Commission des Relations extérieures |
Commissie
voor de Buitenlandse Betrekkingen |
du Mercredi 6 juillet 2011 Après-midi ______ |
van Woensdag 6 juli 2011 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.30 uur en voorgezeten door Peter Luykx.
La séance est ouverte à 14.30 heures et présidée par Peter Luykx.
01 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken, over "de donorschappen met Zuid-Sudan" (nr. 5105)
01 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre de la Coopération au développement, chargé des Affaires européennes, sur "les dons envers le Sud-Soudan" (n° 5105)
01.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, op 9 juli zal Zuid-Soedan de jongste staat op het Afrikaanse continent worden. Ondanks de spanningen en de gewelduitbarstingen in en rond het betwiste gebied Abyei, zal Zuid-Soedan zich afscheuren van Noord-Soedan.
U weet dat Zuid-Soedan al van bij de oprichting zal kampen met immense problemen. Niet alleen leeft het op gespannen voet met Noord-Soedan, maar Zuid-Soedan is tevens nog aanzienlijk onderontwikkeld. Het uitblijven van een oplossing voor Abyei, en het feit dat Zuid-Soedan geen toegang heeft tot de zee, zullen de situatie voor Zuid-Soedan niet vergemakkelijken.
Steun vanuit de internationale gemeenschap voor Zuid-Soedan zal dus absoluut noodzakelijk zijn. Op dit moment kan Soedan al rekenen op tientallen donoren, waarvan Nederland één van de grootste is.
Mijnheer de minister, ik kom tot mijn vragen.
Werden er op internationaal niveau al afspraken gemaakt over de ontwikkelingshulp voor Zuid-Soedan? Wordt er actief gezocht naar nieuwe donoren? Heeft de afscheiding van Noord-Soedan gevolgen voor de donorgemeenschap?
01.02 Minister Olivier Chastel: Mevrouw De Meulemeester, tijdens de vergadering van 20 juni 2011 van de Raad van de ministers van Buitenlandse Zaken, in Luxemburg – onder voorzitterschap van Catherine Ashton, de Hoge Vertegenwoordigster van de Europese Unie, belast met Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid – heeft de Raad herhaald dat de EU ten opzichte van Soedan, en vanaf 9 juli 2011 ten opzichte van Zuid-Soedan, een globale aanpak moet volgen. Deze aanpak moet evenwichtig zijn en is gericht op het nadrukkelijke engagement van de EU ten opzichte van de twee staten.
De Raad heeft eveneens de complexe uitdagingen waarmee Zuid-Soedan wordt geconfronteerd in herinnering gebracht. Vanuit dit oogpunt, heeft de EU haar ontwikkelingshulp aanzienlijk verhoogd om tegemoet te komen aan de noden van Zuid-Soedan.
In overleg met de regering en in coördinatie met de andere internationale partners, zoals de Verenigde Naties, willen de EU en haar lidstaten een gemeenschappelijke planning van de ontwikkelingshulp opstellen.
Soedan is geen partnerland van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Het gaat niettemin om een prioritair land op het vlak van humanitaire hulp. In deze context zal de evenwichtige benadering tussen het noorden en het zuiden een belangrijke plaats innemen om een gelijke verdeling van de aan de crisis in Soedan toegekende middelen te verzekeren.
01.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is belangrijk voor Zuid-Soedan dat er voldoende internationale afspraken worden gemaakt voor een duurzaam partnerschap met het land. Het is een goede aanzet dat bij monde van Catherine Ashton gepleit wordt om de diplomatieke relaties tussen de EU en Zuid-Soedan te optimaliseren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken, over "de toepassing van het transversaal thema 'rechten van het kind' in de Belgische Ontwikkelingssamenwerking" (nr. 5405)
02 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre de la Coopération au développement, chargé des Affaires européennes, sur "l'application du thème transversal 'droits de l'enfant' dans la Coopération au développement belge" (n° 5405)
02.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, 6 jaar geleden werd het thema ‘rechten van het kind’ via een amendement als transversaal thema opgenomen in de wet op de Belgische internationale samenwerking van 1999.
Sinds deze wetswijziging moet in elk programma en voor elk gebied inzake ontwikkelingssamenwerking extra aandacht besteed worden aan kinderen en hun rechten. In de praktijk blijkt echter dat er de jongste 6 jaar nog niet veel veranderd is. Meer dan één derde van de bevolking in de ontwikkelingslanden is jonger dan 18 jaar. Om armoede te bestrijden moeten kinderrechten dan ook een centrale plaats krijgen in het ontwikkelingsbeleid.
De strategienota “Eerbied voor de Rechten van het Kind” in 2005 was een belangrijke stap hiervoor. Hoewel België wel altijd aandacht heeft gehad voor kinderrechten is er van een echt sectoroverschrijdende aanpak van kinderrechten in de ontwikkelingssamenwerking nog niet echt sprake. Dit is vorig jaar ook het VN-Comité voor de Rechten van het Kind niet ontgaan. In zijn aanbevelingen bij het derde Belgische rapport inzake de rechten van het kind stelde het Comité vast dat kinderrechten nog onvoldoende sectoroverschrijdend worden aangepakt binnen de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Het Comité geeft de Belgische overheid dan ook de aanbeveling van kinderrechten een prioriteit te maken in de samenwerkingsakkoorden tussen België en zijn partnerlanden.
Toch stellen wij vast dat in de jongste instructies aan de attachés, ter voorbereiding van de gemengde commissies die moeten leiden tot de indicatieve samenwerkingprogramma’s, ‘gender’ en ‘governance’ als prioriteit naar voren geschoven worden. Het transversaal thema ‘rechten van het kind’ wordt naar de tweede rij gedrongen.
Mijnheer de minister, ik kom tot mijn vragen.
Kunt u een overzicht geven van de inspanningen van de Belgische ontwikkelingssamenwerking met het oog op de implementatie van het transversaal thema ‘rechten van het kind’ en met het oog op de uitvoering van de strategienota “Eerbied voor de Rechten van het Kind”?
Kunt u meer informatie geven over de wijze waarop de Belgische ontwikkelingssamenwerking de aandacht voor het transversale thema ‘rechten van het kind’ in al haar projecten en programma’s verzekert?
Op welke manier gaat u ervoor zorgen dat de rechten van het kind beter aan bod komen in de indicatieve samenwerkingprogramma’s die dit jaar worden afgesloten?
Ik dank u alvast voor uw antwoord.
02.02 Minister Olivier Chastel: Kinderrechten zijn en blijven altijd een prioritair thema voor de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. De belangrijkste inspanningen die België levert ten behoeve van de kinderrechten gebeuren binnen multilaterale en de niet-gouvernementele ontwikkelingssamenwerking.
Om een overzicht te krijgen van de Belgische uitgaven ter bevordering van de kinderrechten werd een opvolgingssysteem met zogenaamde transversale markers uitgewerkt. De activiteiten die tot doel hebben kinderen te beschermen, om aan kinderen diensten en voorzieningen te garanderen, en om hun een stem te geven, krijgen een marker ‘kinderrechten’ mee.
Deze worden nog specifieker bijgehouden aan de hand van twee scores.
