Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et
de la Fonction publique |
Commissie
voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt |
du Mercredi 18 mai 2011 Matin ______ |
van Woensdag 18 mei 2011 Voormiddag ______ |
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 10.23 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.
Le développement des questions et interpellations commence à 10.23 heures. La réunion est présidée par M. Siegfried Bracke.
De voorzitter: Collega’s, aan de orde zijn een behoorlijk aantal vragen. Wij hebben één zekerheid, met name dat wij om 12.30 uur deze commissiezaal moeten verlaten.
Een aantal vragen werd uitgesteld. Ik zou evenwel op enige beknoptheid willen aandringen, als dat mogelijk is, hoewel ik weet dat ik dat volgens de strikte contouren van het Reglement niet mag vragen. Wij bewijzen onszelf daarmee echter een dienst.
01 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "een identificatiebadge voor medewerkers van nutsmaatschappijen" (nr. 4468)
01 Question de Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "un badge d'identification pour les collaborateurs des sociétés d'intérêt public" (n° 4468)
01.01 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, onlangs was er in de media heel wat te doen rond het aantal slachtoffers van nepagenten. In het verleden zijn mensen ook al het slachtoffer geworden van nepmedewerkers van nutsmaatschappijen. Vooral oudere mensen werden hiervan het slachtoffer. Ouderen zijn immers te goeder trouw en laten de nepmedewerkers binnen zonder daar iets verdacht in te zien.
Aan uw voorganger stelde ik ook al vragen hieromtrent. Ik vroeg hem of in het verleden al initiatieven werden genomen, bijvoorbeeld door te voorzien in een identificatiebadge voor medewerkers van nutsmaatschappijen.
Werden er ter zake al initiatieven genomen? Plant u zelf initiatieven?
01.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Dierick, mijn administratie heeft in het verleden reeds verschillende initiatieven genomen in de aanpak van het fenomeen van diefstal met list.
Eind 2006 werd in samenwerking met de federale politie, de lokale politie en de betrokken federaties en verenigingen een nationale preventiecampagne gelanceerd. Er werden toen verschillende instrumenten ontwikkeld om preventief rond het fenomeen te werken, met name een brochure, een powerpointpresentatie en de folder “Diefstal met list”. Deze instrumenten zijn nog steeds actueel, aangezien de modus operandi weinig is veranderd.
In 2009 werd het probleem van diefstal met list in de campagne “Meer veiligheid voor senioren” opnieuw onder de aandacht gebracht. In deze campagne werd onder andere een reclamespot getoond, waarin de modus operandi van diefstal met list aan de hand van een valse elektricien en een valse politieagent werd geïllustreerd.
De meeste water- en elektriciteitsmaatschappijen werken al met een legitimatiekaart voor hun werknemers. Bovendien hebben de nationale federaties voor de gas-, elektriciteit- en watersector zich bij de eerste campagne in 2006 geëngageerd, om op meer systematische wijze met lokale overheden over hun controles te communiceren, teneinde aldus de herkenning van hun werknemers te verbeteren.
In de genoemde sectoren is dus op bedoeld vlak een zelfregulering tot stand gekomen.
Volgende week dinsdag, 24 mei 2011, organiseren mijn diensten een overleg, om deze inspanningen te evalueren, bij te sturen en, waar nodig, nieuwe en aangepaste instrumenten te ontwikkelen, teneinde het fenomeen in kwestie nader aan te pakken. De taskforce “Diefstal met list” betrekt de sector en de lokale politie bij dit overleg.
01.03 Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Het verheugt mij dat er al zoveel initiatieven zijn genomen en dat er ook een evaluatie is gepland. Ik zal later vragen hoe de evaluatie is verlopen en of daaruit nog nieuwe problemen naar voren komen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Collega’s, er staat nog een tweede vraag van mevrouw Dierick op de agenda. Als er geen bezwaar tegen is, kan zij die vraag misschien onmiddellijk stellen, wat handiger zou zijn.
02 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het verhogen van het aantal alcoholcontroles per jaar" (nr. 4653)
02 Question de Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "l'augmentation du nombre annuel de contrôles d'alcoolémie" (n° 4653)
02.01 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de voorzitter, bedankt voor uw efficiënte werking in deze commissie, die ook voor ons handig is.
Mevrouw de minister, ik heb een vraag over de verhoging van het aantal alcoholcontroles per jaar. Daarover is al heel wat te doen geweest. Ook in de plenaire vergadering zijn daar al vragen over gesteld.
U had gepland dat er dit jaar 1,2 miljoen alcoholcontroles uitgevoerd zouden moeten worden. Daarover was er heel wat commotie bij de politievakbond, die denkt dat het eerder een operatie statistiek zou worden en dat er controles uitgevoerd zouden worden om 8 uur ’s ochtends.
Mevrouw de minister, graag had ik van u vernomen of u echt van oordeel bent dat die doelstelling wel degelijk haalbaar zal zijn met de huidige mankracht en de huidige budgetten. Is dat haalbaar met het huidige personeelsbestand of moeten er bijkomend personeelsleden aangeworven worden?
Hebt u een idee van de geraamde kostprijs?
Wat is de geschatte verhoging die nodig zal zijn voor de lokale politiediensten? Zal daarin voorzien worden in de uitvoering van de basistaken en dus in de federale dotatie aan de zones?
02.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Dierick, het streefcijfer van 1,2 miljoen alcoholcontroles per jaar tegen 2015 kan behaald worden, mits er geïnvesteerd wordt in het beste materiaal. Met dat materiaal zou de duur van de controle beperkt kunnen worden tot 2 minuten in plaats van de huidige 6 minuten. De politie kan dan met dezelfde capaciteit driemaal zo veel controles uitvoeren.
Door ook de regelgeving in overeenstemming te brengen met de nieuwe procedures en technieken die passen bij dat nieuwe materiaal, zoals ook is gebeurd voor de speekseltests, kan ook de verwerkingstijd van de vaststellingen drastisch worden ingekort.
Dat zou geen budgettaire impact hebben op de politiezones. De vernieuwing van materiaal werd sowieso al vooropgesteld in de budgetten. Zoals ik al zei, zou ook het aantal manuren niet opgetrokken hoeven te worden.
Onder die twee voorwaarden, zowel nieuw materiaal als een aangepaste regelgeving, is het mogelijk om tegen 2015 het streefcijfer van 1,2 miljoen controles te halen voor rijden onder invloed, dat staat voor rijden in staat van alcoholintoxicatie of dronkenschap en/of rijden onder invloed van drugs.
02.03 Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, ik hoop samen met u dat die twee voorwaarden gerealiseerd kunnen worden en dat het streefcijfer gehaald kan worden.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
03 Question de M. Franco Seminara à la ministre de l'Intérieur sur "l'existence d'un trafic d'êtres humains autour de patients souffrant d'un rein" (n° 4573)
03 Vraag van de heer Franco Seminara aan de minister van Binnenlandse Zaken over "mensensmokkelaars die nierpatiënten naar België lokken" (nr. 4573)
03.01 Franco Seminara (PS): Monsieur le président, madame la ministre, les autorités policières ont observé ces dernières semaines un phénomène inquiétant qui porte tous les signes d'un trafic d'êtres humains. En effet, de nombreux patients étrangers qui suivent un traitement pour le rein dans un centre de dialyse en Belgique sont tous d'origine arménienne. D'après les informations publiées à ce jour, des intermédiaires les attireraient en leur promettant des soins gratuits et les abandonnent, ensuite, malades devant les urgences.
