Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique

Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt

 

du

 

Mercredi 29 juin 2011

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 29 juni 2011

 

Namiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.25 uur en voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.

La séance est ouverte à 14.25 heures et présidée par M. Siegfried Bracke.

 

De voorzitter: Vragen nrs. 5587 en 5354 van de heer Arens worden omgezet in een schriftelijke vraag.

 

01 Vraag van mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de opleiding van de politieagenten met het oog op de invoering van het verhoor met aanwezigheid van een advocaat" (nr. 5028)

01 Question de Mme Carina Van Cauter à la ministre de l'Intérieur sur "la formation des agents de police en vue de l'instauration de l'audition en présence d'un avocat" (n° 5028)

 

01.01  Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de minister, de man wiens naam we niet meer durven uitspreken, Salduz, heeft heel wat teweeggebracht met betrekking tot de interpretatie van wat een eerlijk proces zou moeten zijn of is. Wij hebben een tsunami aan uitspraken door het Europees Hof gekend, waarbij stilaan duidelijk wordt wat moet worden begrepen onder bijstand van een advocaat tijdens het eerste politieverhoor, gekoppeld aan het recht op een eerlijk proces.

 

U weet dat het wetgevend kader vandaag stilaan vorm krijgt en bijna zijn definitieve vorm heeft bereikt. Wij weten dat in ieder geval een belangrijke rol zal worden toebedeeld aan de politie. Wij beseffen vandaag ook dat er bij de meeste balies al noodregelingen van kracht zijn met betrekking tot bijstand door een advocaat bij een eerste verhoor. Hoe dan ook mag worden verwacht dat de politie in de toekomst een belangrijke bijkomende opdracht zal krijgen.

 

Mevrouw de minister, ik veronderstel dat om hieraan uitvoering te geven in de praktijk, het ook voor de politieman op het terrein een hele aanpassing zal zijn. Dat zal ook enige vaardigheid en deskundigheid vereisen om te vermijden dat er een onevenwicht tot stand komt waarbij de maatschappij helemaal niet meer beschermd wordt en misdadigers de dans ontspringen.

 

Mevrouw de minister, ik neem aan dat u zich daar terdege van bewust bent en dat inmiddels initiatieven worden genomen om de politiemensen op het terrein klaar te stomen voor de belangrijke opdracht die hen wacht. Zijn er al initiatieven genomen om in opleidingen voor politiemensen te voorzien? Welke andere initiatieven neemt u nog?

 

01.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, binnen de rechercheschool van de federale politie loopt al sinds jaren de cursus Rechercheverhoortechnieken en audiovisueel verhoor voor volwassenen, een doecursus met rollenspelen voor de onderzoekers. In die rollenspelen zal, nu de wet is goedgekeurd, ook de bijstand van de advocaat worden opgenomen.

 

Tevens werd ingevolge de Salduzrechtspraak sinds januari 2011 een specifieke module van drie uur toegevoegd aan de functionele gerechtelijke opleiding, zijnde de vorming die aan elke onderzoeker wordt gegeven. Er zal ook een bijscholing worden gegeven aan alle onderzoekers die deze functionele opleiding reeds eerder hebben gevolgd.

 

Uiteraard zal de nieuwe wetgeving ook in de basisopleiding van alle politiemensen worden geïntegreerd.

 

Bovendien werden in de opleiding reeds bruggen gebouwd tussen justitie en politie. Zo organiseert de rechercheschool een specifieke cursus verhoortechnieken van vier dagen voor magistraten, zowel zittende magistratuur als parket, via het instituut voor de gerechtelijke opleidingen en de Hoge Raad voor de Justitie en voor leden van inspectiediensten met politiebevoegdheid zoals douane en sociale inspectie.

 

Nu de wet is goedgekeurd en de juiste draagwijdte van de tussenkomst van de advocaat aldus is gekend, zullen alle voormelde cursussen worden geactualiseerd. Mijn diensten zullen alles ook onmiddellijk integreren in de betrokken opleidingen.

 

01.03  Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord en uw proactieve houding. Ik denk dat er inderdaad nood is aan deze opleidingen. Het is nog even wachten op de stemming van de wet, maar de contouren zijn wel al duidelijk.

 

De wet is nog niet goedgekeurd, maar dit bewijst in elk geval dat u proactief bent opgetreden.

 

01.04 Minister Annemie Turtelboom: We gaan ervan uit.

 

01.05  Carina Van Cauter (Open Vld): Daar gingen wij ook vanuit, maar we zijn nu verzekerd van onze veronderstelling.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van mevrouw Barbara Pas aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de toepassing van de sancties van artikel 22 van de voetbalwet naar aanleiding van de wedstrijd Waasland-Beveren – RAEC Mons" (nr. 5040)

02 Question de Mme Barbara Pas à la ministre de l'Intérieur sur "l'application des sanctions prévues à l'article 22 de la loi sur le football à la suite du match Waasland-Beveren - RAEC Mons" (n° 5040)

 

02.01  Barbara Pas (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het is ondertussen een maand geleden dat in Tubeke de match tussen Waasland-Beveren en Bergen heeft plaatsgevonden. Naar aanleiding van deze match kregen de politiediensten uit de thuissteden van de deelnemende ploegen, zowel van Beveren als van Bergen, alsook de politie van Tubeke, waar de match plaatsvond, daags tevoren, op 28 mei, melding van de voetbalcel van de FOD Binnenlandse Zaken dat onder geen beding ter gelegenheid van de wedstrijd het speelveld mocht betreden worden door de supporters.

 

Dat terreinbestorming na het einde van de wedstrijd niet toegelaten is, noch door de supporters van de winnende ploeg, noch door de supporters van de verliezende ploeg, werd op voorhand aan alle supporters meegedeeld, alsook welke sancties daartegenover staan, namelijk 1 000 euro boete en twee jaar stadionverbod.

 

Op de supportersbus van Waasland-Beveren werd voor de match een boodschap van de politie in die zin voorgelezen. Ook tijdens de wedstrijd werd deze boodschap in het Nederlands en in het Frans omgeroepen.

 

Ondanks al deze waarschuwingen renden na het fluitsignaal ongeveer duizend supporters van de winnende ploeg van Bergen het veld op.

 

Mevrouw de minister, ik had graag van u vernomen of al deze supporters zoals aangekondigd en conform de sancties van artikel 22 van de voetbalwet, een stadionverbod van twee jaar hebben gekregen en een boete van 1 000 euro. Zo neen, waarom niet, want de waarschuwingen waren alleszins duidelijk? Zo ja, over hoeveel overtreders gaat het?

 

02.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, de voetbalcel van mijn diensten heeft inderdaad samen met het veiligheidsdepartement van de KBVB voorafgaand aan de wedstrijd opgeroepen om na de wedstrijd het veld niet te betreden. Dit gebeurt bij elke wedstrijd in de hogere afdelingen waar kan gevreesd worden voor een dergelijke terreinbestorming.

 

Het verleden heeft immers aangetoond dat een terreinbestorming, zelfs als het gaat om een vreugde-uitbarsting of een viering bepaalde veiligheidsrisico’s met zich kan meebrengen, zoals gedrum, valpartijen en paniekreacties.

 

Bovendien is er jammer genoeg vaak een beperkte minderheid van supporters die van dergelijke viering misbruik maakt om de supporters van de andere ploeg te gaan provoceren of om over te gaan tot vandalisme.

 

Sommige supporters van Bergen hebben ondanks de oproepen het toch nodig geacht om na afloop van de wedstrijd het veld te betreden, gevolgd door honderden andere supporters.

 

De politie van Tubeke en Bergen is bezig met de analyse van de beelden en het opstellen van de nodige processen-verbaal, waarna de procedure zoals voorzien in de voetbalwet zal worden opgestart. Ik heb dus echter nog geen exact cijfermateriaal.

 

02.03  Barbara Pas (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, die meldingen op voorhand aan de politiediensten zijn zeer terecht. De politiediensten van Beveren hebben het alleszins ter harte genomen en hebben dat bericht maximaal verspreid.

 

Ik ben er ook van overtuigd dat de voetbalcel binnen de FOD Binnenlandse Zaken die zaken ernstig ter harte neemt. Ik hoop dan ook dat zoveel mogelijk van deze bestormers effectief aan de voornoemde sancties zullen worden onderworpen. Als het blijft bij dreigementen en waarschuwingen, gaat het effect helaas teniet.

 

Ik ga het zeker blijven opvolgen en ben benieuwd hoeveel van deze honderden bestormers inderdaad de sanctie in artikel 22 zullen toegepast zien.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 5056 van mevrouw Ponthier wordt uitgesteld.

 

03 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "ondergrondse parkeergarages" (nr. 5116)

03 Question de Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "les parkings souterrains" (n° 5116)

 

03.01  Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in verschillende steden zijn ondergrondse autoparkings gebruikelijk, maar zij houden een zeker brandrisico in.

 

Een probleem dat al verschillende keren werd vastgesteld, is dat de bereikbaarheid van het ASTRID-systeem in ondergrondse parkeergarages te wensen overlaat. Ik heb vernomen dat er een verplichting zou komen voor de uitbaters van ondergrondse parkeergarages om een versterkingsmechanisme aan te brengen zodat de signalen van ASTRID beter zouden doorkomen.

 

Ik verneem graag van u of dit klopt. Indien ja, wat is de stand van zaken daaromtrent? Moet er een aanpassing komen van de wet of van de uitvoeringsbesluiten? Wordt dit opgenomen in de regeling van bouw- of veiligheidsvoorschriften?

 

03.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Dierick, op 4 september 2008 verscheen in het Belgisch Staatsblad het koninklijk besluit van 25 juli 2008 tot vaststelling van de nadere regels voor de samenstelling en de werking van de ASTRID-veiligheidscommissie die tot doel heeft de "indoorradiodekking" van het ASTRID-netwerk te verbeteren door de bouwheer te verplichten hierin te voorzien.

 

Dit koninklijk besluit geldt voor grote en nieuwe bouwwerken, dus niet alleen voor ondergrondse parkeergarages, maar ook voor theaters, winkels, enzovoort.

 

Na evaluatie van het voorstel met de criteria die bepalen in welke bouw- en infrastructuurwerken de ASTRID-radiodekking moet worden voorzien, bleek de voorgestelde procedure te zwaar, te lang en inefficiënt te zijn. In het nieuwe voorstel zal er daarom op gelet worden dat de procedure eenvoudiger is, sneller kan worden doorlopen en zowel geldt voor oude als voor nieuwe infrastructuurnetwerken.

 

Met de nieuwe procedures zullen eigenaars van grote oppervlaktes onmiddellijk weten of zij kunnen aansluiten op het ASTRID-netwerk, en dit in het belang van de veiligheid van de burgers en de hulpdiensten.

