen, we hebben dit al aangekaart tijdens onze gezamenlijke discussie, meer bepaald wat Frankrijk betreft. Ik zal dan ook bondig antwoorden op sommige elementen. Eerst en vooral, ik heb op dit moment geen weet van de levering of de aanwezigheid van wapens van Belgische makelij. Ik heb daar geen informatie over. Wat de wapenleveringen betreft, herhaal ik nog eens wat ik vorige week heel uitdrukkelijk heb gezegd. Ze maken geen deel uit van de opties die door de NAVO worden bestudeerd. Wat de Belgische positie betreft, wij hanteren een strikte interpretatie van resolutie 1973. We beperken ons tot acties die tot doel hebben de Libische burgerbevolking te beschermen. Met andere woorden, wapenleveringen aan de rebellen maken daar geen deel van uit.
Wat de geplande ontmoeting met de nationale overgangsraad betreft, die zal zeer binnenkort doorgaan. Ik ben uiteraard van plan om de huidige toestand aan te kaarten en vooral om te luisteren welke toekomstperspectieven de raad voor Libië heeft, zodat we daaruit samen met de collega’s uit Nederland en Luxemburg, die zullen participeren aan die vergadering in Brussel, de gepaste conclusies kunnen trekken.
In ieder geval, met betrekking tot de aangelegenheid van de wapenleveringen houd ik mij bijzonder strikt aan de resolutie. Ik durf zelfs te zeggen, mede namens mijn collega’s uit Nederland en Luxemburg – niet zozeer omdat ik namens hen moet spreken, maar omdat ik hun positie ken – dat resolutie 1973 niet spreekt over wapenleveringen en dat die ook niet daaronder dienen te vallen. Ik heb in de vergadering van vorige week echter al toegelicht dat individuele lidstaten zoals Frankrijk zich uiteraard niet altijd en exclusief bewegen binnen het domein van wat resolutie 1973 bepaalt.
06.03 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik neem aan dat het ook niet aan de aandacht van de minister is ontsnapt dat in de Angelsaksische pers – ik meen in The Guardian maar het kan ook The New York Times geweest zijn – melding gemaakt werd van Belgische wapens die via de Verenigde Arabische Emiraten in Libië zouden zijn aangekomen. Ik zou de minister willen vragen om dit na te gaan. Voor zover ik het mij nog herinner – het is nu een gewestelijke bevoegdheid – was er altijd een eindcertificaat van bestemming. Het is mogelijk dat België wapens verkocht heeft aan de Verenigde Arabische Emiraten, maar als zij die wapens dan doorsturen naar Libië, dan meen ik dat er toch nog altijd een probleem is met de Europese en Belgische regelgeving. Ik zou de minister willen vragen om dit verder uit te zoeken.
06.04 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, ik zal geen debat openen, maar wij hebben hierover al eerder gesproken. Te persoonlijken titel – ik spreek niet namens mijn functie – zeg ik dat men, wanneer men ooit beslist heeft om die problematiek te regionaliseren, botst op de limieten van wat mogelijk is, als het gaat over het imago van een land.
Op een zeker ogenblik heb ik de boutade gebruikt dat het moeilijk is om een geweten te regionaliseren. Ik erken met u dat het een mager antwoord is voor een minister van Buitenlandse Zaken, die toch geacht wordt mee in te staan voor het verdedigen van datgene wat in zijn land gebeurt of niet gebeurt, wanneer hij moet zeggen dat het gebruik van wapens bij ons een aangelegenheid van de Gewesten is.
Anderzijds kan ik er niet omheen dat de kwestie van de certificaten geen aangelegenheid is, noch voor u, als Parlementslid, noch voor mij, als federale minister. Wij zullen daarover bij gelegenheid minstens met onze regionale collega’s van gedachten moeten wisselen. Wij kunnen ons ook de vraag stellen of wij daar een slimme keuze hebben gemaakt. U hebt gehoord wat ik persoonlijk daarvan denk.
06.05 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik weet niet hoe het beest heet, maar vroeger was het de interministeriële commissie voor het Buitenlands Beleid, waarin u samenzit met uw collega’s van de gewestregeringen. Ik wil u vragen om daar die problematiek aan te kaarten, om hen te vragen verslag uit te brengen en een antwoord te geven op de vraag of er al dan niet – ik weet niet door welk Gewest – wapens geleverd zijn aan de Verenigde Arabische Emiraten, die nu in Libië opduiken. Als dat het geval is, dan stel ik voor dat u bij hen aandringt om contact op te nemen met de Verenigde Arabische Emiraten om hen te wijzen op de Belgische wetgeving, die bepaalt dat een eindcertificaat betekent dat de wapens het land niet verlaten.
