Commission de la Défense nationale

Commissie voor de Landsverdediging

 

du

 

Mercredi 1 juin 2011

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Woensdag 1 juni 2011

 

Voormiddag

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 9.37 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Filip De Man.

Le développement des questions et interpellations commence à 9.37 heures. La réunion est présidée par M. Filip De Man.

 

01 Questions jointes de

- Mme Juliette Boulet au ministre de la Défense sur "le dumping social au SHAPE" (n° 4446)

- M. Éric Thiébaut au ministre de la Défense sur "le respect de la législation sociale belge par le SHAPE" (n° 5000)

01 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Juliette Boulet aan de minister van Landsverdediging over "de sociale dumping bij SHAPE" (nr. 4446)

- de heer Éric Thiébaut aan de minister van Landsverdediging over "de naleving van de Belgische sociale wetgeving door SHAPE" (nr. 5000)

 

De voorzitter: De vraag nr. 4446 van mevrouw Boulet wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Je passe donc la parole à M. Thiébaut.

 

01.01  Éric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, après cinq ans de combat judiciaire, Lydia Auraire a gagné le procès qu'elle avait intenté contre son ancien employeur, le CSCF ou Comité de gestion du soutien de la communauté du SHAPE à Casteau. En effet, le 28 février dernier, la cour du travail de Mons a rendu son arrêt et a reconnu le caractère abusif de son licenciement. Le SHAPE est donc tenu de lui verser une indemnité équivalant à six mois de salaire.

 

Les problèmes de ce type vis-à-vis du personnel civil du SHAPE ne sont pas récents, malheureusement. Pour le SETCA, cet arrêt est important parce qu'il crée une jurisprudence, à savoir que la cour du travail reconnaît le SHAPE comme étant un employeur comme un autre qui doit appliquer la législation sociale en vigueur dans notre pays. Par conséquent, une voie de recours existe en cas de licenciement abusif.

 

Monsieur le ministre, suite à cet arrêt, quelles sont ses conséquences futures quant au respect essentiel de la législation sociale belge par le SHAPE? Quelles mesures ont-elles été prises afin d'éviter tout abus par le SHAPE vis-à-vis de la législation sociale belge?

 

01.02  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, je serai très bref dans ma réponse. En effet, il faudrait en tenir compte à l'avenir: tout ce qui a trait au SHAPE en Belgique, hormis les prises de décision militaires par le Supreme Allied Commander (le SACEUR) concernant l'organisation de l'OTAN, relève exclusivement de la compétence de mon collègue le ministre des Affaires étrangères.

 

Il est le seul et unique responsable pour ce qui concerne la politique des sièges.

 

Je vais vous remettre la réponse donnée par mon collègue Vanackere à une question similaire datant du 18 mai dernier, réponse à laquelle je me rallie. Je vais vous remettre également ma réponse à une question écrite de Mme Boulet posée en 2008 qui faisait elle-même référence à une question de M. Nollet posée en 2006.

 

01.03  Éric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "de eretekens van de arbeid" (nr. 4619)

02 Question de Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "les décorations du travail" (n° 4619)

 

02.01  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, zoals u weet, werden op 22 oktober 2010 de eretekens van de arbeid voor het eerst uitgereikt aan het hele Defensiepersoneel. Voorheen was dat alleen voor het personeel van de Luchtcomponent.

 

In aanwezigheid van onder meer de chef Defensie, generaal Delcour, werden de eretekens op de uniformen van maar liefst 138 laureaten gespeld. Ik hoef het maatschappelijk nut en het belang van deze eervolle erkenningen niet te onderstrepen. Die kent u waarschijnlijk beter dan eenieder hier aanwezig.

 

Toen aan de Defensiestaf werd gevraagd wat de modaliteiten zijn voor het dragen van de eretekens, kwam het ontnuchterende antwoord dat het erekenteken van de arbeid niet op het uniform mag worden gedragen. De nota luidt als volgt: "Het dragen ervan zal slechts uitzonderlijk tijdens plechtigheden in onmiddellijk verband met de Elite van de Arbeid kunnen worden gedragen."

 

De ontgoocheling is groot bij velen. Immers, in eerste orde worden de militairen langs diverse wegen opgeroepen om het ereteken aan te vragen om op deze wijze het imago van Defensie een positieve impuls te geven en nadien mogen zij het, overigens zelf bekostigde, kleinood ergens opbergen.

 

Mijnheer de minister, ik heb de volgende vragen. Bent u op de hoogte van deze problematiek, gelet op het feit dat u de gelegenheid hebt opengetrokken tot het hele Defensiepersoneel? Hebt u begrip voor de ontgoocheling van deze militairen, die als uniformdragers niet alleen gevoelig zijn voor het dragen van eretekens en orden, maar langs deze weg ook uiting willen geven aan de waarde van hun inzet in hun job bij Defensie?

 

De belangrijkste vraag is of u dit reeds hebt aangekaart bij de Defensiestaf. Indien ja, wat is hierop de reactie? Indien neen, wanneer zult u dat doen of wat weerhoudt u ervan om dat te doen?

 

02.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Ponthier, ik dank u voor uw interessante vraag.

 

Op voorstel van het Koninklijk Instituut der Eliten van de Arbeid is in 2008 reeds een procedure voor de toekenning van de medaille van het ereteken van de arbeid opengesteld voor iedereen binnen Defensie en niet alleen voor de leden van de Luchtcomponent.

 

Zo werden onder andere midden 2010 enerzijds de waardigheid van Eredeken van de Arbeid, le Doyen d’honneur, en anderzijds de titel van Cadet van de Arbeid aan militairen toegekend.

 

Door het toekennen van deze onderscheidingen met een zeer specifiek kenteken – een kraag voor de eredeken en een ster voor de cadetten – rees de problematiek van het dragen van deze eretekens op het militaire tenue. Voor de titel van Cadet van de Arbeid bestaat namelijk geen staafje.

 

Ten gevolge hiervan en om elke vorm van discriminatie tussen de laureaten van de verschillende eretekens van de arbeid te vermijden, heeft de chef Defensie beslist dat de burgereretekens, zoals het ereteken van de arbeid, voorlopig niet op het militaire tenue mogen worden gedragen, behoudens tijdens de plechtigheden die rechtstreeks met deze eretekens te maken hebben.

 

De reglementaire teksten zullen worden aangepast, zodat de onduidelijkheden hierover worden weggewerkt. Dit zal het voorwerp uitmaken van een overleg binnen het hoog overlegcomité, waarin de vakorganisaties vertegenwoordigd zijn.

 

Ik zal pas een beslissing in deze problematiek nemen wanneer mij het advies van dat overlegcomité wordt bezorgd ter gelegenheid van de aanpassing van de reglementaire teksten.

 

Ik ken ook de grote waarde die door de houders van dergelijke eretekens aan het dragen van het ereteken wordt gehecht.

 

02.03  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Ik ben verheugd dat u de problematiek kent en er aandacht voor heeft in uw handelingen. Dat dit een gevoelig thema is, behoeft weinig uitleg. Er wordt inderdaad heel veel energie in gestoken. Er zijn allerlei procedures die worden gevolgd om de eretekens toe te kennen.

 

Ik hoop dat u het ermee eens bent dat, als dit onvoldoende wordt uitgevoerd, dit kan zorgen voor demotivering bij de mensen die denken aanspraak op een ereteken te kunnen maken. Dat mag absoluut niet de bedoeling zijn.

 

Ik hoop dat u hiermee verder gaat en dat wij een definitief resultaat mogen verwachten.

 

Ik wil besluiten met een quote die steevast wordt gebruikt door de voorganger van de huidige voorzitter van het comité: “Materialisme is misschien het meest karakteristieke van deze tijd en toch leeft een mens niet alleen van brood en spelen, maar ook van erkentelijkheid.” Ik hoop dat u dit indachtig houdt, mijnheer de minister.

 

02.04 Minister Pieter De Crem: Absoluut.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "het geplande aantal vlieguren" (nr. 4663)

03 Question de Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "le nombre d'heures de vol prévu" (n° 4663)

 

03.01  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, per jaar wordt door Defensie een schema van het aantal geplande vlieguren per vliegsysteem opgesteld.

 

In 2008 mochten de Belgische F-16’s 13 000 vlieguren maken. In 2010 is datzelfde aantal tot 12 000 vlieguren gedaald.

 

Zowel in 2008 als in 2010 lag het aantal gepresteerde vlieguren licht boven het aantal geplande vlieguren, met name respectievelijk 13 032 vlieguren en 12 399 vlieguren.

 

De overschrijdingen van het aantal vlieguren zijn altijd aan de inzet van onze F-16’s in buitenlandse operaties te wijten geweest. In 2011 nemen de Belgische F-16’s deel aan zowel missies in Afghanistan als aan missies in Libië. Er zullen dus minder vlieguren naar trainingen en opleidingen van piloten kunnen gaan.

 

Mijnheer de minister, ten eerste, hoeveel vlieguren zijn in 2011 gepland voor de F-16’s? Bent u van plan in de toekomst het aantal vlieguren te verhogen, zodat er genoeg ruimte voor trainingsmissies overblijft?

 

Ten tweede, kunt u een onderverdeling maken van het aantal vlieguren dat in 2011 voor de operaties in Afghanistan en Libië is gepland?

 

03.02 Minister Pieter De Crem: Er werden in 2011 in totaal 11 700 vlieguren gepland voor de F-16’s. Om de trainingsopdracht te kunnen blijven garanderen en gelet op de actuele deelname aan de operatie in Libië werd het aantal vlieguren voor de F-16’s verhoogd met 900 vlieguren voor 2011. Die berekening was gebaseerd op een geplande inzet in Libië van 3 maanden.

