Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique

Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt

 

du

 

Mardi 31 mai 2011

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 31 mei 2011

 

Namiddag

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 15.03 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.

Le développement des questions et interpellations commence à 15.03 heures. La réunion est présidée par M. Siegfried Bracke.

 

De voorzitter: Vragen nrs 4795 en 4796 van mevrouw Galant worden omgezet in schriftelijke vragen.

 

01 Question de M. Laurent Devin à la ministre de l'Intérieur sur "l'augmentation des violences dans les stades de football" (n° 4815)

01 Vraag van de heer Laurent Devin aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de toename van het geweld in voetbalstadions" (nr. 4815)

 

01.01  Laurent Devin (PS): Monsieur le président, madame la ministre, la saison de football 2010-2011 vient de se terminer avec un résultat extraordinaire en Coupe de Belgique. C'est donc l'heure du bilan. Cette saison a été l'occasion de violences. Celles-ci ont-elles été plus ou moins importantes que les autres années? Pouvez-vous me faire part de vos constatations en division 1, dans les autres divisions nationales ainsi qu'en provinciales? Il existe effectivement des systèmes de sécurité, de prévention et de répression dans les stades de division 1 mais il n'en est pas de même dans les autres divisions? Avez-vous pu vous procurer ces chiffres?

 

01.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, les chiffres de la saison 2010-2011 ne sont pas encore complètement enregistrés et analysés. En ce qui concerne la division 1, ces chiffres et cette analyse seront connus lors de la table ronde organisée avec tous les partenaires intervenant dans la sécurité autour des matchs de football. Cette table ronde aura lieu le 16 juin prochain. Sans ces chiffres et le contexte statistique, je ne peux tirer des conclusions pour le moment.

 

Le fait qu'il y ait eu quelques incidents plus visibles dans nos stades comme, par exemple, lors des rencontres Charleroi-Standard, Charleroi-Eupen ou Gand-Standard, n'implique pas nécessairement que la violence a augmenté en totalité.

 

En ce qui concerne la division 2, les chiffres seront disponibles en septembre. Pour les divisions inférieures, il n'y a pas de statistiques disponibles.

 

Il faut donc encore attendre quelques jours pour avoir les premiers résultats.

 

01.03  Laurent Devin (PS): Madame la ministre, je patienterai encore quelques jours. Je reviendrai vers vous après le 16 juin, de manière à ce que vous puissiez nous donner les chiffres, ainsi qu'au mois de septembre pour ce qui concerne la division 2.

 

Y a-t-il une réflexion dans votre ministère par rapport aux divisions inférieures? Envisage-t-on de se procurer ces chiffres en liaison avec l'Union belge? Ou bien, une tentative a-t-elle déjà été faite sans succès? Si vous ne savez pas me répondre aujourd'hui, je ne m'en formaliserai pas et je reviendrai vers vous.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de categorisering en controle van nucleaire transporten" (nr. 4923)

02 Question de M. Kristof Calvo à la ministre de l'Intérieur sur "la catégorisation et le contrôle des transports de matières nucléaires" (n° 4923)

 

02.01  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, tijdens de commissievergadering van 27 april heb ik naar aanleiding van het vervoer van uranium hexafluoride op de Brusselse ring een vraag gesteld. Het antwoord op die vraag heeft mij aangezet tot de vragen vandaag.

 

Opmerkelijk toen was voor mij het vrij hoge aantal nucleaire transporten, dat jaarlijks plaatsvindt. In 2008 ging het om 188 transporten, in 2009 om 152 en in het topjaar 2010 om 233, allemaal nucleaire transporten op het Belgische grondgebied.

 

In uw antwoord toen klonk het als volgt: "Transporten van uranium hexafluoride zijn transporten van kernmateriaal die gecategoriseerd zijn volgens inhoud en natuur van de stof”. U wist toen ook te vertellen dat vervoerders een specifieke vervoersvergunning moeten hebben, dat het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle daarvoor bevoegd is en dat aan die vergunning een aantal specifieke eisen is gekoppeld.

 

Bovendien bleek althans in het concrete geval dat de vergunningshouder het FANC 48 uur voor het vervoer op de hoogte heeft gebracht.

 

Die concrete case prikkelt mijn nieuwsgierigheid en zorgt voor een aantal meer specifieke vragen om zo wat inzicht te krijgen in het beleid inzake nucleaire transporten in ons land.

 

Mevrouw de minister, hoe gebeurt de categorisering volgens inhoud en natuur van de stof concreet? Welke categorieën bestaan er? Kunt u iets meer vertellen over de verdeling van het aantal transporten in 2008, 2009 en 2010 per categorie? Hoe zijn die 188, 152 en 233 transporten verdeeld?

 

Zijn er gegevens over de routes van de transporten? Welke routes worden het vaakst gebruikt?

 

Hoe wordt de afgifte van een specifieke vervoersvergunning georganiseerd? Voor welke periode gelden zulke vergunningen? Moeten ook buitenlandse bedrijven zich specifiek tot het FANC richten voor aanvragen of richten zij zich tot hun nationale regulator?

 

Hoeveel bedrijven genieten een dergelijke vergunning? Is het mogelijk om over de lijst van de bedrijven te beschikken?

 

Moet de vergunningshouder steeds 48 uur voor het vervoer het FANC op de hoogte brengen? Of geldt er een andere deadline voor andere vergunningshouders en was het alleen in het concrete geval 48 uur?

 

Het is toch wel belangrijk dat er niet alleen controle plaatsvindt op administratief niveau, op papieren niveau, maar ook in de praktijk. Organiseert het FANC steekproefcontroles op de aangekondigde routes om de veiligheidsmaatregelen in de praktijk te controleren? Een getuige van het concrete transport meldde mij dat het vervoer plaatsvond zonder zwaailichten, zonder bijkomende veiligheidsmaatregelen. Het is moeilijk om dat na te gaan voor het concrete geval, maar het is wel belangrijk om inzicht te krijgen in de gangbare praktijk van het FANC.

 

Hoeveel controles vinden er plaats? Worden er controles uitgevoerd? Indien neen, waarom niet? Hoe controleert het FANC transporten op hun veiligheid?

 

Als een aantal vragen wat uitgebreider moet worden beantwoord, neem ik met veel plezier genoegen met een schriftelijk antwoord.

 

02.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer Calvo, afhankelijk van de aard van het kernmateriaal, de eventuele verrijkingsgraad en de hoeveelheid wordt het vervoerde kernmateriaal in drie categorieën onderverdeeld, overeenkomstig de tabel in bijlage van de zopas uitgevaardigde wet van 30 maart 2011.

