Commission
des Finances et du Budget |
Commissie voor de Financiën en de Begroting |
du Mardi 7 juin 2011 Après-midi ______ |
van Dinsdag 7 juni 2011 Namiddag ______ |
Le développement des questions et interpellations commence à 16.07 heures. La réunion est présidée par Mme Muriel Gerkens.
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 16.07 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Muriel Gerkens.
- de heer David Geerts aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de compenserende maatregelen ten behoeve van de horecasector" (nr. 4931)
- mevrouw Barbara Pas aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de uitbreiding van de btw-verlaging in de horeca" (nr. 5114)
- M. David Geerts au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les mesures compensatoires en faveur du secteur horeca" (n° 4931)
- Mme Barbara Pas au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'extension de la réduction du taux de TVA dans l'horeca" (n° 5114)
01.01 Barbara Pas (VB): Mijnheer de staatssecretaris, in maart 2009 heeft de Europese Commissie het licht op groen gezet voor een btw-verlaging in de horeca. Minister Reynders is daar altijd een hevig voorstander van geweest. Helaas is men bij ons niet verder geraakt dan een btw-verlaging tot 12 %, en alleen restaurants en cateringdiensten mogen dit btw-tarief van 12 % in plaats van 21 % hanteren. Dat is helaas niet het geval voor de cafés.
Nu het rookverbod in aantocht is, heeft minister Reynders beloofd dat hij, na gesprekken met de sector in een soort werkgroep, onder meer wil aftasten welke mogelijkheden er zijn voor een verdere verlaging van de btw, onder andere voor cafés.
Ter voorbereiding van die werkgroep is er op het kabinet van Financiën al overleg geweest met de drie horecafederaties. De voorstellen tot compenserende maatregelen naar aanleiding van het rookverbod werden daar besproken. Er is gezegd dat zij eerstdaags door de vertegenwoordigers van alle betrokken kabinetten zouden worden onderzocht.
Intussen zijn wij enkele weken verder. Is dat ondertussen reeds gebeurd? Wat is de stand van zaken van de werkgroep? Wat is de timing van de werkgroep? Het rookverbod gaat in op 1 juli, en men moet vóór die datum dringend tot een akkoord komen.
Is een verlaging van het btw-tarief voor cafés een van de voorgestelde opties die daar ter sprake zijn gekomen? Wat zijn de andere compenserende maatregelen die ter tafel liggen? Kunnen wij daar kennis van nemen? De tijd dringt immers.
La présidente: Monsieur le secrétaire d'État, M. Geerts a demandé le report de sa question, mais si vous avez une réponse commune, la question de M. Geerts sera retirée car nous considérerons que vous y avez répondu.
01.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mevrouw de voorzitter, het is wel hetzelfde antwoord op de twee vragen en het is ook hetzelfde antwoord als datgene wat ik gegeven heb toen ik minister Reynders verving in de plenaire vergadering van donderdag op een vraag van de heer Louis; dat antwoord gaf ik toen in het Frans, dus nu geef ik het in het Nederlands.
De regering heeft in maart 2011, in het kader van de begroting, besloten om een technische werkgroep ad hoc op te richten om de horecaproblematiek te bestuderen. Die werkgroep zal vergaderen op initiatief van een vertegenwoordiger van de minister van Financiën, ermee belast, om na te gaan of eventuele meerkosten aanleiding zouden kunnen geven tot compensaties. Dat is de beslissing van de regering.
Ter voorbereiding van die werkgroep, heeft er op het kabinet Financiën een overleg plaatsgevonden met de drie horecafederaties, alsmede met UNIZO, UCM en NSZ. Op dat overleg werden de mogelijke pistes inzake de compenserende maatregelen besproken. Ik zal u vandaag die pistes niet weergeven in afwachting van de vergadering van een interkabinettenwerkgroep. Die pistes zullen nu als een eerste insteek op de werkgroep ter zake worden onderzocht, deze donderdag, met vertegenwoordigers van alle bevoegde kabinetten.
De zaak is dus wel aan de gang, maar tot nu toe is er geen beslissing genomen. Wanneer er beslissingen genomen zijn, zullen ze publiek gemaakt worden.
01.03 Barbara Pas (VB): Mijnheer de staatssecretaris, helaas is dat hetzelfde antwoord als u in de commissie hebt voorgelezen op 25 mei, maar ondertussen zijn we wel veertien dagen verder. Blijkbaar is die eerste insteek nog niet door de vertegenwoordigers van alle betrokken kabinetten onderzocht. Ik zou toch met aandrang willen vragen om een tandje bij te steken, want de datum van 1 juli nadert met rasse schreden. Als er maatregelen komen, moeten de cafés ook nog enige tijd krijgen om zich aan te passen.
Ik weet ook niet of bij de drie horecafederaties die op het kabinet ontvangen zijn, de nieuwe Fedcaf Belgium, specifiek voor de cafés, aanwezig was.
Ten slotte, ik zou ook willen vragen om terug te koppelen en voortdurend contact te houden met de sector. Bijvoorbeeld, de federatie van de Belgische drankenhandelaars heeft sinds het onderhoud op het kabinet geen enkele respons meer gekregen. Ik denk wel dat het belangrijk is om ook hen voortdurend op de hoogte te houden.
01.04 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Ik bevestig u gewoon dat deze interkabinettenwerkgroep deze donderdag zal vergaderen. De minister alleen kan geen beslissing nemen, de regering moet die nemen. Een interkabinettenwerkgroep is daarvoor dus nodig.
L'incident est clos.
- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "de bouw van een forensisch psychiatrisch centrum te Gent" (nr. 4934)
- mevrouw Carina Van Cauter aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de bouw van een forensisch psychiatrisch centrum te Gent" (nr. 4935)
- Mme Carina Van Cauter au ministre de la Justice sur "la construction d'un centre de psychiatrie légale à Gand" (n° 4934)
- Mme Carina Van Cauter au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la construction d'un centre de psychiatrie légale à Gand" (n° 4935)
02.01 Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, de problematiek van de geïnterneerden in de gevangenissen beroert ons allemaal. Het is een situatie die dikwijls mensonterend is en die kan worden opgelost indien er effectief werk wordt gemaakt van de bouw van de forensische psychiatrische centra die zijn gepland in Gent en Antwerpen. Die zijn echter al vele jaren gepland.
Het zou de problematiek van de overdruk in de gevangenissen en de druk op de begroting ingevolge het huren van gevangenissen in Nederland deels wegnemen. Ik meen dus dat het aangewezen is dat in dit dossier snel kan worden vooruitgegaan.
Wat stellen wij vast? Ten eerste werd de bouwvergunning voor Gent aanvankelijk geweigerd wegens het ontbreken van advies van de Vlaamse Bouwmeester. Nadien werd dit vergund in maart 2010. Het heeft dan tot oktober geduurd – dat is slechts een paar maanden, maar toch weer tijdverlies – vooraleer de lastenboeken werden gepubliceerd. De toewijzing was gepland voor eind december.
Wat is de huidige stand van zaken? Wanneer zal de eerste steen worden gelegd? Kan de ingebruikname effectief in 2013 doorgaan?
Mijnheer de minister, de beelden van mensen die in een uitzichtloze situatie in de gevangenissen zitten zijn op ons netvlies gebrand. Ik heb alle respect voor degenen die bij middel van lapmaatregel zo goed mogelijk tegemoetkomen aan de zorg voor deze mensen, maar dat is een situatie die moet eindigen. Er moet vooruitgang kunnen worden geboekt in dit dossier. Mijn dringende vraag is dus wat nu de stand van zaken is.
Hoe is de situatie in Antwerpen, waar het dossier blijkbaar ernstige vertraging heeft opgelopen? Kunt u wat meer duidelijkheid geven?
02.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mevrouw de voorzitter, de werken werden aanbesteed en zouden deze zomer na het bouwverlof kunnen starten. Is er sprake van enige vertraging? De terbeschikkingstelling aan de klant is gepland in de loop van het tweede semester van 2013. De werken zullen dus bijna twee jaar duren.
Wat het lastenboek betreft, ingevolge een werkvergadering met de Vlaamse Bouwmeester en de stadsbouwmeester in het kader van het verplichte vooroverleg binnen de procedure van de bouwaanvraag, diende de studie van het schetsontwerp te worden aangepast. Op 27 januari van dit jaar eindigde deze fase en startte de studie van het voorontwerp, fase 2. Het dossier dient ter goedkeuring voorgelegd te worden uiterlijk augustus-september van dit jaar. De studie van het ontwerp, fase 3 met het opmaken van alle aanbestedingsbescheiden, plannen en lastenboek, is gepland van oktober 2011 tot maart 2012, voor een contractuele termijn van 103 werkdagen.
De publicatie van de opdracht is gepland voor midden 2012. De aanbesteding is gepland voor einde 2012 en de ingebruikname is voorzien voor het tweede semester van 2014. Dat is de stand van zaken.
02.03 Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, wij zijn nu al in de helft van 2011. Achteruitgaan kan niet meer, de feiten zijn wat ze zijn. Het vooruitzicht op de geplande timing lijkt mij aanvaardbaar. Als er effectief werk kan worden gemaakt van een ingebruikname in 2013, dan is er een perspectief binnen een redelijke termijn.
Wat Antwerpen betreft, dring ik aan op snel overleg en niet zoals bij de huidige regeringsvorming. Er moet duidelijkheid komen welk ontwerp zal worden uitgevoerd. Ik neem aan dat men op vraag van de Vlaamse Bouwmeester bijstuurt op esthetisch vlak, maar de doelstelling, met name het vinden van een oplossing voor de geïnterneerden, mag niet uit het oog worden verloren onder het mom van esthetiek. Wij moeten immers vooruitgang kunnen boeken wat de bouw in Antwerpen betreft.
L'incident est clos.
03 Vraag van mevrouw Ann Vanheste aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de werking van de aankoopcomités en de gevolgen daarvan" (nr. 4938)
03 Question de Mme Ann Vanheste au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le fonctionnement des comités d'acquisition et ses conséquences" (n° 4938)
03.01 Ann Vanheste (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, de stad Diksmuide ijvert sinds 2003 voor de aanleg van fietspaden langs de gewestwegen die op haar grondgebied liggen.
Er werden reeds verschillende dossiers module 13 opgemaakt die allemaal probleemloos de provinciale auditcommissie passeerden.
Een eerste dossier ligt al sinds het najaar van 2009 bij het aankoopcomité te Brugge voor de onteigeningen en het ligt daar nu nog altijd.
