Commission de la Santé publique, de l'Environnement
et du Renouveau de la Société |
Commissie
voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu en de Maatschappelijke Hernieuwing |
du Mardi 5 juillet 2011 Matin ______ |
van Dinsdag 5 juli 2011 Voormiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 10.17 uur en voorgezeten door de heer Hans Bonte.
La séance est ouverte à 10.17 heures et présidée par M. Hans Bonte.
01 Vraag van mevrouw Rita De Bont aan de minister van Klimaat en Energie over "de extra CO2-emissierechten die de Vlaamse regering de komende twee jaar moet aankopen" (nr. 5443)
01 Question de Mme Rita De Bont au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'achat dans les deux prochaines années par le gouvernement flamand de droits d'émission de CO2 supplémentaires" (n° 5443)
01.01 Rita De Bont (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in plaats van de voorziene 6 miljoen ton CO2-emissierechten moet de Vlaamse regering de komende twee jaar 18 miljoen ton aankopen. Dat is een verdrievoudiging die enkele tientallen miljoenen euro's zal kosten.
Begin dit jaar had u nog veel sympathie voor het voorstel van resolutie waarin men u vroeg om er in Europa op aan te dringen om de emissiereductie tot 30 % op te voeren. Ik meen uit uw antwoorden in de plenaire vergadering te mogen afleiden dat dit nog zo is.
Het zijn echter vooral de deelstaten die deze CO2-emissiereductie in grote mate moeten realiseren en ook de rekening moeten betalen.
Mijnheer de minister, staat u hier vandaag nog achter, wetende dat onze oudere kerncentrales de stresstests misschien niet zullen doorstaan en door andere elektriciteitscentrales moeten worden vervangen die ook CO2 zullen uitstoten? Zullen wij dat halen? België zal immers ook een bijdrage aan die verhoogde reductie moeten leveren.
Hoe zult u uw verantwoordelijkheid opnemen en voorkomen dat de Vlaamse overheid, in een periode dat de middelen schaars zijn en de overheden besparingen moeten doorvoeren, haar geld moet besteden aan de aankoop van schone lucht op een imaginaire markt in het buitenland?
01.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, ik blijf uiteraard voorstander van de opvoering van de Europese reductiedoelstelling tot 30 %. Deze vermindering is mogelijk, zelfs indien het resultaat van de stresstests aantoont dat sommige kerncentrales niet meer aan de huidige eisen inzake veiligheid zijn aangepast.
Een van de doelstellingen van de Staten-Generaal van de energie is het stimuleren van investeringen in hernieuwbare energie en het opheffen van de wettelijke hinderpalen die nog bestaan om de productie-eenheden te ontwikkelen. Wij kunnen daaruit immers zoveel economische en andere voordelen halen, in de allereerste plaats door onder andere de verhoging van de energie-efficiëntie, de daling van de energiefactuur, de verhoging van de energiezekerheid, de ontwikkeling van nieuwe technologieën, nieuwe banen, groene groei en een betere gezondheid door minder luchtverontreiniging.
Voldoende studies hebben bewezen dat de kernuitstap perfect mogelijk is en energiebezuiniging, ontwikkeling van duurzame energiebronnen en daarmee een echt duurzame, economische ontwikkeling zelfs stimuleert.
Op het vlak van het Vlaams deficit stel ik vast dat het Vlaams gewest bij de voorbereiding van de verplichte rapportering van emissieprojecties door België aan de Europese Commissie, op de valreep grote aanpassingen heeft doorgevoerd, zonder de andere Belgische partners tijdig op de aanpassingen te wijzen. Hieruit blijkt trouwens dat het tekort niet zozeer enkel het resultaat van een koude winter is, zoals ik in de pers heb kunnen lezen, maar ook van zware methodologische correcties ten opzichte van vroegere rapporteringen.
Ik wil benadrukken dat de federale regering de gewesten in hun klimaatbeleid ondersteunt met eigen beleidsmaatregelen en in haar hoedanigheid van coördinerende instantie, maar ook door de aankoop van emissierechten voor het hele land. De gewesten kunnen in de huidige regeling echter ook zelf nog bijkomende emissierechten aankopen.
Ik neem mijn verantwoordelijkheid, wanneer ik samen met mijn ambtenaren bij elke gelegenheid de coördinatie en de integratie van het klimaatbeleid in ons land aanmoedig. Het succes van ons Europees voorzitterschap bewijst dat zulks kan.
Ik heb ook getracht zo snel mogelijk het overleg te starten tussen de gewestelijke en de federale overheden over de verdeling van de doelstellingen en de opportuniteit van het energie- en klimaatpakket voor de periode 2013-2020.
Ik hoop dat de situatie een stimulans zal zijn om een solide, Belgische regeling uit te werken, teneinde op een coherente en efficiënte manier aan onze verbintenissen voor 2020 te voldoen en aldus een begin te maken met de nodige overschakeling naar een koolstofvrije maatschappij op de langere termijn.
01.03 Rita De Bont (VB): Mijnheer de minister, als dat het gevolg is van een verkeerde rapportering, zal ik dat door mijn collega’s in het Vlaams Parlement eens laten nazien. Ik hoop dat u gelijk hebt en dat de reductie mogelijk is, maar daarvoor zal nog heel wat moeten worden geïnvesteerd in nieuwe technologieën. Wij zien liever dat de schaarse middelen daarin geïnvesteerd worden dan in de aankoop van emissierechten, waarvan wij niet zeker zijn of dat geld dan wel goed wordt besteed.
Het incident is gesloten.
02 Question de M. Georges Gilkinet au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'application de la directive RoHS aux orgues" (n° 5453)
02 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Klimaat en Energie over "de toepassing van de RoHS-richtlijn op orgels" (nr. 5453)
02.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, il s'agit d'une question un peu technique mais importante pour les facteurs d'orgues qui sont des artisans qui réalisent un travail admirable.
La directive européenne RoHS vise à limiter la pollution par le plomb en provenance des circuits électroniques et interdit ainsi la fabrication de tout matériel alimenté par courant électrique contenant ce métal. Cette disposition est plutôt positive en matière de santé publique mais s'avère problématique pour les orgues mécaniques, dont la soufflerie est alimentée par une pompe à air électrique et dont les tuyaux sont en plomb, ce qui est nécessaire pour l'acoustique. Ces orgues, qui ne sont pas destinés à devenir des déchets, ne présentent aucun risque sanitaire ou à tout le moins un risque limité. Il en va de même pour les orgues modernes dont le clavier et la commande comprennent des organes électriques.
Cette directive européenne a été transposée en droit belge dans l'arrêté royal du 12 octobre 2004 relatif à la prévention des substances dangereuses dans les équipements électriques et électroniques. Cet arrêté a été actualisé en date du 15 mars 2010. L'annexe 2 précise que celui-ci vise les "instruments de musique et autres produits ou équipements destinés à enregistrer ou reproduire des sons ou des images, y compris des signaux, ou d'autres technologies permettant de distribuer le son et l'image autrement que par télécommunication".
Si une série d'exceptions est prévue, elle ne mentionne pas textuellement les orgues mais évoque l'autorisation d'alliages comportant une certaine quantité de plomb. Or, en 2004, le commissaire européen Dimas avait indiqué, en réponse à une question parlementaire du collègue Onesta, qu' "après avoir sondé un grand nombre d'États membres, l'avis non contraignant de la Commission est que les orgues à tuyaux installés dans les églises, les salles de concert, etc., ne constituent généralement pas un matériel grand public au sens de la catégorie 4 de la directive DEEE. Ils n'entrent donc pas non plus dans le champ d'application de la directive relative à la limitation de certaines substances dangereuses".