 

Vóór de totstandkoming van de wet was de categorisering ook reeds van toepassing, aangezien België de internationale conventie betreffende de fysieke beveiliging van kernmaterialen heeft ondertekend en geratificeerd.

 

Om veiligheids- en beveiligingredenen in overeenstemming met de voorschriften van artikel 2bis van de wet van 15 april 1994 op de werking van het FANC kan ik niet alle gevraagde gegevens communiceren. Onder andere het aantal categorieën, de transporten per categorie, de details van de routes en de lijst van de erkende vervoerders kunnen onmogelijk worden publiekgemaakt.

 

Wat de kernmaterialen gebruikt in de splijtstofcyclus betreft, zijn er buiten het uraniumhexafluoride ook andere materialen van belang, zoals onder andere uraniumoxide, uraniumdioxide in poedervorm en onder vorm van keramische tabletten, verwerkt tot brandstofelementen. Ik geef u voor de stoffen het aantal wegtransporten schriftelijk mee.

 

In het algemeen zijn de transporten afkomstig uit het buitenland, komen ons land binnen via onder andere de haven van Antwerpen, van waaruit de ladingen verder worden getransporteerd naar de Belgische nucleaire installaties, alsook naar Frankrijk, Duitsland, Nederland en andere Europese landen. Ook in omgekeerde richting verlopen er transporten.

 

Vooreerst moet iedere vervoerder, Belg of buitenlander, een aanvraag indienen bij het FANC om een vervoersvergunning te verkrijgen volgens de voorschriften van hoofdstuk 7 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming tegen ioniserende straling.

 

Er bestaan drie types van vervoersvergunning, elk met een andere geldigheidsduur. De algemene vervoersvergunning voor geregeld vervoer van beperkte hoeveelheden radioactieve stoffen is maximaal vijf jaar geldig, de bijzondere vervoersvergunning voor toevallig vervoer van beperkte hoeveelheden radioactieve stoffen is geldig voor enkele maanden en de speciale vervoersvergunning voor grotere hoeveelheden radioactieve stoffen, splijtstoffen en radioactief afval is geldig voor maximaal drie of vijf jaar.

 

Ten tweede, na een evaluatie van de aanvraag verleent het FANC de vervoersvergunning aan de vervoerder toegekend met specifieke voorwaarden inzake veiligheid en beveiliging in overeenstemming met ARBIS en het ADR, zijnde het Europees verdrag betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg.

 

Het transport vergund via een speciale of bijzondere vergunning, moet aan het FANC ten minste 48 uur voor de uitvoering ervan worden gemeld. Voor de algemene vergunning is er geen verplichting van voorafmelding, maar is men verplicht per maand op te geven welke transporten hebben plaatsgevonden.

 

De maatregelen voor de veiligheid en beveiliging zijn in de vervoersvergunning opgenomen. De voorafmelding is in eerste instantie bedoeld voor de administratieve verificatie door het FANC, de praktische organisatie van een eventuele inspectie en het opleggen van bijkomende veiligheids- of beveiligingsvoorschriften, indien nodig.

 

Het FANC organiseert regelmatig inspecties, controles en audits tijdens de transporten, alsook bij de afzenders, bestemmelingen en vervoerders. De Europese richtlijn 95/50EG van 6 oktober 1995 betreffende uniforme procedures voor de controle op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg voorziet in een controlelijst met verschillende te controleren aspecten, de documenten in het voertuig, de vervoersoperatie en de uitrusting van het voertuig.

 

Die controlelijst wordt ook door het FANC gebruikt. Het FANC publiceert in zijn jaarverslag gegevens over het aantal gecontroleerde voertuigen op jaarbasis. De meeste inbreuken werden vastgesteld op het vlak van uitrusting van de voertuigen, alsook van de begeleidende documenten. Ik geef u de cijfers daarvan schriftelijk mee.

 

Tijdens de zogenaamde compliance audits gaat de aandacht in het bijzonder naar de kwaliteitssystemen bij de vervoerders, de afzenders en de bestemmelingen om het transport te ondersteunen, alsook naar de programma’s inzake stralingsbescherming, die moeten worden toegepast. Er wordt ook geverifieerd op welke wijze kan worden verzekerd dat aan alle reglementaire bepalingen is voldaan.

 

02.03  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, ik dank voor het zeer uitgebreide antwoord, dat veel nieuwe informatie biedt. Wij zullen het met veel aandacht bestuderen. Misschien geven de cijfers meer duidelijkheid. Ik begrijp dat er inbreuken worden vastgesteld. Ik veronderstel dus dat er steekproefcontroles systematisch plaatsvinden in de praktijk op de baan. Ik zie dat uw medewerker ja knikt.

 

02.04 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, men moet stoppen met interpreteren tot iemand iets zegt. De heer Calvo doet dat systematisch. Als men knippert met de ogen, interpreteert hij dat. Ik heb gezegd wat ik heb gezegd. Onze gezichtsuitdrukkingen zijn hier irrelevant.

 

02.05  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, soms is het goed niet voortdurend een zin van een parlementslid te interpreteren. Ik stelde een vraag en uw medewerker leek daar ja op te knikken. Ik wilde daaraan geen interpretatie geven of een polemiek erover opstarten. Ik wilde alleen een informatieve vraag stellen. Is het ja of neen, het komt u toe daarop te antwoorden.

 

02.06 Minister Annemie Turtelboom: Inderdaad, het komt niet aan u toe om te interpreteren wat ik al dan niet knipper.

 

02.07  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, ik denk dat u soms spoken ziet en een al te slecht karakter veronderstelt wanneer een parlementslid probeert zijn job te doen.

 

02.08 Minister Annemie Turtelboom: Hebt u nu benadrukt of er iemand met zijn ogen knipperde of al dan niet ja knikte? Bent u daarmee begonnen?

 

02.09  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Ik vroeg of er steekproefcontroles in de praktijk plaatsvonden.

 

02.10 Minister Annemie Turtelboom: En u zei: "uw medewerker knikt ja dus ik interpreteer dat het juist is." Dit is mijn punt. U mag niet interpreteren wat er wordt geknipperd of geknikt. Mijn schriftelijk en mondeling antwoord geldt.

 

02.11  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Ik wilde het laten vooruitgaan terwijl u met uw mobiele telefoon aan het spelen was, mevrouw de minister.

 

Ten tweede, u geeft aan dat sommige inlichtingen ons niet kunnen worden meegdeeld ingevolge de bepaling in de FANC-wet. Ook dat kijken we na. Ik stel er later eventueel nog bijkomende vragen over, zonder al te ver te gaan in interpretatie en replieken.

