Commission de l'Économie, de la Politique
scientifique, de l'Éducation, des Institutions scientifiques et culturelles
nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture |
Commissie
voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale
wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw |
du Mercredi 6 juillet 2011 Matin ______ |
van Woensdag 6 juli 2011 Voormiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 10.21 uur en voorgezeten door de heer Bert Wollants.
La séance est ouverte à 10.21 heures et présidée par M. Bert Wollants.
01 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Klimaat en Energie over "het advies van de CREG betreffende de nucleaire winst" (nr. 5575)
01 Question de M. Peter Logghe au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'avis de la CREG concernant la rente nucléaire" (n° 5575)
01.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de CREG heeft ondertussen bekendgemaakt wat volgens haar de billijke winstmarge zou zijn. Zij komt uit op 450 miljoen euro. Het verschil met de nucleaire rente, 1,8 miljard euro in 2009 en 1,7 miljard euro voor 2010 en 2011, bedraagt dus ongeveer 1,3 miljard euro.
De energieregulator pleit ervoor om de opbrengst te gebruiken om te vermijden dat de subsidies voor de windmolenparken in zee, een oud zeer, de stroomfactuur van de consument opnieuw doen stijgen.
Hiermee zou dus een einde aan de lange discussie in deze commissie kunnen komen. Onze fractie hoopt dat eindelijk tot daden kan worden overgegaan.
Ik meen te begrijpen dat in de nota van Di Rupo sprake is van een nucleaire rente van ongeveer 500 miljoen euro.
Mijnheer de minister, hoe beoordeelt u het advies van de regulator CREG? Hebt u berekeningsfouten, inschattingsfouten of beoordelingsfouten kunnen ontdekken? Wordt het werk van de CREG de basis om de komende jaren verder te gaan?
Als uw antwoorden op de vorige vraag vooral negatief zijn, als u geen inschattingsfouten en berekeningsfouten hebt kunnen ontdekken, hoe moet het dan verder? Hoe zult u overgaan tot het belasten van de berekende nucleaire rente? Welk belastingpercentage zal de regering toepassen?
Hier is al sprake geweest van 30 en 45 %. Er bestaat binnen deze commissie een vrij algemene consensus over de hoogte van de nucleaire winst, maar bestaat die ook over de hoogte van de nucleaire rente?
Binnen welke termijn zult u de commissie verblijden met het sluiten van de discussie en zult u een wetsontwerp inzake de nucleaire rente indienen? Ik veronderstel dat u zult zeggen dat dit pas kan wanneer de regering wordt gevormd. Wij kijken er in elk geval naar uit.
Een belangrijke politieke vraag: wordt er een berekeningstraject vastgelegd voor de nucleaire rente de volgende jaren? Hoe moet het verder met de nucleaire energie de komende jaren?
Ik wil wijzen op de woorden van de voorzitter van de CREG. Hij zegt dat wij naar een opsplitsing van de energieproductie en de levering van energie moeten gaan. De heer Possemiers was duidelijk in zijn stellingname. Ik vraag mij dus af hoe het verder moet. U zult ons in elk geval verblijden met uw antwoord.
01.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, ik heb reeds de gelegenheid gehad een antwoord te geven op deze vragen in de plenaire vergadering van 13 juni jongstleden. Ik zal de belangrijkste elementen nog eens herhalen voor u, mijnheer Logghe.
Met betrekking tot de rente heb ik naar aanleiding van deze studie drie vragen gesteld aan de CREG. Ten eerste, hoe kan worden gewaarborgd dat een belasting, wat ook het bedrag daarvan zou zijn, niet op de verbruikers zal worden afgewenteld? Het heeft niet veel zin hoge prijzen te handhaven en een hoge belasting te heffen als het uiteindelijk de verbruikers zijn die deze betalen.
Ten tweede, hoe kan er worden gewaarborgd dat deze benadering een aantrekkelijkheid zou handhaven voor investeringen in België? Als investeerders merken dat producenten in België heel hoge taksen betalen, komen zij niet naar België. Op dat moment krijgen wij een probleem van bevoorradingszekerheid.