In drie andere dossiers werden bij het aankoopcomité ramingen aangevraagd. Deze ramingen zijn nodig om bij de Inspectie van Financiën het visum te bekomen om het dossier door te zetten en vervolgens een onteigeningsbesluit te kunnen aanvragen.
Uit mijn inlichtingen blijkt een totale desorganisatie bij het aankoopcomité te Brugge. Zo lijken pensioneringen niet meer te leiden tot vervangingen, waardoor een schrijnend personeelstekort ontstaat en het aankoopcomité zijn wettelijke verplichtingen niet langer kan uitvoeren.
Iedere timing of zelfs perspectief op uitvoering in de genoemde dossiers ontbreekt. Op die manier komen het lokaal en het Vlaams fietsbeleid en de verkeersveiligheid voor de zwakke weggebruiker ernstig in het gedrang en dat terwijl de middelen in het Vlaams Gewest beschikbaar zijn.
Mijnheer de staatssecretaris, worden personeelsleden daadwerkelijk niet meer vervangen bij het aankoopcomité te Brugge? Welke maatregelen bent u van plan te nemen om ervoor te zorgen dat de werking van het aankoopcomité te Brugge normaliseert? Welke mogelijkheden ziet u om deze problematiek vlot te trekken?
03.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mevrouw de voorzitter, er is eigenlijk geen sprake van desorganisatie bij het aankoopcomité te Brugge. De resultaten van voornoemd comité kunnen zeker de vergelijking met de resultaten van andere comités doorstaan.
Het personeelsbestand van voormeld comité is tijdens de voorbije vijf jaar tot begin 2011 vrij constant gebleven. In de loop van 2011 en 2012 zijn er wel een aantal pensioneringen. Dat de vergrijzing bij het betrokken comité voor de komende jaren een probleem vormt, is welbekend. Die voorziene uitstroom werd bij de opmaak van het personeelsplan 2011 en tijdens de voorbereiding van het personeelsplan 2012 mee in ogenschouw genomen.
Het personeelsplan 2011 van de FOD Financiën voorziet echter slechts in de vervanging van ongeveer twee derde van de vertrekkers. Ik heb de FOD Financiën de opdracht gegeven om de nieuw aangeworven personeelsleden te verdelen over de verschillende diensten, niet alleen in verhouding tot het aantal vertrekkers, maar vooral rekening houdende met de belangrijkheid van de taken van openbare dienstverlening die hen worden toevertrouwd en met aandacht voor het aspect klantgerichtheid.
Wellicht zal na de zomervakantie één bijkomend personeelslid in de functie van commissaris ad interim ter beschikking van het comité van Brugge kunnen worden gesteld.
De problematiek van de vergrijzing van de aankoopcomités is al langer bekend. Tijdens het voorjaar van 2010 werd dan ook door McKinsey een studieopdracht uitgevoerd, teneinde aanbevelingen voor de verdere werking van de aankoopcomités voor te stellen.
Deze studie werd eind april 2010, na de val van de regering, afgerond. Het behoort de toekomstige minister van Financiën toe om beslissingen over de toekomstige werking van de aankoopcomités te nemen.
Ondertussen wordt door de administratie op het terrein en binnen de beschikbare middelen al het mogelijke gedaan om tot procesoptimalisatie en versnelling te komen en om de samenwerking met de opdrachtgevende besturen, onder andere de Vlaamse overheid, nader te optimaliseren en, waar mogelijk, via nieuwe vormen uit te breiden.
Voorts wordt in het kader van de beheerscyclus van de administratie in het najaar van 2011 een plannings- en prioriteringsoefening voor het jaar 2012 gemaakt, opdat aan de opdrachtgevers-klanten van de aankoopcomités een duidelijke timing met betrekking tot de uitvoering van hun opdrachten zou kunnen worden verstrekt.
03.03 Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb al van verschillende steden en gemeenten gehoord dat zij enorm lang moeten wachten. Ik vind het najaar te laat om veranderingen aan te brengen. Zij wachten al zo lang om hun werken uit te voeren. Doordat het aankoopcomité zo traag werkt omdat het onvoldoende personeel heeft, kunnen die werken niet worden aangevat.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Ann Vanheste aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de huurwaarborgregeling" (nr. 4999)
04 Question de Mme Ann Vanheste au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le régime de la caution locative" (n° 4999)
04.01 Ann Vanheste (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, het wettelijk systeem van de huurwaarborgregeling, waardoor minder kapitaalkrachtige huurders gemakkelijker hun waarborg zouden kunnen betalen, werkt niet volgens de werkgroep Huurwaarborg.
Sinds de wijziging van de huurwaarborgregeling in 2007 zouden huurders de keuze moeten hebben uit drie manieren om aan hun waarborgverplichting te voldoen. In de praktijk blijkt echter niet iedereen te beschikken over die keuzemogelijkheden en worden niet alle waarborgvormen aangeboden zoals voorzien.
Zo blijkt dat OCMW's vaak geconfronteerd worden met banken die weigeren de voorgeschreven garanties te bieden of die ervoor zorgen dat de kandidaat-huurders zich noodgedwongen moeten wenden tot OCMW's. Wanneer de banken dan toch een bankwaarborg toestaan, rekenen ze maar al te vaak zware dossierkosten en jaarlijkse provisies aan, zodat men aan het einde van de rit uiteindelijk meer moet betalen dan voorzien.
Vindt u het normaal dat de OCMW's altijd maar in de bres moeten springen omdat banken weigerachtig staan ten opzichte van het verlenen van een bankwaarborg?
Is het geen tijd om sancties op te leggen als banken weigeren of zich niet aan de regels houden?
Hoe staat u ten opzichte van de oprichting van een huurwaarborgfonds?
Hoeveel klachten werden reeds ingediend tegen banken?
Hoe evalueert u de in 2007 ingevoerde regeling?
04.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Vanheste, de door u aangekaarte problematiek is reeds aan bod gekomen in vier eerder gestelde parlementaire vragen gericht aan mij of aan de minister van Financiën. Een eerste vraag van mevrouw Déom, nr. 11243 van 4 maart 2009, een tweede van mevrouw Lalieux, nr. 14101 van 30 juni 2009, een derde van mevrouw Staelraeve, nr. 553 van 3 augustus 2009, en een vierde van de heer Henry, de mondelinge vraag nr. 4678 van 16 mei 2011.
Zoals aangegeven in de antwoorden op die vragen, is de minister van Financiën niet bevoegd voor het toezicht op de naleving van de huurwaarborgregeling. Sinds 1 april van dit jaar is het prudentieel toezicht op de kredietinstellingen overigens aan de Nationale Bank van België overgedragen, ter uitvoering van de wet van 2 juli 2010 tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 over het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, en van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organieke statuut van de Nationale Bank van België en houdende diverse bepalingen.
Toch is de Nationale Bank van België niet bevoegd de kredietinstellingen om overlegging van informatie te vragen inzake de door hen toegestane huurwaarborgen, inzake de door hen aan de aanvragers van een huurwaarborg aangerekende kosten of inzake hun toekenningsvoorwaarden voor huurwaarborgen.
Meer algemeen is de Nationale Bank van België niet bevoegd om kennis te nemen van individuele relaties tussen een kredietinstelling en bepaalde cliënten, tenzij het prudentieel toezicht op de betrokken kredietinstellingen dit vergt volgens artikel 47 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van, en het toezicht op, de kredietinstellingen.
Het toezicht op de toepassingsvoorwaarden van de huurwaarborgregeling behoort evenmin tot het huidige bevoegdheidspakket van de Financial Services and Markets Authortity, de FSMA, voorheen de CBFA.
Ik wil u er nogmaals op wijzen dat elke particuliere cliënt die meent dat zijn belangen geschaad zijn door het optreden van een kredietinstelling, zich eerst tot de cliëntendienst van die kredietinstelling moet richten, waarna hij zo nodig terechtkan bij de Bemiddelingsdienst Banken-Krediet-Beleggingen, waar hij zijn grieven kan uiteenzetten.
Bovendien verzoek ik u uw vragen te stellen aan de minister van Justitie, die bevoegd is inzake huurwaarborgen. Volgens mijn informatie werd onder zijn voorzitterschap in september 2009 een werkgroep opgericht die tot taak heeft de toepassing van de huurwaarborgregeling te evalueren.
04.03 Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, ik wist dat die vragen al waren gesteld, maar dit dateert al van 2009 en het probleem moet toch ergens worden opgelost. Iemand moet daarvoor in de bres springen, maar ik zal mij tot de minister van Justitie wenden.
L'incident est clos.
05 Vraag van mevrouw Meyrem Almaci aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "Dexia" (nr. 4967)
05 Question de Mme Meyrem Almaci au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "Dexia" (n° 4967)
05.01 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, deze vraag is actueel geworden. Ze was al een hele tijd actueel, maar vandaag, met de nieuwe informatie van de Europese Commissie, is deze vraag des te actueler.
Ons land heeft omwille van de financiële crisis bijzonder veel inspanningen geleverd in de bankenwereld, waaronder in Dexia, waar toch heel wat politici in zitten.
Nu blijkt volgens de Europese Commissie dat Dexia zich niet aan de destijds gemaakte afspraken houdt. Ook vandaag formuleert de Commissie opnieuw bedenkingen.
De minister van Financiën, en waarschijnlijk uzelf ook, zou inzage gekregen hebben in het vooruitgangsrapport over 2010 dat al op die zaken wijst. Graag zou ik u om transparantie daaromtrent vragen. Wij hebben een bijzondere bankencommissie gehad, waarin – weliswaar soms achter gesloten deuren – heel veel van die informatie werd gegeven. Bovendien werden de banken toen geholpen met belastinggeld; Dexia was een van die banken.
Dexia dreigt, omwille van investeringen in landen die momenteel zwaar getroffen worden, zoals Griekenland, opnieuw in ernstige problemen te komen. Ook is Dexia bezig met een versnelde herstructurering.
Mijnheer de staatssecretaris, graag stel ik u daarover de volgende vragen.
Klopt het dat, volgens het vooruitgangsrapport, Dexia haar balans niet voldoende heeft teruggedrongen? Wat is uw visie daarover? Kunt u ons ook meer informatie geven over eventuele buitenbalansoperaties?
Op welke andere punten scoort Dexia volgens Europa voldoende of onvoldoende?
Wat is uw appreciatie van dat rapport en van de nieuwe recente pijnpunten die Europa heeft aangehaald?
Wat is uw reactie op de beslissing van Standard & Poor’s om opnieuw de rating te verlagen?