 

02.12 Minister Annemie Turtelboom: Dat is heel verstandig.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de akkoorden tussen de NMBS en lokale actoren met het oog op de beveiliging van de stations en de stationsomgevingen" (nr. 4940)

03 Question de M. Tanguy Veys à la ministre de l'Intérieur sur "les accords de la SNCB avec les acteurs locaux pour sécuriser les gares et les abords des gares" (n° 4940)

 

03.01  Tanguy Veys (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, zonder u in de ogen te kijken, wens ik u toch te bevragen over de veiligheidsproblematiek in de stations en de stationsomgevingen. Uw collega, minister Vervotte, heeft in antwoord op een mondelinge vraag in de commissie voor de Infrastructuur, het Verkeer en de Overheidsbedrijven van dinsdag 8 februari, gesteld dat de afbakening van de taken en verantwoordelijkheden op vlak van beveiliging van de stations en de stationsomgevingen enerzijds gebaseerd is op de bevoegdheden die de wet heeft toegekend aan de politiediensten, de veiligheidsdiensten en de interne bewakingsdiensten, en dat anderzijds ook in de circulaire van toenmalig minister Duquesne van 15 april 2002 geprobeerd is om die afbakening praktisch uit te voeren.

 

Ik verneem van minister Vervotte dat die circulaire, volgens de NMBS-Holding, verantwoordelijk voor de veiligheidsdienst bij de NMBS-Group, aan herziening toe zou zijn.

 

Mevrouw de minister, hebt u kennis van die vraag van de NMBS?

 

Bent u zelf van oordeel dat die circulaire aan herziening toe is? Zo ja, op welk vlak? Waarom is dat nu pas het geval? Die circulaire dateert van 2002 en nu is het al 2011.

 

U zult ook wel kennis hebben van een ernstige stijging van het aantal veiligheidsincidenten in stations en de stijging van de criminaliteit in de stations en op de treinen, evenals het aantal gevallen van agressie. Ik denk dus toch dat er mogelijk een actualisering moet komen van die circulaire.

 

Hebt u dienaangaande eventueel al maatregelen genomen? Zo nee, waarom niet?

 

03.02 Minister Annemie Turtelboom: De politiediensten leveren grote inspanningen voor de veiligheid van het openbaar vervoer. De inzet van de politie maakt het voorwerp uit van protocollen tussen mijn departement en de vervoersmaatschappijen De Lijn, TEC en MIVB-STIB, evenals van akkoorden op het lokale niveau tussen de NMBS en de politie.

 

Er is tevens een samenwerking met de Gewesten en op het niveau van de provincies, mede door de inbreng van de dirco’s van de federale politie. Indien nodig overlegt mijn administratie met de bevoegde gewestelijke diensten. Er bestaat inderdaad ook een ministeriële omzendbrief van april 2002, wat betreft de taakverdeling tussen de lokale politie en de federale spoorwegpolitie inzake de veiligheid op het spoorwegnet en in de treinstations. Een werkgroep binnen het departement Binnenlandse Zaken heeft onderzocht of een herziening noodzakelijk was.

 

Eind 2009 werd beslist de huidige taakverdeling tussen de politiediensten niet te herzien, gezien de respectievelijke beschikbare middelen. De omzendbrief van 2002 biedt voldoende operationele garanties. Men kan dus voortgaan met de huidige stand van zaken.

 

03.03  Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik betreur uw oordeel dat de omzendbrief van 2002 niet aan herziening toe zou zijn, vooral op basis van financiële redenen. Wanneer – u bent daarvoor zeer goed geplaatst – men de cijfers op het vlak van criminaliteit van de voorbije jaren erop naslaat, en de incidenten en stakingen die daaruit voortvloeien, dan is een actualisering van die omzendbrief op zijn plaats. Ik hoop dat die er alsnog zal komen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de M. Anthony Dufrane à la ministre de l'Intérieur sur "les vols de métaux" (n° 4960)

04 Vraag van de heer Anthony Dufrane aan de minister van Binnenlandse Zaken over "metaaldiefstallen" (nr. 4960)

 

04.01  Anthony Dufrane (PS): Madame la ministre, quand j'ai déposé ma question, j'étais loin de m'imaginer que l'actualité allait encore porter à notre connaissance une nouvelle et tragique tentative de vol de câbles à Ekeren.

 

Comme nous le constatons régulièrement dans les médias, les vols de métaux continuent de pulluler sur notre territoire. Face à la flambée des prix, quelques individus, et plus généralement des bandes criminelles organisées venues de l'Est, n'hésitent plus à découper des gouttières, à voler des taques d'égout sur la voie publique où, plus couramment, à dérober des câbles de cuivre le long des voies ferrées. Les dommages causés par ces vols dépassent largement les pertes matérielles puisqu'ils sont également d'ordre économique et qu'ils comportent parfois des risques pour la sécurité des citoyens.

 

Afin de lutter contre ces vols, la Chambre a adopté, en décembre 2010, une disposition légale imposant dorénavant à toute personne ou société active dans la récupération, le recyclage et le commerce de vieux métaux ou de métaux précieux, d'identifier les vendeurs de ferraille et de métaux précieux. Cette mesure vise bien évidemment à introduire des mécanismes de contrôle relatifs à la vente de ces métaux et à lutter contre le vol de ceux-ci lorsque les prix flambent.

 

Madame la ministre, qu'en est-il de la mise en œuvre de ces nouvelles dispositions? Des arrêtés royaux d'exécution ont-ils déjà été pris? Devant la hausse croissante de ces vols, mes collègues et moi-même avions déposé naguère une proposition de résolution suggérant au gouvernement de prévoir une augmentation des contrôles effectués par les services de douane belge et les agents de police relevant des parquets compétents. En effet, il ne fait aucun doute qu'une intensification de ces contrôles pourrait endiguer, dans une certaine mesure, les vols de métaux qui touchent quotidiennement les villes, communes, institutions, entreprises et particuliers. Dès lors, madame la ministre, des contrôles plus intensifs ont-ils été organisés par vos services pour lutter contre ces larcins? Depuis qu'il est devenu obligatoire d'identifier les vendeurs de ferraille et de métaux précieux, constatez-vous une diminution des vols de métaux? Le nombre de plaintes reçues par les services de police à ce propos est-il en baisse? Pouvez-vous également me donner les chiffres pour la région de Charleroi? Je vous remercie d'avance pour vos réponses.

 

04.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, cher collègue, à partir du 9 juin 2011, les ferrailleurs seront obligés d'identifier et d'enregistrer les personnes qui vendent leurs métaux. L'arrêté royal qui indique aux ferrailleurs comment remplir leurs obligations d'identification a été publié ce lundi 30 mai au Moniteur belge.

 

Ensuite un arrêté royal concernant les métaux précieux sera pris. L'adoption de cet arrêté royal va de pair avec l'organisation de contrôles ciblés. Il est prévu d'effectuer des contrôles en collaboration avec tous les services d'inspection concernés. En effet, l'approche intégrée du phénomène est ici primordiale.