 

03.03  Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, er wordt blijkbaar werk gemaakt van een vernieuwde procedure die beter tegemoetkomt aan de wensen. Dat is een goede zaak. Er moet inderdaad worden gestreefd naar een zo groot mogelijke veiligheid en daarvoor moeten de nodige maatregelen worden genomen.

 

Ik weet niet wanneer die nieuwe procedure precies in werking treedt. Hebt u daarop al een zicht?

 

03.04 Minister Annemie Turtelboom: Dat zal ik u laten weten.

 

03.05  Leen Dierick (CD&V): Oké. Waarvoor dank, mevrouw de minister.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de buurtinformatienetwerken" (nr. 5132)

04 Question de Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "les réseaux d'information de quartier" (n° 5132)

 

04.01  Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, er zijn ongeveer 300 000 burgers lid van de buurtinformatienetwerken of BIN’s. Het is de bedoeling dat dergelijke BIN's de politie helpen, door de politie te verwittigen wanneer zij iets ongewoons of onverwachts opmerken. Onlangs is er een grootschalige evaluatie gebeurd. Daarover is een artikel in Knack verschenen.

 

Als een BIN opgericht wordt, moet er een coördinator zijn. Hoe verloopt de screening van zo'n coördinator? Zijn er daarvoor bepaalde vereisten?

 

Elk BIN heeft ook een eigen intern reglement waarin onder meer de do's-and-don'ts voor de BIN-leden staan. Zijn die reglementen overal dezelfde? Bestaan er daarvoor richtlijnen?

 

De BIN’s gaan er prat op dat zij heel veel hulp bieden aan de politie. Hoe ervaart de politie die samenwerking? Hoe verloopt die? Komen er bepaalde aanbevelingen of bevindingen uit de evaluatie van de BIN’s?

 

Ik zou graag ook cijfers krijgen, maar u mag mij die ook schriftelijk bezorgen, over het aantal BIN's per provincie en per stad. Hebt u de cijfers van de afgelopen drie jaar?

 

De BIN’s zijn op zich heel waardevol. De provincie Antwerpen ondersteunt de BIN-werking in haar provincie, onder meer door de financiering van de telefoonabonnementen van de leden. Hebt u weet van nog andere ondersteuningsmaatregelen die andere provincies nemen? Wat is de stand van zaken van de BIN's in Wallonië?

 

04.02 Minister Annemie Turtelboom: De politiezones screenen de coördinator volgens bepaalde criteria. De meeste zones vragen daarnaast een bewijs van goed en gedrag en zeden. De vereisten voor die functie worden door de politiezones zelf vooropgesteld. Het spreekt voor zich dat de criteria van de screening om veiligheidsredenen niet bekendgemaakt kunnen worden.

 

Wij streven naar een uniformisering van de interne reglementen, maar op dit ogenblik kunnen er kleine verschillen in de reglementen voorkomen, afhankelijk van de specifieke context van het BIN in kwestie. Elk lid van een BIN is vanzelfsprekend verplicht om de bepalingen van de omzendbrief van december 2010 na te leven.

 

Een BIN bestaat uit een belangrijke wisselwerking tussen de burger en de politie. Om kwalitatieve en nuttige meldingen te ontvangen, is het belangrijk dat de burger weet welke informatie nuttig kan zijn. Die informatie is verschillend voor een BIN in een afgelegen woonwijk waar zich bijvoorbeeld woninginbraken voordoen, en een handelswijk waar het BIN een preventieve rol kan spelen om de verspreiding van valse biljetten, overvallen of winkeldiefstallen te voorkomen.

 

Ook in de grensstreken kan een BIN rondtrekkende dadergroepen die verantwoordelijk zijn voor een deel van de woninginbraken, afschrikken. Om de criminaliteit in de grensstreken tegen te gaan, is een BIN een nuttig project. Het is geen toeval dat de grensregio’s heel wat BIN’s tellen. Het klopt inderdaad dat sommige zaken opgelost zijn dankzij de medewerking van een BIN.

 

Een BIN-bericht dat verspreid wordt, onmiddellijk na een winkeldiefstal, overval of inbraak, waarbij de politiediensten als reactie de nodige informatie over de locatie van de daders ontvangen van de ondernemers en de burgers, is vanzelfsprekend altijd nuttig. Er zijn concrete gevallen waarin een winkeldief aangehouden kon worden dankzij de gegevens die de handelaar aan de politie had meegedeeld.

 

Antwerpen is de enige provincie die BIN’s financieel bijstaat. Op dit ogenblik is er nog geen globale evaluatie gebeurd. Een wetenschappelijk onderzoek heeft wel aangetoond dat de burgers en de politie van Lochristi en van Braine-l’Alleud deze vorm van informatie-uitwisseling als positief ervaren en dat de burgers en de ondernemers zich veiliger voelen in hun omgeving dankzij het BIN.

 

Om praktische redenen houden wij enkel cijfers per provincie en per jaar bij. U krijgt die schriftelijk. U zult merken dat in 2011 225 van de 465 BIN’s zich in Antwerpen bevinden, 165 in Oost-Vlaanderen, 44 in West-Vlaanderen en 6 in de andere provincies samen. Er is dus een zeer groot verschil tussen de provincies, met Antwerpen als koploper.

 

Schommelingen in de aantallen zijn mogelijk wanneer BIN’s opgeheven worden. Op dit ogenblik is het aantal nieuwe BIN’s nog steeds groter dan het aantal opgeheven BIN’s. In Wallonië zijn er duidelijk minder BIN’s dan in Vlaanderen. Mijn diensten tellen op dit ogenblik 23 BIN’s in Wallonië, tegen 442 in Vlaanderen. Zij komen vooral tot stand in de provincie Waals-Brabant en in bepaalde grensgebieden.

 

Ik breng u echter eveneens in kennis dat sinds de rondzendbrief van december 2010 de Franstalige BIN’s een naamsverandering hebben ondergaan. Het vroegere “réseau d’information de quartier” is veranderd in “partenariat local de prévention.”

 

04.03  Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, dank u voor uw zeer uitgebreide en duidelijke antwoord. Het is goed dat er wordt gestreefd naar uniformiteit voor de interne reglementen, maar dat men ook rekening houdt met de specificiteit van de omgeving waarin die BIN’s actief zijn.

 

Ik ben blij te vernemen dat de studie in Lochristi en Braine-l’Alleud positief uitgedraaid is. Ik meen dat BIN’s schitterend werk leveren, met de nodige steun en waardering, en met goede richtlijnen.

 

Ik vind het wenselijk na te gaan hoe andere provincies aangezet kunnen worden tot ondersteuning van die BIN’s. Men kan ook op federaal vlak maatregelen nemen om de BIN’s nog beter te ondersteunen en ervoor te zorgen dat er ook in Wallonië meer BIN’s worden opgericht.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de M. Éric Jadot à la ministre de l'Intérieur sur "l'élargissement du champ d'intervention du PAB de Liège dans le cadre d'attaques armées lors d'évasions à la prison de Lantin" (n° 5228)

05 Vraag van de heer Éric Jadot aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de uitbreiding van het actieterrein van het PAB van Luik tot interventies bij ontsnappingen met wapengeweld uit de gevangenis van Lantin" (nr. 5228)

 

05.01  Éric Jadot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, le 27 mai dernier, à la prison de Lantin, a eu lieu l'évasion d'un détenu. Ce dernier a pu sortir via l'aide de complices extérieurs dotés d'armes de guerre.

 

Je constate que, de plus en plus souvent, les agents pénitentiaires – personnel non armé, faut-il le rappeler – se trouvent confrontés à des évasions (et tentatives d'évasions) dans un contexte de violence accrue. Ce type d'événement m'amène à vous interroger sur la collaboration des administrations pénitentiaires avec les services de police.

 

En ce qui concerne le cas de la région liégeoise vis-à-vis de l'établissement pénitentiaire de Lantin, je constate que le peloton anti-banditisme existant (PAB) n'est, de prime abord, pas habilité à y intervenir.

 

Pour rappel, entre 2007 et 2011, le PAB Liège-Métropole a étendu sa zone opérationnelle aux zones de police de Liège, Flemalle, Seraing-Neupré et Herstal. À ma connaissance, celui-ci a vocation à intervenir en soutien sur toutes les interventions à caractère violent ou potentiellement dangereuses et comme intervenant prioritaire en cas de situations où une arme est signalée.

 

Quelle est l'analyse de votre département concernant la collaboration entre services de police et administration pénitentiaire dans le cadre des évasions violentes?

 

Une concertation avec votre homologue de la Justice en la matière est-elle à l'ordre du jour?

 

En ce qui concerne la situation spécifique de Liège, une extension de la zone opérationnelle du PAB à Lantin est-elle envisagée? Dans l'affirmative, quels en seraient les délais et modalités?

 

05.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, depuis quelques années, la ville de Liège propose aux zones de police limitrophes de bénéficier des services du PAB de la zone de police de Liège dans le cadre de conventions latérales. Trois zones de police ont, à ce jour, répondu favorablement: Seraing-Neupré, Flemalle et Herstal.

 

Pour ce qui concerne la collaboration entre services de police et administration pénitentiaire, entre autres dans le cadre d'évasions, cela fait l'objet d'une concertation au niveau local.

 

Une concertation avec mon collègue de la Justice n'est actuellement pas à l'ordre du jour. La zone de police de Basse-Meuse où se situe la prison de Lantin étudie actuellement, à la demande du collège de police, l'opportunité de s'inscrire dans une convention latérale pour pouvoir bénéficier des services du PAB de la zone de police de Liège. Je ne peux qu'inciter les zones à de telles initiatives.

 

05.03  Éric Jadot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je savais bien qu'il existe une liberté organisationnelle entre les zones de police.

 

Il est vrai que cela peut paraître absurde quand des prisons se font attaquer à l'arme de guerre de constater qu'un peloton anti-banditisme n'y a pas accès. D'après mes informations, ce sont des raisons budgétaires qui ont empêché la conclusion de ces accords au niveau zonal.

 

Néanmoins, j'apprécie votre réponse incitative. Nous essaierons donc d'intervenir au niveau local pour que cela se réalise.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Daphné Dumery aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het personeelstekort bij de scheepvaartpolitie" (nr. 5233)

- mevrouw Daphné Dumery aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de scheepvaartpolitie in Oostende" (nr. 5234)

06 Questions jointes de

- Mme Daphné Dumery à la ministre de l'Intérieur sur "la pénurie de personnel au sein de la police de la navigation" (n° 5233)

- Mme Daphné Dumery à la ministre de l'Intérieur sur "la police de la navigation à Ostende" (n° 5234)

 

06.01  Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn twee vragen gaan over het personeelstekort bij de scheepvaartpolitie in Zeebrugge en in Oostende.