 

Het is duidelijk dat de voortzetting van de opdracht, na evaluatie door het kernkabinet van de afgelopen week, zal leiden tot een verdere actualisatie van de vlieguren. Zowel voor de operatie in Afghanistan als voor de operatie in Libië, werd in gemiddeld 300 vlieguren F-16 per maand voorzien.

 

03.03  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik ben blij te horen dat het aantal vlieguren wordt verhoogd met 900. Ik denk dat het belangrijk is dat jonge piloten vertrouwen en ervaring opdoen in een veilige omgeving. Wij kunnen een gevechtsmissie niet vergelijken met een trainingsmissie. Ik ben blij dat het aantal vlieguren wordt opgetrokken, want zonder voldoende trainingsvluchten zullen die F-16-piloten heel snel hun expertise verliezen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "de radioactieve container uit Japan in het Kwartier Knapen" (nr. 4665)

04 Question de M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "le conteneur radioactif en provenance du Japon se trouvant dans le quartier Knapen" (n° 4665)

 

04.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, er werd een radioactieve container uit Japan ondergebracht in het militair kwartier Knapen van Defensie. Van het FANC hebben we kunnen vernemen dat de container geen alarmerende hoeveelheid straling heeft.

 

Toch heb ik een aantal vragen. Ten eerste, welke afspraken of akkoorden werden er gemaakt tussen Landsverdediging en de haven van Zeebrugge in dit verband? Wat indien er nog gelijkaardige vaststellingen worden gedaan? Zal men systematisch gecontamineerde containers in het militair kwartier Knapen plaatsen?

 

Ten tweede, werden alle mogelijke preventiemaatregelen genomen om zowel het personeel als het leefmilieu te beschermen?

 

Ten derde, op welke manier gebeurt het beheer van het radioactief afval?

 

Ten vierde, werd al het personeel voldoende geïnformeerd? Hoe is dit gebeurd?

 

Ten slotte, hoelang zal de container in Zeebrugge blijven?

 

04.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, in de ochtend van zaterdag 7 mei heeft de Marinecomponent in Zeebrugge een telefonische aanvraag van de havenkapitein gekregen met betrekking tot het plaatsen van een licht radioactief besmette container in het kwartier Knapen. De besmetting bedroeg slechts 0,5 microsievert, wat honderdmaal kleiner is dan een lokale scan bij een medisch onderzoek, die doorgaans 50 microsievert oplevert.

 

De container bevond zich op dat ogenblik in open lucht op de parking van de grensinspectiepost. Bij regenweer kon daardoor een besmetting op de grond ontstaan, waardoor de vraag werd gesteld aan het kwartier Knapen om de besmette container tijdelijk onder een beschermend afdak te stallen.

 

Op 8 mei heeft de staf het akkoord gegeven om de gevraagde plaatsing uit te voeren, onder strikte voorwaarden met betrekking tot de ontsmetting en de periode van de berging. Het betrof een noodgeval en het moet een uitzondering blijven. Het zal zeker niet systematisch gebeuren. De ontsmetting van de container dient immers steeds zo snel mogelijk te gebeuren, teneinde een besmetting van de omgeving te allen tijde te vermijden.

 

De container werd in een afgesloten hangar geplaatst, waarbij de zone werd afgebakend met dranghekken, met daarop de nodige pictogrammen van radioactiviteit. Gedurende heel de periode is er geen onbeschermd militair personeel binnen die veiligheidszone geweest. Het personeel werd nooit blootgesteld aan de straling, noch aan het risico van besmetting. Er was ook geen gevaar voor het milieu.

 

De preventiemaatregelen werden uitgevoerd onder toezicht van de dienst CBRN, Chemical Biological Radiological Nuclear, van het laboratorium van Defensie. Het personeel is tewerkgesteld in het kwartier, zoals u weet, en werd op de hoogte gebracht door de hiërarchische keten. De arbeidsinspectie van de interne dienst preventie en bescherming op het werk werd ingelicht en geraadpleegd. Bovendien werd het personeel ook via het basisoverlegcomité geïnformeerd over de ontsmetting en de evacuatie van de container.

 

Ten slotte werd op 16 mei de container, na ontsmetting door een gespecialiseerde burgerfirma, naar het haventerrein teruggebracht. Alle handelingen met en behandelingen van de container in het kwartier Knapen werden uitgevoerd onder toezicht van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle.

 

04.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, hoelang zal die container in Zeebrugge blijven? Op die vraag hebt u nog niet geantwoord.

 

04.04 Minister Pieter De Crem: Hij werd op 16 mei verwijderd.

 

04.05  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): U spreekt over een noodgeval. Inderdaad, ik meen ook dat dit een uitzonderingssituatie was. In noodgevallen en uitzonderingssituaties is het essentieel dat het personeel goed ingelicht wordt. In het begin was dat duidelijk niet het geval, maar uit uw antwoord leid ik af dat er ondertussen toch een aantal stappen werd gezet. Het zou niet slecht zijn om waakzaam te blijven, gesteld dat dit nog zou gebeuren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Samengevoegde vragen van

- de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "het aantal overuren" (nr. 4677)

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "overuren in het leger" (nr. 4692)

- de heer Bert Maertens aan de minister van Landsverdediging over "de overuren van de militairen" (nr. 4694)

- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "het aantal overuren bij Defensie" (nr. 4695)

- de heer Gerald Kindermans aan de minister van Landsverdediging over "de recente uitspraken van de liberale vakbond VSOA betreffende de overuren bij Defensie" (nr. 4698)

05 Questions jointes de

- M. David Geerts au ministre de la Défense sur "le nombre d'heures supplémentaires" (n° 4677)

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "les heures supplémentaires à l'armée" (n° 4692)

- M. Bert Maertens au ministre de la Défense sur "les heures supplémentaires accomplies par les militaires" (n° 4694)

- Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "le nombre d'heures supplémentaires accomplies à la Défense" (n° 4695)

- M. Gerald Kindermans au ministre de la Défense sur "les récentes déclarations du syndicat libéral SLFP relatives aux heures supplémentaires à la Défense" (n° 4698)

 

05.01  David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in de pers hebben wij kunnen lezen dat er te veel overuren werden gepresteerd. Dat is natuurlijk niet nieuw. Als ik mij goed heb laten informeren ligt het probleem voornamelijk bij de COMOPSAIR, waar een aantal diensten meer wordt gepresteerd, zodat men boven de jaarnorm van 1 618 uren komt.

 

Blijkbaar, maar daarover zult u wellicht meer uitleg kunnen geven, is het probleem dat die te veel gepresteerde uren lokaal worden bijgehouden en niet in een systeem. Derhalve bestaat er geen wettelijke basis zoals bepaald in het koninklijk besluit van 18 maart 2003 om die overuren al dan niet uit te betalen.

 

Er werd een werkgroep opgericht en ik had graag vernomen wat de stand van zaken is in verband met de werkzaamheden hiervan.

 

Welke oplossing schuift u naar voren en acht u realistisch of minder realistisch om dit probleem op te lossen? Welke oplossing geniet uw voorkeur? Wat is de kostprijs?

 

Vermits de overuren niet vallen onder het koninklijk besluit van 18 maart 2003, in welke mate meent u een plan te kunnen opstellen om overuren in de toekomst te vermijden?

 

05.02  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de opbouw van overuren die niet kunnen worden uitbetaald of gerecupereerd, is niet langer houdbaar.

 

Het is een belangrijk probleem voor Defensie, omdat wij ons moeten afvragen welke boodschap zo wordt gegeven aan geïnteresseerde jongeren. Ik heb u gisteren of eergisteren horen verklaren dat er een verjonging van het leger moet komen, dat er extra aanwervingen moeten komen, maar nogmaals, in welke context zult u zo’n aanwervingscampagne kunnen voeren als tegelijk berichten in de media verschijnen waarin sprake is dat overuren niet kunnen worden uitbetaald of opgenomen?

 

Die problematiek kwam hier al vaker aan bod; de vraag is wat er al die tijd is gebeurd onder uw ministerschap. Graag kreeg ik een overzicht van de genomen beleidsmaatregelen sinds de aanvang van deze regeerperiode.

 

Graag had ik ook een overzicht gekregen van het aantal openstaande overuren per component voor de afgelopen vijf jaar.

 

Ik wil dan ook refereren aan de werkgroep waarin deze problematiek besproken wordt. Wat is daar de stand van zaken? Hoe wilt u dit probleem oplossen?

 

05.03  Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal u de inleiding besparen, die werd reeds gegeven door beide collega’s.

 

Ten eerste, over de cijfers en de concrete gegevens, zijn de vermelde cijfers over het aantal openstaande overuren juist? Hoe verklaart u die? Vanaf wanneer ziet men het aantal overuren stijgen? Vanaf wanneer werd het grote aantal overuren opgebouwd?

 

Ten tweede, wat is het totaal aantal overuren als men alle graden in rekening neemt en niet alleen de onderofficieren en vrijwilligers? Kunt u hiervan een overzicht geven?

 

Ten derde, in welk budget voorziet Defensie om de overuren uit te betalen? Wat is de totale kostprijs als het leger deze overuren allemaal zou uitbetalen? Wat is het totaal aantal vrije dagen als de militairen die overuren zouden opnemen als vakantiedagen?

 

 

Ten vierde, sinds wanneer is de werkgroep die het probleem onderzoekt actief? Wat zijn tot nu toe de conclusies en de aanbevelingen van de werkgroep? Welke voorstellen heeft de werkgroep aan u of aan Defensie geformuleerd?