Het incident is gesloten.
07 Question de M. Georges Gilkinet au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le sort de deux prisonniers laotiens" (n° 5663)
07 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het lot van twee Laotiaanse gevangenen" (nr. 5663)
07.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, en juin 2003, deux journalistes français et belge qui réalisaient un reportage sur l'ethnie Hmong au Laos furent arrêtés et emprisonnés tout comme les trois membres de cette ethnie qui les accompagnaient: Thao Moua, Pa Fue Khang et Char Yang. Ce dernier s'échappa peu après l'arrestation.
À l'issue du procès tenu le 30 juin 2003, les deux Laotiens et les trois occidentaux furent condamnés à des peines allant de 10 à 15 ans d'emprisonnement. Si les journalistes et leur interprète furent libérés et expulsés dès le 9 juillet 2003, Thao Moua et Pa Fue Khang condamnés à respectivement 12 et 15 ans furent transférés dans la prison de Vientiane.
Depuis près de huit ans, il est impossible d'obtenir des informations quant au sort des deux personnes. Cette absence d'information est très inquiétante, compte tenu des conditions de détention particulièrement dures dans les prisons laotiennes. Plus largement, les membres de l'ethnie Hmong qui vivent au Laos sont victimes de persécutions et sont constamment traqués. La survie elle-même de cette communauté retranchée dans la jungle et vivant dans une extrême pauvreté est aujourd'hui en jeu.
Je vous ai interrogé par la voie écrite au mois d'avril dernier sur ce dossier. En l'absence de réponse, je vous interroge oralement. Monsieur le ministre, avez-vous obtenu auprès de l'ambassade du Laos à Bruxelles des informations quant au sort de Thao Moua et Pa Fue Khang? Pouvez-vous m'indiquer si la Belgique et l'Union européenne ont entrepris des démarches envers les autorités laotiennes, afin de veiller au respect des droits fondamentaux des membres de l'ethnie Hmong? En quoi ont consisté ces démarches? La Belgique a-t-elle porté un message spécifique à l'attention du Laos dans le cadre des débats sur le "renouvellement de la position commune" de l'Union européenne à propos du Laos? La Belgique (ou l'Union européenne) a-t-elle pris la parole dans ce sens lors de l'examen périodique universel à l'ONU relativement à la situation du Laos?
07.02 Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, monsieur Gilkinet, mes services ont posé la question à l'ambassade du Laos à Bruxelles. Nous attendons encore une réponse formelle.
La Belgique et l'Union européenne ont plaidé à maintes reprises auprès du gouvernement laotien pour le respect des droits fondamentaux, en particulier à l'égard des populations Hmong, tant dans les forums bi- que multilatéraux.
Suite au retour forcé de réfugiés Hmong de Thaïlande en décembre 2009, les chefs de poste locaux de l'Union européenne ont effectué plusieurs démarches au nom de l'Union européenne pour obtenir un accès aux populations Hmong renvoyées et plaidé pour une égalité des droits en ce qui concerne la minorité Hmong.
Il n'y a pas de position commune formelle de l'Union européenne à l'égard du Laos. Évidemment, un consensus existe au sein de l'Union européenne en ce qui concerne la promotion des droits fondamentaux au Laos.
Un certain nombre d'États membres de l'Union européenne ont mentionné la situation des réfugiés Hmong renvoyés au Laos, ainsi que la situation des populations Hmong dans ce pays dans le cadre de l'examen périodique universel.
Le Laos a souligné à cette occasion le fait que la Constitution prévoyait l'égalité entre l'ensemble des groupes ethniques et que le gouvernement menait une politique anti-discriminatoire. Les représentants laotiens ont affirmé que les Hmong étaient représentés de manière plus que proportionnelle dans les institutions politiques et dans le système éducatif. Le Laos a également confirmé que les personnes renvoyées ont obtenu un logement adéquat et bénéficient, en tant que citoyens à part entière, de la liberté de voyager à l'intérieur et à l'extérieur du pays.
La Belgique a essentiellement plaidé, lors de l'UPR (Universal Periodic Review), pour la libération des prisonniers politiques arrêtés à la suite de l'exercice de leur liberté d'association.
07.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je vous remercie de ces précisions. Puisque vous êtes entré en dialogue avec l'ambassade du Laos, je vous demande d'insister auprès d'elle afin d'obtenir des informations quant au sort des deux personnes que j'ai mentionnées dans ma question et d'exercer un maximum de pression par la voie diplomatique pour obtenir de meilleures conditions de vie et le respect des droits pour cette ethnie.