 

Il revient entre autres au Dirco de la police fédérale de sensibiliser les zones de police locale aux opérations de contrôle des ferrailleurs. C'est en effet à la base, sur le terrain, que la lutte contre le vol organisé commence.

 

Mais au-delà du contrôle policier, la problématique des vols de métaux nécessite une approche multidisciplinaire dans le cadre de laquelle chacun des acteurs se verra conférer un rôle bien précis. Mes services organiseront, dans le courant du mois de juin, une réunion avec les services concernés de l'inspection financière, économique, environnementale et sociale.

 

Les vols de métaux sont directement liés à leur prix. En 2010, le prix du cuivre était en moyenne de près de 6 000 euros/tonne alors qu'il était de 3 700 euros en 2009. Cette hausse fulgurante explique en grande partie les chiffres enregistrés pour les vols de métaux. Ils sont passés de 1 614 en 2009 à 3 676 en 2010. Le cuivre est le métal le plus susceptible d'être volé.

 

Les chiffres concernant les vols de métaux pour la région de Charleroi sont de 362 en 2008, de 179 en 2009 et de 465 en 2010. La plupart des vols sont commis sur des chantiers de construction, particulièrement des chantiers situés le long de voies publiques, et sur des trains de la SNCB.

 

Par ailleurs, la part d'auteurs itinérants impliqués dans ces vols augmente: en 2009, ils représentaient 14,73 % des auteurs, mais la proportion est passée à 24 % en 2010.

 

La police fédérale soutient divers groupes de travail avec les partenaires concernés et organise, entre autres, un meeting annuel avec les partenaires privés et policiers afin de stimuler une approche efficace du phénomène.

 

Pour lutter contre le phénomène des vols de métaux, le ferrailleur est obligé d'identifier et d'enregistrer le vendeur. Le but de cette mesure est d'une part, de permettre aux services de police d'effectuer des contrôles des ferrailleurs et d'autre part, d'avoir un effet dissuasif.

 

Cette mesure n'a pas manqué sa cible car s'il est exact qu'en 2009, le nombre de vols a baissé en partie suite à la diminution du prix des métaux, il convient de remarquer que cette baisse était bien plus importante que prévu et dépassait la seule diminution du prix. L'obligation d'identification qui était en vigueur en 2009 a clairement eu un effet positif.

 

Par ailleurs, mon administration a reçu à plusieurs reprises un feedback des services de police, selon lequel cette réglementation représentait un important levier dans la lutte contre le vol de métaux. Un enregistrement des transactions permet en effet de démarrer des enquêtes de manière ciblée.

 

04.03  Anthony Dufrane (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.

 

Je pense que je n'ai pas eu de réponse au sujet des contrôles de la police ou des services financiers de la douane volante depuis la proposition de résolution de l'année passée.

 

Je vous félicite pour votre initiative en ce qui concerne l'identification des vendeurs. Mais même si c'est une bonne chose, je pense que cela n'arrêtera pas tout le monde. En outre, les matériaux volés peuvent être vendus dans des pays où il n'y a pas de contrôle, en Allemagne par exemple. Il serait donc intéressant de coordonner la lutte avec les pays voisins et avec les douanes volantes.

 

De plus en plus souvent, dans les centres de recyclage qui demandent l'identité des vendeurs, se présentent des personnes qui "louent" leur identité. Il pourrait être également intéressant de contrôler ces fraudes à la carte d'identité.

 

Je vous remercie de prendre cette problématique à bras-le-corps. À titre d'exemple, ces plus de 700 vols sur une année ont engendré plus de 32 000 minutes de retard pour la SNCB. C'est donc bien une question d'intérêt public.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de strategienota van het FANC inzake de ontmanteling van kerncentrales" (nr. 4981)

05 Question de M. Kristof Calvo à la ministre de l'Intérieur sur "la note stratégique de l'AFCN sur le démantèlement des centrales nucléaires" (n° 4981)

 

05.01  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, wij hebben al in een aantal commissievergaderingen van gedachte gewisseld over het LTO-rapport, de nota Long Term Operation, van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. Het FANC maakte deze analyse omdat deze ontslagnemende regering, toen zij nog de volheid van bevoegdheid had, van plan was de drie oudste kerncentrales, Doel 1, Doel 2 en Tihange 1, langer open te houden. De LTO-nota moet nagaan welke investeringen nodig zijn om dat op een zo veilig mogelijke manier te doen.

 

Wij hebben over de LTO-nota al eerder vragen gesteld. Wij hebben vastgesteld dat de veiligheidsgegevens voorlopig niet ter beschikking van het Parlement worden gesteld.

 

Ik heb de moeite gedaan om het advies van de Wetenschappelijke Raad voor Ioniserende Stralingen bij de strategienota door te nemen. Ik stuitte op een opmerkelijke aanbeveling van de wetenschappelijke raad in zijn advies over de LTO-nota: “De raad pleit er eveneens voor dat het agentschap”, het FANC, “naast de eventuele long term operation zich ook voorbereid op het alternatief.“ Hiermee wordt bedoeld het alternatief zoals dat geformuleerd is in de wet op de kernuitstap, namelijk de ontmanteling van de centrales. Het FANC zou daarvoor een soortgelijke en een even uitgebreide strategienota voor moeten ontwikkelen. Dat is de analyse van de wetenschappelijke raad.

 

De aanbeveling werd geformuleerd in september 2009. Het is een aanbeveling waarin ik mij kan terugvinden. Het lijkt mij logisch dat het agentschap niet alleen speculeert over de plannen van de regering, maar ook kijkt naar de wettelijke bepalingen die op dat moment gelden.

 

Mevrouw de minister, ik kom tot mijn vragen.

 

Hoe is het FANC omgesprongen met dit advies van de wetenschappelijke raad? Niet de fractie Ecolo/Groen! vraagt dat, maar de wetenschappelijke raad, waar het FANC in principe toch enige empathie voor moet hebben en die het niet zomaar naast zich kan neerleggen.

 

Is er een strategienota voor het alternatieve scenario, conform de wet op de kernuitstap? Zo ja, is het mogelijk die nota in te kijken? Zo nee, waarom werd er voor dit scenario geen strategienota uitgewerkt? Is dat niet nodig, of werd dat scenario als zeer onwaarschijnlijk beschouwd?

 

Mijn volgende vragen zijn wat abstracter en staan los van het idee van de strategienota – het is geen fetisj.

 

Hoe bereidt het FANC zich voor op de ontmanteling van de kerncentrales? Worden deze werkzaamheden versneld nu een onmiddellijke sluiting na een negatieve stresstest niet uit te sluiten valt? U hebt zelf gezegd dat dit één van de vier mogelijke scenario’s is.