Ten eerste, is er de score 2, voor die activiteiten waarbij de promotie van de kinderrechten een hoofdmotief is. Dit zijn: alle initiatieven die het kind zichtbaar centraal plaatsen in het actiedomein, bijvoorbeeld aidswezen, de strijd tegen kinderarbeid of het bevorderen van basisonderwijs.
Ten tweede, is er de score 1, voor activiteiten waarbij de promotie van de kinderrechten een belangrijk aandachtspunt is, maar niet het hoofdmotief. Hierbij wordt nagegaan of het initiatief een impact zal hebben op de kinderen. Het gaat bijvoorbeeld om maatregelen om het familie-inkomen te verhogen, of om infrastructuurwerken aan scholen en gebouwen.
In 2010 werd meer dan 91 miljoen euro, of 4 % van de Belgische quota, uitgegeven aan acties met kinderrechtenmarker 2. Daarbij komt nog bijna 416 miljoen euro voor acties met kinderrechtenmarker 1, of meer dan 18 % van de Belgische quota.
Het ging voor een groot deel om bijdragen aan internationale organisaties die kinderrechten centraal stellen. Op het vlak van de multilaterale samenwerking en van de niet-gouvernementele samenwerking werden in 2010 twee thema’s naar voren geschoven.
Ten eerste, is er de strijd tegen de ergste vormen van kinderarbeid, waarvoor bijdragen werden gestort aan de Sahel and West Africa Club, aan de OESO en aan Unicef, voor programma’s die gericht zijn op de strijd tegen kinderarbeid in West-Afrika. De Belgische bijdrage aan Unicef werd trouwens fors verhoogd: van 4,5 miljoen euro in 2008 naar 18,6 miljoen in 2010.
Ten tweede, is er de situatie van kinderen in gewapende conflicten. Dit blijft een prioritair thema. De hulp is bestemd voor programma’s en projecten van Unicef, ngo’s, universitaire samenwerking enzovoort.
Bij de voorbereiding van nieuwe indicatieve samenwerkingsprogramma’s kunnen wij via twee belangrijke stappen zorgen voor een betere integratie van de kinderrechten in onze projecten en samenwerkingsprogramma’s.
De eerste stap is die van de politieke dialoog met onze partnerlanden. Op basis van het mensenrechtenrapport van onze posten, en op basis van andere documenten zoals de universele periodieke toetsing door de VN-Mensenrechtenraad, kunnen wij snel de belangrijkste problemen identificeren en nagaan in welke mate ons samenwerkingsprogramma hierop kan inspelen.
De tweede stap is het overleg met de indirecte actoren, op basis van de voorbereidende nota van de attachés voor de ISP’s. Bij die gelegenheid wordt het platform “Kinderrechten in Ontwikkelingssamenwerking” verzocht zijn opmerkingen mee te delen.
In de mate van het mogelijke wordt het thema kinderrechten ook opgenomen in de samen met de partner gekozen samenwerkingssector.
02.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. Het is heel belangrijk voor de ISP’s dat de politieke dialoog plaatsvindt en dat er overleg is.
Ik geef u nog enkele cijfers mee. Volgens de Unesco gaan 67 miljoen kinderen nog altijd niet naar de lagere school. Unicef becijferde dat er in 2009 8,1 miljoen kinderen stierven voor hun 5e verjaardag. Wereldwijd zijn er nog 215 miljoen kinderen tewerkgesteld in een of andere vorm van kinderarbeid. In 2009 leefden 2,5 miljoen kinderen met hiv. Jaarlijks sterven er 26 000 kinderen aan aids. Bovendien worden er volgens Unicef jaarlijks 51 miljoen kinderen geboren zonder dat zij geregistreerd worden, zodat zij ook geen aanspraak kunnen maken op hun rechten. Ik meen dat wij nog heel veel werk voor de boeg hebben, maar ik dank u voor uw antwoorden.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
- Mme Karine Lalieux au ministre de la Coopération au développement, chargé des Affaires européennes, sur "la suspension par la Belgique de son aide à la lutte contre le sida" (n° 5158)
- M. Stefaan Vercamer au ministre de la Coopération au développement, chargé des Affaires européennes, sur "le 'gel' récent de la contribution belge au Fonds mondial de lutte contre le sida, la tuberculose et le paludisme" (n° 5177)
- Mme Eva Brems au ministre de la Coopération au développement, chargé des Affaires européennes, sur "le Fonds mondial de lutte contre le sida, la tuberculose et la malaria" (n° 5204)
- Mme Maggie De Block au ministre de la Coopération au développement, chargé des Affaires européennes, sur "le gel de la contribution belge au Fonds mondial de lutte contre le sida, la tuberculose et le paludisme" (n° 5217)
- M. Bruno Tuybens au ministre de la Coopération au développement, chargé des Affaires européennes, sur "le Fonds mondial de lutte contre le sida, la tuberculose et la malaria" (n° 5227)
- mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken, over "de opschorting door ons land van zijn bijdrage in de strijd tegen aids" (nr. 5158)
- de heer Stefaan Vercamer aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken, over "de recente 'bevriezing' van de Belgische bijdrage aan het Global Fund to Fight Aids, Tuberculosis and Malaria" (nr. 5177)
- mevrouw Eva Brems aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken, over "het Wereldfonds voor de bestrijding van aids, tbc en malaria" (nr. 5204)
- mevrouw Maggie De Block aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken, over "de bevriezing van de Belgische bijdrage aan het Global Fund to Fight Aids, Tuberculosis and Malaria" (nr. 5217)
- de heer Bruno Tuybens aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken, over "het Wereldfonds voor de bestrijding van aids, tbc en malaria" (nr. 5227)
03.01 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, nous apprenons, notamment par le journal De Morgen, que la Belgique a décidé de suspendre sa contribution au Global Fund to Fight Aids, TBC and Malaria. Pour rappel, la Belgique a versé ces trois dernières années près de 20 millions d'euros à ce fonds qui gère un quart des aides consacrées à cette lutte, une lutte cruciale pour mon groupe.
Pour 2011, le paiement d'une somme de 21 millions d'euros qui doit avoir lieu en fin d'année est donc gelé et dépend des conclusions d'un audit interne sur des cas de corruption avec l'argent de ces aides au sein de ce fonds. Si les résultats de l'audit ne sont pas positifs, il semble que les aides seraient allouées à d'autres organisations.
Monsieur le ministre, quels sont précisément les faits présumés de corruption qui touchent ce fonds? Quel en a été l'impact présumé sur les programmes des années précédentes? Si les aides sont allouées in fine à d'autres organisations, s'agira-t-il encore d'organisations qui luttent contre le sida? Ces fonds poursuivront-ils le même objectif?
Monsieur le ministre, cette décision est catégorique et unilatérale. Si toute la coopération et l'aide au développement faisait l'objet de décisions aussi catégoriques, on verserait beaucoup moins d'argent. Qu'il y ait de la transparence et de la bonne gouvernance, oui. Qu'il y ait une décision et aussi catégorique et unilatérale en matière de sida – on ne parle pas d'un petit problème –, alors que ce fonds est parfaitement transparent, je ne trouve pas cela très correct.