Je ne manquerai pas de communiquer le contenu de votre réponse au groupe Amnesty de Namur qui m'a interpellé et documenté sur ce sujet. En effet, je ne me suis pas rendu sur place, monsieur le président; si ma question était pointue, c'est grâce aux informations transmises sur ces deux personnes qu'il parraine.
Le président: Si vous avez l'occasion d'y aller, c'est un superbe pays, monsieur Gilkinet!
07.04 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Pourquoi pas, mais ce serait d'autant mieux s'il respectait mieux les droits de l'homme!
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
08 Question de Mme Christiane Vienne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les viols organisés en République Démocratique du Congo" (n° 5734)
08 Vraag van mevrouw Christiane Vienne aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de georganiseerde verkrachtingen in de Democratische Republiek Congo" (nr. 5734)
08.01 Christiane Vienne (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, la République Démocratique du Congo n'est plus en guerre officiellement depuis 2002. Pourtant, dans certaines régions, au Sud Kivu, par exemple, les conflits y sont encore une réalité. L'organisation de viols souvent collectifs et simultanés fait partie de ceux-ci. C'est, en tout cas, ce que dénonce avec force et est venu nous exposer dernièrement le docteur Denis Mukwege, qui a reçu, en juin 2011, le Prix International Roi Baudouin.
Selon le
rapport très intéressant de l'évaluateur spécial de la Coopération
internationale, les violences sexuelles faites aux femmes, notamment en RDC,
devraient relever de l'humanitaire et non de la prévention de conflits.
Pourtant, suite au témoignage du docteur Denis Mukwege, le viol apparaît plutôt
comme une arme de guerre qu'il faut stopper. Les conséquences de ces actes sont
aussi bien physiques que morales.
Dès lors,
monsieur le ministre, j'aurais voulu connaître votre vision sur ce sujet,
l'objectif étant de mettre fin définitivement à ces viols inadmissibles
perpétrés contre les femmes et qui menacent également la paix. Au niveau de la
politique extérieure, comment envisagez-vous cette lutte contre les viols en
RDC? Dans le cadre de la prévention des conflits et/ou de l'aide humanitaire?
Comment pensez-vous que nous puissions mieux coordonner l'aide et les
différents acteurs présents sur place pour lutter contre ces violences
sexuelles? Que font déjà notre pays et l'Union européenne pour venir en aide à
ces femmes de manière préventive, mais aussi après que ces actes terribles et
inacceptables ont été perpétrés?
08.02 Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, madame Vienne, les deux approches sont utilisées dans le cadre de la lutte contre les violences sexuelles. La Belgique a été pionnière dans la lutte contre les violences sexuelles en RDC en soutenant, dès 2004, un programme intégré de trois agences des Nations unies coordonnées par le Fonds des Nations unies pour la population, le FNUAP. Parmi les actions menées par ce programme intégré en RDC figurent l'assistance médicale, l'aide psychologique aux victimes de viol, la prévention des violences sexuelles et des maladies sexuellement transmissibles ainsi que la collecte de données.
Plus récemment, en 2009, notre pays a aussi contribué à hauteur de 10 millions d'euros au Fonds STAREC pour la reconstruction et la stabilisation du Congo. La lutte contre les violences sexuelles fait explicitement partie de la composante humanitaire et sociale du STAREC.
La Belgique a également soutenu financièrement la tenue du procès en février contre plusieurs officiers FARDC accusés et condamnés pour des viols massifs à Fizi. Ce procès était une étape importante dans la lutte contre l'impunité des violences sexuelles à l'est de la RDC.
Pour ce qui est de l'action européenne, il faut souligner que les missions EUSEC et EUPOL disposent dans leurs bases de Kinshasa, Goma et Bukavu, d'experts de ces questions dont l'une des tâches est de sensibiliser respectivement les militaires et les policiers à la lutte contre les violences sexuelles. Il serait toutefois illusoire de croire que ces actions pourraient, à elles seules, résoudre rapidement le problème des violences sexuelles au Congo. La clé du problème se trouve entre les mains des Congolais, avec bien sûr le soutien actif de la communauté internationale.
08.03 Christiane Vienne (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. J'espère que l'on fera mieux au Congo qu'en Belgique. En effet, les chiffres parus aujourd'hui indiquent que seuls 4 % des auteurs de viol sont condamnés en Belgique. C'est assez triste! Même si cela n'a qu'un rapport lointain avec votre réponse, j'avais envie de le dire!