 

Volgens de werkgroep Veilige Havens die op 1 maart 2011 blijkbaar een evaluatie heeft gemaakt zouden er slechts vier agenten van de federale scheepvaartpolitie ’s nachts actief zijn in de haven van Zeebrugge. In totaal zouden er slechts 46 personen op de dienstregeling staan, terwijl er dat 81 zouden moeten zijn.

 

Ook de dienst AGIA die na het sluiten van het opvangcentrum in het Noord-Franse Sangatte werd opgericht om mensensmokkelaars te ontmaskeren en hun slachtoffers een humane opvang te bieden zou slechts virtueel bestaan en niet meer operationeel zijn, vandaar mijn vragen over de scheepvaartpolitie in Zeebrugge.

 

Uit hoeveel personen bestaat het korps in Zeebrugge? Voldoet dit aan de noden?

 

Is het juist dat er ’s nachts slechts vier leden actief zijn in de haven van Zeebrugge?

 

Is het correct dat de dienst AGIA enkel op papier bestaat en niet langer operationeel is? Indien dit gegeven klopt, zijn er dan alternatieve diensten of plannen in het leven geroepen om de problematiek van de mensensmokkelaars aan te pakken?

Zijn er ook plannen om het korps van de scheepvaartpolitie in Zeebrugge uit te breiden?

 

Hoeveel manschappen worden er op een normale dag ingezet voor de grenscontrole? Hoeveel zouden dat er minimaal moeten zijn rekening houdend met de vaststellingen van de Schengencommissie?

 

Is het correct dat bij een grootschalige grenscontrole alle manschapen worden ingezet en dat degenen die met verlof zijn, worden teruggeroepen?

 

Kan ik meteen mijn vraag over Oostende stellen?

 

06.02 Minister Annemie Turtelboom: Dat is voor mij geen probleem. Het antwoord erop is een integrerend deel.

 

06.03  Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, Oostende is natuurlijk op het ogenblik gekend voor de transitvluchtelingen. Wij weten dat er momenteel in het Maria Hendrikapark een driehonderdtal transitvluchtelingen in onmenselijke omstandigheden in open lucht bivakkeert. Oostende staat bij die transitvluchtelingen immers bekend om de gebrekkige beveiliging.

 

Hoeveel personen bevat het korps van de scheepvaartpolitie in Oostende? Voldoet dat aantal aan de noden?

 

Hoeveel leden zijn er ’s nachts aanwezig? Hoeveel leden doen er daadwerkelijk buitendienst?

 

Wij weten dat omgevingsfactoren van de haven van Oostende, liggend in stadsgebied, eigenlijk zorgen voor gaten in de beveiliging. Zijn er plannen om het korps van de scheepvaartpolitie in Oostende uit te breiden?

 

Hoeveel manschappen worden er op een normale dag ingezet? Hoeveel zouden er minimaal moeten zijn volgens de Schengencommissie?

 

06.04 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, het korps van de scheepvaartpolitie te Zeebrugge bestaat momenteel uit 69 voltijdse medewerkers op een personeelsformatie van 81 personen. Het korps van de scheepvaartpolitie te Oostende werkt op dit ogenblik met 71 voltijdse medewerkers op een personeelsformatie van 80 personen. Er is dus een deficit, maar het blijft beheersbaar en werkbaar.

 

Er werden bij de Mobiliteit 2011-2012 drie plaatsen voor inspecteur bij de scheepvaartpolitie te Zeebrugge en twee plaatsen bij de scheepvaartpolitie te Oostende opengesteld.

 

In Zeebrugge zijn tussen 22 u 00 en 07 u 00 inderdaad vier medewerkers aanwezig, wat voor de uitvoering van de dienst volstaat. Er is één medewerker voor de dispatching en de bemanning van de grensdoorlaatpost, en drie medewerkers voor de interventieploeg met buitendienst.

 

In Oostende zijn tussen 22 u 00 en 06 u 00 in totaal vijf fulltime medewerkers actief, in casu twee leden van de politie te water, zijnde de patrouille Noordzee, twee medewerkers zwembewaking en één terreinondersteuner. Occasioneel is tussen 22 u 00 en 02 u 00 één medewerker belast met een CO2-meting voor de detectie van illegalen in vrachtwagens aan de grens.

 

Eenmaal in de week wordt in de jachthaven te Nieuwpoort een nachtdienst uitgevoerd.

 

De Cel Administratieve en Gerechtelijke Afhandeling van Illegalen is geen afzonderlijke dienst. Het is een opdracht met betrekking tot de illegale immigratie en mensensmokkel, die door de interventieploegen en de grenscontrolebewakingploegen wordt uitgevoerd. Terwijl vroeger dagelijks een aantal medewerkers exclusief voor het uitvoeren van deze opdracht werd gereserveerd, wordt de opdracht nu gerealiseerd met de beschikbare ploegen.

 

De problematiek van de mensensmokkelaars wordt op geïntegreerde wijze binnen de geïntegreerde politie aangepakt en wordt niet exclusief toebedeeld aan de scheepvaartpolitie. De rol van de scheepvaartpolitie te Zeebrugge bestaat erin alle beschikbare informatie en inlichtingen in te winnen en aan de bevoegde overheden door te spelen, zodat op dat niveau een gepaste aanpak kan worden uitgewerkt.

 

Grenstoezicht is een van de kerntaken van de scheepvaartpolitie. Het wordt dagelijks door de interventie- en grensbewakingploegen gerealiseerd. Dagelijks worden voor de grenscontrole in Zeebrugge 16 medewerkers per etmaal ingezet. Bovendien zijn er dagelijks controles met CO2-meters door drie medewerkers van de Britse immigratiedienst, bijgestaan door één medewerker van de spoorwegpolitie te Zeebrugge of door het Technisch Steunteam van de scheepvaartpolitie, die eveneens in Zeebrugge is gelokaliseerd. Ook zijn er controles tijdens werkdagen van het vrachtvervoer met de X-rayscanner door vier medewerkers van het Technisch Steunteam en er zijn dagelijkse controles met migratiehonden door het Technisch Steunteam.

 

Volgens de Schengencommissie zouden in Oostende idealiter acht manschappen per shift naar de grenscontrole moeten worden georiënteerd, met name twee voor het toezicht op het vrachtverkeer, twee voor het toezicht op de passagiers in, twee voor passagiers out en twee in reserve voor de tweede lijn.

 

In Oostende is er 24 uur per dag, 7 dagen per week 1 politieman voor grenscontrole van vrachtverkeer. Bij aankomst en vertrek van passagiers wordt de controle uitgevoerd door een bijkomende ploeg, bestaande uit twee medewerkers. Gezien de grenscontrole zich voor het overgrote deel tijdens de dag afspeelt en er momenteel niet minder passagiersverkeer in Oostende is er voldoende capaciteit aanwezig om, conform de Schengenakkoorden, deze taak uit te voeren.

 

Voor grootschalige operaties put de scheepvaartpolitie van Oostende en Zeebrugge maximaal uit eigen rangen. In beide entiteiten houdt zich weliswaar te allen tijde een reservecapaciteit voor dringende interventies klaar. De opdrachten worden uitgevoerd en gepland met het oog op het daadwerkelijk beschikbare personeel. De verloven worden maximaal gerespecteerd. Alleen bij uitzondering wordt aan een medewerker gevraagd om vrijwillig afstand te doen van het geplande verlof. Terwijl vroeger verlofdagen veeleer systematisch naar het volgende jaar werden overgedragen, wordt dit nu zelfs vermeden en wordt ernaar gestreefd dat het personeel het verlof zoveel mogelijk naar eigen wens kan opnemen.

 

06.05  Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor het omstandig antwoord. Ik noteer alvast dat er een tekort in het kader is. U zegt wel dat het beheersbaar is, maar als ik kijk naar Oostende is dat momenteel niet beheersbaar.

 

Een veilige haven is ook belangrijk voor de klanten die de haven aandoen. Als wij aan de rederijen geen veilige haven kunnen aanbieden, is dat nefast voor onze concurrentiepositie.

 

Ik betreur het dan ook dat de capaciteit niet maximaal wordt ingevuld. Oostende is bekend als transithaven. De lokale autoriteiten kreunen onder de onveiligheid en de overlast die wordt gecreëerd. Er is ook een inhumaan aspect aan verbonden. Mensen overnachten daar in open lucht omdat er een reële kans bestaat op een overzet naar Groot-Brittannië.

 

Ik hoop dat de bijkomende aanwervingen het kader maximaal zullen invullen en dat zulks snel kan gebeuren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de minister van Binnenlandse Zaken over "alcoholcontroles tijdens de zomermaanden" (nr. 5247)

07 Question de Mme Karin Temmerman à la ministre de l'Intérieur sur "les contrôles d'alcoolémie en période estivale" (n° 5247)

 

07.01  Karin Temmerman (sp.a): Mevrouw de minister, naar aanleiding van de uitspraken van uw collega, staatssecretaris Schouppe, over het niet willen uitvoeren van alcoholcontroles, met daarbij de zinsnede om het plezier van de mensen in de zomer niet te vergallen, had ik graag de volgende vragen aan u gesteld.

 

Er start de komende zomer een nieuwe bobcampagne. Mevrouw de minister, bent u het eens met het standpunt van de staatssecretaris?

 

Ten tweede, bent u eventueel bereid om het aantal alcoholcontroles te laten opvoeren, ook tijdens de zomer, zodanig dat de nieuwe bobzomercampagne efficiënter wordt?

 

07.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw Temmerman, de sensibiliseringscampagne van het BIVV kan doeltreffend zijn zonder dat er specifieke of extra controleacties aan worden gekoppeld, wanneer de chauffeurs het gevoel hebben dat zij ook effectief gecontroleerd kúnnen worden. Het moet duidelijk zijn dat de alcoholcontroles altijd en onverminderd zullen blijven doorgaan.

 

Het opvoeren van alcoholcontroles, ook buiten de traditionele bobeindejaarscampagne, kan gerealiseerd worden met weinig bijkomende middelen, indien aan elke bestuurder die door de politie om een of andere reden staande wordt gehouden, een ademtest wordt opgelegd. De toepassing van het principe “stoppen is blazen” werd in 2010 reeds door de federale wegpolitie toegepast en leidde tot een verdubbeling van het aantal gecontroleerde bestuurders in vergelijking met 2008. We zijn van 124 000 naar 245 000 gegaan.

