Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique

Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt

 

du

 

Mercredi 22 juin 2011

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 22 juni 2011

 

Namiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.21 uur en voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.

La séance est ouverte à 14.21 heures et présidée par M. Siegfried Bracke.

 

01 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het brandweermateriaal" (nr. 4992)

- de heer Jef Van den Bergh aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de evaluatie van de aanpak van de heidebrand in Kalmthout" (nr. 5225)

- de heer Jef Van den Bergh aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de werking van het ASTRID-systeem" (nr. 5226)

- de heer Jan Van Esbroeck aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de opvolging en de evaluatie van de desastreuze heidebrand" (nr. 5231)

- de heer Jan Van Esbroeck aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de evaluatie van de heidebrand" (nr. 5240)

01 Questions jointes de

- Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "le matériel de lutte contre l'incendie" (n° 4992)

- M. Jef Van den Bergh à la ministre de l'Intérieur sur "l'évaluation de la manière dont ont été menées les opérations d'extinction du feu de bruyère à Kalmthout" (n° 5225)

- M. Jef Van den Bergh à la ministre de l'Intérieur sur "le fonctionnement du système ASTRID" (n° 5226)

- M. Jan Van Esbroeck à la ministre de l'Intérieur sur "le suivi et l'évaluation du désastreux feu de bruyère" (n° 5231)

- M. Jan Van Esbroeck à la ministre de l'Intérieur sur "les leçons à tirer du feu de bruyère" (n° 5240)

 

01.01  Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, ik was enigszins verbaasd dat mijn vraag met de andere samengevoegd is, want mijn vraag gaat niet heel specifiek over de brand op de Kalmthoutse heide, maar meer in het algemeen over het ontoereikend en versleten brandweermaterieel.

 

In het kader van de hervorming werd er een inventaris gemaakt van alle brandweerkorpsen. Zijn daaruit al tendensen gebleken inzake het tekort aan materieel en de ontoereikendheid ervan? Is dat veeleer een lokaal probleem of stelt men dat vast bij meerdere korpsen in ons land? Hoe wordt nagegaan of dat materieel adequaat is voor de risico’s die zich in de zone van een brandweerkorps kunnen voordoen? Zijn er al aanbevelingen of kan men reeds conclusies trekken om aan de hand van die inventaris meer in te zetten op middelen en personeel?

 

Bent u de mening toegedaan dat het dienstverleningscontract voor ASTRID geëvalueerd moet worden? Zo ja, op welke punten?

 

De voorzitter: Mevrouw Dierick, ik wil even signaleren dat de vragen op verzoek van het kabinet zijn samengevoegd.

 

01.02  Jef Van den Bergh (CD&V): Mevrouw de minister, drie weken geleden hebben we het in de plenaire vergadering al gehad over het ASTRID-systeem naar aanleiding van de brand die toen nog volop woedde. We zijn nu een tijdje verder. Ik meen dat het stilaan tijd is om een wat grondiger evaluatie te maken.

 

Hoewel er, zo heb ik begrepen, de komende weken nog evaluatievergaderingen op het programma staan, heb ik alvast wat vragen. Ik meen dat de hulpdiensten bij de bestrijding van de heidebrand voorbeeldig hebben samengewerkt, zowel de brandweer als het leger en de civiele bescherming. Brandweerkorpsen uit heel veel Belgische en Nederlandse gemeenten hebben uiteindelijk de brand onder controle gekregen. Uiteraard verliepen de bluswerken niet altijd vlekkeloos. In dergelijke rampomstandigheden zal er altijd wel verbetering mogelijk zijn. De brandweerlieden klaagden bijvoorbeeld over verouderd materieel en het communicatiesysteem van de hulpdiensten is ook tijdelijk uitgevallen.

 

Hoe evalueert u de aanpak van de crisis? Welke lessen kunnen eruit getrokken worden om de aanpak van een volgend incident nog vlotter te laten verlopen? Hoe verliep de coördinatie tussen de hulpdiensten, in het bijzonder de samenwerking met de Nederlandse diensten?

 

Volstonden de huidige blusmiddelen of zullen de hulpdiensten extra materieel ter beschikking krijgen? Er is vooral nood aan meer materieel dat effectief door het vrij onherbergzame gebied van de Kalmthoutse heide kan rijden. Dat was immers een groot probleem, vooral voor de aanvoer van water.

 

Tot slot, plant u preventieve initiatieven in de brandgevaarlijke gebieden zoals de heide van Kalmthout? Dat is niet het enige voorbeeld. We hebben enkele maanden geleden ook een serieuze brand gehad in de Hoge Venen en er was ook een brand op de Limburgse heide. In de voorbije periode zijn er dus wel een aantal incidenten geweest die een grondige evaluatie vergen, ook op nationaal vlak, om te kunnen bekijken hoe het in de toekomst nog beter kan.

 

Ik heb ook een tweede vraag ingediend, die specifiek over de werking van het ASTRID-systeem gaat. Ik zal mij tot de specifieke punten beperken en zal de toelichting laten voor wat ze is.

 

Ten eerste, welke lessen kunnen worden getrokken uit de aanpak van de heidebrand in Kalmthout, om het ASTRID-systeem in de toekomst beter op crisissituaties te laten inspelen? Zal een specifieke crisisstrategie worden ontwikkeld? Moet extra onderzoek worden gevoerd naar wat juist is misgelopen of is zulks ondertussen volledig duidelijk?

 

U hebt naar het arbeidsreglement van de betrokken werknemers verwezen, waardoor het zo lang duurde vooraleer de mast was hersteld. Kunt u garanderen dat een dergelijke situatie zich in de toekomst niet meer zal voordoen? Zal in de toekomst bij dergelijke noodsituaties steeds een technicus van ASTRID ter beschikking staan?

 

Ten tweede, wordt momenteel volledig aan de vereisten van het beheerscontract tussen de federale overheid en ASTRID voldaan? Worden de 75 plaatsen met lage dekkingsgraad mee in de onderhandelingen over een volgende beheersovereenkomst met de nv ASTRID opgenomen?

 

Ten derde, welke systemen moeten voorkomen dat de dekking wegvalt? Welke systemen werkten foutloos in Kalmthout?

 

Ten vierde, in hoeverre werden reeds opleidingen georganiseerd en werden voorzorgsmaatregelen tegen ongestructureerd radiogebruik genomen? Is het nodig de intensiteit daarvan op te voeren?

 

Ten slotte, welke lessen neemt u mee uit de ervaringen met het Nederlandse C2000-systeem? Belangrijk daarbij is dat de communicatiesystemen aan Belgische en Nederlandse zijde, maar wellicht ook van andere buurlanden, goed op elkaar worden afgestemd.

 

01.03  Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, tijdens de plenaire vergadering van 26 mei 2011 hebben wij u vragen over de toen nog woedende brand op de Kalmthoutse heide gesteld.

 

Ik heb u bij voornoemde gelegenheid de specifieke vraag over het falen van het ASTRID-systeem tijdens de grote heidebrand gesteld. U hebt toen in uw antwoord verklaard dat u door de nv ASTRID een grondig onderzoek zou laten doen, zowel op technisch vlak als op het vlak van de arbeidswetgeving, aangezien ter zake een probleem was gerezen.

 

Mevrouw de minister, ik richt mij opnieuw tot u om na te gaan hoever het met de dossiers ter zake staat. Hebt u al een analyse van de nv ASTRID ontvangen? Zijn er al eventuele mogelijkheden tot conclusies? Zijn verbeteringen of aanpassingen nodig?

 

De natuur van de heide heeft door de brand bijzonder veel schade opgelopen. Zonder te vervallen in verwijten, waaraan wij nu toch niets hebben, wil ik toch een en ander uitklaren. De brand heeft toch wel een aantal problemen aan het licht gebracht, zoals het oude materiaal waarover de brandweer en de civiele bescherming beschikken, het feit dat het Antwerpse brandweerkorps een honderdtal man paraat had staan die echter niet tot in Kalmthout mochten komen en uiteraard het feit dat men niet echt kon rekenen op ASTRID, zoals ik al in mijn vorige vraag meldde.

 

Ik heb hierover ook een aantal pertinente vragen. Hebt u reeds contacten gehad met de betrokken instanties om te bespreken of het huidig materiaal moet worden aangepast, dan wel of er nieuwe investeringen nodig zijn voor de hulpdiensten in die wel heel specifieke gebieden? Indien dat het geval is, kunnen wij daarover geïnformeerd worden?

 

U hebt in een televisie-interview gezegd dat u zou nagaan of er speciale rampenplannen nodig zijn om heide- en bosbranden beter te kunnen bestrijden. Zijn er ter zake reeds stappen ondernomen?

 

Bent u op de hoogte gesteld van het feit dat het Antwerpse brandweerkorps wel degelijk 100 man paraat had staan, maar dat niemand naar Kalmthout mocht komen wegens een oud conflict met de brandweer van Wuustwezel? Kent u de oorzaak hiervan? Bent u in de mogelijkheid om hieraan iets te doen in de toekomst?

 

01.04 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, collega’s, de recente bos- en heidebranden hebben bij de bevolking en ook bij de bestuurders en hulpverleners heel wat reacties opgeroepen. De branden waren dan ook heel uitzonderlijk.

 

De brand in de Hoge Venen was bijvoorbeeld de grootste brand ooit in de provincie Luik en de brand op de Kalmthoutse heide was de grootste heidebrand ooit in België.

 

Wij weten niet of dergelijke branden in de toekomst vaker zullen voorkomen, maar het opstellen van een federale strategie vind ik zeker opportuun. Ik heb op 14 juni dan ook een overleg georganiseerd met de betrokken provinciegouverneurs om na te gaan hoe een stappenplan kan worden ontwikkeld, om lessen te trekken uit de voorbije gebeurtenissen en om te komen tot structurele verbeterpunten op basis van betere preventie en proactief optreden. Daarbij moet worden onderzocht welk bestuurlijk niveau in de diverse stadia van een strategisch plan het meest geschikt is.

 

Ik heb tijdens die vergadering drie strategische doelstellingen vastgelegd.

 

Ten eerste, heb ik het crisiscentrum de opdracht gegeven te analyseren welk type van nationaal noodplan voor bosbranden op welke manier kan worden ingevoerd.

 

Ten tweede, heb ik het Federaal Kenniscentrum voor de Civiele Veiligheid de opdracht gegeven de hulpdiensten van discipline 1 op te leiden voor de bestrijding van bosbranden.

 

Ten derde, heb ik gevraagd dat zou worden onderzocht met welk type van regionale dienst moet worden samengewerkt in de materie, om de mogelijke samenwerkings- en verbeteringspunten te bepalen met het oog op de invoering van een globaal actieplan.

 

Naar aanleiding van de evaluatie moeten conclusies en voorstellen worden geformuleerd inzake sensibilisatie en preventie, preplanning en proactief optreden. Er is bijvoorbeeld een nationaal plan voor bos- en heidebranden noodzakelijk, niet omdat de provinciegouverneurs of de burgemeesters hun werk niet goed zouden doen, maar om op nationaal vlak exact te weten wie bijvoorbeeld een samenwerkingsovereenkomst heeft inzake een blusvliegtuig uit een ander land. Zo kan voor al het materiaal dat voorhanden is, worden opgelijst hoe het inzetbaar is en hoe het kan worden opgevraagd.

 

Dan kan de planning op zich nog altijd starten bij de provinciegouverneur, maar is er ook een draaiboek, waardoor men beter op de hoogte is. Nu heeft bijvoorbeeld de Duitstalige Gemeenschap een overeenkomst met Duitsland voor materiaal dat nuttig kan zijn op de Kalmthoutse Heide, maar is dat niet onmiddellijk geweten door de Antwerpse provinciegouverneur.

 

Het is de bedoeling te komen tot een nationaal operationeel plan, het is niet de bedoeling de bevoegdheid onmiddellijk weg te trekken van de burgemeesters of de gouverneurs.

 

Ik heb het gehad over sensibilisatie en preventie, preplanning en proactief optreden. Wat de interventie betreft, komen er procedures voor de internationale materiële hulp. Voorts is er de nazorg.

 

De operationele diensten van de civiele bescherming hebben reeds een evaluatierapport gemaakt over de bosbrand op de Hoge Venen en de heidebrand te Kalmthout. Gouverneur Berx zal vandaag met alle betrokken diensten een debriefing houden over de heidebrand in Kalmthout. Op 28 juni komt er een overleg met Vlaams minister Joke Schauvliege om te onderzoeken hoe men tot een betere brandpreventie voor bos- en heidebranden kan komen.

 

Nog onder minister Theo Kelchtermans heeft Vlaanderen een aantal wagens aangekocht, precies omdat preventie van bos- en heidebranden voor Vlaanderen zeer belangrijk is. Het materiaal is strikt genomen wel een federale bevoegdheid, maar Vlaanderen kan veel beter aan preventie doen als het zelf een duit in het zakje doet.

 

Ik moet zeggen dat dat een expliciete vraag was van alle gouverneurs die op de vergadering aanwezig waren, om de gewesten erbij te betrekken en ze te responsabiliseren. Of er 300 hectare heide verloren gaat of 600 hectare scheelt immers een slok op de borrel voor een gewestelijke bevoegdheid.

 

Op korte termijn zijn dus heel wat acties gepland.

 

Over het al dan niet laattijdig inschakelen van de Antwerpse brandweer bij de brand op de Kalmthoutse heide, kan ik u meedelen dat in de eerste periode van de brand de gemeentelijke rampenfase was afgekondigd. Daardoor werd in de tweede periode de provinciale rampenfase uitgeroepen. Vanaf dat moment werd de bestuurlijke leiding overgenomen door de provinciegouverneur Berx, die de brandweer van Antwerpen heeft laten oproepen om de brandweerzorg te verzekeren op plaatsen waar lokaal geen brandweermaterieel, noch manschappen beschikbaar waren. De evaluatie van de opschaling met andere korpsen zal ook vandaag gebeuren. Ik denk dat dat ook een belangrijke evaluatie is.

 

In 2009 werd aan de taskforce gevraagd een inventaris op te maken van het materieel. Die oplijstingen dienen door de operationele prezones up-to-date te worden gehouden. Bepaalde zones zijn zich ervan bewust dat zij extra materieel nodig hebben om een efficiënte brandweerzorg uit te bouwen. Mede daarom werd in de verschillende operationele prezoneovereenkomsten voorzien in investeringen in materieel.

 

De problematiek van het ingezette materieel in Kalmthout mag niet worden veralgemeend. Uit verslagen van de brandweerinspectie blijkt dat de meerderheid van de korpsen over een functioneel en goed onderhouden wagenpark beschikt. Dat neemt niet weg dat er regionale verschillen zijn en dat er, natuurlijk afhankelijk van speciale brandweerrisico’s, ook verschillen zijn. De nakende zonevorming heeft er echter voor gezorgd dat die noden de voorbije jaren meer en meer zonaal werden bepaald, hetgeen reeds voor een aanzienlijke optimalisering op het vlak van investeringen in materieel heeft gezorgd. Dankzij de oprichting van de operationele prezones stel ik bovendien vast dat de zones de overblijvende pijnpunten thans versneld zullen wegwerken. Afgelopen maand werd een tool voor de uitvoering van een zonale risicoanalyse ter beschikking gesteld. Wanneer die tool is toegepast, volgt ongetwijfeld nog een verdere optimalisering. Eens de zones rechtspersoonlijkheid zullen genieten, verwacht ik een gelijkaardig proces voor het aspect personeel.

