Commission
de la Santé publique, de l'Environnement et du Renouveau de la Société |
Commissie voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu en de
Maatschappelijke Hernieuwing |
du Mardi 31 mai 2011 Matin ______ |
van Dinsdag 31 mei 2011 Voormiddag ______ |
La séance est ouverte à 10.22 heures et présidée par Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers.
De vergadering wordt geopend om 10.22 uur en voorgezeten door mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers.
01 Vraag van mevrouw Reinilde Van Moer aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de klachten bij de arbeidsrechtbank vanwege geweigerde OCMW-steun" (nr. 4584)
01 Question de Mme Reinilde Van Moer au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "les plaintes déposées auprès du tribunal du travail pour refus d'aide du CPAS" (n° 4584)
01.01 Reinilde Van Moer (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, het aantal personen dat bij de arbeidsrechtbank klacht indient vanwege geweigerde OCMW-steun gaat in sterk stijgende lijn. In 2010 vochten 907 klanten van het Antwerpse OCMW om die reden een beslissing aan. Het jaar voordien waren ze nog maar met 486. Het gaat hier dus in één jaar tijd om bijna een verdubbeling.
Het OCMW kan een aanvraag tot steun weigeren om verschillende redenen. Zo moet de aanvrager beschikken over de basiskennis van, natuurlijk in het Antwerpse geval, het Nederlands en moet hij of zij voldoende werkbereidheid tonen. De arbeidsrechtbank hield hier duidelijk rekening mee, aangezien 85 % van de klachten in het ongelijk werden gesteld.
Bent u op de hoogte van die stijgende cijfers?
Wat is uw standpunt betreffende deze problematiek en hebt u een richtlijn uitgevaardigd?
Is er een gelijkaardige evolutie vast te stellen bij andere OCMW's, of blijft het fenomeen beperkt tot Antwerpen?
Zijn er verschillen vast te stellen tussen de verschillende gewesten?
01.02 Staatssecretaris Philippe Courard: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Van Moer, in antwoord op uw vraag kan ik u alleen maar melden dat ik niet over dergelijke cijfergegevens beschik. Ik kan dan ook geen uitspraken doen over vergelijkingen of evoluties.
Het OCMW beslist autonoom om steun toe te kennen en dat op basis van een sociaal onderzoek.
De beslissing over de steunaanvraag gebeurt schriftelijk. Ze dient voldoende gemotiveerd te worden. Ze bevat zowel de juridische als de feitelijke argumenten.
Een beroep tegen een eventuele negatieve beslissing is inderdaad mogelijk bij de arbeidsrechtbank.
01.03 Reinilde Van Moer (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, het is spijtig dat er geen gegevens beschikbaar zijn van het aantal officieel afgewezen aantal klachten. Het feit dat echter zo veel klachten worden afgewezen en ook bij de arbeidsrechtbank in het gelijk worden gesteld, wijst er toch op dat de mensen die een aanvraag doen bij het OCMW misschien beter moeten worden begeleid om zo het aantal klachten te doen dalen. Misschien moet met het oog op een betere aanpak daarvan toch ooit eens een richtlijn verschijnen.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Reinilde Van Moer aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de oorzaken van het stijgend aantal leefloonstudenten" (nr. 4603)
02 Question de Mme Reinilde Van Moer au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "les causes de l'augmentation du nombre d'étudiants bénéficiant du revenu d'intégration" (n° 4603)
02.01 Reinilde Van Moer (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, onlangs ondervroeg ik u naar aanleiding van het stijgend aantal studenten dat een leefloon uitgekeerd krijgt. Ik gaf daarbij aan dat er opmerkelijke verschillen te noteren vallen tussen de aantallen in de verschillende gewesten, waarbij het aantal leefloonstudenten significant hoger ligt in Wallonië.
U gaf mij toen een wel zeer kort antwoord waarin u geen verklaring gaf of achterliggende oorzaken probeerde te duiden. Enkel gaf u als antwoord dat ook het aantal gewone leefloontrekkers in Wallonië hoger ligt. Dat moest volstaan als verklaring en daarmee was de zaak gesloten.
Het daaropvolgende weekend sprong ook de pers op de cijfers die wij naar buiten hadden gebracht en meteen leek de problematiek toch aan belang te winnen. U kondigde op 7 mei in de pers plotsklaps aan dat u een studie besteld had om toch de oorzaken van het stijgend aantal leefloonstudenten te achterhalen.
Mijnheer de staatssecretaris, waarom gaf u niet eerder aan een studie te bestellen om de oorzaken te achterhalen, of is dat pas gebeurd naar aanleiding van mijn vraag?
Wie zal de studie uitvoeren en wat is de precieze scope van dat project?
Worden OCMW's nu reeds gecontroleerd omtrent het toekennen van leeflonen?
Bestaat er een benchmarking tussen de verschillende OCMW's aangaande de toekenningsprocedures? Zo ja, dan verneem ik graag de resultaten van dat onderzoek.
02.02 Staatssecretaris Philippe Courard: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Van Moer, in antwoord op uw vraag kan ik het volgende meedelen.
Uw vorige vraag peilde naar de verschillen tussen de gewesten. Ik heb inderdaad een wetenschappelijke studie besteld over studenten en het recht op maatschappelijke integratie en financiële maatschappelijke hulp.
Op basis van de evaluatie van de ontvangen offertes werd de studie toegekend aan het samenwerkingsverband tussen het Centrum voor Sociaal Beleid van de Universiteit Antwerpen en de Onderzoeksgroep LUCAS van de Katholieke Universiteit Leuven.
De studie zal peilen naar het profiel van de doelgroep, er komt een analyse van de wetgeving en er wordt gefocust op de doorstroming. De studie is kwalitatief en kwantitatief. De POD Maatschappelijke Integratie gaat uiteraard de wettelijke criteria na. Er is ook een controle ter plaatse door de inspectiedienst.