 

Ten vijfde, welke maatregelen zult u op korte termijn nemen, op basis van die conclusies en aanbevelingen, om de overuren weg te werken? Tegen wanneer?

 

Ten zesde, welke structurele maatregelen zult u op langere termijn nemen, opdat dit zich in de toekomst niet zou herhalen?

 

05.04  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het probleem van de recuperatie van de overuren bij Defensie is niet nieuw. Het is in deze commissie al enkele keren besproken.

 

Graag krijg ik uw visie op het probleem in het algemeen. Het zou al enige tijd onderzocht worden in een werkgroep. Over die werkgroep heb ik enkele vragen. Wanneer is die opgericht? Wie maakt er deel van uit?

 

Welke resultaten of bevindingen bracht deze werkgroep reeds voort? Hoe worden die vertaald in het gevoerde beleid? Kunt u ons een overzicht geven van het aantal te recupereren overuren in iedere component?

 

Welke beleidsmaatregelen zullen ter zake in de nabije toekomst genomen worden? Ik dank u alvast voor uw antwoord.

 

05.05  Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb kennis genomen van de media-aandacht die besteed is aan de overuren. Ik neem aan dat het geen recent probleem is. Overuren bouwt men niet op enkele dagen op. Zo’n volume aan overuren is het gevolg van een langdurige situatie.

 

Mijnheer de minister, kunt u uw visie geven op de recente uitspraken? Is er een analyse gemaakt in verband met de overuren?

 

Indien er sprake is van een acuut probleem, kunt u ons signaleren welke eenheden van welke legercomponenten getroffen zijn? Kunt u zeggen welke militairen het meest te maken krijgen met overuren?

 

Kunt u ook iets zeggen over de geschiedenis van het dossier? Is dit een uitloper van een vroeger bestaande situatie?

 

05.06 Minister Pieter De Crem: Wanneer wij de problematiek van overuren bij Landsverdediging bespreken, dan worden overuren enkel en alleen gepresteerd door vrijwilligers en onderofficieren en niet door officieren. Het statuut van de officier, vanaf de laagste graad van officier tot de hoogste graad, is onverenigbaar met de toepassing van overuren.

 

Ik zal ook een onderscheid maken naargelang de soort van overuren. Er zijn overuren die slaan op het personeel dat in het normaal regime van 38 uur werkt. Daarvoor voorziet het reglement in een plafond en in een tijdspanne waarbinnen die overuren dienen te worden opgenomen. Concreet betekent het dat alle overuren boven de 38 uur uitbetaald worden indien zij niet in de tijd kunnen worden gecompenseerd vóór het einde van het semester dat volgt op dat van de prestaties. Daar doet er zich geen probleem voor.

 

Daarnaast zijn er de zogenaamd te veel gepresteerde uren. Die slaan op het personeel dat in ploegen werkt. Het gaat hoofdzakelijk om personeel van de professionele wacht. Voor die militairen is het systeem van 38 uur per week niet van toepassing, uitgaande van het statuut. Hun overuren worden het volgend jaar in mindering gebracht van de te presteren uren. Ter zake is er niet in een mechanisme van financiële compensatie voorzien. Dat is ook zo bekend.

 

De cijfers in de media slaan op het totaal van die te veel gepresteerde uren. Het teveel aan gepresteerde uren is tien jaar geleden beginnen te groeien met de invoering van de professionele wacht. Het probleem werd pas volledig in kaart gebracht, nadat eind 2008 gebleken was dat het personeel van de wacht van de luchtmachtbasis van Kleine Brogel, die een zekere specificiteit kenmerkt, over 80 000 te veel gepresteerde uren beschikte. Het bleek dat het aantal uren een snel evoluerend fenomeen was. Op 1 mei 2011 waren er in totaal nog 153 880 te veel gepresteerde uren.

 

Om een concreet beeld te schetsen, kan gesteld worden dat de 185 000 uren waarvan sprake 0,25 % betekenen van het totaal aantal werkuren dat per jaar bij Landsverdediging wordt gepresteerd. Luistert u dus goed. Het gaat in totaal over 100 manjaren op een totaal van 35 000 militairen, volgend jaar 34 000 militairen. Dat wil dus zeggen dat die uren overeenkomen met de volledige jaarprestatie van 100 militairen.

 

De wacht op de luchtmachtbasis van Kleine Brogel slorpt tweederde van die uren op. Ik ben ervan overtuigd dat dankzij de 1 800 nieuwe op stapel staande aanwervingen die overuren zullen smelten als sneeuw voor de zon.

 

Andere kwartieren zoals Leopoldsburg en Burcht, zitten in een overgangsfase van professionele wacht naar een organieke wacht, waardoor het aantal gepresteerde uren ook zal dalen.

 

Om het aantal te veel gepresteerde uren sneller te doen dalen, werd overwogen om het geheel of een deel van de te veel gepresteerde uren uit te betalen. De vakorganisaties werden in dat kader voorafgaandelijk en informeel door de staf geconsulteerd. Uiteindelijk bleek de betaling van de uren niet opportuun, omdat het betrokken personeel geen vragende partij is. Mocht nu hierin verandering komen, dan zullen de nodige stappen worden gezet. Het vinden van eventuele budgettaire middelen is geen onoverkomelijk probleem, gelet op de toestand van de begroting van ’s lands verdediging na het einde van de transformatie.

 

05.07  David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, u maakt een algemene vergelijking, maar als ik het goed heb begrepen, is tweederde of 100 000 overuren te situeren in Kleine Brogel door de bewakingsopdrachten. Die overuren kunnen niet uitbetaald worden, omdat ze niet vallen onder het KB van 2003. Het betreft daar een professionele en geen organieke wacht. Die overuren moeten dan in mindering van de prestaties worden gebracht volgend jaar. Dat wil dus zeggen dat er bij uw volgende werving bijvoorbeeld personen bijkomend naar Kleine Brogel verplaatst moeten worden om een oplossing te bieden, vermits het takenpakket hetzelfde blijft.

 

Als de mensen van Kleine Brogel ook in operaties een aantal professionele wachtdiensten moeten doen in Kaboel en elders, is dan in die werkgroep niet onderzocht of die taak kan worden overgenomen door andere eenheden? Het gaat dan over organieke wachtdienst, niet de professionele.

 

05.08 Minister Pieter De Crem: De problematiek zal worden opgelost, omdat bij de aanwerving van die 1 800 mensen een proportioneel deel naar de Luchtcomponent gaat. Daarbij zal uiteraard aandacht worden besteed aan personeel dat kan wachtlopen. Ik heb ondertussen reeds een beduidende verhoging doorgevoerd van het aantal personen dat niet-organieke wachtdiensten vervult. De stijging bedraagt in netto-eenheden ongeveer 63.

 

05.09  David Geerts (sp.a): Ik ga niet akkoord met uw beeld van 0,25 %. Het gaat specifiek om de wachtdiensten in Kleine Brogel. Als daar de oplossing kan worden gevonden binnen een kleiner geheel, kan men een oplossing vinden binnen twee tot drie jaar.

 

05.10  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, samen met u hopen wij dat er snel een oplossing komt. Het lijkt mij inderdaad een zeer specifiek probleem. Te bezien valt wel in welke mate er echt jonge mensen kunnen worden aangeworven, in een sfeer van mediaberichten die stellen dat het bijzonder moeilijk is om overuren te recupereren of te laten uitbetalen.

 

De aanwervingscampagne die u op touw zult zetten, naar ik heb vernomen onder meer aan de Belgische kust, zal toch zeer goed moeten zijn. Samen met u hopen wij dat de verjongingsoperatie wordt doorgevoerd.

 

Het totale aantal overuren, waarvan u de cijfers hebt gegeven, is volgens mij veel minder belangrijk dan het feit dat het moeilijk is om ze te recupereren of te laten uitbetalen. Een en ander stamt ook uit het transformatieplan. In maart 2011 stelde ik u een vraag over het nieuwe regime inzake recuperatie van overuren. Vroeger konden overuren worden opgenomen in de zes maanden volgend op het moment waarin ze werden gepresteerd. Dat is verstrengd naar één maand. In die zin zijn er mijns inziens een aantal nadelige zaken gebeurd. Ik verwijs naar de nachtwakers van Bevekom die een nieuw nadeliger statuut hebben gekregen. Veel meer dan een situatie die in de loop der jaren is gegroeid en zich nu zal oplossen, heeft uw transformatieplan een aantal nadelen op het vlak van overuren en personeelsstatuut.

 

05.11  Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de minister, ik hoop net als u dat de aanwerving van die 1 800 nieuwe en hopelijk jonge mensen het probleem mee kan oplossen. We zullen zien of uw camouflagetechnieken aan de Vlaamse kust een oplossing kunnen brengen. Ik hoop het alvast.

 

05.12  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, ik hoop dat u gelijk hebt als u zegt dat het op korte termijn zal veranderen. Het zal voor een groot deel worden opgelost met de invulling van de nieuwe rekruten die u wil aantrekken. Ik deel de bezorgdheid van de collega’s inzake de eventuele demotivering. In plaats van negatieve signalen de wereld in te sturen is het noodzakelijk om een positief signaal uit te zenden.

 

Ik kan collega De Vriendt vragen om een ontmoedigingsbeleid bij onze groene jongens op poten te zetten, ter oplossing van het kleine segment van overuren die de militairen moeten kloppen om de groene jongens in Kleine Brogel weg te sturen. Dus ook daar ligt een klein deel van de oplossing.