 

Ik ben ervan overtuigd dat, indien alle politiediensten, en in het bijzonder de verkeersploegen en interventiediensten van de lokale politie, dat principe toepassen, dat naast de nu reeds uitgevoerde controleacties het in de kadernota Verkeersveiligheid vooropgesteld aantal van 1,2 miljoen ademtests per jaar zou kunnen worden bereikt, zonder dat er daarvoor een capaciteitsverhoging nodig is. Het is daarbij tevens van belang dat de controleacties gericht worden op doelgroepen, plaatsen en tijdstippen die als kritiek worden geïdentificeerd, zonder de kwaliteit van de vaststelling uit het oog te verliezen.

 

07.03  Karin Temmerman (sp.a): Mevrouw de minister, daarmee heb ik weliswaar geen antwoord gekregen op de vraag of u akkoord gaat met de uitspraak van de staatssecretaris.

 

07.04 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw Temmerman, ik heb in het begin gezegd dat er gewerkt kan worden zonder specifieke of extra controleacties, wanneer de chauffeurs het gevoel hebben dat zij ook effectief gecontroleerd kunnen worden. Net daarom heb ik aangetoond dat wij elk jaar meer controleacties uitvoeren. Men weet dat men effectief gecontroleerd kan worden, dus dat werkt ook.

 

07.05  Karin Temmerman (sp.a): Ik had het natuurlijk specifiek over de uitspraak om het plezier van de mensen in de zomer niet te vergallen. Ik blijf erbij dat dat een zeer ongelukkige uitspraak was, die het werk van de politiemensen in vele zones onderuithaalt.

 

U zegt dat de mensen het gevoel moeten hebben dat ze altijd kunnen worden gecontroleerd, maar dat valt niet te rijmen met de uitspraak dat men het plezier van de mensen niet mag vergallen, want dan hebben ze niet het gevoel dat ze altijd kunnen worden gecontroleerd. De bobcampagne heeft op dat moment geen effect. Dat begrijp ik alvast uit uw antwoord.

 

07.06 Minister Annemie Turtelboom: Er vinden elk jaar meer politiecontroles en alcoholcontroles plaats. Er wordt steeds meer in geïnvesteerd.

 

07.07  Karin Temmerman (sp.a): Ik dank u voor uw antwoord en ik noteer dat u het niet eens bent met de uitspraak van de staatssecretaris.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de meldingsplicht voor cybercrime-incidenten" (nr. 5283)

08 Question de M. Peter Logghe à la ministre de l'Intérieur sur "la notification obligatoire des incidents liés à la cybercriminalité" (n° 5283)

 

08.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in antwoord op een schriftelijke vraag verschafte u mij heel wat cijfergegevens over cybercrime. Daaruit bleek dat steeds meer gevallen van hacking of informaticasabotage werden vastgesteld. Er was bijna een verdubbeling van hacking tussen 2006 en 2009. U schrijft zelf dat u het dan alleen nog maar over de geregistreerde of aangegeven gevallen heeft, want niet-geslaagde aanvallen worden in de meeste gevallen niet aangegeven. U stelt twee maatregelen in het vooruitzicht om de stijgende cybercriminaliteit te bestrijden: aangifteplicht en meer detectiesystemen.

 

Mevrouw de minister, ten eerste, hoe ziet u dat concreet, meer detectiesystemen in de bedrijven? Wilt u dat opleggen? Hoe zit dat dan met de privacy van de bedrijven en dan vooral met de privacy en het bestaan van bedrijfsgegevens en andere bedrijfsgeheimen?

 

Ten tweede, de aangifteplicht. Ook deze maatregel klinkt goed in de oren, maar op welke manier zoekt u dat in te voeren? Op welke manier wilt u controleren?

 

Ten derde, ligt het niet in de lijn van deze maatregelen om overleg hierover te plegen met de bedrijfsorganisaties, om rond de tafel te gaan zitten? Is dit overleg al gepland? Zo ja, wanneer?

 

De voorstellen die de minister heeft geformuleerd, zijn diepgaand en ingrijpend. U wilt én meer controleren én meer meldingen. Te verwachten valt dat dit zonder wetswijziging niet mogelijk zal zijn. Dat zal ingrijpend zijn op het vlak van de privacy van de bedrijven en van hun bedrijfsgeheimen. Een aantal wetswijzigingen is dus misschien wel nodig.

 

Denkt u in lopende zaken met een wetsontwerpen naar de commissie te komen? Denkt u dat de Kamer dit wel aan zal kunnen?

 

08.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, ik zou het Parlement nooit durven onderschatten.

 

Mijnheer Logghe, het nemen van maatregelen voor een betere beveiliging van informaticasystemen in bedrijven behoort tot de bevoegdheid van verschillende ministers.

 

Daarom werd in 2005 het federaal overlegplatform informatieveiligheid opgericht dat bestaat uit verschillende overheidsdiensten: Fedict, de FOD Economie, Buitenlandse Zaken en Binnenlandse Zaken, FOD Justitie, de federale politie, het Belgisch Instituut voor Posterijen en Telefonie, het ministerie van Landsverdediging, het College van procureurs-generaal, het federaal parket, de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en het Computer Emergency Response Team.

 

Binnen dit platform werd in 2007 een white paper, een strategisch beleidsdocument, uitgewerkt waarin verschillende stappen werden gezet om de veiligheid van de informatiemaatschappij te verbeteren.

 

In uitvoering van dit document wordt projectmatig gewerkt binnen werkgroepen om diverse doelstellingen te realiseren. Volgende werkgroepen zijn op dit moment actief: de werkgroep classificatie – die gaat over de homologatie en de accreditatie –, de werkgroep inventaris van de kritieke infrastructuur, waar de leiding bij het BIPT ligt, de werkgroep incidentmanagement bij ernstige cyberaanvallen op ICT-systemen, waar de leiding bij de Federal Computer Crime Unit ligt en de werkgroep detectie van incidenten door een netwerk van passieve sensoren, waar de leiding bij het BIPT ligt.

 

Het is duidelijk dat deze werkgroepen zich in de eerste plaats focussen op de ICT-infrastructuur van de overheid en op de kritieke ICT-infrastructuur die vaak ook in handen is van private bedrijven.

 

Ik heb in de nieuwe wetgeving ter bescherming van kritieke infrastructuren, die eind mei door de Kamer werd goedgekeurd, al voorzien in de verplichting voor bedrijven die deel uitmaken van de kritieke infrastructuur om incidenten die de veiligheid van die infrastructuur in gevaar brengen, te melden aan het CIC.

 

Voor andere bedrijven bestaat er nog geen meldingsplicht. Ik denk echter dat een dergelijke verplichting en het gebruik van betere detectiesystemen heel nuttige instrumenten zouden zijn in de strijd tegen cybercriminaliteit. Op die manier kunnen wij een beter beeld krijgen van cybercrime en de strijd ook beter en gerichter voeren.

 

Aangezien het hier gaat om een beleid ten opzichte van privébedrijven, is het natuurlijk in eerste instantie aan mijn collega, minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, die hierin de beleidsverantwoordelijke is, maar voor het invoeren van een dergelijke meldingsplicht is er inderdaad een wetgevend initiatief nodig, ongeacht of de regering dit nu neemt of het Parlement het zelf doet.

 

08.03  Peter Logghe (VB): Als ik de bedragen lees in Het Laatste Nieuws en De Tijd blijkt toch wel dat een optreden meer dan gewenst is. Op die manier gaat 120 miljoen euro verloren aan oplichting via internet. U doet er goed aan om die meldingsplicht door te voeren voor alle bedrijven. Ik zal de minister van Ondernemen en Vereenvoudigen daarover aanspreken. Ik zal ook nakijken of er iets kan gebeuren op wetgevend vlak.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Question de M. David Clarinval à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "l'inhumation de personnes ayant subi un traitement à base d'isotopes radioactifs" (n° 5353)

09 Vraag van de heer David Clarinval aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de inhumatie van personen die behandeld werden met radioactieve isotopen" (nr. 5353)

 

09.01  David Clarinval (MR): Madame la ministre, j'ai lu dans la presse que l'Agence fédérale de contrôle nucléaire (AFCN) avait envoyé aux hôpitaux et aux crématoriums de tout le pays un courrier rappelant les précautions à prendre lorsque le personnel manipule des dépouilles de personnes ayant subi des traitements à base de radio-isotopes radioactifs. Le patient deviendrait alors une source permanente de rayonnement jusqu'à la décroissance radioactive de la substance administrée ou son élimination par voie naturelle. Un délai de précaution est ainsi à respecter de 303 jours pour le traitement de métastases osseuses et jusqu'à 632 jours dans le cas d'un cancer de la prostate.

 

Il se peut toutefois qu'un patient décède inopinément peu de temps après avoir reçu le traitement. Son corps est alors considéré comme une dépouille radioactive. L'AFCN annonce que si le décès survient avant le terme du délai de précaution, il est préférable d'inhumer la dépouille. Si les proches veulent néanmoins procéder à une incinération, des mesures s'imposent, insiste l'Agence.

 

Madame la ministre, êtes-vous au courant de cette situation? Y a-t-il un réel danger selon vous? Quelles mesures comptez-vous prendre pour tenir compte de cette question délicate?

 

09.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur Clarinval, en 2003 déjà, à la demande de l'Agence fédérale de contrôle nucléaire, le Conseil supérieur d'Hygiène s'était penché sur la problématique des dépouilles radioactives, notamment lors d'une crémation.

 

L'évaluation permettait de conclure que le risque radiologique, pour ce qui concerne le personnel des crématoriums, est très limité si des règles classiques de bonne pratique sont respectées et, pour la population habitant à proximité des crématoriums, quasi inexistant et ce, même en l'absence de mesures complémentaires spécifiques en rapport avec la protection radiologique.

 

Des tests multiples et répétés, il ressort qu'aucune augmentation mesurable de la radioactivité n'a été démontrée. Cette évaluation a été confirmée en 2008 par le Conseil supérieur de la Santé.

 

Par ailleurs, plusieurs mesures spécifiques à la situation que vous décrivez sont prévues. Tout d'abord, la présence de radionucléides dans la dépouille doit être notifiée par le médecin qui a constaté le décès. La notification est faite auprès du médecin fonctionnaire de l'état civil qui prendra ensuite contact avec l'inspecteur d'hygiène fédéral de la zone concernée. Ce dernier s'adressera ensuite à l'AFCN pour obtenir un avis spécialisé et décidera de la suite des démarches.

 

Diverses mesures sont également prises au cours des différents stades de la crémation. Par exemple, pendant une période définie, dite période de précaution, il est interdit de procéder à la crémation. Cependant, il est tenu compte au mieux de la volonté des proches.