 

Met betrekking tot het dienstverleningscontract van de nv ASTRID, deel ik u mee dat ik inderdaad heb gevraagd de nodige lessen te trekken uit het incident en na te gaan op welke punten het contract moet worden bijgestuurd om dergelijke problemen in de toekomst te voorkomen. Ik teken op dit ogenblik de nieuwe ministeriële omzendbrief OPC OM 2011, die de hulp- en veiligheidsdiensten nog duidelijker instructies moet geven over de manier waarop het ASTRID-systeem in crisissituaties moet worden gebruikt.

 

Er zijn lessen getrokken uit de gebrekkige werking van het Nederlandse C2000-netwerk bij grote incidenten en die zijn verwerkt in de omzendbrief. Zo moet het onnodig gebruik van bepaalde functies van het netwerk worden vermeden om het netwerk op zulke momenten niet te overbelasten. Dat zorgt immers geregeld voor problemen met het netwerk in noodsituaties. De oorzaken van de problemen tijdens de heidebrand in Kalmthout zijn duidelijk bekend. De verbinding tussen de MTU-vrachtwagen en de dichtstbijzijnde permanente ASTRID-zendmast was weggevallen.

 

Bij soortgelijke bosbranden in de Hoge Venen werd de MTU ook ter plaatse gestuurd om extra radiodekking te bieden, tot grote tevredenheid van de gebruikers.

 

In het algemeen hebben de ASTRID-systemen goed gewerkt bij grootschalige incidenten zoals de treinramp in Buizingen en de gasexplosie in Luik. Maar elk technisch systeem is onderhevig aan falen. De communicatiesystemen van ASTRID worden daarom constant bewaakt door een monitoringsysteem. Indien er potentiële technische storingen worden vastgesteld op het netwerk, wordt getracht ze zo snel mogelijk te verhelpen, voor zover er geen technici ter plaatse hoeven te worden gestuurd. Als er wel technici ter plaatste moeten gaan, moet een beroep gedaan worden op derden.

 

Waarom het probleem in Kalmthout niet meteen kon worden opgelost, is een ander verhaal. Nv ASTRID heeft nu van haar leverancier geëist dat er bij een technisch defect met de MTU onmiddellijk minstens twee technici ter plaatse komen om meteen de nodige herstellingen uit te voeren, zowel overdag als ’s nachts.

 

ASTRID biedt momenteel een radiodekkingsgraad die beantwoordt aan het beheerscontract van de Federale Staat. De gebruikers vragen wel een hogere dekkingsgraad. Er wordt permanent gestreefd naar een verhoging van de dekkingsgraad naargelang van het aantal gebruikers en daarom werd in 2006 beslist om het oorspronkelijke aantal masten te verhogen om zo meer dekking te bieden dan in het oorspronkelijke beheerscontract overeengekomen was. Alle plaatsen zonder of met een te lage radiodekking worden in kaart gebracht en op advies van het Raadgevend Comité van Gebruikers worden ze gerangschikt volgens prioriteit van behandeling.

 

Van de 86 geplande extra masten zijn er op het ogenblik 67 geplaatst en operationeel. Er zijn nu een 500-tal zendmasten, verspreid over het Belgische grondgebied. Nv ASTRID verzorgt al jaren een opleiding en ook de diverse brandweerscholen zorgen voor een vorming voor het operationele gebruik. Binnenkort zal er iemand in dienst treden bij het kenniscentrum om de kwaliteit van de opleiding nog te verbeteren.

 

01.05  Leen Dierick (CD&V): Dank u wel, mevrouw de minister, voor uw uitgebreide antwoord op onze vele vragen.

 

Op mijn vragen heb ik alvast een antwoord gekregen. Het is goed nieuws dat uit de inventaris die gemaakt is in de verschillende zones, niet af te leiden valt dat het beschikbare materieel ontoereikend zou zijn. Het gaat veeleer om een beperkt probleem.

 

Het is belangrijk dat de prezones nu de laatste pijnpunten wegwerken. Daartoe moeten de prezones, waaraan ook dringend rechtspersoonlijkheid moet worden verleend, voldoende financiële middelen ter beschikking krijgen. Zo zullen we de opgestarte hervorming nog kunnen versnellen. De drive is er nu op het terrein en we moeten die zeker stimuleren om uiteindelijk alle pijnpunten weg te werken.

 

01.06  Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor haar antwoorden. In verband met ASTRID, ik denk dat de belangrijkste les die we moesten trekken ook getrokken is, namelijk: de eis dat er twee technici onmiddellijk moeten kunnen komen om herstellingen te doen, dag en nacht. Dat praat het incident niet goed. Ik herhaal het, mocht op dat moment de brand niet onder controle zijn geweest, had dat fatale gevolgen kunnen hebben. Maar het is gelukkig goed afgelopen. Ik ben hoe dan ook tevreden met de les die we daaruit getrokken hebben.

 

Met betrekking tot de algemene evaluatie van de brand denk ik dat de verschillende niveaus nu samen moeten zoeken naar de juiste manier om dat in de toekomst aan te pakken. Op dit moment zitten de burgemeesters en de gouverneur samen om een evaluatie te maken van het crisisplan.

 

Ik denk dat het goed zou zijn om te bekijken in hoeverre een nationaal plan een aanvulling zou kunnen zijn op de lokale en regionale plannen. Na de grote heidebrand van 1996 hebben de gemeenten bij ons in de buurt zelf, met de brandweerkorpsen, een initiatief genomen om een BENIP op te maken, een bijzonder plan om tot actie over te gaan in geval van zulke incidenten. Ik denk dat het goed zou zijn mocht dat ook op nationaal niveau worden gecoördineerd, net zoals in Nederland.

 

Met betrekking tot de brandweerwagen verwijst u naar het initiatief dat in de jaren ’90 werd genomen door het toenmalige kabinet Kelchtermans. Ik kan begrijpen dat brandweerwagens ook passen in een preventiebeleid vanuit Natuur en Bos, maar ik mag hopen dat er geen pingpongspel komt tussen het federale niveau en het regionale niveau over wie nu verantwoordelijk is voor de financiering, samen met de gemeenten, van die bosbrandweerwagens. Dat zou uiteraard niemand ten goede komen. Ik wil er toch expliciet op aandringen dat er in overleg naar oplossingen gezocht kan worden om dat noodzakelijke materiaal aan te kopen door de lokale zones.

 

01.07  Jan Van Esbroeck (N-VA): Mijnheer de voorzitter, naar aanleiding van deze brand is er weer heel wat overleg geweest, en alles ziet er opnieuw heel goed uit. Het plan voor de toekomst ziet er in orde uit en als het ook nog eens uitgevoerd wordt ga ik daar helemaal mee akkoord. Dan zullen heel wat van de problemen opgelost zijn.

 

Ik hoor u in uw antwoord spreken over de periode Kelchtermans. Ik hoor dat in 2006 – ondertussen vijf jaar geleden – de beslissing is genomen om meer zendmasten te plaatsen. Van de 86 zijn er op vijf jaar tijd 67 geplaatst, op een totaal van 500 zijn er 67 bijgekomen. Dat is allemaal goed, maar veel te laat. Ik hoop dus dat het deze keer wel snel gaat.

 

Ik zal het van kortbij opvolgen en ik hoop dat wij zo snel mogelijk verslag krijgen van het overleg dat zal plaatsvinden. Mocht dat niet zo zijn, zal ik u daar opnieuw over ondervragen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- de heer Tanguy Veys aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de vernietiging door het Field Liberation Movement van een veld met genetisch gemodificeerde aardappelen te Wetteren" (nr. 5004)

- mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het politieoptreden bij een actie van milieuactivisten" (nr. 5036)

02 Questions jointes de

- M. Tanguy Veys à la ministre de l'Intérieur sur "la destruction par le Mouvement de Libération des Champs d'un champ de pommes de terre génétiquement modifiées à Wetteren" (n° 5004)

- Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "l'intervention policière lors d'une action de militants écologistes" (n° 5036)

 

02.01  Tanguy Veys (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, aanleiding tot mijn vraag zijn de incidenten die zich hebben voorgedaan in Wetteren op zondag 29 mei.

 

U maakte van de plenaire vergadering van 1 juni gebruik om al een en ander te duiden. Gelet op het feit dat zowel mijn vragen als een aantal vragen die in de plenaire vergadering werden gesteld niet werden beantwoord, is het goed dat deze problematiek nogmaals aan bod komt in deze commissie.

 

Mevrouw de minister, mijn kritische analyse van de feiten bestaat in uit drie delen, namelijk, het voorbereidende werk door de politie, het politieoptreden de dag zelf en de opvolging nadien.

 

Wat de voorbereiding betreft, wens ik erop te wijzen dat reeds op 19 mei, dus 10 dagen voor de feiten, de betrokken organisatie Belgian Field Liberation Movement te kennen gaf dat zij op 29 mei, naar aanleiding van hun activiteit, een ludieke betoging zou organiseren met aansluitend een geweldloze actie van burgerlijke ongehoorzaamheid waarbij synthetische aardappelen zouden worden vervangen door natuurlijke, resistente varianten. Op basis van die kennis en verwijzend naar het antwoord van de minister van Justitie in de commissie voor de Justitie op 31 mei, stel ik vast dat men er wat te goeder trouw en misschien ook wat naïef vanuit ging dat het opnieuw om een vreedzame actie zou gaan waarbij de afspraken zouden worden nageleefd.

 

Enkele dagen vooraf werd door het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek bij de rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde een dwangsom van 2 500 euro bekomen per vastgestelde inbreuk. Uw korpschef van Wetteren heeft zeer terecht ervoor gepleit dat vooraf nog een persmededeling zou plaatsvinden waarbij de mogelijke daders op dit risico zouden worden gewezen. Het ILVO heeft daarvan afgezien met als argument geen extra olie op het vuur te willen gieten. Los van deze keuze van het ILVO had Binnenlandse Zaken of de politie zelf met het nieuws naar buiten kunnen komen. Deze afweging had ook de politie kunnen maken, zeker gelet op het afschrikwekkende aspect. Waarom heeft de politie dit initiatief niet zelf genomen?

 

Ik kom thans tot het optreden de dag zelf. Het ging er allemaal zeer gemoedelijk aan toe. Er was een soort boerenmarkt. Er werden kleine debatten gevoerd waarbij zelfs Groen! aanwezig was. Groen! was dus wel degelijk in de contreien. In tegenstelling tot de aangekondigde 200 mensen, zag men de publieke manifestatie uitgroeien tot een 400-tal personen die plots naar het ggo-veld stapten.

 

Ook toen had men de brug probleemloos kunnen afzetten. Ik woon in Gent en rij meermaals per week onder die brug door. Men had wel wat tijd kunnen winnen om extra politietroepen te mobiliseren en preventieve maatregelen te nemen. Dat is echter niet gebeurd en de betogers hadden de vrije doorgang tot aan de hekkens. De televisiebeelden van de gebeurtenissen spreken voor zich. Het was zeer ernstig.

 

Ik wil erop wijzen dat het onderzoek werd goedgekeurd door uw collega’s Magnette en Onkelinx, alsook door de Vlaamse regering en de Adviesraad voor Bioveiligheid. Dat onderzoek staat los van de industrie. Men zou de resultaten ervan publiek bekend maken. Dit had dus geen enkel commercieel karakter.

 

De feiten zijn gebeurd. Alles is daar zwaar uit de hand gelopen. Ook het populierenveld van het Vlaams Instituut voor Biotechnologie in Zwijnaarde wordt door de FLM als een mogelijk doel voor acties overwogen.

 

Mevrouw de minister, in verband met de opvolging, verneem ik graag van u het volgende. De procureur van Dendermonde liet de 30 demonstranten kort aanhouden. Kunt u enige verduidelijking geven over de motivatie waarom zij niet langer werden aangehouden?

 

Zij zullen worden vervolgd voor bendevorming, diefstal met braak en diefstal met inklimming en beschadiging van de afsluiting. Welke maatregelen echter zal de politie zelf nemen? Ik geloof dat een 10-tal agenten gewond raakte. Zal de politie de daders vervolgen? In welke mate zal daaraan gevolg worden gegeven?

 

Tot slot, worden er concrete maatregelen genomen met betrekking tot het populierenveld in Zwijnaarde?

 

02.02  Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik ben een beetje verbaasd dat mijn vraag nog op de agenda staat. Het waren heel eenvoudige vragen die al in de plenaire vergadering werden beantwoord, maar ik zal ze pro forma nogmaals stellen.

 

Welke acties werden op voorhand door de politiediensten ondernomen? Hoeveel fulltime equivalenten werden ingezet? Was er federale steun voorzien? Waren er op voorhand afspraken gemaakt met de DirCo?

 

02.03 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, aangezien het onderzoek naar genetisch gemanipuleerd voedsel duidelijk voor- en tegenstanders kent, heeft de Universiteit van Gent van bij het begin de volgende maatregelen genomen.

 

Het veld werd 24 uur op 24 bewaakt door beveiligingsagenten van Securitas en er zijn twee rijen hoge hekkens geplaatst. Op 27 mei werd door het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek van de Universiteit van Gent een eenzijdig verzoekschrift ingediend bij de rechtbank van eerste aanleg van Dendermonde om iedereen de toegang tot het terrein te verbieden, op straffe van een dwangsom van 2 500 euro per vastgestelde inbreuk.

 

Milieuactivisten maakten van bij het begin duidelijk dat zij allesbehalve opgezet waren met deze veldproef.

 

Toen het proefveld op 4 mei van start ging, verwachtte de lokale politie dan ook een eerste mogelijke protestactie van de Field Liberalisation Movement (sic). Er is toen geen enkel incident geweest.

 

Op 7 mei organiseerde de FLM een wandeling in de omgeving van het patattenveld. De lokale politie, de universiteit van Gent en de FLM maakten toen een aantal afspraken die perfect werden nageleefd door de FLM. Het veld werd niet betreden, er werd een sereen debat georganiseerd in de onmiddellijke omgeving van de ILVO-site met vertegenwoordigers van het consortium dat de aardappelproef uitvoert en de FLM had aangekondigd op 29 mei opnieuw een actie te willen voeren.

 

Net als de twee voorgaande keren werd alles voorbereid volgens de principes van het genegotieerd beheer. Er werden verschillende vergaderingen georganiseerd tussen de lokale politie, vertegenwoordigers van het ILVO-consortium en vertegenwoordigers van de FLM. Daar werden afspraken gemaakt. De FLM kreeg de toestemming om tussen 11 en 18 uur een infomarkt te organiseren in een rustige straat in de onmiddellijke omgeving van het ILVO-terrein.