03.02 Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijn vraag gaat over hetzelfde onderwerp. Volgens de berichtgeving heeft België zijn bijdrage aan het Global Fund to Fight AIDS, Tuberculosis and Malaria voor het 2011 tijdelijk bevroren. Deze beslissing zou een gevolg zijn van ‘recente berichten’ over mogelijke corruptie bij projecten van het Global Fund in Mauritanië, Mali, Zambia, Djibouti..
Ik zet ‘recente berichten’ bewust tussen aanhalingstekens, omdat de informatie niet nieuw is en werd vrijgegeven door het Global Fund zelf, waarna het blijkbaar opgepikt werd door de internationale persagentschappen. Het zou onder andere gaan om het illegaal doorverkopen van aangekochte medicijnen, het opmaken van valse facturen en het organiseren van trainingssessies die echter nooit plaatsvonden.
Het eerste persbericht van Global Fund over misbruiken zou dateren van september 2009, toen bekend werd dat de fondsen voor Mauritanië tijdelijk werden opgeschort. In juni 2010 kondigde het Fund aan dat er actie werd ondernomen tegen Zambia. In december 2010 werden de fondsen voor Mali geblokkeerd.
Volgens de berekeningen van de organisatie zelf – die bekendgemaakt werden in een officieel rapport in oktober 2010 – zou het totale bedrag van de gemelde corruptie oplopen tot 34 miljoen dollar.
Dat is uiteraard een aanzienlijke bedrag, maar het zou uiteindelijk slechts over 0,3 % gaan van het totale bedrag dat het Global Fund beschikbaar heeft gemaakt tussen 2007 en 2011 in de strijd tegen aids, tuberculose en malaria. Mevrouw Lalieux heeft het al gezegd: het is een van de meest transparante organisaties. Ondertussen werden er al acties ondernomen om dat geld te recupereren. Als we goed zijn geïnformeerd, werd al ongeveer vijf miljoen Amerikaanse dollar gerecupereerd of ongeveer een zevende van het bedrag. Tevens zijn er in verschillende landen in de strijd tegen de corruptie al zestien personen aangehouden. Gezien de specifieke omstandigheden in de regio’s waar het Global Fund moet werken, is dit een resultaat waarvan waarnemers beamen dat het door weinigen in de ontwikkelingssamenwerking zal geëvenaard worden.
Volgens een woordvoerder van de minister van Ontwikkelingssamenwerking in De Morgen voorziet België voor 2011 in 21 miljoen euro, maar, ik citeer: “…hangt de betaling af van een interne audit bij het Global Fund en bij de Europese Commissie naar corruptie”. Volgens diezelfde woordvoerder moet deze betaling ook gebeuren voor het einde van het jaar.
Mijnheer de minister, kunt u, ten eerste, bevestigen dat België zijn bijdrage voor het jaar 2011 tijdelijk heeft bevroren in afwachting van een interne audit door het Global Fund zelf en door de Europese commissie?
Ten tweede, wanneer verwacht u precies de resultaten van deze twee audits? Hoe snel kunnen de nodige fondsen voor 2011 worden vrijgemaakt indien de conclusies positief zijn?
Ten derde, waarom lijkt er een zekere discrepantie te bestaan tussen de recente beslissing van de minister en het antwoord dat u hebt gegeven op een mondelinge vraag van senator Marleen Temmerman op 1 maart 2011? U stelde toen dat we donorganisaties die fraude vaststellen, niet blindelings mogen afstraffen. Werden er ondertussen misschien nieuwe elementen bekendgemaakt? Of wil men in de aanloop naar 2011 een sterk signaal geven aan het Global Fund betreffende toekomstige fondsentoekenning?
Ten vierde, werd hierover al overleg gepleegd op Europees niveau met de bevoegde ministers van andere lidstaten? Bestaat hierover een gemeenschappelijk standpunt?
Ten vijfde, wat is uw antwoord op de kritiek van sommigen die vrezen dat de huidige beslissing van België en van enkele andere Europese lidstaten om de steun tijdelijk te bevriezen, mogelijk past binnen toekomstige besparingsoperaties waarover we het deze dagen hebben?
Ik moet mij wel verontschuldigen, voorzitter. In de commissie voor de Sociale Zaken wordt een wetsontwerp besproken. Ik moet dringend terug, dus ik zal het antwoord van de minister met veel aandacht lezen in het verslag.
03.03 Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ook ik heb een vraag over de aankondiging dat België beslist zou hebben om de bijdrage aan het Global Fund voor de bestrijding van aids, malaria en tbc voorlopig niet te storten omdat een aantal landen het van het Global Fund ontvangen geld fout besteden.
Onze fractie vindt uiteraard transparantie, goed bestuur en fraudebestrijding heel belangrijk. Het Global Fund dreigt evenwel het slachtoffer te worden – het werd al door de collega’s aangegeven – van zijn eigen transparant beleid, want het kwam zelf met de cijfers naar buiten. In concreto zou het gaan over een bedrag van 44 miljoen dollar, op een totaalbudget van 13 miljard dollar, dat in verkeerde handen gevallen is. Het zou dus gaan over 0,3 % van de totale uitgaven. Dat blijkt voor België voldoende te zijn om de jaarlijkse bijdrage aan de uitermate belangrijke wereldwijde strijd tegen aids, malaria en tbc ter discussie te stellen.
Samen met heel wat collega's ben ik van oordeel dat dit een sanctie is die niet in verhouding staat tot de vastgestelde misbruiken, aangezien dezelfde cijfers aangeven dat 99,7 % van de middelen van het Global Fund wel goed besteed zijn.
Ik heb de volgende vragen.
Ten eerste, is het bedrag van 44 miljoen op een totaalbudget van 13 miljard dollar of 0,3 % van de totale uitgaven van het Fonds correct?
Ten tweede, vindt u dat een dergelijke foutenmarge van 0,3 % een voldoende reden is om onze jaarlijkse bijdrage ter discussie te stellen?
Ten derde, hebt u bij het nemen van die beslissing de implicaties voor de slachtoffers van aids, tuberculose of malaria in kaart gebracht? Wat zijn uw bevindingen?
Ten slotte, wat is uw antwoord op de breed gedragen vraag om de beslissing te herzien en de bijdrage alsnog te storten?
03.04 Minister Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik dank u voor uw vragen over het Wereldfonds voor de strijd tegen aids, tuberculose en malaria, waarmee u zoals de heer Vercamer heeft vermeld, terugkomt op vragen in de Senaat waarop ik in maart en juni al heb geantwoord.
Zoals ik ook toen heb uitgelegd, heb ik niet de intentie om organisaties die fraude vaststellen blind te sanctioneren. Ik wil evenmin de ernst en de kwaliteit van het werk van het Wereldfonds in twijfel trekken. Er is nooit sprake geweest van het afschaffen van onze hulp.
Laat me dus de opeenvolgende gebeurtenissen even verduidelijken. Allereerst, in oktober 2010 werd de donors gevraagd om aan het Wereldfonds het bedrag van hun bijdrage mee te delen voor de periode 2011-2013. Om redenen die ik hier niet meer hoef te herhalen, heeft België hier nog geen uitspraak over kunnen doen. Ons land heeft echter wel de wil bevestigd om nauw te blijven samenwerken met het Wereldfonds.