Ten derde, hoe kan men waarborgen dat deze benadering de mededinging verzekert op de Belgische markt? E.ON enerzijds en SPE/EDF anderzijds bezitten de nucleaire productiecapaciteit. Indien men de piste van de CREG volgt, zou iedereen op dezelfde manier worden belast, terwijl de kosten voor de kernenergie voor E.ON en SPE/EDF veel hoger liggen dan voor Electrabel. De piste van de CREG zou in zekere zin dus eigenlijk Electrabel begunstigen. Het is dan ook van belang om ter zake een corrigerend ingrijpen te verrichten.
Ik wacht op een antwoord van de CREG op deze drie vragen, net zoals de Parlementsleden wachten op het advies over de voorstellen die zij zelf hebben geuit. Wij zouden al deze inlichtingen moeten hebben tegen het begin van de maand augustus. Wij zullen het dossier dan opnieuw kunnen onderzoeken in het licht van alle nuttige informatie.
01.03 Peter Logghe (VB): Ik heb de minister voor alle duidelijkheid ook beluisterd in de plenaire vergadering. Ik neem er nota van dat hij met de CREG overzomert.
01.04 Minister Paul Magnette: De zomer eindigt op 21 september. Wij zullen er voor het einde van de zomer nog eens over praten.
01.05 Peter Logghe (VB): Hou u vooral niet in om de commissie bijeen te roepen.
Ik heb u alleen niet horen verklaren of u de CREG heeft kunnen betrappen op berekeningsfouten, inschattingsfouten of beoordelingsfouten in het vastleggen van die nucleaire winst. Ik ga er bij gebrek aan een negatief antwoord dus van uit dat het positief moet zijn. U hebt daar geen fouten vastgesteld.
Ik volg deze materie zeker verder op.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Bert Wollants aan de minister van Klimaat en Energie over "de omzetting van het derde energiepakket van de Europese Commissie" (nr. 5507)
02 Question de M. Bert Wollants au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la transposition du troisième paquet énergie de la Commission européenne" (n° 5507)
02.01 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de minister, we kennen allemaal het derde energiepakket. We weten dat het sinds midden 2009 op tafel ligt en dat het moet worden omgezet, zowel door de gewesten als door de federale overheid. Via die omzetting moeten we komen tot een grotere scheiding van de activiteiten met betrekking tot de levering en de productie, enerzijds, en het netbeheer, anderzijds, en tot een grotere onafhankelijkheid van de regulatoren en de bevordering van hernieuwbare energie.
We weten ondertussen ook dat de Raad van State een kritisch advies over de omzetting heeft gegeven. Verschillende mensen hebben daarbij al toelichting gegeven. De bezorgdheden zijn dezelfde als de bezorgdheden die wij hier in de commissie al heel vaak hebben gehoord. Ze komen telkens opnieuw aan bod en zijn volgens mij ook vrij belangrijk. Om die redenen heb ik een aantal vragen voor u.
Ten eerste, u hebt ons al enkele malen beloofd om ons het ontwerp te bezorgen. Die planning is tot nu toe telkens opgeschoven. Kunt u een actualisering geven? Wanneer komt het ontwerp effectief? Overzomeren is hier misschien ook het juiste woord.
Ten tweede, welke wijzigingen zal u aan het ontwerp aanbrengen om een grotere onafhankelijkheid te garanderen, gelet op de specifieke kritiek van de Raad van State op dit punt?
Ten derde, welke wijzigingen zullen een striktere scheiding tussen de beheersactiviteiten en de productie- en leveringsactiviteiten garanderen?
Ten slotte, ik moet deze vraag telkens opnieuw stellen. Welke maatregelen zal het ontwerp bevatten ter bevordering van de concurrentie op de gas- en elektriciteitsmarkt?
02.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Wollants, de omzetting van het derde energiepakket wordt deze week nog opnieuw en op basis van het advies van de Raad van State in werkgroepen besproken.
Het aangepaste voorontwerp van wet zou op de laatste Ministerraad vóór de zomervakantie kunnen worden voorgesteld. Er zal op dat vlak dus niet worden overzomerd. Vervolgens kunnen de teksten bij de Kamer worden ingediend. Het is dus te vroeg om nu al uitleg over de inhoud van de teksten te geven.