Hoe schat u de kans in dat Dexia opnieuw bij de belastingbetaler zal komen aankloppen?
05.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Wat uw eerste drie vragen betreft, kan ik het volgende meedelen. Eerst en vooral is het rapport waarover u het hebt een voorlopige versie van een rapport dat de Monitoring Trustee opstelt over de follow-up van de uitvoering van het omvormingsplan van Dexia, dat door Dexia, de Europese Commissie en de betrokken staten goedgekeurd werd. Een aantal punten wordt momenteel nog opgehelderd tussen de diensten van de Europese Commissie en Dexia.
Wat uw vierde vraag betreft, voor zover ik weet heeft Standard & Poor’s de rating voor Dexia niet verlaagd. De bank werd op een negatieve outlook geplaatst, maar haar rating wordt niet verlaagd. Dat is niet exact hetzelfde.
Ten slotte geef ik u de stand van zaken in het omvormingsplan van Dexia mee. Het herstructureringsplan wordt continu gevolgd door de Europese Commissie, wat zich vertaalt in een constante dialoog tussen de staten, Dexia en de Europese Commissie. De follow-up lijkt op die, die in het raam van talrijke andere herstructureringsplannen voor banken door de Commissie goedgekeurd werden. Samen met de staten verstrekt Dexia antwoorden op alle eventuele vragen. De besprekingen handelen nu vooral over technische punten.
Ik wil ingaan op enkele punten die de vooruitgang illustreren die Dexia Group in de uitvoering van haar omvormingsplan kon boeken. Ten eerste, de erfenis – legacy genoemd – werd met meer dan een derde verminderd tussen december 2008 en maart 2011, namelijk van 220 miljard euro tot 138 miljard euro. Ten tweede, de behoefte aan kortetermijnfinanciering werd met 60 % verminderd. In december 2008 bedroeg die nog 260 miljard euro, in maart 2011 was dat nog slechts 104 miljard euro. Ten derde, de balans kromp met 124 miljard euro van 651 biljoen euro eind december 2008 tot 527 biljoen euro op 31 maart 2011. Bovendien bedragen de uitstaande financieringen bij de centrale banken vandaag ongeveer een derde van het bedrag voor de crisis. Sinds het begin van het jaar heeft Dexia haar financiële herstructurering nog versneld en loopt ze vooruit op haar doelstellingen voor 2011. Meer dan 50 % van de jaarlijkse doelstelling voor de verkoop van activa was eind maart 2011 reeds bereikt. Een totaal van 7,4 biljoen aan activa werd verkocht in het eerste kwartaal en 8,3 biljoen eind april, dat met een verliespercentage van minder dan 1 %, wat zeer gering is. Meer dan 50 % van het fundingprogramma op lange termijn, covered bonds en alternatieve financiering, werd gerealiseerd, 8,7 miljard euro uitgegeven eind april 2011.
Honderd procent van de jaardoelstelling voor het verlagen van de financieringsbehoefte op korte termijn is al verwezenlijkt op het einde van het eerste kwartaal, een totaal van 104 biljoen euro eind maart 2011.
De heer Mariani, gedelegeerd bestuurder van Dexia, heeft meermaals aangegeven en herhaald bij de publicatie van het eerste kwartaal van 2011 dat Dexia elke gelegenheid zou aangrijpen om het tempo van de verkoop van activa op te drijven, conform de strategie die in 2010 werd uitgevoerd.
Dat is wat op 27 mei jongstleden is gebeurd. De raad van bestuur van Dexia heeft ervoor geopteerd om het plan voor de activaverkoop te versnellen om zich nog sneller van het gewicht van het verleden te bevrijden.
Aangezien ze er vanaf 2011 de middelen op het niveau van haar kapitaalratio voor heeft, heeft Dexia beslist om zich van het gewicht van de uit het verleden geërfde puur financiële activiteiten te bevrijden, lang voor de deadline van eind 2014 die oorspronkelijk in samenspraak met de Europese Commissie werd vastgelegd.
De raad van bestuur heeft ermee ingestemd om vanaf 30 juni 2011 alle geraamde kosten van deze versnelde herstructurering ten laste te nemen.
Deze uitzonderlijke kosten bedragen 3,6 miljard euro en maken het mogelijk om vervroegd uit de staatsteunregeling met betrekking tot de waarborg op de FP-portefeuille te treden.
Deze voorziening zal door de holding worden gedragen, zonder enige weerslag op de commerciële activiteiten.
De Europese Commissie werd op voorhand ingelicht over deze beslissing om de financiële herstructurering van de bank te versnellen. De Europese Commissie, Dexia en de Staat blijven een constructieve dialoog voeren.
Dankzij de inspanningen van de voorbije twee jaar heeft Dexia de financiële middelen verzameld om deze beslissing te nemen. Tegelijk kan ze blijven investeren in haar handelsfranchise ten dienste van haar klanten.
Vanaf het derde kwartaal van 2011 zal Dexia weer winst maken.
Met deze beslissing kan Dexia haar blootstelling aan de VS aanzienlijk beperken en haar liquiditeit langdurig verbeteren.
Nu ze haar plan voor de activaverkoop versnelt, reikt Dexia de ratingagentschappen nieuwe elementen aan. Die agentschappen werden onmiddellijk op de hoogte gebracht van de beslissing van Dexia dat ze haar herstructureringsplan zou versnellen en zullen regelmatig over de uitvoering van dit plan worden ingelicht.
Dankzij deze versnelling kan Dexia haar liquiditeit langdurig verbeteren en haar risicoprofiel afbouwen. Het zou vanzelfsprekend, maar niet te garanderen zijn dat deze versnelling de positieve aandacht van de ratingagentschappen krijgt, aangezien de liquiditeitsbehoefte kleiner zal zijn, het risico van het Amerikaans vastgoed nagenoeg onbestaande zal zijn en de balansomvang sneller dan verwacht zal krimpen.
Moody's heeft vorige week trouwens aangekondigd dat het van plan is deze nieuwe elementen te analyseren en in aanmerking te nemen bij de reeds opgestarte herziening van de drie voornaamste entiteiten van Dexia.
Tot zover de stand van zaken over deze bank.
05.03 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, u hebt heel veel informatie gegeven, maar niet als antwoord op mijn vragen.
Wat de opmerking van Europa betreft dat Dexia haar balans niet voldoende terugdrong, ik weet hoeveel ze haar balans heeft teruggedrongen. U hebt dat nog eens herhaald. Tussen 2008 en 2011 bedroeg dat 120 miljard euro. Het gaat erom hoe men dit feit in het geheel van de problematiek al dan niet apprecieert en ik vraag daarover meer transparantie.
Ik begrijp dat dit een voorlopig rapport is en dat wij in dit vooruitgangsrapport ook niet te snel mogen gaan, dat dit ook gevolgen heeft voor beursnoteringen enzovoort. Eens men daar is met de monitor en het monitoringrapport, vraag ik om meer duidelijkheid voor het Parlement en de overheden. Veel lokale overheden hangen daarvan immers af, zitten in die Gemeentelijke Holding, krijgen nu al minder dividenden en zitten op dit moment in de problemen.
Daarnaast is het belangrijk om uit te kijken welke gevolgen die versnelde herstructurering heeft voor de ratingagentschappen. U hebt dat terecht gezegd. Heel het Dexiaverhaal illustreert nog maar eens dat wij op fundamentele aspecten van onze bankenstructuur, van de structuur van onze financiële wereld, nog altijd niet hebben ingegrepen.
U zegt het heel duidelijk: u bent niet zeker, maar u hoopt dat dit allemaal positieve effecten zal hebben op de ratingagentschappen. Noch Europa noch wijzelf hebben de ratingagentschappen en de manier waarop zij werken, aangepakt.
Hetzelfde geldt voor de bonussen die binnen Dexia werden uitgekeerd en waarop terecht heel wat kritiek is gekomen. Ook dat tiert welig verder. Het is dat soort zaken die aan de marge gebeuren die de fundamentele problemen van de bankencrisis blootleggen, ook bij Dexia.
Ik hoop dat wij niet alleen meer duidelijkheid krijgen over de effectieve monitoring en de resultaten ervan, maar ook over de gevolgen van de herstructurering voor onszelf en voor de lokale overheden. Ik hoop dat het inderdaad een vooruitgang is.
De cijfers die u mij geeft, zijn inderdaad al iets hoopgevender dan de berichten die wij onlangs hebben gekregen, maar ik hoop vooral dat zij aanzetten tot enige actie met betrekking tot al wat te maken heeft met de fundamenten van die financiële crisis.
Wij hebben ter zake al heel wat wetsvoorstellen en ik hoop dat daarop eindelijk wordt ingegaan, onder meer door de minister en door uzelf.
L'incident est clos.
La présidente: Je rappelle que nous sommes dans le cadre de questions orales avec un temps limité pour les questions et les réponses.
06 Vraag van mevrouw Meyrem Almaci aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de verlaging van de boetes in het kader van de fiscale amnestie" (nr. 4968)
06 Question de Mme Meyrem Almaci au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la réduction des amendes dans le cadre de l'amnistie fiscale" (n° 4968)
06.01 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de staatssecretaris, mochten er hier heel veel cijfers aan te pas komen, dan mag u ze ook gewoon schriftelijk geven.
De boetes bij fiscale amnestie hebben natuurlijk alles te maken met hetgeen ik daarnet heb geconcludeerd over de fundamenten van een fiscale architectuur.
Ik vernam in de pers dat de minister van Financiën – u hebt dat zelf ook reeds verklaard – de boetes bij fiscale amnestie verder wil verlagen. Ik kan niet anders dan teleurgesteld zijn over die boodschap en over de manier waarop, namelijk in de pers, nadat wij in de commissie en in de plenaire vergadering zo uitgebreid over dat onderwerp hebben gesproken.
U stelt dat de boetes verlaagd moeten worden tot het politiek haalbare. Wat is dat volgens u? En waarom is dat het politiek haalbare? Met andere woorden, wie noopt u tot dergelijke uitspraken? Wenst u dat zelf of is dat iets wat andere partijen in de meerderheid wensen? Als u zo’n uitspraak doet, moet u ook kunnen antwoorden op zo’n vraag.
Waarop baseert u de stelling dat veel fraudeurs hun geld wel willen regulariseren, maar niet kunnen? Wij zijn nu immers toch reeds bezig sinds 2005-2006. Wij hebben reeds twee rondes van fiscale amnestie achter de rug en hebben ondertussen een wetgeving die permanente fiscale regularisatie mogelijk maakt.