 

05.13 Minister Pieter De Crem: Ze voeren niet langer ‘a war on the bomb’ maar ‘a war on the potatoes’.

 

05.14  Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw Ponthier heeft mij als het ware het gras voor de voeten weggemaaid. Ik wilde eigenlijk aantonen dat dit dossier opnieuw een incident is, of wat collega De Vriendt een ‘incident’ noemt: hij creëert een incident en een week later stelt hij vragen over het zelfgecreëerde incident.

 

Mijnheer De Vriendt, ik stel vast dat u het antwoord van de minister nooit afwacht. U neemt in de krant standpunten in vooraleer u het antwoord krijgt. In de krant van 16 mei 2011 lees ik: “De goednieuwsshow van Defensieminister De Crem over zijn legerhervorming is niet langer geloofwaardig.” Vandaag klinkt dat niet langer in dezelfde bewoordingen uit uw mond, want u hebt gehoord dat het probleem tien jaar geleden is ontstaan toen de legerhervorming van minister De Crem nog niet was doorgevoerd. Ik dacht dat toen een zekere Flahaut nog minister van Defensie was. Toen is dat probleem opgebouwd. Blijkbaar was er niets aan de hand. Met 0,25 % van het totaal aantal overuren waren de mensen geen vragende partij voor omzetting. De gepresteerde uren in Kleine Brogel zullen voor een groot deel het gevolg zijn van de vredesbeweging die daar regelmatig actie voert.

 

U hebt daar goede relaties mee. Ik beaam ook de woorden van mevrouw Ponthier ter zake. U komt hier klagen dat de mensen overuren moeten kloppen, maar u gaat daar zelf aan de draad staan. Het is toch godgeklaagd dat men er de legerhervorming bijhaalt, terwijl uit het antwoord en de betogen blijkt dat het er eigenlijk niets mee te maken heeft in Kleine Brogel. Dat is de manier waarop men hier politiek bedrijft: men creëert een incident en dan gaat men vragen stellen over dat incident. De tekst eindigt met te stellen dat het nodig is een parlementaire hoorzitting met de generale staf te houden, ook over dit probleem.

 

De voorzitter: De heer De Vriendt is op twee fronten belaagd. Ik geef hem kort het woord.

 

05.15  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik heb er geen probleem mee om belaagd te worden als ik een probleem in het leger vaststel en als ik de minister en de verantwoordelijken vraag om daar oplossingen voor te vinden. Ik stel vast dat mijn collega Kindermans daar anders over denkt, dat hij dat als een mineur incident beschouwt. Hij vindt het eigenlijk niet de moeite waard om daarover te spreken. Ik raad hem aan om eens te gaan spreken met de militairen op het terrein die niet alleen vaststellen dat ze met heel wat onbetaalde en niet-gerecupereerde overuren zitten, maar ook dat het transformatieplan daar zeker geen goed aan heeft gedaan. Collega Kindermans, u miskent de onvrede die er heerst bij de militairen zelf. Mijn fractie doet dat niet, in tegenstelling tot de uwe.

 

05.16 Minister Pieter De Crem: Ik wil een alternatief voorstel doen. Ik kan de rector van de Universiteit van Gent voorstellen om zijn proefveld in Kleine Brogel te leggen. Het zal dan in elk geval goed bewaakt worden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de hervorming van het NIOOO" (nr. 4696)

06 Question de M. David Geerts au ministre de la Défense sur "la réforme de l'INIG" (n° 4696)

 

06.01  David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik zal helpen met de timing en een erg korte vraag stellen. Het is een vraag in opvolging van een vraag over de hervorming van het Nationaal Instituut voor Oorlogsinvaliden, Oud-strijders en Oorlogsslachtoffers, die ik in 2010 heb gesteld.

 

De minister heeft aangekondigd dat generaal Van Daele in 2010 een expertenopdracht heeft gekregen om voornoemd instituut te hervormen.

 

Mijn concrete vragen zijn de volgende.

 

Welke evaluatie heeft de generaal gemaakt?

 

Wat waren de voornaamste conclusies?

 

Kan bedoelde evaluatie aan het Parlement worden bezorgd?

 

Ik zal geen hoorzitting vragen om de evaluatie te bespreken. Ik vraag niettemin dat de evaluatie zeker en vast aan het Parlement kan worden bezorgd.

 

Welke beleidsvoorstellen staan in de evaluatie?

 

Mocht de evaluatie nog niet zijn gemaakt, wat is dan de reden dat zij na een jaar hier nog niet op de tafel ligt?

 

06.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ten eerste, ik wijs erop dat het mandaat van generaal buiten dienst Van Daele twee aspecten bevat.

 

Enerzijds behelst het mandaat het uitvoeren van een studie met betrekking tot het IV-NIOOO, meer bepaald met betrekking tot een mogelijk samenwerkingsverband met andere organismen. Anderzijds bepaalt het mandaat dat een evaluatie van het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie of KHID wordt gemaakt. Voormelde evaluatie dient zowel de functionering, de opdracht als de organisatie te omvatten. Desgevallend dienen ook voorstellen over de aanpassing van de toepasselijke regelgeving te worden geformuleerd.

 

Vervolgens werd met betrekking tot de studie over het IV-NIOOO door generaal Van Daele in de eerste plaats een situatie “as is” opgesteld. Een analyse van de organisatie “as such” of op zich werd gemaakt.

 

Uit die analyse blijkt dat, terwijl voor de begunstigden van tussenkomsten voor slachtoffers van de wereldoorlogen en van het expeditiekorps Korea de evolutie inzake aantal interventies duidelijk is, zulks voor de categorie veteranen heel wat minder duidelijk is.

 

Op basis van de huidige regelgeving bestaat enkel de titel van veteraan. Er bestaat geen enkele wettelijke basis voor enige tussenkomst, noch inzake materiële noch inzake morele steun. Het is u welbekend dat een aantal voorstellen van diverse parlementairen inzake tussenkomsten ten voordele van de veteranen tot op heden, gezien de politieke situatie, niet kon worden behandeld.

 

De principiële definitie van de materiële rechten en de sociale steun aan de veteranen, uitgaande van de voorwaarden van toekenning, zal bepalend zijn voor het werkvolume en dus de facto voor de toekomstige organisatie van het instituut. Ze zal desgevallend ook bepalend zijn voor de mogelijke samenwerkingsverbanden met andere organismen.

 

Ten slotte, in de huidige periode van lopende zaken is het niet mogelijk het dossier in kwestie in overleg met mijn betrokken collega’s af te ronden. Het is dan ook erg voorbarig om met het dossier naar het Parlement te stappen. Ik wil met een afgewerkt dossier komen. Ik geef er de voorkeur aan om binnen afgelijnde contouren en met een afgewerkt werkstuk naar het Parlement te komen.

 

06.03  David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het was een informatieve vraag. Wij zullen het dossier opvolgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van de heer Bert Maertens aan de minister van Landsverdediging over "de attritie in het leger" (nr. 4739)

07 Question de M. Bert Maertens au ministre de la Défense sur "l'attrition à l'armée" (n° 4739)

 

07.01  Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, daarnet hadden wij het over de overuren die een probleem kunnen zijn voor het leger.

 

Een ander probleem is niet alleen de moeilijke aanwerving van nieuwe mensen, maar ook het feit dat sommige mensen het leger vroeger verlaten wegens verschillende niet-onverwachte redenen. Sommigen zijn niet geschikt voor het beroep, anderen ondervinden medische problemen, soms ligt het moeilijk woon-werkverkeer aan de basis van de vervroegde uitstap enzovoort.

 

Tijdens het werkbezoek van deze commissie aan de mediane brigade Leopoldsburg vernamen wij echter een aantal andere elementen die zouden leiden tot een vroeger vertrek uit het leger, zoals te weinig middelen, ongepast gedrag van anderen en zelfs, heel opmerkelijk, verveling of zinloze opdrachten. Deze elementen werden door militairen in een exitinterview aangegeven als belangrijke redenen voor hun vertrek uit het leger.

 

Om de attritie in het leger aan te pakken, werd een IPT, een integrated project team, opgericht. Heel recent zou die werkgroep zijn eerste bevindingen en aanbevelingen hebben geformuleerd. Daarover gaan mijn vragen.

 

Ten eerste, hoeveel militairen vertrokken de afgelopen jaren elk jaar vrijwillig uit het leger? Hebt u daarover cijfers?

 

Ten tweede, wat waren in 2010 de meest voorkomende redenen die militairen opgaven voor hun vroegtijdig vertrek uit het leger? Hoeveel procent van de respondenten bij het exitinterview duidde die redenen aan?

 

Ten derde, zijn er wat betreft de ontslagredenen die werden aangehaald in het exitinterview, significante verschillen waar te nemen tussen Nederlands- en Franstaligen, functiegraden en locatie van de basis waar de militairen in kwestie tewerkgesteld zijn? Indien ja, welke verschillen zijn dat?

 

Ten vierde, hoe verklaart u dat militairen elementen zoals te weinig middelen, verveling, uitvoering van nutteloze opdrachten en ongewenst gedrag van anderen als reden van vertrek opgeven? Welke maatregelen neemt u hiertegen?

 

Tot slot, wat zijn de eerste bevindingen en aanbevelingen van het IPT? Welke van deze aanbevelingen voert Defensie op korte termijn uit?

 

07.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, met betrekking tot deze aangelegenheid heb ik reeds de kans gehad om op meerdere vragen, zowel van de heer Maertens als van de heer Geerts, te antwoorden. Ik zal die antwoorden bezorgen, maar ik geef nu ook een antwoord op de gestelde vragen.