La traite des êtres humains est une pratique ancienne et constante qui consiste à exploiter les individus autant qu'il est possible pour en tirer le plus grand profit. Aujourd'hui, la traite ne peut être dissociée des flux migratoires internationaux et parfois elle emprunte les mêmes itinéraires. Les modes d'exploitation sont très variés. Pour le cas qui nous concerne, l'exploitation semble prendre la forme de promesses de délivrance d'un titre de séjour en l'échange d'un rein.
Madame la ministre, qu'en est-il réellement? Disposez-vous d'informations confirmant un trafic d'êtres humains en provenance d'Arménie aux vues d'exploiter leur rein? Dans l'affirmative, quelles sont les mesures prises pour y faire face efficacement? Dans cette perspective, alors que le Plan national de sécurité est en voie de révision, comptez-vous placer la lutte contre le trafic d'êtres humains dans ses priorités?
03.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, il s'avère que fin 2010, les services de mon collègue en charge de l'Asile et de l'Immigration se sont aperçus qu'un nombre croissant de ressortissants arméniens demandaient l'asile en Belgique, entre autres pour pouvoir y suivre des traitements médicaux. Suite à ce constat, ces services se sont rendus sur place pour prendre contact avec les autorités arméniennes. Pour de plus amples informations, je vous renvoie à mon collègue le secrétaire d'État à l'Asile et à l'Immigration.
Ni la police ni les autorités judiciaires ne disposent d'informations concernant un éventuel trafic d'êtres humains en provenance d'Arménie sous la forme d'une exploitation de leur rein. Interrogé à ce sujet, le ministre de la Justice m'a fait savoir qu'il n'existe à ce jour aucun élément permettant de considérer que des faits de cet ordre se déroulent sur notre territoire. Aucun dossier n'est ouvert dans ce chef au sein d'un parquet.
Pour ce qui est du Plan national de sécurité, je suis d'avis que la traite et le trafic d'êtres humains doivent rester une priorité du prochain Plan national de sécurité.
03.03 Franco Seminara (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos informations. Je vous avoue avoir été très étonné lorsque j'ai pris connaissance de ce phénomène. Aussi, vos informations me confortent-elles néanmoins.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
04 Vraag van mevrouw Rita De Bont aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de elektronische aanlijning van honden" (nr. 4597)
04 Question de Mme Rita De Bont à la ministre de l'Intérieur sur "la mise en laisse électronique des chiens" (n° 4597)
04.01 Rita De Bont (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, met de zomer voor de deur heeft men in een aantal toeristische centra laten verstaan dat men streng zou optreden tegen overlast veroorzaakt door honden, onder andere tegen loslopende honden.
In Oostende zou men bijvoorbeeld boetes van 50 tot 500 euro kunnen oplopen als de hond niet is aangelijnd.
De vraag hierbij rijst of een elektronische aanlijning ook bij ons als een geldige aanlijning wordt erkend.
In september 2010 heeft in Haarlem in Nederland een kantonrechter geoordeeld dat een klassieke echte hondenriem niet meer nodig is om een hond volgens de wet aan te lijnen, dit naar aanleiding van een boete die een hondeneigenaar kreeg omdat zijn hond elektronisch was aangelijnd.
De reactie van de rechter was dat men bij het opstellen van de wet nog niet van de elektronische aanlijning op de hoogte was. Vermits de hond met die elektronische aanlijning nog beter onder controle te houden is dan met een gewone aanlijning, heeft hij geoordeeld dat dit volgens de wet was.
De politie van Oostende heeft mij trouwens verteld dat zij niet van dit systeem op de hoogte zijn, ook al neem ik aan dat de regelgeving bij hen van recentere datum is. Zij hebben daarmee dus ook geen rekening kunnen houden.
Mevrouw de minister, kan ook bij ons geen boete worden opgelegd als men zijn hond onder controle heeft door middel van een e-collar, een elektronische aanlijning? Zou het niet aangewezen zijn dat de begeleider van een hond die door een e-collar onder controle wordt gehouden over een losloopvergunning kan beschikken om misverstanden in een discussie met de beambte te kunnen voorkomen? Nog beter zou zijn dat de hond een zichtbare penning draagt waarop zijn chipnummer is vermeld, zodat ook de omstanders kunnen zien dat de hond geen gevaar voor de omgeving betekent.
Ik kijk uit naar uw reactie hierop, mevrouw de minister.
04.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, deze materie valt volledig onder de bevoegdheid van de gemeentelijke overheid.
Op grond van artikel 135, alinea 2 van de nieuwe gemeentewet kan de gemeenteraad politieverordeningen uitvaardigen die onder andere de openbare orde en veiligheid in de gemeente nastreven.
In de meeste gemeenten zijn dan ook politieverordeningen van kracht die de hondengeleider verplicht de hond aan de leiband te houden als men zich op het openbaar domein begeeft.
Hoe men het verbod precies verwoordt en regelt, komt volledig aan de gemeentelijke overheid toe. Ook de elektronische aanlijning voor honden kan in deze politieverordeningen worden opgenomen.
Ik meen echter, dat is mijn persoonlijke mening, dat dit misschien niet de meest diervriendelijke leiband is. Misschien moeten wij Dierenwelzijn consulteren om de meningen hierover te kennen.
Uit respect voor de gemeentelijke autonomie, enerzijds, en door de vaststelling dat de mogelijkheid voor de gemeenten bestaat om dat gedrag te regelen en het feit dat vele gemeenten dat ook hebben gedaan, anderzijds, is een bijkomend wettelijk initiatief tot regeling van de wandeling met de hond misschien niet onmiddellijk opportuun, maar moeten wij eerder, voor de duidelijkheid, de gemeenten responsabiliseren.
04.03 Rita De Bont (VB): Dat daarover ergens toch duidelijkheid zou worden gecreëerd, is ook mijn vraag. Zeker in toeristische centra zijn het niet alleen de mensen die in die gemeente wonen die daar rondlopen. Als alle gemeenten er andere ideeën op nahouden, dan is het onmogelijk om te weten wat er precies in een bepaalde politieverordening van een bepaalde gemeente is geformuleerd.
Het zou interessant zijn als er daarover op nationaal vlak een of andere richtlijn zou kunnen worden gegeven, misschien in consultatie met Dierenwelzijn, want er is inderdaad een discussie over wat de meest diervriendelijke aanlijning is. Bij goed gebruik weet ik dat het heel diervriendelijk is, maar die discussie moet natuurlijk in een andere commissie gevoerd worden. Ik wil vragen om in de toekomst daarvoor een duidelijke regelgeving of richtlijn op te stellen voor de gemeenten. Het is moeilijk als het in iedere gemeente anders gebeurt. Als de politie zelf niet weet of de regel toepasbaar is, dan komt dat ook niet goed over bij de personen die daarvoor beboet worden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag 4610 van mevrouw Galant en vragen 4625 en 4626 van de heer Peter Dedecker zijn uitgesteld.