U hebt echter gelijk. De doelstelling van het derde energiepakket is inderdaad voornamelijk de ontkoppeling van de vervoernetbeheerders voor elektriciteit en de transmissienetbeheerders van aardgas, evenals van de beheerders van opslaginstallaties voor aardgas en van installaties van LNG. Zulks is in België al het geval, maar een en ander zal nu wettelijk worden gegarandeerd. Het pakket heeft, ten tweede, als doelstelling de toename van de onafhankelijkheid en van de bevoegdheden van de regulerende overheden. Andere maatregelen mikken, ten derde, op de versterking van de bescherming van de verbruikers.
02.03 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de teksten moeten natuurlijk worden gefinaliseerd. Wij moeten er ook voor zorgen dat wij effectief over de teksten in kwestie kunnen discussiëren.
U herinnert zich ongetwijfeld dat wij indertijd hebben gevraagd om met de voorbereiding al te starten. Wij hebben dat zelfs al in januari 2011 gevraagd omdat de teksten er ook eind januari 2011 zouden zijn. U had toen in ieder geval gelijk, wanneer u hebt gemeld dat een voorbereiding nog voorbarig was.
Niettemin moet het Parlement, hoewel wij achterstand op het schema hebben, voldoende tijd aan het dossier geven om het op een grondige manier te bestuderen en het terdege te kunnen bediscussiëren. Aldus kunnen wij garanderen dat wij met ons energiebeleid de juiste richting uitgaan.
Ik hoop dat u ons steunt in onze bezorgdheid ter zake.
02.04 Minister Paul Magnette: Zeker.
Het incident is gesloten.
03 Question de Mme Karine Lalieux au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la nouvelle loi sur le crédit à la consommation" (n° 5530)
03 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Klimaat en Energie over "de nieuwe wet op het consumentenkrediet" (nr. 5530)
03.01 Karine Lalieux (PS): Monsieur le ministre, le nouvel article 60ter de la loi sur le crédit à la consommation impose au prêteur d'informer l'emprunteur dès qu'un dépassement de crédit persiste au-delà d'un mois sur le compte courant.
S'il n'y a pas d'apurement dans les trois mois, une ouverture de crédit est imposée – ce sont les termes de la loi. Cette règle était soutenue par le monde associatif qui lutte contre le surendettement. En effet, on se rendait compte que des familles se retrouvaient en situation de surendettement sans avoir de crédit: juste parce que leur compte courant était en découvert. Dès lors, une obligation de zérotage semblait la solution pour conscientiser les détenteurs de compte courant au risque d'un surendettement.
Cependant, il semble que les banques appliquent un peu trop à la lettre la loi et finissent par en détourner le sens, par contredire la volonté du législateur. Ces banques proposent et souvent imposent des ouvertures de crédit dès qu'il y a dépassement de plus d'un mois. Un grand nombre de courriers adressés par des banques le démontre. Seulement, le crédit va beaucoup plus loin que le découvert qu'on peut avoir sur son compte courant. Par exemple, le crédit est de 2 500 euros quand la possibilité de découvert était de maximum 1 250 euros. Cela signifie que les gens contractent un crédit bien supérieur au découvert dont ils avaient besoin.
Je n'ai personnellement jamais été très positive envers le zérotage.
Vous savez, comme moi, que tous les ménages sont confrontés un jour ou l'autre à un dépassement de crédit: en septembre, c'est la rentrée scolaire, achat en urgence d'un appareil ménager, etc. À ce moment, on n'a pas nécessairement envie de crédit mais un découvert peut durer un peu plus longtemps. Les banques finissent par imposer à leurs clients une ouverture de crédit permanente alors que cela devait rester une mesure extraordinaire. Le crédit est alors beaucoup plus élevé que la possibilité d'aller en négatif sur leur compte courant.
Monsieur le ministre, est-ce normal? Est-ce vraiment cela que nous voulions en votant la loi sur le crédit à la consommation? Ne faudrait-il pas limiter l'action des banques en la matière? Le SPF Économie ne devrait-il pas mener une enquête à ce sujet pour obtenir une évaluation de cet article 60ter?