L'incident est clos.
09 Vraag van mevrouw Eva Brems aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de internationale reactie op de zware schendingen van de mensenrechten in Syrië" (nr. 5756)
09 Question de Mme Eva Brems au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la réaction de la communauté internationale aux graves violations des droits de l'homme en Syrie" (n° 5756)
09.01 Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ook mijn vraag vertrekt van een rapport van Amnesty International, namelijk een rapport van 6 juli van dit jaar, dat heel ernstige feiten in Syrië aan de kaak stelt, niet de eerste en niet de enige. Het gaat erom dat in de maand mei het Syrisch leger en de veiligheidstroepen een forse veiligheidsoperatie op touw hebben gezet tegen de inwoners van de stad Tell Kalakh, vlakbij de Libanese grens. Amnesty documenteerde zware feiten die in het kader daarvan plaatsvonden: willekeurige detentie, folteringen en overlijdens in detentie.
Bijzonder relevant is ook de juridische analyse van die feiten. Amnesty International aarzelt niet om te stellen dat de meeste feiten als misdaden tegen de mensheid moeten worden beschouwd en dus binnen de jurisdictie van het Internationaal Strafgerechtshof vallen, of toch alleszins de jurisdictie ratione materiae, want voor de jurisdictie naar plaats is vereist dat de VN-Veiligheidsraad de situatie in Syrië naar het Strafhof zou verwijzen, wat momenteel politiek niet haalbaar lijkt.
De vrees bestaat al langer en groeit dat de perceptie, die niet ongegrond is, dat er met twee maten en twee gewichten wordt gemeten in vergelijking met de reactie op de repressie in Libië – ik heb het dan niet over de militaire interventie, maar over wat eraan voorafging en wat er verder mee gepaard gaat –, het vertrouwen van velen in de regio in de Verenigde Naties en het internationaal recht zal aantasten.
Mijnheer de minister, deelt u de mening dat de situatie in Syrië uiterst verontrustend is en dat de internationale gemeenschap een veel krachtiger signaal moet sturen naar het Assadregime dan thans gebeurt?
Bent u ook van oordeel dat een verwijzing naar het Internationaal Strafhof gepast zou zijn? Welke contacten hebt u in dat verband in de jongste weken gehad?
Welke initiatieven bent u nog van plan te nemen?
09.02 Minister Steven Vanackere: Mevrouw Brems, ik wil eerst en vooral duidelijk stellen dat ik uw mening deel. De situatie in Syrië is inderdaad uiterst verontrustend. Ik heb natuurlijk ook kennisgenomen van de rapporten van Amnesty International en Human Rights Watch.
Ik laat weten dat ik sinds het begin van de betogingen in Syrië, medio februari, de zorgwekkende verharding van de repressie gevolgd en veroordeeld heb. Ik verwijs u dan ook naar mijn antwoord op eerdere parlementaire vragen voor de talrijke initiatieven die België al heeft ondernomen op het vlak van onze bilaterale relaties. Bij wijze van illustratie, de Syrische ambassadeur werd al drie keer door mij ontboden. Ik verwijs ook naar de EU-discussies, met het pleidooi voor sancties tegen Assad en zijn regime. Ook in de VN-Mensenrechtenraad werden initiatieven genomen met een unisone boodschap: onmiddellijke stopzetting van de gewelddadige repressie, gerechtelijke vervolging van de auteurs van het geweld, politieke dialoog met de vreedzame oppositieleden als enige uitweg. Zo niet loopt Syrië een groeiend risico op internationale isolering.
Mevrouw Brems, ik voeg daar nog het volgende aan toe, dat ten opzichte van het dilemma telkens opnieuw wordt geformuleerd, ook wanneer ik in België moet spreken over hetgeen wij ondernemen in Libië. Wat is de reden waarom men niet doet in Syrië wat men in Libië wel doet? Het antwoord, dat België volgens mij tot eer strekt, is dat er onzes inziens voor ingrepen een multilaterale legitimering moet gebeuren via de Verenigde Naties. In het ene geval is dat mogelijk gebleken dankzij de samenwerking met de Arabische Liga en in het andere geval is dat niet mogelijk gebleken. Die analyse stopt daar voor mij echter niet. Het houdt tegelijkertijd de verplichting in om ten aanzien van onze Arabische collega’s de druk verder op te voeren om bij wijze van spreken een vergelijkbare of sterkere positie van de Arabische Liga te verkrijgen. Ik wil u verzekeren dat wij, zonder dat wij altijd resultaat behalen, wel degelijk onze diplomatieke actie laten inspireren door die bekommernis.