05 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het toenemende antisemitisme bij moslimleerlingen in Brussel" (nr. 4660)
05 Question de M. Tanguy Veys à la ministre de l'Intérieur sur "l'antisémitisme croissant auprès des écoliers musulmans à Bruxelles" (n° 4660)
05.01 Tanguy Veys (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, vorige week werd op een colloquium het nieuwe boek voorgesteld “Jong in Brussel: bevindingen uit de JOP-monitor Brussel”. Het is een lijvig document van 426 bladzijden, opgesteld door Nicole Vettenburg, Mark Elchardus en Johan Put.
Dit werk heeft meteen de aandacht getrokken omdat in het belangrijke hoofdstuk 8, met als titel “Antisemitisme in Brussel,” over een dertigtal bladzijden de problematiek van het toenemende antisemitisme in Brussel, en in het bijzonder bij jonge moslimleerlingen, in kaart wordt gebracht.
Dit onderzoek ging uit van het Platform Onderzoek Jeugd. Ik citeer VUB-socioloog Mark Elchardus over het toenemende antisemitisme bij Brusselse moslimleerlingen. Volgens de professor gaat het om een “erg hoog en verontrustend cijfer”. “Erger is dat die anti-joodse gevoelens niets te maken hebben met een laag opleidingsniveau of sociale achterstelling, wat wel het geval is bij racistische autochtonen. Bij autochtone Brusselse leerlingen is 10 % antisemitisch. Het antisemitisme bij die leerlingen is theologisch geïnspireerd en er is een rechtstreeks verband tussen moslim zijn en antisemitische gevoelens koesteren. Bij katholieken met anti-joodse gevoelens, zijn die lang niet zo sterk en dat maakt die negatieve gevoelens ook moeilijker te bestrijden.” Aldus Elchardus.
In de nasleep hiervan heb ik vernomen dat blijkbaar reeds voor deze publicatie, in 2003, een rapport van het Weense Center for Research on Antisemitism, in zijn overzicht van antisemitische incidenten in de Europese Unie, stelt dat er in België een duidelijke toename van dergelijke incidenten waar te nemen is. Het noemt enkele ernstige voorvallen met geweld op personen, vandalisme op synagogen en handelszaken, bedreigende graffiti en een blijkbaar onstuitbare golf van haatdragende teksten op het internet. De auteurs van dit rapport voeren als verklaring aan dat xenofobie in België hoger is dan in andere Europese landen, een vaststelling die trouwens werd bevestigd door het recente internationale onderzoek naar burgerschap, dat plaatsvond in 2010.
Mevrouw de minister, er werden aan 2 837 studenten – ik vermoed dat dit een representatieve steekproef is – vragen gesteld en enkele resultaten daarvan zijn de volgende.
Uit de antwoorden blijkt dat 31,4 % van die studenten vindt dat joden alles willen domineren, dat 29,9 % vindt dat de meeste joden denken dat zij beter zijn dan anderen, dat 28,6 % vindt dat als men met joden zaken doet, men extra goed moet oppassen en, ten slotte, dat 28,4 % vindt dat joden aanzetten tot oorlog en anderen de schuld geven.
Mevrouw de minister, in een eerste reactie van de joodse gemeenschap worden deze cijfers bevestigd. Ik citeer uit Joods Actueel dat stelt dat “joden in Brussel al langer last ondervinden van deze zorgwekkende mentaliteit en zich nauwelijks nog op straat durven te begeven met een keppeltje”. Ik lees ook het volgende: “In sommige Brusselse wijken zijn de joodse handelaren compleet uit het straatbeeld verdwenen en de synagoge van Anderlecht is vaak het slachtoffer van brandbommen tegen de gevel. De satellietontvangst van antisemitische Arabische zenders blijft ook in Brusselse moslimhuiskamers voeding geven aan de antisemitische beeldvorming bij de Brusselse jeugd.” Ten slotte merkt men ook op dat het probleem is dat ook de Brusselse universiteiten zelf, en ik herinner, mevrouw de minister, dat ik u daarover ook heb ondervraagd, zelf medeplichtig zijn aan het probleem. Het is bekend dat vooral Brusselse universiteiten niet aarzelen om antisemitische lezingen te laten geven of om anti-Israëlische acties te laten organiseren op de campus.
Mevrouw de minister, gelet op deze zorgwekkende toestand had ik graag gepeild naar uw reactie en uw houding tegenover de resultaten van dit onderzoek Jong in Brussel van het Platform Onderzoek Jeugd.
Bent u zelf tot de vaststelling gekomen dat er een toenemende vorm van antisemitisme is bij moslimleerlingen in Brussel? Hebt u daarover cijfermateriaal? Zo nee, hoe komt het dat u daarover geen cijfermateriaal hebt?
Stelt u deze vorm van toenemend antisemitisme ook vast in andere steden met hoge moslimconcentraties, ik denk in eerste instantie aan Antwerpen, waar toch ook een niet-onbelangrijke joodse gemeenschap aanwezig is? Zo ja, in welke mate beschikt u over cijfers? Wat zijn die cijfers? Mocht u geen cijfers hebben, waarom niet?
Wat zijn de huidige maatregelen, bijvoorbeeld aan de ambassade van Israël, aan joodse scholen, synagogen, winkels, kantoren en woningen om dit antisemitisme te bestrijden?
Hebt u recente maatregelen genomen om het toenemende antisemitisme bij moslimleerlingen een halt toe te roepen en maatregelen te nemen, zowel aan de ambassade van Israël, aan joodse scholen, synagogen, winkels, kantoren en woningen, teneinde deze meer te beveiligen? Zo ja, welke en zo nee, waarom niet?
05.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Veys, ik heb eveneens kennis genomen van het verschijnen van het onderzoeksrapport. Ik zal het met veel interesse doornemen.
Het antisemitisme bestaat, zoals bij herhaling wordt vastgesteld. Wanneer het toeneemt, vraagt het fenomeen onze aandacht. Ik ben dan ook verheugd over de studie die is uitgevoerd en die ons nogmaals op de gevaren van antisemitisme wijst.
Ik vraag mijn diensten een analyse van het onderzoek te maken. In afwachting van hun analyse wens ik dan ook geen voortijdige reactie ter zake te geven.
In de loop van het onderzoek zijn er, gezien de internationale context en gebaseerd op de evaluaties van OCAD, al sinds 9/11 versterkte maatregelen genomen met het oog op verhoogde waakzaamheid.
De officiële Israëlische belangen staan in ons land continu onder dreigingniveau 3. Ook voor scholen en diverse, andere belangen van de joodse gemeenschap zijn aanhoudende maatregelen van kracht. Deze versterkte maatregelen betreffen zowel patrouilles als bescherming van personen en bescherming van gebouwen.
Om redenen van veiligheid kan ik uiteraard geen nadere details ter zake geven.
05.03 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik hoop dat de lezing van de dertig bladzijden uit het document die op antisemitisme bij moslimleerlingen slaan, heel snel kan gebeuren. Ik hoop ook dat er door uw diensten heel snel op kan worden gereageerd.
Ik dank u tevens voor de toelichting over het huidige maatregelenpakket, zoals het door u in uw hoedanigheid van minister van Binnenlandse Zaken werd uitgevoerd.
U geeft geen cijfermateriaal over incidenten op het vlak van antisemitisme. Ik vermoed evenwel dat zij wel in uw bezit zijn. Ik hoop dat ik op een later tijdstip nog op deez cijfers zal kunnen terugkomen.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 4664 van de heer Jadot is omgezet in een schriftelijke vraag.