De bedoeling is toe te zien op een uniforme toepassing van de federale reglementering. Er wordt over gewaakt dat de gebruikers van de OCMW's op een gelijke manier worden behandeld.
02.03 Reinilde Van Moer (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord.
Het is goed dat alle aanvragen op dezelfde manier worden behandeld. Ik kan dat in elk geval al toejuichen.
Ik ken de Onderzoeksgroep LUCAS niet zo goed, maar het Centrum voor Sociaal Beleid van de Universiteit Antwerpen ken ik wel omdat ik zelf uit die groep kom. Ik ben ervan overtuigd dat de werkgroep heel goed werk zal leveren en ben dan ook nieuwsgierig naar de resultaten van de studie.
L'incident est clos.
03 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de regels van Fedasil met betrekking tot de LOI's" (nr. 4656)
03 Question de Mme Sonja Becq au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "les règles de Fedasil concernant les ILA" (n° 4656)
03.01 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb een vraag vanuit de concrete realiteit, naar aanleiding van de LOI-erkenning. Als men bij een bepaalde thematiek een aantal aandachtspunten naar voren brengt, komen er vragen binnen. Ik weet hoe moeilijk het was om via de OCMW’s een aantal LOI-woningen aan te melden en ter controle aan Fedasil voor te leggen.
Ik kreeg onder andere een vraag vanuit een OCMW dat een woning aangeboden had waarvoor het een conformiteitsattest van de Vlaamse Gemeenschap had. In zo’n conformiteitsattest staat heel uitdrukkelijk dat er een controle gebeurt op de aanwezigheid van voldoende en veilige elektrische installaties voor de verlichting van de woning en een veilig gebruik van elektrische apparaten. In dat conformiteitsattest wordt tegelijkertijd meegedeeld hoeveel mensen er mogen wonen en ook dat het kan worden ingetrokken, wanneer niet voldaan wordt aan de veiligheids-, gezondheids-, en woonkwaliteitseisen. Dat is de Vlaamse regelgeving.
Dat OCMW heeft aan Fedasil de woning voorgelegd en meegedeeld dat het beschikt over een conformiteitsattest. Dat blijkt niet te volstaan voor Fedasil. Zij vragen een bijkomende keuring van de elektriciteits- en verwarmingsinstallaties. De eigenaar heeft dat geweigerd. Hij vond dat hij al aan genoeg formaliteiten voldaan had. Hij heeft een conformiteitsattest. De gemeentediensten zijn ter plaatse geweest.
De gemeente vindt het belangrijk om effectief bijkomende opvangplaatsen te creëren, maar ze vindt het ook belangrijk dat dit kan gebeuren in een veilige situatie. Daarom wordt het conformiteitsattest gevraagd. Toch stelt men vast dat er een probleem is.
Ik heb de volgende vragen.
Welke attesten zijn noodzakelijk voor de aanvaarding van een LOI? Klopt het dat een conformiteitsattest onvoldoende is? Zo ja, waarom? Waren er misschien andere redenen? Die kan ik niet achterhalen. Misschien moet daarover wat duidelijker gecommuniceerd worden. Als er een gewestbevoegdheid is, waarom laat men die dan niet spelen? Welke regels hanteert Fedasil om goed of af te keuren?
03.02 Staatssecretaris Philippe Courard: In antwoord op uw vraag kan ik het volgende meedelen. Vooraleer een opvanginitiatief van start kan gaan, bezoeken de regioverantwoordelijken van Fedasil de betrokken woningen. Er wordt een advies opgesteld op basis van een standaardfiche. De kwaliteitsnormen die deze dienst hanteert, zijn gebaseerd op de Vlaamse wooncode en het Kamerdecreet. Bij dit bezoek worden standaard de keuringsattesten van de gas- en elektriciteitsinstallaties gevraagd. In geval van betwisting geeft het conformiteitsattest de doorslag.
Ik bevestig u dus dat het conformiteitsattest voldoende is voor de goedkeuring van een LOI-woning. Daarnaast bekijkt Fedasil ook de staat van de woning. Er moet een minimum aan comfort en sanitair worden geboden, zoals toilet met spoeling, verwarming, douche, kookmogelijkheid, stromend water enzovoort. De oppervlakte moet voldoende zijn voor het aantal mensen dat men er wil opvangen. Er wordt ook aandacht besteed aan de nodige veiligheidsnormen zoals brandveiligheid.
03.03 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, moet ik daaruit begrijpen dat de veiligheidsnormen, die door de Vlaamse conformiteitsattesten worden aangebracht, onvoldoende zijn en dat daarnaast door Fedasil nog andere veiligheidscriteria worden gehanteerd?
Ik begrijp dat u zegt dat Fedasil kijkt naar het aantal personen dat wordt ondergebracht in een woning. Dit betekent dat er naast het conformiteitsattest een aantal elementen zijn waarover Fedasil zelf oordeelt. Als ik u sommige dingen hoor vernoemen, zijn dat toch elementen die ook in dat conformiteitsattest aanwezig moeten zijn. Elke woning moet immers voldoen aan elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitseisen inzake oppervlakte, sanitair, verwarming, verlichting, verluchting, voldoende elektrische installatie, gasinstallatie of stabiliteit. Dit zijn allemaal elementen waarvan het federale niveau zegt dit op een andere, betere manier te controleren dan het gewestelijke niveau. Of interpreteer ik dat fout? Ik wil een duidelijke boodschap kunnen geven aan de OCMW’s die de intentie hebben om zoveel mogelijk veilige en gezonde woningen ter beschikking te stellen.
Ik zou daarop graag nog een antwoord krijgen.
03.04 Staatssecretaris Philippe Courard: Het is voor mij mogelijk om, als u dat wenst, de OCMW’s informatie te verstrekken over de precieze elementen.