 

De FLM maakte duidelijk dat men een tweehonderdtal sympathisanten verwachtte die een vreedzame protestmars zouden houden. Zij maakten ook duidelijk dat zij van plan waren om met een dertigtal mensen het veld te bestormen om het terrein te vernietigen en bestuurlijk aangehouden te worden. Om geen olie op het vuur te gieten besloot het ILVO-consortium niet te communiceren over het eenzijdig verzoekschrift dat het had ingediend bij de rechtbank van eerste aanleg van Dendermonde voor dwangsommen van 2.500 euro per inbreuk.

 

Na deze afspraken nam de politie volgende voorzorgsmaatregelen. De lokale politie stuurde 22 mensen ter plaatse, de federale politie stuurde preventief 46 mensen ter plaatse; er was een korpschef, een adjunct-korpschef, een pelotonscommandant, een commando vanuit de federale regering, een bus voor aangehouden personen, een ploeg voor laterale steun van de politiezone Rhode en Schelde enzovoort.

 

In tegenstelling tot de vorige acties hield de FLM zich niet aan de afspraken en werd er zwaar geweld gebruikt. Een 400-tal demonstranten, en dus geen 30 zoals aangekondigd, probeerden met veel geweld het patattenveld aan te vallen. Onmiddellijk werden nog twee secties van de federale reserves die stand-by waren opgeroepen, te weten 18 mensen.

 

De politie had dit niet kunnen voorkomen. Vreedzame milieuactivisten ontpopten zich tot ordinaire relschoppers zonder respect voor de veiligheidsdiensten en zonder respect voor het wetenschappelijk onderzoek in het algemeen. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat de FLM vooral handelde uit frustratie omdat zij niet voldoende media-aandacht kreeg voor de vreedzame betoging.

 

Uiteindelijk moesten 86 mensen tussenkomen, werden er 30 personen bestuurlijk aangehouden en raakten 10 agenten lichtgewond, van wie 3 voor korte termijn arbeidsongeschikt waren. De totale politie-inzet kostte 35.000 euro, bovenop de 100.000 euro die de organisator achter de veldproef zelf al aan beveiliging spendeert.

 

Dat is dus een enorm kostenplaatje voor een zogenaamd vreedzame actiebeweging.

 

02.04  Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, na uw antwoord ben ik niet veel wijzer geworden. Ik had al een en ander vernomen in de plenaire vergadering, van de minister van Justitie. In de vraag die ik tot u had gericht, had ik nochtans gevraagd welke bijkomende maatregelen genomen werden tegenover de Field Liberation Movement en welke maatregelen genomen werden om dergelijke situaties in de toekomst te vermijden.

 

U berust nogal in de plannen voor Zwijnaarde. Het feit dat u vandaag niet meedeelt aan de commissie hoe u daartegen optreedt, welke maatregelen werden genomen en welke afspraken werden gemaakt, maakt mij een beetje wantrouwig. Hebt u wel de nodige lessen getrokken uit de incidenten? Niet voor niets spreekt de Belgian Field Liberation Movement – en niet Liberalisation Movement, zoals u zei – over een succesvolle veldbevrijding. Ik vrees dat wij binnenkort ook daar opnieuw een slagveld op ons televisiescherm zullen mogen zien. Ik kan dat alleen maar betreuren.

 

De politie heeft wel opgesomd welk leed de slachtoffers geleden hebben, maar welke maatregelen juist genomen werden tegenover de daders heb ik hier evenmin gehoord.

 

02.05  Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, ik denk dat het duidelijk is dat de nodige maatregelen al op voorhand zijn getroffen. Ik vind het goed dat er eerst altijd wordt geprobeerd om alles in overleg te organiseren, maar als een van de twee partners zich niet aan de gemaakte afspraken houdt, dan staat men natuurlijk machteloos daartegenover.

 

Degelijke acties zijn verwerpelijk. Er staan gigantische maatschappelijke kosten tegenover, te weten 86 mensen, tegenover 135 000 euro. Ik meen dat de lokale en federale politie niets te verwijten valt. Ik vind het alleen jammer dat sommige mensen gewoon hun afspraken niet nakomen. Het zijn werkelijk verwerpelijke acties.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vragen nrs 5028 van mevrouw Van Cauter en 5040 van mevrouw Pas worden uitgesteld.

 

03 Vraag van mevrouw Rita De Bont aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de melding en de bestraffing van dierenmishandeling" (nr. 5042)

03 Question de Mme Rita De Bont à la ministre de l'Intérieur sur "le signalement de la maltraitance animale et les sanctions qui en découlent" (n° 5042)

 

03.01  Rita De Bont (VB): Mevrouw de minister, ik heb een vraag over een enigszins lichtere materie. Indien de voorvallen zich echter opstapelen, is het onderwerp niet helemaal onbelangrijk.

 

Op zaterdag 28 mei 2011 werd in Antwerpen-Linkeroever een man opgepakt die op het openbaar domein zes weken oude hondenpups te koop aanbood. Hier staat zes weken, maar ik ben in de veronderstelling dat zij nog jonger waren. Zij waren alleszins te jong om te worden verkocht. De betrokkene werd door de politie ondervraagd, waarna hij opnieuw werd vrijgelaten.

 

Werd de betrokkene voor de overtredingen op de wetgeving op het dierenwelzijn en op de wetgeving op de handelspraktijken gesanctioneerd?

 

Ten tweede, werd nader onderzoek gevoerd? Werd nagegaan of het een eenmalige, alleenstaande overtreding betrof dan wel of ze in verband stond met illegale verkoop van vaak uit het buitenland ingevoerde pups? Er is een circuit dat via Nederland uit de Oost-Europese landen naar ons land leidt. Er zijn ter zake een aantal overtredingen op de wet op het dierenwelzijn vast te stellen.

 

Wat was de herkomst van de pups? Hebben de onderzoekers de herkomst kunnen achterhalen? Wat werd nog met de al dan niet verkochte en te vroeg uit het nest weggenomen pups gedaan?

 

Wij krijgen alsmaar meer terechte of onterechte klachten over dierenmishandeling. Alle collega’s krijgen regelmatig ter zake mails binnen. Het is nu enigszins stilgevallen, maar er worden heel wat dergelijke feiten gemeld.

 

Daarom heb ik de hiernavolgende bedenking. Zouden wij bij ons, naar Nederlands voorbeeld en naar analogie van de eCops, niet ook animal cops kunnen oprichten, met daaraan verbonden een webstek, met name www.animalcops.be waar de burgers zelf met hun klachten terechtkunnen en waar zij desnoods kunnen opvolgen wat met hun klachten gebeurt? Burgers uiten immers hun ontevredenheid dat aan hun klachten vaak geen opvolging wordt gegeven.

 

03.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, normaal gezien spreek ik mij niet over individuele gevallen uit. Ik neem echter graag het voorbeeld in kwestie ter hand om te verduidelijken op welke manier met dergelijke gevallen wordt omgesprongen.

 

Zowel beide verkopers als de moederhond en de puppies werden naar het politiekantoor overgebracht. Beide betrokkenen verklaarden dat zij hondjes fokken, om aldus aan geld te geraken. Er werd voor het parket van de procureur des Konings te Antwerpen een proces-verbaal wegens inbreuken op de wet op het dierenwelzijn opgesteld.

 

Het parket werd telefonisch gecontacteerd. Na een relaas van de feiten mochten beide betrokkenen na verhoor beschikken. Zowel de moederhond als de puppies werden op last van het parket in beslag genomen.

 

Het feit wordt vooralsnog niet onmiddellijk met een systematische invoer van puppies uit het buitenland in verband gebracht.

 

De dieren kregen ondertussen een veilig onderkomen in een asiel, waar zij verder werden verzorgd.

 

Het toezicht op het dierenwelzijn komt in de eerste plaats aan de lokale politie toe. De feiten in kwestie tonen aan dat de lokale korpsen zich maar al te zeer van hun taak bewust zijn en dat zij het dierenwelzijn op een degelijke manier blijven controleren.

 

Ik ben dan ook niet onmiddellijk voorstander van het implementeren van een specifiek meldpunt. Klachten kunnen te allen tijde worden gemeld, zowel bij de politiediensten als bij de bevoegde FOD Volksgezondheid.

 

03.03  Rita De Bont (VB): Mevrouw de minister, ik kan uit uw antwoord afleiden dat het over een eenmalig en alleszins binnenlands feit ging, vermits ook de moederhond in beslag is genomen. In elk geval zijn er heel wat van die meldingen. Ik neem aan dat niet overal de lokale politie even alert is en even begaan met het dierenwelzijn. Vandaar mijn vraag of er toch niet centraal een stimulans zou kunnen worden gegeven, om dat meer onder de aandacht te brengen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 5056 van mevrouw Ponthier wordt uitgesteld.

 

04 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Karin Temmerman aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het nucleair transport van Vlissingen naar La Hague" (nr. 5098)

- mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de nucleaire transporten" (nr. 5140)

- de heer Kristof Calvo aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het gebrek aan transparantie bij een nucleair transport" (nr. 5284)

04 Questions jointes de

- Mme Karin Temmerman à la ministre de l'Intérieur sur "le transport nucléaire entre Vlissingen et La Hague" (n° 5098)

- Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "les transports nucléaires" (n° 5140)

- M. Kristof Calvo à la ministre de l'Intérieur sur "le manque de transparence lors d'un transport de matières radioactives" (n° 5284)

 

04.01  Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, onlangs is er heel wat commotie geweest in een aantal stadsbesturen over het nucleair transport dat per trein door hun gemeenten ging. Hebt u weet van treinincidenten met nucleair afval in het verleden in ons land?

 

Er werd ook een aantal acties gevoerd door tegenstanders, onder meer door proberen de trein stil te leggen. Werd er al nagegaan of het eventueel extra blootstelling aan de bevolking kan veroorzaken indien de trein door zulke acties stilstaat? Is dat effect reeds gemeten?

 

Er wordt vaak geopperd dat transport via boten te doen. Is dat een mogelijk alternatief? Is dat al bestudeerd? Kan het eventueel soelaas brengen voor dichtbevolkte gebieden?

 

Kunt u ook verduidelijken in welke mate en hoe de burgemeesters die bij het nucleair transport worden betrokken, inspraak hebben en op voorhand worden verwittigd?

 

04.02  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega Dierick zegt terecht dat het voorbije nucleair transport van Borssele in Nederland naar de verwerkingsfabriek in La Hague voor heel wat commotie heeft gezorgd. Dat is de voorzitter ook niet ontgaan, gelet op een van de woordvoerders van het protest. Onder meer de Gentse burgemeester heeft via een procedure in kort geding heel duidelijk het signaal gegeven dat er een probleem was aangaande de informatie en transparantie met betrekking tot de nucleaire transporten.

 

Ik ken de afloop van dat juridisch proces. Er blijft wel de politieke vraag hoe men met dergelijke transporten moet omspringen. Wat is de huisstijl van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle terzake? In zijn communicatie houdt het agentschap vast aan zijn huidige manier van werken. Ik lees dat het veiligheidsargumenten inroept om stakeholders zoals de lokale besturen niet officieel vooraf te informeren. Het is de vraag of dat een hedendaagse manier van werken is en of dat wel past voor een samenleving die transparantie en informatie hoog in het vaandel draagt, vooral na een aantal nucleaire incidenten. Is het wel een productieve en effectieve strategie, aangezien die transporten toch steevast uitlekken en men op officieuze berichtgeving moet afgaan om de timing en/of het traject van die transporten te kennen? Veeleer dan lang te blijven stilstaan bij dit specifieke transport, ben ik benieuwd naar uw hernieuwde visie op het beleid inzake nucleair transport. Het zal immers niet de laatste keer zijn.

 

Ten eerste, welke veiligheidsmaatregelen zijn er getroffen? Wat is het uiteindelijke traject geweest? Daarover bestaat immers ook wat onduidelijkheid. Hoe heeft het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle de opvolging georganiseerd?

 

Ten tweede, over welk transport ging het concreet?

 

Ten derde, heeft de Stad Gent weI of geen inzage gekregen in de vergunning? De Gentse burgemeester heeft nogal scherpe verklaringen afgelegd. Hij is niet de enige lokale beleidsvoerder die in die zin verklaringen heeft afgelegd. Wat is uw reactie daarop? Ik vermoed dat u hun betrokkenheid ook erg belangrijk vindt.

 

Ten vierde, wat is nog de meerwaarde van de huidige manier van werken, zoals ik daarnet al opperde, van het niet communiceren van een aantal zaken? Waarom houdt het FANC vast aan die strategie? Is er al een grondige evaluatie opgemaakt van die strategie? Is er al een nieuwe kosten- en batenanalyse gemaakt.

 

Ten vijfde, zoals collega Dierick al vroeg, is het technisch mogelijk dergelijke transporten per boot te organiseren? Waarom wel of niet?

 

04.03 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter. Ik verontschuldig mij al op voorhand voor mijn lange antwoord, maar als het over het nucleaire gaat is het van belang om juist te zijn.

 

De nodige vergunningen om het transport van bestraalde splijtstof afkomstig van de kerncentrale van Borssele naar de Franse opwerkingsfabriek van La Hague over het Belgische grondgebied mogelijk te maken, werden reeds eind vorig jaar door het FANC afgeleverd. Het betreft zowel de goedkeuring van het gebruikte model van collo – dus de beschermde verpakking waarin de splijtstof zich bevindt – als de vervoersvergunning voor het transport over het spoorwegnetwerk. Deze vergunningen werden vooraf niet aan de stad Gent of aan eender welke andere stad of gemeente bezorgd, aangezien daartoe geen verplichting bestaat. Bovendien heeft de wetgever de gemeentelijke overheid expliciet uitgesloten van enige verordenende bevoegdheid om maatregelen te nemen ter bescherming van de werknemers, de volksgezondheid of het leefmilieu tegen de gevaren van ioniserende stralingen. Dat is artikel 3 van de wet op het FANC.

 

Tenslotte wordt de verspreiding van deze informatie omwille van zowel veiligheid als beveiligingsreden beperkt in overeenstemming met artikel 2bis van de wet op het FANC en volgens de beginselen ‘need to know’. Het agentschap is verplicht om zijn eigen regelgeving te volgen, wat mij evident lijkt in een rechtsstaat. Er wordt door het FANC in de vervoersvergunning geen vast te volgen traject opgelegd, het komt de vergunninghouder toe om een traject voor te stellen, rekeninghoudend met praktische omstandigheden, dat vervolgens in overleg met alle bevoegde autoriteiten wordt gevalideerd. De kortst mogelijke route is meteen ook de veiligste aangezien de blootstelling langs het traject beperkt blijft. Ook de kans op ongevallen wordt zo laag als mogelijk gehouden.

 

Concreet wordt op het Belgische grondgebied dus door deskundigen van Infrabel de route voorgesteld, rekeninghoudend met de afzender, de bestemmeling, de aansluiting op het Franse en Nederlands spoorwegnet, de ligging en de beschikbaarheid van het nationale spoorwegnet en de eisen van de vervoersvergunning op het spoor.

 

Treinincidenten zijn uiterst zeldzaam. Het FANC heeft in zijn tienjarig bestaan geen kennis van zulke incidenten op ons Belgisch spoorwegnet en ook in het buitenland zijn er geen incidenten gekend van dit type met transportverpakkingen waarbij radioactiviteit zou zijn vrijgekomen en aanleiding zou hebben gegeven tot radiologisch beperkende maatregelen.