Wat uw specifieke vraag over een doorverwijzing naar het Internationaal Strafhof betreft, Syrië is geen partij bij het Verdrag van Rome, waardoor een verwijzing naar het Internationaal Strafhof alleen maar door de VN-Veiligheidsraad kan worden beslist. Wij maken op het ogenblik geen deel uit van de Veiligheidsraad. De door ons gesteunde pogingen van de EU-landen die wel lid zijn van de Veiligheidsraad, onder andere Frankrijk, om tot een loutere veroordeling van het geweld te komen, zijn tot nu toe vergeefs geweest.
België heeft wel tijdens de junisessie van de VN-Mensenrechtenraad bij Syrië aangedrongen op onmiddellijke uitvoering van de, dankzij Belgische en EU-inspanningen, op 29 april aangenomen resolutie. Die resolutie vraagt immers als eerste stap aan het Bureau van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten om dringend een missie naar Syrië te ondernemen om de beschuldigingen van mensenrechtenschendingen te onderzoeken en erover te rapporteren. Jammer genoeg heeft die missie nog niet kunnen plaatsvinden. Tijdens de septembersessie van de Raad zal het Bureau van de Hoge Commissaris een eerste rapport voorleggen over de uitvoering van de resolutie en zal er een interactieve dialoog plaatsvinden over de situatie in Syrië.
Wij zullen er uiteraard opnieuw bij Syrië op aandringen dat het toegang verleent aan het Bureau van de Hoge Commissaris.
09.03 Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik hoop dat wij die weg kunnen volgen, zolang het nodig is.
Het is wel frustrerend te zien dat alles wat ondernomen wordt, niet volstaat. De druk van ons land en van verschillende gelijkgezinde landen volstaat blijkbaar niet. De factoren die voor Libië meespeelden, waren blijkbaar eenmalig. Blijkbaar kan men nu niet opnieuw goodwill van de Arabische Liga wekken. Ongeacht de afwezigheid van die factoren moeten wij blijven aandringen op verzending naar het Internationaal Strafhof en alle mogelijke druk uitoefenen op het regime van president Assad.
L'incident est clos.
10 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de ontwikkelingen in Maleisië" (nr. 5786)
10 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'évolution de la situation en Malaisie" (n° 5786)
10.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 9 juli 2011 heeft in Maleisië een betoging van Bersih plaatsgevonden. Bersih is een koepelorganisatie van tientallen Maleisische ngo’s, die in Maleisië voor beter bestuur en transparantie pleiten.
Het is echter duidelijk dat de Maleisische regering er alles aan wou doen om de betoging zoveel mogelijk te dwarsbomen. Blijkbaar reageert de regering er erg repressief. Ondertussen werden immers reeds leiders en sympathisanten van Bersih gearresteerd.
De Maleisische regering heeft in een reactie gesteld dat haar optreden legitiem was en dat zij van oordeel was dat de betoging enkel werd georganiseerd om chaos te veroorzaken en de regering te ondermijnen.
De Vlaamse koepelorganisatie 11.11.11 is bezorgd over deze ontwikkelingen in Maleisië. Om die reden zou 11.11.11 u een brief hebben gestuurd, waarin zij u eraan herinnert dat Maleisië lid van de Human Rights Council van de Verenigde Naties is. Het land heeft aldus de morele plicht de mensenrechten te beschermen.
De organisatie 11.11.11 vraagt dat u een gesprek met de vertegenwoordiger van Maleisië zou hebben, teneinde uw ongenoegen kenbaar te maken.
Graag wens ik u ter zake de hiernavolgende vragen te stellen.
Ten eerste, hebt u de bedoelde brief ontvangen? Hoe hebt u op de brief gereageerd?
Ten tweede, bent u zelf op de hoogte van de voormelde ontwikkelingen in Maleisië?
Ten derde, gaat u in op de vraag van 11.11.11 om aan de vertegenwoordiger van Maleisië uw ongenoegen kenbaar te maken?
10.02 Minister Steven Vanackere: Ik heb inderdaad een brief van 11.11.11 gekregen waarin deze organisatie haar bezorgdheid uitdrukt over de recente ontwikkelingen in Maleisië. Mijn antwoord op die brief is trouwens in voorbereiding.