Monsieur le ministre, les alliages de plomb et d'étain utilisés pour la confection et la réfection d'orgues sont-ils inclus dans les exceptions autorisées par l'arrêté royal du 12 octobre 2004, actualisé en mars 2010? Si tel n'est pas le cas, envisagez-vous d'introduire une disposition dans l'arrêté royal afin de protéger l'activité de facture d'orgues et ainsi perpétuer une part importante de notre patrimoine culturel et aussi parfois cultuel!
02.02 Paul Magnette, ministre: Merci pour votre question, monsieur Gilkinet. Il est vrai qu'à l'entrée en vigueur de la directive en 2004, on ne savait pas précisément si les orgues entraient dans son champ d'application. La Commission a précisé les choses en 2004 et il est généralement admis que tel n'est pas le cas. La directive se fondant sur l'article 95 du Traité, il n'est pas permis aux États membres d'exclure des produits du champ d'application. Donner au texte de l'arrêté royal de 2004 une interprétation différant des précisions apportées entre-temps par la Commission européenne pourrait dès lors semer la confusion quant aux obligations RoHS en ce qui concerne les orgues. En tout état de cause, il n'entre pas dans les intentions de la Belgique de s'écarter de l'interprétation de la Commission même si notre pays eût préféré qu'on éclaircisse la situation en ajoutant une exception au texte.
À l'occasion des contrôles qu'ils effectuent, nos services d'inspection se sont toujours inspirés de la philosophie du RoHS qui vise à éviter les substances dangereuses dans les déchets électroniques. Nous n'avons donc jamais eu l'intention d'inspecter la teneur en plomb des orgues qui ne sont pas des installations produisant des déchets électroniques. À titre d'information, la révision de la directive s'est achevée sous la présidence belge de l'Union européenne en 2010 et les orgues ont bien été évoqués à différentes reprises lors des négociations y afférentes. Nous avons été sensibilisés nous aussi à cette question par les facteurs d'orgues.
En fin de compte, une dérogation a été prévue pour les installations fixes à grande échelle dont les orgues font manifestement partie. Ces instruments devraient donc être l'objet d'une plus grande clarté et d'une sécurité juridique accrue, ce qui rassurera les facteurs d'orgues.
02.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je retiens que la situation de fait est qu'on n'embête pas les facteurs d'orgues et qu'une plus grande sécurité juridique est nécessaire; on y travaille et cela me réjouit. Je vous remercie.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Le président: La question n° 5562 de M. Willem-Frederik Schiltz est reportée.
Le développement des questions et interpellations est suspendu de 10.28 heures à 11.20 heures.
De behandeling van de vragen en interpellaties wordt geschorst van 10.28 uur tot 11.20 uur.
De voorzitter: Collega’s, ik wil u erop wijzen dat, theoretisch natuurlijk, de mogelijkheid bestaat om mondelinge vragen om te zetten in schriftelijke vragen. Ik ga ervan uit dat we toch een reeks vragen kunnen behandelen.
Mijnheer Beuselinck, mevrouw De Block is verwittigd voor uw samengevoegde vraag onder punt 7 van de agenda. Zij komt er onmiddellijk aan.
Mevrouw Jadin heeft gevraagd haar vraag nr. 5463 om te zetten in een schriftelijke vraag. Mevrouw De Bue wordt verwittigd.
Daarmee komen we bij de vraag van mevrouw Detiège.
03 Vraag van mevrouw Maya Detiège aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de dag van de ziekte van Crohn" (nr. 5512)
03 Question de Mme Maya Detiège à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "la journée de la maladie de Crohn" (n° 5512)
03.01 Maya Detiège (sp.a): Mevrouw de minister, deze vraag werd door een aantal van mijn collega’s ook al in de vorige legislatuur gesteld. Aangezien er altijd wissels zijn, vind ik het heel belangrijk om voor die groep mensen de vraag opnieuw te stellen, temeer omdat u toen heel positief was. Ik zou graag de stand van zaken horen.
Deze vraag heeft betrekking op meer dan 30 000 Belgen die worden getroffen door chronische inflammatoire darmziekten of, in het Engels, IBD, inflammatory bowel disease. Ongeveer de helft van hen lijdt aan de ziekte van Crohn. De andere helft heeft colitis ulcerosa. Jaarlijks worden ongeveer 500 nieuwe patiënten met de ziekte van Crohn en ongeveer 350 met colitis ulcerosa gediagnosticeerd. De ziekte komt vooral voor bij jonge mensen. Zij zijn meestal tussen 15 en 30 jaar, maar de ziekte kan zich natuurlijk op elke leeftijd manifesteren, zelfs bij zeer jonge kinderen of zeer oude mensen.
Op 22 oktober wordt de Nationale Crohn en Colitis Dag gehouden. Dit jaar wordt die dag voor de tweede keer georganiseerd. Een officiële erkenning van die dag heeft budgettair geen implicaties, maar betekent – vandaar mijn vraag – voor de patiënten en hun families, alsook voor de specialisten, dokters en patiëntenorganisaties wel een vorm van erkenning van darmziekten. Omdat de emotionele betekenis heel groot is, wil ik u vragen om die dag officieel te erkennen.
Vorig jaar werden reeds verschillende stappen tot erkenning ondernomen, maar door de val van de regering werd de nationale dag toen niet officieel erkend. Zo werd, bijvoorbeeld, in maart 2010 door mevrouw Lambert, van uw partij, reeds een resolutie over de aandoening ingediend. In deze commissie werden omtrent de ziekte van Crohn ook al vele vragen gesteld. Het houdt de leden van de commissie duidelijk bezig. Daarom wil ik u nogmaals vragen of u een mogelijkheid ziet om op korte termijn de nationale dag te erkennen. Zo kan de tweede editie op 22 oktober 2011 doorgaan met uw steun en goedkeuring. Ik zou dat enorm fijn vinden.
03.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, collega’s, u weet dat het verbeteren van de tenlasteneming en de levenskwaliteit van mensen die aan een chronische ziekte lijden, een van mijn prioriteiten is. Patiëntenverenigingen spelen een essentiële en onmisbare rol om het brede publiek en de professionals te informeren en bewust te maken. Ik sta erop om de verenigingen voor de ziekte van Crohn te feliciteren met hun vele initiatieven in dat verband en heel in het bijzonder voor het starten, op 22 oktober 2010, met de eerste nationale dag van de ziekte van Crohn. Dergelijke initiatieven dragen volledig mijn goedkeuring weg.
Ik wil eraan toevoegen dat ik mij bewust ben van de moeilijkheden die patiënten met de ziekte van Crohn ondervinden. In het Comité voor advies inzake chronische ziekten van het RIZIV werd een werkgroep Chronisch Inflammatoir Darmlijden opgericht. Hij heeft de problemen onderzocht waarmee patiënten met deze aandoening te kampen hebben, voornamelijk op basis van een vragenlijst die de verenigingen van patiënten met Crohn en rectocolitis, tijdens het voorafgaand onderzoek van het programma Voorrang aan de chronische zieken, hebben ingevuld. Hun verslag met concrete voorstellen om de door deze patiënten gedragen kosten te verminderen, werd eind 2010 afgerond.
Nieuwe initiatieven uitvoeren in een periode van lopende zaken ligt moeilijk, maar de voorstellen werden wel aan de verschillende bevoegde diensten van het RIZIV gezonden om hun budgettaire impact te onderzoeken en in te schatten. Dit is dus iets voor de volgende regering.