 

Ik heb eergisteren op een conferentie in het Koninklijk Hoger instituut voor Defensie aandacht besteed aan de problematiek van de attritie. Ook in de vraagstelling is die aan bod gekomen. Het zou dus interessant zijn, mijnheer Maertens, dat u, naast de toespraak die op mijn website staat, ook het verslag zou lezen op de website van het KHID.

 

Ik ben de problematiek van de attritie nooit uit de weg gegaan. Ik heb trouwens heel wat aandacht besteed aan “la routine ennuyeuse", de routine die wel een vorm van verveling in de opleiding en de beroepsloopbaan kan veroorzaken.

 

Concreet kan ik het volgende antwoorden op uw vraag.

 

In 2008 hebben 976 militairen op eigen initiatief Defensie verlaten. In 2009 waren dat er 865 en in 2010 842. Elke militair die Defensie voortijdig verlaat, wordt uitgenodigd voor een exitinterview. Tijdens dat interview wordt gepolst naar de vertrekreden. Vaak liggen meerdere redenen aan de basis van het vertrek. Er is slechts heel zelden een eenduidige reden te vinden. Het is meestal een samenloop van omstandigheden die zich soms bij Defensie, soms erbuiten en soms in een combinatie van de twee bevindt.

 

Voor verdere informatie omtrent de vertrekken van de jonge aangeworven militairen en de bevindingen van de werkgroep die zich boog over attritie bij het leger, wens ik u te verwijzen naar de antwoorden waaraan ik daarnet refereerde.

 

Wat het algemeen beleid rond pesterijen, geweld en ongewenst seksueel gedrag op het werk betreft, heb ik ook reeds een uitleg gegeven op de vragen 2010 en 2011. Wat het vertrek van jonge rekruten betreft, dient er nog te worden toegevoegd dat er sedert september 2010 eveneens een richtlijn betreffende de integratiepraktijken van toepassing is.

 

Vermits de andere aspecten van uw vraag in hoge mate cijfermatig zijn, zal ik u onmiddellijk de nodige informatie bezorgen. Ik verwijs u ook naar mijn website en die van Defensie om een aantal specificaties te krijgen.

 

07.03  Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de minister, u hebt verwezen naar uw betoog van eergisteren, tijdens die studiedag. Bent u daar ook dieper ingegaan op de eerste bevindingen en aanbevelingen van het projectteam? Ik zou graag weten wat de aanbevelingen en de bevindingen zijn. Als u daarover eergisteren hebt gesproken, kan ik mij in eerste instantie wenden tot die website en tot het verslag, maar anders zou ik graag van u horen wat die aanbevelingen zijn en wat u daarvan concreet zult uitvoeren.

 

07.04 Minister Pieter De Crem: Ik zal kort zijn. De projectwerkgroep is zijn bevindingen aan het finaliseren en heeft een aantal grote lijnen uitgezet. Zodra ik de resultaten heb, zal ik ze u meedelen.

 

Ik dank ook mevrouw Grosemans voor haar gewaardeerde aanwezigheid. (…)

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "het verloop en de uitkomst van de raadsvergadering met de Europese ministers van Defensie op 23 mei 2011" (nr. 4770)

- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "de bijeenkomst van de EU-ministers van Landsverdediging op 23 mei 2011" (nr. 4790)

- de heer Bert Maertens aan de minister van Landsverdediging over "de raadsvergadering van de Europese ministers van Defensie" (nr. 4800)

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "de resultaten van de Europese ministerraad van Defensie van 23 mei" (nr. 4842)

08 Questions jointes de

- M. David Geerts au ministre de la Défense sur "le déroulement et les résultats de la réunion du Conseil des ministres européens de la Défense le 23 mai 2011" (n° 4770)

- Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "la rencontre du 23 mai 2011 des ministres européens de la Défense" (n° 4790)

- M. Bert Maertens au ministre de la Défense sur "la réunion du Conseil des ministres européens de la Défense" (n° 4800)

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "les résultats du Conseil des ministres européens de la Défense du 23 mai" (n° 4842)

 

08.01  David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, in de commissievergadering van 11 mei hebben wij hierover al een aantal vragen gesteld. U hebt toen zeer summier, of eigenlijk niet, geantwoord op onze vragen omdat zij over intenties zouden gaan. Op 18 mei ben ik een beetje vooruitgelopen op de feiten en heb ik deze vraag opgesteld om uw conclusies van 23 mei te kennen.

 

Wat is de concrete bijdrage geweest die ons land geleverd heeft aan deze vergadering? Meer specifiek, wat is het Belgische antwoord op de vraag naar de oplijsting van de militaire capaciteiten in drie categorieën?

 

Hebt u zelf concrete voorstellen of ideeën op tafel gelegd? Zo ja, welke en waarom?

 

De Europese chefs van Defensie hebben op 3 mei, tijdens hun zesmaandelijkse vergadering, hun eerste bevindingen uitgewisseld. Kunt u daarbij meer toelichting geven? Welke overeenkomsten en verschillen zijn er vast te stellen tussen de voorstellen die de CHOD gedaan heeft op 3 mei en uw bijdrage op 23 mei?

 

Is er enige vooruitgang geboekt inzake het identificeren van nieuwe samenwerkingsvelden, zowel voor ons land als voor de andere aanwezige landen?

 

Hoe ziet u deze oefening verder evolueren? Is er volgens u nog voldoende politieke wil om tot resultaten te komen?

 

Welke verdere afspraken zijn er gemaakt?

 

Wat is de bijdrage van de Europese Externe Actiedienst en van de hoge vertegenwoordiger, mevrouw Ashton, in deze oefening?

 

Hoe evalueert u de rol van het Europees Defensieagentschap in deze oefening?

 

Ik weet dat het een heleboel vragen zijn. Ik hoop toch een aantal antwoorden te krijgen.

 

08.02  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, op de Top van Gent van 23 september 2010 werd het politieke klimaat gecreëerd voor een nauwe samenwerking tussen de lidstaten om de capaciteiten binnen het Europese veiligheids- en defensiebeleid optimaal te ontwikkelen.

 

Op 23 mei heeft een raadsvergadering plaatsgevonden met de betrokken Europese ministers van Defensie, waar een aantal belangrijke items besproken en geëvalueerd werd, waaronder het begrip “pooling and sharing”. Zoals collega Geerts reeds heeft vermeld, hebt u zich in de commissievergadering van 11 mei ertoe verbonden de commissieleden op de hoogte te houden van het verloop van die vergadering en van de concrete invulling die u eraan ter zake namens de regering wil geven.

 

Ik stel u dan ook graag de volgende vragen.

 

Ten eerste, welke concrete voorstellen en standpunten hebt u op de top naar voren geschoven?

 

Ten tweede, hoe ziet u de verdere uitvoering daarvan?

 

Ten derde, kunt u ons een algemeen overzicht bezorgen van de conclusies van die raadsvergadering?

 

08.03  Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de minister, ik kom meteen tot mijn vragen, gelet op de beperkte tijd die ons nog rest.

 

Ten eerste, wat is het resultaat van uw vergadering met de ministers van Defensie? Welke concrete samenwerkingsakkoorden zijn er gesloten? Welke concrete afspraken zijn er tussen u en uw collega’s gemaakt?

 

Ten tweede, heel belangrijk, welk standpunt hebt u verdedigd tijdens deze vergadering?

 

Ten derde en tot slot, welke toekomstige samenwerkingsakkoorden zitten er mogelijk in de pijplijn op basis van de gesprekken die u hebt gehad?

 

08.04  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, sharing en pooling kunnen zeer interessante instrumenten zijn om in tijden van een budgettair strikte context toch tot een efficiënt leger te komen. De inleiding is al gegeven door mijn collega’s.

 

Mijn vraag richt zich op de beslissingen van de EU-ministerraad van 23 mei op het vlak van pooling en sharing. Welke voorstellen heeft België daar gedaan? Welke houding hebt u daar aangenomen? Welke capaciteiten wil ons land poolen en sharen?

 

08.05 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, de vergadering bestond uit twee sessies van telkens een uur, die werden voorgezeten door mevrouw Ashton. De vergaderingen zijn met veel vertraging begonnen omdat de ministers van Buitenlandse Zaken veel te bespreken hadden onder voorzitterschap van mevrouw Ashton.

 

Tijdens de eerste sessie in aanwezigheid van de vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de NAVO stonden vier militaire EU-operaties op het programma, namelijk EU NAVFOR Atalanta, de operatie in Somalië, de operatie in Libië en de operatie Althea. Deze sessie had tot doel voor elke operatie de huidige stand van zaken te bespreken en het verder verloop ervan te bestendigen.

 

Tijdens de tweede sessie stond het aspect capaciteiten centraal. Hierbij werd in navolging van de Top van Gent, waarnaar meermaals werd verwezen, en in het raam van het zogenaamde Ghent Initiative een goede vooruitgang geboekt. Zo werden door de EU-lidstaten begin deze maand meer dan driehonderd – u hoort het goed, meer dan driehonderd – samenwerkingsopportuniteiten voorgesteld, gevolggevend aan de besluitvorming in Gent en na de formalisering van december vorig jaar, vooral in het domein van opleiding en training, aankoop, logistieke steun, onderzoek en ontwikkeling. Op basis van de volgende criteria relevantie, operationele impact, doelmatigheid, financiële efficiëntie en haalbaarheid heeft België een eerste bijkomende opportuniteit voorgedragen, namelijk de gezamenlijke aankoop van een satellietcommunicatiesysteem via het Europees Defensieagentschap EDA.