03.02 Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, chère collègue, l'article 60ter de la loi relative au crédit à la consommation transpose, comme vous le savez, à la fois l'article 18 de la directive 2008 du 23 avril 2008 concernant les contrats de crédit aux consommateurs et abrogeant la directive 87/102, et maintient, en son troisième alinéa, une disposition d'existence de l'article 60ter de la loi sur les pratiques du crédit à la consommation.
L'article en question ne s'applique que pour autant qu'il existe un dépassement de 1 250 euros, ce qui constitue en soi déjà une somme conséquente pour certains consommateurs et n'empêche en aucune façon le consommateur de renflouer son compte en banque, de sorte que l'article n'aura pas à être appliqué. Aussi, maintenir une telle situation, que ce soit pour un montant plus élevé ou un délai supérieur entraînerait un risque non négligeable d'endettement.
Un avertissement après un mois constitue une meilleure information pour le consommateur qui voit son attention attirée sur cet état de fait.
Le consommateur dispose encore d'un délai de deux mois pour régulariser sa situation débitrice accidentelle et tacite.
L'article 60ter de la loi relative à la consommation ne permet pas au prêteur d'imposer un contrat de crédit. Il peut soit le proposer, soit considérer que la situation débitrice est intenable et mettre fin au contrat. En outre, il ne doit pas nécessairement proposer une ouverture de crédit. En effet, il est souvent souhaitable, en vertu de l'article 15 de la loi sur le crédit à la consommation, de proposer un prêt à tempérament en vue de garantir plus de régularité dans les remboursements du consommateur.
S'il venait à être constaté que le consommateur n'avait pas les capacités financières ou n'avait pas le besoin d'une ouverture de crédit, il serait de l'obligation de la banque de ne pas conclure le contrat.
Il faut noter également qu'un contrat d'ouverture de crédit à durée indéterminée n'est jamais permanent puisqu'il peut y être mis fin à tout moment.
Par ailleurs, de nombreuses garanties encadrent ce contrat, ce qui constitue une meilleure protection du consommateur, notamment au travers de l'article 14 de la loi consacrée à l'information contractuelle détaillée avec tableau d'amortissement, etc.
Il faut également rappeler que l'article 60ter ne vise que la notion de dépassement et non celle de découvert non autorisé qui est visé à l'article 60bis, que bon nombre de prêteurs appliquent en refusant explicitement celui-ci au sein de leur contrat.
Toutefois, si des abus venaient à être constatés, l'Inspection économique, dès qu'elle en aura été informée et que d'éventuelles infractions auront été constatées, sera en mesure de prendre les sanctions qui s'imposent.
Pour conclure, il est toujours permis au consommateur de remettre son compte à flot dans un délai de trois mois. Rien n'a changé à cet égard par rapport à l'ancien article 60ter. La seule différence réside dans le fait qu'aujourd'hui, le consommateur est informé dès qu'un dépassement supérieur à 1 250 euros est constaté pendant plus d'un mois, ce qui est conforme au ratio legis de la loi qui vise une meilleure information et protection du consommateur.
L'action de la banque concernant l'octroi ou non du crédit est déjà encadrée. En cas de conflit, il appartiendra au juge de décider souverainement si le choix opéré par le prêteur était adéquat.
03.03 Karine Lalieux (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Cependant, les pratiques des banques ne correspondent pas toujours à l'esprit de la loi. Ce qu'a constaté la Banque nationale, et pour avoir rencontré plusieurs médiateurs de dettes, c'est une explosion des crédits. Ils rencontrent les personnes en raison de la problématique des comptes courants. Un réel problème se pose aujourd'hui au niveau de l'explication à donner concernant la loi; je ne pense pas que la procédure conduira les citoyens jusque devant les juges ou ce sera après bien des années qu'ils auront un écho par rapport à cette ouverture de crédit. De plus, on sait quel type de famille a recours à ce genre de crédit.