03.05 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, blijkbaar is dat niet duidelijk, want anders zou ik die vraag ook niet krijgen. Ik begrijp het zelf ook niet goed.
03.06 Staatssecretaris Philippe Courard: Heeft het OCMW problemen?
03.07 Sonja Becq (CD&V): Het is inderdaad een OCMW dat die vraag stelt. Het OCMW heeft een woning met een conformiteitsattest. Toch zegt men dat het niet in orde is.
Uit uw antwoord begrijp ik dat het conformiteitsattest inderdaad speelt. Pas in tweede instantie, als er een betwisting is – ik begrijp niet goed van wie die betwisting uitgaat – van Fedasil, dan wordt dat extra bekeken. Dan zegt u in feite dat Fedasil bij wijze van spreken betere keurders heeft dan de gemeenten om na te gaan of een elektrische installatie al dan niet veilig is.
Dat geldt voor het OCMW dat ik vernoem, maar wellicht ook voor andere instanties, dus ik wil het niet op één zaak vastpinnen.
Het incident is gesloten.
La présidente: Madame Genot, Mme De Bont a accepté que vous posiez vos trois questions à la suite.
04 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "les demandeurs d'asile à la rue" (n° 4686)
04 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de asielzoekers die op straat beland zijn" (nr. 4686)
04.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, d'après le journal Le Soir, un groupe de demandeurs d'asile campe à nouveau depuis quelques jours devant les locaux de l'Office des Étrangers à Bruxelles. Le groupe compte une quarantaine de personnes dont la demande d'asile a été refusée. Une surveillance est assurée par la police locale. Les demandeurs d'asile sont principalement originaires d'Irak et d'Afghanistan et ils ont dressé une dizaine de tentes dans le parc Maximilien, en face des locaux de l'Office des Étrangers.
Sur le terrain, on nous informe que non seulement les personnes déboutées mais également de nouveaux arrivants éprouvent des difficultés à se loger.
Monsieur le secrétaire d'État, combien de demandeurs d'asile nouvellement arrivés se sont-ils vu refuser l'accueil Fedasil depuis le mois d'avril? Des familles avec enfants sont-elles concernées? Quel est le plan pour les accueillir rapidement?
Plusieurs anciennes maisons de repos avaient été identifiées pour permettre un accueil, où en sont ces projets?
04.02 Philippe Courard, secrétaire d'État: Madame la présidente, madame la députée, entre le 26 avril et le 20 mai, 372 demandeurs d'asile ont été non désignés. Le flux reste donc très élevé et les effets du renforcement au niveau de la procédure ne se sont pas encore fait ressentir. Hier encore, il s'agissait d'une centaine de personnes, mais nous avons pu trouver une solution pour chacun. Je ne vous cache pas que le flux est en augmentation.
Que prévoit la loi en cas de saturation du réseau d'accueil? Le mécanisme de non-désignation permet aux demandeurs d'asile de se présenter dans un CPAS; celui-ci devra donc suppléer. C'est pourquoi je reste en contact avec ces CPAS pour leur rappeler leurs obligations en la matière. Bien sûr, ce ne leur est pas toujours chose simple.
Je rappelle qu'il s'agit d'une responsabilité fédérale et qu'à partir du moment où les dossiers seront traités plus rapidement, comme je l'espère, avec la même qualité, nous retrouverons largement la capacité d'accueil nécessaire, avec les 23 500 places actuelles.
Oui, il faut le dire: des non-désignations ont bien eu lieu ces dernières semaines. J'espère que la politique de M. Wathelet portera ses fruits et que nous retrouverons des places d'accueil structurelles.
04.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, nous n'avons pas non plus manqué de soutenir M. Wathelet afin qu'il obtienne du personnel supplémentaire destiné à lui permettre d'avancer plus rapidement dans l'examen des demandes d'asile. La loi-programme prévoit d'ailleurs des juges supplémentaires pour le conseil du contentieux et autres: nous les soutiendrons aussi.
Néanmoins, les personnes qui arrivent ne sont pas responsables de la lenteur des procédures: 372 personnes non désignées sont probablement 372 personnes à la rue. C'est inquiétant.
Ce qui me gêne un peu, c'est que vous n'ayez pas répondu à ma dernière question sur les projets d'anciennes maisons de repos, comme celles repérées en Région bruxelloise, qui ne sont pas utilisées alors qu'elles étaient totalement adéquates. Je n'en comprends pas la raison. L'une était située à Uccle et l'autre à Koekelberg, je crois.
04.04 Philippe Courard, secrétaire d'État: M adame, mes services ne pensent pas comme vous: selon eux, ces maisons ne sont ni immédiatement envisageables, ni adéquates.
L'aspect financier est important: leur réhabilitation exigerait des moyens supplémentaires. Or je reste dans un carcan restreint. C'est pourquoi il ne faut plus trop compter sur de nouvelles places, si ce n'est les places d'initiatives locales d'accueil pour lesquelles j'ai encore de l'argent, mais pour ouvrir de nouveaux centres, c'est compliqué.
04.05 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Le problème alors c'est le renvoi vers la COCOF, qui se trouve aussi dans un carcan budgétaire. Ce sont alors les infrastructures bruxelloises d'accueil des sans-abri qui doivent les accueillir.
Het incident is gesloten.
05 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "la responsabilité des CPAS pour l'accueil des demandeurs d'asile" (n° 4354)
05 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de verantwoordelijkheid van de OCMW's voor het opvangen van asielzoekers" (nr. 4354)
05.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, nous venons d'en discuter. Lorsqu'il y a des non-désignations, comme ce fut le cas pour les 372 demandeurs d'asile qui ne se sont pas vu proposer de place par Fedasil ce mois-ci, ceux-ci sont censés aller frapper aux portes des CPAS.