 

Deze voorstellen vormen een eerste belangrijke stap in een gestructureerde langetermijnbenadering van pooling en sharing van militaire capaciteiten. De volgende stap is deze voorstellen om te vormen tot concrete projecten en duurzame oplossingen om zo de militaire capaciteiten in Europa te behouden en ze ook verder te ontwikkelen.

 

Ik stel dan ook vast dat vanuit de huidige politieke dynamiek en natuurlijk ook vanuit budgettaire noodzaak de meeste landen actief op zoek zijn gegaan naar nieuwe mogelijkheden om beter te kunnen samenwerken. Hoewel de lidstaten zelf nog altijd de stuwende actoren zijn in dit proces en zich moeten engageren in concrete projecten, is er een belangrijke ondersteunende rol weggelegd voor de Europese organismen, in het bijzonder voor de Europese Dienst voor Extern Optreden, de diplomatieke dienst, en het Europees Defensieagentschap. Dat was ook de conclusie van de Top van Gent. Een dergelijke ondersteunende rol kan onder meer gebeuren door het in kaart brengen van de bestaande samenwerkingsverbanden, het identificeren van samenwerkingsmodellen en succescriteria, het ontwikkelen van de ondersteunende instrumenten en het verschaffen van de nodige expertise. Vooral de intentie van het Europees Defensieagentschap om in dit raam concrete voorstellen te formuleren, werd tijdens de voorbije raadsvergadering van de ministers van Defensie gunstig onthaald.

 

De lidstaten hebben zich bovendien geëngageerd om, op basis van de geformuleerde samenwerkingsvoorstellen, verdere pooling- en sharinginitiatieven te ontwikkelen, enerzijds door de bestaande projecten uit te breiden met andere partners en, anderzijds, door nieuwe projecten voor te stellen.

 

De lidstaten hebben echter wel benadrukt dat de beslissing inzake pooling en sharing hun soevereine nationale keuze blijft. Desondanks kan ik bevestigen dat alle lidstaten zich ervan bewust zijn dat pooling en sharing de enige weg zijn om onze Europese capaciteiten te verzekeren in moeilijke budgettaire en economische omstandigheden. Vanaf deze herfst zal de Raad dan ook op regelmatige basis de bereikte resultaten en de vooruitgang in dat domein blijvend analyseren.

 

Zoals u weet, collega’s, is België altijd een groot voorstander van een goed samenwerkingsverband geweest en zijn wij al jaren actief in heel wat initiatieven, zoals de marinesamenwerking met Nederland, de gezamenlijke opleiding van piloten met Frankrijk of het Europese luchttransportcommando. Vanuit die ervaring heb ik op de Raad van 23 mei ook het belang benadrukt van het wederzijdse vertrouwen, van de gemeenschappelijke operationele cultuur en van de standaardisatie.

 

Ik heb er eveneens mijn overtuiging van de regionale dimensie geuit. Dat is trouwens de reden waarom wij opnieuw gesprekken voeren met onze Benelux-partners teneinde nieuwe opportuniteiten te kunnen identificeren. Ten slotte heb ik eveneens het belang benadrukt van een sterkere EU-NAVO-samenwerking, ook inzake pooling en sharing, wat ook bijzonder positief werd onthaald.

 

08.06  David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Pooling en sharing zijn belangrijk. De Benelux-samenwerking moet verder worden ondersteund, maar het mag zeker en vast geen fetisj zijn. Wij moeten vermijden dat er alleen maar een regionale entiteit zoals de Benelux is. Zoals u terecht zegt, moeten wij ook kijken in welke andere aspecten wij kunnen samenwerken met andere Europese lidstaten, bijvoorbeeld met de Spanjaarden of de Fransen, zoals dat vandaag ook gebeurt. Het debat zal in juli voortgezet worden, wanneer wij de Benelux-samenwerking en de samenwerking voor andere capaciteiten bekijken.

 

08.07  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor de uitgebreide voorstelling van de bijeenkomst. Heb ik het goed begrepen dat er driehonderd samenwerkingsvoorstellen werden gedaan, waarvan wij er een concreet hebben toegelicht, namelijk de satellietcommunicatiesystemen?

 

08.08 Minister Pieter De Crem: Ik heb een concreet voorstel gedaan. De eerste concrete zaken die na de besluitvorming zijn tot stand gekomen, zijn de samenwerking op het vlak van de Unie, pooling en sharing, en de samenwerking op het vlak van de satellietcommunicatie. Dat zijn heel concrete zaken.

 

08.09  Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Ik merk dat u de Europese samenwerking een warm hart toedraagt en nauw opvolgt.

 

Ik ben ook zeer blij te horen dat u verdere gesprekken met uw Benelux-partners zult voeren. Het bewijst nogmaals het nut van een hoorzitting of een debat over de toekomstige samenwerking.

 

08.10  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Twee keer een uur vergaderen op 23 mei; ik heb de indruk dat men met de discussie niet erg ver is geraakt. Dat is jammer.

 

Ik kijk ook uit naar het parlementair debat over de kwestie omdat ik graag de voorstellen van België in detail zou willen kennen.

 

Het is opmerkelijk hoe het debat de afgelopen jaren amper werd gevoerd, terwijl het toch al een aantal jaren, zeker ook in de literatuur, een van de meest valabele pistes is om tot een efficiënt leger in strikte budgettaire omstandigheden te komen.

 

Laten we die discussie, de hoorzitting of het parlementair debat dus op een gedetailleerde manier voeren. Ik vraag van u daarom een actievere houding ter zake dan deze die wij de afgelopen jaren hebben gezien.

 

08.11 Minister Pieter De Crem: Ik denk dat de houding zeer actief is geweest. Na de Top van Gent en de formalisatie kwam de notie pooling and sharing voor het eerst ter sprake, ofschoon dit verre van verdragsrechterlijk vastligt. Ik kan natuurlijk niet zeggen dat ze soft law is geworden zoals de resoluties van de VN, maar het is toch een soft directive, een soft guideline, binnen de EU geworden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "vrouwen bij Defensie" (nr. 4771)

09 Question de M. David Geerts au ministre de la Défense sur "les femmes à la Défense" (n° 4771)

 

09.01  David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, de schriftelijke neerslag van deze vraag is vrij lang, maar ik zal me beperken tot drie elementen.

 

Ten eerste, het gaat om de opvolging van de cijfers die u mij gegeven hebt over de doorstroming van vrouwen tot adjudant-chef en adjudant-majoor. Van de 31 vrouwelijke kandidaten waren er slechts 6 geselecteerd voor adjudant-chef en voor adjudant-majoor was er niemand geselecteerd in het bevorderingscomité. Mijnheer de minister, beschouwt u dat als een abnormaliteit? Hoe kunt u de beperkte doorstroming in die graden verklaren?

 

Een tweede element van mijn vraag handelt over de opperofficieren. Vandaag de dag tellen wij slechts één vrouwelijke generaal, met name een brigadegeneraal. Ik denk dat vrouwen in Defensie sinds 1976 aanwezig zijn. Gedurende meer dan dertig jaar stellen we vast dat er geen doorstroming is naar de hoogste regionen. Mijnheer de minister, hoe verklaart u die beperkte doorstroming?

 

Ten derde, op de website kunnen we lezen dat het departement streeft naar de realisatie van VN-resolutie 1325, met name de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen in het departement. Mijnheer de minister, welke initiatieven zijn er concreet genomen om dat effectief te realiseren?

 

09.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, wanneer het over benoemingen gaat, dient eerst te worden opgemerkt dat het personeel aan de voorwaarden moet voldoen om in de hogere graden te kunnen worden benoemd. Dat is van toepassing op zowel de vrouwelijke als de mannelijke personeelsleden.

 

Defensie wil noch positief discrimineren, noch quota’s opleggen. De bevordering van personeelsleden is afhankelijk van de professionele en operationele ervaring en van de competenties waarover de betrokken militairen beschikken. De criteria die bij de beoordeling van de kwaliteiten van de kandidaten gebruikt worden, zijn identiek voor alle kandidaten van alle componenten. We stellen weliswaar vast dat sommige personeelsleden, zowel vrouwelijke als mannelijke, bewust kiezen om de uitbouw van hun loopbaan niet voort te zetten om persoonlijke en familiale redenen.

 

Het feit dat ongeveer 9 % van de militairen vrouw is, betekent geenszins dat er een ongelijkheid bestaat in de behandeling tussen de vrouwen en de mannen bij Defensie.

 

De verloning van de personeelsleden van Defensie hangt af van verschillende factoren, zoals de personeelscategorie, de anciënniteit en de graad, maar ze hangt niet af van het geslacht. Nogal logisch, zou ik zeggen.

 

Dat heeft Defensie niet belet om maatregelen te nemen in termen van de infrastructuur, de uitrusting en het welzijn van het personeel, zoals de kinderdagverblijven, de arbeidstijdregeling en een aantal andere, zodanig dat het personeel op verschillende niveaus diversiteitsvorming kan volgen en dat ook aangeleerd wordt om respectvol samen te werken.

 

Uiteindelijk kan ik ook nog melden dat, aangaande de gender mainstreaming, Defensie niet alleen handelt, aangezien het rekening dient te houden met de wet van 12 januari 2007 strekkende de controle op de toepassing van de resoluties van de Wereldvrouwenconferentie en tot integratie van de genderdimensie in de federale beleidslijn. In dat kader zetelt Defensie, met toepassing van het koninklijk besluit van 26 januari 2010, in de interdepartementale coördinatiegroep.