In welk opzicht is die kostprijs van 30 % te hoog, gelet op het feit dat het gaat om bedragen waarop geen rechtmatige belastingen zijn betaald en die bij een normale betrapping tot veel hogere boetes zouden moeten leiden?
Wanneer en hoe wilt u de verlaging invoeren?
Betekent die laksere houding ten opzichte van degenen die bereid zijn om in te gaan op fiscale amnestie, dat u de strijd tegen de andere fiscale fraudeurs zult opvoeren of niet?
06.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: De recente door ons land op het vlak van de inkomstenbelastingen genomen maatregelen inzake, enerzijds, de internationale uitwisseling van bankinlichtingen en, anderzijds, de opheffing van het bankgeheim, maken een doeltreffendere bestrijding van de fiscale fraude in ons land mogelijk.
Dat biedt tegelijkertijd een unieke opportuniteit om belangrijke, in het verleden niet aangegeven kapitalen op korte termijn terug te halen naar ons land, via een fiscale regularisatieprocedure bij het contactpunt Regularisaties.
Het jaar 2010 werd reeds gekenmerkt door een stijging van het aantal dossiers met een verzoek tot fiscale regularisatie. De belangrijkste reden hiervoor is de invoering van de automatische uitwisseling van financiële gegevens als gevolg van de Europese spaarrichtlijn.
De huidige regeling inzake fiscale regularisatie werkt echter deels ontradend en belet de terugkeer van een aanzienlijk deel van die belangrijke kapitalen, ten nadele van onze economie.
Ik heb recentelijk een studiedag georganiseerd, waar de deskundigen ons zijn komen zeggen dat in sommige gevallen de huidige regularisatieregeling niet leidt tot een spontaan verzoek tot regularisatie. Er zijn elementen in het huidig wettelijk kader, die beter aangepast worden.
Om budgettair en economisch gezien maximaal gebruik te kunnen maken van die opportuniteit, moet er mijns inziens een wijziging komen van bepaalde regels van de huidige regularisatieprocedure. De belangrijkste wijziging is de aanpassing van de toegepaste boetes in geval van spontane regularisatie.
De voorstellen van de minister van Financiën en van mezelf kunnen niet worden gerealiseerd, omdat de regering in lopende zaken is. Het zijn evenwel, meen ik, belangrijke voorstellen, die in aanmerking komen wanneer een regering met volheid van bevoegdheid gevormd wordt.
06.03 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de staatssecretaris, mijn mond valt open bij de antwoorden die u geeft.
De recente maatregelen inzake het bankgeheim en informatie-uitwisseling zijn er gekomen tegen uw wil. Laat dat duidelijk zijn. Zij werden geforceerd, ofwel door de oppositie, ofwel door Europa. Het bestrijden van fiscale fraude in het licht van wat er is gebeurd, en het proces dat wij met onze commissie hebben doorlopen in verband met het bankgeheim, zijn treffend.
U zegt dat wij een unieke kans hebben om heel wat bedragen, die anders niet geregulariseerd zouden worden, te regulariseren, nu de wetgeving strenger is geworden. Mij lijkt het dat er nu een unieke kans is om de fiscale fraude eindelijk harder te bestrijden. U hebt nu alle middelen om die beter op te zoeken. In plaats van die nog beter op te zoeken, stelt u voor om het nog makkelijker te maken voor zij die wij tot nu toe nog niet hebben gevonden. Nu wij eindelijk de middelen hebben om hen op te zoeken, stelt u voor om het hen nog makkelijker te maken om hun geldsommen, die zij al jaren zwart in het buitenland hebben staan, nog goedkoper te regulariseren.
In Nederland en alle andere landen worden de boetes ondertussen opgetrokken en is dat soort van wetgeving al lang uitgedoofd. Op onze wetgeving staat niet eens een uitdoofdatum. Wij zijn er al van 2005 tot 2011 - meer dan zes jaar – mee bezig en de bedragen stijgen, omdat de wetgeving strenger wordt over heel Europa. Dat zou u ertoe moeten aanzetten om uw administratie nog meer te ondersteunen en de fraudeurs aan te pakken. In plaats daarvan stelt u voor het hen wat makkelijker te maken, omdat er dan ook geld binnenkomt.
U wilt niet incalculeren hoeveel geld de belastingbetaler misloopt met het laten bestaan van dat soort fraude. U wilt die mensen een gemakkelijke manier geven om hun zwart geld te regulariseren, maar u negeert daarmee de realiteit dat dat een slag in het gezicht is van de gewone belastingbetaler, die wel zijn normale tarieven heeft betaald en niet gefraudeerd heeft. Ik vind het vanuit ethisch oogpunt absoluut onbegrijpelijk.
Ik stel vast dat het politiek haalbare volgens u datgene is wat u en de minister van Financiën willen. Veel fraudeurs willen hun geld regulariseren en men wil de fraudeurs hun eigen zin laten doen. De kostprijs van 30 % zou volgens u te hoog zijn, maar kijk naar de landen rondom ons. Zij hebben ook de wetgeving inzake het bankgeheim aangepast en de achterpoortjes gesloten. Zij beginnen veel hogere boetes te hanteren, omdat de fraudeurs volgens hen voldoende tijd hebben gekregen. Na zes jaar en twee rondes van fiscale amnestie lijkt het mij dat de betrokkenen alle kansen hebben gehad om hun geld te regulariseren. Nu de grond hen te heet onder de voeten wordt amnestie nog goedkoper maken, tart elke verbeelding.
Ik rond af met op te merken dat op de studiedag uw experts hebben gezegd dat men vandaag direct moet stoppen met de gedeeltelijke regularisaties, omdat daardoor massa’s geld verloren gaan. Als u uw experts op dat vlak wil volgen, zal ik al heel blij zijn.
L'incident est clos.
07 Vraag van mevrouw Meyrem Almaci aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "buitenlandse investeringen" (nr. 4976)
07 Question de Mme Meyrem Almaci au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les investissements étrangers" (n° 4976)
07.01 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de staatssecretaris, een recente studie van Ernst & Young geeft aan dat de buitenlandse investeringen in ons land weliswaar licht stijgen, maar dat het aantal jobs dat ermee gemoeid is, daalt. Ons land slaagt er niet in om nieuwe hoofdzetels aan te trekken, maar trekt vooral interne banken aan. Dat heeft natuurlijk alles te maken met het systeem van de notionele interestaftrek, zoals het vandaag opgesteld is. Er zijn geen voorwaarden aan verbonden. Het is mogelijk om via financiële constructies die geen jobs of voordelen voor ons land opleveren toch belastingvermindering te genieten.
Die nieuwe gegevens van Ernst & Young – het is een duidelijke, economische studie – nopen misschien tot een aantal bedenkingen ten aanzien van de notionele interestaftrek. Wat is uw appreciatie hiervan?
07.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mevrouw Almaci, u meent uit de studie van Ernst & Young te kunnen opmaken dat ernstige vragen kunnen worden gesteld bij de regeling inzake de notionele interestaftrek, meer bepaald op het vlak van het verschaffen van werkgelegenheid.
De studie van Ernst & Young is gebaseerd op ondervragingen van ongeveer 200 bedrijfsleiders in maart 2011 en geeft aan dat 53 % van de bedrijfslijders de maatregel kent, tegenover 67 in het voorgaande jaar. Op de vraag, gesteld aan investeerders, of een beperking of afschaffing van de notionele interestaftrek een effect zou hebben op de aantrekkelijkheid van België als inversteringslocatie, antwoordt 46 % dat een dergelijke maatregel sowieso een negatieve impact zou hebben.
Hoewel zij de maatregel minder goed kennen, stelt een bijkomende 41 % dat een dergelijke wijziging een beperkt effect zou sorteren. Slechts 13 % is bijgevolg van mening dat een dergelijke wijziging geen effect zou sorteren. De studie van Ernst & Young meet aanvullende investeringen. Veel van de treasury centres en andere ondernemingen zijn echter in België gebleven omwille van de invoering van de maatregel inzake notionele interestaftrek, en dus op basis van keuzes die in het verleden gemaakt werden, met als gevolg het behoud van tewerkstelling.
Door de maatregel is heel wat kapitaal in ons land gebleven en werd nieuw kapitaal aangetrokken. Dat sorteert onder meer ook een gunstig effect op de betalingsbalans, dat niet veronachtzaamd mag worden. Een belangrijke doelstelling was de versterking van de kapitaalstructuur van de vennootschappen. Het was immers nodig een incentive te geven om alle bedrijven, zowel de grote ondernemingen als de kmo’s, ertoe aan te zetten met meer eigen middelen te financieren. Eigen vermogen vervangt aldus vreemd vermogen, waarop anders fiscaal aftrekbare interesten moeten worden betaald.
Door de maatregel wordt de manifeste discriminatie tussen eigen en vreemd vermogen deels weggewerkt en wordt ontegensprekelijk de drempel verlaagd om bijkomend eigen vermogen aan te wenden in de plaats van vreemd vermogen.
Na de financieel-economische crisis is gebleken dat dit wel degelijk belangrijk is. Onze Belgische ondernemingen hebben de crisis goed opgevangen en relatief snel verteerd. Dit is niet alleen goed nieuws voor de bedrijven, maar ook en vooral voor de mensen die er werken.
De maatregel inzake de aftrek voor risicokapitaal gaf zuurstof aan de bedrijven en heeft aldus ongetwijfeld mee gezorgd voor het opvangen van de crisis en voor het behoud van jobs die anders zouden zijn verdwenen.
Ernst & Young stelt vast dat de loyaliteit van de Belgische bedrijven hoog is. Eenennegentig procent stelt in België te willen blijven, wat aantoont dat het innovatief beleid van de laatste jaren aanspreekt.
De regionale en federale investeringsagentschappen beklemtonen eveneens het nut van de maatregel van de notionele intrestaftrek.
De studie stelt verder onomwonden dat het voortdurend spreken over wijzigingen aan het NIA-regime negatief werkt op ons imago als fiscaal rechtszeker land. Dit moet geen verwondering opwekken. Voor bedrijven is het bekomen van fiscale rechtszekerheid prioriteit nummer een. Het voortdurend in vraag stellen van maatregelen die ontegensprekelijk hebben geleid tot het behoud of de keuze van België als vestigingsplaats werkt een negatief imago in de hand.