 

Alvast bedankt voor uw antwoord, mevrouw de minister.

 

05.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Calvo, het FANC heeft in 2005, dus lang voor de totstandkoming van de LTO-strategienota, zijn visie op de ontmanteling van nucleaire installaties voorgelegd aan de Wetenschappelijke Raad voor Ioniserende Stralingen. Deze visie werd vertaald in een interne nota van het agentschap. De vraag van de wetenschappelijke raad uit 2009 om een strategienota op te stellen over de ontmanteling van de kerncentrales moet dan ook worden begrepen als een vraag om actualisering en updating van deze nota.

 

Indien er alsnog wordt besloten om de drie oudste kerncentrales in 2015 stop te zetten, zal het FANC erop toezien dat de nodige maatregelen worden genomen om de installaties in een veilige toestand te brengen in afwachting van de ontmanteling.

 

Hoewel er nog geen definitieve beslissing is genomen met betrekking tot de drie oudste centrales in ons land, bereidt het FANC zich op verschillende manieren op de toekomstige ontmanteling van kerncentrales.

 

Vooreerst moet worden verduidelijkt dat de ontmanteling van een nucleaire centrale in België zeker geen nieuw gegeven is. Voor de ontmanteling van een nucleaire inrichting van klasse 1 moet bij het FANC een vergunningsaanvraag worden ingediend in toepassing van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen.

 

In het kader van deze vergunningsprocedure zullen de veiligheids- en milieuaspecten van de ontmanteling door het FANC en zijn technisch filiaal Bel V worden geëvalueerd.

 

De afgelopen jaren werden verschillende vergunningsaanvragen voor de ontmanteling van nucleaire centrales behandeld, zoals de MOX-fabriek van Belgonucleaire, de Eurochemic-installatie van Belgoprocess en de BR3 van het SCK. Hierbij werd de nodige ervaring opgebouwd door het FANC.

 

Het FANC is lid van verschillende internationale werkgroepen inzake ontmanteling, zoals bijvoorbeeld de werkgroep Waste and Decommissioning van WENRA, de Europese groep van nucleaire regulatoren. Deze werkgroep heeft specifieke voorschriften uitgewerkt inzake de ontmanteling van nucleaire centrales.

 

Het FANC is ook raadgevend lid van de nationale commissie die toeziet op de provisievorming voor de ontmanteling van de kerncentrales.

 

Het FANC heeft de nodige initiatieven opgestart om de Belgische regelgeving aan te vullen met specifieke veiligheidsvoorschriften inzake ontmanteling.

 

Een regelgevingproject loopt en moet uitmonden in de publicatie eind 2012 van een koninklijk besluit met bijkomende veiligheidsvoorschriften voor het stopzetten, ontmantelen en uiteindelijk declasseren van een nucleaire installatie.

 

Deze strategienota inzake ontmanteling, gevraagd door de Wetenschappelijke Raad voor Ioniserende Stralingen, kan door het FANC het best worden aangevat nadat deze nieuwe regelgeving met veiligheidsvoorschriften tijdens de ontmanteling in werking is getreden.

 

05.03  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik stel vast dat u en het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle overgaan tot een interpretatie van de aanbevelingen van de Wetenschappelijke Raad voor Ioniserende Stralingen. De wetenschappelijke raad zegt niet dat hij een actualisering vraagt van de interne nota die hem in 2005 bezorgd is. De wetenschappelijke raad schrijft letterlijk: “Wij vragen een gelijkaardige strategienota betreffende de ontmanteling van de Belgische kerncentrales.” U houdt er de interpretatie op na dat zij vrede nemen met de actualisering van de interne nota.

 

Voorts is het goed dat er een aantal nieuwe wetgevende procedures in de pijplijn zitten. Wij kijken ernaar uit.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de onverenigbaarheidsregels die gelden voor het FANC en voor andere overheidsinstanties uit de nucleaire sector" (nr. 4991)

06 Question de M. Kristof Calvo à la ministre de l'Intérieur sur "les règles en matière d'incompatibilité applicables à l'AFCN et à d'autres organismes publics du secteur nucléaire" (n° 4991)

 

06.01  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, in de vorige legislatuur en ook al eerder heeft het Parlement zich vastgebeten in de werking van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. Dat resulteerde onder meer in een resolutie van de Kamer over die werking, document nummer 52-25/3 van 29 april 2010, een relatief recente resolutie met een aantal aanbevelingen.

 

Een tijdje geleden waren er vertegenwoordigers van het FANC aanwezig in de subcommissie voor de Nucleaire Veiligheid. Wij hebben hen de jongste tijd zelfs heel vaak op bezoek gehad, wat volgens mij een goede zaak is.

 

Tijdens een van die bezoeken werd er ons een update bezorgd van de uitvoering van de resolutie: waar staan we vandaag; hoe werden de door de Kamer geformuleerde aanbevelingen geïmplementeerd.

 

Bij de aanbevelingen in de resolutie over de onafhankelijkheid van de regeringscommissarissen, onafhankelijk die mij na aan het hart ligt, formuleert het FANC de volgende commentaar. Ik citeer om niet over te gaan tot enige interpretatie: "Naar aanleiding van de benoeming van de leden van de raad van bestuur van het FANC heeft de Ministerraad op 2 oktober 2009 beslist om de onverenigbaarheidsregels te onderzoeken die gelden voor de bestuursleden van het Agentschap en deze van andere overheidsinstanties uit de nucleaire sector, waarbij naast NIRAS en Belgoprocess, ook het SCK en het IRE worden bedoeld. Het Agentschap juicht deze structurele aanpak toe, maar wacht nog steeds op de uitslag van het onderzoek door de Ministerraad."

 

In dezelfde publicatie wijst het FANC ook op de toekomstige omzetting van Europese richtlijn 2009/71/Euratom van 25 juni 2009 tot vaststelling van een communautair kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties. Die richtlijn zou moeten zijn omgezet tegen juli 2011.

 

Mevrouw de minister, de update van het FANC roept bij mij de volgende vragen op. Ten eerste, wat is het resultaat van het onderzoek dat door de Ministerraad van 2 oktober 2009 werd aangekondigd aangaande de onverenigbaarheidsregels? Klopt de communicatie van het FANC dat dat onderzoek voorlopig nog niets heeft opgeleverd?

 

Ten tweede, welke bijkomende initiatieven hebt u dan wel genomen om te anticiperen op onverenigbaarheden en belangenvermenging bij bestuurders van het agentschap? Transparantie en ethiek zijn heel erg belangrijk in een sector als de nucleaire wereld.