Ten tweede werd de begroting voor 2011 goedgekeurd in mei en vermeldt deze een bijdrage van 21 miljoen euro aan het Wereldfonds voor het lopende jaar, hetzij een equivalent van het vorige jaar. Ter herinnering, het jaarlijks budget van het Wereldfonds bedraagt ongeveer 2 miljard euro.
Ten derde zal deze bijdrage gestort worden in het laatste trimester van het jaar. Momenteel beginnen we pas het derde trimester. Deze planning is voorzien en het Wereldfonds is hiervan op de hoogte.
Entre-temps, la presse internationale découvre sur le site du Fonds mondial le rapport établi par son inspecteur sur les cas de fraude détectés, pour un montant estimé à 34 millions d'euros. Suite à ces malversations avérées, le Fonds mondial a pris la décision, qu'il faut saluer, de mettre en place un panel d'experts indépendants chargés d'évaluer les mesures de protection financière mises en place par le Fonds et dont le rapport est attendu pour septembre, après avoir été annoncé pour le mois de mai dans un premier temps.
Pendant cette période, de son côté, et avant de verser sa contribution de 134 millions d'euros, la Commission européenne a également demandé à ses services de procéder à un audit auprès du Fonds pour vérifier dans quelle mesure les recommandations d'un audit antérieur avaient été mises en œuvre par le Fonds mondial.
De inlichtingen die ik heb verkregen over de audit van de Europese Commissie, die in dezelfde groep van de raad van bestuur van het Fonds zit als België, leken mij te volstaan om aan mijn administratie te vragen om de procedure op te starten voor de storting van de Belgische bijdrage, die zoals steeds was gepland voor het laatste trimester van 2011.
Ik preciseer voor de goede orde dat de Commissie de schriftelijke neerslag van deze audit enkel heeft bezorgd aan het Fonds, dat het eindverslag in september moet indienen. Indien ondertussen de onderzoeken het vertrouwen in de organisaties in vraag zouden stellen, wat uiterst onwaarschijnlijk is, kan een herziening van de lopende betalingsprocedures uiteraard niet worden uitgesloten.
Ik wil overigens alles in het werk stellen om de bevindingen van de Europese audit en het rapport van het High Level Review Panel mee te laten spelen in de verdere sturing van het risicobeheer van het Global Fund. Er bestaat altijd een risico op fraude en wij moeten er dan ook op letten dat dit wordt aangepakt.
Zo zie ik in ieder geval mijn rol als minister als verantwoordelijke voor het goed gebruik van de overheidsgelden van de burgers die door u worden vertegenwoordigd. Dat is ook een garantie dat onze doelstellingen om deze ziekte beter te bestrijden zo zeker mogelijk worden bereikt.
Overigens twijfel ik niet aan de uitkomst van dit dossier en hoop ik dat wij positief nieuws krijgen zodat de donoren en de publieke opinie gerustgesteld zijn over het goede beheer van de fondsen en het partnerschap tussen het Wereldfonds en België kan worden versterkt.
Tot slot wil ik er nog aan herinneren dat
België resoluut zijn engagement blijft aangaan in de strijd tegen aids,
tuberculose en malaria.
Dit blijkt, enerzijds, uit de verhoging van de bedragen die werden toegekend aan het Wereldfonds: 12,4 miljoen euro in 2008, 16,6 miljoen euro in 2009 en 21 miljoen euro in 2010 en, anderzijds, uit het feit dat ons land persoonlijk werd vertegenwoordigd door de eerste minister op de VN-Conferentie over de strijd tegen aids die enkele weken geleden heeft plaatsgevonden in New York.
Bij die gelegenheid heeft de eerste minister ook de algemeen directeur van het fonds, professor Kazatchkine, kunnen ontmoeten en geruststellen.
Nogmaals, alleen al in 2010 hebben wij niet minder dan 46,5 miljoen euro aan de strijd tegen aids besteed.
Ik hoop dat dit antwoord u kan overtuigen van mijn wil om door te gaan met de steun voor de strijd tegen deze ziekten en aids in het bijzonder en van mijn duidelijke en blijvende intentie om ervoor te zorgen dat overheidsgeld ernstig en transparant wordt beheerd.
Madame Lalieux, objectivement, je ne comprends pas pourquoi vous considérez l'attitude de la Belgique comme une décision catégorique: elle n'est jamais calquée que sur les activités de la Commission et d'autres pays européens quant au Fonds. Le dossier est prêt dans mon administration pour les versements à exécuter.
Ce vendredi, la Belgique a demandé la primeur du résultat de l'enquête menée par la Commission. En effet, ce vendredi midi, nous nous rendons à la Commission pour entendre le directeur en charge de cette enquête sur ses conclusions.
Comme je le disais hier après-midi au Sénat, à notre collègue Anciaux, il n'y a donc à ce jour aucun retard de paiement à l'adresse du Fonds par rapport aux années précédentes.
03.05 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, je partage la bonne gouvernance, je partage la lutte contre la corruption, sauf qu'il s'agissait d'une corruption très ciblée, dans des pays particuliers et non par rapport à l'ensemble du Fonds. J'estime que la manière dont cela a été communiqué – sans savoir si c'est vous ou les journalistes –…
03.06 Olivier Chastel, ministre: Mais c'est à moi que vous le reprochez! Comme si c'était moi qui écrivais dans De Morgen!
03.07 Karine Lalieux (PS): C'est vous qui êtes le ministre! Excusez-moi, mais si les parlementaires ne peuvent plus poser de questions en fonction des articles de journaux, nous pouvons mettre la clé sous le paillasson!
Je pose donc la question. Pour une telle fraude, je marque mon accord pour demander un audit et pour essayer de résoudre tous les problèmes. Mais je ne suis pas non plus l'avis de la Commission européenne à ce sujet: ce n'est pas parce qu'elle le fait qu'elle a raison. À suivre en permanence la Commission européenne, nous serions assez mal dans ce pays!
Je dis simplement estimer que la décision prise est très catégorique par rapport à ce Fonds.
03.08 Olivier Chastel, ministre: De quelle décision parlez-vous?
03.09 Karine Lalieux (PS): C'est la manière dont cela été dit, c'est-à-dire de suspendre le versement. À présent, vous me rassurez puisque vous me dites que les versements seront effectués en septembre, après le résultat. Tant mieux!
Mais la manière dont c'était relaté annonçait une suspension du versement: c'est pourquoi il était normal qu'en tant que parlementaire et coprésidente des Objectifs du millénaire et de la Santé reproductive au niveau des pays en développement, je me sois émue de cette situation. Dans le cas contraire, faites votre politique dans votre coin et nous ne vous poserons plus de question; ce n'est vraiment pas ainsi que j'envisage mon rôle de parlementaire!
De voorzitter: Mijnheer de minister, wilt u nog het woord? (Nee)
03.10 Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Dat de betalingen van België geen vertraging zullen oplopen indien de audit een positief resultaat oplevert, is uitstekend nieuws voor al degenen die zeer verontrust waren door het bericht dat België de bijdrage niet zou storten.
Uw groot vertrouwen in een goede uitkomst dat u vandaag tentoonspreidt, roept natuurlijk de vraag op of het dan wel nodig was om eerder die negatieve geruchten de wereld in te sturen. Als het effectief zo afloopt dat de bijdragen zullen worden gestort zonder vertraging, dan zijn wij tevreden en dan hopen wij dat hier een praktijk wordt gecreëerd voor de toekomst.