 

09.03  David Geerts (sp.a): Mijnheer de minister, in werkelijkheid is er een glazen plafond bij de verschillende bevorderingscomités. Ik zie bijvoorbeeld dat door het bevorderingscomité voor adjudant-chef bij de Landcomponent 4 vrouwen worden voorgesteld en 96 mannen, terwijl het bevorderingscomité voornamelijk uit mannen bestaat. Dat glazen plafond zou moeten worden weggewerkt. Dertig jaar na datum vind ik het onlogisch dat er in de hogere regionen slechts één vrouwelijke brigadegeneraal is. Ik ga ermee akkoord dat er een zekere specificiteit van opdrachten is, maar ik kan me niet inbeelden dat het, bijvoorbeeld, op het vlak van human resources of informatica nog niet is gelukt voor vrouwen om in die domeinen door te stromen naar hogere regionen. Ik vrees dat er een glazen plafond is bij de bevorderingscomités, maar dat is mijn mening.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de operatie in Libanon" (nr. 4773)

10 Question de M. David Geerts au ministre de la Défense sur "l'opération au Liban" (n° 4773)

 

10.01  David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag gaat over de operatie in Libanon. Tijdens de begrotingsbespreking heb ik u gevraagd wat het engagement was. Ik heb ook een tabel gevraagd met de bruto- en nettokosten per operatie, maar ik heb die tot op heden nog niet ontvangen.

 

Concreet voor Libanon, stopt ons engagement in Libanon? Is het werk daar gedaan of wordt het door anderen overgenomen?

 

Hebt u reeds stappen ondernomen naar de VN, want als ik mij niet vergis dient deze operatie zes maanden voor het beëindigen ervan kenbaar gemaakt te worden.

 

Dan zijn er nog de bruto- en de nettokosten.

 

Dan is er nogmaals de vraag naar een transparante tabel van de respectievelijke buitenlandse operaties.

 

10.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik ga beginnen met de laatste en eerste vraag. De tabel werd uitgedeeld aan alle leden van de commissie. Ik zal hem nog eens uitdelen. De kostenstructuur staat daar heel duidelijk in.

 

De Belgische bijdrage aan UNIFIL wordt voortgezet tot het einde van het UNIFIL-mandaat, dat wil zeggen tot 31 augustus van dit jaar. Indien de Verenigde Naties het mandaat verlengt tot 31 december, zal onze bijdrage ook tot die datum verlengd worden.

 

Voor 2012 heeft de Ministerraad nog geen verdere beslissing genomen.

 

U kent het werk van ons detachement in Libanon. Het is nog niet afgewerkt.

 

Om de deelname aan operaties van de Verenigde Naties te beëindigen, dient een opzegtermijn van vier tot zes maanden in acht genomen te worden, omdat de Verenigde Naties zelf op zoek gaan naar de zogenaamde aflossing.

 

De staf van Defensie heeft een fax gestuurd om het hoofdkwartier van de Verenigde Naties op de hoogte te brengen dat onze regering had beslist om tot 2011 in deze en in andere operaties te blijven. Op mijn vraag is deze fax aangepast in die zin dat het voortzetten van de operatie het onderwerp uitmaakt van een beslissing van de nieuwe regering.

 

Voor 2011 bedraagt de kostprijs in Libanon netto 6,60 miljoen euro.

 

10.03  David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, concreet, er is dus nog geen effectieve regeringsbeslissing genomen?

 

10.04 Minister Pieter De Crem: Noch in de ene, noch in de andere zin.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: We komen nu tot de samengevoegde vragen over Libië en Araxos van de heer De Vriendt en mevrouw Grosemans. De heer Kindermans sluit zich hierbij misschien best aan met zijn vraag over gevechtshelikopters boven Libië.

 

11 Samengevoegde vragen van

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "de operatie in Libië" (nr. 4775)

- mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "de nachtvluchten over Libië" (nr. 4783)

- de heer Gerald Kindermans aan de minister van Landsverdediging over "de mogelijke inzet van Britse (en Franse) gevechtshelikopters boven Libië" (nr. 4997)

- mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "de luchtmachtbasis Araxos" (nr. 4781)

- mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "Foreign Object Damage" (nr. 4782)

11 Questions jointes de

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "l'opération en Libye" (n° 4775)

- Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "les interventions aériennes de nuit en Libye" (n° 4783)

- M. Gerald Kindermans au ministre de la Défense sur "le déploiement éventuel d'hélicoptères de combat anglais (et français) au-dessus de la Libye" (n° 4997)

- Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "la base aérienne Araxos" (n° 4781)

- Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "le 'Foreign Object Damage'" (n° 4782)

 

11.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, we zien dat de oorlog in Libië zich op het terrein alsmaar uitbreidt. Kunt u duidelijkheid scheppen over de aard van de bombardementen waaraan ons land deelneemt? Welke initiatieven neemt België om ervoor te zorgen dat de operatie zich houdt aan haar kerntaak, namelijk het beschermen van de burgerbevolking?

 

Een deel van het debat moet worden gevoerd achter gesloten deuren, maar een ander deel van het debat moet absoluut publiek zijn, vanwaar de vraagstelling.

 

11.02  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, tot vrijdag 13 mei voerden wij enkel overdag luchtbombardementen uit in Libië. Sinds kort zijn onze F-16-vliegtuigen ook ’s nachts actief. Dat kan in het kader van VN-resolutie 1973. De reden waarom er nu pas nachtvluchten worden uitgevoerd, ligt bij technische aanpassingen die moesten worden uitgevoerd op de luchtmachtbasis van Araxos.

 

Welke infrastructuurwerken zijn er op de basis precies gebeurd, zodat de nachtvluchten mogelijk werden? Door wie werden de werken bevolen? Wie draait op voor de kosten?

 

Waarom duurde het zo lang, vooraleer de startbaan in orde was? We waren toch al twee maanden aanwezig in Araxos?

 

In hoeveel vlieguren voorziet u voor de nachtvluchten in het luchtruim van Libië? Hoe staan die in verhouding tot de dagvluchten?

 

Is er nu meer personeel nodig op de basis van Araxos, nu er zowel dagvluchten als nachtvluchten plaatsvinden?

 

Zijn er ten slotte risico’s of nadelen bij nachtvluchten voor onze F-16-vliegtuigen? Zijn er misschien voordelen?

 

De voorzitter: Mevrouw Grosemans, op punt 16 staat er nog een vraag over de luchtmachtbasis in Araxos. Is dat hetzelfde? Gaat u die vraag nu laten aansluiten bij het vorige?

 

11.03  Karolien Grosemans (N-VA): Dat is niet hetzelfde, maar ik kan dat laten aansluiten. Dat is een dubbele vraag.

 

De voorzitter: Dan hebt u nog een vraag over de Foreign Object Damage.

 

11.04  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, voor de operatie Odyssey Dawn opereren de Belgische F-16’s vanuit de Griekse luchtmachtbasis Araxos. De veiligheid van onze vliegtuigen en militairen ter plaatse is van het grootste belang.

 

Hoe wordt de veiligheid van de Belgische F-16-vliegtuigen in Araxos gegarandeerd? Wie staat er in voor de beveiliging van de luchtmachtbasis? Wie is de eindverantwoordelijke als er op die basis iets met een F-16 gebeurt?

 

Zijn er klachten geweest over de beveiliging van die luchtmachtbasis? Bent u zelf tevreden over de keuze van deze basis als uitvalscentrum voor de operaties in Libië?

 

Aansluitend heb ik een vraag over Foreign Object Damage.

 

De luchtinlaatmotor van een F-16 is heel gevoelig voor Foreign Object Damage. Zo kan een steentje dat met een enorm grote kracht in de motor wordt gezogen, ernstige schade veroorzaken. Op de luchtmachtbases van Florenne en Kleine Brogel wordt er heel veel aandacht aan geschonken. Voor de operatie Odyssey Dawn opereren de Belgische F-16’s vanuit de Griekse luchtmachtbasis Araxos.

 

Hoe wordt het probleem van de Foreign Object Damage aangepakt op de luchtmachtbasis van Araxos?

 

Zijn er, zoals op de basis van Kleine Brogel, roosters in het wegdek die foreign objects verwijderen van voertuigen die op de runway komen?

 

11.05  Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, onlangs is in de media het bericht verschenen dat de Britten en de Fransen gevechtshelikopters boven Libië zouden willen inzetten, om aldus meer direct de doelen te kunnen treffen.

 

Voornoemde intentie van de Britten en de Fransen heeft natuurlijk ook consequenties voor de kwetsbaarheid. De toestellen zijn veel kwetsbaarder voor mortiervuur en geweerschoten. Er zijn dus meer risico’s.

 

Een paar dagen geleden is aan de minister van Buitenlandse Zaken een vraag ter zake gesteld. Hij antwoordde dat het niet zo een vaart zou lopen. Ondertussen krijgen wij niettemin het bericht dat de gevechtshelikopters inderdaad zouden worden ingezet.

 

Mijnheer de minister, heeft de genoemde beslissing directe of indirecte gevolgen voor de militaire deelname door ons land?

 

Is de inzet van de gevechtshelikopters waarvan sprake een verandering van middelen dan wel een verandering van strategie of een aanpassing van doelwitten? Kan bedoelde inzet met andere woorden binnen het mandaat dat door de Verenigde Naties is gegeven?

 

Mijnheer de minister, kunt u garanderen dat de Belgische regering de bewuste beslissing van Londen en/of Parijs nauwgezet opvolgt op het vlak van een mogelijke escalatie van het conflict en van de ingezette middelen?