 

Ten derde, wanneer zal de Europese richtlijn, waar ik zonet naar verwees, worden omgezet? Welke aanpassingen aan de Belgische wetgeving vereist die richtlijn? Zult u bij de omzetting van die richtlijn striktere onverenigbaarheidsregels voorstellen?

 

Ten vierde, kunt u een overzicht geven van de bestuurders en de regeringscommissarissen van het FANC de afgelopen vijf jaar?

 

06.02 Minister Annemie Turtelboom: Gelet op het feit dat de regering in lopende zaken is, werd er tot op heden geen uitvoering gegeven aan de beslissing van de Ministerraad van 2 oktober 2009 om de problematiek van de eventuele onverenigbaarheden met betrekking tot de mandaten in de overheidsinstellingen in de nucleaire sector te onderzoeken. De regering nam de beslissing toen zij in het FANC nieuwe bestuurders aanstelde.

 

Door het aannemen van een resolutie over de werking van het FANC op 29 april 2010 heeft de Kamer zelf een evaluatie gemaakt. De resolutie beperkt zich tot het mandaat van de regeringscommissaris bij het FANC, doch ik ben er voorstander van om dezelfde houding aan te nemen ten opzichte van andere mandaten in de raad van bestuur van het FANC, die van voorzitter of gewoon bestuurder.

 

De regeringscommissaris heeft ondertussen zelf het initiatief genomen om aan de situatie van de onverenigbaarheden een einde te maken door ontslag te nemen bij het FANC. In lopende zaken kan ik daar echter geen uitvoering aan geven. Ook een ander bestuurder in een gelijkaardige positie heeft om dezelfde reden ontslag genomen.

 

Het FANC heeft zelf maatregelen genomen om belangenconflicten te voorkomen. Volgende passage werd genomen in het governance charter van de raad van bestuur. Ik citeer: "Gelet op de onverenigbaarheden van artikel 38 van de wet en gelet op de vereisten van de onafhankelijkheid en objectiviteit waarmee een lid van de raad van bestuur zijn taak als bestuurder bij het FANC dient waar te nemen, is het een lid van de raad in beginsel niet toegestaan om opdrachten van het FANC uit te voeren die buiten zijn normale bestuursmandaat vallen en aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van tegenstrijdige belangen in hoofde van betrokken bestuurder. Het lid dat zich in een situatie van belangenconflict bevindt, onthoudt zich van elk contact met enig ander lid van de raad van bestuur omtrent de kwestie waaromtrent in zijn hoofde een belangenconflict bestaat. Het niet respecteren van deze bepaling kan aanleiding geven van een schorsing en dit op vraag van tweederde van de leden van de raad van bestuur.”

 

In het kader van de omzetting van de richtlijn 2009/71/Euratom van 25 juni 2007 inzake nucleaire veiligheid heeft het FANC mij enkele regelgevende initiatieven voorgesteld, waaronder een voorontwerp van wet om het beginsel van de primaire verantwoordelijkheid van de nucleaire exploitant voor de veiligheid van zijn centrale een wettelijke grondslag te geven. De voorstellen worden momenteel bekeken.

 

Uit het Europees overleg over de omzetting van de richtlijnen is gebleken dat niet alle bepalingen een omzetting naar nationaal recht behoeven. De nagestreefde functionele scheiding is hiervan een voorbeeld. Door die  scheiding kan de minister die Energie in zijn bevoegdheid heeft, niet tegelijkertijd voogdijminister zijn van het FANC.

 

De voorbije vijf jaar werden er vier koninklijke besluiten uitgevaardigd om bestuurders bij het FANC te benoemen of te ontslaan. Het gaat om Jan Machiels, Pierre Tonon en Nele Roobrouck. Via het koninklijk besluit van 14 april 2009 werd de huidige ontslagnemende regeringscommissaris bij het FANC aangesteld.

 

06.03  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord. Ik heb een aantal bedenkingen.

 

Ik wil geen spijkers zoeken op laag water, maar er is enige tijd overheen gegaan tussen de beslissing van de Ministerraad om de onverenigbaarheidregels te onderzoeken en de val van de regering.

 

Als ik u goed begrepen heb, draagt het uw voorkeur weg om de aanbevelingen die door de Kamer zijn geformuleerd, ook van toepassing te maken op andere bestuurders. Ik ben blij dat te horen, maar u geeft zelf aan dat we daar nog heel ver af staan, zeker als men de situatie van de regeringscommissarissen ziet, een situatie die eerder tot stand is gekomen. De benoeming als bestuurder van NIRAS is al ouder dan die van Belgoprocess als ik mij niet vergis.

 

Ten derde merk ik op basis van heel wat parlementaire vragen dat er heel wat regelgevende voorstellen met betrekking tot nucleaire veiligheid in de pijplijn zitten. De situatie van lopende zaken maakt het er niet eenvoudiger op. Ik kijk wel uit naar een aantal echte politieke debatten over wat het agentschap moet zijn en hoe we naar het wetgevend kader kijken post Fukushima.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 4992 van mevrouw Dierick is uitgesteld.

 

07 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de erkenning van de lange droogteperiode als nationale ramp voor de landbouw" (nr. 5008)

07 Question de M. Peter Logghe à la ministre de l'Intérieur sur "la reconnaissance de la longue période de sécheresse comme catastrophe nationale pour l'agriculture" (n° 5008)

 

07.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, mijn vraag komt natuurlijk op de verkeerde dag. Ik schreef dat elke dag zonder regen een verloren dag is voor de landbouwbouwers. Vandaag heeft het dus wel geregend, maar in deze maand mei zorgt de droogte voor kopzorgen bij de landbouwers.

 

In verschillende regio's wordt nu al geklaagd dat de gewassen nooit tot normale wasdom zullen komen, en dus geen of onvoldoende grote vruchten zullen dragen. Het zomerrendement is nu al helemaal onderuit gehaald. Het is dus een nationale ramp voor de landbouwers, die nu al stilaan in de richting van het Rampenfonds aan het kijken zijn. De schade zou volgens experts – de zakenkrant De Tijd heeft dat uitgebracht – nu, eind mei, al ongeveer 80 miljoen euro bedragen.

 

Ik heb de volgende vragen.

 

Ten eerste, zijn de eerste formele stappen al gezet om deze lange periode van droogte als een ramp te laten erkennen? Zijn er al schadedossiers of aanvragen binnen?

 

Ten tweede, zo niet, hoelang wacht men vooraleer een langdurige periode van droogte als een nationale ramp wordt erkend? Bestaan er daarvoor regels of algemeen erkende indicatoren?