06 Vraag van mevrouw Kristien Van Vaerenbergh aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de federale dotaties aan Vlaamse politiezones" (nr. 4672)
06 Question de Mme Kristien Van Vaerenbergh à la ministre de l'Intérieur sur "les dotations fédérales aux zones de police flamandes" (n° 4672)
06.01 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, in 2003 zijn 34 Vlaamse politiezones naar de Raad van State gestapt, omdat zij zich ongelijk behandeld voelden in het kader van een bijkomende federale toelage. In 2009 gaf de Raad van State de zones ook gelijk.
In 2010 besliste de Ministerraad daarop om niet enkel de 34 betrokken politiezones, maar alle 46 Vlaamse politiezones een correctie toe te kennen. De 46 zones ontvingen een bijkomende federale toelage van 2,8 miljoen euro. De correctie werd echter nog niet ontvangen voor de periode van 2002 tot 2009. Die correcties zijn ook niet opgenomen in de federale begroting 2011. Het Rekenhof heeft daarbij de opmerking gemaakt dat het uitstel de vooropgestelde som van 28,2 miljoen euro verder kan doen oplopen met nalatigheidinteresten.
Waarom werd het bedrag niet opgenomen? Wat is het probleem? Wanneer plant u de uitbetaling van de correctie?
06.02 Minister Annemie Turtelboom: De correctie voor de bijkomende dotatie voor de jaren vóór 2010 behoeft een spreidingsplan, dat een regering met volle bevoegdheid veronderstelt. Dat was trouwens ook, op mijn voorstel, het besluit van de begrotingscontrole 2010. Daar werd afgesproken het probleem voor de toekomst op te lossen en vervolgens te bekijken hoe wij op een realistische manier de passiva uit het verleden zouden kunnen aanzuiveren.
Ik heb dus in elk geval het probleem voor de toekomst opgelost, door een correctie te laten uitvoeren voor de budgetten vanaf 2010. Zo deint de factuur niet langer uit, maar door de lopende zaken heb ik het gedeelte vóór 2010 niet kunnen oplossen.
06.03 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mevrouw de minister, kon dan in die begroting ook niet al een spreidingsplan voor het verleden opgenomen worden?
06.04 Minister Annemie Turtelboom: Een regering in lopende zaken kan dat niet doen. Dat is de reden waarom het tweede gedeelte niet aanvaard is, maar ik heb in elk geval ervoor gezorgd dat de factuur in de toekomst niet verder uitdeint.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de weigering vanwege de Mechelse korpschef om een proces-verbaal op te stellen" (nr. 4679)
07 Question de M. Bert Schoofs à la ministre de l'Intérieur sur "le refus du chef de corps de Malines de dresser un procès-verbal" (n° 4679)
07.01 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, een welbepaald feit in de media heeft mij geïnspireerd tot deze vraag.
Ik ben al vaak geconfronteerd met rechtszoekenden die een klacht willen indienen en wiens klacht niet wordt genoteerd. In dit geval gaat het over een advocaat die een klacht wou neerleggen tegen de stafhouder. Die klacht werd niet genoteerd door de Mechelse politiebaas en, meer nog, die politiebaas bracht nadien wel de stafhouder per brief op de hoogte van het voornemen van de advocaat. Ook die feiten interesseren mij, omdat er bepaalde actoren bij betrokken zijn en ik wil weten of alles wel volgens de regels is verlopen.
Mevrouw de minister, kunt u eerst en vooral een toelichting geven bij de feiten die aanleiding hebben gegeven tot de berichtgeving in de pers en tot mijn vragen hier? Op welke wijze moet er in dergelijke gevallen worden gehandeld door de korpschef? Werden die regels strikt opgevolgd? Indien neen, welke bepalingen zouden zijn geschonden? In hoeverre kunt u daarover oordelen? Ik veronderstel dat het comité P dat moet doen, maar ik weet dat er ook richtlijnen bestaan op bestuurlijk vlak en ik wil weten of die werden gevolgd.
Kunt u mij zeggen wanneer en in welke mate politieagenten, gaande van de piotten van het korps tot de allerhoogste, zelf kunnen oordelen of het voorwerp van een klacht of een melding al of niet strafbare feiten betreft? Kunnen politieagenten weigeren een klacht op te stellen, ook indien de rechtszoekende hierom verzoekt?
Kunnen zij vervolgens weigeren om een melding te doen van feiten? Zijn er u gevallen bekend waarbij rechtszoekenden door een gerechtsdeurwaarder hebben laten noteren dat werd geweigerd om een klacht te aanvaarden?
Hebt u daarover cijfers? Ik vraag vandaag uiteraard niet de concrete cijfers op. Ik weet dat het binnen het bestek van een mondelinge vraag moeilijk is om concrete cijfers te geven, zeker in de betreffende materie, maar mocht u ze hebben, kunt u ze mij eventueel later meedelen.
Zijn er u gevallen bekend waarbij iemand door een gerechtsdeurwaarder heeft laten noteren dat werd geweigerd om een melding te noteren? Beschikt u ter zake over cijfers? Zijn er u rechtszaken bekend tegen de politie, omdat werd geweigerd een klacht te noteren in een proces-verbaal? Beschikt u eventueel over cijfers?
Zijn er u rechtszaken bekend, omdat werd
geweigerd feiten te noteren door middel van een melding? Beschikt u over
cijfers?
07.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer Schoofs, politieambtenaren zijn verplicht de gerechtelijke overheden via proces-verbaal in kennis te stellen van de misdrijven die hun ter kennis worden gebracht. Ze worden opgeleid om na te gaan of de hun ter kennis gebrachte feiten als misdrijven moeten worden beschouwd. Indien dat het geval is, zijn zij wettelijk verplicht een proces-verbaal op te stellen.
Indien de melding een burgerlijk geschil betreft, wordt de burger doorverwezen naar de bevoegde rechtbank, zonder dat er een proces-verbaal wordt opgesteld.
Wanneer er enkel zachte info wordt aangemeld, stelt de politie een informatierapport of RIR op voor de algemene nationale gegevensbank, waarvan de burger echter niet in kennis wordt gesteld gezien de vertrouwelijkheid. Elke burger die een aanklacht wenst in te dienen, kan er uiteraard ook voor opteren om zich rechtstreeks tot de onderzoeksrechter te wenden voor een klacht met burgerlijke partijstelling. De overige vragen betreffende gerechtelijke dossiers behoren tot de bevoegdheid van de minister van Justitie.
07.03 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de minister, uw antwoord is in die zin belangrijk dat ik hieruit concludeer dat een politierechter toch een beetje de eerste rechter van de zaak kan zijn: hij moet een kwalificatie toepassen op feiten, maar dat is al een juridische handeling. Ik zal erop aandringen dat duidelijk wordt gesteld dat wanneer een burger een proces-verbaal wenst te laten opmaken, een politieagent dat niet kan weigeren.
Ik maak uit het antwoord op dat er een grijze zone is en dat is onaanvaardbaar. Wij blijven in ons dienstbetoon als politici lastig gevallen worden door burgers, vaak terecht, die ons komen vertellen dat de politie weigert een klacht te aanvaarden. Ik ga ervan uit dat wanneer een burger naar mij komt, ik tegen hem of haar kan zeggen dat de politie verplicht is de klacht die men wenst in te dienen, te aanvaarden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 4693 van de heer Weyts wordt uitgesteld.