Monsieur le ministre, ne pourriez-vous demander au SPF Économie de mener une enquête proactive à propos de cette problématique avant de voir les crédits à la consommation exploser davantage sur la base de l'article 60ter? Et puis, il n'y a rien à faire: si on offre 2 500 euros aux gens en leur disant qu'ils ne seront plus à découvert sur leur compte courant, ils auront tendance à accepter. Certaines pratiques poussent les gens à s'endetter et je me demande si les taux appliqués dans les cas précités ne sont pas plus élevés que ceux appliqués aux comptes courants. Une enquête proactive du SPF Économie me paraît intéressante dans ce cadre-là!
03.04 Paul Magnette, ministre: Je peux la demander et je l'obtiendrai! Et je vous autorise à faire savoir que je l'ai demandée à votre initiative!
03.05 Karine Lalieux (PS): Je vous remercie, monsieur le ministre!
L'incident est clos.
- de heer Peter Logghe aan de minister van Klimaat en Energie over "het stroomtekort tussen 2012 en 2015" (nr. 5590)
- de heer Bert Wollants aan de minister van Klimaat en Energie over "het dreigende stroomtekort" (nr. 5603)
- M. Peter Logghe au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la pénurie d'électricité prévue entre 2012 et 2015" (n° 5590)
- M. Bert Wollants au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la menace de pénurie d'électricité" (n° 5603)
De voorzitter: Ik stel voor dat de minister antwoordt op de elementen waarop hij niet heeft geantwoord in de plenaire vergadering.
04.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, met uw goedkeuring wil ik mijn vraag uitbreiden in de volgende zin.
De uitstap van Duitsland uit de kernenergie zorgt voor nervositeit op de Europese markten. Duitsland was vroeger een exporteur van energie, maar zal dat misschien niet meer zijn en moeten invoeren. Frankrijk heeft ook al aangekondigd waarschijnlijk energie te zullen moeten invoeren vanuit Duitsland. Heeft dat volgens u een invloed op de aankoop van Belgische elektriciteit in Frankrijk?
04.02 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de minister, mijn vragen die hier specifiek aan bod moeten komen, betreffen de maatregelen die u zult nemen om ervoor te zorgen dat het stroomtekort wordt verhinderd.
Zal daarvoor eventueel artikel 5 worden toegepast?
Komt er overleg met de gewestelijke ministers bevoegd inzake energie? Bij hen berust immers ook een zekere verantwoordelijkheid, zeker op het vlak van hernieuwbare energie.
Komt er een actief investeringsplan? Hoe ziet u dat dan concreet?
Kunt u ons meer informatie geven over de economische opportuniteiten van de kernuitstap? Werd daarvan een kosten-batenanalyse gemaakt? Zo ja, kunt u die aan de commissie bezorgen?
04.03 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, het is moeilijk specifieke elementen te vinden waarop ik nog niet heb geantwoord in plenaire vergadering.
Er staat niets nieuws in de studie van de CREG. Dat heb ik ook in de plenaire vergadering al gezegd. Wij weten dat er in België een tekort is en dat elk jaar een deel van onze productie geïmporteerd moet worden. Voor de bevoorradingszekerheid is dat zeker geen ideale situatie.
Al in 2008 heb ik de vraag gesteld aan de expertgroep. Ik heb het verslag in 2009 ontvangen. De drie grote aanbevelingen van de expertgroep waren de volgende. Ten eerste, dat wij de geplande 13 % hernieuwbare energie in België zouden produceren. Ten tweede, dat wij onze energieconsumptie met minstens 15 % zouden verminderen. Ten derde, dat de eerste drie kerncentrales langer zouden openblijven. Met die drie aanbevelingen hadden wij de garantie dat er geen tekort zou zijn voor de komende tien jaar.
Intussen is de regering gevallen en heeft de ramp in Fukushima plaatsgevonden. De situatie is dus enigszins gewijzigd.
Ik vind het voorstel van de CREG vrij verrassend, en een beetje zinloos. Volgens de CREG moeten wij opnieuw op steenkoolcentrales kunnen rekenen. U weet dat de Vlaamse regering daarover debatteert. Het zal echter niet gemakkelijk zijn in Vlaanderen nieuwe steenkoolcentrales op te starten. Elders ook niet trouwens, maar in Wallonië bestaan zulke projecten vandaag niet. Mochten er in Wallonië zulke projecten worden ontwikkeld, dan zouden de regeringspartners daar ook niet erg enthousiast op reageren. Dat is een eerste probleem.