 

De uitwendige straling die van het transport uitgaat is erg gering. De bijkomende stilstanden veroorzaakt door de huidige acties hebben geen reële veiligheidsimpact op de bevolking. De actievoerders brengen wel zichzelf, de ordehandhavers, het spoorwegpersoneel en/of toevallige treinreizigers mogelijk in gevaar. Het betreft hier niet direct een radiologisch gevaar maar kwetsuren te wijten aan de acties en in het slechtste geval een incident met de trein. Het zich vastketenen aan treinsporen is uiteraard niet zonder risico.

 

Transport per schip is technisch mogelijk, maar wordt in de praktijk slechts overwogen indien er geen verbinding mogelijk is over het land, wat in casu niet het geval is.

 

Noodmaatregelen zijn zeker gemakkelijker te nemen op het land dan op zee. Transport via de trein is in elk mogelijk geval een van de veiligste manieren van transport. Het betreft hier immers een geleid vervoer, dat wil zeggen dat een dienstregeling is opgesteld en dat er continu contact is met de verkeersleiding waardoor er kan worden ingegrepen en/of geanticipeerd op mogelijke andere problemen die zich zouden kunnen voordoen. Dat verklaart de keuze om, indien mogelijk, via het spoor te transporteren.

 

Het crisiscentrum informeert vooraf de betrokken provincies die op hun beurt de gemeenten informeren. Volgens artikel 2, 4. van het nucleair noodplan vastgesteld bij koninklijk besluit van 2003, wordt de coördinatie van de hulpverlening voor radiologische incidenten onmiddellijk op provinciaal niveau georganiseerd zodat er geen noodzaak is om het gemeentelijk of stedelijk niveau lang op voorhand te informeren.

 

De veiligheid van dit type transport is gewaarborgd door de robuustheid van de colli, dus de combinatie van de verpakking met zijn inhoud. De colli’s moeten voldoen aan heel strenge criteria opgesteld door het IAEA, alsook door de gewone wetgeving.

 

De colli’s die worden gebruikt voor het vervoer van gebruikte splijtstoffen zijn ontworpen om de bescherming van de bevolking en het leefmilieu te verzekeren in alle omstandigheden – zowel bij normale gevallen als bij incidenten of ongevallen –, ongeacht het vervoermiddel dat wordt ingezet.

 

De verpakking wordt onderworpen aan verschillende testen en proeven: vrije val van 9 meter hoog op een onvervormbaar oppervlak, val van 1 m hoog op een stalen punt, vuurproef van 30 minuten aan een temperatuur van 800°C en onderdompelingsproef.

 

Het gebruikte type van colli moet door de bevoegde overheden van alle betrokken landen op voorhand worden goedgekeurd. In ons land is dat het FANC. Dat was het geval voor dit transport.

 

Er was tijdens het transport ook een inspecteur van het FANC aanwezig op de trein. Er werden metingen uitgevoerd bij de aankomst op Belgisch grondgebied om te verifiëren dat de wettelijke limieten werden nageleefd.

 

Het transport betrof het vervoer van bestraalde slijtstoffen afkomstig van de kerncentrale van Borssele naar de Franse opwerkingsfabriek van La Hague.

 

Sinds 2006 waren er geen dergelijke transporten meer geweest. Het was het eerste transport van een reeks van tien die zijn voorzien tussen 2011 en 2013.

 

Het transport werd uitgevoerd met toepassing van de Europese procedure voor de overbrenging van gebruikte splijtstoffen tussen de lidstaten, vergund door de bevoegde Nederlandse overheden met akkoord van de Belgische en de Franse overheid.

 

In de loop van 2010 en 2011 hebben vijf transporten plaatsgevonden vanuit Frankrijk naar Belgoprocess te Mol of van Covra in het Nederlandse Vlissingen.

 

De Stad Gent heeft geen afschrift van de vergunning ontvangen. Het FANC heeft de burgemeesters van Gent en Zwijndrecht wel een antwoord gegeven op de vragen die zij hebben gesteld en was, indien nodig, bereid nog verdere informatie met betrekking tot het verloop van de transporten te verstrekken. De stad Gent is daarop niet ingegaan.

 

Ik begrijp dat het omstandig informeren rond de rules and responsibilities van elke stakeholder in deze is aangewezen. Ik zal dan ook aan mijn betrokken diensten vragen om via een presentatie of anders bijkomende uitleg te geven binnen het reglementair kader.

 

Ik wens nog even terug op te komen op de transparantie in Nederland. Die slaat enkel op het openbaar maken van de vergunningen. De praktische veiligheidsmaatregelen worden ook daar niet vrijgegeven. U moet begrijpen dat deze transporten volgens de huidige wetgeving gebeuren. Zo hoort het ook in een rechtsstaat.

 

04.04  Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor het zeer uitgebreid en verduidelijkend antwoord. Ik denk dat u voldoende hebt proberen aan te tonen dat binnen de huidige wetgeving al het mogelijke is gedaan om alles zo veilig mogelijk te laten verlopen.

 

Voor alle duidelijkheid, ook in mijn stad Dendermonde is die trein gepasseerd. Ook onze burgemeester heeft daarover overleg gepleegd. Hij heeft mij gegarandeerd dat aan alle mogelijke veiligheidsnormen is voldaan.

 

Ik vind het jammer dat andere burgemeesters liever aan de alarmbel trekken. Zij zaaien liever paniek. Bij ons is de trein in enkele seconden gepasseerd en heeft dat niet voor hinder gezorgd. Andere mensen proberen dan weer actie te voeren en zorgen op zich voor meer onveiligheid. Ik betreur deze vorm van populisme.

 

04.05  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik ben onder de indruk van het staatsmanschap van de CD&V-collega. Ik denk alleen dat acties zoals die van Greenpeace en duidelijke verklaringen van een aantal lokale bestuurders de verdienste hebben dat er een maatschappelijk en politiek debat over nucleair transport wordt gevoerd. Dat is ook belangrijk. Dat is ook een vorm van transparantie en goed bestuur.

 

Mevrouw de minister, ik ben blij dat u zegt dat u de nodige initiatieven zult nemen. U maakt melding van een informatiemap voor lokale bestuurders. Ik denk dat dit een goede stap is. Ik hoop dat dit concreet wordt gemaakt. Ik zal daarover bij volgende transporten zeker vragen stellen. Het kan een eerste stap zijn.

 

Mocht blijken dat het geven van meer informatie onvoldoende is en dat nog steeds verontwaardiging en vragen op lokaal niveau blijven bestaan, moeten wij kijken of de restricties in het FANC-wet misschien niet te sterk zijn

 

Een laatste opmerking, deze treinen zijn een nevenproduct, een gevolg van de technologie van energieopwekking. Over die energieopwekking is onze mening gekend. Zolang wij daarvan afhankelijk zijn, zullen er treinen blijven rijden. Dat moeten wij ook altijd meenemen in het plaatje.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De vragen nummers 5100 en 5101 van mevrouw Dierick worden uitgesteld.

 

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Tanguy Veys aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de rellen tijdens en ook na afloop van de wedstrijd België-Turkije" (nr. 5115)

- de heer Siegfried Bracke aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de rellen in Gent naar aanleiding van België-Turkije" (nr. 5155)

- mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de voetbalwet" (nr. 5192)

05 Questions jointes de

- M. Tanguy Veys à la ministre de l'Intérieur sur "les échauffourées qui ont éclaté pendant et après le match Belgique-Turquie" (n° 5115)

- M. Siegfried Bracke à la ministre de l'Intérieur sur "les échauffourées qui ont éclaté à Gand à la suite du match Belgique-Turquie" (n° 5155)

- Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "la loi football" (n° 5192)

 

05.01  Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, in schril contrast met het vorige onderwerp, het nucleaire transport, vond de burgemeester van Gent het in dit dossier niet nodig om aan paniekvoetbal te doen of minstens de nodige voorzorgen te nemen. De feiten van de voetbalmatch België-Turkije op vrijdag 3 juni die in Gent op de Kouter op groot scherm bekeken kon worden, zijn u bekend. De beelden spraken voor zich. De slachtoffers helaas ook.

 

Mevrouw de minister, toen ik vorige week het rapport ontving van uw Gentse korpschef, Filip Rasschaert, met als titel ‘Analyse van de gebeurtenissen naar aanleiding van de uitzending van de voetbalwedstrijd België-Turkije op een groot scherm op de Kouter op 3 juni en aanbevelingen’ bleek het om een aaneenschakeling van een aantal pijnlijke incidenten en ook flaters te gaan waarbij, enerzijds, de politie maar, anderzijds, ook zeer duidelijk het Gentse stadsbestuur in gebreke zijn gebleven.

 

Mevrouw de minister, het verwondert mij enigszins dat dergelijke incidenten zich kunnen voordoen, zeker omdat de bewuste wedstrijd wel degelijk als risicowedstrijd wordt beschouwd als het publiek die op de Heizel in Brussel kan gaan bekijken. Als ze in Gent op groot scherm wordt gevolgd is dat blijkbaar een fait divers, een banaliteit of een te verwaarlozen zaak. Ik verwijs naar de 13 politieagenten in korte mouwen. Ik was daar aanwezig, weliswaar pas voor het tweede gedeelte. Men kan mij er dus moeilijk van verdenken dat ik enige aanleiding tot die incidenten zou hebben gegeven. Er waren ook een paar spotters, maar van de beloofde begeleiders van Turkse origine om alles mee in goede banen te leiden is lange tijd niets gebleken.

 

Mevrouw de minister, in ieder geval, als ik lees wat er allemaal fout is gelopen, dan kon het niet anders dan dat het daar fout zou lopen. In eerste instantie is het wel duidelijk dat het stadsbestuur ernstig in gebreke is gebleven. Het was een zeer ernstige inschattingsfout van de Gentse burgemeester Termont, die blijkbaar zijn eigen dromen voor werkelijkheid neemt als zou het goed gaan in Gent, zeker met betrekking tot de verhouding tussen Gentenaars en Turken.

 

De slachtoffers waren zeer ernstig gewond. Het is niet voor niets dat ook De Morgen kopte dat er doden hadden kunnen vallen. Mevrouw de minister, dat had wel degelijk het geval kunnen zijn. Professor Brice De Ruyver, u wellicht niet onbekend, heeft in een eerste reactie enigszins typisch gezegd dat er aan alle kanten fouten zijn gemaakt, zowel door het stadsbestuur en de politie als door de organisator. Als voorbeeld in verband met de organisator zegt hij dat er een verbod was om in glas te schenken. De organisator heeft dat perfect nageleefd. Alleen heeft de stad Gent geen maatregelen opgelegd – de stad Gent had er geen enkel probleem mee dat het in die omstandigheden werd georganiseerd – dat als het ware het hele plein met hekken moest worden omgeven zodat men gecontroleerd kon worden. Vlakbij was er immers zoals u weet een grootwarenhuis dat die dag zeer goede zaken heeft gedaan.

 

De uitbater heeft wel degelijk op verzoek van het stadsbestuur zijn zaak gesloten, zodat er geen bier meer verdeeld werd, maar de politie is op geen enkel moment opgetreden tegen bijvoorbeeld de betrokken handelszaak die drank in flessen verkocht. Zo had men heel wat problemen kunnen vermijden.

 

Ik kom tot een tweede punt. Het is heel duidelijk, mevrouw de minister, dat de politie de zaak onderschat heeft. De stad Gent probeert nu wel de vlucht vooruit te nemen en zegt dat iedereen schuldig is, maar als iedereen schuldig is, dan is er natuurlijk niemand meer schuldig. Het was een fout signaal vanuit de politie – ik verwijs naar het rapport van uw korpschef – om niemand met de vinger te wijzen.

 

Als men een analyse zou maken van de officieren die bij de problematiek betrokken waren, dan zou men zien dat het dezelfde mensen zijn die nochtans door diezelfde professor Brice De Ruyver als zeer bekwaam en zeer positief worden geëvalueerd. Het is misschien het goede moment om ervoor te zorgen dat het dossier van de Gentse politie eindelijk en voorgoed uit de handen van professor De Ruyver wordt genomen.

 

Mevrouw de minister, ik vraag mij, tot slot, af of de Gentse politie wel de juiste lessen heeft getrokken, wanneer wij naar de feiten en naar de toekomst kijken? Ik verwijs daarvoor naar uw rondzendbrief CP4, betreffende het genegotieerd beheer van de publieke ruimte voor de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus. Die werd toen niet geraadpleegd. Ik kan u nu al beloven, misschien kunt u even aandachtig luisteren, dat zowel bij de komende concerten van Prince als tijdens de Gentse Feesten die rondzendbrief evenmin zal worden gevolgd. Dat is nochtans een zeer essentieel onderdeel om de orde te bewaren en effectief op te treden. Dat gebeurt dus niet.

 

Ik zou dus graag van u vernemen in hoeverre u het Gentse korps en de beslissingen nog afdoende acht om de veiligheid van de Gentse bevolking, ook naar aanleiding van de Gentse Feesten en de optredens van Prince, en de bezoekers te garanderen. Kunt u niet gebruikmaken van uw functie als minister om zowel ten aanzien van het Gentse stadsbestuur als ten aanzien van de Gentse politie de nodige maatregelen te nemen?

 

05.02  Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de voorzitter, heel kort, want mijn collega heeft het incident al voldoende geschetst. Er is wel een voetbalwet die van toepassing is als er voetbalwedstrijden worden gespeeld. Kan die voetbalwet worden toegepast bij evenementen waarbij een wedstrijd wordt uitgezonden op een groot scherm?

 

In die voetbalwet zijn er sancties vervat. Kunnen die ook worden toegepast? Vallen zulke sancties onder de toepassing van de openbare orde?

 

Heeft de burgemeester alle mogelijke veiligheidsmaatregelen genomen die nodig zijn voor zulke evenementen? Uit verschillende analyses in de pers is intussen duidelijk dat dat niet het geval was.

 

05.03  Siegfried Bracke (N-VA): Ik had daarover ook een vraag maar ik sluit mij aan bij de vorige sprekers. Ik heb meer belangstelling voor het antwoord dan voor de vraag.

 

05.04 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, collega’s, artikel 23bis van de voetbalwet, dus het in groep aanzetten tot haat en geweld, kan worden toegepast op het volledige Belgische grondgebied in geval van nationale en internationale voetbalwedstrijden die in België worden georganiseerd. Deze wet is dus ook van toepassing wanneer in het kader van een dergelijk voetbalevenement of een dergelijke wedstrijd groepsevenementen met grote schermen worden georganiseerd.

 

Voorgaande bemerking betekent ook dat wij aan de lokale politiezones het signaal hebben gegeven de desbetreffende gegevens samen met de beelden aan de voetbalcel te geven, zodat wij de wet kunnen toepassen.

 

Deze bepaling is voor sommigen jammer genoeg een onderschat gedeelte van de voetbalwet. Ze is echter niet alleen op de stadions van toepassing maar ook erbuiten, voor voetbalgerelateerd geweld. Zulks is heel belangrijk in het licht van de meest recente ‘gebeurtenis’, om een neutraal woord te gebruiken.