03.03 Maya Detiège (sp.a): Mevrouw de minister, ik vreesde al voor dit antwoord. Wij hebben dat het voorbije jaar al herhaaldelijk moeten horen. Ik hoop dat de andere partijen dit ook horen.
Het neemt niet weg dat dit voor de betrokkenen wel spijtig is. Ik had gehoopt dat u als minister zou overgaan tot een erkenning, want die heeft geen budgettaire impact. Ik zie niet goed in waarom er wordt gewacht, los van het al dan niet bestaan van een regering.
Ik zal dit meenemen naar de volgende regering en dan opnieuw aan de alarmbel trekken. Het gaat toch over een hele groep mensen die met een heel moeilijke ziekte te maken hebben. Steun geven aan die groep mensen is altijd een goed signaal.
Spijtig.
De voorzitter: Wordt vervolgd.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
In afwachting van de komst van de heer Jadot verwelkom ik collega De Block.
- mevrouw Maggie De Block aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de kostprijs van zuurstoftherapie" (nr. 5281)
- de heer Manu Beuselinck aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "zuurstoftherapie" (nr. 5442)
- Mme Maggie De Block à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "le coût de l'oxygénothérapie" (n° 5281)
- M. Manu Beuselinck à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "l'oxygénothérapie" (n° 5442)
04.01 Maggie De Block (Open Vld): Mevrouw de minister, het Kenniscentrum bracht recent een rapport uit over de kosten van zuurstoftherapie. De conclusie van het rapport is eigenlijk dat we in België heel wat kunnen besparen zonder dat – dat is belangrijk – de prijs voor de patiënt moet worden opgedreven of de kwaliteit van de zorg hoeft te dalen.
Bij langdurige behandelingen zou de therapie enkel moeten worden voorgeschreven voor ernstige aandoeningen en in het kader van een geïntegreerd zorgtraject. Er moet een stroomlijning gebeuren in het langdurig gebruik, in het kader van een revalidatiecentrum en ambulant. Men raadt aan om te kiezen voor de goedkoopste oplossing, omdat de medische doeltreffendheid van alle toestellen gelijkaardig is.
Om u een idee te geven, de jaarlijkse kostprijs van zuurstoftherapie thuis bedraagt in Nederland, een land met 16 miljoen inwoners, nog geen 26 miljoen euro. In België met 11 miljoen inwoners is dat 42 miljoen euro. Hoe komt dat? Wij kunnen het zuurstofgebruik eigenlijk op twee verschillende manieren aan onze patiënten aanbieden. Er is een manier met terugbetaling en vereisten waaraan men moet voldoen, aangevraagd via het ziekenhuis. Dan is er ook een manier via een voorschrift van om het even welke arts, waaraan de apotheken meewerken. Zij bezorgen de gebruikers de zuurstof. De terugbetaling binnen de overeenkomst van de apothekers stijgt jaarlijks met 12 %. Dat zou te wijten zijn aan de terugbetaling van een enkel merk van zuurstofconcentratie, waarbij er eigenlijk een monopolie werd gecreëerd sedert 2007. In 2011 is er een tweede verdeler bijgekomen. Ik zeg niet dat we naar het Nederlands systeem moeten gaan, maar daar heeft men een competitief systeem, wat maakt dat de therapie aan veel lagere prijzen kan aangeboden worden. Hier is er dus geen enkele druk om de prijzen te temperen.
Zult u de regelgeving laten herbekijken en stroomlijnen? Een zaak staat natuurlijk voorop: patiënten die nood hebben aan zuurstof, moeten die natuurlijk kunnen krijgen, zowel thuis als ambulant. Het zou echt veel gemakkelijker zijn als er een eenvormige, adequate regelgeving zou komen.
04.02 Manu Beuselinck (N-VA): Mevrouw de minister, zuurstoftherapie wordt in ons land niet echt uniform georganiseerd. Enerzijds hebben wij een overeenkomstencommissie tussen de verzekeringscomités en de revalidatiecentra. Anderzijds is er ook een overeenkomst tussen de verzekeringsinstellingen en de apothekers.
Zuurstof kan in drie vormen worden afgeleverd. Op het vlak van gebruiksgemak kan er wel een verschil zijn, maar klinisch zijn ze in elk geval gelijkwaardig. De vloeibare vorm is de duurste en staat in voor 50 % van de totale kosten van zuurstoftherapie in het land.
Vandaag wordt zuurstoftherapie nog regelmatig voorgeschreven voor aandoeningen waarbij er bijna geen klinisch voordeel meer is, zowel tijdens een korte als een langdurige periode. Er is eigenlijk geen echt criterium. Bovendien kan elke arts de therapie voorschrijven. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat er geen klinische relevantie is bij het langdurig voorschrijven van bepaalde therapieën.
In ons land blijkt er evenmin marktwerking. In Nederland kunnen leveranciers en zorgverleners wedijveren in verband met de kostprijs van zuurstoftherapie en wordt de prijs sterk gedrukt. Misschien hoeven wij het systeem niet volledig te kopiëren, een vorm van marktwerking zou al welkom zijn.
Mevrouw de minister, op welke manier zult u rekening houden met de aanbevelingen in het rapport van het KCE van 7 juni, dat wijst op het belang van één visie in verband met de organisatie van langdurige zuurstoftherapie en tegelijk rekening houdt met het belang van de mogelijkheid van een acute, kortstondige zuurstoftherapie?
Voorziet u in een herevaluatie van de criteria voor het bepalen van de toedieningsvorm van zuurstoftherapie? Zo ja, in welke richting kunnen nieuwe criteria worden vastgelegd? Zo neen, waarom niet?
04.03 Minister Laurette Onkelinx: Ik ben wel degelijk op de hoogte van de KCE-studie.
Ik vestig uw aandacht op het feit dat tot nu toe slechts een oxyconcentrator op de lijst van terugbetaalde medische hulpmiddelen staat. Het gestegen gebruik daarvan wordt zeker verklaard door het feit dat het bedrijf dat die oxyconcentrator in de handel brengt, erin geslaagd is om meer artsen ervan te overtuigen dat toestel meer voor te schrijven dan klinisch verantwoord is.
Ondertussen werd een ander toestel in de lijst opgenomen. Binnenkort zullen er nog andere aan worden toegevoegd en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
De verzekeringstegemoetkoming voor dat type toestel is een forfaitair bedrag, ongeacht het gebruikte toestel.
Ik wil er u ook op wijzen dat in Nederland de concurrentie hoofdzakelijk speelt in verband met de kosten voor de zorg en het bijkomende toebehoren dat de technische diensten aanrekenen. Het zijn bedrijven die bij de patiënt thuis voor de installatie en de begeleiding van de zuurstoftherapie zorgen.
Ik heb de Commissie Tegemoetkoming Geneesmiddelen gevraagd om aanbevelingen voor het rationeel gebruik van de therapie op te stellen. Ook aan het college van geneesheren-directeurs heb ik gevraagd om de kosten voor het gebruik van oxyconcentratoren opnieuw te evalueren en om indien nodig de tegemoetkoming daarvoor aan te passen.
Ten slotte zal de Dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV in overleg met alle betrokken actoren een ontwerp van koninklijk besluit opstellen dat zowel de kortdurende als langdurige zuurstoftherapie omvat. Dat overleg zal in het najaar plaatsvinden.
Ten slotte, het RIZIV organiseert in november 2011 een consensusconferentie Chronisch Obstructief Longlijden en Zuurstoftherapie.