 

S'agissant d'une période très pénible pour les proches, des méthodes adaptées peuvent leur être proposées. Il va de soi que la sécurité de tous les intéressés, c'est-à-dire du personnel de l'hôpital mais aussi de l'entrepreneur des pompes funèbres, reste la priorité et est assurée à tout moment.

 

Ainsi, les proches peuvent décider de l'ablation de l'organe radioactif, ou encore, la crémation peut avoir lieu pendant la période de précaution, mais uniquement si elle est supervisée et encadrée par un expert en rayonnements ionisants présent sur place. Cet encadrement et cette supervision s'effectuent en étroite concertation avec la direction du crématorium et ses collaborateurs et tiennent évidemment compte des spécificités de l'installation.

 

Enfin, des mesures peuvent également être appliquées quant aux cendres du défunt, qui seraient susceptibles de comporter des résidus de substances ou de sources radioactives. Ainsi, les cendres ne peuvent en principe être dispersées ou emportées immédiatement après la crémation.

 

Une exception est cependant possible sur autorisation de l'expert et si la famille recourt à une urne funéraire adaptée.

 

En ce qui concerne la sensibilisation des principaux acteurs, l'Agence a pris l'initiative d'envoyer une fiche d'information qui attire leur attention sur la nécessité de la notification systématique d'un décès à risque et les bonnes pratiques à appliquer dans les hôpitaux et les crématoriums.

 

D'autres actions de sensibilisation sont envisagées, entre autres vers les états civils des villes et communes du pays. L'AFCN reste toujours attentive aux évolutions dans ce domaine et, en concertation avec le Conseil supérieur de la Santé et le secteur des pompes funèbres et des crématoriums, elle ajustera la politique en la matière en cas de nécessité.

 

09.03  David Clarinval (MR): Je remercie la ministre pour cette réponse très complète. Je prends note aussi que les mesures de précaution existent et qu'il était nécessaire que l'Agence fédérale les rappelle car peut-être y a-t-il eu un relâchement de l'attention des acteurs. Il est bon de rappeler ces mesures-là même si, comme vous l'avez dit, ces périodes sont difficiles pour les proches et venir imposer ces contraintes supplémentaires n'est pas agréable. C'est important pour le personnel des crématoriums.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Zoals reeds gezegd is vraag nr. 5354 van de heer Arens omgezet in een schriftelijke vraag.

 

10 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de aanvraag vanuit politiezones naar federaal materiaal" (nr. 5381)

10 Question de M. Peter Logghe à la ministre de l'Intérieur sur "les demandes de matériel fédéral par les zones de police" (n° 5381)

 

10.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, als de zonechef van een bepaalde politiezone vaststelt dat hij in het kader van de ordehandhaving in de gemeente federaal materiaal nodig heeft, bijvoorbeeld een tankwagen met waterkanon, dan moet hij er goed op letten wanneer hij het materiaal aanvraagt, laat ik mij vertellen. Het schijnt zo te zijn dat een waterkanon door de federale overheid niet meer dezelfde dag kan worden geleverd als het niet is aangevraagd vóór 20 u 00. Dat kan de betrokken politiezone natuurlijk wel in de problemen brengen of zuur opbreken.

 

Mijn concrete vragen aan u zijn de volgende. Erkent u de toestand? Kan bijvoorbeeld een tankwagen met waterkanon inderdaad enkel dezelfde dag worden geleverd op voorwaarde dat de aanvraag vóór 20 u 00 is binnengebracht? Waarom is dat zo? Vroeger kon men heel de dag door bestellen en werd de tankwagen, in de mate van het mogelijke, onmiddellijk geleverd? Wat is er veranderd? Waarom is men op dat vlak minder soepel geworden?

 

Bestaan er geformaliseerde regels voor bestellingen van ander gespecialiseerd materiaal? Zo ja, welke? Denkt men eraan om de regels soepeler te maken, zodat steden en gemeenten op een kortere termijn kunnen worden geholpen aan federaal materiaal?

 

Ik ben benieuwd naar uw antwoord.

 

10.02 Minister Annemie Turtelboom: Momenteel staat de sproeiwagen van de federale reserve inderdaad stand-by tussen 10 u 00 uur en 20 u 00 in plaats van tot 24 u 00. De proef – het is een proef – is gebaseerd op statistieken over de inzet van dat middel voor onvoorziene evenementen.

 

Voor geplande evenementen gebeurt de aanvraag van gespecialiseerd materiaal via een standaardformulier dat door het korps van de lokale politie via de DirCo naar de directie Operaties van de federale politie wordt gestuurd. De aanvrager wordt steeds tijdig in kennis gebracht van het al dan niet ter beschikking stellen van de gevraagde middelen.

 

Bij onvoorziene gebeurtenissen richt de aanvrager zich rechtstreeks tot de permanentie van de directie Operaties. Indien de gevraagde middelen beschikbaar zijn, worden ze onmiddellijk ingezet. Ingeval van problemen om de gevraagde middelen te leveren, tracht de federale politie in alternatieven te voorzien.

 

De regels voor het ter beschikking stellen van speciale middelen van de federale politie blijven soepel en heel transparant.

 

Nogmaals, de aanpassing van de uren is gewoon gebeurd op basis van statistieken van onvoorziene evenementen en is een proef.

 

10.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik verneem dus dat die nieuwe uurregeling voor de tankwagen met waterkanon er een is op proef. Ik veronderstel dat die proef tijdelijk van aard is en dat er na die tijdelijke proef in elk geval een evaluatie zal volgen. Wanneer denkt u dat die proef afgelopen is? Wanneer zal men evalueren wat de nieuwe regeling voor voordelen en vooral ook voor nadelen met zich heeft gebracht?

 

Ik zou u hierover graag weer aanspreken, eens die proefperiode achter de rug is. Hebt u er al zicht op wanneer die proefperiode achter de rug zal zijn?

 

10.04 Minister Annemie Turtelboom: Het is gebaseerd op vroegere statistieken. Als wij merken dat het goed werkt, dan blijft de regeling bestaan. Als wij echt merken dat ze aanleiding geeft tot problemen, dan passen wij dat weer aan. De bedoeling van een sproeiwagen is om die te gebruiken en niet om die werkloos te laten staan.

 

10.05  Peter Logghe (VB): Het gaat natuurlijk vooral over de onvoorziene omstandigheden, waarbij men die sproeiwagen op korte termijn nodig heeft.

 

10.06 Minister Annemie Turtelboom: De proef is gebaseerd op statistieken van onvoorziene evenementen, niet op statistieken van voorziene evenementen. Men heeft daar gemerkt dat het amper wordt aangevraagd tussen 20 u 00 en 24 u 00.

 

10.07  Peter Logghe (VB): Wij blijven de kwestie van nabij volgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de klachten van kmo's over sluikstorten en de vraag om politionele actie" (nr. 5438)

11 Question de M. Peter Logghe à la ministre de l'Intérieur sur "les plaintes des PME à propos des dépôts clandestins d'immondices et la demande d'interventions policières" (n° 5438)

 

11.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik weet wel dat de politie niet overal kan zijn en dat zij niet op alle slakken zout kan leggen. Uit een bevraging blijkt dat een op de drie kmo's in België klaagt over sluikstorten op hun terrein of in werfcontainers en vooral vraagt naar actie van de overheden. Bijgevolg meen ik dat een optreden toch gewettigd is.

 

De problemen liggen het meest voor de hand bij ondernemers en aannemers uit de bouw, want zij moeten in principe op eigen kosten het afval sorteren en het correct laten verwijderen. Men vertelt mij dat er weinig aangifte van sluikstorten wordt gedaan, wat vooral te maken heeft met het gebrek aan een aanpak die een ontradend effect zou kunnen hebben. 34 % van de ondervraagde ondernemers ondervindt economische schade door het sluikstorten.

 

Ik heb de volgende vragen.

 

Ten eerste, bevestigt u, gebaseerd op uw gesprekken met de sector, het bestaan van die problematiek voor kmo’s?

 

Ten tweede, bevestigt u dat het gebrek aan een strenge aanpak een van de oorzaken is van de geringe aangiftebereidheid van kmo’s inzake het sluikstorten?

 

Ten derde, in hoeverre is het aanpakken van sluikstorten een prioriteit van de politie? Is elke gemeente of stad vrij om daarin zelf haar prioriteiten te leggen?

 

Ten vierde, wordt of werd de problematiek van het sluikstorten op kmo-terreinen al aangekaart in de Ministerraad? In hoeverre worden er maatregelen voorgesteld of uitgewerkt om het economische middenveld dat toch zeer belangrijk is voor het economische leven, ter wille te zijn? Kan een regering in lopende zaken maatregelen nemen?

 

11.02 Minister Annemie Turtelboom: De politie richt zich op de strijd tegen zware en georganiseerde vormen van afvalzwendel die als prioriteit werd opgenomen in het Nationaal Veiligheidsplan 2008-2011. Onder deze noemer wordt eerder verwezen naar milieumisdrijven inzake afvalfraude in de bovenlokale context. Sluikstorten daarentegen is een lokale vorm van milieucriminaliteit die zelden beantwoordt aan de definitie van afvalzwendel.

 

Steden en gemeenten hebben de mogelijkheid om in hun zonaal veiligheidsplan de strijd tegen sluikstorten prioritair te maken en de aanpak van dit fenomeen zelf projectmatig uit te werken. Het is op dat niveau dat er moet worden geageerd wanneer dergelijke fenomenen zich voordoen.

 

11.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, uw korte antwoord was natuurlijk te verwachten door de aard van mijn vraag.

 

Ik wil er één bedenking aan vastknopen, als u het mij toestaat. In mijn eigen provincie stel ik vast dat er nogal wat gemeenten en steden zijn die van de aanpak van sluikstorten totaal geen prioriteit meer maken, omdat zij andere prioriteiten hebben. Men merkt dat sommige steden en gemeenten stilaan aan het vervuilen zijn en dat daar een algemeen onveiligheidgevoel uit voortvloeit, dat ze wel eens zuur kan opbreken.

 

Ik dank u in elk geval voor uw antwoord. Ik ga er in mijn eigen stad het nodige mee doen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Question de M. Anthony Dufrane à la ministre de l'Intérieur sur "le plan d'action radon de l'AFCN" (n° 5459)

12 Vraag van de heer Anthony Dufrane aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het radonactieplan van het FANC" (nr. 5459)

 

12.01  Anthony Dufrane (PS): Monsieur le président, madame la ministre, depuis octobre 2008, l'Agence fédérale de contrôle nucléaire (AFCN) a mis en œuvre un plan d'action pluriannuel dont l'objectif est de diminuer les risques d'exposition au radon dans les bâtiments. Le radon étant un gaz naturellement présent dans notre environnement, incolore et inodore, il peut avoir une incidence négative sur la santé des citoyens qui y seraient exposés, à tel point qu'il est classé par l'OMS comme deuxième cause de cancer pulmonaire dans de nombreux pays.