Le plan de répartition que nous appelons de nos vœux depuis plusieurs années n'arrivant pas, les CPAS sont très mal à l'aise et inquiets. En effet, s'ils en acceptent certains, ils craignent que tous les sans-abri viennent chez eux. Dans les faits, l'immense majorité des CPAS, en tout cas en Région bruxelloise que je connais mieux, n'acceptent pas ces personnes tant qu'elles n'ont pas trouvé un logement. Or, ne disposant d'aucune ressource, c'est quasiment impossible!
Monsieur le secrétaire d'État, pour que ces 372 personnes et d'autres à venir ne restent pas à la rue, des concertations ont-elles été menées avec les CPAS pour qu'en cas de non-accueil par Fedasil, il y ait un accueil effectif par les CPAS? Comment soutenez-vous les CPAS qui acceptent ces demandeurs? Comment pénalisez-vous ceux qui jouent au ping-pong avec eux, les renvoyant d'un endroit à l'autre? Combien de demandeurs refusés par Fedasil ont-ils effectivement été pris en charge par les CPAS? Combien ont été renvoyés par Fedasil vers les CPAS en 2011?
05.02 Philippe Courard, secrétaire d'État: Madame Genot, en réponse à votre question, je peux vous indiquer qu'au sein de mon cabinet, des contacts plus que réguliers sont organisés avec les représentants des trois fédérations de CPAS. Les contacts sont relativement bons et constructifs.
La législation dit clairement que des demandeurs d'asile qui ne reçoivent pas une désignation peuvent s'adresser à un CPAS. Comme vous le savez, la dernière modification législative a permis de ne plus limiter la contrainte au CPAS de Bruxelles qui était fatalement à chaque fois le cochon payeur.
Je tiens à vous rassurer: mes services feront le maximum. Ce n'est pas la première fois qu'on me pose cette question et j'ai encore donné des instructions à mon administration pour qu'on soutienne les CPAS dans leurs démarches vis-à-vis des demandeurs d'asile. Les CPAS restent cependant eux-mêmes compétents pour le suivi accordé à une demande d'aide qui passe toujours par le conseil de l'action sociale.
Vous aviez d'ailleurs dénoncé quelques attitudes de ces conseils qui vous paraissaient, à raison, inadéquates.
Toutefois, je ne dispose malheureusement pas de données sur le nombre de demandeurs d'asile non désignés qui sont pris en charge par un CPAS.
Tels sont les éléments que je peux vous communiquer à ce jour.
05.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, je crois qu'il serait important de disposer de données pour discuter avec les CPAS, argumentant que la bonne volonté c'est bien, mais qu'on veut maintenant obtenir des résultats.
Vous me dites que vous faites un maximum pour soutenir les CPAS qui acceptent les demandeurs d'asile mais ce n'est pas très concret. Je pense que les CPAS qui jouent le jeu ont besoin d'aide plus tangible pour être réellement soutenus. Cela inciterait chaque CPAS à prendre une partie de l'accueil qui doit être réservé aux personnes qui sont actuellement à la rue.
05.04 Philippe Courard, secrétaire d'État: En ce qui concerne le nombre, pour la petite histoire, ils introduisent leurs frais mais on ne peut pas savoir s'il s'agit de frais consentis pour les demandeurs d'asile ou pour les autres. Les montants sont globalisés. Nous ne pouvons donc pas faire la différence. On pourrait peut-être leur demander de distinguer les deux.
05.05 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): On pourrait peut être réfléchir à un système.
05.06 Philippe Courard, secrétaire d'État: On peut leur demander mais ils font ce qu'ils veulent.
05.07 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Ce serait intéressant d'avoir un encodage permettant de voir les CPAS qui ne jouent pas le jeu. À l'heure actuelle, tous les CPAS hésitent d'accepter de peur que tous viennent chez eux. Il faut soit avoir un plan de répartition, soit, si le blocage politique continue, avoir un important soutien pour les CPAS qui acceptent de ne pas laisser les gens à la rue.
Het incident is gesloten.
06 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "la notion de cohabitation appliquée aux CPAS" (n° 5021)
06 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "het begrip samenwoning in het kader van de OCMW's" (nr. 5021)
06.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, l'Association des villes et communes bruxelloises (AVCB) a publié dernièrement un texte sur la notion de cohabitation appliquée aux CPAS, dans lequel est abordée, à la page 9, la question de la cohabitation avec un(e) sans-papiers. En effet, les CPAS se sont interrogés, d'une part, sur la récupération, auprès du SPP Intégration sociale, du taux isolé qu'ils auraient éventuellement décidé d'octroyer sur la base de leur enquête sociale – un problème pratique au niveau des formulaires de remboursement semblait subsister – et, d'autre part, sur la portée du contrôle du service Inspection et la question de savoir si une remise en question par ce service de la catégorie déterminée par le CPAS est possible.
L'AVCB a alors interrogé le SPP Intégration sociale à ce sujet. Ce dernier a lui répondu ce qui suit: "Si les deux critères de cohabitation ne sont pas remplis, cela ne pose aucun problème de signaler une personne comme isolée au niveau des formulaires de remboursement (utilisation des formulaires et codes habituels). La décision de détermination de la catégorie appartient seulement au CPAS. Le service Inspection doit cependant être en mesure de constater que l'enquête sociale a été faite préalablement et qu'elle contient les éléments pris en considération qui justifient la décision (critères sociologiques et économiques)."
Monsieur le secrétaire d'État, confirmez-vous cette explication du SPP Intégration sociale? Ne pensez-vous pas qu'il serait intéressant de sortir une circulaire à l'attention des CPAS pour clarifier une bonne fois pour toutes la question de l'octroi du taux isolé aux bénéficiaires du RIS cohabitant avec une personne en séjour illégal? La réponse du SPP me paraît, en effet, bien claire et en adéquation avec ce qui peut se faire sur le terrain
06.02 Philippe Courard, secrétaire d'État: Madame la députée, en réponse à votre question, je vous informe que, lorsqu'une personne sollicite le droit à l'intégration sociale, en ce compris le revenu d'intégration, le CPAS a l'obligation légale d'effectuer une enquête sociale.