Tot slot bevat de studie een aantal aanbevelingen, specifiek met het oog op het aantrekken of behouden van investeerders in ons land. Naast stabiliteit geldt als voornaamste aanbeveling het niet-negatief wijzigen van de notionele intrestaftrek, maar deze verder ook positief promoten.
Ernst & Young houdt een onvervalst pleidooi voor politieke moed. In de studie wordt letterlijk gesteld dat de notionele intrestaftrek een middel is waarmee België zich kan onderscheiden van andere investeringslanden op voorwaarde dat, en ik citeer: "de politici in ons land zich onthouden aan populisme te doen ten nadele van de fiscale rechtszekerheid door ondernemingen regelmatig als fraudeurs voor te stellen omdat zij voordeel halen uit de notionele intrestaftrek".
Ondernemingen die kiezen voor België, doen dat voor een lange termijn. Fiscale stabiliteit is bijgevolg een absolute noodzaak. Dat lijkt mij een klare boodschap van een van de Big Four.
07.03 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw omstandige uitleg over de studie die ik zelf al had. Dat was aangenaam.
U zal ook wel perfect weten dat wij nooit voor de afschaffing van de notionele intrestaftrek hebben gepleit. Indien u echter samen met Ernst & Young vaststelt dat het aantal investeringen licht stijgt, maar dat het aantal jobs dat met de investeringen mee komt, drastisch daalt, dan zitten we met een probleem. De notionele intrestaftrek is een mooi iets, maar ze moet natuurlijk wel tot een bepaald doel leiden. Indien het de bedoeling was om nieuwe hoofdzetels naar hier te halen die hier sociale zetels zijn, en als ook dat achterwege blijft, dan zit u met een probleem.
Zulks is geen kwestie van het aanvallen van het principe. Het tegendeel is waar. Een dergelijke vaststelling moet echter wel nopen tot het bekijken van het principe en van de doeltreffendheid ervan.
Ik heb geen enkel probleem met de notionele intrestaftrek an sich. Ik heb wel een probleem met de manier waarop de maatregel bestaat. Zulks staat ver van het populisme, dat wij elkaar in het debat over de notionele intrestaftrek al te snel verwijten. Het gaat wel over de vraag of de minister en uzelf bereid zijn de maatregel in zijn huidige vorm te herbekijken en efficiënter te maken. Dat is vandaag opnieuw mijn oproep.
De studie van Ernst & Young toont alleen maar aan dat de maatregel moet worden herbekeken. Immers, indien het de bedoeling van de notionele intrestaftrek was om hoofdzetels naar hier te halen, dan blijkt uit de cijfers dat zulks steeds minder lukt. Indien het de bedoeling was om hier meer investeringen te krijgen, dan merken wij dat er een lichte stijging is, maar dat het aantal jobs daalt.
Ik ga met u akkoord – laat dit duidelijk zijn – dat ten tijde van de crisis de notionele intrestaftrek op vlak van het jobbehoud heeft gewerkt. Echter, u hebt al drie omzendbrieven rondgestuurd. Dergelijke onzekerheid is er vanuit de regering gekomen en niet van ons. Wij waren immers van dag één duidelijk over de manier waarop de bijsturingen zouden moeten gebeuren. Als u dit krijgt, naast alle omzendbrieven die al zijn opgesteld en die er in de toekomst waarschijnlijk nog zullen komen, veeleer dan het systeem eens degelijk te herbekijken, samen met de sector en samen met de belanghebbenden, dan zullen wij nog heel lang aanmodderen en nog veel meer fiscale onduidelijkheid voor de betrokken bedrijven creëren.
Doe het nu eens één keer goed en grondig. De studie in kwestie kan u daarbij helpen. Ik hoop dat u ook ons wetsvoorstel ter zake inkijkt. Een efficiënte notionele intrestaftrek mag immers bestaan, want creëert en behoudt jobs en zorgt voor goede investeringen. Wanneer zulks vandaag niet langer het geval is, moet u aan het nadenken slaan.
L'incident est clos.
08 Vraag van mevrouw Meyrem Almaci aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de financiering van de productie van clustermunitie" (nr. 4977)
08 Question de Mme Meyrem Almaci au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le financement de la production d'armes à sous-munitions" (n° 4977)
08.01 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de staatssecretaris, een rapport van Pax Christi en Netwerk Vlaanderen toont aan dat het bij zeer veel financiële instellingen nog altijd geen enkel probleem is om kwalijke investeringen te doen, bijvoorbeeld in de productie van clustermunitie. Ons land is voorloper geweest bij het veroordelen van het gebruik van die wapens. Ze treffen voornamelijk de burgerbevolking, zijn zelfs vaak ontworpen om kinderen aan te trekken en blijven nog jaren na de plaatsing ervan slachtoffers maken. De wetgeving verbiedt de financiering van dergelijke wapens, maar staat momenteel nog zwak door een aantal uitzonderingen en de afwezigheid van een duidelijke strafmaat. Bovendien merken we dat er gewacht wordt met het implementeren van de wet.
Hoe vaak zijn er sinds de wetgeving instellingen veroordeeld op basis van de wet? Klopt het dat er nog altijd geen lijst van betrokken bedrijven werd gepubliceerd, zoals de wet vereist? Indien dat klopt, wanneer is men van plan dat te doen?
Hoe staat u tegenover het idee aan het verbod ook een strafmaat te koppelen, want anders zitten we met een wet als een tandeloze leeuw?
Welke instantie staat op dit moment in voor de controle op de naleving van de wet? Hoe gebeurt die controle?
Waarom zijn indexfondsen niet opgenomen in het verbod?
Wat vindt u van het idee om het verbod op de financiering van specifieke projecten voor de productie en het gebruik van clustermunitie en antipersoonsmijnen, uit te breiden naar een gewoon verbod op alle bedrijven die die wapens produceren?
08.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mevrouw Almaci, uw vragen hebben betrekking op de toepassing van de wapenwet en behoren tot de bevoegdheid van de minister van Justitie.
Sedert 2008 word ik geregeld ondervraagd over de uitvoering van artikel 2 van de wet van 20 maart 2007 inzake het verbod op de financiering van de productie, het gebruik en het bezit van antipersoonsmijnen en clustermunitie.
De lijst waarvan sprake in uw tweede vraag, bestaat niet. Ik verwijs dus naar mijn antwoord op vroegere parlementaire vragen, meer bepaald vraag nr. 206 van de heer Bogaert in 2008, vragen in 2009 van de heer Nollet, de heer Lambert, de heer Gilkinet en de heer Van der Maelen, een vraag in april 2008 van de heer De Vriendt, vragen in 2008 van de heer Schoofs, de heer Tuybens, van senator Mahoux, een vraag van de heer Flahaux in 2010 en nog een laatste vraag van senator Miller in februari 2011. Ik zal u de precieze lijst bezorgen.
De wet van 20 maart 2007 heeft de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens gewijzigd. Ze is van toepassing op alle ondernemingen die actief zijn in de sector van de antipersoonsmijnen en submunitie, alsook op hun meerderheidsaandeelhouders en de instellingen voor collectieve beleggingen die houder zijn van financiële instrumenten.
In 2007 heeft de wetgever de financiering van die illegale activiteiten willen verhinderen. Om dat te bereiken, heeft hij aan de Koning de bevoegdheid gegeven om de modaliteiten vast te stellen voor de publicatie van een openbare lijst van ondernemingen die die activiteiten uitoefenen.
Er wordt bepaald dat de openbare lijst de onderneming zal vermelden waarvan aangetoond is dat ze een door de wet van 20 maart 2007 verboden activiteit uitoefent. Zodra een onderneming op de lijst staat, zullen de financiële instellingen de uitvoering van elk lopend contract dienen te stoppen, voor zover dat contractueel mogelijk is, of iedere vorm van financiële ondersteuning dienen te weigeren, zoals kredieten en bankwaarborgen alsook de verwerving voor eigen rekening van financiële instrumenten uitgegeven door die ondernemingen.
Het verbod van financiering is echter niet van toepassing op welbepaalde projecten van een onderneming voorkomend op de openbare lijst, voor zover de financiering geen enkele van de verboden activiteiten beoogt.
Artikel 2 van de wet van 20 maart 2007 vervolledigt artikel 8 van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens. Het past dus artikel 2 te lezen en uit te voeren conform de wettelijke context waarin het zich inschrijft en inzonderheid in het kader van de bevoegdheden die door de wetgever in het bijzonder toegekend werden aan de autoriteiten daartoe aangesteld door de wet van 8 juni 2006. Zo heeft artikel 36, eerste lid van de wet van 8 juni 2006 de Federale Wapendienst opgericht bij de FOD Justitie. Het punt tertio van de bepaling vertrouwt in het bijzonder aan die dienst, geplaatst onder het gezag en de verantwoordelijkheid van de minister van Justitie, de taak toe om hem in uitvoering van de wet te nemen besluiten en maatregelen voor te stellen, eventueel in overleg met de verschillende betrokken sectoren en autoriteiten. Artikel 37, dat een Adviesraad voor wapens opricht, geeft eveneens de mogelijkheid aan de minister van Justitie om de raad te raadplegen over ieder ontwerp van besluit ter uitvoering van de wet of over ieder ontwerp van wijziging van de wet.
Daar de minister van Justitie door de wet als verantwoordelijke autoriteit voor de toepassing van heel de wet werd aangesteld en de wetgever hem de nodige administratieve middelen gegeven heeft om dat te doen, meen ik dat het initiatief om een ontwerp van koninklijk besluit in te dienen bij de Koning tot uitvoering van artikel 8, vierde lid van de wet van 8 juni 2006, gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 20 maart 2007, tot zijn bevoegdheid behoort.
Het is een feit dat de minister van Justitie niet over de vereiste informatie voor het opstellen van de openbare lijst beschikt. Ook mijn departement kan ze hem niet verstrekken, om de eenvoudige reden dat het evenmin de informatie heeft. De Koning ondervindt dus grote moeilijkheden om de wet uit te voeren. Ik verwijs dienaangaande naar het debat dat op 3 maart 2010 in de Kamer in de commissie voor de Financiën en de Begroting is gevoerd. Mijn voorstel om een werkgroep op te richten met de Parlementsleden begaan met de problematiek teneinde tot een werkbare oplossing te komen, werd er gunstig onthaald.
08.03 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Die werkgroep is nog niet opgericht.
Ik zal de vraag inderdaad ook aan de minister van Justitie stellen. Ik leer uit uw antwoord dat de lijst niet bestaat en dat er geen instellingen veroordeeld zijn. Het is theoretisch wel mogelijk ze te veroordelen, maar er is geen strafmaat bepaald en er is zelfs geen koninklijk besluit, dat zegt dat er controle moet komen vanuit de Federale Wapendienst.