 

L'étude sur le radon menée par l'AFCN est donc primordiale pour la santé de nos concitoyens. En parcourant le site web de l'AFCN, j'ai pu constater que des campagnes de mesures approfondies de taux de radon ont déjà été menées dans un certain nombre de communes, cartographiées dans des zones potentiellement à risque. Cependant, le site ne précise pas si d'autres campagnes sont à venir et où elles se dérouleront.

 

Dès lors, madame la ministre, pouvez-vous me dire si les campagnes de mesures menées dans le cadre du plan d'action de l'Agence fédérale sont clôturées? Le cas échéant, quelles en sont les conclusions? Dans la négative, quel est son état d'avancement? Enfin, quelles mesures ont-elles été prises afin de sensibiliser la population aux dangers du radon? Quelles mesures d'assainissement peuvent-elles être réalisées pour protéger nos concitoyens?

 

12.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, cher collègue, dans le cadre du plan d'action radon, des campagnes de mesures sont organisées en continu en collaboration avec les provinces et les communes.

 

L'AFCN inclut dans son approche l'organisation systématique de campagnes de mesures, de sensibilisation de la population et des pouvoirs locaux, et l'organisation de formations pour les professionnels de la construction, zone par zone.

 

Après les zones à risque en provinces de Luxembourg, Liège et Namur, les actions se focalisent actuellement sur les provinces du Brabant wallon et du Hainaut. Les campagnes sont annoncées sur le site web de l'AFCN au fur et à mesure de leur déroulement. Pour les campagnes 2011-2012, huit communes dans les provinces du Hainaut et du Brabant wallon ont été invitées à participer à ces campagnes qui commenceront fin septembre, début octobre.

 

L'organisation des campagnes sera poursuivie et elles tiendront compte des évolutions reprises dans la nouvelle directive européenne concernant les normes de base en radioprotection. Les conclusions préliminaires des campagnes sont reprises dans un tableau récapitulatif sur le site web de l'AFCN. En résumé, sur les 7 352 mesures effectuées dans le cadre des campagnes, 12 % dépassent le niveau d'action de 400 becquerels par mètre cube (Bq/m3).

 

Les mesures de sensibilisation sont multiples: des soirées d'informations sont organisées; dans les communes, un système d'information pour la population concernée est mis en place: il s'agit de brochures et dépliants à disposition dans les maisons communales, d'informations sur le site web et d'informations relatives à la protection contre le radon dans les nouvelles constructions. Les mesures dans les habitations et sur les lieux de travail ont amélioré la statistique de l'exposition de la population dans les communes concernées, que l'on retrouve sur la carte interactive disponible sur le site web de l'AFCN.

 

Les propriétaires de bâtiments à taux élevé en radon sont guidés dans le processus de remédiation grâce, entre autres, à des soirées d'informations, à la distribution de brochures et à des visites de diagnostic.

 

Finalement, des formations pour les professionnels de la construction sont organisées et la cartographie détaillée et locale continue à se développer.

 

12.03  Anthony Dufrane (PS): Monsieur le président, je remercie Mme la ministre pour sa réponse.

 

Madame la ministre, vous avez dit que huit communes avaient été invitées. Ont-elles toutes répondu positivement à cette invitation?

 

12.04  Annemie Turtelboom, ministre: Je n'en suis pas certaine. Mais il est possible que d'aucunes répondent encore.

 

12.05  Anthony Dufrane (PS): Les propriétaires ayant constaté un taux élevé de radon dans leur maison, ont-ils l'obligation, en cas de vente de leur propriété, de le signaler aux futurs acquéreurs?

 

12.06  Annemie Turtelboom, ministre: Je n'en suis pas certaine. Je vais m'informer à ce sujet et je vous communiquerai l'information dès qu'elle m'aura été transmise.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Question de M. Anthony Dufrane à la ministre de l'Intérieur sur "le manuel concernant les descentes sur les lieux à la suite d'une infraction" (n° 5460)

13 Vraag van de heer Anthony Dufrane aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het draaiboek voor het afstappen ter plaatse na een misdrijf" (nr. 5460)

 

13.01  Anthony Dufrane (PS): Madame la ministre, il y a quelques mois, un manuel consacré aux descentes sur les lieux d'une infraction a été rédigé par un groupe de travail. Ce manuel destiné aux magistrats et aux juges d'instruction ainsi qu'aux services de police a pour but d'améliorer le processus de descente sur les lieux de faits significatifs et de garantir la qualité des enquêtes. De plus, à la demande du Collège des procureurs généraux, la Commission permanente de la police locale a lancé fin avril une enquête auprès des différentes zones de police afin de cartographier les moyens existants et de les comparer aux moyens nécessaires pour mettre en œuvre les directives du manuel.

 

Madame la ministre, que ressort-il de cette enquête? Les services de police des différentes zones disposent-ils de tous les moyens nécessaires pour respecter l'intégralité des schémas prévus par ce manuel? Dans la négative, quelles sont les zones qui ne disposeraient pas de ces moyens? Enfin, madame la ministre, afin d'éviter que les directives de ce manuel ne soient inapplicables pour certaines zones de police, quelles mesures avez-vous prévues?

 

13.02  Annemie Turtelboom, ministre: À la demande du Collège des procureurs généraux, la commission permanente de la police locale effectue une enquête en la matière auprès des zones de police mais cette enquête n'est toujours pas terminée. Pour ce qui est de l'état des choses, je renvoie à la réponse de mon collègue ministre de la Justice.

 

13.03  Anthony Dufrane (PS): D'après ce que j'entends, 45 zones de police ont déjà répondu mais on n'en a pas encore tiré d'enseignements.

 

13.04  Annemie Turtelboom, ministre: Tant que l'enquête ne sera pas terminée, on ne me communiquera pas l'ensemble des résultats.

 

13.05  Anthony Dufrane (PS): Je vous remercie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 5483 van mevrouw Jadin wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

14 Vraag van mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Binnenlandse Zaken over "extra agenten voor Molenbeek" (nr. 5501)

14 Question de Mme Carina Van Cauter à la ministre de l'Intérieur sur "des agents de police supplémentaires à Molenbeek" (n° 5501)

 

14.01  Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de veiligheidsproblematiek in Brussel, en in Molenbeek in het bijzonder, is de laatste tijd veel in de actualiteit geweest.

 

Ik heb een dubbele vraag voor de minister.

 

Ten eerste, hoe zit het met die extra politiecapaciteit? We hebben daarover verschillende berichten ontvangen. Kan u daarover duidelijkheid scheppen? Werden er extra manschappen voorzien en heeft men daar een beroep op gedaan, of waarom niet?

 

Ten tweede, het baart mij zorgen dat er een groot ongenoegen leeft, zowel bij de politie als bij de burgers, over de wijze waarop de aanhouding van personen die een misdrijf hebben gepleegd wordt afgehandeld, of niet wordt afgehandeld, want dat is het probleem.

 

Mensen klagen erover dat criminelen worden aangehouden en enkele uren nadien opnieuw op straat staan. We stellen vast dat het dezelfde mensen zijn die binnen de kortste keren hervallen in hetzelfde gedrag. Dat ontmoedigt de politie, dat wekt wrevel bij de burgers, dat geeft aanleiding tot straffeloosheid. Het geeft in ieder geval, bij diegenen die denken dat ze ervan afkomen middels een ondervraging bij de politie, het gevoel dat ze de ingeslagen weg kunnen blijven bewandelen.

 

De vraag rijst hoe we daaraan kunnen remediëren? We stellen vast dat ons strafrecht en ons Wetboek van strafvordering effectief voorzien dat zulke criminelen, of jeugdzondaars als ik ze zo kan noemen, onmiddellijk kunnen worden aangepakt. Er bestaan twee manieren van werken die u niet onbekend zijn.

 

Ten eerste, het artikel 216 van het Wetboek van strafvordering, waarbij gebruik gemaakt kan worden van de periode van vrijheidsberoving om, in het proces-verbaal, betrokkenen te laten oproepen om na tien dagen reeds te verschijnen voor de rechtbank.

 

Ten tweede, de parketmagistraat kan een dagvaarding doorfaxen naar het politiecommissariaat en degene die gearresteerd is tekent dan onmiddellijk de dagvaarding in het politiecommissariaat. Vervolgens moeten de zaken gefixeerd worden binnen een snelrechtkamer – zoals dat wordt genoemd – en binnen de kortste keren moet dan een effectieve straf worden opgelegd en moet de schade ten aanzien van de slachtoffers en de maatschappij worden hersteld.

 

Dit ontbreekt blijkbaar. Ik heb de minister van Justitie gevraagd in hoeveel gevallen, in Brussel in het algemeen en in Molenbeek in het bijzonder, door de politie toepassing werd gevraagd van deze artikelen. Het parket kan uiteraard niet met een loep of een camera kijken of er door de politie verdachten werden gearresteerd. Men moet uiteraard een interactieve werking hebben tussen politie en Justitie. Politiemensen zouden de verdachte bij het parket moeten brengen ofwel om overzending van een dagvaarding verzoeken zodat men effectief kan overgaan tot dagvaarding en berechting waardoor de keten kan worden gesloten.

 

De minister van Justitie heeft mij gisteren geantwoord dat er tot op heden in de politiezone Brussel-West, waartoe Molenbeek behoort, geen toepassing werd gevraagd van een van beide artikels. De wet bestaat, mevrouw de minister. Wij hebben bij de minister van Justitie herhaaldelijk aangedrongen om in de praktijk werk te maken van de toepassing van de artikels. Dit heeft aanleiding gegeven tot een circulaire van 17 september 2010 van het College van de PG’s, die was gericht zowel aan Justitie als aan de politie, met de uitdrukkelijke vraag om toepassing te maken van dit snelrecht zoals het in de wet is ingeschreven. Er werd ook een lijst gemaakt van een aantal misdrijven die specifiek kaderen in wat gemeenzaam stadscriminaliteit wordt genoemd. Als ik dan hoor dat de minister van Justitie mij zegt dat in de politiezone Brussel-West tot op heden nog geen toepassing werd gevraagd van een van beide artikels dan baart mij dat zorgen.

 

Men kan in zoveel politiecapaciteit voorzien als men wil, men kan die verdubbelen of zelfs verdrievoudigen en men kan op iedere hoek van de straat een politieagent posteren, maar als men de criminelen interpelleert en naar het politiecommissariaat brengt, en ze worden nadien gewoon terug op straat gezet dan zullen wij nergens geraken en dan krijgt men effectief een gevoel van straffeloosheid.