Ik ben op de hoogte van de ontwikkelingen in dat land dankzij de inspanningen van onze ambassade in Kuala Lumpur en mijn diensten in Brussel, die uiteraard door die ngo’s worden gesensibiliseerd. Op zondag 10 juli, de dag na de betoging van 9 juli, heb ik wel degelijk mijn ongenoegen meegedeeld aan de Maleisische ambassade in Brussel. Ik ben er mij ook van bewust dat naast die duidelijke Belgische positie een Europese benadering ongetwijfeld nog meer impact zou hebben. De Europese ambassadeurs in Maleisië, waaronder ook de Belgische ambassadeur, hebben dan ook Hoge Vertegenwoordiger Ashton opgeroepen de Maleisische situatie in een verklaring aan te kaarten. Ik ben uiteraard ook bereid om daarbij in de nabije toekomst verder toelichting te geven, als wij het antwoord van mevrouw Ashton kennen. Ik blijf vinden dat een zo sterk mogelijk geconcerteerde positie van de Europese Unie nog meer impact zal hebben dan hetgeen wij op Belgisch niveau al hebben ondernomen.
10.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, het is volgens mij normaal dat er gepast wordt gereageerd op een land dat op zulke ondemocratische wijze handelt. Ik hoop dan ook dat u de situatie in Maleisië op de voet zult blijven volgen, maar ik maak mij daar geen zorgen om.
Het incident is gesloten.
11 Question de M. Philippe Blanchart au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la préservation de l'Arctique" (n° 5793)
11 Vraag van de heer Philippe Blanchart aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het behoud van het noordpoolgebied" (nr. 5793)
11.01 Philippe Blanchart (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, la Chambre a adopté dernièrement une résolution relative à la protection de l'Arctique, résolution qui se trouvait dans la lignée de la position prise par le Parlement européen notamment.
Cette semaine, des informations relayées par la presse semblent cependant préoccupantes, que ce soit d'un point de vue environnemental ou géopolitique. Les cinq États riverains de l'océan Arctique (États-Unis, Russie, Canada, Norvège, Danemark) sont actuellement engagés dans ce qui apparaît comme une course aux revendications territoriales dans cette région susceptible de contenir 13 % du pétrole et 30 % du gaz naturel non découverts dans le monde. Par exemple, la Russie a fait savoir qu'elle comptait demander en 2012 à l'ONU l'élargissement de ses frontières dans l'Arctique en invoquant qu'il s'agit d'extensions de son plateau continental. Des volontés similaires semblent également réelles au Canada.
Monsieur le ministre, au regard du grand danger environnemental et politique que peuvent engendrer ces velléités sur l'Arctique, j'aimerais vous poser plusieurs questions.
En savez-vous plus sur les licences d'exploration délivrées par le Canada à des compagnies pétrolières?
Pouvez-vous nous dire quelles sont les intentions de la Russie en matière d'extension de son plateau continental en vertu du droit de la mer du 10 décembre 1982?
Quelle est l'attitude de l'Union européenne dans ce dossier, notamment au sein de l'ONU?
11.02 Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, il est exact que le Canada a octroyé la semaine dernière des droits d'exploration dans le nord du pays à cinq compagnies pétrolières. Il s'agit là d'une affaire interne pourvu que tout se fasse dans le respect des normes internationales reconnues. La demande russe d'élargissement de son plateau continental dans l'Arctique a été soumise en 2001 à l'organisme des Nations unies compétent en la matière, la UN Commission on the Limits of the Continental Shelf instaurée par la Convention de l'ONU sur le droit de la mer. La Commission a formulé des recommandations que la Russie a jugées insuffisantes. On peut donc s'attendre à ce que la Russie présente une demande modifiée.
L'Arctique a fait l'objet d'une communication de la Commission en date du 20 novembre 2008 ainsi que de conclusions du Conseil Affaires générales et Relations extérieures en date du 8 décembre 2009. Trois objectifs prioritaires y étaient formulés: d'abord, protéger et sauvegarder l'Arctique en collaboration avec sa population, ensuite, promouvoir une utilisation durable des ressources et, finalement, contribuer à une gouvernance multilatérale renforcée de l'Arctique.
Au sujet de ce dernier aspect, l'Union européenne a demandé à devenir observateur permanent du Conseil Arctique, organe de concertation des pays de l'Arctique au niveau ministériel. De plus, l'Union européenne participe activement à la négociation sur la résolution annuelle de l'Assemblée générale de l'ONU sur les océans et le droit de la mer. Cette résolution contient un paragraphe préambulaire exprimant la préoccupation de l'Assemblée générale des Nations unies à propos de la vulnérabilité de l'environnement et des écosystèmes fragiles des régions polaires, dont l'Arctique, qui sont particulièrement affectés par les changements climatiques. Toute tentative européenne d'insérer un avis dans un langage plus précis se heurte à l'opposition ferme des pays concernés, en particulier le Canada et la Fédération de Russie.