 

Niets belet de gemeente, zoals in bepaalde steden is gebeurd, om gelijkaardige bepalingen als de bepalingen in de voetbalwet, in de GAS-wetgeving op te nemen voor gelijkaardige gedragingen in het kader van andere sportevenementen of in het buitenland gespeelde wedstrijden, met financiële sancties als stok achter de deur. Een stadionverbod heeft immers weinig meerwaarde voor personen die zelden een wedstrijd live bijwonen. De dynamiek van grote geweldplegingen is trouwens ook anders dan de dynamiek van het georganiseerd hooliganisme.

 

Inzake het voetbalevenement op groot scherm op de Kouter in Gent heeft de politie mij medegedeeld dat 35 personen werden ingezet voor de verkeersregeling en het toezicht op de gebeurtenis. Een en ander kostte de stad Gent 350 manuren of 11 000 euro.

 

Nadat de ongeregeldheden zijn begonnen, werden twee secties van de federale interventiereserve, zijnde 20 politiemensen die permanent stand-by zijn, ter versterking gestuurd. Er moesten 4 lichtgekwetste politiemensen voor verzorging worden afgevoerd en 21 politiemensen gaven lichte verwondingen aan. Zij konden echter ter plaatse worden verzorgd.

 

Volgens de politie van Gent werden 3 personen bestuurlijk aangehouden. Inzake het aantal opgestelde processen-verbaal zou ik erop willen wijzen dat op dit moment hard aan de identificatie van de daders wordt gewerkt. Nadat het politioneel onderzoek is afgerond en het verslag mij is bezorgd, kunnen concrete cijfers worden aangeleverd, met een opsplitsing van het aantal processen-verbaal wegens overtredingen op de voetbalwet en het aantal gerechtelijke processen-verbaal.

 

Gelet op de inhoud van de gemeentelijke administratieve sancties in Gent, zal de GAS-wetgeving in onderhavig geval niet worden toegepast. Zulks is een omzetting die elke stad kan doen.

 

Zoals het reeds een aantal jaren gebeurt voor voetbalgerelateerd geweld, wordt de piste bewandeld van nultolerantie, met strikte en snelle verbalisering en bestraffing. Wanneer wij de Voetbalwet toepassen, kunnen geldboetes van 250 tot 5 000 euro opgelegd worden, en/of een stadionverbod van 3 maand tot 5 jaar.

 

Naar aanleiding van de gebeurtenissen in Gent en de vraag van het VSOA heb ik de bevoegde controledienst opdracht gegeven een onderzoek uit te voeren. Ik wacht de resultaten van dit onderzoek af alvorens mij uit te spreken over de voorbereiding van de maatregelen die naar aanleiding van dit incident zijn genomen.

 

In het algemeen ben ik voorstander van dergelijke grote schermen, omdat zij op zich de sociale cohesie kunnen vergroten. Het kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn dat een beperkte minderheid van relschoppers de organisatie van evenementen in onze steden en gemeenten onmogelijk maakt.

 

Elk evenement – dus ook het plaatsen van een groot scherm – moet wel voorafgegaan worden door een dynamische risicoanalyse, en de veiligheidsmaatregelen moeten daaraan worden aangepast. Er bestaan duidelijke richtlijnen voor deze grote schermen, in een aanbeveling van het Permanent Comité van de Raad van Europa inzake de strijd tegen geweld bij sportwedstrijden.

 

05.05  Tanguy Veys (VB): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor haar antwoord. U wijst er zeer terecht op dat de stad Gent wel degelijk een aantal maatregelen had kunnen nemen en dat niet heeft gedaan, met toch ernstige gevolgen door die nalatigheid. Ook het Gentse politiekorps heeft zijn rol niet ten volle gespeeld en had op een veel doordringender manier het Gentse stadsbestuur kunnen bijstaan of er minstens op wijzen dat zij ernstig tekortschoten, zeker inzake de voorbereiding.

 

Ik blijf wel op mijn honger wat de toekomst betreft. Ik heb het dan niet over de weledele professor Brice De Ruyver, maar veeleer over het naleven van de betrokken rondzendbrief CP4. Ik verwijs naar grote en ernstige manifestaties die binnenkort in Gent zullen plaatsvinden. Aangezien uw eigen rondzendbrief niet wordt nageleefd, hoop ik dat u daar toch de nodige maatregelen voor zult nemen.

 

05.06  Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, dank u voor de verduidelijking dat de Voetbalwet wel degelijk van toepassing kan zijn bij dergelijke evenementen. Ook uw suggestie dat gemeentebesturen dit kunnen opnemen in de GAS-wet lijkt mij een goede suggestie. Vooral het feit dat er veel gemeenten zijn die er geen rekening mee houden omdat ze er geen kennis van hebben dat de voetbalwet van toepassing zou kunnen zijn, is toch een mogelijke oplossing om dat in de toekomst te vermijden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vragen nrs. 5116 en 5132 van mevrouw Dierick worden uitgesteld.

 

06 Question de M. André Frédéric à la ministre de l'Intérieur sur "l'avenir du Moniteur de sécurité" (n° 5223)

06 Vraag van de heer André Frédéric aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de toekomst van de Veiligheidsmonitor" (nr. 5223)

 

06.01  André Frédéric (PS): Monsieur le président, madame la ministre, un courrier envoyé aux zones de police par la Direction de l'information policière opérationnelle fait état du fait que, suite à des restrictions budgétaires, le Moniteur de sécurité ne sera pas réalisé sous sa forme classique en 2011.

 

Il apparaît que l'évolution envisagée constitue un changement méthodologique important puisqu'on passerait d'une enquête par téléphone à une enquête via un questionnaire écrit envoyé aux citoyens.

 

Il est indéniable que, sur le plan scientifique, cette évolution mettra à mal la comparaison des futures données récoltées avec celles collectées depuis plus de dix ans. Cela représentera de facto une perte importante dans le champ de la connaissance empirique en matière de sécurité qui s'est construit depuis près de dix ans. A ce propos, l'expérience a montré l'ampleur du temps nécessaire pour arriver à une source de données exploitables.

 

Il apparaît également que, sur le plan budgétaire, les charges financières liées aux frais d'envoi des questionnaires incomberaient aux zones de police. Je ne rappellerai pas – vous la connaissez aussi bien que moi –, la situation financière désastreuse dans laquelle se trouvent bon nombre de nos zones de police.

 

Madame la ministre, cette nouvelle mouture est-elle uniquement prévue pour l'année 2011 ou s'agit-il d'une mouture pérenne du Moniteur de sécurité?

 

Quel est votre avis sur la rupture que va engendrer cette nouvelle méthodologie de recherche avec l'ancienne et surtout sur ses implications quant à la comparaison des données de l'année 2011 avec celles des années précédentes? Il est clair que, quand l'approche méthodologique change, la comparaison devient très difficile sur un plan scientifique valable.

 

Confirmez-vous que les frais liés à l'envoi des questionnaires incomberaient aux zones de police? Si oui, le fédéral compte-t-il intervenir dans le surcoût que cela va entraîner pour les zones? Il apparaît clairement que cette mesure est liée à une question strictement budgétaire. Á ce propos d'autres pistes ont-elles été explorées? Je pense notamment à la double production de statistiques policières au niveau de la police fédérale. Je songe, d'une part, à la filière de l'analyse stratégique et, d'autre part, à celle des statistiques policières, doublon qui ne présente quasi aucun intérêt ce, tant sur le plan stratégique que sur le plan opérationnel.

 

Madame la ministre, la rationalisation de cette double production statistique plutôt que la déconstruction du Moniteur de police, outil unique et original, a-t-elle été envisagée?

 

06.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur Frédéric, d'emblée, je peux vous dire que je partage votre point de vue sur l'importance du Moniteur de sécurité. Ce regroupement des données de gestion à différents niveaux permet d'établir des comparaisons géographiques de façon uniforme et méthodologique. Il est important pour l'élaboration de la politique et des plans de sécurité. C'est la raison pour laquelle j'ai décidé de synchroniser davantage l'utilisation de cet instrument avec le cycle de politiques et donc avec le Plan national de sécurité (PNS).

 

Le Moniteur de sécurité n'est donc nullement supprimé et la valeur de cet outil n'est aucunement remise en cause. Un tel monitoring réclame un certain temps. Or, le prochain PNS démarre déjà au 1er janvier 2012. Le prochain Moniteur de sécurité sera donc lancé en 2013 en vue de l'élaboration du Plan national de sécurité 2016-2019.

 

Cela dit, en raison des multiples demandes des zones pour les nouveaux plans zonaux de sécurité, qui ne démarreront qu'en 2013, et du prochain renouvellement des plans stratégiques de prévention et de sécurité, j'ai décidé, par le biais d'une circulaire, d'offrir une solution transitoire et satisfaisante aux autorités locales tout en tenant compte des actuelles marges budgétaires. Concrètement, une offre d'appui à la police locale sera assurée sous la forme d'une enquête locale en matière de sécurité. Celle-ci permettra de réaliser un aperçu temporaire de la situation locale et de sonder l'opinion de la population et des services de police en matière de sécurité. Ces données serviront à la préparation des plans susmentionnés. De plus, cette initiative permet d'éviter, même durant cette phase transitoire, la prolifération d'enquêtes et de tendre vers une standardisation tout en limitant les coûts. Il s'agit donc d'une solution transitoire et non pas de la nouvelle mouture pérenne du Moniteur. La comparaison des données n'est pas en danger.

 

Quant à votre troisième question, les mêmes modes de financement qu'en 2008 et 2009 seront appliqués. Les frais liés à l'envoi seront supportés par le fédéral.

 

Enfin, les statistiques, l'analyse stratégique et le Moniteur de sécurité forment trois instruments de gestion distincts, basés sur des méthodes et une finalité différentes. Ainsi, je répète que le Moniteur permet un regroupement de plusieurs données de gestion à différents niveaux et permet d'établir des comparaisons géographiques de façon uniforme et méthodologique tandis que l'analyse stratégique tend vers une étude approfondie des problèmes prioritaires de sécurité afin de les évaluer et les contextualiser et d'appuyer ainsi la politique de sécurité. Les statistiques policières servent à enregistrer les faits criminels constatés par la police afin de pouvoir orienter les efforts policiers dans le temps et dans l'espace ainsi que de pouvoir effectuer des plans stratégiques.

 

06.03  André Frédéric (PS): Je remercie la ministre pour le caractère complet et rassurant de sa réponse, notamment sur le plan des finances des zones de police.

 

Si j'ai bien entendu, en plus de l'offre d'appui à la police locale et de soutien technique de la police fédérale, les frais liés à cette mesure transitoire seront bien à charge du fédéral. J'espère que, sur le terrain, cette phase transitoire n'aura pas d'incidence car cet outil est réclamé à cor et à cri par les chefs de zone des différentes polices du Royaume.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Questions jointes de

- Mme Kattrin Jadin à la ministre de l'Intérieur sur "la saison de football 2010-2011" (n° 5172)

- M. Laurent Devin à la ministre de l'Intérieur sur "les faits de violence constatés en division 1" (n° 5337)

07 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het voetbalseizoen 2010-2011" (nr. 5172)

- de heer Laurent Devin aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het voetbalgeweld in eerste klasse" (nr. 5337)

 

07.01  Laurent Devin (PS): Monsieur le président, madame la ministre, lors de notre dernière rencontre, vous nous aviez précisé qu'une table ronde devait avoir lieu le 16 juin, dressant le bilan de cette saison de football 2010-2011 pour la division 1.

 

À la suite de cette réunion, mes questions sont les suivantes.

 

Pouvez-vous aujourd'hui nous faire part des chiffres que vos services ont pu obtenir? Est-ce que vos services ont constaté plus ou moins de faits répréhensibles que les années précédentes?

 

07.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, voilà une question rapide.

 

Au cours de la saison écoulée, des incidents ont été enregistrés à l'occasion de 55 % des matches en première division. Dans la grande majorité des cas, il s'agissait d'incidents mineurs et isolés comme l'escalade de clôtures, le jet de gobelets de bière et de pièces de monnaie, de la violence verbale et l'usage du fumigène.

 

La violence a diminué, passant de 124 incidents pour la saison 2009-2010 à 94 incidents pour la saison écoulée. Ici encore, il s'agit dans la plupart des cas de violences individuelles et isolées et, dans seulement 19 cas, de violences en groupes impliquant plus de dix personnes.

 

À l'occasion de certains matches, il s'agissait vraiment de violences graves comme après la célébration du titre de Genk et lors des rencontres Charleroi-Standard et Charleroi-Eupen.

 

Quelques matches, comme Bruges-Anderlecht, ont également dû être arrêtés temporairement pour cause de mauvaise conduite de spectateurs. Il est clair que la politique de tolérance zéro traduite par une verbalisation directe et des sanctions immédiates sur la base de la loi Football doit être inlassablement poursuivie.

 

L'arsenal juridique des actions disponibles à l'encontre de mauvaises conduites lors des rencontres de football est suffisant pour s'attaquer au problème.

 

Les services de police doivent cependant aussi investir de manière maximale dans la recherche de la preuve et dans l'identification des auteurs et pas seulement dans le maintien et le rétablissement de l'ordre public. Mes services vont actualiser la circulaire ministérielle à cet égard.

 

Malgré la baisse du nombre d'incidents avec violences au cours de la saison écoulée, on constate que le déploiement moyen par match a augmenté de 75 policiers pour la saison 2009-2010 à 76 policiers pour la saison 2010-2011.

 

L'analyse des chiffres montre que c'est essentiellement dû à la montée de la violence la saison précédente, ce qui a eu un impact sur le déploiement policier cette saison.

 

La composition des play-offs 1 avec presque toutes les équipes à risque et le nouveau format des play-offs 3 ont joué un grand rôle, tout comme le dénouement captivant dans la course au titre.

 

Au cours des play-offs, le déploiement policier moyen a augmenté à 103 policiers par rencontre qu'il faut attribuer exclusivement aux play-offs 1 et 3. J'estime qu'une diminution du déploiement policier d'au moins 10 % doit constituer un objectif à atteindre pour la saison prochaine.

 

Je ne dispose pas encore de chiffres en ce qui concerne les arrestations. Au cours de la saison 2010-2011, 985 interdictions de stade ont déjà été imposées et des amendes infligées pour un montant total s'élevant à 384 400 (?) euros. Une amende de 125 euros a été infligée aux fauteurs de troubles, tandis que 335 dossiers sont en cours. Il y a actuellement 631 interdictions de stade en cours. La sanction la plus élevée imposée durant la saison 2010-2011 consiste en une interdiction de stade de 30 mois et une amende de 4 000 euros.

 

Le hooliganisme n'a, en soi, pas disparu. Il y a encore des rendez-vous planifiés mais moins qu'autrefois et ceux-ci ont lieu le plus souvent loin du stade ou même hors du contexte du match. En outre, l'intensité de la violence, lorsqu'elle se produit, semble croître, si l'on se réfère par exemple aux faits ayant émaillé le match Belgique-Turquie. Les hooligans choisissent, apparemment, de mieux en mieux leur moment, planifient leurs rendez-vous via gsm et essayent d'échapper à la vigilance policière lors des rencontres. Le travail des spotters devient, pour cette raison, de plus en plus important.