À cette occasion, la détermination de la composition de la cellule familiale des personnes avec lesquelles on cohabite doit être examinée. Cela permet donc de déterminer le taux à accorder, de vérifier les personnes à charge, mais également les personnes dont les ressources doivent être prises en compte en cas de cohabitation.
Sur le point de la détermination de la catégorie à appliquer à une personne qui cohabite avec un illégal, des instructions simplifiées ont déjà été données aux CPAS sous la forme d'une foire aux questions, qui sont le plus fréquemment posées. Les CPAS peuvent consulter le site SPP Intégration sociale à ce sujet.
Il y est précisé que, lorsqu'une personne cohabite avec une personne en séjour illégal, il convient, comme dans tous les cas de cohabitation, de vérifier par l'enquête sociale si la personne répond à la définition donnée par l'article 14, § 1er, alinéa 1 de la loi du 26 mai 2002 concernant le droit à l'intégration sociale.
Ceci signifie que deux conditions doivent être réunies: vivre sous le même toit et régler principalement en commun les questions ménagères. Si ces conditions sont réunies, c'est le taux cohabitant qui est à octroyer. Dans le cas contraire, c'est le taux isolé.
Le SPP prendra en compte pour l'octroi de la subvention fédérale le taux cohabitant ou isolé, qu'aura décidé, dans chaque cas d'espèce, le CPAS confronté à la situation précitée.
Ces instructions sont donc claires et
suffisantes. Elles signifient qu'il relève de l'autonomie locale des CPAS de
déterminer, dans chaque cas d'espèce en fonction des éléments de l'enquête
sociale, la catégorie qu'il y a lieu d'octroyer.
En ce qui concerne l'octroi de la subvention de l'État, il suffit donc que les
éléments de l'enquête sociale démontrent à suffisance la décision du CPAS quant
à la catégorie qu'il aura décidé d'accorder, ces éléments devant être consignés
dans l'enquête sociale et disponibles en cas d'inspection de mes services.
06.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, si l'AVCB a jugé nécessaire de reposer une question au SPP, malgré la foire aux questions sur le site, c'est qu'il y avait encore des zones d'ombre.
Je prends bonne note qu'à la suite de l'enquête sociale, ils sont parfaitement autonomes pour décider pour l'un ou l'autre taux. Si l'enquête sociale a bien été effectuée, il n'y n'aura pas de correction. Ils peuvent donc y aller tranquillement!
L'incident est clos.
07 Vraag van mevrouw Rita De Bont aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de vergoeding van medische kosten voor illegalen" (nr. 4423)
07 Question de Mme Rita De Bont au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "l'indemnisation des frais médicaux pour les illégaux" (n° 4423)
07.01 Rita De Bont (VB): Mijnheer de staatssecretaris, in het Federaal Plan voor Armoedebestrijding wordt voorgesteld de medische kaart algemeen te verspreiden en het gebruik ervan in de ziekenhuizen in te voeren.
In antwoord op een mondelinge vraag zegt u dat er in een eerste fase werk gemaakt zal worden van de automatische verwerking van de ziekenhuisfacturen voor de in België verblijvende illegale vreemdelingen die niet verzekerd zijn. Dat werd gezegd in dezelfde context. Ik vraag mij nu af of dit wil zeggen dat illegale vreemdelingen ook van zo’n medische kaart zullen kunnen gebruikmaken?
Ik heb ook een bijkomende vraag. Zullen er, enerzijds, medische kaarten zijn voor medische hulp in het algemeen en, anderzijds, medische kaarten voor dringende medische hulp?
Zullen de medische kaarten ook gebruikt kunnen worden voor tandheelkundige verzorging? Die vraag werd mij gesteld door de sector. Is het dan niet aangewezen dat die verzorging in een afdeling plaatsvindt die verbonden is aan een ziekenhuis? Of moeten de patiënten door het OCMW doorverwezen worden naar kabinetten waarmee het OCMW specifieke afspraken heeft gemaakt?
Wie komt het toe te bepalen of het gaat om dringende medische hulp?
Welke bedragen werden voor niet-verzekerde vreemdelingen in 2010 in de drie gewesten besteed aan dringende medische hulp in de vorm van tandheelkundige verzorging?
07.02 Staatssecretaris Philippe Courard: Mijnheer de voorzitter, mevrouw De Bont, mijn antwoord luidt als volgt.
Het project eCARMED bevat een volledige automatisering van de terugbetalingprocedure inzake medische kosten van personen waarvoor een verbintenis tot tenlasteneming door een OCMW bestaat. Zulks betekent dat bedoelde verbintenissen elektronisch zullen worden beheerd. De huidige fysieke medische kaarten worden dus vervangen.
Het genoemde IT-systeem zal tevens toelaten alle medische hulp op termijn via een uniek kanaal te beheren zoals dringende medische hulp en kosten voor tandheelkundige verzorging. Alles zal via het genoemde unieke kanaal verlopen.
Ieder OCMW zal in het IT-systeem beperkingen kunnen opleggen, zowel inzake prestaties als inzake zorgverleners.
Het blijft zo dat enkel een geneesheer kan bepalen of een prestatiebehandeling onder het begrip “dringende medische hulp” valt.
Het grote voordeel van eCARMED is dat de controle en de terugbetaling voor rekening van de Staat via de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering zal verlopen. Via de HZIV of Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering kan ook een beroep worden gedaan op een controlerend geneesheer die medische attesten kan controleren.
Mijn diensten beschikken enkel over financiële gegevens. In de terugbetalingprocedure worden geen pathologische gegevens medegedeeld. Er zijn dus geen statistieken over bijvoorbeeld tandheelkundige verzorging voorhanden.
Voor de terugbetaling worden de terugbetalingregels van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering gevolgd. Bovendien moet er eerst een sociaal onderzoek gebeuren.