04.04 Maggie De Block (Open Vld): Ik zie dat de studie inderdaad een aanzet is geweest tot een aantal maatregelen: de CTG is ingeschakeld, alsook het college van geneesheren-directeurs en de Dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV. Als die hun werkzaamheden hebben voltooid, zal dat begin volgend jaar tot een betere regulering leiden.
De bomen groeien niet tot in de hemel; de beschikbare middelen voor gezondheidszorg moeten adequaat worden ingezet voor wie het nodig heeft.
04.05 Manu Beuselinck (N-VA): Ik ben blij met de initiatieven die de minister heeft genomen. Voor ons is het belangrijk dat er een uniform beleid is en dat er aandacht wordt besteed aan de goede indicatiestelling. Ik hoor dat het zal gebeuren. Ik hoor ook dat er een aantal besparingen zullen zijn, die niet nadelig zijn voor de patiënt.
Het incident is gesloten.
05 Question de Mme Valérie De Bue à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "la propolis" (n° 5504)
05 Vraag van mevrouw Valérie De Bue aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "propolis" (nr. 5504)
05.01 Valérie De Bue (MR): Monsieur le président, madame la ministre, il s'agit d'une question d'ordre général sur la propolis. La propolis est une substance résineuse collectée par les abeilles ouvrières sur les bourgeons de certains arbres. Elle est utilisée par les hommes avant tout pour ses propriétés thérapeutiques, car certains de ses composants possèdent une grande variété d'activités biologiques et pharmacologiques.
D'après plusieurs études, elle aurait aussi des effets anticancéreux. L'extrait alcoolique de la propolis est capable de transformer les cellules humaines de l'hépatite et de carcinome; elle est capable de les inhiber. Une des substances isolées de la propolis, la clérodane dytherpénoïque, montre une particulière et sélective toxicité sur les cellules des tumeurs.
La propolis a également démontré une activité cytotoxique et cytostatique (in vitro) chez les hamsters infectés de cellules cancéreuses des ovaires et de tumeurs de sarcome.
D'autres substances ont également un effet sur les cultures de cellules cancéreuses humaines et animales comme le carcinome, mélanome, le colon et les cellules de carcinome des reins.
Madame la ministre, vu l'augmentation constante du nombre de cas de cancer, vu ces études et d'après les recherches effectuées en Belgique sur le cancer, cette donnée est-elle prise en considération? Serait-il possible d'octroyer une place à cette substance?
05.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, toute substance ou composition présentée comme possédant des propriétés préventives ou curatives à l'égard d'une maladie, par exemple le cancer, répond à la définition du médicament et doit être autorisée sous ce statut avant sa commercialisation. À l'heure actuelle, il n'existe aucun médicament à base de propolis autorisé en Belgique. De telles propriétés ne peuvent absolument pas être revendiquées pour des produits commercialisés sous le statut de complément alimentaire.
L'Agence Fédérale des Médicaments m'a fait savoir qu'elle n'a pas connaissance d'essais cliniques menés en Europe avec la propolis dans le traitement du cancer. Il n'est donc pas possible actuellement d'attribuer une quelconque place à la propolis dans la prévention ou le traitement de cette maladie.
05.03 Valérie De Bue (MR): Madame la ministre, je vous remercie. Cette question est assez technique, il y aura sans doute d'autres moments pour en débattre.
L'incident est clos.
06 Vraag van mevrouw Rita De Bont aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de voorzorgen die zouden moeten genomen worden tegen de besmettelijke ziektes die Europa bedreigen" (nr. 5524)
06 Question de Mme Rita De Bont à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "les mesures de précaution à prendre pour faire face aux maladies contagieuses qui menacent l'Europe" (n° 5524)
06.01 Rita De Bont (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, volgens de ESAC, een onafhankelijk wetenschappelijk adviesorgaan voor de Europese beleidsmakers, zou Europa zich moeten voorbereiden op een stijging van het aantal besmettelijke ziekten. Dit is mede het gevolg van de mondialisering die uiteraard gepaard gaat met vrij, of toch vrijer, verkeer van personen en goederen en is mogelijk ook een gevolg van de klimaatopwarming. Virussen die hier vroeger niet konden overleven, zouden zich hier nu wel kunnen vermenigvuldigen.
Europa zelf is soms een wel heel logge machine. Verder zijn het de nationale staten of de deelstaten die bevoegd zijn voor het gezondheidsbeleid, als het tenminste niet over een pandemie gaat. Zeker in België kunnen wij die waarschuwing niet naast ons neerleggen; wij wonen hier, vooral in Vlaanderen en Brussel, in dichtbevolkt gebied. De overdracht van besmettelijke ziekten wordt dan nog eens versneld door het doorvloeien van patiënten en misschien ook nog door de vele medische migranten waarmee we te maken krijgen.
Welke overheid is verantwoordelijk voor de voorbereiding op de mogelijke stijging van het aantal besmettelijke ziekten? Is dat Europa, de federale overheid of zijn het de deelstaten? Als u daarin federaal verantwoordelijkheid draagt – dat is nu misschien moeilijk te zeggen, vermits alles wat hangende is –, dan zou ik graag weten of u enig inzicht hebt in de mogelijke maatregelen die wij hiervoor kunnen nemen. Bent u zinnens om hierover overleg te plegen, enerzijds met de gemeenschappen en anderzijds met de Europese collega’s?
06.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, zoals mijn diensten al aan het secretariaat van de commissie hebben meegedeeld, valt uw vraag onder de exclusieve bevoegdheid van de gemeenschappen: preventie van en controle op besmettelijke ziekten. Ik heb over dit thema absoluut niets te zeggen.
06.03 Rita De Bont (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik ben natuurlijk geen pleitbezorger voor de overdracht van deze bevoegdheid naar het federale niveau, maar ik wil hier wel duidelijkheid over. Door de heterogene verspreiding van de bevoegdheid zouden wij immers het risico kunnen lopen dat men de mensen van Pontius naar Pilatus stuurt.
Ik zal aan mijn collega’s in het Vlaams Parlement vragen om hun overheid met die vraag te confronteren.
Ik denk ook dat Brussel niet mag worden vergeten, want Brussel is op dat vlak nog een kwetsbare regio waarvoor twee gemeenschappen verantwoordelijk zijn. Ik wil dat zij hun verantwoordelijkheid niet kunnen ontwijken en dat ze de nodige maatregelen nemen.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mevrouw De Bont, in afwachting van de komst van mevrouw Lanjri, die verwittigd is, behoudt u het woord voor uw volgende vraag.
07 Vraag van mevrouw Rita De Bont aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de controle op het algemeen rookverbod" (nr. 5547)
07 Question de Mme Rita De Bont à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "le contrôle de l'interdiction générale de fumer" (n° 5547)
07.01 Rita De Bont (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, inmiddels is 1 juli, de dag waarop het algemeen rookverbod is ingesteld, achter de rug. Wij hebben nog niet de mogelijkheid gehad om de nieuwe wetsvoorstellen te bespreken waarin de kleine rookcafés, die niet de mogelijkheid hebben om een rookkamer te installeren, als uitzondering in aanmerking zouden kunnen komen.
Ook voor de rookcafés die zich in orde willen stellen, was de periode om een en ander praktisch te realiseren, heel kort.
Daarom heb ik de volgende vragen, mevrouw de minister.
Ten eerste, kunt u begrip opbrengen voor voornoemde zaken?
Ten tweede, bestaat alsnog de mogelijkheid, naar Nederlands model en naar het model van sommige Duitse Länder, om een uitzondering te maken voor de kleine rookcafés die niet de mogelijkheid hebben om een rookkamer te installeren?