Ten tweede, volgens de CREG kan de levensduur van bepaalde klassieke warmtecentrales worden verlengd, maar dan zou er wel meer SOx en NOx worden geproduceerd. Na een aanvraag tot afwijkingen bij de Europese Commissie, zou dat echter wel kunnen. Ik vind dat een merkwaardig voorstel.
Ten derde, de verlenging van de productie van de kerncentrales met een of twee jaar is volgens mij de slechtste oplossing. Ofwel zijn wij van mening dat wij de kerncentrales nodig hebben, maar dan moet het resultaat van de stresstests positief zijn en moeten zij daarna grondig worden verbouwd. Ofwel zijn wij van mening dat de kerncentrales moeten worden gesloten, maar dan moeten wij hun werking niet met een of twee jaar verlengen, want na die termijn zullen wij opnieuw tot de conclusie komen dat het nog niet genoeg is, waarna opnieuw zal worden beslist om de werking te verlengen met een of twee jaar enzovoort. Dat is typisch Belgisch. Op die manier zullen wij na zes, acht of tien jaar nog altijd geen definitieve beslissing hebben genomen.
Wij hebben een duidelijke kalender nodig om duidelijke signalen naar de potentiële investeerders te sturen. Ik kan de voorstellen van de CREG op die drie aspecten dan ook zeker niet volgen.
Ik kom nu tot artikel 5. Ik had in mijn eigen wetsontwerp voorgesteld om artikel 5 aan te wenden om een oproep te lanceren. Om dat te doen, moeten wij de kalender van de kernuitstap echter eerst definitief bepalen. Ik kan geen oproep doen zonder te weten wat het huidig park is en welke types nieuwe investeringen er nodig zijn. Wij weten dat wij meer gas zullen moeten hebben om het intermitterend karakter van de windmolens bijvoorbeeld te compenseren. Dat is één element. Maar welke andere types van centrales moeten wij in België bouwen? Volgens mij is het logisch om eerst de definitieve kalender voor de kernuitstap te bepalen.
Op basis daarvan en van het nationaal plan voor hernieuwbare energie, dat nu klaar is, kunnen wij weten welke type centrales in de komende twintig tot veertig jaar in België nodig zullen zijn. Het gaat om een lijst van bijvoorbeeld tien gascentrales.
In overleg met de gewesten zouden wij de sites kunnen bepalen. Als er geen beslissing over de sites is genomen, zal het voor de investeerders heel moeilijk blijven.
Dat is mijn voorstel.
04.04 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister in elk geval voor zijn bijkomende antwoorden.
Ten gronde heeft u gelijk, mijnheer de minister. Het zal u ongetwijfeld verbazen dat een Vlaams Belanger zegt dat u gelijk heeft. Er moet een politieke beslissing komen over die kernuitstap. U heeft ook gelijk als u zegt dat de oplossing van de CREG om die centrales nog een à twee jaar langer open te houden, de slechtst mogelijke oplossing is. Ik stel samen met u vast dat dit de slechtst mogelijke oplossing is. Ik vraag mij alleen af wat er moet gebeuren als de kerncentrales positief uit die stresstests komen en enkel inzake een vliegtuigcrash negatief zouden scoren. Moeten die kerncentrales dan worden afgeschreven als onveilig?
U hebt gelijk, want als men een stap zet, kan men niet anders dan ook de volgende stappen te zetten. Men moet inderdaad een politieke beslissing nemen over die eerste stappen die moeten worden gezet. Stappen we al dan niet uit de kernenergie? Investeren we al dan niet in een volgende generatie van kerncentrales? Als men daarop positief antwoordt, dan zal ervoor moeten worden gezorgd dat de overgangsperiode met andere centrales wordt dichtgereden.
04.05 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. Het heeft een aantal extra elementen in het debat gebracht, vergeleken met wat er in de plenaire vergadering is gebeurd. Vandaar dat ik hier ook die specifieke vragen heb behouden. Als u zegt dat er een politieke beslissing moet komen over de kernuitstap, dan hebt u overschot van gelijk. Dat is inderdaad zo. We mogen echter niet enkel het uitblijven van die definitieve beslissing de schuld geven voor het feit dat er op dit moment geen investeringen zijn. We komen uit een situatie waarin we 10 % tot 13 % van onze elektriciteit moesten invoeren. Er was dus ruimte op de markt om te investeren. Ook op dat moment zijn die investeringen er echter niet gekomen.