En ce qui concerne la délimitation du plateau continental en général, l'Union européenne plaide, tant à l'Assemblée générale qu'à l'Assemblée des États parties à la Convention sur le droit de la mer, en faveur de la prise de mesures pratiques permettant à la Commission pour la délimitation du plateau continental d'accélérer le traitement des dossiers qui lui sont soumis.
À ce stade, l'Union européenne juge que ces efforts doivent être consentis dans les limites des moyens financiers disponibles.
Le président: Tout cela n'est pas très rassurant!
11.03 Philippe Blanchart (PS): Non, effectivement, ce n'est pas très rassurant.
Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. J'espère que la communauté internationale non concernée par l'attractivité de cette zone pourra gagner le bras de fer mais j'en doute, d'autant que les progrès technologiques et la fonte des glaces permettront bientôt d'explorer en dessous des glaces.
Le président: Restons vigilants!
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12 Vraag van mevrouw Eva Brems aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de internationale missie Welcome to Palestine" (nr. 5800)
12 Question de Mme Eva Brems au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la mission internationale Bienvenue en Palestine" (n° 5800)
12.01 Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wij hadden het daarnet over de Belgen die deelnamen aan de Gazavloot.
Ik heb het over een totaal ander type van actie, waaraan ook meer van onze landgenoten hebben deelgenomen. Naar verluidt wensten enkele tientallen deel te nemen aan de internationale missie Welcome to Palestine, die op een geweldloze manier de Israëlische bezetting wil aanklagen. Hun actiemiddel is eenvoudig en geniaal: zij weigeren te liegen. In de luchthaven van Tel Aviv zeggen zij eerlijk dat zij naar de bezette Westelijke Jordaanoever willen gaan. Zij zeggen dat ze daar een week lang bij Palestijnse families willen wonen om het leven onder militaire bezetting aan den lijve te ondervinden.
De Israëlische autoriteiten hebben deze actie verhinderd. Heel wat activisten werden geweigerd bij hun vertrek vanuit Europa. De Israëlische overheid zou een zwarte lijst hebben verspreid met namen van personen die het land niet mogen betreden. Op die manier zouden in Brussel-Nationaal drie Fransen op een vlucht van Swiss Air zijn geweigerd en in Parijs zouden drie Belgen zijn geweigerd. Ik neem aan dat er mogelijk meer waren.
De actievoerders die wel in Israël geraakten, geraakten niet voorbij de luchthaven Ben-Gurion. Zij werden daar opgepakt en op een terugvlucht gezet.
Men kan zich afvragen of er legitieme redenen zijn om deze vreedzame actie op een dergelijke wijze te verhinderen.
Mijnheer de minister, weet u hoeveel personen die naar Tel Aviv wilden vliegen, in Brussel-Nationaal werden geweigerd op verzoek van de Israëlische overheid? Weet u hoeveel Belgen op deze manier in Belgische of buitenlandse luchthavens werden geweigerd?
Klopt het dat de Israëlische overheid een zwarte lijst hanteert van personen die Israël niet in mogen? Acht u dat legitiem?
Weet u hoeveel Belgen die aan deze actie wensten deel te nemen in de luchthaven van Tel Aviv werden tegengehouden? Op welke grond gebeurt dit? Acht u dit legitiem?
Hebt u over deze kwestie contact gehad met vertegenwoordigers van de Israëlische overheid? Hebt u tijdens een dergelijk contact verzocht om de vreedzame actievoerders vrije doorgang te verlenen tot het Palestijnse grondgebied?
12.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, volgens de informatie waarover ik beschik, werden vijf personen die naar Tel Aviv wensten te reizen, op de nationale luchthaven van Brussel verhinderd in te schepen op een vlucht met bestemming Tel Aviv.
Ik heb geen informatie met betrekking tot Belgen die op buitenlandse luchthavens op verzoek van de Israëlische overheid zouden zijn geweigerd. Ik heb ook geen weet van een zwarte lijst en kan u het bestaan daarvan niet bevestigen. Men moet ook rekening houden met het soevereine recht van landen om de toegang tot het grondgebied te controleren en in sommige gevallen te weigeren.
In totaal werd aan veertig Belgen, die deelnamen aan de actie Welcome to Palestine, de toegang tot het Israëlisch grondgebied ontzegd bij aankomst op de luchthaven van Ben-Gurion. Het is mij niet duidelijk hoeveel Belgen het grondgebied wel konden betreden na aankomst in Tel Aviv.