 

Ten derde, op basis van welke overwegingen wordt beslist om een droogtefenomeen, zoals wij het nu meemaken,  als een ramp te erkennen? Wordt er gekeken naar de totale mogelijke schadelast? Wordt er gekeken naar het verwachte aantal schadelijders of speelt de politieke druk in een bepaald dossier een rol? Wat is de economische impact van de schade?

 

07.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Logghe, er bestaan twee soorten schadelijke feiten waarvoor men een financiële tegemoetkoming kan bekomen.

 

Volgens de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen zijn dit algemene rampen en landbouwrampen.

 

Landbouwrampen zijn rampen die belangrijke en algemene vernielingen hebben teweeggebracht aan gronden, teelten of oogsten. De erkenning van een landbouwramp behoort tot de bevoegdheid van de minister van Landbouw.

 

07.03  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, dat is een bijzonder kort antwoord. Ik zal aan de minister van Landbouw laten vragen hoe het met de zaak verder zit.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de uitvoering van stresstests" (nr. 5022)

08 Question de M. Kristof Calvo à la ministre de l'Intérieur sur "la réalisation de stress tests" (n° 5022)

 

08.01  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, er is nog geen volledig formeel akkoord over de inhoud van de stresstests. Op Europees niveau is er een werkgroep rond een aantal criteria. In eigen land is er ook nog het parlementair debat dat morgen in deze commissie zal worden voortgezet.

 

Los daarvan heeft het FANC in elk geval al een document met Belgian Stresstest Specifications aan de exploitanten bezorgd.

 

Wij kunnen samen vaststellen dat de uitvoering van de stresstest dichterbij komt. Daar loeren ook Europese deadlines om de hoek.

 

Op basis van wat ik voorlopig heb kunnen lezen en horen, stel ik vast dat een relatief belangrijke rol bij de uitvoering van de stresstest voor de exploitanten zelf is weggelegd.

 

Zij zullen in een eerste fase, de pre-assessment period in de communicatie van de Europese Commissie, op basis van bestaande studies leer ik uit een antwoord van de heer De Roovere, directeur-generaal van het FANC, een analyse opmaken om het dan aan de nationale regulator bij ons, het FANC, ter beschikking te stellen.

 

In laatste instantie komt er een peer review team op de proppen. Ik heb begrepen dat er nog een stevige politieke discussie woedt over hoe dat Europese team zal worden samengesteld. Ik ben benieuwd hoe de pro-nucleaire landen op die discussie zullen wegen.

 

Er rijzen dus nog een aantal vragen over de modaliteiten van de praktische uitvoering van de test, bijvoorbeeld over wie de financiering van de test op zich zal nemen.

 

Tegelijkertijd rijst de vraag tijdens de hoorzittingen of het FANC over voldoende personeel, tijd en middelen beschikt om de test uit te voeren en of bijkomende analyses uit te voeren als bijvoorbeeld het Parlement hen daarom zou verzoeken.

 

Mevrouw de minister, is er al een duidelijke kalender voor de uitvoering van de stresstest? Wie draagt welke verantwoordelijkheid op welk moment? Ik denk dat het goed is om daarover geen misverstand te laten bestaan. Men moet de rol van de exploitanten niet belangrijker maken dan nodig.

 

Wat is de specifieke takenverdeling tussen de exploitant, het FANC en het peer review team?

 

Beschikt het FANC over voldoende personeel en middelen om de tests uit te voeren in combinatie met haar bestaand takenpakket? U weet dat een aantal taken, het LTO-rapport en MYRRHA, voor ons niet meteen prioritair is.

 

Is er al een inschatting van de financiële impact van de tests gemaakt? Wie zal de tests financieren? Lijkt het niet logisch dat ook de exploitanten ook daar een duit in het zakje doen?

 

08.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, de kalender die is afgesproken in Europees verband in het raamr van het ENSREG en die door Europees commissaris Oettinger volmondig werd bijgetreden is ook van toepassing op de Belgische kerncentrales. De draftversie van de Belgische stresstest specifications die op 17 mei werd verzonden aan de uitbater van de kerncentrales bevat reeds deze kalender.

 

Voor alle duidelijkheid zal ik het nog eens herhalen. De startdatum van de evaluatie is vastgesteld op 1 juni. Op 15 juni moet de operator een voortgangsverslag indienen bij het FANC. Tegen 15 september wordt van het FANC een verificatie verwacht van het voortgangsrapport van de operator. Tegen 31 oktober dient de operator zijn eindverslag klaar te hebben. Tegen 31 december moet het FANC zijn analyse afronden van het ingediende eindverslag.

 

De timing is bijzonder strikt. Op basis van de nationale voortgangsrapporten zal de Europese Commissie met de steun van het ENSREG de Europese Raad van 9 december informeren. Tegen de Raad van juni 2012 zal er een geconsolideerd verslag ter beschikking zijn.

 

Ik kan u bevestigen dat het FANC samen met Bel V over het nodige personeel, middelen en expertise beschikt om de evaluatie van de stresstests met succes uit te voeren zoals gepland. De kosten verbonden aan deze oefening worden gedragen door de deelnemende partners aan het evaluatieproces zoals Electrabel voor het uitvoeren van de evaluaties en de rapportering aan het FANC en het FANC voor de verificatie van de deugdelijkheid van deze rapportering en het formuleren van zijn eindconclusies.

 

De prestaties van het FANC worden indirect door de operator gefinancierd via de heffingen die door de wetgever ten bate van het agentschap zijn vastgesteld.

 

In verband met de peer reviews, het team zal steeds samengesteld zijn uit specialisten uit alle Europese kernlanden en eventueel ook andere EU-lidstaten als zij dat willen. De specialisten uit het land waarvan men de stresstests verifieert zullen echter niet mogen deelnemen aan de evaluatie van deze tests in hun eigen land. Op die manier wordt de onafhankelijkheid van de peer review gegarandeerd. Zo wordt in België de stresstest geverifieerd door zowel het FANC als peer review teams waarvan de Belgische specialisten geen deel mogen uitmaken.

 

08.03  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik stel samen met u vast dat dit een zeer krappe timing is, wat de oefening niet zo evident maakt. Er moet mij toch iets van het hart, en het is geen steen die ik naar u werp. Ondertussen zijn wij bijna 2,5 maanden verder en het debat is nog niet gesloten, bediscussieerd op Europees niveau. Waarover moet die stresstest gaan?

 

Men komt dan in de heel erg cynische situatie terecht waarin er langer gezocht wordt naar een politiek compromis over wat wij willen weten over nucleaire veiligheid dan dat er wordt gepeild naar de nucleaire veiligheid. Dat is toch iets dat mij vandaag van het hart moet, zeker als het argument van de krappe timing, bijvoorbeeld ook ten aanzien van onze fractie, wordt gebruikt om het ambitieniveau van die stresstests te downsizen.