04.06 Minister Paul Magnette: Er is ruimte voor minstens vier of vijf gascentrales.
04.07 Bert Wollants (N-VA): Als er een nieuwe politieke beslissing komt waarbij we de kernuitstap gewoon bevestigen en de kalender wordt behouden, dan zullen we terugkeren naar 10 tot 15 procent, afhankelijk van de groei van het elektriciteitsverbruik. Natuurlijk is de vraag dan om welke reden die investeringen er nu plots wel zouden komen, als ze er in 2007 en 2008 niet zijn gekomen. Die discussie is belangrijk. Net daarom moeten we bekijken op welke manier wij maatregelen kunnen nemen om ervoor te zorgen dat de grote investeerders, die bij wijze van spreken een aantal centrales in hun binnenzak hebben en op dit moment bekijken of ze die in Nederland, Duitsland, België of Frankrijk gaan zetten – Frankrijk waarschijnlijk in mindere mate, aangezien de situatie daar anders is –, hun centrales bij ons gaan bouwen. Dat is de discussie die we zullen moeten voeren, met of zonder de kernuitstap. We weten allemaal dat we voorlopig nog altijd kijken naar een groei van het elektriciteitsverbruik, mogelijk ook ten gevolge van verschuivingen binnen het energieverbruik, met energiebesparingen maar ook meer elektrisch verbruik. We moeten die uitdaging aangaan en bekijken op welke manier dat kan. Enkel de kernuitstap als maatregel zal naar mijn mening onvoldoende zijn om die investeringen naar hier te krijgen. Vandaar mijn oproep om daaraan toch aandacht te besteden.
L'incident est clos.
Voorzitter: Karine Lalieux.
Présidente: Karine Lalieux.
05 Vraag van de heer Bert Wollants aan de minister van Klimaat en Energie over "de resultaten van de Staten-Generaal van de Energie" (nr. 5534)
05 Question de M. Bert Wollants au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les résultats des États généraux de l'Énergie" (n° 5534)
05.01 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, wij hebben hier al vaak allerlei zaken gehoord over de wereldberoemde Staten-Generaal van de energie, die eind maart werd aangekondigd.
De bedoeling was om samen met uw gewestelijke collega’s en alle belanghebbenden, wie dat ook mogen wezen, alle elementen van ons energiebeleid tegen het licht te houden. Daarbij werd onder andere genoemd de invloed van het beleid op onze energieprijzen, het doorrekenen van verschillende kostprijselementen, de belemmering van investeringen – waarover wij het daarnet al hebben gehad – en een stand van zaken van de productiecapaciteit.
Heel wat collega’s, ook van de meerderheid, hebben u gevraagd om het Parlement te betrekken bij die werkzaamheden, zodat wij samen, gelet op de lopende zaken waarin de regering zich momenteel bevindt, een energiebeleid zouden kunnen uittekenen en daarvoor een draagvlak zouden kunnen hebben binnen het Parlement.
De Staten-Generaal heeft al een hele tijd geleden plaatsgevonden. Op 24 juni hebt u gecommuniceerd over wat daar aan de gang was, maar ook toen werden de geïnteresseerde Parlementsleden daarbij niet betrokken.
Mijnheer de minister, ik heb dan ook de volgende vragen. Welke actoren hebt u wel uitgenodigd om deel te nemen aan de Staten-Generaal? Hoe werd de selectie daarvoor gemaakt? Welke standpunten hebt u als minister ingenomen op deze Staten-Generaal? Kunt u deze toelichten?
Was uw mandaat een mandaat dat u vanuit de regering hebt gekregen om die standpunten in te nemen, aangezien dit toch een belangrijke keuze is voor de toekomst? Wat zijn de conclusies voor het beleid die inzake de federale bevoegdheden uit deze Staten-Generaal kunnen worden getrokken?