 

11.06 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, waarde collega’s, in het Belgische operatieplan voor de opdracht in Libië staat duidelijk vermeld welke richtlijnen moeten worden gevolgd om de burgerbevolking maximaal te beschermen. Sinds het begin van de operaties werd door ons land een Red Card Holder in het Combined Operations Center te Poggio Renatico in plaats gesteld. Hij moet waken over de inzet van onze middelen. Tot 5 april werd de RCH bijgestaan door een juridische raadgever om zijn opdracht voor te bereiden.

 

De Red Card Holder is ermee belast om de richtlijnen, voorzien voor het beschermen van de burgerbevolking, te allen tijde te laten respecteren door de Belgische F-16’s. Daarvoor heeft hij duidelijke richtlijnen ter beschikking voor targeting en engagement. Anderzijds heeft ook de piloot een volledige controlelijst, een checklijst, ter beschikking die hij dient na te leven vooraleer hij de wapensystemen mag en kan inzetten op het doel.

 

Sinds 7 april zijn de aard en de types van de gronddoelen geëvolueerd. Onze vliegtuigen worden ook ingezet op voertuigen die vaak worden gebruikt door de Kadhafistrijdkrachten en –getrouwen, evenals op gebouwen die als materiaal- of munitiedepot kunnen worden gebruikt en ten slotte op militaire communicatiecentra of bunkers die dienen voor het commando. Het spreekt voor zich dat de risico’s op collaterale schade vóór elke aanval steeds zo gedetailleerd mogelijk worden bestudeerd.

 

In geval van enige twijfel wordt de opdracht onmiddellijk afgebroken, aborted, opgeschort of uitgesteld. Een potentiële collaterale schade die zou kunnen worden opgelopen door de burgerbevolking, kan ertoe leiden dat de aanval helemaal niet meer wordt uitgevoerd. Dankzij deze strikte toepassing van de opgelegde procedures aan en door de Belgische militairen heeft het departement Defensie tot op heden geen collaterale schade veroorzaakt.

 

Wat de nachtvluchten vanuit Araxos betreft, kan ik stellen dat de werken aan de Griekse luchtmachtbasis sinds lang door de Griekse luchtmacht waren gepland. Zij zijn ondertussen volledig op Griekse kosten uitgevoerd en zij waren al in uitvoering vóór de ontplooiing van het Belgische detachement te Araxos. Er zijn ook geen extra kosten voor de Belgische Defensie met betrekking tot de werkzaamheden.

 

Sinds 21 maart tot de opening van de hoofdlandingsbaan op 11 mei jongstleden gebruikten onze F-16’s de secundaire landingsbaan met de gekende beperking dat op deze piste geen nachtvluchten konden worden uitgevoerd. De secundaire landingsbaan was immers te smal en niet uitgerust met de voor onze F-16’s vereiste nachtverlichting. Er worden geen bijkomende vlieguren vooropgesteld voor de nachtvluchten omdat het vluchtschema gewoon werd verplaatst van dag- naar nachtvluchten met maximum 4 opdrachten in een periode van 12 uur. Deze flying-windowperiode van 12 uur kan willekeurig overdag of ’s nachts worden gepland.

 

Ten slotte zijn er geen bijkomende risico’s voor onze piloten of andere nadelen in het kader van de nachtvluchtenoperatie. De Belgische piloten worden immers voor dit soort nachtoperaties opgeleid en getraind. Ook in België worden er twee dagen per week aan nachtvluchten besteed.

 

Collega Kindermans, wat de mogelijke inzet van Franse en Britse gevechtshelikopters in Libië betreft, sluit ik mij aan bij het antwoord dat de collega van Buitenlandse Zaken op 25 mei tijdens de gemengde Kamercommissie voor de Buitenlandse Zaken en de Landsverdediging heeft gegeven, en dat volledig in overeenstemming is met de politiek van mijn departement.

 

Met betrekking tot de luchtmachtbasis van Araxos, de veiligheid wordt gegarandeerd door de Griekse Force Protection Forces. De Griekse FPF zijn goed getraind en uitgerust en zoals in elk NAVO-land georganiseerd om versterkingsmaatregelen te nemen in geval van verhoogde dreiging.

 

Om de verbinding en de samenwerking met de Griekse PFP te garanderen zijn er bovendien twee militairen van de Belgische militaire politie samen met het detachement F-16 in Araxos ontplooid.

 

Bovendien heeft het detachement tot twee keer bezoek gehad van enkele agenten-raadgevers van de NATO Allied Command Counterintelligence. Zij evalueren de genomen veiligheidsmaatregelen en doen indien nodig aanbevelingen.

 

Tijdens het tweede bezoek hebben deze agenten laten weten dat ze tevreden waren met de genomen maatregelen.

 

Op de basis van Araxos is een operationele Griekse F-16-basis waar het probleem van de Foreign Object Damage wel degelijk zeer ernstig wordt genomen door de lokale diensten van het vliegveld. Dagelijks worden de nodige maatregelen genomen om een dergelijke FOD te vermijden op alle taxiwegen en op de landingsbanen.

 

De maatregelen in Araxos, genomen in Araxos, zijn gelijkaardig met de Belgische, zoals ze zijn beschreven in de F-16 operationele procedures.

 

Er zijn FOD-roosters beschikbaar en dagelijks worden de taxiwegen en de pistes geborsteld met speciale borstelwagens.

 

De bestaande procedures worden nageleefd, zowel door de vliegtuigen als door de andere voertuigen, om de FOD maximaal te voorkomen.

 

Tot op heden is het detachement zeer tevreden over de algemene samenwerking met de Grieken.

 

Tot daar mijn antwoord.

 

Mijnheer de voorzitter, ik heb nog een voorstel. Er is een vraag van mevrouw Grosemans en de heer De Vriendt met betrekking tot het delen van capaciteiten met Nederland. Die vraag kan voor mij op de agenda blijven voor een volgende vergadering, maar ze maakt natuurlijk integraal deel uit van de bespreking die wij zullen voeren over de Benelux-samenwerking. Ik laat het aan de vraagstellers.

 

11.07  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik vrees dat wij ons stilaan aan het mengen zijn in een burgeroorlog in Libië, wat niet de bedoeling kan zijn. Ik wil onderstrepen dat het de kerntaak moet zijn en blijven om de burgerbevolking te beschermen.

 

Een evaluatie en een goed parlementair debat dringen zich toch wel op. Dat goed parlementair debat hebben wij vorige week niet gehad in de gemeenschappelijke commissie van Kamer en Senaat. U was daar niet aanwezig en premier Leterme is na een halfuur al vertrokken. Wij hebben dus niet echt een goede evaluatie gehad.

 

Het was bovendien al meer dan een maand geleden dat wij nog eens met de premier hadden kunnen debatteren over de situatie in Libië. Ik heb achter gesloten deuren wel om een overzicht gevraagd van de situatie op het front om te kunnen inschatten wat de dreiging is die nu nog uitgaat van Kadhafi. Ook dat past in een evaluatie van hetgeen ons land daar nu samen met de internationale gemeenschap aan het doen is.

 

11.08  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik heb enkele korte opmerkingen. Het is jammer dat wij zo lang hebben moeten wachten voor de infrastructuurwerken op de luchtmachtbasis. Men zal wellicht moeite hebben gedaan om een en ander te bespoedigen, maar we waren, zo verneem ik, afhankelijk van de Grieken.

 

Wat de veiligheid in Araxos betreft, ik ben daar ter plaatse geweest en ik stelde die vraag, omdat ik niet echt een veilig gevoel had op die basis. Er stond een afgebrokkeld wachthokje met twee Griekse militairen, die half stonden te slapen. Ik had het gevoel dat Kleine Brogel zwaarder beveiligd is in vergelijking met Araxos.

 

11.09 Minister Pieter De Crem: De Grieken hebben geen geld meer.

 

11.10  Karolien Grosemans (N-VA): Ik hoor ook dat de Noren en de Nederlanders daar helemaal niet naartoe wilden gaan, alhoewel daar nog plaats was. Dat is jammer, want wij hebben een heel goede samenwerking gehad bij operaties boven ex-Joegoslavië.

 

Ik weet niet of de veiligheid een reden was waarom de Noren en de Nederlanders niet naar de luchtmachtbasis van Araxos wilden gaan. Ik hoor dat Defensie daarover wel tevreden is, dus dan is het voor mij in orde.

 

Wat de Foreign Object Damage betreft, ik heb nergens roosters in het wegdek gezien, maar er zijn daar blijkbaar veegwagens. Wij hebben geen geld om extra slijtage op te vangen, daarom mijn vraag om daaraan aandacht te besteden.

 

11.11  Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de minister, ik was ook in Araxos en vond het gebouw spiksplinternieuw. Ik zou willen dat alle overheidsgebouwen in België er zo zouden uitzien. Ik heb ter plaatse in elk geval geen klachten gehoord van onze militairen.

 

Wat Libië betreft, ben ik van mening dat het belang van de missie nog steeds bestaat. De missie is op touw gezet om de burgerbevolking te beschermen en wij kunnen zeker niet zeggen dat het gevaar op dit ogenblik geweken is. De recente informatie over schendingen van mensenrechten is toch wel heel verontrustend en ik meen dat de opdracht die wij daar uitvoeren, nog steeds aan de orde is.

 

Het is belangrijk dat wij heel voorzichtig blijven en ons niet op gevaarlijk pad begeven. Het is heel goed dat onze militairen de instructie hebben gekregen om de acties af te breken bij de minste twijfel over collaterale schade voor de burgers.

 

Het mag nog eens worden gezegd dat de prestaties van onze mensen ter plaatse bijzonder gewaardeerd worden, ook door onze bevolking en ons Parlement.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.15 uur.

La réunion publique de commission est levée à 11.15 heures.