Pas als de behoeftigheid wordt vastgesteld, kan er worden terugbetaald.
07.03 Rita De Bont (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, als ik het goed begrijp, kan in het IT-systeem een onderscheid worden gemaakt en kunnen er medische kaarten worden uitgedeeld die voor alle medische hulp en voor dringende medische hulp kunnen worden gebruikt.
Hoe kunnen artsen en tandartsen in de private sector vaststellen – zij stellen die vraag zelf – dat het om een kaart gaat die kan worden gebruikt voor alle behandelingen of alleen voor dringende medische behandelingen. Zal dat aan de kaart zelf te zien zijn? Of zal de arts met de kaartlezer zien onder welk systeem de patiënt valt?
07.04 Staatssecretaris Philippe Courard: Ja.
07.05 Rita De Bont (VB): Dan is het aan hem om te bepalen of het gaat om een dringende behandeling waarvoor de patiënt zal worden vergoed. Anders moet de patiënt waarschijnlijk zelf de vergoeding betalen.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de oprichting van open terugkeercentra voor vrijwillige terugkeer naar Nederlands model" (nr. 4249)
08 Question de M. Theo Francken au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "la création, selon le modèle néerlandais, de centres ouverts de retour pour les personnes souhaitant bénéficier d'un programme de retour volontaire" (n° 4249)
08.01 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik kom terug op de idee die uw collega, de heer Wathelet, enkele maanden geleden gelanceerd heeft. Hij zei voorstander te zijn van de oprichting van open terugkeercentra voor vrijwillige terugkeer, naar Nederlands model.
Onder de coördinatie van de premier is er een werkgroep aan de slag rond terugkeer. Daar zitten ook mensen bij van uw administratie, van Fedasil, van uw kabinet.
Graag had ik de stand van zaken gekend van dat dossier.
Er is heel wat bekommernis op het veld, maar ook bij de administraties, dat er te weinig gewerkt wordt aan de terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers. U weet dat, want ik heb dat al meerdere keren gezegd. Vorig jaar waren er 27 000 asielzoekers. 18 % werd erkend, dus zowat 4 000 tot 5 000. 3 000 asielzoekers keren vrijwillig terug, 3 000 gedwongen. Waar zijn de 15 000 tot 16 000 andere asielzoekers naartoe?
Maar goed, heel dat proces gaan we nu niet maken, want dat heeft geen zin. U kent het standpunt van N-VA. Wij zijn er voorstander van te werken rond die terugkeercentra.
Ik denk dat elk idee op dit moment welkom is, aangezien het zo mank loopt inzake terugkeer dat we moeten kijken naar andere, buitenlandse, modellen.
Daaromtrent is er de jongste weken gewerkt. Daarom vraag ik concreet naar de stand van zaken.
Mijnheer de staatssecretaris, wanneer zal dat concreet uitgewerkt worden? Wanneer zal dat van start gaan?
Wat is de kostprijs? Hoe zal dat er juist uitzien? Zijn er al plaatsen gereserveerd in die terugkeercentra? Waar zal dat terugkeercentrum komen?
08.02 Staatssecretaris Philippe Courard: Ik kan u enkel melden dat de kern inderdaad heeft beslist om een werkgroep op te starten. Die zal de kwestie van een open terugkeercentrum onderzoeken. Tot op heden heeft de eerste minister nog geen initiatief genomen om de groep samen te brengen. Meer informatie kan ik dan ook niet geven.
08.03 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, als ik het goed begrijp is de werkgroep opgericht maar nog geen enkele keer samengekomen. Ik zal die informatie controleren. Ik heb andere signalen ontvangen.
L'incident est clos.
- mevrouw Karin Temmerman aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "'an EU framework for National Roma Integration Strategies'" (nr. 3957)
- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de Europese plannen om de scholingsgraad van Roma te verbeteren" (nr. 3988)
- Mme Karin Temmerman au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "'an EU framework for National Roma Integration Strategies'" (n° 3957)
- Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les projets européens visant à améliorer le niveau de scolarité des Roms" (n° 3988)
09.01 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, op 5 april maakte de Europese Commissie bekend dat zij tegen het einde van dit jaar van alle lidstaten een plan verwacht om discriminatie van Roma tegen te gaan.
Bepaalde minimumstandaarden zullen worden moeten behaald. Zo moet bijvoorbeeld elk Romakind ten minste in staat zijn de lagere school af te maken. Ook moet er gewerkt worden aan het dichten van de kloof tussen Roma en andere bevolkingsgroepen op het vlak van werkgelegenheid, gezondheidszorg en huisvesting.
Is er reeds een aanzet tot het opmaken van een plan? Zullen de steden bij de opmaak van het plan betrokken worden? De meeste Romagezinnen wonen uiteraard in de steden. Hoe zal de samenwerking met de gemeenschappen en de gewesten verlopen? Alvast bedankt voor uw antwoord.
09.02 Staatssecretaris Philippe Courard: In de interministeriële conferentie Integratie in de Maatschappij is een werkgroep Roma-integratie opgericht op 21 maart jongstleden.
De eerste vergadering van de werkgroep is gepland voor 8 juni. Het doel is te komen tot een gezamenlijk nationaal actieplan. De gewesten en gemeenschappen maken deel uit van de werkgroep. Die zal voorstellen uitwerken inzake onthaal en huisvesting, actieve diplomatie, verblijfsrecht, gelijke kansen, onderwijs en begeleiding van de talrijke kinderen die de taal niet spreken, taallessen voor volwassenen, vertaaldiensten, een individuele begeleiding naar werk, financiële begeleiding van families en gezondheidszorg.
Dat zal gebeuren in dialoog met de doelgroep en de organisaties die actief zijn op het terrein, met inbegrip van de steden. De werkgroep zal de bestaande initiatieven en actieplannen op elkaar afstemmen.