08 Question de M. Georges Gilkinet à la ministre de l'Intérieur sur "les conséquences de la sécheresse sur la sécurité nucléaire, notamment aux centrales de Cattenom, Chooz et Tihange" (n° 4707)
08 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de gevolgen van de droogte voor de nucleaire veiligheid, meer bepaald voor de kerncentrales van Cattenom, Chooz en Tihange" (nr. 4707)
08.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, comme vous le savez, notre pays connaît en ce printemps exceptionnel une sécheresse quasiment sans précédent, avec des mesures très strictes de limitation de la consommation inusitée aussi tôt dans la saison. Nous en sommes déjà au niveau d'étiage connu en général au mois de juillet.
Alors que vingt-six départements français ont déjà pris des mesures de restriction d'eau, de même que certaines communes belges, certains observateurs estiment que le bon fonctionnement du parc nucléaire pourrait lui aussi être perturbé. Si l'aridité se prolonge, 44 des 58 réacteurs français situés en bord de rivière risquent d'être arrêtés, selon une récente analyse de l'Observatoire du nucléaire.
Les cours d'eau imposent, en effet, de nombreuses contraintes aux centrales. Elles doivent tout d'abord respecter des normes de débit minimal, définies au cas par cas, avant de prélever l'eau nécessaire au refroidissement de leurs installations. Toujours selon l'Observatoire du nucléaire, une vingtaine de réacteurs sont ainsi susceptibles de manquer d'eau pour pouvoir être refroidis et pour éviter, dans les cas les plus graves, une fusion. Parmi ces réacteurs, citons notamment ceux de Chooz (Ardennes) littéralement enclavé en territoire belge et de Cattenom (Lorraine).
Afin de préserver l'environnement et la biodiversité, les centrales ont également pour obligation de ne pas dépasser une certaine température dans les rivières, située autour de 28 degrés, lorsqu'elles rejettent l'eau venant des circuits de refroidissement. Si cette température est atteinte, la centrale doit réduire la puissance de ses réacteurs, voire les arrêter, ce qui s'est déjà produit en 2003.
Madame la ministre, quel est le débit suffisant pour assurer le refroidissement des centrales de Chooz, Tihange, qui sont sur la Meuse et de Cattenom, qui est sur la Moselle? Quel est le débit actuel de la Meuse et de la Moselle en amont de ces centrales? Dispose-t-on de projections quant à l'évolution de ce débit dans les prochaines semaines?
Quels sont les risques, selon vous, d'une poursuite de la sécheresse que connaît notre pays sur la sécurité et la gestion de ces centrales nucléaires pour ce qui concerne le débit nécessaire à les refroidir ou la température maximale de l'eau rejetée?
Ces centrales ont-elles déjà dû être ralenties ou arrêtées à cause d'un débit insuffisant de la Meuse ou de la Moselle? Dans quelles circonstances? À quelle époque? Cela risque-t-il de se produire si la sécheresse actuelle se prolonge?
Êtes-vous en contact régulier avec les autorités françaises au sujet des conséquences de la sécheresse sur les centrales de Chooz et de Cattenom? Vous ont-elles informées des mesures prises par rapport à ce risque? Quand a lieu la prochaine rencontre franco-belge de coordination de sécurité nucléaire? Aura-t-elle cette question à son ordre du jour? Une réunion extraordinaire n'est-elle utile pour traiter cette question?
Quelles sont les mesures prises en Belgique au sujet des risques nucléaires consécutifs à la sécheresse actuelle?
08.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, cher collègue, les centres nucléaires de production d'électricité prélèvent de l'eau pour assurer leur refroidissement et pour alimenter les différents circuits nécessaires à leur fonctionnement. L'eau prélevée est, ensuite, restituée au cours d'eau en partie pour les unités avec aéroréfrigérant en raison de l'évaporation, comme c'est le cas pour les trois unités de Tihange et les deux de Chooz. L'échauffement de l'eau doit respecter les limites fixées par les autorités compétentes.
Pour les centrales de Chooz en France, les limites sont fixées dans l'arrêté interministériel du 30 novembre 2009, associé aux décisions ASN. Les volumes prélevés dans la Meuse ne peuvent excéder un débit maximal instantané de 7 m3 par seconde. La quantité d'eau maximale évaporée, quelle que soit la période de l'année, par les deux unités de Chooz 2, est limitée à une moyenne journalière de 2,1 m3 par seconde. Selon le débit de la Meuse, les restrictions complémentaires suivantes s'appliquent. Si la moyenne journalière des débits de la Meuse évalués à l'aval du site sur 12 jours consécutifs se situe entre 20 et 22 m3 par seconde, le débit évaporé pendant les 13 jours sera limité à 5 % du débit moyen journalier du 12e jour. Si la moyenne journalière des débits de la Meuse évalués à l'aval du site sur 12 jours consécutifs est inférieure à 20 m3 par seconde, le débit évaporé pendant le 13e jour sera nul. Sauf circonstance exceptionnelle motivée, le débit évaporé sera nul lorsque le débit moyen journalier de la Meuse à l'aval du site sera inférieur ou égal à 14 m3 par seconde. Un prélèvement de 1,6 m3 par seconde est indispensable pour le refroidissement des réacteurs lors des arrêts de production et peut avoir lieu avec restitution intégrale, quel que soit le débit de la rivière.
Ces limites respectent l'accord franco-belge figurant dans l'échange de lettre du 23 mai 1984, confirmé par l'accord du 8 septembre 1998. Le groupe franco-belge de sûreté nucléaire est informé de l'évolution de la situation. La prochaine réunion est prévue le 16 juin à Paris.
Le débit de la Meuse est suivi de près par les services de la Région wallonne, notamment la Direction générale opérationnelle de la Mobilité et des Voies hydrauliques. Hier, le 17 mai, le débit à hauteur de Heers-Agimont était de 30,5 m³ par seconde. Au lieu de vous donner tous les chiffres, je vous communique l'adresse du site web pour suivre les données journalières: voies-hydrauliques.wallonie.be.
Pour la centrale de Cattenom, la Belgique n'est pas compétente vu que la Moselle ne coule pas sur notre territoire: elle verse ses eaux dans le Rhin et pas dans la Meuse. Pour les centrales de Tihange, la température des eaux rejetées en Meuse est strictement contrôlée afin de respecter les normes en vigueur. La réglementation fixe un seuil qui varie selon les périodes de l'année. Un échauffement de 4 ou 5 degrés est autorisé; néanmoins, la température de la Meuse ne peut jamais atteindre plus de 28 degrés en aval du site. Les résultats des mesures effectuées en permanence sont disponibles en temps réel dans les salles de commande, ce qui permet de prendre immédiatement les mesures adéquates si le niveau de température s'approche du seuil autorisé.
Les conditions climatiques ont réduit le débit de la Meuse. En effet, en 2009, le débit moyen atteignait 183 m³ par seconde contre 251 m³ par seconde pour l'année 2008. Pour l'année 2009, la valeur médiane annuelle de la température en aval de la centrale était de 16 degrés pour un maximum annuel autorisé de 25 degrés. L'échauffement moyen annuel de la Meuse dû à la centrale nucléaire de Tihange est de 3 degrés.