 

Je peux conclure que la saison écoulée se trouve dans la tendance des saisons précédentes. Le déploiement policier a légèrement augmenté; cependant le nombre d'incidents avec violence a diminué, même si quelques incidents ont été particulièrement violents. J'espère que les sanctions infligées aux auteurs de violence contribueront à une amélioration de la situation la saison prochaine. Je vous donne en mains propres les chiffres présentés aux tables rondes du 17 juin. Ceci est pour le secrétariat, monsieur le président.

 

07.03  Laurent Devin (PS): Monsieur le président, une question succincte peut engendrer une réponse précise et complète. Je tiens à en remercier Mme la ministre.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Questions jointes de

- M. Franco Seminara à la ministre de l'Intérieur sur "le démantèlement d'un navire de transport nucléaire en Belgique" (n° 5139)

- M. Kristof Calvo à la ministre de l'Intérieur sur "le démantèlement d'un navire de déchets nucléaires britannique" (n° 5147)

- M. Joseph George à la ministre de l'Intérieur sur "le démantèlement d'un navire de transport nucléaire" (n° 5168)

08 Samengevoegde vragen van

- de heer Franco Seminara aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de ontmanteling van een nucleair afvalschip in België" (nr. 5139)

- de heer Kristof Calvo aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de ontmanteling van een Brits nucleair afvalschip" (nr. 5147)

- de heer Joseph George aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de ontmanteling van een nucleair afvalschip" (nr. 5168)

 

08.01  Franco Seminara (PS): Monsieur le président, madame la ministre, on a appris qu'un navire de transport nucléaire ayant servi notamment à la centrale britannique de Sellafield ainsi qu'à d'autres implantations nucléaires en France et au Japon sera nettoyé aux Pays-Bas avant d'être remorqué vers la Belgique pour y être démantelé. D'après les informations dont nous disposons, il s'agit d'un navire baptisé "Pacific Sandpiper" construit en 1985 et déclassé au début de 2011. Pendant sa carrière, il aurait parcouru 1,2 million de miles et transporté 500 conteneurs blindés de combustibles nucléaires usés et de déchets hautement radioactifs entre l'Europe et le Japon sans jamais connaître d'incident.

 

Malgré ces informations, force est de reconnaître qu'on manque d'éléments sur l'identité de ce navire et sur les raisons qui expliqueraient son démantèlement sur notre territoire. Dans ce contexte, vous comprendrez qu'il convient de s'assurer qu'une telle opération ne comporte aucun risque et fait l'objet de toutes les inspections nécessaires à cette fin.

 

Qu'en est-il, madame la ministre? Pouvez-vous nous en dire davantage sur l'identité et sur le contenu radioactif du navire? L'Agence fédérale de contrôle nucléaire est-elle garante d'un tel démantèlement? Tous les contrôles ont-ils été prévus et les mesures de précaution ont-elles bien été prises pour s'assurer du succès de cette opération? Quel usage sera-t-il fait des matériaux et de l'équipement issus du bateau?

 

08.02  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega Seminara heeft al een aantal factuele zaken over het vrachtschip aangehaald, die ik niet zal herhalen. We hebben dat mogen lezen in de Britse pers en het is nadien doorgesijpeld tot bij ons.

 

Mevrouw de minister, klopt het dat een Brits nucleair afvalschip, lange tijd gebruikt voor een verwerkingsfabriek in Sellafield, in België ontmanteld zal worden? Zo ja, waar en wanneer?

 

Ten tweede, is het FANC op de hoogte van de ontmanteling? Welke procedure geldt er in dit geval?

 

Ten derde, is dit een primeur of zijn er in de afgelopen tien jaar nog meer van zulke ontmantelingen gebeurd? Zo ja, hoeveel en door wie?

 

08.03  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, chers collègues, le navire baptisé "Pacific Sandpiper" et armé par l'entreprise britannique PNTL sera démantelé dans notre pays, après avoir tout d'abord été décontaminé au niveau de sa radioactivité en Angleterre et nettoyé aux Pays-Bas pour éliminer d'autres substances dangereuses comme l'amiante ou le fioul.

 

Pendant des années, ce navire a assuré le transport de conteneurs de substances radioactives entre notamment le Japon, la France et le Royaume-Uni. Le navire en question sera en effet entièrement décontaminé lorsqu'il accostera en Belgique. Le démantèlement du navire, en l'absence de toute contamination radioactive, ainsi que la gestion des matériaux à recycler relèvent de la compétence exclusive des instances régionales.

 

Als voorzorgsmaatregel heeft het FANC contact opgenomen met de betrokken autoriteiten en de Gentse firma die de sloopwerken zal uitvoeren, om zich ervan te vergewissen dat het schip vrij zal zijn van radioactieve besmetting bij het binnenlopen van de Gentse haven. Het schip zal reeds bij zijn aankomst in Nederland worden gecontroleerd op radioactieve besmetting. In België zal het zowel bij aankomst in de Gentse haven als tijdens de werkzaamheden worden gecontroleerd door een door het FANC erkende controle-instelling. De resultaten van deze meting zullen, indien nodig, door het FANC worden geverifieerd.

 

De betrokken rederij PNTL heeft verschillende van dergelijke schepen in de vaart en heeft ervaring met de sloop ervan. In 2002 gebeurde dit reeds met de Pacific Crane en in 2010 met de European Shearwater.

 

Het FANC is echter niet bevoegd voor de ontmantelingswerkzaamheden zelf. Wij hebben dus geen inlichtingen over de eindbestemming van de onderdelen, noch over de duur van de ontmanteling.

 

08.04  Franco Seminara (PS): Monsieur le président, madame la ministre, nous connaissons très bien votre culture du sens de la responsabilité. Vos propos sont rassurants.

 

Un seul mot: vigilance!

 

Je vous offre un petit crin du Doudou de Mons: c'est un porte-bonheur. Il vous portera chance.

 

08.05  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, bedankt voor de informatie. Ik heb twee belangrijke dingen geleerd. Ten eerste, het schip komt toe in Gent. Informeer zeker de burgemeester, kwestie van juridische procedures te vermijden. Ten tweede, blijkbaar is het niet de eerste keer. In 2002 en 2010 vonden zulke ontmantelingen ook al plaats. Bedankt om daarover informatie te geven.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de actie van 200 papierlozen voor de gebouwen van de DVZ op 11 mei jongstleden" (nr. 5153)

09 Question de M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "l'action de 200 sans-papiers devant les bâtiments de l'Office des Étrangers le 11 mai dernier" (n° 5153)

 

09.01  Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijn vraag gaat over een actie op 11 mei voor de gebouwen van DVZ waarbij zo’n 200 illegalen symbolisch een interimkantoor oprichtten en eisten dat mensen zonder papieren na zes maanden illegaal verblijf in België al een aanspraak zouden kunnen maken op een voorlopige werkvergunning.

 

Mevrouw de minister, werd de actie vooraf aangevraagd en werd er toestemming voor gegeven?

 

Werden er, gelet op de aanwezigheid van illegalen, identiteitscontroles verricht door de politie en eventuele aanhoudingen?

 

Wat de controle, aanhouding en verdere afhandeling betreft, welke richtlijnen gelden er voor de politie inzake illegalen, zeker in geval van sterke vermoedens van illegaliteit?

 

Hoeveel vereenvoudigde processen-verbaal, vpv's, werden in ons land opgesteld van 2005 tot nu voor inbreuken op de vreemdelingenwet? Blijkbaar vallen zulke overtredingen onder de vereenvoudigde processen-verbaal, die gewoon worden meegedeeld, conform de omzendbrief van het College van procureurs-generaal.

 

Bent u het met mij eens dat de ontvangst van illegalen door gezagsdragers toch wel een zeer verkeerd signaal is?

 

09.02 Minister Annemie Turtelboom: De actie werd inderdaad aangevraagd aan de burgemeester van Brussel, die er toestemming voor heeft gegeven. In samenspraak met de bevoegde staatssecretaris hebben de actievoerders een podium opgesteld voor de gebouwen van DVZ en werd een delegatie van drie personen ontvangen op het kabinet van staatssecretaris Wathelet.

 

De politie telde zowat 180 deelnemers. De actie, een optocht door het centrum van Brussel vanaf de beurs naar het park tegenover het gebouw van DVZ, eindigde omstreeks 16.30 uur. De richtlijnen van de politie werden correct opgevolgd door de actievoerders. Er waren geen incidenten en er werden dan ook geen identiteitscontroles, noch aanhoudingen verricht. Het is een regel, die bij elke betoging wordt toegepast.

 

In 2005 bedroeg het aantal vpv's 6 456, in 2006 8 347, in 2007 7 676, in 2008 7 821, in 2009 9 239 en in 2010 9 624. Vaststellingen inzake vreemdelingenwet en huisjesmelkerij staan beide onder de parketcode 55. Ik kan in de statistieken geen onderscheid maken. Dat laatste is misschien van belang om de cijfers niet foutief in te schatten.

 

09.03  Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor de cijfergegevens, maar ik schrik er toch een beetje van.

 

U zegt dat er geen incidenten waren, waardoor er ook geen aanhoudingen nodig waren. Iedereen weet dat er zeer veel illegalen waren, maar blijkbaar moet er eerst een incident zijn vooraleer men wordt aangehouden. Wanneer er een samenscholing is van mensen, die worden gezocht, dan moeten zij blijkbaar eerst een incident veroorzaken vooraleer zij worden aangehouden. Onder het oog van de politie waren verschillende illegalen samen en dat werd gewoon getolereerd.

 

Meer nog, die worden zelfs met een delegatie ontvangen door de gezagsdrager, door staatssecretaris Wathelet, die dat alles eerder al heeft toegegeven.

 

Ik vind dat systeem van straffeloosheid waarbij de rechtsstaat afwezig is, onaanvaardbaar. Dat ondergraaft ook volledig het draagvlak van het asielbeleid bij de bevolking. De burgers willen een rechtvaardig asielbeleid, dat ontvangt en huisvest wie recht heeft op asiel en terugstuurt wie er geen recht op heeft of er misbruik van maakt. De overheid slaagt in geen van beide.

 

Wanneer zelfs de staatssecretaris toegeeft dat hij illegalen ontvangt, zelfs onder begeleiding van de politie, waar gaan we dan naartoe? Daarmee stuurt men aan op het volledig ondergraven van het draagvlak voor een rechtvaardig asielbeleid. Ik betreur dat ten zeerste. Het is misschien tijd dat de premier intern een richtlijn uitvaardigt naar zijn collega-leden van de regering, zodat ze in de toekomst ten minste niet meer illegalen ontvangen. Ik zie zelfs dat afgelopen week nog een delegatie van illegalen, omgeven door advocaten, verwelkomd werd door het cdH op het partijhoofdkwartier en dat de illegalen bijstand beloofd werd. Dat tart elke verbeelding.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het optreden van de politie in acute crisissituaties" (nr. 5374)

10 Question de M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "l'intervention de la police dans les situations de crise aiguës" (n° 5374)

 

10.01  Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, recent verscheen een rapport op de website van het Comité P. Ik ben lid van de begeleidingscommissie Comité P en dit rapport is daar niet voorbijgekomen. Ik snap niet goed hoe dit zo publiek kon worden gemaakt.

 

Dat maakt echter niet uit. Het belangrijkste is de grond van het rapport, namelijk de resultaten van het toezichtsonderzoek naar de coördinatie, efficiëntie en effectiviteit van het politieoptreden bij acute crisissituaties en zich verplaatsende verdachten.

 

Het Comité P concludeert dat het bij politieachtervolgingen, waarbij de verdachten zich verplaatsen over de grenzen van politiezones en arrondissementen heen, onduidelijk is wie coördineert en de leiding neemt. Dit leidt tot hilarische situaties waarbij twintig teams een achtervolging inzetten van een wagen die verschillende provinciegrenzen overschrijdt en waarbij de ene politiezone niet wist dat de andere de achtervolging had ingezet. Dit is een knotsgekke, maar vooral gevaarlijke situatie, niet alleen voor de politie, maar ook voor de burgers.

 

Het is niet de eerste keer dat dit probleem wordt aangekaart. Ook in eerdere onderzoeken, zowel van het Comité P als de Algemene Inspectie, werd daarop al gewezen.

 

Mevrouw de minister, ik heb de volgende vragen. Ten eerste, volstaan volgens u de samenwerkingsovereenkomsten die met betrekking tot de operationele leiding van dergelijke operaties werden gesloten tussen de politiediensten van sommige provincies? Regelen deze akkoorden ook de coördinatie van achtervolgingen die de provinciegrenzen overschrijden?

 

Ten tweede, zult u desgevallend een dwingende ministeriële richtlijn uitvaardigen om deze materie op korte termijn te regelen?

 

Ten derde, moeten de bevoegdheden van de communicatie- en informatiecentra worden uitgebreid om hen toe te laten een grotere operationele verantwoordelijkheid op te nemen?

 

Tot slot, plant u enige initiatieven om te komen tot uniforme tactische procedures voor achtervolgingen en intercepties?

 

10.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Weyts, de coördinatie van een achtervolging door de politie over het grondgebied van meerdere politiezones, arrondissementen of zelfs provincies wordt aangestuurd door de provinciale communicatie- en informatiecentra van de politie op basis van arrondissementele of provinciale interventieprotocollen die werden gesloten in overleg tussen de betrokken DirCo’s, de korpsen van de lokale politie en de diensten van de federale politie.

 

De huidige bevoegdheden van de provinciale CIC’s moeten hiervoor niet worden uitgebreid. Zij functioneren bij delegatie vanwege de operationele terreinverantwoordelijken van de verschillende politiezones. De CIC’s werken uiteraard onderling samen, over de provinciegrenzen heen.

 

Dankzij de diverse interventieplannen die de voorbije jaren op het niveau van de arrondissementen en provincies bottom-up werden ontwikkeld en verfijnd, kan in een volgende stap worden gedacht aan het ontwikkelen van het algemeen kader top-down met het oog op een optimale coördinatie in geval van bovenlokale achtervolgingen en intercepties door de politie over het volledige nationale grondgebied.

 

De DirCo van de federale politie bereidt momenteel een dergelijke richtlijn voor.

 

Ziet u wel, wij luisteren naar het Parlement.

 

10.03  Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor het feit dat er dus toch een initiatief wordt genomen om zulke situaties in de toekomst te verhelpen, zodat burgers en politie niet langer in gevaar worden gebracht en dat er dus meer wordt samengewerkt in dit land, alleszins in en tussen de politiezones.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 5228 van de heer Jadot is uitgesteld. De samengevoegde vragen nr. 5233 en nr. 5234 van mevrouw Dumery zijn uitgesteld. Vraag nr. 5247 van mevrouw Temmerman is uitgesteld. Vraag nr. 5283 van de heer Logghe is uitgesteld. Vraag nr. 5288 van de heer Calvo is omgezet in een schriftelijke vraag.