De mogelijkheden om een Romaraad op te richten in België, zoals in andere Europese lidstaten, wordt onderzocht. Die heeft als doel de dialoog aan te gaan tussen de Romagemeenschap en de bevoegde overheden. Onder het Belgische voorzitterschap werd een vierde platform voor de inclusie van Roma georganiseerd. De conclusies bevatten duidelijke aanbevelingen om de scholingsgraad van Romakinderen te verhogen. Zo moet de doelstelling om het aantal vroegtijdige schoolverlaters terug te dringen, ook voor Romakinderen worden gehaald. Die doelstelling is opgenomen in het project Europa 2020 van de Europese Commissie.
Voorts wordt er aanbevolen om alle Romakinderen ten minste twee jaar naar school te laten gaan, nog vóór het begin van de leerplicht. Dat moet een eventuele achterstand voorkomen.
In voorbereiding van de EU-top werd een Belgisch standpunt uitgewerkt. België onderschrijft de uitgangspunten uit de communicatie van de Commissie. De invulling, ook wat het gebruik van de fondsen betreft, zal gebeuren in het kader van de werkgroep.
09.03 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord.
Ik ben in ieder geval blij te vernemen dat de steden en gemeenten zullen worden betrokken en dat ook de doelgroep, de Roma, zal worden betrokken. Ik wil nogmaals onderstrepen dat de medewerking van steden en gemeenten zeer belangrijk is. Zij worden het meeste geconfronteerd met de problemen van de doelgroep. Momenteel doen sommige steden er alles aan om de integratie vlot en goed te laten verlopen, maar krijgen daarvoor niet altijd de nodige respons van de Gemeenschap, het Gewest en de federale regering. Ik herhaal mijn pleidooi om de steden bij het plan te betrekken. Dat kan het alleen maar ten goede komen.
L'incident est clos.
10 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "het recht op sociale bijstand voor EU-burgers" (nr. 4487)
10 Question de Mme Karin Temmerman au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "le droit des citoyens européens à l'aide sociale" (n° 4487)
10.01 Karin Temmerman (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, in uw antwoord op mijn vraag over de problematiek in de commissie voor de Volksgezondheid van 23 maart verklaarde u dat het recht op sociale bijstand aan EU-burgers gedurende de eerste drie maanden van het verblijf niet kan worden ontzegd omwille van de mogelijke discriminatie met niet-EU-burgers.
Groot was dan ook mijn verbazing toen ik het antwoord van staatssecretaris Wathelet op een vraag van collega Bracke over dezelfde problematiek hoorde.
Staatssecretaris Wathelet was immers van mening dat EU-burgers, net als in onze buurlanden, de eerste 3 maanden wel degelijk van OCMW-steun kunnen worden ontzegd, mits een aanpassing van de OCMW-wet.
Mijnheer de staatssecretaris, kunt u de visie van uw collega of uw eigen visie nog even verduidelijken? Bent u bereid om eventuele aanpassingen aan de OCMW-wet door te voeren teneinde de druk op de sociale bijstand in sommige steden te verminderen? Waarom wel of waarom niet?
10.02 Staatssecretaris Philippe Courard: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Temmerman, de heer Wathelet zegt alleen dat de organieke wet moet veranderen als men de maatschappelijke dienstverlening voor EU-burgers wil beperken. Daarin heeft hij wel gelijk.
Een aanpassing van de OCMW-wet vind ik geen goed idee omdat er zo een discriminatie zou ontstaan met niet-EU-burgers die wel recht hebben op maatschappelijke hulp.
Ondertussen bestaat er wel een gegevensstroom tussen de POD Maatschappelijke Integratie en de DVZ. Die maakt een kruising tussen het statuut en de eventuele onredelijke last.
Desgevallend kan het verblijfstatuut worden ingetrokken of de OCMW-steun worden stopgezet.
10.03 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord.
L'incident est clos.
11 Vraag van mevrouw Nadia Sminate aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de controles op de gezinssamenstelling in het kader van het leefloon" (nr. 4729)
11 Question de Mme Nadia Sminate au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "les contrôles de la composition de ménage dans le cadre du revenu d'intégration" (n° 4729)
11.01 Nadia Sminate (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, het leefloon wordt onder andere bepaald door de gezinssamenstelling van de gerechtigden.
Ten eerste, wordt er ook gecontroleerd of de aangifte van de gezinssamenstelling correct is bij de aanvraag?
Ten tweede, tijdens de periode van ontvangst van het leefloon kan de gezinssamenstelling wijzigen. Wordt er bijgevolg geregeld gecontroleerd? Zo ja, met welke periodiciteit?
Hoeveel inbreuken worden er gepleegd, opgesplitst per Gewest?
Wanneer een wijziging wordt vastgesteld, geeft die dan aanleiding tot bijbetaling en tot terugvordering? Worden sancties opgelegd wanneer foute informatie over de gezinssamenstelling wordt opgegeven? Indien het om bewuste fraude gaat, is er dan ook strafrechtelijke vervolging?
Ten slotte, beschikken de OCMW’s wel degelijk over de middelen en de kennis om dergelijke controles uit te voeren?
11.02 Staatssecretaris Philippe Courard: Mevrouw Sminate, wanneer een persoon een leefloon aanvraagt, is het OCMW wettelijk verplicht een sociaal onderzoek uit te voeren. Daarbij wordt onderzocht welke personen deel uitmaken van het feitelijke gezin van de aanvrager.
Het OCMW controleert de officiële gezinssamenstelling bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.
De verzamelde gegevens zijn enkel indicatief. Wat telt, is de feitelijke situatie, die soms van de officiële gegevens van het Rijksregister verschilt.
Het OCMW kan een onderzoek bij de persoon thuis voeren.
De controle gebeurt wettelijk een keer per jaar.