 

Ik heb nog twee andere opmerkingen, die wat positiever zijn, want wij zijn constructief, mevrouw de minister. Het is goed dat de exploitanten althans voor een deel de financiële lasten op zich nemen.

 

Het feit dat zeker de Belgische specialisten geen deel kunnen uitmaken van de peer review teams is een goede zaak, alleen is nog maar vraag wie die internationale experts zullen zijn.

 

Als het experts zijn van de andere nationale regulatoren, is de kans vrij onwaarschijnlijk dat ze erg veel appetijt zullen hebben om hun collega’s terug te fluiten met wie ze rond de WENRA-tafel of de ENSREG-tafel zitten, met wie ze soms een geschiedenis in de sector delen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 5028 van mevrouw Van Cauter wordt uitgesteld.

 

09 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het FAST van de federale politie" (nr. 5029)

09 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu à la ministre de l'Intérieur sur "le FAST de la police fédérale" (n° 5029)

 

09.01  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de minister, vorig jaar heeft het FAST van de federale politie 263 voortvluchtige criminelen opgespoord en ingerekend. Dat is het hoogste aantal van de afgelopen tien jaar. De stijging is volgens de politie te danken aan de goede samenwerking tussen de verschillende politiediensten, niet alleen op nationaal, maar ook op internationaal niveau.

 

Meer dan de helft van de opgespoorden was veroordeeld voor moord of moordpoging, verkrachting en drugshandel. 90 van de 263 arrestaties gebeurden in ons land. De favoriete andere landen om onder te duiken waren Frankrijk, Nederland, Spanje, Roemenië en Duitsland. Toch is het FAST, dat 10 jaar bestaat en in die tijd zowat 1 200 mensen heeft opgespoord, nog steeds op zoek naar 1 140 andere veroordeelden. Dat was de stand van zaken begin dit jaar.

 

Het gaat om personen die door de rechter veroordeeld zijn tot straffen boven de drie jaar. Veel van die veroordeelden gaan ervandoor, vooraleer zij in de gevangenis opgesloten kunnen worden. Zij verstoppen zich veelal in het buitenland. Als het parket beslist om die mensen internationaal te seinen, dan is het de taak van het FAST om hen te gaan zoeken en te vinden. Na hun veroordeling heeft het FAST in de meeste gevallen tien jaar om hen terug te vinden. Na 10 jaar verjaart de veroordeling en gaan de veroordeelden vrijuit. Daarnaast behandelt het FAST ook enkele dossiers van criminelen die in het buitenland veroordeeld zijn en zich in ons land schuilhouden.

 

De wet geeft het gerecht en de onderzoekers allerlei bijzondere onderzoeksmogelijkheden in de jacht op verdachten van zware misdrijven. Zodra die verdachten veroordeeld zijn en op de vlucht slaan, mogen er echter geen bijzondere onderzoeksmogelijkheden meer worden gebruikt om hen in de gevangenis te krijgen, dus geen telefoontap, geen doorgedreven observatie, geen informatieverzameling bij een informant enzovoort. Men zegt mij dat vergelijkbare diensten in het buitenland over meer middelen beschikken om hun werk te doen.

 

Ten eerste, van hoeveel dossiers is het FAST momenteel in kennis gesteld en hoeveel daarvan worden momenteel door het FAST behandeld?

 

Ten tweede, welke maatregelen, los van de extra middelen die vanuit Justitie aan het FAST zouden kunnen worden bezorgd, kunnen vanuit Binnenlandse Zaken worden overwogen om de werking van het FAST nog te verbeteren?

 

09.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw Lahaye, sinds de oprichting van het FAST in 1999 heeft het team een groot aantal dossiers van voortvluchtigen ontvangen van het openbaar ministerie. Daarvan staan er momenteel nog 1 232 open.

 

Ik geef een overzicht per jaar van het aantal nieuwe dossiers dat het FAST ontving sinds 2005: 247 in 2005, 286 in 2006, 318 in 2007, 324 in 2008, 416 in 2009 en 563 in 2010. U stelt dus een systematische stijging van het aantal dossiers vast.

 

Momenteel bereidt het College van procureurs-generaal een rondzendbrief voor omtrent het thema strafuitvoering. Mijn diensten gaan na in welke mate mijn steun aan die rondzendbrief de realisatie op het terrein kan optimaliseren.

 

Het is evident dat de nodige middelen, zowel op het vlak van het personeel als van de financiën, ter beschikking worden gesteld van het FAST. U begrijpt dat er in de huidige budgettaire toestand keuzes gemaakt moeten worden bij de bepaling welke diensten er prioritair worden versterkt. Ik denk daarbij aan de gerechtelijke diensten als ViCLAS en de labo’s.

 

Uit de positieve resultaten blijkt dat het FAST actueel over een aanvaardbare capaciteit beschikt. Ik wijs er trouwens op dat de buitenlandse politiediensten de organisatiestructuur en de manier van werken van het FAST hebben overgenomen. In het raam van een evaluatierapport van 19 maart 2007 inzake het Europees aanhoudingsmandaat, besteld door de Europese Commissie, werden er aanbevelingen geformuleerd om in ieder land een gelijkaardig team op te richten.

 

Het FAST heeft vorig jaar tijdens het Europees Voorzitterschap het Europees netwerk NFAST opgericht, zijnde 27 national fugitive contactpunten, die de opsporing van voortvluchtigen op internationaal niveau nog performanter zullen maken. Wij zullen dat op Europees vlak verder blijven ondersteunen, mede in het licht van de nakende rondzendbrief en het belang dat mag worden gehecht aan een optimale strafuitvoering. De capaciteitskwestie zullen we dan voortdurend evalueren.

 

09.03  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

De cijfers spreken voor zich. Het laatste cijfer dat u genoemd hebt, is meer dan 500 nieuwe dossiers, dus 500 veroordeelden ontsnappen aan hun bestraffing.

 

Strafuitvoering is inderdaad heel belangrijk. Het FAST komt aan het einde van de ketting. Het begin van de ketting zijn de politiediensten die onderzoek voeren en personen die misdrijven plegen, opsporen, waarna Justitie verdergaat.

 

Aan het einde van de ketting, als de straf is uitgesproken, moet ze kunnen worden uitgevoerd. Vandaar het belang van het FAST, dat volgens mij goede resultaten boekt, maar dat, zoals u aangeeft, optimaal moet worden ondersteund.

 

Ik zal het dossier blijven opvolgen, evenals de rondzendbrief die wordt voorbereid, om ervoor te zorgen dat het team optimaal kan werken en dat het alle middelen die het nodig heeft om de veroordeelden op te sporen, ook kan gebruiken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.02 uur.

La réunion publique de commission est levée à 16.02 heures.