Kunt u de documenten die werden opgemaakt naar aanleiding van die Staten-Generaal, als conclusie of als voorbereiding, aan de commissie bezorgen, zodat wij onze visie op het energiebeleid verder kunnen uitwerken en naar de toekomst kunnen kijken op vlak van het energiebeleid?
05.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Wollants, zoals u correct aanhaalt, hebben mijn regionale collega’s en ik op 8 en 24 juni 2011 zittingen van de Staten-Generaal van de energie georganiseerd. Wij hebben er de verschillende actoren uit de energiesector ontmoet. Het publiek was evenwichtig samengesteld uit energieadministraties, regulatoren, transmissieoperatoren, distributienetbeheerders, producenten van thermische en hernieuwbare energiebronnen, consumentenorganisaties en maatschappelijke actoren uit de verschillende gewesten. De samenstelling van de deelnemerslijst is in samenspraak met mijn collega’s-ministers gebeurd.
De Staten-Generaal van de energie had tot doel de elementen die de investeringen in de energie-infrastructuur belemmeren, te identificeren. De discussies tijdens de eerste sessie mondden dan ook uit in een aantal voorstellen in de slotzitting. Het gaat hier voornamelijk over het analyseren van enkele voorstellen, zoals de haalbaarheid van een scenario van 100 % hernieuwbare energie in 2050 of het gebruik van progressieve tarificatie of capacity pricing. Verder werd ook aangekondigd om de bestaande wetgeving inzake vergunningen binnen een speciale ENOVER-werkgroep uit te pluizen en duplicaties en overbodige zaken te identificeren. Al die zaken vallen perfect binnen mijn mandaat als minister in een regering van lopende zaken. Als er in de toekomst beslissingen nodig zijn op basis van wetsvoorstellen, dan zal ik niet nalaten om binnen de mogelijkheid van een regering in lopende zaken de nodige acties te ondernemen.
In mijn interventie heb ik erop gewezen dat er meer duidelijkheid moet komen over het tijdskader voor de kernuitstap met het oog op de uitwerking van een sluitend meerjarenplan voor de Belgische elektriciteitsproductie. Verder benadrukte ik de noodzaak van een administratieve vereenvoudiging binnen de vergunningsprocedure en de creatie van een grotere samenhang tussen de investeringsplannen voor productiecapaciteit, de distributienetwerken en het transmissienetwerk. Ik heb tot slot mijn intentie benadrukt om het gebruik van een progressieve tarificatie te laten onderzoeken.
In de marge van deze Staten-Generaal werden inderdaad verschillende documenten opgesteld. Zo werd onder andere een vragenlijst aan alle deelnemers gestuurd, waarop meerdere deelnemers schriftelijk hebben geantwoord. Binnen enkele weken zal u deze documenten op de website van de FOD Economie terugvinden.
05.03 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de minister, het is aangenaam om weten dat de documenten daarover binnenkort zullen worden verspreid. Wij zullen die uiteraard aandachtig lezen. Op dat moment moet de commissie zich erover uitspreken of de zaken in de juiste richting gaan. Ik hoop dat voor u, want als dat niet het geval is, heeft u werk verricht dat nergens heen zal leiden.
05.04 Minister Paul Magnette: Vooral administratieve vereenvoudiging, enerzijds, en studies, anderzijds.
05.05 Bert Wollants (N-VA): Als u specifiek studies laat uitvoeren naar, bijvoorbeeld, die progressieve tarificatie, is mij niet helemaal duidelijk waar dat op neerkomt. Wil dat bijvoorbeeld zeggen dat u dit gaat toepassen op bepaalde bedrijven die nu elektriciteit gebruiken als grondstof, bijvoorbeeld bij de productie van zink?
05.06 Minister Paul Magnette: Het is voor particulieren. (…)
05.07 Bert Wollants (N-VA): Goed, maar dat haal ik allemaal niet uit uw antwoord. Ik ben benieuwd naar de documenten, die wij op hun merites zullen beoordelen. Op basis daarvan moet het Parlement een signaal geven welke richting het uit moet en of het zinvol is om de specifieke studies die u op dit moment wil laten uitvoeren, verder te zetten in die richting. Wij houden dat in het oog.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 10.57 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 10.57 uur.