De aanvrager moet zelf ook alle nieuwe elementen in verband met de gezinssamenstelling melden. Indien hij of zij valse verklaringen heeft afgelegd, kan het OCMW een sanctie opleggen. Dat kan leiden tot een volledige of gedeeltelijke schorsing van de betaling van het leefloon, gedurende ten hoogste zes maanden. Bij opzettelijke fraude wordt dat 12 maanden. In geval van herhaling binnen een termijn van drie jaar kunnen die termijnen worden verdubbeld. Als het gaat om het onterecht toekennen van het leefloon, kan het leefloon teruggevorderd worden. Dat kan worden gecontroleerd bij een bezoek van de inspecteurs. Ik beschik niet over statistieken ter zake.
Ingeval van terugbetaling kan de POD alleen een schorsing vaststellen, niet de reden. De administratie heeft ook enkel kennis van de bedragen die de OCMW’s van rechthebbenden terugvorderen en die hem worden meegedeeld. OCMW’s moeten zich zodanig organiseren dat zij hun wettelijke taken kunnen vervullen.
11.03 Nadia Sminate (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb twee opmerkingen.
Ten eerste, een sociale inspecteur heeft inderdaad een specifieke opleiding gekregen en beschikt over specifieke opsporingsbevoegdheden, die een sociale assistent niet heeft. Ik blijf het vreemd vinden dat een sociaal assistent, die rechten opent voor een verzekerde, ook moet controleren. Volgens mij is het veeleer aan een sociale inspecteur dan aan een sociaal assistent om die controles uit te voeren. Dat zou veel effectiever zijn.
Ten tweede, ik vind het vreemd dat u niet over cijfergegevens beschikt. Hoe kan er dan bijgestuurd worden? Hoe kunt u beoordelen of het huidige systeem werkt, als u niet weet of er – en zo ja, hoeveel – sancties opgelegd worden?
11.04 Staatssecretaris Philippe Courard: Ik heb geen cijfers, ik heb wel de bedragen van de terugbetalingen, zonder opdeling volgens de redenen van terugbetaling. Voor mij is het mogelijk om een onderzoek te doen, maar dat is een groot werk voor de administratie.
11.05 Nadia Sminate (N-VA): Wat vindt u van het feit dat de sociale assistenten die taak gekregen hebben?
11.06 Staatssecretaris Philippe Courard: Controleren is ook hun werk. Er zijn misschien goede elementen. Hoe dan ook is het een verplichting.
L'incident est clos.
12 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de 260 personen in hotelopvang" (nr. 4884)
12 Question de Mme Karin Temmerman au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "les 260 personnes hébergées dans des hôtels" (n° 4884)
12.01 Karin Temmerman (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, in het weekend van 21 mei berichtten de kranten dat nog steeds 260 personen zich in de hotelopvang zouden bevinden. Het grootste deel van die personen zou minderjarig zijn.
Ik denk dat we niet moeten herhalen dat voor die uiterst kwetsbare groep hotelopvang niet echt aangewezen is, vooral omdat die minderjarigen zonder volledige begeleiding aan hun lot overgelaten worden.
Mijnheer de staatssecretaris, vandaar heb ik de volgende vragen.
Klopt het dat er nog steeds 260 asielzoekers in hotels worden opgevangen? Hoeveel van die 260 personen is effectief minderjarig? Kunt u de geschatte leeftijd van die minderjarigen opgeven?
Met welk budget wordt die opvang gefinancierd? Ik had begrepen dat er maar een budget voorradig was tot 31 maart van dit jaar.
Tot slot, kunt u zeggen wanneer de hotelopvang definitief zal worden stopgezet, met de nadruk op definitief? Immers, los van de slechte omstandigheden is het feit dat die minderjarigen geen begeleiding krijgen, niet te verantwoorden. Daarnaast, het feit dat men in een hotel wordt opgevangen – ook al is het geen luxehotel en zijn de huisvestingsomstandigheden slecht, het draagt wel de naam hotel –, komt de ontradingscampagnes in de landen van herkomst niet ten goede.
12.02 Staatssecretaris Philippe Courard: Mevrouw de voorzitter, dankzij de grote inspanningen van Fedasil en zijn opvangpartners zijn alle volwassen asielzoekers overgeplaatst naar de opvangstructuren. De 260 personen die nu nog op hotel verblijven zijn niet-begeleide buitenlandse minderjarigen waarvan de verklaarde leeftijd betwijfeld wordt. Voor die mensen moet de dienst Voogdij een leeftijdstest uitvoeren. Ik kan dus de exacte leeftijd niet geven.
Het probleem is dat de dienst Voogdij niet kan volgen. Ik heb dan ook samen met mijn collega Wathelet een brief geschreven aan minister De Clerck met de vraag om dringend de achterstand weg te werken.
De kosten voor hotelopvang worden voorlopig gecompenseerd binnen onze eigen middelen. Ik ben mij ervan bewust dat de hotelopvang verre van optimaal is. Het is nog steeds mijn bedoeling om zo snel mogelijk een einde te maken aan dit type opvang. Zowel Fedasil als zijn opvangpartners zijn voortdurend op zoek naar duurzame oplossingen in structurele opvangplaatsen.
De hotelopvang wordt momenteel dus alleen gebruikt gedurende de leeftijdstesten. Ik ben het wel met u eens dat de hotelopvang zo snel mogelijk moet worden afgebouwd.
12.03 Karin Temmerman (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, het gaat dus zeker niet om minderjarigen van 12 of 13 jaar, het gaat om minderjarigen van ongeveer 18 jaar, misschien jonger, misschien ouder. Dat is reeds een kleine geruststelling.
Ik zal zeker niet nalaten om minister De Clerck ook te ondervragen over het feit dat er daar nog steeds een achterstand is, want wij zijn het er beiden over eens dat wij dit zo snel mogelijk moeten oplossen, zodat er geen hotelopvang meer nodig is.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 11.24 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.24 uur.