 

Er was enerzijds de reactie van de burgemeester die zei dat men voldoende politiecapaciteit heeft. Of dit terecht of onterecht is, zal waarschijnlijk uit uw antwoord blijken. Anderzijds is er ook de vaststelling dat men gewoon niets doet met de mogelijkheden die men heeft. Men heeft blijkbaar nog geen enkele keer toepassing gevraagd van het bestaande wettelijke kader.

 

Mevrouw de minister, is er ter zake een instructie gegeven aan de politie? Weet men dit al dan niet of negeert men de aanbevelingen om toepassing te maken van het snelrecht? Ik heb vernomen dat er blijkbaar ook maar een snelrechtkamer is. Dat is echter een ander debat.

 

Graag uw toedracht van de feiten en uw suggestie tot oplossing. Ik denk dat dit belangrijk is.

 

14.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, na de veiligheidsproblemen in Brussel in 2010, werden er een aantal maatregelen genomen, zoals de versterking van de federale reserve bij de DirCo van Brussel met 50 mensen. Het betreft een permanente versterking waarvan de lokale Brusselse zones gebruik kunnen maken.

 

Het interventiekorps Brussel voert steunopdrachten uit in het kader van de bestuurlijke en de gerechtelijke politie en houdt toezicht op bepaalde locaties. De politiezone Brussel-West heeft in 2010 veertig keer een beroep gedaan op die versterking, in het bijzonder in het kader van de ordehandhaving, betogingen en manifestaties, maar amper twee keer voor een actie in het kader van sac jacking en diefstallen met geweld en maar één keer in het kader van een actie voor veiligheid in de metro.

 

Er is een onderscheid tussen wat men proactief doet en wat men doet op het moment dat er een acute crisissituatie is waarbij men op dat ogenblik steun nodig heeft voor de ordehandhaving, bijvoorbeeld bij een betoging of een manifestatie.

 

In 2011 heb ik nog geen enkele specifieke steunaanvraag ontvangen. Voor de maand juli 2011 heeft de zone West een algemene steunaanvraag bij het CIK ingediend. De steun werd toegezegd, voor een sectie van tien man gedurende drie dagen en een halve sectie gedurende vijf dagen. Dat is eigenlijk niet-gespecialiseerd personeel, dat de capaciteit tijdens de verlofperiode wat moet bijpassen. Dat is wat atypisch.

 

Uw suggestie en het antwoord dat de minister van Justitie gisteren op uw vraag heeft gegeven, zal ik meenemen. Misschien moet er een evaluatie gebeuren. Ofwel is de procedure onvoldoende bekend, ofwel is ze wel bekend, maar maakt men er te weinig gebruik van en vraagt men te weinig steun. Ik zal opdracht geven om uw specifieke suggestie te onderzoeken en na te gaan waarom de politiezones die procedure niet aanwenden. Als dat komt door een gebrek aan bekendheid, dan moeten wij nagaan op welke manier wij dat het beste bijstellen.

 

Ik ben er in elk geval van overtuigd dat die keten er moet zijn. Wij kunnen hier geen debat over de snelrechtkamer voeren, want dat behoort tot de bevoegdheden van mijn collega van Justitie. Wij merken op dit ogenblik wel – ik heb dat ook gezegd in het debat over Molenbeek – dat er te weinig gebruikgemaakt wordt van de mogelijkheden die geboden worden, zowel politioneel als, zoals u nu zegt, justitieel. Ik zal dat ook zeker laten onderzoeken, want de veiligheidsketen zal niet alleen maar werken door meer politieagenten, maar uiteraard ook door snelrecht en strafuitvoering.

 

Ik dank u voor de suggestie.

 

14.03  Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de minister, het is inderdaad nuttig en nodig om te wijzen op de toepassing van het snelrecht.

 

Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag in welke mate de politie in Brussel om toepassing van deze procedures vraagt, maar ik neem aan dat u daaromtrent niet over cijfers beschikt.

 

14.04 Minister Annemie Turtelboom: Die cijfers moeten van de lokale zones komen en dat neemt iets meer tijd in beslag.

 

Ik zal de problematiek die u hebt geschetst omtrent het niet of onvoldoende gebruiken van de bestaande procedure zeker onderzoeken en vooral nagaan op welke manier wij een en ander zo snel mogelijk kunnen oplossen, eventueel bijvoorbeeld via een schrijven of via een vorming. U hebt het antwoord op de parlementaire vraag van gisteren gekregen.

 

14.05  Carina Van Cauter (Open Vld): Ik verwijs naar het proefproject dat aanleiding heeft gegeven tot de rondzendbrief in Gent en onder meer tot de aanpak van de stadscriminaliteit en de jeugdbendes in Zelzate. Men werd daar een aantal maanden geleden geplaagd door een aantal bendes, wat voor enorme maatschappelijke overlast zorgde. Heel recent hebben wij in het nieuws kunnen vernemen dat deze personen, die voor teveel hinder hebben gezorgd, de gepaste straf hebben gekregen en uit de maatschappij zijn. Dat heeft gezorgd voor het doorbreken van de cirkel en ik denk dat dit ook hier in Brussel, specifiek in Molenbeek, zou moeten kunnen gebeuren.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

15 Question de M. Damien Thiéry au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la situation à Fukushima et les initiatives prises ou à prendre par la communauté internationale" (n° 5518)

15 Vraag van de heer Damien Thiéry aan de minister van Klimaat en Energie over "de toestand in Fukushima en de initiatieven die de internationale gemeenschap heeft genomen of zal nemen" (nr. 5518)

 

15.01  Damien Thiéry (MR): Monsieur le président, madame la ministre, au départ, ma question était adressée au ministre Magnette, et j'ai été très honoré d'apprendre que c'est vous qui alliez y répondre.

 

Je reviens sur la situation à Fukushima car, malheureusement, on a tendance à laisser aller les choses et le sujet est de moins en moins évoqué par les médias. Pourtant, les problèmes subsistent.

 

Le 12 mai dernier, Tepco annonçait officiellement la fusion totale du combustible du réacteur 1. Douze jours plus tard, le 24 mai, la société nippone annonçait la fusion totale des réacteurs 2 et 3. Le 25 mai, Tepco reconnaissait que les cuves des réacteurs 1 et 2 étaient·trouées par des orifices de 7 à 10 centimètres de diamètre.

 

La radioactivité sur le site semble demeurer très importante si l'on se réfère au taux d'émission des vapeurs radioactives des réacteurs 1 et 2 relevé au mois de juin et qui s'élève à 4 siverts/heure.

 

Outre ces faits, Tepco a reconnu que le cœur des réacteurs était fusionné dans les 24 heures suivant le tremblement de terre. Cette donnée est manifestement inquiétante dans la mesure où il semble que la société ait arrangé ou tronqué les chiffres des radiations transmis les 12 et 13 mars dernier. Mi-juin, la société annonçait que le cœur des trois réacteurs avait non seulement fusionné, mais que leur cuve était percée 79 heures après le séisme.

 

Actuellement, Tepco tente de pomper et filtrer l'eau très contaminée qui risque de déborder des sous-sols des trois réacteurs.

 

En conclusion, d'un point de vue environnemental, la situation au Japon est catastrophique. En effet, 20 000 km2 seraient gravement contaminés par divers nucléides dont du plutonium.

 

Les 4 et 5 avril derniers, un taux d'iodine-31 vingt-six fois supérieur à la norme a été relevé dans du lait produit à San Francisco. On a aussi appris que l'océan Pacifique est gravement pollué à plus de 100 km au large de la centrale. De plus, il me revient également que l'institut météorologique du Japon arrête ses projections sur les cartes des émissions des substances radioactives.

 

Par ailleurs, il semblerait que le G8 fasse entièrement confiance dans la capacité du Japon à régler toute cette problématique. Je crains que cette réaction s'explique par le fait qu'il ne sache pas lui-même comment procéder.

 

Tous ces éléments m'amènent et amènent la population à se poser un certain nombre de questions.

 

Madame la ministre, quelles sont les initiatives mises en place par la communauté internationale pour tenter d'aider le Japon à maîtriser une situation qui apparaît de plus en plus hors de contrôle? Si cela n'est déjà fait, est-il envisageable de proposer la mise en place urgente d'une cellule de réflexion et d'intervention internationale composée des plus grandes éminences scientifiques et technologiques en la matière?

 

Est-il envisageable de proposer un financement international de cette cellule, qui travaillerait sous l'égide de I'ONU? En discutez-vous au niveau européen? Je reconnais que c'est M. Magnette qui pourrait nous informer sur ce point.

 

Par ailleurs, est-il envisageable de demander au Japon de maintenir les informations accessibles au public comme les taux de la radioactivité émise par la centrale? Il y a un certain manque de transparence à ce sujet. Est-il possible de rectifier le tir?

 

15.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, dès le début de l'accident de Fukushima, les structures d'assistance se sont mises en place. On peut citer le réseau d'assistance de l'Agence internationale de l'Énergie atomique, connu sous le nom de RANET, qui permet de mettre rapidement à disposition du pays affecté les moyens d'aide provenant d'autres États. Des offres d'aide bilatérale ont également été faites, en particulier par les États-Unis, dont les réacteurs affectés sont originaires, ou par la France, qui dispose d'un know-how étendu en la matière. Le Japon a accepté ces offres, particulièrement au niveau des expertises pointues relatives au type de réacteur concerné.

 

La Belgique avait également proposé l'envoi d'experts du SCK mais celui-ci n'a pas été retenu par le Japon. Dans le cadre de cette mise à disposition, l'expertise scientifique et technique est déjà disponible. Du point de vue de l'intervention sur place, c'est l'État souverain affecté qui reste responsable d'organiser ses moyens d'intervention et d'y intégrer des moyens étrangers s'il le souhaite.

 

Suite à cette catastrophe, plusieurs États, dont la Belgique, ont plaidé pour plus de solidarité en cas d'accident. La création au niveau adéquat, comme l'AIEA, d'une force d'intervention internationale en cas d'urgence, composée d'experts internationaux et dotée des moyens techniques nécessaires, pourrait répondre à ce besoin. Les conclusions de la récente conférence de l'AIEA sur la sûreté nucléaire vont d'ailleurs dans ce sens et soulignent également la nécessité de renforcer les standards internationaux relatifs à la sûreté nucléaire et d'évaluer les risques et la sûreté des installations nucléaires au niveau international.