Dat de indexfondsen niet opgenomen zijn, heeft te maken met het feit dat de wetgever dat vergat, vermoed ik? Of is er een specifieke reden waarom de indexfondsen niet opgenomen zijn in het initiële verbod?
08.04 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: U moet het verslag nalezen van de bespreking van de wet. Ik ken dat niet uit het hoofd.
08.05 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Ik meen dat het een vergetelheid is. Ik zal het opzoeken.
In ieder geval heb ik vernomen dat er geen onmiddellijke bereidheid is om het verbod op financiering van specifieke projecten uit te breiden tot een verbod op de financiering van bedrijven die andere projecten hebben lopen naast het produceren van clustermunitie. Het gaat blijkbaar alleen over de financiering van clustermunitie op zichzelf. Misschien is het met het oog op de bestrijding van clustermunitie wel opportuun het hele bedrijf te boycotten tot het stopt met de productie van clustermunitie. Gelet op de humanitaire gevolgen en het grote aantal burgerslachtoffers is dat toch een te volgen piste?
In afwachting van de werkgroep zal ik in ieder geval later een opvolgingsvraag stellen over de oprichting. De oproep zou gebeurd zijn. Ik zal de minister van Justitie vragen of hij het initiatief wil nemen die werkgroep bijeen te roepen. Ik dank u voor uw antwoord.
Het incident is gesloten.
La présidente: La question n° 5005 de M. Veys est reportée. Les questions nos 5047 et 5048 de M. Van der Maelen sont transformées en questions écrites.
09 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de aanvragen voor fiscale regularisatie door belastingplichtigen die op de HSBC-lijst figureerden" (nr. 5052)
09 Question de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les demandes de régularisation fiscale des contribuables figurant sur la liste HSBC" (n° 5052)
09.01 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, in uw antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 293 bevestigt u dat de achthonderd Belgische belastingplichtigen die op de HSBC-lijst stonden, tot januari 2011 de tijd hebben gekregen om zich te regulariseren, ondanks het feit dat de administratie de betrokken lijst reeds op 7 juli 2010 van de Franse fiscus had ontvangen.
Présidente: Veerle
Wouters.
Voorzitter: Veerle Wouters.
In uw antwoord op dezelfde parlementaire vraag, beweert u mij niet te kunnen zeggen hoeveel van de achthonderd betrokken belastingplichtigen zich nog snel geregulariseerd hebben, omdat het contactpunt regularisaties daar volgens u geen kennis van heeft.
Via de BBI, dat bijna vijfhonderd van de achthonderd dossiers behandelt, en de AOIF, die de rest behandelt, kunt u echter wel degelijk te weten komen hoeveel er zich hebben laten regulariseren.
Mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag is dan ook de volgende.
Hoeveel van de belastingplichtigen die figureerden op de HSBC-lijst, hebben aan de BBI of aan de AOIF laten weten dat zij reeds hun regularisatieaangifte hadden ingediend vooraleer zij schriftelijk in kennis werden gesteld van lopende specifieke onderzoeksdaden?
09.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Van der Maelen, door deze vraag en uw vorige vraag van enkele weken geleden over hetzelfde onderwerp, krijgt u het bewijs dat wij fraude krachtig bestrijden.
Van de ongeveer vijfhonderd cliënten van de bank HSBC van wie hun fiscaal dossier werd onderzocht door de diensten van de BBI, hebben wel achttien belastingplichtigen te kennen gegeven dat zij hun situatie al hebben geregulariseerd bij het contactpunt regularisaties. De desbetreffende totale som bedraagt 1,76 miljoen euro.
Voor de dossiers die door de AOIF worden behandeld, laat de vorderingsstaat van het onderzoek nog niet toe om soortgelijke informatie te verschaffen. Dat zal in de toekomst misschien wel mogelijk zijn, maar nu beschik ik niet over deze informatie.
09.03 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, die achttien waarover u het had, is dat een regularisatiebedrag van 1,8 miljoen of is het de totale som?
09.04 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Achttien belastingplichtigen lieten weten een regularisatieverzoek gevraagd te hebben vooraleer zij de specifieke brief hadden gekregen die meldde dat zij op de HSBC-lijst stonden. Zij kregen een regularisatie voor een totaalbedrag van 1,76 miljoen euro. Dat geeft u een idee van de bedragen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 5072 van de heer Schoofs en vraag nr. 5134 van mevrouw De Ridder zijn uitgesteld.
10 Vraag van de heer Karel Uyttersprot aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de bestemming van de Hollandse Kazerne te Dendermonde" (nr. 5086)
10 Question de M. Karel Uyttersprot au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la destination de la caserne hollandaise de Termonde" (n° 5086)
10.01 Karel Uyttersprot (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, de Hollandse Kazerne is een gebouw in Dendermonde, een regio die enige bekendheid geniet. Het is een zeer oud gebouw dat dateert van 1827. Het is ook een beschermd monument. Het is een zeer groot gebouw dat in baksteen is opgetrokken. Het heeft vóór 1830 nog gediend als Hollandse kazerne en ik heb het zelf nog gekend als een echte kazerne van het Belgisch leger. Het is zowat de enig overgebleven kazerne in zijn soort in ons land. De toestand van het gebouw is erbarmelijk en de omgeving is op dit ogenblik afgesloten omwille van instortingsgevaar.
Ik vermoed dat hierover in het verleden ook al vragen werden gesteld, maar de acute situatie noopt mij tot deze vraag. De staat van het gebouw is zo slecht dat het zelfs geen dienst meer kan doen als opslagplaats. De zowat enige functie die het gebouw nog heeft, is het herbergen van het beroemde Ros Beiaard. Het is ook niet denkbeeldig dat op dat vlak problemen zouden ontstaan. Zoals u weet, zijn het Ros Beiaard en de reuzen Unesco-erfgoed.
Er liggen een aantal realistische plannen voor ter herbestemming van het gebouw tot een multifunctionele ruimte voor handel, horeca, kantoren en loften. Een werkgroep met vertegenwoordigers van de stad Dendermonde, de provincie Oost-Vlaanderen en VOKA Oost-Vlaanderen, samen met een aantal betrokken Dendermondenaren en een architecte die hierover doctoreerde, heeft plannen voorgesteld om die Hollandse Kazerne te herbestemmen. Er zijn ook een aantal contacten geweest met de Regie der Gebouwen. Ook wat de financiering betreft, zijn een aantal private financiers bereid om te investeren.
Wij stellen een verregaande besluiteloosheid vast met betrekking tot de Regie der Gebouwen. Het gebouw staat te verkommeren, er is gevaar voor instorting, het dak lekt langs alle kanten, trappen en toegangen zijn langs alle kanten ontoegankelijk geworden. Er is dan ook een dringende oplossing nodig.
Ik heb dan ook een aantal zeer concrete vragen. Wat is de uiteindelijke bestemming die de Regie der Gebouwen aan de Hollandse Kazerne wil geven? Is de Regie bereid dit gebouw tegen een symbolische euro in erfpacht te geven aan de stad Dendermonde of de provincie? Is de Regie bereid dit gebouw te verkopen tegen een aanvaardbaar bedrag, rekening houdend met zijn huidige staat en de vele kosten die ermee gepaard gaan? Zo neen, wat is de Regie der Gebouwen dan wel van plan, want een renovatie en herstel dringt zich op?
Ik luister graag naar uw antwoord, mijnheer de staatssecretaris.
10.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mevrouw de voorzitter, vooraleer de vragen te beantwoorden, wil ik de bewering dat de Regie der Gebouwen reeds meerdere malen betrokken was bij de besprekingen in een werkgroep over de valorisatie van de site met klem ontkennen. De Regie der Gebouwen heeft geen weet van mogelijke plannen tot een commerciële herbestemming van het gebouw en heeft op geen enkel ogenblik contact gehad met potentiële investeerders. De Regie der Gebouwen heeft de voorbije weken wel regelmatig overleg gepleegd met de stad over de problematiek van de site.
Mijnheer Uyttersprot, de informatie waarover u en vertegenwoordigers van de stad beweren te beschikken, werd bij die gelegenheden nooit door de stad ter sprake gebracht. Tijdens deze contacten heeft de stad wel laten blijken zelf niet over de nodige financiële middelen te beschikken voor een terugkoop of renovatieproject.
Dat het Ros Beiaard in de kazerne geherbergd wordt, was een uitdrukkelijke vraag van de stad toen zij in 1998 de site aan de federale overheid verkocht. Het herbergen van het Ros Beiaard is geen taak van de Regie der Gebouwen.
Op basis van een verslag van Monumentenwacht heeft de Regie der Gebouwen eerder dit jaar de risico’s als gevolg van de slechte bouwfysische toestand in kaart gebracht en werden de nodige herstellingen uitgevoerd, waardoor er op dit moment geen instortingsgevaar meer bestaat.
Wat is dus de uiteindelijke bestemming waaraan wij denken? Een aantal paviljoenen dat rondom de kazerne ligt, wordt door de FOD Justitie gebruikt voor de opslag van de overtuigingsstukken van de rechtbank te Dendermonde. De zone tussen de paviljoenen en de kazerne wordt door de FOD Justitie ook als parkeerterrein gebruikt. Behalve aan parkeerplaats en ruimte voor de opslag van overtuigingsstukken en archieven, heeft de Regie der Gebouwen momenteel geen behoeftes voor deze FOD, noch voor de andere federale overheidsdiensten.
De hoge kostprijs voor de renovatie van de gebouwen staat evenwel niet in verhouding tot de behoeftes die op de sites voor de federale overheid realiseerbaar zijn.
Is de Regie bereid tegen een symbolische euro het gebouw in erfpacht te geven aan de stad Dendermonde?
Aangezien de kosten en baten niet in verhouding staan, ligt een valorisatie van de site voor de hand. Op welke wijze ze bij voorkeur gebeurt en welke juridische constructie daartoe het meest geschikt is, moet worden onderzocht. In het kader van voormeld onderzoek zal rekening worden gehouden met het aankoopbedrag van de site in 1998, met de concessieovereenkomst tussen de Regie der Gebouwen en de stad inzake een gebruiksrecht op de parkeerzones rondom de Hollandse Kazerne en met de huidige planologische context die de ontwikkelingsmogelijkheden sterk beperkt.
Is de Regie bereid het gebouw voor een aanvaardbaar bedrag te verkopen?