 

11 Vraag van de heer Steven Vandeput aan de minister van Binnenlandse Zaken over "interne pesterijen in de politiezone HaZoDi" (nr. 5332)

11 Question de M. Steven Vandeput à la ministre de l'Intérieur sur "des faits de harcèlement au sein de la zone de police HaZoDi" (n° 5332)

 

11.01  Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag handelt over de interne problemen in de politiezone HaZoDi, die u niet onbekend zijn. Naar wat ik heb vernomen, werd u immers al begin maart 2010 een bundel klachten overhandigd, onder andere over mogelijke gevallen van fraude en pesterijen. U hebt ter zake ook al onderzoeken laten uitvoeren.

 

Onlangs kwamen de problemen in voornoemde politiezone echter alweer voluit in de belangstelling, met name door een rapport van AristA over een interne bevraging inzake de tevredenheid van de werknemers.

 

De bedoelde bevraging is beantwoord door 56 % van de werknemers die werden bevraagd. Wij mogen dus aannemen dat het rapport statistisch behoorlijk relevant is.

 

In het rapport werd een aantal serieuze pijnpunten weergegeven, waaronder bijvoorbeeld een gebrek aan vaardigheidsbenutting dat door 76 % van de bevraagden belangrijk werd geacht. Ongeveer de helft meldt een gebrek aan collegiale steun. Maar liefst 36 % meldt problemen in verband met pesten op het werk.

 

Het vermoeden bestaat uiteraard dat dergelijke – laat ons wel wezen –, hallucinante resultaten van een dergelijk onderzoek binnen een politiekorps, dat bovendien het grootste van Limburg is, een gevolg zijn van mismanagement en een verkeerde aanpak door de dienaangaande bevoegde personen.

 

Ofschoon het rapport van eind februari 2011 dateert, blijkt in Hasselt vandaag nog steeds geen vuiltje aan de lucht te zijn. Acties blijven uit, zowel vanwege de bevoegde burgemeester als van de korpschef, die vandaag weliswaar zijn laatste dag in functie is.

 

Ik wil een paar citaten uit de pers aanhalen. Zij betreffen de reacties van zowel de burgemeester als van korpschef Beckers over het uitlekken van voornoemd rapport. Zij betreurden dat het rapport naar buiten kwam.

 

Ik citeer Beckers letterlijk: “Ik eis dat het stopt. Ik kom op voor mijn mensen die zich allemaal inzetten voor hun job. Ik vind het jammer dat dit in de pers komt. De rechtszaken zullen het uitwijzen. Ik heb er vertrouwen in.”

 

De raadsman van de politiezone en ook van de burgemeester voegde er nog aan toe dat de anonieme getuigenissen zouden moeten stoppen. Zij zullen anonieme getuigen en zij die bedoelde getuigen een forum geven, ter verantwoording roepen.

 

Mevrouw de minister, u zal het hopelijk met mij eens zijn dat het voorgaande reacties zijn die bij het uitkomen van een dergelijk rapport niet echt worden verwacht. Ik heb daarom voor u de hiernavolgende vragen.

 

Hebt u van het rapport kennis genomen? Hoe beschouwt u de status van het rapport? Wat is de geldigheid ervan? Wat betekent het rapport? Hebt u of hebben uw diensten over het rapport contacten gehad met de verantwoordelijke korpschef of de burgemeester of burgemeesters? Het gaat immers over de politiezone van drie gemeenten.

 

Mevrouw de minister, bent u – gelet op de resultaten van het onderzoek – van oordeel dat het probleem dat toch duidelijk van structurele aard is, intern binnen het korps kan worden verholpen?

 

Dan zou ik misschien ter inlichting van u willen vernemen welke acties u zelf kan ondernemen om ervoor te zorgen dat de politiezone HaZoDi en het korps van meer dan 300 mensen – waarvan het overgrote deel van de agenten zijn werk goed wil doen, wil zorgen voor veiligheid op straat en dergelijke meer – in goed vertrouwen en met een gerust gemoed verder kan met zijn job.

 

Tot slot mevrouw de minister, welke concrete acties zal u ondernemen met betrekking tot dit dossier?

 

11.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, collega, aangezien het gaat om een intern document dat bestemd is voor de werkgever, heb ik geen kennis genomen van het rapport dat de onafhankelijke preventieadviseur AristA heeft bezorgd aan de lokale overheden van de politiezone HaZoDi. Mijn diensten hebben hierover bijgevolg ook geen contact gehad met de korpschef om met de burgemeester.

 

Ik ben wel op de hoogte van strubbelingen en spanningen in verband met de werking van het politiekorps in Hasselt, aangezien ik verleden jaar reeds enkele klachten heb ik ontvangen die ik systematisch voor onderzoek heb doorgegeven aan het Comité P. Een aantal van die klachten valt momenteel onder lopend strafonderzoek en daarom zijn de resultaten nog niet gekend.

 

Andere niet-gerechtelijke aspecten werden in 2010 reeds besproken met de korpsleiding en met de procureur des Konings. De interne bevraging door AristA betreft een navolgend initiatief van de lokale overheden. Zij zijn bevoegd voor het ondernemen van concrete acties. Als de resultaten echt zo alarmerend zijn en gegeven het eigen initiatief van de lokale werkgever tot die bevraging, ga ik ervan uit dat men de koe bij de horens zal vatten.

 

11.03  Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik leid uit uw antwoord af dat u zelf geen actie zal ondernemen ondanks het feit dat u dat wel kan. Het is een ernstig probleem voor de mensen in die politiezone. 15 mensen hebben het voorbije jaar het korps verlaten – zowel mensen met een hoge als met een lagere rang – omdat ze de situatie niet meer aankunnen. Aanvragen naar andere politiezones, zelfs met vermindering van loon en dergelijke meer, worden ingediend omdat de situatie niet langer houdbaar is.

 

11.04 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, we hebben onze politiehervorming die zegt dat er een lokale en federale politie is. Ik kom in beeld wanneer er een tuchtprocedure ten opzichte van leidinggevenden in een korps. Hier gaat het om een intern document. Ik ben blij dat men een onafhankelijk onderzoek heeft besteld in de zone, in eerste instantie bedoeld voor de werkgever.

 

Collega Veys spreekt ook soms over ‘uw’ korps, maar een lokale zone is niet mijn korps. Ik ben bevoegd voor het politiestatuut en een aantal zaken. Ik neem de zaak wel ernstig, alle klachten die mij ter ore zijn gekomen, heb ik onmiddellijk doorgegeven aan het Comité P. Als nu op een bepaald ogenblik blijkt dat de problemen blijven aanslepen, dan zijn er nog extra stappen mogelijk vanuit andere onderzoeksinstellingen. Maar, ik denk dat we nu eerst de kans moeten geven aan de lokale werkgever om dit onderzoek en de aanbevelingen die daaruit voortvloeien te implementeren.

 

Een zone die het zelf in handen neemt en een onafhankelijk onderzoek vraagt met aanbevelingen, moet men de kans laten om het te implementeren. Merkt men dat het blijft stilstaan, dan moeten we kijken welke stappen kunnen worden gezet. Ik heb het wel ernstig genomen en heb onmiddellijk het Comité P ingeschakeld.

 

11.05  Steven Vandeput (N-VA): Ik maak u in dezen geen verwijten, mevrouw de minister. Ik vraag alleen namens de mensen die daar alle dagen als agent op straat staan, dat er duidelijkheid komt. Ik heb weet van de acties die de burgemeester zegt te ondernemen. Het is steeds opnieuw wat morrelen aan het organogram, waarbij degenen die als pesters worden genoemd, steeds opnieuw meer macht krijgen in plaats van minder.

 

Ik doe dan ook een oproep aan u om te doen wat u kan, namelijk vragen aan de inspectie van de federale politie om een onderzoek in te stellen. Als er niks aan de hand is en de stad doet wat zij moet doen, zal een inspectie van de federale politie dat alleen maar kunnen beamen. In het andere geval komt er ten minste duidelijkheid. De mensen die vandaag, weliswaar anoniem, ook bij mij quasi wekelijks brieven in de bus steken over de problemen in de politiezone, wordt zo ook eens recht gedaan en zo wordt duidelijk gemaakt wat het probleem is en hoe het kan worden opgelost. Dat is de vraag die ik aan u stel en zal blijven stellen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Question de Mme Jacqueline Galant à la ministre de l'Intérieur sur "les nouvelles mesures dans le cadre de la lutte contre le vol de métaux" (n° 5188)

12 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de nieuwe maatregelen in de strijd tegen metaaldiefstallen" (nr. 5188)

 

12.01  Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, je vous demande de bien vouloir excuser mon retard, mais je me trouvais en commission de la Justice.

 

Madame la ministre, le 31 mai, vous avez présenté une série de mesures prises dans le cadre de la lutte contre les vols de métaux. Je pense ici, notamment, au nouvel arrêté royal que vous avez pris rendant obligatoire l'identification et l'enregistrement des métaux. Cet arrêté royal devrait permettre de retrouver plus facilement les voleurs de métaux.

 

La loi de décembre 2010 avait déjà instauré l'obligation de s'identifier pour toute personne vendant du métal à un ferrailleur.

 

Les derniers chiffres montrent une forte augmentation des vols de métaux sur les chantiers, ainsi que le long des voies ferrées où les vols de cuivre ont provoqué 32 000 minutes de retard cumulées en 2010.

 

Madame la ministre, je vous ai déjà interrogée récemment à ce sujet. À cette occasion, j'ai rappelé que, suivant les chiffres, les vols de métaux ont doublé entre 2009 et 2010 ou augmenté de 67 %, suite à la flambée du prix du cuivre et au demi-vide juridique qui existait jusqu'à présent.

 

Madame la ministre, je vous félicite donc pour ce nouvel arrêté royal.

 

Cela dit, je voudrais vous poser quelques questions. Ainsi, vous avez évoqué, en parallèle à ce nouvel arrêté royal, votre intention de sensibiliser le secteur pour qu'il prenne des mesures préventives. Quel plan d'action allez-vous mettre en œuvre et à l'égard de qui? Les métiers de la construction? Les ferrailleurs? Pouvez-vous nous expliquer comment l'identité des vendeurs de métaux devra désormais être prouvée et vérifiée? Des contrôles de police seront-ils prévus? Sur quelle durée? Quels seront les milieux concernés par ces contrôles? À quelles peines s'exposent les voleurs de métaux? En matière de technoprévention, n'est-il pas possible d'intensifier la sensibilisation du secteur de la construction en prévoyant des publications leur expliquant quels avantages, notamment fiscaux, ils peuvent retirer de leurs investissements de sécurisation?

 

12.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, chère collègue, une concertation avec le secteur de la récupération des métaux a d'ores et déjà été mise en place.

 

Nous fournirons des informations concernant la nouvelle législation et son champ d'application aux ferrailleurs, en collaboration avec les services de police, lors de sessions d'information organisées par le secteur de la récupération des métaux. Une campagne d'affichage chez des ferrailleurs est également prévue.

 

L'identité des vendeurs de métaux devra être prouvée par l'enregistrement d'une pièce d'identité officielle. Les ferrailleurs devront enregistrer le nom, le prénom et la date de naissance de chaque personne qui vend des vieux métaux. L'enregistrement s'effectuera en photocopiant, en scannant ou en enregistrant par lecteur électronique.

 

La plupart des vols sont commis sur les chantiers de construction, sur les chantiers le long des voies publiques et sur les terrains de la SNCB. Le cuivre est le métal le plus susceptible d'être volé.

 

L'approche intégrée du phénomène est ici primordiale. La police fédérale soutient ainsi divers groupes de travail avec les partenaires concernés et organise, notamment, un meeting annuel avec les partenaires privés et policiers afin de stimuler une approche efficace du phénomène.

 

Les services de police locale mettent l'accent sur les contrôles dans les milieux des ferrailleurs. Par ailleurs, des contrôles multidisciplinaires seront organisés en concertation avec les services d'inspection financière, sociale, économique et environnementale.

 

Pour ce qui est des sanctions qui peuvent être prises à l'égard des voleurs de métaux, je vous renvoie à mon collègue le ministre de la Justice, compétent en la matière.

 

Sur le plan préventif, plusieurs campagnes de prévention répétées ont été mises sur pied. Elles ont eu pour but de conscientiser les secteurs à sécuriser et enregistrer le matériel. Les entreprises de construction peuvent également compter sur des déductions fiscales pour les investissements réalisés en matière de sécurisation. Depuis le 14 décembre 2010, la déduction fiscale a été élargie à la sécurisation des véhicules d'entreprise, dont les engins de chantier (grue, etc.). Les investissements en serrures, systèmes d'immobilisation et systèmes anti-vol, qui ont été réalisés en 2010, sont déductibles à partir de cette année, à hauteur de 20,5 % au lieu de 3,5 %.

 

12.03  Jacqueline Galant (MR): Merci, madame la ministre. Je voudrais vraiment saluer toutes les initiatives que vous avez prises dans ce domaine. Je pense que cela évitera des vols; pas tous évidemment, mais cela en évitera quelques-uns. Et, en tout cas, cela évitera certains retards pour les navetteurs qui connaissent déjà beaucoup de désagréments. Je sais que cela n'est pas votre département mais, au moins, vos initiatives aideront à éviter tous ces retards.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 5337 van de heer Devin is eerder behandeld. Vraag nr. 5353 van de heer Clarinval, vraag nr. 5354 van de heer Arens en vragen nrs. 5381 en 5438 van de heer Logghe worden uitgesteld. Vraag nr. 5424 van de heer Brotcorne is ingetrokken.

 

13 Samengevoegde vragen van

- de heer Tanguy Veys aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de maatregelen tijdens de ramadan en de personeelsproblemen bij de politie van Molenbeek" (nr. 5423)

- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Binnenlandse Zaken over "haar verklaringen over de inzet van de politie in Molenbeek" (nr. 5429)

- de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het politieoptreden in Sint-Jans-Molenbeek" (nr. 5431)

13 Questions jointes de

- M. Tanguy Veys à la ministre de l'Intérieur sur "les mesures prises pour le ramadan et les problèmes de personnel à la police de Molenbeek" (n° 5423)

- M. Stefaan Van Hecke à la ministre de l'Intérieur sur "ses déclarations relatives à l'intervention de la police à Molenbeek" (n° 5429)

- M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "l'intervention de la police à Molenbeek-Saint-Jean" (n° 5431)

 

13.01  Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, in Molenbeek kan men maar beter niet met een laptoptas rondlopen of in een mooie wagen rondrijden. De reclamebureaus VVL/BBDO en de Mortierbrigade, die er hun kantoren hebben, bonden vorige week de kat de bel aan. Zij hebben erop gewezen, net zoals collega Bracke dat al deed in de plenaire vergadering, dat hun werknemers en klanten om de haverklap worden overvallen, bestolen en lastiggevallen. Hun kantoren zijn met prikkeldraad beschermd.

 

Ik stel mijn vraag in verband met de problemen, die vorige week in de plenaire vergadering werden geschetst, naar aanleiding van het antwoord van de Molenbeekse burgemeester afgelopen weekend. Ik zal hem niet ‘uw’ burgemeester noemen, hoewel hij toch ook hoofd is van het politiekorps. In zijn reactie op de veiligheidsproblemen, nuanceerde burgemeester Philippe Moureaux de problemen zeer sterk. Wanneer het ging om het aspect van het tekort aan politieagenten, zei hij dat in de toekomst slechts vijftien extra agenten ter beschikking worden gesteld, dus dat de federale overheid in feite in gebreke blijft om voor de nodige politionele ondersteuning te zorgen.