En conclusion, le risque de canicule et donc de diminution du débit des cours d'eaux est prévu dans les dispositifs de contrôle et ne constitue dès lors pas un risque pour la sûreté des centrales nucléaires. Par contre, la canicule pourrait influencer la production d'électricité des centrales nucléaires. Pour éviter un dépassement d'une des limites imposées, l'exploitant des centrales nucléaires peut être amené à diminuer la puissance fournie au réseau électrique d'une ou de plusieurs unités. Par exemple, durant les étés 2003 et 2006, la puissance des trois unités de la centrale de Tihange a dû être délibérément réduite en raison de la limitation de la température du fleuve pendant 800 heures cumulées. En 2006, l'unité Tihange 2 a réduit sa puissance pendant 220 heures.
08.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, je soulignerai d'abord le fait que j'ai reçu aujourd'hui une réponse complète. Je vous en remercie.
Vous avez dit que la sécheresse risquait d'engendrer une diminution de la production d'électricité, mais sans aucun risque nucléaire. Votre raisonnement me paraît un peu rapide, d'autant plus que les autorités françaises ont reporté l'entretien de certaines centrales situées en bord de mer pour prévenir le fait que certaines centrales situées au bord des cours d'eau ne doivent diminuer leurs activités. Différer un entretien n'est jamais une bonne nouvelle en ce domaine
S'agissant des centrales de Chooz et de Cattenom, qui sont situées en dehors de notre territoire, je vous avais demandé à plusieurs reprises de veiller à ce que les autorités belges s'y intéressent. Pour Chooz, des conventions ont été signées, et un suivi a été mis en place. Je souhaite vous encourager à faire de même pour Cattenom, même si la Moselle ne se jette pas dans la Meuse – ce que je savais déjà, puisque je l'ai étudié à l'école primaire…
Le président: Monsieur Gilkinet, voulez-vous bien respecter votre temps de parole? Vous avez déjà utilisé le double du temps prévu par le Règlement!
08.04 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): D'accord, je vais conclure en vous rappelant que Cattenom se situe à 28 kilomètres de notre territoire. Elle mérite donc toute l'attention des autorités belges.
Het incident is gesloten.
09 Question de M. Georges Gilkinet à la ministre de l'Intérieur sur "la représentation belge au sein des commissions locales de l'Information de Gravelines, de Cattenom et de Chooz" (n° 4708)
09 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de Belgische vertegenwoordiging in de lokale informatiecommissies van Gravelines, Cattenom en Chooz" (nr. 4708)
09.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, la législation française prévoit, comme vous le savez, la mise en place autour de chaque site nucléaire d’une commission locale d’information. Cela concerne également les autorités locales belges, notamment pour ce qui concerne les sites de Gravelines, Cattenom et surtout Chooz, qui se trouvent à proximité immédiate de nos frontières.
Une Commission locale d'information (CLI) réunit les gestionnaires des centrales, les syndicats, les élus locaux et régionaux ainsi que des associations environnementales. Pour ce qui concerne celle de Chooz, des bourgmestres belges ainsi que le gouverneur de la province de Namur sont régulièrement invités. Le représentant du gouverneur participe de façon régulière à ces travaux. C'est moins le cas pour les représentants des communes, d'après mes informations.
Une des difficultés est à mes yeux que les représentants de la province de Namur et des communes voisines à la CLI de Chooz n'y disposent pas de siège officiel, ni de voix délibérative. Cette situation est pour le moins interpellante compte tenu de l'emplacement de la centrale de Chooz que je ne vous rappelle pas.
Madame la ministre, pouvez-vous m'indiquer quel est le statut des représentants de la province de Namur et des communes voisines au sein du CLI de Chooz? Pouvez-vous me dire s'il existe également une représentation communale et provinciale pour les CLI de Cattenom et de Gravelines? Pouvez-vous me dire si la Belgique est prête à entreprendre des démarches envers les autorités françaises en vue d'obtenir une représentation plus officielle dans ces commissions locales d’information autour de sites nucléaires français proches de notre territoire? Des contacts avec votre homologue français sont-ils prévus ou ont-ils eu lieu à ce sujet?
09.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, ces commissions sont régies par le droit français. Un décret français du 12 mars 2008 détermine l'organisation et le fonctionnement de ces commissions locales d'information (CLI). Selon l'article 5 de ce décret, une région, un département, une commune ou un groupement de collectivités territoriales est considéré comme intéressé par une installation nucléaire de base si une partie de son territoire est située à moins de 5 kilomètres du périmètre de cette installation ou si le plan particulier d'intervention relatif à cette installation est applicable dans tout ou partie de cette collectivité ou de ce groupement.
Selon la législation française, aucune commune belge ne peut être impliquée dans le fonctionnement des CLI des centrales nucléaires de Cattenom et de Gravelines puisque ces centrales sont implantées à plus de 5 kilomètres de la frontière belge. Le décret du 12 mars 2008 prévoit la possibilité pour des personnalités étrangères de participer au fonctionnement d'une CLI lorsqu'une installation nucléaire est proche de la frontière. C'est le cas de Chooz: le représentant du gouverneur de la province de Namur participe activement aux activités de la CLI.
09.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Merci, madame la ministre. D'une part, je vous posais une question sur le caractère officiel de la représentation et son rôle uniquement consultatif, comme vous le savez. D'autre part, on peut s'interroger sur cette limite de 5 kilomètres au regard des conséquences d'un accident nucléaire qui vont beaucoup plus loin. D'ailleurs, la distribution de pilules d'iode se fait dans un rayon de 20 kilomètres autour de ces centrales.
Ce sujet mériterait d'être mis au programme des réunions régulières entre les autorités de sécurité nucléaire françaises et belges pour envisager un élargissement de cette concertation. Une demande très précise porte sur le site de Cattenom, les autorités de la province de Luxembourg voulant être mieux informées de ce qui s'y passe, en raison d'une certaine proximité, même si la distance est supérieure aux 5 kilomètres que vous avez rappelés.
Het incident is gesloten.
10 Question de M. Ronny Balcaen à la ministre de l'Intérieur sur "l'action judiciaire entamée par Dexia Assurances contre le corps des pompiers d'Ath" (n° 4709)
10 Vraag van de heer Ronny Balcaen aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de rechtsvordering van Dexia Verzekeringen tegen het brandweerkorps van Aat" (nr. 4709)
10.01 Ronny Balcaen (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, je voudrais vous poser l'une ou l'autre question sur l'action judiciaire récemment entamée par Dexia Assurances contre le corps des pompiers d'Ath. Quelques mots sur les circonstances. L'Institut technique libre d'Ath a été l'objet d'un incendie d'origine criminelle le 24 avril dernier. C'était le dimanche de Pâques. L'alerte a été donnée vers 5 heures du matin. L'incendie a été maîtrisé par les pompiers arrivés rapidement sur les lieux et a surtout provoqué des dégâts liés à la fumée. Ces dégâts ont nécessité la fermeture de l'école durant une semaine.