Wanneer er berichten zijn over fraude, corruptie en dergelijke meer, heeft men de optie om te dreigen met stopzetting of om meteen over te gaan tot die stopzetting. Het lijkt mij beter om de storting van bijdragen pas effectief stop te zetten indien men vaststelt dat het probleem onoverkomelijk is en dit niet te snel te doen. Uit uw antwoord van vandaag maak ik op dat u ook die mening bent toegedaan.
De voorzitter: Ik ben blij dat iedereen is gerustgesteld.
Het incident is gesloten.
04 Question de Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers au ministre de la Coopération au développement, chargé des Affaires européennes, sur "l'enveloppe supplémentaire d'aide au développement au Burundi" (n° 5249)
04 Vraag van mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken, over "de extra ontwikkelingshulp aan Burundi" (nr. 5249)
04.01 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, cette question est posée à la suite d'une prise de position publique du ministre des Affaires étrangères, M. Vanackere, dans le Métro du 6 juin 2011. Il a indiqué que le Burundi pourrait obtenir une aide supplémentaire de 50 millions d'euros de la part de la Belgique s'il effectuait plus d'efforts en matière de gouvernance.
Le Programme Indicatif de Coopération 2010-2013 du Burundi prévoit une aide de 149 millions d'euros. L'enveloppe supplémentaire de 50 millions d'euros est, d'après l'article, assortie de conditions liées à la gouvernance et plus particulièrement à la satisfaction des normes du Fonds monétaire international et de la Banque mondiale, ainsi qu'à l'organisation d'élections démocratiques.
Ce cas est similaire à celui du Rwanda sur lequel je vous avais interrogé. Il s'agit de la question du renouvellement du Programme Indicatif de Coopération en période d'affaires courantes.
Par ailleurs, il s'agirait d'appliquer certains critères pour obtenir un supplément, conditions qui seraient liées à la gouvernance. Je suis étonnée car le Burundi n'est pas dans les quatre programmes indicatifs à renouveler cette année. Sur quoi le ministre s'est-t-il fondé pour annoncer d'ores et déjà ce supplément? Peut-être est-ce dû à sa visite sur place?
Le Programme Indicatif a-t-il été négocié?
Pourriez-vous nous rappeler quelles étaient les grandes lignes de la note stratégique qui, en vertu de la loi de 1999 aurait dû être transmise au Parlement? Je reviens avec mes notes stratégiques mais pays par pays …
04.02 Olivier Chastel, ministre: (hors micro)
04.03 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Oui, c'est ce que vous m'avez dit mais je ne lâche pas prise.
À quelles conditions l'octroi de ces 50 millions supplémentaires sera-t-il soumis?
Enfin, lorsqu'il est dit que le Burundi doit satisfaire aux normes du FMI et de la Banque mondiale, pouvez-vous préciser ce que cela veut dire concrètement?
04.04 Olivier Chastel, ministre: Monsieur le président, madame Snoy, pour ce qui concerne le Burundi, il ne s'agit évidemment pas de négocier un nouveau PIC en affaires courantes, puisqu'il a été négocié en 2009 pour la période 2010-2013 et qu'il s'élève à 150 millions d'euros négociés en son temps.
Afin de vous rappeler l'importance de la démocratie et de la gouvernance pour le développement du Burundi, je vous signale qu'une tranche supplémentaire de 50 millions d'euros pourra être libérée pour les deux dernières années de notre Programme de coopération 2012-2013. L'objectif des tranches supplémentaires dans les PIC est de stimuler un dialogue politique pour les questions de gouvernance et de démocratie et d'encourager des réformes fondamentales pour le développement socioéconomique et la lutte contre la pauvreté.
L'évaluation des critères pour la tranche supplémentaire du PIC Burundi aura lieu d'ici la fin de l'année avec, comme nous le savons tous, un gouvernement de plein exercice. La décision sur l'octroi d'une tranche incitative peut toutefois être traitée en affaires courantes, s'agissant de l'application de décisions prises antérieurement dans le cadre du PIC Burundi signé en octobre 2009 à Bruxelles avec le gouvernement burundais.
La loi du 25 mai 1999 relative à la Coopération internationale prévoit que des notes stratégiques "pays" sont transmises avec l'avis du Conseil fédéral du Développement durable à la Chambre des représentants et au Sénat, comme je vous l'avais explicité lors d'une question sur le Rwanda.
La dernière note stratégique "pays" date de décembre 2002. Le secrétaire d'État Boutmans a transmis les notes stratégiques "pays" à la Chambre des représentants et au Sénat dans le courant du premier trimestre 2003. Les notes stratégiques "pays" n'ont plus été mises à jour depuis cette période. Les notes de base, préparées par nos attachés de coopération sur la base des directives pour la préparation des PIC, servent de cadre pour la préparation des Programmes de coopération.
Je me souviens également vous avoir explicité le fait qu'un projet de loi modifiant la loi actuelle avait été soumis au parlement juste avant la chute du gouvernement, voici maintenant 13 ou 14 mois, et qu'il n'avait jamais pu aboutir pour rectifier cet aspect de législation relatif à ces notes stratégiques.
Pour rappel, les quatre critères pour l'octroi de la tranche supplémentaire de 50 millions d'euros dans le cadre du PIC Burundi sont: le bon déroulement des élections de 2010, selon les missions d'observateurs; l'approbation et un début de mise en œuvre de la stratégie nationale de gouvernance; un indicateur CPIA supérieur ou égal à 2,5 – c'est assez technique mais ce sont les indicateurs utilisés par les organismes internationaux multilatéraux –; des revues successives positives du FMI en matière de réformes des finances du pays.
L'indicateur Country Policy and Institutional Assessment, dont je viens de parler, est un indicateur composite de la Banque mondiale contenant seize critères regroupés en quatre domaines: la gestion économique, les politiques structurelles, les politiques pour l'inclusion sociale et l'équité et la gestion du secteur et des institutions publics. Le critère des revues successives positives du FMI a pour objet de garantir le maintien d'un équilibre budgétaire et macro-économique. Ces deux critères de gouvernance administrative ont l'avantage d'être mesurables, objectifs et reconnus par tous, tant par les bailleurs que par les autorités burundaises.
04.05 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): J'acte bien que c'est dans le PIC existant et qu'il y avait déjà cette tranche de 50 millions, que ce n'est pas une nouveauté que M. Vanackere a sortie de son chapeau.
Je prends également acte du fait que les notes stratégiques ne sont plus soumises au gouvernement. Il y a un projet de modification de la loi de 1999 à ce propos mais je trouverais cela dommage, à la limite, qu'on supprime cet aspect de la loi qui implique les parlementaires; il serait intéressant de pouvoir discuter de ces notes stratégiques au parlement comme la loi actuelle le permet et le demande.