 

Op de koop toe verscheen afgelopen weekend eveneens het bericht dat volgens de neutrale politievakbond Nationaal Syndicaat voor Politie- en Veiligheidspersoneel de politieagenten van Molenbeek moeten participeren aan de ramadan. Nu vermoed ik wel dat er in Molenbeek ook moslimpolitieagenten actief zijn en dat zij vanuit hun eigen geloofsovertuiging de ramadan volgen, maar wanneer dat vanuit het gemeentebestuur van Molenbeek ook opgelegd wordt aan het politiekorps, of wanneer minstens wordt gevraagd om met die gebruiken rekening te houden, gaat dat nogal redelijk ver. Ik vernoem bijvoorbeeld het niet mogen eten of drinken overdag en zelfs het niet verbaliseren, dixit de NSPV.

 

Ook aangaande de onderbemanning verklaarde de NSPV dat de Brusselse politiezone West een tekort van ongeveer 160 manschappen heeft. Voor heel het Brussels Gewest zou het tekort duizend mankrachten bedragen, en dat “terwijl er maar duizend politiemensen voor gans het land mogen bijkomen." Dat is een letterlijk citaat, wat de nood aan politieagenten aangaat.

 

Ik kom even terug op het aspect van de ramadan. Van de vraag om rekening te houden met de ramadan, bestaat er natuurlijk geen officiële nota. De NSPV ontvangt daarover vanuit Molenbeek echter wel degelijk klachten en gelukkig niet uit andere politiezones in Brussel. Volgens de NSPV zou die maatregel moeten dienen om de gemoederen niet op te hitsen tijdens de periode van de ramadan.

 

Volgens de media zou het om een rechtstreeks bevel van burgemeester Philippe Moureaux gaan. Moureaux ontkent echter in de media dat hij zo’n opdracht gaf. Een woordvoerster van de gemeente stelde: “Dat klopt niet. Er is geen opdracht deel te nemen aan de ramadan. Agenten mogen niet eten of drinken op straat, dat mag nooit”. Ik heb wel vragen bij het feit of zelfs iets drinken niet is toegelaten. Zij ontkent ook dat er een verbod zou zijn te verbaliseren: “Het is fout dat er tijdens die periode meer tolerant zou worden opgetreden. De agenten moeten verbaliseren zoals gewoonlijk”. Dat verbaliseren is redelijk gemakkelijk na te gaan. Men kan de cijfers van de opgemaakte pv’s van de politie van Molenbeek nagaan en een vergelijking maken van de periodes buiten en tijdens de ramadan, met vooral aandacht voor de specifieke problemen zoals wildparkeren en nachtlawaai.

 

In hoeverre komt u zelf tot de vaststelling dat er door de politie van Molenbeek minder wordt geverbaliseerd tijdens de ramadan? De ramadan is een jaarlijks weerkerend fenomeen, dus dat kan redelijk vlot worden nagegaan.

 

Hebt u de maatregel niet te eten of te drinken en niet te verbaliseren kunnen nagaan? Klopt dat? In hoeverre wordt daaraan gevolg gegeven door de politie van Molenbeek?

 

Als dat klopt, van wie komt die maatregel? Wat is de motivatie? Hebt u zelf stappen ondernomen om tegen die maatregel in te gaan?

 

Ten slotte is er de personeelsproblematiek van Molenbeek zelf. Er was al een discussie over de cijfers. Ook in de media hebt u daaraan al de nodige ruchtbaarheid gegeven. Ik wil echter ook hier in de commissie voldoende duidelijkheid krijgen. Welke maatregelen hebt u als minister genomen om de personeelsproblematiek in Molenbeek en misschien zelfs in de volledige politiezone Brussel-West aan te pakken?

 

13.02  Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de minister, ik zal iets bondiger zijn, vermits collega Veys ook al vragen van mij heeft gesteld. Gezien mijn invalshoek ligt de klemtoon op de vraag of de publieke cultuur ondergeschikt wordt gemaakt aan de privécultuur en of de politie zich in haar optreden in een democratische rechtsstaat moet onderschikken aan de persoonlijke religieuze voorschriften van sommige inwoners van een gemeente.

 

Welke richtlijnen dient de politie van de zone West en Molenbeek in acht te nemen tijdens de ramadan? Het gaat immers niet alleen over de burgemeester, de heer Moureaux, maar vooral over de voorzitter van de politiezone West, die ook luistert naar de naam Moureaux.

 

Op wiens aangeven werden of worden die richtlijnen uitgevaardigd?

 

Bevestigt of weerlegt u dat het aantal pv’s in de politiezone West veel lager ligt in de ramadanperiodes dan in gelijkaardige periodes? Kunnen wij eindelijk weten of de aantijgingen al dan niet correct zijn?

 

Hoeveel politieambtenaren van de politiezone Brussel-West dienden zich de voorbije drie jaar te verantwoorden bij het Comité P naar aanleiding van klachten over hun optreden. Hoeveel van die klachten werden gegrond bevonden?

 

13.03 Minister Annemie Turtelboom: Op 1 juni 2011 was de personeelssituatie in politiezone Brussel-West als volgt: de minimale norm was 574, het kader 672 en de effectieve bezetting 606 waarvan 47 afgedeelden van de federale politie. Dat betekent dat de effectieve bezetting dankzij het aantal afgedeelden groter is dan de minimale norm.

 

In de jongste mobiliteitscycli staan er 134 ambten vacant, het merendeel voor de interventie van de hele zone. Voor de dienst nabij Molenbeek waren er geen kandidaten.

 

Naast de versterking van het eigen personeel van de politiezone Brussel-West met 47 afgedeelden werd vorig jaar 303 000 euro toegekend in de vorm van een extra dotatie voor de impulsrekrutering en 660 000 euro voor preventiecontracten, gemeenschapswachten, Europese toppen enzovoort. Op korte termijn zullen nog eens 19 extra personeelsleden worden afgedeeld naar de zone en worden er vijftig aspiranten prioritair toegelaten tot de opleiding, indien zij na het slagen van de basisopleiding bereid zijn om naar die politiezone te gaan. In dat verband heeft de zone haar eigen recruit team opgestart en werden er acht beroepsvoorlichters aangesteld, die regelmatig infostands organiseren tijdens bovenlokale evenementen, politiescholen bezoeken, geïnteresseerden voor de politie aantrekken en zeer specifieke aspiranten overtuigen voor het kiezen van de zone. Let op, de afgedeelden waarover ik het heb, worden altijd betaald door de lokale politiezone. Op hun vraag voor meer personeel worden ze door ons geleverd, maar zij betalen.

 

Ik vestig ook uw aandacht op de maatregelen die wij vorig jaar na de rellen in Brussel hebben genomen. Vanuit de federale reserve kunnen vijftig extra personeelsleden patrouilles uitvoeren en de strijd tegen de illegale economie aangaan. Dat zijn de vijftig waarover ik voor dit weekend zei dat ze maar een keer door Molenbeek werden gevraagd, terwijl het een strijd is in de diepte door een samenwerkingsprotocol tussen de verschillende Brusselse korpsen op te zetten en de omscholing van militairen tot politie-inspecteurs te organiseren. De hele versterking gebeurt door de DirCo van Brussel, zodat we meer evolueren naar een samenwerking tussen de zes zones.

 

Ik benadruk de verantwoordelijkheid van de lokale zones. Onze politie bestaat op twee niveaus, waarbij de lokale zone verantwoordelijk is voor de lokale veiligheid. Dat betekent dat het naast de federale dotatie de lokale zone is, die budgettaire keuzes moet maken.

 

Men moet natuurlijk ook werken met een actieplan zodat men er beter in slaagt om de kaders op te vullen. Ik zie bijvoorbeeld op dat vlak dat andere Brusselse zones dat probleem niet hebben, om hun kader op te vullen. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de politiezone Brussel-Noord die nochtans ook wordt geconfronteerd met complexe criminaliteitsfenomenen.

 

Wat de aanvragen tot specifieke operationele versterking betreft, stel ik vast dat er voor dit jaar slechts een vraag was om actie, namelijk op 22 januari. Daar liggen nochtans mogelijkheden open om veeleer met de DirCo te werken. Dat is dan niet voor de wijkwerking, maar de wijkwerking wordt natuurlijk ook geholpen als er een zeer goede interventiewerking is en als er goed gewerkt wordt aan acties tegen de ondergrondse illegale economie. Het ene versterkt natuurlijk het andere in de veiligheidscyclus. Naast de eigen structurele ingrepen inzake wijkwerking moet de zone ook meer synergie zoeken met de DirCo die beschikt over het interventiekorps met die extra vijftig mensen. Op drie jaar tijd is de federale inzet in Brussel verhoogd maar Molenbeek heeft daar geen gebruik van gemaakt. Nochtans hebben gecoördineerde acties ook hun effect.

 

Uiteraard gaat men de samenlevingsproblematiek in Molenbeek niet met veiligheidsregels alleen oplossen. Men moet zich ook richten op werkloosheid, armoede, huisvesting en een goede inrichting van het openbaar domein. Men moet een gemeenschappelijk doel hebben en eenheid van beleid. Alleen op die manier kan men verder gaan. Er zijn natuurlijk verschillende actoren, de ouders en de jongeren zelf, de lokale en de regionale overheden voor veiligheid, inburgering, onderwijs en huisvesting en natuurlijk ook de federale overheid. Daarnaast is er nog Justitie met snelrecht en strafuitvoering. Wij weten dat het vaak de frustratie is van politiemensen in Brussel dat zij iemand oppakken die dan langs de voordeur terug naar buiten wandelt.

 

Op generlei wijze, zegt men mij, heeft de leiding van het korps het bevel gegeven om tijdens de ramadanperiode overdag niet te eten of te drinken en niet te verbaliseren. Algemene richtlijnen betreffende de maaltijdpauzes worden toegepast. Dit betekent dat gedurende welbepaalde periodes het personeel de mogelijkheid wordt gegeven om een maaltijdpauze te nemen. Net als in het verleden geldt dat de personeelsleden moeten overgaan tot het verbaliseren van foutparkeerders indien geen gevolg wordt gegeven aan een waarschuwing. Bij nazicht in de gegevensbanken blijkt dat er voor de ramadanperiode van 9 augustus tot 10 september 2010 1.710 processen-verbaal werden opgesteld voor gerechtelijke feiten – niet inzake verkeer – die gepleegd werden op het grondgebied van de gemeente Sint-Jans-Molenbeek. Dit cijfer ligt hoger dan in de periode van een maand voor de vastenperiode en een maand erna. Ervoor waren het er 1 075, in de vastenperiode 1 710 en erna 1 291.

 

Daarenboven werden 1 488 verkeersovertredingen vastgesteld, waarvan 1 250 onmiddellijke inningen tegenover 1 004 en 1 093 de maanden ervoor en erna.

 

De politieleiding heeft mij de volgende cijfers gegeven. In 2008 werden er 205 klachten ontvangen via diverse instanties, waarvan 52 via het Comité P, en werd er 1 tuchtsanctie uitgesproken. In 2009 waren er 246 klachten, waarvan 62 via het Comité P, en werden er 7 tuchtsancties uitgesproken. In 2010 ging het om 236 klachten, waarvan 59 via het Comité P, en 2 tuchtsancties.

 

13.04  Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik weet ook dat er een zeer grote verantwoordelijkheid ligt bij de burgemeester van Molenbeek en bij de voorzitter van de betrokken politiezone. Als minister van Binnenlandse Zaken kunt maar het aanbod doen en is het aan de betrokken burgemeester om daar al dan niet op in te gaan en, in bevestigend geval, in de middelen daarvoor te voorzien.

 

Wanneer de betrokken burgemeester of voorzitter van de politiezone in gebreke blijft inzake veiligheid, meen ik toch dat ook u als minister kunt optreden. Het is te gemakkelijk om te verwijzen naar het aanbod en te zeggen dat het daarbij dan stopt als men niet op dat aanbod wil ingaan. U zegt dat het gaat over een geïntegreerde aanpak van armoede en huisvesting. Het gaat echter over het nu optreden tegen bendevorming, criminaliteit en zeer ernstige vormen van overlast die zich op dit moment voordoen. Het gaat niet over het voorzien van een aantal extra sociale woningen of een tewerkstellingplan. Het gaat over nu optreden, hic et nunc, maar dat gebeurt niet. Er zijn daarvoor onvoldoende politieagenten.

 

Ik dring aan dat u alsnog optreedt. “Wij eindigen boven de minimumnorm”, zei u, maar de minimumnorm is volgens mij nuttig als er geen problemen zijn. Hier gaat het echter over een gemeente waar zich ernstige problemen voordoen en waar de minimumnorm helemaal niet afdoende is om de aanpak van ernstige vormen van criminaliteit te garanderen.

 

13.05  Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de minister, in een notendop kan worden gesteld dat de heer Moureaux niet moet treuren en zeuren maar moet optreden en het kader moet opvullen. U geeft de heer Moureaux een veeg uit de pan en terloops ook uw collega van Justitie en briefschrijver De Clerck met betrekking tot het snelrecht en het optreden van Justitie.

 

Ik ben blij dat er geen richtlijnen bestaan inzake eten en drinken. De politieagenten in kwestie zullen met genoegen kennis nemen van het feit dat u aldus oordeelt.

 

Inzake verbaliserend gedrag ben ik toch niet helemaal mee omdat u natuurlijk cijfers geeft voor 2010. Wij hebben gevraagd naar vergelijkbare periodes buiten de ramadan.

 

In 2008 vond de ramadan plaats vanaf 1 september en duurde dus de hele maand september. In 2009 was dat van 21 augustus tot 20 september. In 2010 ging het om een soortgelijke periode.

 

U vergelijkt verschillende ramadanperiodes met elkaar. Dan is er natuurlijk geen onderscheidend criterium.

 

13.06 Minister Annemie Turtelboom: Het gaat om cijfers van de algemene gegevensbank. Men neemt de periode van de ramadan, de maand ervoor en de maand erna. Ik kan u schriftelijk meer gegevens bezorgen.

 

13.07  Ben Weyts (N-VA): Dat lijkt mij interessant. In 2008 bijvoorbeeld viel de ramadanperiode helemaal in de maand september. Het lijkt mij nogal wiedes dat de maand ervoor, in augustus, een vakantiemaand, minder processen-verbaal werden opgesteld. Dat is een moeilijk vergelijkbare basis.

 

Ik neem akte van het feit dat u heel duidelijk zegt dat er in periodes van ramadan niet anders wordt opgetreden dan in elke andere periode. Dat is zeer belangrijk en zeer duidelijk voor het politiepersoneel in dit land.

 

13.08 Minister Annemie Turtelboom: Ter verduidelijking, in 2010 duurde de ramadan van 9 augustus tot 10 september. De cijfers hadden betrekking op de maand ervoor, juli, en op de periode erna van 11 september tot 10 oktober. Er is dus ook een niet-vakantiemaand in de cijfers opgenomen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.30 uur.

La réunion publique de commission est levée à 16.30 heures.