Ten derde, kunnen de cafés die zich momenteel in orde aan het stellen zijn, maar die nog geen rookkamer hebben, niet de mogelijkheid krijgen om in afwachting van de afwerking van hun rookkamer, het roken in hun zaak nog toe te laten? De voorwaarde is natuurlijk dat zij kunnen bewijzen dat zij met de installatie van een rookkamer bezig zijn. In het andere geval zouden zij immers mogelijkerwijs een deel van hun cliënteel dat zij later in hun rookkamer zouden kunnen opvangen, kunnen verliezen.
Bovendien zijn er nog helemaal geen maatregelen getroffen om aan de sector tegemoet te komen.
Mevrouw de minister, hebt u nog contact met uw collega’s van middenstand en Financiën gehad, om te bekijken of er compenserende maatregelen zouden kunnen worden getroffen voor de rookcafés, die het in de huidige overgangsperiode – ik neem immers aan dat het over een overgangsperiode gaat – vrij moeilijk zullen krijgen?
07.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, in mijn hoedanigheid van minister van Volksgezondheid zal ik geen enkel initiatief nemen om de toepassing van het totale rookverbod terug te schroeven of te wijzigen.
Que puis-je dire d'autre? La question m'est posée chaque semaine!
Pour ce qui concerne le groupe de travail sur les compensations éventuelles, la question doit être posée à mon collègue des Finances.
07.03 Rita De Bont (VB): Mevrouw de minister, ik vroeg of het mogelijk was om die zaken niet onmiddellijk te beboeten na de verwittiging. Betrokkenen hebben immers nog niet de kans gekregen om zich helemaal in orde te stellen. Zij dreigen ermee om er een gerechtelijk geschil van te maken.
07.04 Laurette Onkelinx, ministre: Excusez-moi, mais on en a parlé ici! J'en ai encore parlé en séance plénière récemment. Il faut écouter ce que je dis! Les personnes de l'administration sont venues vous expliquer la campagne d'information et pendant les deux mois, les premiers contrôles se solderont par un procès-verbal d'avertissement et non de sanction immédiate. Je l'ai répété vingt fois, je ne sais plus comment faire!
De voorzitter: Een Parlementslid kan ook twintig keer hetzelfde vragen.
07.05 Rita De Bont (VB): Oké, u houdt uw waarschuwing dus als stok achter de deur om hen zo snel mogelijk allemaal in orde te brengen.
L'incident est clos.
08 Vraag van mevrouw Rita De Bont aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de designerdrugs" (nr. 5548)
08 Question de Mme Rita De Bont à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "les 'designer drugs'" (n° 5548)
08.01 Rita De Bont (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, als gevolg van een gat in onze wetgeving fungeert België een beetje als een draaischijf in de internationale distributie van designerdrugs, die bij ons niet op de lijst van verboden psychotrope stoffen zijn opgenomen.
Deze drugs zijn verboden in grote delen van Europa. Zij vormen een alternatief voor bijvoorbeeld ecstasy en andere drugs, vermits ze meestal door een kleine wijziging van de chemische formule zijn afgeleid van de huidige illegale drugs. Soms zijn ze echter nog sterker en gevaarlijker dan illegale drugs, onder meer omdat men niet helemaal op de hoogte is van alle ingrediënten en van de concentratie waarin deze aanwezig zijn. Sommige producten mengen zelfs de uppers en de downers met elkaar, waardoor men de gevolgen helemaal niet meer kan inschatten.
De zogezegde veilige producten worden bij ons vrij op het internet verkocht. Een van de grootste handelaars in synthetische drugs in Europa werkt vanuit België. De federale politie heeft zijn zaak kunnen ontmantelen, maar moest alle verdachten vrijlaten omdat ze volgens onze lijst geen illegale producten verkopen.
Het Europees waarnemingscentrum voor drugs en toxicomanie toont zich ten zeerste ongerust over de ongeziene snelheid waarmee deze illegale drugs op de Europese markt komen. Verscheidene Europese landen hebben ons dan ook reeds met de vinger gewezen.
Wordt het niet hoog tijd dat er meer controle wordt uitgeoefend op wat op het internet allemaal vrij wordt aangeboden en dat er maatregelen getroffen worden om de verantwoordelijken daadwerkelijk te kunnen straffen?
Kan men op basis van het voorzorgsprincipe zulke websites niet sluiten of zijn er andere mogelijkheden om hieraan zo snel mogelijk een einde te stellen?
Zou het niet aangewezen zijn om op dit vlak beter samen te werken met de Europese partners en, bijvoorbeeld, producten die reeds in een land opgenomen zijn in de lijst van verboden psychotrope stoffen, sneller op te nemen in lijsten van de andere Europese landen, zoals bij ons?
Waarom neemt het zoveel tijd in beslag om het koninklijk besluit betreffende de gereglementeerde producten aan te passen? Ik neem aan dat de lijst die men nu aan het bespreken is ondertussen ook reeds verouderd is.
Een methode om dat op te lossen zou zijn dat wij ook zouden werken met een lijst met generieke stoffen, om zo ook meteen alle mogelijke varianten op bepaalde chemische basisstructuren te verbieden. Zijn er nog bewegingen geweest, zodat wij ook zouden kunnen werken met zo’n lijst van generieke stoffen?
08.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, collega’s, het controleren van websites is een zeer moeilijke opgave, alleen al door het aantal sites. Het internationale aspect van de onderzoeken vergt enorme middelen. Een effectieve controle kan maar mits een wereldwijde samenwerking. Daarenboven is het zonder rechtsgrond bijna onmogelijk om op te treden.
Het voorzorgsbeginsel alleen volstaat niet om bepaalde sites te sluiten. Daartoe moeten wij bewijzen dat er een inbreuk is gepleegd. Helaas zouden wij alleen sites wegens inbreuken in België kunnen vervolgen die via Belgische diensten operationeel zijn of die zich op België richten. Om echt efficiënt te zijn, hebben wij een internationale wetgeving nodig.
Deze problematiek werd op de Horizontale Groep Drugs besproken en was onder het Poolse voorzitterschap het voorwerp van vele discussies. Ook de International Narcotics Control Board heeft in zijn communicatie over designerdrugs op 2 maart jongstleden op het belang van samenwerking, monitoring en aangepaste nationale wetgeving gewezen. Een internationale lijst zou dus wenselijk zijn, maar aangezien het strafrecht in de Europese Unie verschillend is, zouden de strafbaarstellingen op nationaal niveau moeten worden uitgevoerd.
De aanpassingen aan een dergelijk KB vragen veel tijd, aangezien de wet vereist dat het in de Ministerraad wordt overlegd. Anderzijds mag men ook niet uit het oog verliezen dat dit soort producten onophoudelijk evolueert en dat wij de regels dus zeer dikwijls moeten aanpassen.
Het legaliteitsbeginsel staat niet toe dat dergelijke generische producten onder de noemer “legal highs” gerangschikt worden. Men moet van meet af aan duidelijk zeggen welke producten een wettelijke bepaling al dan niet bedoelt.
Dat sluit echter niet uit dat men door elke stof – er zijn honderden variaties – nominatief aan te duiden, met ruimere omschrijvingen werkt op basis van de chemische basisstructuur. Het NICC, het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, werkt aan dergelijke kwalificaties. Het komt in de eerste plaats Justitie toe om te oordelen of die aan de vereisten van de strafwet voldoen.