On apprend que l'assureur de l'école, Dexia Assurances, estime que les pompiers ont une responsabilité dans l'ampleur des dégâts. L'assureur a entamé une démarche devant le tribunal des référés, afin de faire reconnaître cette prétendue responsabilité. Il serait reproché aux pompiers de n'avoir pas correctement ventilé les lieux, ce qui aurait permis de limiter les dégâts. Une thèse que réfute complètement le commandant du corps des pompiers d'Ath, qui déplore le manque de considération pour ses hommes, qui risquent leur vie, à chaque intervention. Je me permets de citer quelques éléments de sa réaction dans la presse régionale: "Il n'y avait pas de vies à sauver, donc, je ne fais pas prendre de risques à mes gars. (…) Je ne les envoie pas au casse-pipe pour faire faire des économies aux assurances. (…) Je veux continuer à pouvoir me regarder dans la glace, mais avec des histoires dans ce genre-là, on ne trouvera bientôt plus aucun pompier volontaire. Il faut d'urgence que notre situation soit clarifiée et que nous soyons protégés dans notre mission".
Madame la ministre, on peut en effet se poser des questions sur la moralité d'une telle démarche de la part des assureurs et sur son caractère vexatoire. Sans entrer dans les détails de cette affaire, pouvez-vous, madame la ministre, me préciser si les organismes d'assurance pratiquent régulièrement de la sorte vis-à-vis des corps de pompiers? Comment considérez-vous la démarche de Dexia Assurances qui tend à mettre les intérêts financiers au-dessus de la sécurité des pompiers en exercice?
10.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, je souhaite rappeler en premier lieu que l'incendie dont il est question n'a causé que des dégâts matériels. Les faits se sont en effet déroulés dans une école un dimanche de Pâques à cinq heures du matin et le bâtiment était alors inoccupé. Les organismes d'assurance ont toujours la possibilité de se retourner contre les intervenants afin de déterminer, le cas échéant, la responsabilité de ces derniers dans l'aggravation éventuelle des dégâts matériels, et ce sur la base de l'article 1382 du Code civil.
Je peux vous indiquer que la responsabilité civile des pompiers est couverte par une assurance souscrite par la commune qui les emploie. Il est donc fréquent que pareils faits se règlent au cours d'une négociation entre assureurs, même si on doit constater une nouvelle tendance chez les assureurs qui entament des actions contre les communes devant les tribunaux. J'estime en tout état de cause que la vie et la sécurité des pompiers priment sur les dégâts matériels et leur coût.
Dans le cadre de la réforme des services d'incendie, j'ai déjà mandaté le Centre fédéral de connaissances pour la sécurité civile pour développer des procédures uniformes. Certaines sont en voie d'achèvement et seront mises à la disposition des pompiers dès la fin de l'année. L'existence de ces procédures uniformes devrait fournir aux pompiers un cadre mieux défini lors de leurs interventions et par voie de conséquence devrait limiter leurs mises en cause lors de procédures judiciaires.
10.03 Ronny Balcaen (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses et je prends note du fait que vous constatez une nouvelle tendance des assureurs à se retourner contre les communes. On est au-delà d'une négociation entre experts et compagnies d'assurance puisqu'une action judiciaire a été entamée par Dexia. On se trouve une étape plus loin dans l'action. Je voulais rappeler comment de telles actions pouvaient avoir un impact émotionnel sur un corps de pompiers déjà mis en cause dans la catastrophe de Ghislenghien, à tort nous semble-t-il.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de nieuwe kerncentrale in Borssele" (nr. 4723)
11 Question de M. Kristof Calvo à la ministre de l'Intérieur sur "la nouvelle centrale nucléaire de Borssele" (n° 4723)
11.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Onze noorderburen hebben al een tijdje het plan om een nieuwe kerncentrale te bouwen in Borssele, niet zover van ons grondgebied vandaan. Er waren enkele struikelblokken en vraagtekens bij de ontwikkeling van de procedure. Recent bereikte ons het nieuws dat een van die struikelblokken mogelijk uit de wereld is geholpen, namelijk het aanslepend conflict tussen nutsbedrijf DELTA en RWE. Er is een akkoord gesloten dat RWE in ruil voor een belang van 30 % in plaats van 50 % mag meedoen aan de plannen van DELTA voor de bouw van een nieuwe kerncentrale. Op die manier lijkt de bouw van een nieuwe kerncentrale niet ver van ons grondgebied waarschijnlijker te worden, te meer omdat de conservatieve golf de Nederlandse politiek heeft overspoeld en het Nederlandse kabinet onder leiding van Mark Rutten heel assertief en duidelijk heeft gezegd zelfs na de vreselijke gebeurtenissen in Fukushima te zullen doorgaan met de vergunning voor een nieuwe kerncentrale in Borssele. Lessen uit Japan worden meegenomen bij de vergunningsprocedure, zo klinkt het, maar staan een eventuele ontwikkeling niet in de weg.
Aangezien de kerncentrale vrij dicht bij de Belgische burgers ligt, aangezien de veiligheid van Nederlandse burgers ons aanbelangt, aangezien het debat over nucleaire veiligheid volop woedt, aangezien u mee rond de tafel schuift met het oog op de criteriabepaling voor de Europese stresstest heb ik een aantal vragen voor u.
Welke rol speelt het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle als Belgische veiligheidsautoriteit in de prevergunningsfase enerzijds en in de vergunningsfase anderzijds voor de eventuele nieuwe kerncentrale in Borssele?
Zijn er op niveau van ENSREG of van WENRA of tussen Europese ministers bevoegd voor nucleaire veiligheid, vorige week afspraken gemaakt over het realiseren van stresstests voor nog te bouwen kerncentrales of zouden er post Fukushima extra criteria worden gehanteerd? Zo ja, welke bijkomende criteria worden er gehanteerd? Zo neen, zult u dan van uw politieke functie en morele autoriteit als minister van Binnenlandse Zaken gebruikmaken om die extra criteria op tafel te leggen bijvoorbeeld voor de kerncentrale van Borssele?
Gelet op de woelige tijden, gelet op de vele vragen, gelet op de economische opportuniteiten verbonden aan alternatieven, lijkt het u niet opportuun om een Europees moratorium op de bouw van nieuwe kerncentrales te bepleiten? Zo ja, voor hoelang? Kan dat tot de uitvoering van de zogenaamde stresstest en dus tot er meer informatie is, of voor langer?
11.02 Minister Annemie Turtelboom: De interventies van het FANC met betrekking tot het project van Delta BV voor de bouw van een tweede kerncentrale te Borssele maken deel uit van de voorbereiding van de milieueffectenrapportage. Die procedure gaat een vergunningsaanvraag vooraf.
De eigenlijke aanvraag werd tot nu toe nog niet bij de bevoegde Nederlandse instanties ingediend. In het kader van de MER-procedure werd midden 2009 door Delta een startnota over het project ingediend, met als bedoeling richtlijnen te krijgen van de Nederlandse autoriteiten over de scoop van het nog op te stellen milieueffectenrapport. Die nota werd onderworpen aan een raadpleging van het publiek. Op initiatief van de Oost-Vlaamse provinciegouverneur werd te Sint-Laureins een voorlichtingsvergadering georganiseerd voor het geïnteresseerde publiek. Het FANC heeft daaraan zijn medewerking verleend.
Het FANC heeft daarna op 23 september 2009 zelf een advies uitgebracht, naar aanleiding van de publicatie van de startnota. In dat advies vroeg het agentschap om in het milieueffectenrapport bijzondere aandacht te besteden aan de radiologische gevolgen van de routinelozingen, mogelijke ongevallen, het afvalbeheer, de internationale samenwerking inzake noodplanning, het toezichtprogramma op de omgeving rond de centrale en de transporten van radioactieve materialen.