Au sujet des critères, ce un peu comme pour le Rwanda: ce sont des critères très inspirés par les politiques strictement budgétaires du FMI. Je sais que les critères du FMI lui-même ont quelque peu évolué, entre autres grâce à un certain M. Strauss-Kahn mais on y tient peu compte de la dimension des droits de l'homme, de la dimension sociale et de tous les aspects qu'on souhaite voir se développer dans les pays partenaires comme la qualité de l'éducation ou une attention à la santé. La gouvernance, c'est aussi cela et pas seulement tenir un budget en équilibre. On pourrait introduire dans nos partenariats davantage de critères ayant trait à la qualité de la cohésion sociale, des conditions de vie, de travail mais aussi du développement, de la santé et de l'éducation.
Het incident is gesloten.
04.06 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, je suis absolument désolée mais je ne vais pas pouvoir discuter de la note stratégique sur l'agriculture car j'ai pris un engagement auquel je ne peux me soustraire. Si vous souhaitez tenir le débat, j'ai laissé une série de remarques à ma collègue. Si on pouvait reporter le débat à un moment où il y aura plus de monde en commission…
04.07 Olivier Chastel, ministre: Je sais que vous êtes intéressée par le sujet. Je ne vois pas d'inconvénient à reporter cette discussion.
04.08 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Je suis désolée, j'avais pris un engagement vis-à-vis de collègues bruxellois.
De voorzitter: Misschien komt het onderwerp later nog ter sprake. Ik meen trouwens dat het aangewezen is de bespreking aan te gaan met meerdere collega's.
05 Vraag van mevrouw Eva Brems aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken, over "de suggesties van de diplomatieke posten met betrekking tot aanpassingen van de ISP's" (nr. 5274)
05 Question de Mme Eva Brems au ministre de la Coopération au développement, chargé des Affaires européennes, sur "les suggestions émanant des postes diplomatiques concernant l'adaptation des PIC" (n° 5274)
05.01 Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik stel deze vraag eigenlijk in opvolging van de hoorzittingen over het Midden-Oosten en Noord-Afrika die wij in maart gehouden hebben en tijdens dewelke u het woord voerde namens de regering.
Concreet gaat het erover dat u toen aankondigde dat u voor de drie partnerlanden, Algerije, Marokko en de Palestijnse Gebieden, aan onze diplomatieke vertegenwoordigers ter plaatste had gevraagd om nieuwe voorstellen van projecten te identificeren voor steun aan de lokale civiele samenleving. Op basis van de voorstellen en de pertinentie van de opportuniteiten zou u dan een verhoging van de enveloppes voor de indicatieve samenwerkingsprogramma’s analyseren.
Ik had graag vernomen hoever het daarmee staat. Kunt u ons de hoogte brengen van dat proces? Welke suggesties hebben de diplomatieke vertegenwoordigers gedaan? Welke van die suggesties zullen er geïmplementeerd worden?
05.02 Minister Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Brems, de bevraging van de posten in de partnerlanden inzake steun aan de civiele samenleving leverde de volgende elementen op.
In de Palestijnse Gebieden, gezien de lokale context, maakt de steun aan de civiele samenleving al een belangrijk aspect uit van de Belgische hulp. België is zeer actief op het vlak van het maatschappelijk middenveld en het lokaal bestuur in Palestina. De bestaande vormen van samenwerking worden voortgezet en kunnen verder worden afgestemd op de noden van het middenveld of van goed bestuur. Dit zal ook verder worden bekeken in het licht van de huidige voorbereiding van het nieuwe indicatieve samenwerkingsprogramma met Palestina.
In Marokko zal de bestaande steun aan lokale organisaties die actief zijn op het vlak van bijvoorbeeld vrouwen- en kinderrechten worden uitgebreid met een ondersteuning van lokale organisaties die actief zijn op het vlak van de mensenrechten, meer in het algemeen ter versterking van het democratisch gehalte van de samenleving.
De concrete mogelijkheden daartoe worden momenteel door onze post onderzocht. Wij verwachten binnen afzienbare tijd een voorstel op dat vlak.
In Algerije zijn er niet meteen mogelijkheden om steun te bieden aan goed gestructureerde organisaties van het maatschappelijke midden.
In het kader van de grote veranderingen die momenteel plaatsvinden in de Arabische wereld blijkt de strijd tegen corruptie een belangrijk beleidsdomein en een prioriteit inzake goed bestuur.
Ik heb recent nog beslist om 1 miljoen euro toe te kennen aan het programma Anti-Corruption and Integrity in the Arab Countries, dat een regionaal instrument is ter bevordering van de samenwerking en de collectieve actie tegen corruptie in de Arabische wereld. De bedoeling van het project is om de nationale, lokale en regionale capaciteiten van de Arabische landen te versterken bij het uitwerken van initiatieven in de strijd tegen corruptie. Het project is actief in drie van onze partnerlanden, namelijk in Algerije, Marokko en Palestina maar ook in Djibouti, Irak, Jemen, Egypte, Libanon, Qatar, Somalië en Tunesië.
Overeenkomstig hetgeen ik heb gemeld tijdens mijn hoorzitting voor dit Parlement op 29 maart bestuderen wij op dit moment verschillende projecten ter ondersteuning van nationale en internationale initiatieven en organisaties die in de betrokken landen reeds actief zijn op het vlak van democratische ondersteuning zoals de Ligue Arabe en de UNDP.
05.03 Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, mijn fractie is van oordeel dat het ondersteunen van de democratisering in die regio een van de topprioriteiten moet zijn van het buitenlands beleid van ons land en van Europa.
Ik ben blij te horen dat er al een beetje beweging in zit en dat al een aantal nieuwe mogelijkheden is gedetecteerd die door ons land kunnen worden gesubsidieerd. Ik hoop dat het er nog meer zullen worden. De keuze voor mensenrechtenorganisaties in Marokko lijkt mij een uitstekende keuze, de keuze voor corruptiebestrijding niet minder.
Ik zou u willen vragen om het Parlement op de hoogte te houden van de vorderingen in dit zeer belangrijke domein. Als de gelegenheid zich voordoet in het nieuwe werkjaar, zal ik daar ook werk van maken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 5466 van mevrouw Vienne wordt uitgesteld, evenals vraag nr. 5487 van mevrouw Demol die op zending is in het buitenland.
06 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken, over "het nieuwe Indicatief Samenwerkingsprogramma met Vietnam" (nr. 5505)
06 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre de la Coopération au développement, chargé des Affaires européennes, sur "le nouveau programme indicatif de coopération avec le Viêt Nam" (n° 5505)
06.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, op 21 juni 2011 werd er een nieuw Indicatief Samenwerkingsprogramma getekend tussen Vietnam en België. Het budget dat hiervoor wordt vrijgemaakt bedraagt ongeveer 60 miljoen euro. Net zoals het vorige ISP zal ook het nieuwe programma voornamelijk de nadruk leggen op water, sanering en overheidsadministratie. In de commissie van 27 april 2011 beantwoordde u mijn vraag over de evaluatie van het vorige ISP met Vietnam. U liet toen uitschijnen dat het voor België belangrijk is om nieuwe partnerschappen te ontwikkelen met andere Belgische actoren of donoren om de impact van de ondernomen acties te maximaliseren.
Hebt u andere Belgische actoren betrokken bij de opmaak van het nieuwe ISP met Vietnam? Zo ja, welke?
Zijn er net zoals het nieuwe ISP met Rwanda ook voorwaarden gekoppeld aan de Belgische hulp? Zo ja, welke?