Ik wens daar nog aan toe te voegen dat de algemene cel drugsbeleid die thematiek op 22 juni uitgebreid besproken heeft en verder zal bespreken in samenwerking met Volksgezondheid, het federaal niveau, de gemeenschappen en gewesten, het FAGG, de federale politie en Justitie.
08.03 Rita De Bont (VB): Mevrouw de minister, ik neem aan dat die materie op wereldniveau en zeker al op Europees niveau aangepast moet worden. Daarom stel ik voor, zolang dat nog niet gefinaliseerd is, dat het hier gemakkelijker gemaakt wordt om Europese lijsten te aanvaarden. U hebt gezegd dat het NICC bezig is te onderzoeken hoe we een lijst van overkoepelende producten kunnen goedkeuren. Er duiken inderdaad bijna dagelijks varianten op. Ik hoop dat zij hun werking een beetje bespoedigen, want ik denk dat ook het druggebruik, en vooral het gebruik van die designerdrugs, aan een versneld tempo toeneemt. Dat is geen goede zaak voor de volksgezondheid en voor de toekomst van de jongeren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 5572 van de heer Henry wordt uitgesteld.
09 Vraag van mevrouw Nathalie Muylle aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "het KB betreffende zorgkundigen" (nr. 5591)
09 Question de Mme Nathalie Muylle à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "l'arrêté royal concernant les aides-soignant(e)s" (n° 5591)
09.01 Nathalie Muylle (CD&V): Mevrouw de minister, ik kom nog eens terug op het dossier van de zorgkundigen. Het is niet de eerste keer en het zal ook niet de laatste keer zijn.
Ik wil het hebben over het aspect ervaring. Ik citeer het antwoord van minister Vandeurzen aan een collega in het Vlaams Parlement een tweetal weken geleden: “De interministeriële conferentie van 20 december 2010 wil de ervaring van verzorgenden in de thuiszorg valoriseren door de registratie van zorgkundigen voor deze mensen mogelijk te maken via een verkorte module. Dit voornemen heeft minister Onkelinx mij nog eens bevestigd via een brief van 16 maart 2011, waarbij zij de scoop verruimt tot ervaring in alle niet-residentiële voorzieningen. Momenteel wordt er gewerkt aan de aanpassing van het koninklijk besluit voor de zorgkundigen in het licht van het Vlaamse voorstel. Een mogelijke piste zou kunnen zijn om vijf jaar ervaring te laten meetellen. Dit zou kunnen leiden tot een module van 160 uur om zo tot een definitieve registratie van de zorgkundigen te komen.”
Ik was aangenaam verrast toen ik het antwoord las. Er wordt dus aan gewerkt. Het zou een oplossing kunnen betekenen voor duizenden mensen die ervaring hebben opgedaan in niet-residentiële settings, vooral in de periode 2006-2008. Ik ben tevreden dat u die periode hebt verlengd, want dat is al een eerste belangrijke stap. Het is duidelijk dat heel veel mensen ervaring hebben opgedaan vóór die periode, vaak tien of twaalf jaar tevoren, maar zij kunnen vandaag heel weinig van die ervaring meenemen, tenzij men de volledige module volgt. Voor die mensen zou dit een oplossing kunnen betekenen.
Wat is de stand van zaken in de wijziging van het koninklijk besluit?
Ik vermoed dat u verder met uw collega’s van de regio’s overlegt, maar wanneer mogen wij een aangepast koninklijk besluit verwachten waardoor de betrokkenen die ervaring zouden kunnen meenemen?
09.02 Minister Laurette Onkelinx: Dit koninklijk besluit in voorbereiding wil personen zonder de kwalificatie van zorgkundige maar met ervaring in erkende thuishulpdiensten de mogelijkheid geven om als dusdanig te worden geregistreerd, mits het in acht nemen van een aantal vereisten.
Tijdens de laatste interministeriële conferentie van 6 juni 2011 werd de voortgang van het dossier als volgt voorgesteld: ten eerste, de diversiteit van de beleefde situaties moet voldoende zijn. Het is van belang dat men met alle categorieën van rechthebbenden in aanraking is geweest.
Men aanvaardt dat een ervaring van vijf jaar voltijds equivalent aan deze doelstelling beantwoordt. Men zal een onderscheid moeten maken tussen een oude en een recente ervaring.
Ten tweede, men moet het op prijs stellen dat deze ervaring in de thuishulp competenties laat verwerven die overeenkomen met een klassiek onderwijstraject.
Ten derde, men zal de vereiste bijkomende opleiding kunnen vastleggen, enerzijds van het theoretisch onderricht en anderzijds van het praktisch onderricht.
U zult merken dat de vermelding van 160 uur bijkomende opleiding niet aan de orde is. Zoals aangekondigd, werden de werkzaamheden op 24 juni voortgezet met de vertegenwoordigers van de betrokken gefedereerde entiteiten. Men heeft een lijst opgemaakt met de verschillende leerelementen waarvoor de ervaring in thuishulpdiensten niet voldoet. Men is overeengekomen om met de onderwijssectoren van de drie gemeenschappen te bekijken welke bijkomende opleidingen nodig zijn en hoelang die moeten duren om de tekorten te overbruggen om het vereiste peil te halen. De volgende vergadering is gepland op 7 oktober.
Dit KB is niet bedoeld om de situatie te regulariseren voor andere personen die niet aan de criteria van de KB’s van 12 januari 2006 over de kwalificatie van zorgkundige beantwoorden. De zorgen moeten exclusief door verplegers of zorgkundigen worden verstrekt. Het KB kan alleen in het kader van een regering met volle bevoegdheid verschijnen. Ter herinnering: verschillende groepen personen die niet aan de registratiecriteria beantwoorden, maar die andere opleidingen hebben genoten, kunnen laatstgenoemde met vastgelegde opleidingsmodules aanvullen. Ze kunnen dan de definitieve registratie als zorgkundige krijgen. Het gaat om de zogenaamde verkorte trajecten.
09.03 Nathalie Muylle (CD&V): Dank u, mevrouw de minister. Ik heb het traject begrepen. Ik heb ook begrepen dat het niet exclusief 160 uur zal zijn, maar dat men naargelang de in het verleden opgebouwde ervaring en opgedane competenties zal bepalen welke bijkomende opleidingen nodig zijn.
Mevrouw de minister, u weet ook dat de tijd dringt. Ik heb u hierover al vragen gesteld. Dagelijks word ik hierover aangesproken en staan er mensen aan mijn deur met hun diploma’s om te horen of zij hun ervaring niet kunnen meenemen.
Trouwens, die bijkomende handen hebben wij nodig.
Wij hebben de instellingen gevraagd om vanaf 2012 in orde te zijn. Waarover ik bezorgd ben, is dat vandaag heel wat directies mensen ontslaan omdat zij schrik krijgen dat zij niet op tijd aan de diplomavereisten zullen voldoen.
U verwijst ook naar de verschillende trajecten van 600, 700 of 1 200 uren, maar in mijn provincie zitten die bijvoorbeeld voor volgend schooljaar helemaal vol. Er is geen enkele plaats meer om nog een dergelijk traject te volgen.
Mensen komen vandaag op het terrein in een situatie terecht, waarbij zij niet goed meer weten of voor hen nog de mogelijkheid bestaat om verzorgende te worden of niet.