De medewerkers van onze ambassade in Tel Aviv hebben de situatie van Belgische onderdanen op de voet gevolgd. Zodra mogelijk, werd een consulair bezoek afgelegd in de twee verschillende detentiecentra waar onze landgenoten verbleven, teneinde ons ervan te verzekeren dat de Belgische actievoerders correct werden behandeld. Eventuele problemen en klachten werden onmiddellijk gesignaleerd aan de Israëlische verantwoordelijken in de centra.
Zowel gisteren als vandaag heeft onze ambassade proactief bijstand verleend om de Belgen die wensen terug te keren aan een plaats op een beschikbare terugvlucht te helpen. Ondertussen zijn al achtendertig van de veertig landgenoten terug. De laatste twee worden vandaag in België terug verwacht.
Een actie als Welcome in Palestine kan eigenlijk niet echt op mijn steun rekenen. Ze kan weliswaar op de consulaire ondersteuning rekenen die elke Belg gerechtigd is te verlangen, maar ik betreur bijvoorbeeld het feit dat de actievoerders vijf minderjarige personen lieten deelnemen aan deze actie die niet ongevaarlijk is, in weerwil van een reisadvies van Buitenlandse Zaken.
Dat reisadvies maakt duidelijk melding van de mogelijke weigering tot het grondgebied, al dan niet met opsluiting tot gevolg. Bovendien moet worden vastgesteld dat de actievoerders de Belgische ambassade in Tel Aviv geen lijst wilden overmaken van personen die zouden deelnemen, ondanks duidelijke vermelding in het reisadvies van Buitenlandse Zaken. Daardoor konden mijn diensten pas na het beëindigen van de consulaire bezoeken over een volledige lijst beschikken van de personen die waren opgesloten in een van de detentiecentra.
Ik kan slechts herhalen dat ik mij, samen met de hele Belgische diplomatie, blijf inspannen voor een snel einde van de huidige impasse in de vredesgesprekken. Vreedzame coëxistentie met een vrij en onafhankelijk Palestina is voor de Belgische diplomatie de beste garantie op een betere toekomst voor de Palestijnse, maar ook voor de Israëlische burgers, die beiden op duurzame stabiliteit en veiligheid moeten kunnen rekenen.
U begrijpt ook uit mijn antwoord dat ik inschat dat de marginale positieve bijdrage van een actie zoals Welcome in Palestine tot die duurzame oplossing nul of negatief is.
Onze ambassade werd door het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken geïnformeerd over de specifieke maatregelen die Israël zou treffen naar aanleiding van deze specifieke actie.
Met andere woorden, er is wel degelijk contact geweest met ons diplomatiek personeel. In dat verband wens ik aan te geven, wanneer dat avontuur vandaag voor de meeste en vanavond ongetwijfeld voor alle Belgische deelnemers tot een einde komt, dat dit vooral komt door het proactief handelen van de Belgische diplomatie, in tegenstelling tot sommige andere Europese lidstaten, die volledig hebben vertrouwd op het functioneren van Buitenlandse Zaken op niveau van de Israëlische Staat en waarbij de resultaten bijlange niet zo positief zijn als voor onze Belgische landgenoten.
12.03 Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, bedankt voor de gedetailleerde informatie. Ik denk dat het een goede zaak is en dat het ook zo hoort dat de ambassade aan die mensen bijstand heeft verleend.
Op mijn steun kunnen zij wel rekenen. Ik denk dat wij hier te maken hebben met een situatie van grove, structurele, langdurige schendingen van mensenrechten, waarbij mensen overal ter wereld vaststellen dat de acties van hun regeringen weinig tot geen vooruitgang boeken op het terrein en waarbij het in democratieën dan ook belangrijk is dat gewone mensen van hier hun solidariteit betuigen aan de gewone mensen ginds, namelijk de gewone Palestijnen.
Het is een bij uitstek vreedzame actie, en het is volgens mij niet riskant dat minderjarigen eraan deelnemen.
Het gaat echt om de uitoefening van vrije meningsuiting. Het is namelijk makkelijk voor een land om zelf een situatie te creëren. Als men mensen gaat opsluiten die gewoon vreedzaam een actie willen ondernemen, dan creëert men een situatie die gevaarlijk genoemd kan worden. Daaruit komen vervolgens negatieve reisadviezen voort. Dat moeten wij ook niet dulden.
Ik wens dat dergelijke zeer vreedzame acties die op een vrij ruime steun bij het middenveld kunnen rekenen, ook door onze overheid ondersteund zouden kunnen worden.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 17.10 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.10 uur.