Hoeveel bedraagt de bijdrage aan de gedelegeerde samenwerking voor een programma van de Verenigde Naties? Gaat het om de beloofde 5 % van het budget van het ISP?
In hoeverre werd er tijdens de onderhandelingen over het ISP aandacht geschonken aan kinderrechten en klimaatverandering?
Biedt het nieuwe ISP voldoende steun aan de privésector?
06.02 Minister Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, gedurende het hele voorbereidingsproces van de gemengde commissie werden alle geïnteresseerde Belgische actoren, zowel de ngo’s als de universiteiten en de betrokken administraties, actief geconsulteerd in een formele overlegvergadering. Voor Vietnam werd geen ‘incitatieve tranche’ voorzien. Het principe van de ‘incitatieve tranche’ werd tot dusver enkel in onze drie partnerlanden in Centraal-Afrika ingevoerd, met name Burundi, de DRC en Rwanda.
Er is een denkoefening gaande die moet leiden tot een meer algemene benadering van de opportuniteiten en toepassingen van de ‘incitatieve tranche’ in de ISP’s op basis van de ervaringen die we in de drie pilootlanden hebben opgedaan. De kwestie van goed bestuur waarrond de ‘incitatieve tranche’ draait krijgt niettemin bijzondere aandacht in het ISP met Vietnam in die zin dat goed bestuur een van de twee prioritaire sectoren is.
Daarnaast werd 5 % van het ISP-budget gereserveerd voor een programma van de Verenigde Naties. De bedoeling van dit programma is de verbetering van de parlementaire opvolging en controle, en de intensivering van de strijd tegen corruptie. Op het ISP werd voor de gedelegeerde samenwerking in 5 % van het budget voorzien ten voordele van het hierboven vermelde VN-programma One Plan Fund 2012/2016.
Het mensenrechtenrapport 2010 van onze post werd gebruikt om na te gaan of de thematiek van de kinderrechten in het ISP kon worden opgenomen. Na beraad leek de bilaterale weg ons niet het meest geschikte instrument om de kinderrechten te versterken. Deze kwestie krijgt niettemin nog steeds de nodige aandacht en zodra synergieën mogelijk zijn tussen kinderrechten en onze prioritaire sectoren zullen deze worden bestudeerd.
De klimaatsverandering is een van de twee sectoren die weerhouden werd voor onze toekomstige samenwerking met Vietnam. 50 % van het totaalbudget werd voor deze sector weerhouden.
Ook de samenwerking met de privésector kreeg de nodige aandacht. De dag vóór de gemengde commissie werd een werkseminarie georganiseerd voor de promotie van de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden, BIO.
Ook in de tweede sector, good governance, werd in steun voorzien aan het ministerie van Wetenschappen en Technologie voor de promotie van business incubators om spin-offs van wetenschappelijk onderzoek te testen en uit te voeren.
06.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoorden. Ik denk dat het belangrijk is dat bij de opmaak van ISP’s genoeg actoren worden betrokken. Wij krijgen vaak vanuit het middenveld de kritiek dat zij te laat worden betrokken bij het vastleggen van nieuwe programma’s. Ik hoop bovendien dat wij weldra mogen rekenen op een vrije vertaling naar het Nederlands van het ISP.
L'incident est clos.
07 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken, over "de ontwikkelingsplannen van George Forrest in Afrika" (nr. 5619)
07 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au ministre de la Coopération au développement, chargé des Affaires européennes, sur "les plans de développement de George Forrest en Afrique" (n° 5619)
07.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, op 25 juni verscheen in enkele kranten dat de Belgische ondernemer George Forrest de ontwikkeling van Afrika wil stimuleren door aan liefdadigheidswerk te doen. In zijn plannen staan bijvoorbeeld de ondersteuning van educatieve projecten, bevordering van democratie en de werking van parlementen, ontwikkeling van programma's inzake onderwijs, gezondheid, justitie en landbouw. Voorts wil George Forrest ook activiteiten opstarten om de mensenrechten te bevorderen, vrouwendiscriminatie weg te werken en met het oog op conflictpreventie.
Zijn voornemens zijn op zijn minst merkwaardig te noemen, want George Forrest is erg omstreden. Hij staat er om bekend handig gebruik te maken van de corruptie in Congo voor het exporteren van illegale wapens naar conflictregio's. Begin dit jaar verdacht de Amerikaanse overheid George Forrest ervan dat hij uranium zou exporteren naar Iran. In uw antwoord op mijn mondelinge vraag daarover in de daaropvolgende commissie kon of wilde u die verdachtmakingen niet bevestigen.
Om al die redenen worden de plannen van George Forrest vrij sceptisch bekeken. De koepelorganisatie 11.11.11 verdenkt Forrest ervan dat hij er vooral op uit is om nieuwe netwerken uit te bouwen voor zijn eigen economische en commerciële activiteiten. Voorts benadrukt 11.11.11 dat bedrijven in Congo zich niet bezig hoeven te houden met liefdadigheid maar wel moeten inspelen op transparantie, sociale politiek en klimaat.
Mijnheer de minister, ten eerste, bent u op de hoogte van de voornemens van George Forrest? Zo ja, hoe is uw houding ten opzichte van zijn voornemens?
Ten tweede, hoe staat u tegenover de opmerkingen van 11.11.11? Bent u net als 11.11.11 van oordeel dat bedrijven zich niet bezig hoeven te houden met liefdadigheid maar wel met transparantie en sociale politiek?
Ten derde, werd Forrest reeds betrokken in de Belgische ontwikkelingssamenwerking?
07.02 Minister Olivier Chastel: Mevrouw De Meulemeester, ik ben inderdaad op de hoogte van het initiatief van George Forrest om de Foundation George Forrest op te richten om hulp te bieden in Afrika. Ik ken de details van dat initiatief niet, maar ik wil in dit stadium verwijzen naar andere, vergelijkbare initiatieven, zoals de Bill & Melinda Gates Foundation of de Foundation Mo Ibrahim.
Ik kan de bezorgdheid van 11.11.11 over de noodzakelijke onafhankelijkheid van de stichting van Forrest ten opzichte van de commerciële belangen van de groep begrijpen.
Dat moet ook worden gewaarborgd. De houding van Georges Forrest verbaast mij niet. Hij heeft altijd al een rol willen spelen in de ontwikkeling van de DRC en maakt hiervoor vandaag middelen vrij. Het mag dan ook niet verbazen dat een ondernemer als Georges Forrest, die al decennialang in de DRC actief is, aan liefdadigheid wil doen.
Ik zie ook geen probleem, zolang de activiteiten geen schade toebrengen aan de manier waarop de bedrijven hun wettelijke verplichtingen vervullen.
Ook hebben bedrijven, en zeker grote bedrijven zoals de Forrest Group, een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid om het gebrek aan overheidsdiensten in de DRC deels te compenseren.
Persoonlijk denk ik dat de stichting zich zou moeten beperken tot de financiering van activiteiten op het vlak van ontwikkeling en zich niet zou mogen bezighouden met de uitvoering. De uitvoering zou moeten worden toevertrouwd aan professionele actoren op het terrein in de sector.
07.03 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik ben ervan overtuigd dat wij bedrijven moeten aanmoedigen om te werken aan duurzame ontwikkeling in Afrika en private initiatieven moeten inderdaad worden gestimuleerd.