Ik begrijp uw bevoegdheid in lopende zaken en ik heb ook gezien wat de nota-Di Rupo daarover schrijft, die daaromtrent meer bevoegdheden overlaat aan de gewesten en de gemeenschappen, maar ik hoop echt dat wij voor iedereen op het terrein snel tot een oplossing komen. Ik ben de eerste om de kwaliteit te bewaken en ik meen dat wij dat ook moeten doen, maar wij hebben elk paar handen broodnodig.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Stefaan Vercamer aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de toelating tot het beroep van logistiek assistent" (nr. 5650)
10 Question de M. Stefaan Vercamer à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "l'accès à la profession d'assistant en logistique" (n° 5650)
10.01 Stefaan Vercamer (CD&V): Mevrouw de minister, ik heb u al eerder vragen gesteld over de toelating tot het beroep van logistiek assistent. Een zeer individueel geval is de aanleiding om de vraag opnieuw te stellen. Het gaat over iemand die het zevende en het achtste jaar van het lager onderwijs heeft gevolgd en daarna nog het tweede en het derde jaar van het secundair onderwijs. Zij heeft dus geen diploma van de eerste graad van drie jaar secundair onderwijs. Wel heeft zij de opleiding voor logistiek assistent gevolgd bij de VDAB, met voldoende uren en geslaagd. De VDAB weigerde haar echter een getuigschrift te geven om toegelaten te worden tot het beroep van logistiek assistent, omdat zij een diploma van lager secundair onderwijs moest voorleggen, dat nog niet bestond toen zij studeerde. Ik heb u die vraag vroeger voorgelegd en u hebt toen gezegd dat u er niets aan kon doen, omdat het niet tot uw bevoegdheid behoorde.
Ik heb mij daar echter in vastgebeten en de wetgeving uitgeplozen, omdat er waarschijnlijk meerdere mensen zijn die met dat kafkaiaanse probleem geconfronteerd worden. Er is blijkbaar een oud ministerieel besluit van 17 juni 1997 ter uitvoering van het KB van 5 februari 1997. Dat KB werd afgeschaft en vervangen door het KB van 18 juli 2002. In dat laatste KB vind ik echter geen verwijzing terug naar de mogelijkheid voor de minister om een bepaalde opleiding goed te keuren. Artikel 49 van dat laatste KB zegt wel dat de functie van logistiek assistent door de minister van Volksgezondheid wordt omschreven. Ik meen echter dat dat eigenlijk niets te maken heeft met de voorafgaande diplomavoorwaarde, die eraan gekoppeld was.
Ten eerste, is er nog een voorafgaande diplomavoorwaarde nodig voor de functie van logistiek assistent, nadat men met succes een opleiding van minstens 500 uur heeft gevolgd? Zo ja, bent u dan bereid die voorafgaande diplomavoorwaarde te schrappen?
Ten tweede, is het ministerieel besluit van 17 juni 1997 de facto afgeschaft? Indien niet, bent u dan bereid om het ministerieel besluit van 17 juni 1997 aan te passen, waardoor personen zoals ik zopas heb beschreven, toch in aanmerking komen voor tewerkstelling als logistiek assistent, uiteraard na het volgen van de opleiding van minstens 500 uur, waarbij er dus rekening wordt gehouden met elders verworven competenties?
Ten slotte, kan en mag de VDAB de vermelding dat de betrokken dame niet in aanmerking komt, nog op zijn getuigschriften vermelden? Ik hoop dat u mij nu een beter antwoord kunt geven dan de vorige keer.
10.02 Minister Laurette Onkelinx: Vragen naar mijn intenties en doelstellingen voor de toekomst is een beetje moeilijk voor mij. De regering is in een periode van lopende zaken. Het is aan de volgende regering om te beslissen over onder andere een uitbreiding van een KB. Ik kan geen verandering voorstellen.
Ik kom dan bij uw precieze vragen. Ten eerste, de voorafgaande diplomavoorwaarden waarin het besluit van 17 juni 1997 voorziet, zijn minimaal: een getuigschrift van het lager secundair onderwijs of een getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs.
Ten tweede, het ministerieel besluit van 17 juni 1997 tot vaststelling van de functie van logistiek assistent werd niet opgeheven.
Ten derde, het behoort niet tot mijn bevoegdheid als minister van Volksgezondheid om uitspraken te doen over wat de VDAB al dan niet op zijn getuigschriften mag vermelden. Ik kan geen kritiek uiten aan het adres van of voorstellen doen aan de VDAB.
10.03 Stefaan Vercamer (CD&V): Ik kan u niet goed volgen. Ondertussen heb ik van de betrokkene bericht gekregen dat u haar hebt geantwoord dat het geregeld is. Die dame laat mij weten dat u haar hebt laten weten dat de gevolgde opleiding wel degelijk recht geeft op een volwaardig getuigschrift om onder de sociale Maribel te kunnen werken. Dankzij uw tussenkomst kan zij nu wel werken.
10.04 Minister Laurette Onkelinx: In een brief?
10.05 Stefaan Vercamer (CD&V): U hebt de voorwaarden van de sociale Maribel blijkbaar aangevuld met een punt E, dat bepaalt dat erkende opleidingen recht geven op een getuigschrift. Nu weet ik niet goed meer wat ik moet doen. Eerst zegt u dat u er niets aan kunt doen, terwijl ik net een tegengesteld bericht heb gekregen.
De voorzitter: U kunt de gegevens doorspelen.
10.06 Stefaan Vercamer (CD&V): Ik wil het punt aankaarten, omdat het een algemeen probleem betreft. Heel wat personen hebben geen diploma van lager secundair onderwijs, omdat zij na acht jaar in het lager onderwijs nog twee jaar hebben gedaan in het secundair onderwijs. De cyclus van drie jaar lager secundair onderwijs bestond toen nog niet.
Zij hebben evenmin een attest voor de tweede graad, omdat dat in hun tijd nog niet bestond. Dus nog meer personen voldoen niet aan de diplomavereisten, maar hebben wel de opleiding logistiek assistent volledig gevolgd. Zij hebben daar ervaring in, maar worden toch niet tot het beroep toegelaten.
Blijkbaar zou het probleem nu opgelost zijn, maar ik wil u toch nog eens vragen om dat bij uw administratie na te gaan.
10.07 Minister Laurette Onkelinx: Hebt u een brief?
10.08 Stefaan Vercamer (CD&V): Ja, ik heb een brief van de betrokkene. Ik zal die opvragen en u die bezorgen, mevrouw de minister.
10.09 Minister Laurette Onkelinx: Ik wil de vraag graag onderzoeken.
10.10 Stefaan Vercamer (CD&V): Los daarvan rijzen wel vragen over de toeleiding tot de opleiding van logistiek assistent, polyvalent verzorgende en zorgkundige. Mevrouw Muylle heeft dat daarnet ook al even aangeraakt.
Ik begrijp het wanneer u zegt dat u het probleem nu niet kunt oplossen, maar wij moeten toch nadenken over de toeleiding naar die drie beroepen met een minimaal verschil.
10.11 Minister Laurette Onkelinx: Ik begrijp de noodzakelijkheid om de voorwaarden van het ministerieel besluit van juni 1997 uit te breiden, maar dat kan ik niet als ontslagnemend minister.
Ce que vous me dites concernant ce que j'aurais dit m'étonne, mais je vous crois sur parole. Je serais heureuse d'avoir des précisions à ce sujet.
10.12 Stefaan Vercamer (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
L'incident est clos.