Voor zover de stad bereid is de lopende concessieovereenkomst te beëindigen evenals het gebruik dat zij nu maakt van een deel van de kazernes stop te zetten, behoort een verkoop principieel tot de mogelijkheden.
Dat de Regie der Gebouwen de valorisatie van de site voorbereidt, mag blijken uit de contractbesprekingen die zij met de stad voert, om het gebruik door de stad van een aantal tubes op de gelijkvloerse en op de eerste verdieping van de kazerne voor de opslag van onder meer museumstukken contractueel te regelen via het sluiten van een overeenkomst die op korte termijn opzegbaar is.
Daarmee rond ik mijn antwoord af.
10.03 Karel Uyttersprot (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, uw antwoord verwondert mij enigszins.
Er is een werkgroep die een tweetal jaar actief was en waarvan ik zelf deel heb uitgemaakt. Ook een deputé, met name meester Dauwe, en een schepen, Marius Meremans, maakten er deel van uit. Wij hebben een aantal potentiële investeerders uitgenodigd om na te gaan of zij in het gebouw mogelijkheden zagen om er iets aan te doen. Wij hebben ook contacten gehad met de Regie der Gebouwen. Er zijn afspraken en besprekingen met de Regie der Gebouwen geweest. Ook Jan Caudron was bij bepaalde besprekingen met de werkgroep aanwezig. Uw antwoord verwondert mij dus ten zeerste.
Dit alles doet niets af aan de finesse van de zaak, met name dat er dringend iets moet gebeuren. Het gebouw staat in het centrum van de stad. Dat is een aantrekkelijke plaats waar iets mee kan gebeuren op commercieel vlak. Nu staat het te verkommeren. Ik denk dat er een bepaalde beslissing genomen moet worden. U kunt er misschien via een erfpacht of onder een andere vorm aan tegemoetkomen, zodat het historisch patrimonium hersteld wordt en er iets degelijks mee gebeurt, want ook voor u lopen de kosten op. Gisteren heb ik nog contact gehad met de schepen, en die zei me dat het afgesloten werd omwille van vallende stenen. Zelfs als parkeerplaats zal het niet meer mogen dienen. Er staan nu nadars rond.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Président: Karel
Uyttersprot.
Voorzitter: Karel Uyttersprot.
11 Vraag van mevrouw Veerle Wouters aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de toepassing van de 'sterfhuisclausule'" (nr. 5077)
11 Question de Mme Veerle Wouters au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'application de la clause de la maison mortuaire" (n° 5077)
11.01 Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, in zijn arrest van 10 december 2010 heeft het Hof van Cassatie geoordeeld dat een sterfhuisclausule – dit wil zeggen, een clausule waarbij de volle eigendom van het gemeenschappelijk vermogen aan één welbepaalde echtgenoot wordt toegekend, zonder voorwaarde van overleving – als een werkelijk huwelijksvoordeel te beschouwen is, en dus burgerrechtelijk niet als schenking kan worden beschouwd voor zover de toebedeling binnen de perken van artikels 1464 en 1465 van het Burgerlijk Wetboek blijft.
Bijgevolg is artikel 2 van het Wetboek der successierechten niet van toepassing, waardoor de overgang van het volledig gemeenschappelijk vermogen naar de langstlevende echtgenoot niet belast wordt met successierechten.
Artikel 5 is evenmin van toepassing, omdat een sterfhuisclausule niet onder de voorwaarde van overleving wordt aangegaan.
Het hoofdbestuur van de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen wenst zich blijkbaar neer te leggen bij dit arrest van het Hof van Cassatie van 10 december 2010. Het Waals Gewest daarentegen zou zich er niet bij neerleggen. Het Waals Gewest ziet dit arrest blijkbaar niet als het eindpunt van een juridische discussie over de belastbaarheid van de sterfhuisclausule in het successierecht. Blijkbaar werd door de waarnemingspost voor de gewestelijke fiscaliteit voorgesteld dat er binnen de FOD eensgezindheid moet komen over de toepassing van dit arrest.
Ik kom tot mijn vragen.
Is het niet logisch dat de gewesten, daar zij bevoegd zijn voor successierechten, elk hun eigen interpretatie geven inzake deze wetgeving?
Wanneer de drie gewesten er een andere interpretatie op na wensen te houden, zal uw dienst dan zolang de gewesten deze taak niet overnemen, de wetgeving verschillend toepassen voor de drie gewesten?
Waarom streeft de waarnemingspost naar een unaniem standpunt?
Ten slotte, wat is uw mening inzake een gewestelijke interpretatie en toepassing door uw dienst van de successierechten, in het bijzonder wat de sterfhuisconstructies betreft?
11.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mijnheer de voorzitter, ik moet gewoon zeggen dat artikel 5 van het Wetboek der successierechten een federaal wetsartikel betreft dat nog niet door een van de gewesten werd gewijzigd. Bijgevolg is het aangewezen met betrekking tot de toepassing ervan in de drie gewesten één enkel, unaniem standpunt aan te houden. Dat is gewoon het antwoord.
Om deze unanieme interpretatie te krijgen, zal er in de loop van de maand juni een vergadering doorgaan bij de waarnemingspost van de gewesten voor fiscaliteit om tot dit unaniem standpunt te kunnen komen. De gewesten hebben het recht om de wetsvoorziening te veranderen of aan te passen, maar zolang ze zo is, moet de federale dienst een unanieme positie behouden.
11.03 Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, als de gewesten zelf de wetgeving in hun gewest aanpassen, mag ik dan besluiten dat zij die zelf mogen interpreteren?
11.04 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Indien een gewest een nieuwe wet zou goedkeuren of de wet zou aanpassen, moeten we, zolang de federale dienst de wet moet toepassen, tot een akkoord komen om de juiste interpretatie te kennen als de tekst niet precies genoeg zou zijn. Als een gewest de tekst zou veranderen, dan zal de wil van dat gewest geëerbiedigd worden door de federale instellingen.
L'incident est clos.
12 Vraag van mevrouw Veerle Wouters aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de werking van Fisconetplus en de beschikbaarheid van een officieus gecoördineerde fiscale wetgeving" (nr. 5126)
12 Question de Mme Veerle Wouters au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le fonctionnement de Fisconetplus et la disponibilité d'une législation fiscale officieusement coordonnée" (n° 5126)
12.01 Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, de Belgische wetgeving, die de burgers kunnen raadplegen via www.just.fgov.be, bevat geen officieuze coördinatie van fiscale wetboeken. Een recent bijgewerkte en betrouwbare officieuze coördinatie vind ik evenmin terug op de website Fisconetplus van de FOD Financiën.
Voor het aanslagjaar 2012 is er nog steeds geen versie van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 beschikbaar. De versie voor aanslagjaar 2011 is bijgewerkt tot 6 mei 2011. De versie voor aanslagjaar 2010 vermeldt de volgende boodschap: "Wegens aanhoudende technische problemen met het bijwerkingsprogramma van de inhoud zal dit wetboek manueel gereconstrueerd worden voor het aanslagjaar 2010.”
De doorlopende versie van het btw-wetboek geeft niet aan tot wanneer het is bijgewerkt. De meest recente versie is die van het jaar 2008, waarbij vermeld wordt dat ze is bijgewerkt tot het Belgisch Staatsblad van “BT Datum Wetboek”. Op die notatie kan men niet echt voortgaan.
Fisconetplus werd in november 2008 gelanceerd en kan 2,5 jaar later nog steeds niet dezelfde kwaliteit aan informatie leveren als zijn voorganger Fisconet. Volgens mij verdient Fisconetplus geen plus. Het contrast is groot met de coördinatie van de fiscale wetgeving, die men kan terugvinden op de webstek www.monKEY.be. Daar vindt men wel een officieus gecoördineerde versie terug van zowel het WIB 92 als het btw-wetboek, bijgewerkt tot 31 mei 2011.
Mijn vraag werd opgesteld op 31 mei 2011. Tot voor 1 juni 2011 werden de officieus gecoördineerde fiscale wetgeving en heel wat praktische fiscale informatie op die webstek gratis ter beschikking gesteld. Sinds 1 juni – ik heb het vandaag nog eens getest – is die webstek echter betalend. Die webstek wordt naar het schijnt niet enkel veelvuldig geraadpleegd door belastingplichtigen, maar blijkbaar ook door uw eigen ambtenaren. Er is dus wel degelijk nood aan een recent bijgewerkte en officieus gecoördineerde fiscale wetgeving.
Is de federale fiscale wetgeving niet belangrijk genoeg om de burgers op een gemakkelijke wijze kennis te laten nemen van een op vandaag geldende gecoördineerde wetgeving?
Zijn er afspraken tussen de FOD Justitie en de FOD Financiën met betrekking tot het elektronisch publiceren van een officieus gecoördineerde fiscale wetgeving?
Hoe kunnen fiscale ambtenaren degelijk hun werk doen wanneer het betrokken departement, de FOD Financiën, de gecoördineerde versie van de verschillende fiscale wetboeken niet ter beschikking stelt van de eigen ambtenaren?
Wat zijn de redenen waarom de FOD Financiën er via Fisconetplus niet in slaagt een recent bijgewerkte, officieus gecoördineerde fiscale wetgeving bekend te maken?
Hoeveel ambtenaren houden zich bezig met de werking van Fisconetplus? Is de dienst onderbemand om de coördinatie bij te houden of situeert het probleem zich op het vlak van de software?
Wordt de software door de FOD Financiën zelf ontwikkeld of is de ontwikkeling uitbesteed, zoals indertijd bij Fisconet? Volgens welke gunningsmethode werd de openbare aanbesteding dan eventueel toegekend?
Wat is de kostprijs tot op heden van Fisconetplus? Binnen welke termijn diende een operationele publicatiesoftware te worden opgeleverd?
Werden in de openbare aanbesteding, als die er was, sancties voorzien? Indien ja, welke en werden die dan afgedwongen?
Tot wanneer loopt het eventueel contract met de firma waaraan de overheidsopdracht werd gegund of werd er ondertussen al een einde gemaakt aan het contract?
Welke oplossing stelt u nu in het vooruitzicht, opdat ambtenaren en burgers toch gratis toegang zouden hebben tot een recente, officieus gecoördineerde bijgewerkte versie van de fiscale wetgeving? De webstek www.monKEY.be is immers met ingang van 1 juni betalend. Werd er dan voor alle fiscale ambtenaren van uw departement met ingang van die datum een betalend abonnement genomen op www.monKEY.be?