Het lijkt mij echter raadzaam om de plannen van Forrest met enige terughoudendheid te bekijken en ik hoop dat u die plannen goed zult opvolgen.
L'incident est clos.
08 Vraag van mevrouw Eva Brems aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken, over "de aandacht voor de mensenrechten en de strijd tegen straffeloosheid in het beleid van de minister ten aanzien van Rwanda" (nr. 5645)
08 Question de Mme Eva Brems au ministre de la Coopération au développement, chargé des Affaires européennes, sur "l'attention portée aux droits de l'homme et à la lutte contre l'impunité dans le cadre de la politique du ministre à l'égard du Rwanda" (n° 5645)
08.01 Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag gaat over de aandacht voor mensenrechten en de strijd tegen straffeloosheid met betrekking tot Rwanda. Dat land boekt op een aantal vlakken goede vooruitgang – sommigen noemen het een donor darling – maar strekt toch ook tot ongerustheid.
Het is immers al langer dan vandaag duidelijk dat het regime van president Kagame sterke autoritaire trekken vertoont. Qua democratisering is daar toch nog een weg af te leggen. Ik verwijs bijvoorbeeld naar het rapport van Amnesty International van vorige zomer over het misbruik van de Rwandese wetgeving inzake genocidaire ideologie en sektarisme, wat mij, bijna een jaar later, weinig redenen geeft om minder ongerust te zijn.
Het bestraffen van hate speech is uiteraard een legitieme doelstelling, maar het blijkt dat in Rwanda de vage strafwetten op dat domein worden gebruikt om kritiek op de regering te criminaliseren, waardoor de vrije meningsuiting van politici, journalisten en mensenrechtenactivisten ernstig wordt bedreigd. Die problematiek is niet nieuw en er zijn al heel wat internationale reacties op gekomen. Eén daarvan was dat de Nederlandse regering in december onder meer om die reden heeft beslist om de rechtstreekse begrotingssteun aan Rwanda op te schorten. Die druk blijkt te helpen, want Rwanda heeft in het voorjaar, in april, een herziening van die wetgeving aangekondigd. Blijkbaar is daarover nog niet veel over bekend; mij is alleszins niet bekend of die herziening al gebeurde en, zo ja, hoever men daarmee staat. Vandaar deze opvolgingsvraag in dit dossier dat mij al langer bezighoudt.
Hebben u of uw voorganger in onderhouden met Rwandese bewindslieden schendingen van mensenrechten door het huidige regime aangekaart, bijvoorbeeld inzake de vrije meningsuiting? Op welke wijze draagt het Belgisch beleid inzake ontwikkelingssamenwerking bij aan meer respect voor die vrijheid? Hoe staat u tegenover de mogelijkheid om rechtstreekse begrotingssteun op te schorten wegens schending van de mensenrechten?
Ten slotte, ik ben mij ervan bewust dat Rwanda niet langer kan worden beschouwd als een land waar alleen België over een grote hefboom beschikt om substantiële wijzigingen in het beleid te realiseren. Dat zal alleen lukken mits coördinatie in Europees verband. De belangrijkste vraag is dus misschien wel die naar de inspanningen die ons land levert om op dit vlak de Europese landen op één lijn te krijgen.
08.02 Minister Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Brems, mijn voorganger, minister Michel, heeft in september 2010 samen met EU-commissaris Andris Piebalgs een werkbezoek aan Rwanda gebracht. Mijn voorganger heeft in zijn onderhoud met de Rwandese ministers van Economische Zaken en van Financiën samen met de EU-commissaris de aandacht gevestigd op de nood aan verdere publieke democratisering en meer specifiek op de incidenten die zich in Rwanda hebben afgespeeld in aanloop naar de verkiezingen en op de nood aan dialoog over dergelijke zaken met de partners van Rwanda.
Ingevolge de afspraken inzake de taakverdeling tussen de donoren en de Rwandese regering zal de Belgische ontwikkelingssamenwerking zich concentreren op de sectoren gezondheid, energie en decentralisatie. Hierbij zal specifieke transversale aandacht worden besteed aan de thema’s gelijkheid tussen mannen en vrouwen, alsook leefmilieu en klimaatwijziging.
Ook zal in elke prioriteitensector aandacht gaan naar de capaciteitsversterking en naar de governance van de sectoren. De aandacht voor governance en democratie zal op de volgende manier tot uiting komen.
Naast de meer technische sectoren Gezondheid en Energie hebben wij in de discussie met de Rwandese overheden over de sectorale taakverdeling erop aangedrongen om aanwezig te kunnen zijn in de sector decentralisatie.
Wij willen immers aanwezig zijn in een sector die duidelijk raakt aan de problematiek van governance en democratie. In onze indicatieve samenwerkingsprogramma’s hechten wij veel belang aan de politieke en economische governance en mensenrechten, zowel bij de vastlegging van het budget van het ISP en bij de keuze van specifieke acties, als bij de bepaling van de thema’s voor de beleidsdialogen.
Zoals voor de ISP’s met Burundi en de RDC wordt in het nieuwe ISP met Rwanda voorzien in een midterm review die kan leiden tot het toekennen van een bijkomend budget. Dat systeem heeft tot doel hervormingen en vooruitgang op het gebied van politieke en economische governance te stimuleren.
Voor de budgettaire enveloppe van het ISP voorzie ik daarom in een basisbedrag van 160 miljoen euro over vier jaar met een mogelijke bijkomende enveloppe van 40 miljoen euro die wordt vrijgemaakt in het derde jaar van het ISP op voorwaarde dat bepaalde internationaal aanvaarde indicatoren inzake politieke en economische governance worden gehaald.
De Belgische ontwikkelingssamenwerking verstrekt geen algemene begrotingssteun aan Rwanda. Wij hebben ook besloten om het bedrag van de sectorale budgettaire hulp te beperken ten opzichte van de vraag van de Rwandese regering. Ik heb mij als dusdanig niet uit te spreken over de Nederlandse beslissing om de algemene begrotingssteun aan Rwanda op te schorten. België is de zesde donor van Rwanda en de derde bilaterale donor na de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk.
De grote donoren van Rwanda en de internationale officiële instellingen zoals de Wereldbank zetten vooral de prestaties van Rwanda op het vlak van de macro-economische stabiliteit in de verf. In het kader van de dialoog voorzien in artikel 8 van de overeenkomst van Cotonou wordt een politieke dialoog gevoerd tussen de Europese donoren en de Rwandese regering.
Ons land neemt eveneens deel aan de vergadering over de indicatoren van governance, die verbonden zijn aan de budgettaire hulp. In die context vestigt ons land via diverse tussenkomsten ook de aandacht op problemen die in Rwanda bestaan inzake het functioneren van de rechtsstaat en de politieke vrijheden.
08.03 Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Onze fractie is eraan gehecht dat ons land dat blijft doen en dat luid en vaak genoeg doet, zonder daarom de steun aan de Rwandese bevolking in vraag te stellen. Het is precies in het belang van een optimale steun aan die bevolking dat het engagement dat wij hier nemen een kritisch engagement is.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.43 uur.
La réunion publique de commission est levée à 15.43 heures.