- mevrouw Rita De Bont aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "het verbod op onverdoofd ritueel slachten" (nr. 5615)
- de heer Flor Van Noppen aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "het onverdoofd ritueel slachten" (nr. 5646)
- Mme Rita De Bont à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "l'interdiction de l'abattage rituel sans anesthésie" (n° 5615)
- M. Flor Van Noppen à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "l'abattage rituel sans anesthésie" (n° 5646)
11.01 Rita De Bont (VB): Mevrouw de minister, in Nederland wordt het onverdoofd ritueel slachten verboden. Hier is de Raad voor Dierenwelzijn klaar met een advies waarin men net zoals in Nederland pleit voor een wet die onverdoofd slachten ook bij ons verbiedt. Men vreest dat zulks gezien de omstandigheden nog niet onmiddellijk kan worden geregeld. Intussen gaat men lustig door met het onverdoofd slachten. Men slacht zelfs veel meer dan wat nodig is om de moslimgemeenschap van halalvlees te kunnen voorzien. Een deel van het vlees wordt zonder het halal-label verkocht, zodat ook wij hier ongewild van mee genieten. Anderzijds wordt in het debat over de thematiek gemeld dat zelfs het onverdoofd slachten niet altijd ritueel verloopt, wat ook noodzakelijk zou zijn om aan de voorschriften van de moslimgemeenschap te kunnen voldoen.
Moslims eten niet altijd 100 procent halal als zij vlees eten met dat etiket. Hierin schuilt een dubbel risico. Ten eerste, Nederlandse moslims zouden hun halalvlees wel eens over de grens kunnen zoeken, waardoor het onverdoofd ritueel slachten bij ons nog zou worden gestimuleerd. Ten tweede, meer moslims zouden ertoe kunnen worden aangezet om thuis te slachten, ook al is dat illegaal. Zo zijn ze zeker van de manier waarop er wordt geslacht.
Het is dringend tijd voor duidelijkheid in de wetgeving op het onverdoofd slachten. Men moet kordaat bevestigen dat er geen ruimte is voor uitzonderingen. Men moet er tevens op toezien dat men de wet niet omzeilt.
Hoever staat de regering met haar initiatief om de uitzonderingen uit de wet van 14 augustus 1986 te schrappen?
Wat zijn de resultaten van de besprekingen die de minister zou voeren met de dierenwelzijnsorganisaties, enerzijds, en de moslimgemeenschap, de slachthuizen en de distributiesectoren anderzijds?
Zijn er bezwaren om in een periode van lopende zaken ook bij ons met een wetsontwerp tot het algemeen verbod op onverdoofd slachten naar voren te komen, in het geval wij nog lang met een regering van lopende zaken te maken zouden hebben?
11.02 Flor Van Noppen (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het dossier inzake onverdoofd ritueel slachten sleept al een tijdje aan.
Naar aanleiding van een mondelinge vraag van mij vorig jaar, hebt u geantwoord dat u zou wachten op een advies van de Raad voor Dierenwelzijn. Die Raad voor Dierenwelzijn heeft nu het duidelijk advies gegeven om onverdoofd ritueel slachten te verbieden, precies zoals in Nederland gebeurt.
Mevrouw de minister, ik heb de volgende vragen. Bent u bereid een initiatief te nemen om het onverdoofd ritueel slachten te verbieden? Wat is uw standpunt ter zake en welk standpunt neemt de regering in? Hebben de geloofsgemeenschappen al gereageerd op dit advies?
11.03 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, collega's, ik ben van oordeel dat het niet past dat een ontslagnemende regering nog een beslissing neemt in deze delicate materie, maar ik ben wel bereid om vanuit mijn bevoegdheid voor dierenwelzijn alle medewerking te verlenen aan een eventueel parlementair initiatief ter zake.
11.04 Rita De Bont (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Enerzijds kan ik het begrijpen, maar anderzijds weet u dat daarover in het Parlement een vrij grote eensgezindheid bestaat. Ik neem aan dat wij de wetsvoorstellen die in dat verband werden ingediend, prioritair op de agenda van deze commissie moeten plaatsen en dat wij dit indien nodig, wanneer er nog niet onmiddellijk een regering komt, via parlementaire weg aanpakken.
11.05 Flor Van Noppen (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Wij zullen een parlementair initiatief nemen. Vorige week hebben wij nog gevraagd om een wetsvoorstel in dat verband bovenaan de agenda te plaatsen en wij zullen daarmee doorgaan.
De voorzitter: Op dit punt zijn er spelregels omtrent de manier waarop parlementaire initiatieven op de agenda komen. Ook in dezen zullen zij consequent en secuur worden gevolgd.
L'incident est clos.
12 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de psychotherapie" (nr. 5540)
12 Question de Mme Nahima Lanjri à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "la psychothérapie" (n° 5540)
12.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, met het dossier van de psychotherapie zijn wij al jaren bezig. Er circuleren tal van denkpistes: de erkenning in het koninklijk besluit nr. 78 van psychotherapeut als volwaardig gezondheidsberoep, na bepaald te hebben welke opleiding erkend zou worden door de gemeenschappen, of enkel erkenning voorbehouden voor de reeds erkende gezondheidszorgberoepen, die dan een bijkomende opleiding en dus een specialisatie zouden moeten volgen.
De basisdiploma’s van de psychotherapie lopen op het terrein namelijk heel sterk uit elkaar en betreffen momenteel zowel masters als bachelors. Nemen wij als voorbeeld de Belgische vereniging voor de gezins- en relatietherapeuten, dan vormen bij de bachelors de maatschappelijk assistenten de grootste groep, terwijl het bij de masters vooral de klinisch psychologen zijn.
Mevrouw de minister, welke piste acht u het meest voor de hand liggend, de piste van de aparte opleiding, erkend door de gemeenschappen, of de specialisatie voor masters en bachelors?
Ten tweede, gegeven de stilgevallen werkzaamheden van de parlementaire werkgroep uit de vorige legislatuur, wilt u en kunt u dat in lopende zaken uitwerken via een wetsontwerp? Zult u eerst trachten om de klinische psychologie, de orthopedagogie en de seksuologie te erkennen en dan via een ministerieel besluit een beroepstitel toekennen aan de psychotherapeuten, of verwacht u initiatieven van het Parlement?
12.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Lanjri, zoals u aangeeft, heeft het dossier aangaande de erkenning en de omkadering van de psychotherapeuten al een lange geschiedenis achter te rug, zonder tot nu toe in concrete wetten te zijn vertaald. Dat bewijst hoe complex en gevoelig die materie wel is.
Een werkgroep van de Kamer werkte in de loop van de vorige legislatuur verschillende voorstellen uit waaraan de beleidscel en de FOD Volksgezondheid hebben kunnen meewerken. Door de val van de regering en de vervroegde verkiezingen kon die werkgroep zijn werk echter niet afmaken.
Gelet op de huidige context van lopende zaken, zult u begrijpen dat ik mij over zo’n gevoelig onderwerp niet namens de regering kan uitspreken, maar als het Parlement het initiatief wil nemen om het debat te heropenen, dan zal ik uiteraard mijn administratie de opdracht geven om haar kennis ter beschikking te stellen van de bevoegde commissie of ad-hocwerkgroep die het Parlement zou willen oprichten.
12.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik begrijp dat u, aangezien wij voorlopig – misschien en hopelijk heel voorlopig – nog in lopende zaken zitten, geen standpunt namens de regering kunt innemen. Wij zullen het bekijken na het reces. Mocht er dan nog geen regering zijn, dan zal ik de voorzitter oproepen om dat debat in de commissie te voeren, aan de hand van de verschillende wetsvoorstellen die daarover door verschillende Parlementsleden ingediend werden, onder meer door onze fractie.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.19 uur.
La réunion publique de commission est levée à 12.19 heures.