 

Au niveau européen, j'ai demandé qu'un mécanisme d'intervention soit développé spécifiquement en cas d'accident nucléaire. Cela optimaliserait également la coordination avec le niveau international. Sur la base des résultats de la Conférence de Vienne, l'AIEA établira un plan d'action visant à répondre aux conséquences de l'accident de Fukushima en termes de renforcement de la sûreté du parc mondial des centrales nucléaires, de préparation et de capacité de réponse en cas d'accident. Il sera discuté avec les États membres et présenté au Conseil des gouverneurs de l'AIEA et à sa conférence générale en septembre prochain.

 

Enfin, lors de cette conférence, les experts ont estimé que le Japon fournissait tous les efforts nécessaires en vue de produire une information continue pertinente des données relatives à l'accident vers la communauté internationale. Il a été demandé au Japon, et spécialement au régulateur, de poursuivre ces efforts en toute transparence et en toute indépendance.

 

15.03  Damien Thiéry (MR): Madame la ministre, je comprends bien que l'État est souverain en matière d'intervention sur place. C'est lui qui a le droit de dire s'il désire de l'aide internationale ou non. C'est logique, surtout lorsqu'il s'agit d'un séisme qui concerne le pays même. Ici, malheureusement, on se retrouve dans un système où les conséquences du séisme vont toucher ou pourraient toucher de nombreux autres pays. Je ne dis pas qu'il faille mettre le Japon sous monitoring mais le check par les différentes instances internationales devait être régulier. Si je comprends bien, il l'est.

 

Je suis plus inquiet au sujet de la transparence des informations. Vous me dites qu'une information, entre autres sur les taux de radioactivité émis par les centrales, passe régulièrement aux instances internationales et que nous avons accès à ces informations. Je demande la plus grande rigueur au vu des informations qui ont été transmises les 12 et 13 mars à cette commission et qui venaient entre autres de la société en question. Il a été reconnu relativement tard que les chiffres relatifs aux taux de radiation avaient été tronqués et que ce n'était pas les bons chiffres. On peut se demander si c'était volontaire ou pas. J'appelle, par conséquent, à la plus grande vigilance et je demande que l'on ait accès à des informations transparentes et correctes de manière hebdomadaire.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Samengevoegde vragen van

- de heer Peter Logghe aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het opsporen van niet-verzekerde voertuigen" (nr. 5525)

- mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "bestuurders die rijden met niet-verzekerde voertuigen" (nr. 5573)

16 Questions jointes de

- M. Peter Logghe à la ministre de l'Intérieur sur "la recherche de véhicules non assurés" (n° 5525)

- Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "les conducteurs qui roulent avec un véhicule non assuré" (n° 5573)

 

16.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik ondervroeg onlangs minister De Clerck over de zaak van de dronken bestuurder die vluchtmisdrijf pleegde en daarenboven onverzekerd bleek te zijn, twee personen overleefden het ongeval niet.

 

Op mijn vraag of Justitie in de problematiek van het uit het verkeer halen van personen die onverzekerd zijn of die van hun rijbewijs vervallen verklaard zijn, een rol kan spelen, deelde de minister mijn bezorgdheid en deelde hij mee dat er momenteel werk wordt gemaakt van een databank van de rijbewijzen, waar dus ook gegevens over het intrekken van rijbewijzen zouden worden opgeslagen.

 

Dat is een stap in de goede richting, maar er is natuurlijk de kwestie van de opvolging en de opsporing van niet-verzekerde bestuurders. De dienst voor Inschrijving van de Voertuigen schrijft in een eerste fase alle eigenaars van voertuigen die niet verzekerd zijn, aan.

 

Als hierop geen reactie komt, zou eigenlijk de tweede fase moeten starten. De politie zou dan moeten aanbellen en vragen naar het verzekeringsbewijs en eigenlijk zou, indien het verzekeringsbewijs niet kan worden voorgelegd, bijvoorbeeld het voertuig in beslag moeten kunnen worden genomen of moeten er andere maatregelen kunnen worden genomen.

 

Kunt u mij meedelen in hoeverre de politiediensten de controle en opsporing van niet-verzekerde voertuigen en bestuurders tot hun prioriteit hebben?

 

Worden inzake de problematiek in de nabije toekomst gerichte controles georganiseerd of aangekondigd?

 

Hebt u enige idee hoeveel niet-verzekerde voertuigen volgens de politiediensten rondrijden? Hoeveel niet-verzekerde voertuigen en/of bestuurders werden de afgelopen jaren uit het verkeer geplukt?

 

Bij vluchtmisdrijven gaat het meestal om een combinatie van verschillende zaken, zoals dronkenschap eventueel gecombineerd met niet-verzekerde voertuigen of niet-verzekerde bestuurders of niet-gekeurde voertuigen. U kent de problematiek veel beter dan ik. Bent u het met mij eens dat preventie in elk geval zou moeten worden gepromoot om vluchtmisdrijven met niet-verzekerde voertuigen en/of dronken bestuurders? Op welke manier?

 

16.02  Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, de collega heeft hier al een aantal vragen gesteld, die ik zelf ook wou stellen. Het aantal ongevallen met onverzekerde auto’s is vorig jaar gestegen. Dat staat trouwens ook in het jaarverslag van het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds. Ik had graag ook de cijfers van de afgelopen vijf jaar gekregen, desnoods schriftelijk.

 

Het zou zoveel mogelijk moeten vermeden worden dat auto’s zich op de openbare weg bevinden zonder verzekering. Plant u meer controles op het rijden zonder verzekering?

 

Er wordt nu door sommige collega’s ook gedacht aan het invoeren van een soort herkenningssysteem met een sticker op de voor- of achterruit, zodat de politie in een oogopslag kan zien of men al dan niet verzekerd is. Is dat een mogelijke piste?

 

Kan er misschien ook nagedacht worden over een koppeling van de databanken van de DIV met de databanken van de politie, zoals ook door de collega aangehaald? Botsen we daar soms op de privacywetgeving?

 

Plant u eventueel ook een verhoging van de boetes voor onverzekerd rijden? Is het verhogen van de boetes of de straffen een mogelijke piste om personen zoveel mogelijk te ontraden onverzekerd de openbare weg op te gaan?

 

16.03 Minister Annemie Turtelboom: De controle op niet-verzekerde voertuigen gebeurt door de lokale politiediensten in samenwerking met het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds, dat continu controles uitvoert. Ze schrijven eigenaars van voertuigen die schijnbaar niet verzekerd zijn, aan om de gegevens van een contract waarvan zij het bestaan niet kennen, toe te sturen. Voldoet de eigenaar niet aan die vraag of blijkt bij navraag bij de verzekeringsmaatschappij dat de burgerlijke aansprakelijkheid toch niet gedekt is, dan stuurt het een schrijven aan de lokale politiedienst van de plaats waar het voertuig ingeschreven is. De politie gaat vervolgens over tot controle ter plaatse en neemt de niet-verzekerde voertuigen die aangetroffen worden op de openbare plaats, in beslag zoals ingeschreven in de wet.

 

In de overige gevallen zal de politie de eigenaar aanzetten tot het sluiten van een verzekering. Dat wordt ook effectief opgevolgd door de politie.

 

Indien het voertuig niet meer in gebruik is, wordt de eigenaar duidelijk gemaakt dat de kentekenplaat binnen de vier maanden moet teruggestuurd worden naar de DIV. Bij de inbeslagname kan ook steeds worden overgegaan tot het terugsturen van de kentekenplaat.

 

Het DIV-register en de politiedatabank zijn gekoppeld. Bij een statische controle worden de volgende zaken gecontroleerd: is de chauffeur vermoedelijk onder invloed, wordt de gordel gedragen en zijn de boorddocumenten in orde. Op die manier wordt dus zeer veel gecontroleerd of voertuigen al dan niet verzekerd zijn. Indien de burgerlijke aansprakelijkheid niet gedekt is door een geldige verzekering, wordt het voertuig in beslag genomen.

 

Ik kan u de cijfers meedelen van het aantal door de politie vastgestelde inbreuken van niet-verzekering voor de periode van 2007 tot het eerste semester van 2010. Het laatste cijfer dat ik geef, is dus voor het eerste semester van 2010.

 

Er is een status quo, beginnend op 32 686, 32 366, 32 568 en 18 549. Ik geef u schriftelijk meer uitgebreide gegevens.

 

De voorbije vijf jaar schommelt het aantal verkeersongevallen met gekwetsten met onverzekerde auto’s, vastgesteld door de lokale politie, rond de 2 %. Ook hiervoor overhandig ik u de cijfers.

 

Wanneer iemand wordt betrapt op het rijden met een niet-verzekerd voertuig kunnen volgende straffen worden opgelegd: de inbeslagname en de onmiddellijke verbeurdverklaring van het voertuig, een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en een geldboete van honderd tot duizend euro. Bij uitspraak van een van die straffen verhoogt het bedrag vijftigmaal via de opdeciemen.

 

Het aanbrengen van een herkenningsteken zou de politie inderdaad kunnen helpen. Zulke maatregelen behoren tot de bevoegdheid van de staatssecretaris maar ik ben ervan overtuigd dat het tot meer zichtbaarheid leidt en het dossier op die manier nog meer naar boven zou komen.

 

16.04  Peter Logghe (VB): Ik dank de minister voor het cijfermateriaal dat we van haar op papier zullen krijgen.

 

Ik heb destijds een wetsvoorstel ingediend om het autovignet mogelijk te maken. Ik ben van een kale reis thuisgekomen. De verzekeringssector heeft het wetsvoorstel vrij kordaat getorpedeerd met als argument dat de kostprijs van het vignet de kostprijs van de BA-verzekering gevoelig zou doen stijgen. Er is altijd wel iets natuurlijk.

 

Ik vind in elk geval dat de maatschappelijke kost van mensen die onverzekerd met niet-gekeurde voertuigen rondrijden, ongevallen veroorzaken en vluchtmisdrijf plegen onbetamelijk en onaanvaardbaar is.

 

Als een overheid honderdduizenden alcoholcontroles kan organiseren dan mogen wij er ook voor pleiten om de controles op niet-verzekerde en niet-gekeurde voertuigen gevoelig op te drijven. Ik volg de zaak verder op.

 

16.05  Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord.

 

Ik zal uw cijfermateriaal zeker doornemen. Er moet inderdaad alles aan gedaan worden om de pakkans zoveel mogelijk te verhogen. Men moet meer controles uitvoeren op onverzekerde voertuigen.

 

De procedure die u schetst, lijkt mij wel oké, maar zij is omslachtig en niet allesomvattend. Er zijn nog mazen in het net, waardoor men kan ontsnappen.

 

Ik volg dit in elk geval verder op en ik ga de cijfers die ik van u ontvang nog eens grondig bekijken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 5598 van mevrouw Galant is uitgesteld.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.57 uur.

La réunion publique de commission est levée à 15.57 heures.