Naast de problematiek van de bijgewerkte versies van de fiscale wetgeving, welke maatregelen hebt u genomen, opdat Fisconetplus een volwaardige opvolger kan worden van Fisconet en niet alleen op het vlak van fiscale wetgeving, maar ook inzake de desbetreffende administratieve commentaren, rechtspraak, parlementaire vragen enzovoort?
Naast de maatregelen op inhoudelijk vlak, welke maatregelen hebt u dan in het vooruitzicht gesteld, opdat Fisconetplus in de toekomst ook inzake gebruiksvriendelijkheid zou kunnen concurreren met het vroegere Fisconet?
12.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mevrouw Wouters, ten eerste, de federale fiscale wetgeving is inderdaad zeer belangrijk en de gecoördineerde teksten ervan moeten inderdaad op een zeer gemakkelijke wijze ter beschikking van de burgers worden gesteld. Over dat doel zijn wij het eens, denk ik.
Ten tweede, er zijn geen afspraken gemaakt tussen de FOD Justitie en de FOD Financiën aangaande de elektronische publicatie van een officieus gecoördineerde fiscale wetgeving.
Ten derde, de FOD Financiën stelt alles in het werk om de gecoördineerde versie van de verschillende fiscale wetboeken ter beschikking te stellen van de eigen ambtenaren.
Ten vierde, de dienst Kennisbeheer Fisconetplus telt momenteel 28 personeelsleden. Daarnaast zijn er nog twee personeelsleden van de stafdienst ICT werkzaam aangaande Fisconetplus. De kaderdienst ICT verzekert de interne ondersteuning van het project via een projectleider en een informaticaontwikkelaar.
De dienst is, in de huidige stand van zaken, niet onderbemand. De geschetste problemen vinden hun oorsprong in de afwezigheid van de nodige software. De software wordt uitbesteed aan een externe leverancier. De FOD Financiën verzekert de hosting van de site www.fisconetplus.be. De openbare aanbesteding beantwoordt aan een algemene offerteaanvraag met bekendmaking op Europees niveau. De kostprijs van de portaalsite bedraagt 576 927 euro, btw exclusief, op een totaalbedrag van 2,8 miljoen euro, btw inclusief.
De oplossing van publicatie werd geleverd, omdat de portaalsite www.fisconetplus.be alle dagen wordt bijgewerkt sinds zijn introductie in november 2008. De openbare aanbesteding beantwoordt aan de regels die bepaald worden in de wetgeving aangaande het algemeen bestek. Het contract loopt in maart 2012 ten einde.
Ten vijfde, de website www.fisconetplus.be is gratis en staat open voor iedereen: burgers, ambtenaren en mensen met een cijferberoep.
De FOD Financiën heeft geen betalend abonnement voor de fiscale ambtenaren op monKEY.be.
Ten zesde, een modernere, meer ergonomische en gebruiksvriendelijkere versie werd ontwikkeld en geïnstalleerd.
12.03 Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, men kan zeker niet de meest recente versies van de wetgeving op die site terugvinden. Dat is heel jammer. Ik denk dat www.monKEY.be het meest werd geraadpleegd. Nu dat betalend wordt, zal dat een ander verhaal zijn.
U zegt dat er een probleem van software is. Goedkoop is soms slechte koop, mijnheer de staatssecretaris.
Als men die software niet krijgt, kan men natuurlijk niet voortwerken, maar het is wel heel jammer.
Ik blijf erbij: als men in een democratie de wetten wil laten respecteren, moeten de burgers op elk moment de juiste en meest recente versie van de wetgeving kunnen raadplegen. Als men dat wil, kan dat niet via Fisconetplus. Daar staat zelfs niet de juiste datum van de jongste versie vermeld. Dat is niet altijd duidelijk.
Dat is ook al gebleken uit vragen van de heer Devlies en de heer Van der Maelen uit 2005 en 2006. Blijkbaar is het pijnpunt er nog altijd.
Als de burgers, ambtenaren en belastingconsulenten perfect op de hoogte willen zijn van de jongste stand van zaken van de wetgeving, moeten zij betalen. Nochtans is het gratis ter beschikking stellen van informatie een opdracht van een democratie, zoals België er toch een is. Het moet daarbij gaan om de meest recente versie. Het is heel jammer dat dat niet het geval is.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
13 Vraag van mevrouw Veerle Wouters aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de vooringevulde aangifte in hoofde van gepensioneerden in het jaar van overlijden van een echtgenoot" (nr. 5127)
13 Question de Mme Veerle Wouters au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la déclaration préremplie dans le cas de pensionnés l'année du décès d'un conjoint" (n° 5127)
13.01 Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, bij het koninklijk besluit van 23 maart 2011 werden de doelgroepen van de belastingplichtigen aan wie voortaan een voorstel van vereenvoudigde aangifte zal worden gestuurd, bekendgemaakt. Gepensioneerden behoren tot een van die doelgroepen. De vrijstelling van aangifteplicht geldt niet voor de belastingplichtigen die in de loop van het belastbare tijdperk overleden zijn. In dat geval dient er een aangifte te worden ingediend op naam van de nalatenschap.
In het jaar van overlijden heeft de langstlevende echtgenoot de wettelijke keuze tussen een gemeenschappelijke aanslag of twee afzonderlijke aanslagen. Het verschil kan oplopen tot meerdere duizenden euro's te betalen belasting. De langstlevende echtgenoot dient hier dus een heel belangrijke keuze te maken. De fiscus verstuurt blijkbaar in het jaar van overlijden van de ene echtgenoot naar de langstlevende echtgenoot wel een afzonderlijke vooringevulde aangifte. Met betrekking tot het versturen van een vooringevulde aangifte rijzen een aantal vragen.
Bent u het met mij eens dat in hoofde van de belastingplichtigen, die meestal niet zoveel van personenbelasting kennen, de fiscus door het versturen van een vooringevulde aangifte een schijn van juistheid wekt?
Indien de fiscus steeds meer wil overgaan tot het versturen van een voorstel van aanslag, bent u dan van mening dat het voorstel niet alleen correcte gegevens moet bevatten, maar dat het ook optimaal dient te worden ingevuld?
Als de fiscus beide voorwaarden niet kan garanderen, is het dan niet beter een blanco aangifte te versturen in plaats van een vooringevuld voorstel van aangifte? Worden belastingplichtigen niet veeleer aangezet om na te denken over hun aangifte wanneer zij een blanco formulier moeten invullen?
Ware het niet aangewezen artikel 178 van het koninklijk besluit WIB 92 aan te passen zodat in het jaar van overlijden geen vooringevulde aangifte aan de overleden belastingplichtige wordt toegestuurd, en evenmin aan de langstlevende echtgenoot zolang de fiscus in deze laatste aangifte niet zelf kan aanduiden of de keuze voor een gemeenschappelijke aanslag, code 1012-55, of de twee afzonderlijke aanslagen, code 1013-54, het meest optimaal is?
13.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mijnheer de voorzitter, wat de eerste vraag betreft, wij mogen ervan uitgaan dat de fiscale gegevens in het voorstel van vereenvoudigde aangifte correct zijn. Om ons ervan te vergewissen dat de belastingplichtige het eens is met de voorgestelde gegevens, verzoeken wij hem uitdrukkelijk om de verschillende elementen te verifiëren. In de brief bij het voorstel van vereenvoudigde aangifte staat ook dat als hij moeilijkheden zou ondervinden bij het verifiëren van de verschillende elementen, hij ook telefonisch contact kan opnemen met het contactcentrum van de FOD Financiën, waar hij rechtstreeks hulp zal krijgen. Desgewenst kan de belastingplichtige zich tijdens de diensturen ook naar de lokale taxatiekantoren begeven.
Ik kom tot de tweede vraag. De voorstellen van een vereenvoudigde aangifte bevatten zoveel mogelijk elementen die wij automatisch kunnen vaststellen. Momenteel zijn deze elementen niet van die aard dat ze een eventuele fiscale optimalisering toelaten. Het gaat namelijk vooral om door externe instellingen verstrekte informatie over de inkomsten, en niet om bijvoorbeeld gegevens over de specifieke uitgaven van een belastingplichtige. Als de belastingplichtige geen aanspraak wil maken op een andere aftrek, is de aangifte eenvoudig en niet onderhevig aan een bijzondere optimalisering. In het specifieke geval van het overlijden van een belastingplichtige, is de optimalisering waarnaar het geachte lid verwijst, gelijk aan kiezen tussen een gemeenschappelijke of een afzonderlijke aanslag. Ik zet dit geval verder uiteen in een volgend punt van mijn antwoord.
Dit brengt mij meteen tot de derde vraag. In het geval van een echtpaar waarbij een van beide echtgenoten overleden is, versturen wij normaal gezien twee afzonderlijke aangiften, namelijk de ene op naam van de overlevende en de andere op naam van de overledene. Als de overlevende echtgenoot voldoet aan de voorwaarden om een voorstel van vereenvoudigde aangifte te ontvangen, zal dit worden toegestuurd met de vermelding dat er een afzonderlijke aanslag dient te worden gevestigd. De opvolger, in dit geval de overlevende echtgenoot, zal ook een blanco aangifte ontvangen om daarin de verschillende elementen aangaande de overledene te vermelden. De overlevende belastingplichtige krijgt dus de optie om indien nodig een gemeenschappelijke aanslag te laten vestigen via het antwoordformulier bij het voorstel van vereenvoudigde aangifte of via de aangifte van de overledene. Zoals al vermeld in het eerste punt, verrichten onze ambtenaren desnoods deze verificatie om de belastingplichtige op grond van zijn belangen zo goed mogelijk te adviseren.
In geval van een overlijden kan de overlevende belastingplichtige altijd opteren voor de vestiging van een gemeenschappelijke aanslag, hetzij door het antwoordformulier bij het voorstel van vereenvoudigde aangifte te gebruiken, hetzij door die keuze aan te geven in de aangifte van de overleden partner.
Punt drie, een voorstel van vereenvoudigde aangifte is, zoals de naam aangeeft, geen vaststaand element en kan dus waar nodig worden aangepast.
13.03 Veerle Wouters (N-VA): Ik vind het goed dat de mensen extra contact hebben, maar als men een vooraf ingevuld belastingsformulier krijgt, dan gaat men ervan uit dat het optimaal is gebeurd.
13.04 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: De informatie waarover wij beschikken, is misschien niet optimaal voor de belastingbetaler. Die moet zijn aangifte zelf optimaliseren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.45 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17.45 heures.