In juni 2010 heeft de Nederlandse overheid de MER-richtlijnen vastgesteld, die aangeven hoe het milieueffectenrapport moet worden opgemaakt. De aandachtspunten van het FANC zijn opgenomen in die MER-richtlijnen. Op basis van de richtlijnen is het nu aan de initiatiefnemer om het MER op te stellen, dat samen met de vergunningsaanvraag ingediend zal worden bij de Nederlandse overheid. Dat MER heeft onder meer als doel de mogelijke grensoverschrijdende effecten van de kerncentrale op Belgisch grondgebied te bepalen.
Tijdens de eigenlijke vergunningsprocedure zullen er opnieuw een aantal inspraakmomenten moeten worden georganiseerd voor burgers en betrokken overheden, waaraan ook aan Belgische zijde kan worden deelgenomen. Het FANC zal dus ook bij het verdere verloop van de procedure betrokken blijven.
Zodra het MER en de vergunningsaanvraag door Delta zijn ingediend, zal het FANC in overleg treden met de bevoegde Nederlandse instanties. De stresstests zijn door WENRA en ENSREG ontworpen om uitgevoerd te worden op bestaande kerncentrales en op kerncentrales die reeds in aanbouw zijn. Geplande centrales waarvan zelfs het ontwerp nog niet eens vastligt, zoals het geval is voor Borssele 2, kunnen niet het voorwerp uitmaken van die tests. Wanneer de plannen echter klaar zijn, dan kan het de keuze van de lidstaat zijn om die test dan ook daarvoor uit te voeren. Ik kan alvast meedelen dat het, na contact met mijn Nederlandse collega, de heer Verhagen, vlak na het drama in Fukushima, duidelijk is dat de lessen die getrokken worden uit de ramp met de kerncentrale in Fukushima, ook zullen worden meegenomen in de bouw van de kerncentrale in Borssele.
Bij het formuleren van concrete eisen waaraan een Nederlandse kerncentrale moet voldoen, zullen die lessen uiteraard ook een rol spelen, net zoals ik met mijn collega Verhagen heb afgesproken dat onze experts gezamenlijk de veiligheid van de kerncentrales die vlakbij de grenzen liggen, onder de loep zullen nemen.
11.03 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Wat is het antwoord op de vraag of u een moratorium op de bouw van nieuwe kerncentrales wenselijk acht tot de uitkomst van de stresstest?
11.04 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb altijd duidelijk gezegd dat ik niet vooroploop op de resultaten van de stresstests, want die moeten nog uitgevoerd worden. Ik zeg altijd heel duidelijk wat de situatie is en heb ook steeds een klaar standpunt ingenomen, met name dat het geen zin heeft als individuele lidstaat een moratorium in te stellen. Men moet tot die beslissing op Europees vlak komen. Mevrouw Merkel heeft op een bepaald ogenblijk alleen een dergelijke beslissing genomen en dat heeft geen enkele zin. Het gevolg is immers dat zij extra kernenergie zal importeren vanuit Frankrijk en dat heeft dan op de massa van de kernenergie in Europa en de implicaties voor een kernramp geen enkel effect. Ofwel neemt men een gezamenlijke beslissing met alle lidstaten, ofwel neemt men daar geen beslissing over.
11.05 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Ik begrijp de redenering dat we samen moeten beslissen over een moratorium, maar het begint natuurlijk bij een minister die opstaat en een dergelijke piste bepleit. Ik leid daaruit af dat u daar voorlopig nog niet op hebt aangedrongen.
11.06 Minister Annemie Turtelboom: U mag niet interpreteren hoe iemand anders denkt, mijnheer Calvo, maar ik laat dat voor uw rekening.
11.07 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): U laat steeds heel veel ruimte voor interpretatie, zeker wanneer het gaat over nucleaire veiligheid.
Voorts dank ik u voor uw antwoord met een aantal nieuwe technische elementen, die ik nader zal bekijken en waarop ik ongetwijfeld nog terugkom.
Een van de lessen van Fukushima zou moeten zijn dat er een inherent risico is verbonden aan nucleaire energie. Dat zou ons en anderen moeten aanzetten om geen nieuwe units te bouwen. Als u ook die lessen kunt meenemen, ben ik een gelukkig man.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Manu Beuselinck aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de creativiteit van de OCMW's om hun kosten met betrekking tot asielzoekers af te wenden op andere stelsels in de sociale zekerheid" (nr. 3653)
12 Question de M. Manu Beuselinck au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "la créativité dont font preuve les CPAS pour imputer les coûts relatifs aux demandeurs d'asile à d'autres régimes de la sécurité sociale" (n° 3653)
12.01 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, als ik even mag, dan graag iets over de vraag van de heer Beuselinck. Het betreft opnieuw een vraag die meer betrekking heeft op de bevoegdheden van collega Courard dan op de mijne. Het is een vraag over de situatie van de OCMW’s.
Het antwoord dat ik zal geven, is hetzelfde antwoord dat ik al vele keren heb gegeven, onder meer over de situatie van het OCMW van Gent. Als men telkens gelijkaardige vragen stelt als men met zo'n probleem wordt geconfronteerd in het eigen OCMW, geef ik hetzelfde antwoord.
De voorzitter: Mijnheer de staatssecretaris, de Romeinen wisten het ook al: bis repetita placent.
12.02 Manu Beuselinck (N-VA): Ik weet niet of de OCMW-voorzitter van de stad Gent ook de enorm intelligente opmerking maakte om personen een dag aan het werk te stellen en ze daarna opnieuw te ontslaan.
Ik weet niet of dit hetzelfde was?
De voorzitter: Ik kan u zeggen dat dit niet zo was, mijnheer Beuselinck.
12.03 Manu Beuselinck (N-VA): Dan is mijn vraag blijkbaar toch iets anders dan uw vraag.
12.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Ja, maar dan behoort het niet tot mijn bevoegdheid.
12.05 Manu Beuselinck (N-VA): Ik heb mijn vraag gesteld aan premier Leterme en hij heeft ze blijkbaar naar u doorgestuurd.
De voorzitter: Ik vind dat ook. Dit is niet de eerste keer. Jullie moeten zelf orde op zaken zetten. Als een vraag aan de heer Leterme wordt gesteld en de heer Leterme beslist om die vraag aan u door te geven, dan moet u het parlementslid natuurlijk niet kwalijk nemen dat hij u een vraag stelt.
12.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, ik heb gezegd dat ik binnen mijn bevoegdheid zal antwoorden. Ik heb niet gezegd dat ik niet zal antwoorden. Ik heb niet gezegd dat ik niet wilde antwoorden. Ik ben altijd ter beschikking geweest om op elke vraag te antwoorden.
Ik zeg enkel dat ik niet wil dat men daarna zegt dat ik niet antwoord op de vragen over de gevolgen voor de OCMW’s of over de arbeidskaart. Ik ben niet bevoegd voor de arbeidskaarten of de OCMW’s. Ik zal mij beperken tot mijn bevoegdheid.
Mijn advies aan de heer Beuselinck is beide vragen te stellen, een aan mij en een aan de heer Courard. Wat de arbeidskaarten betreft, denk ik dat een vraag aan de minister van Werk misschien ook nuttig is.
Ik zal mij beperken tot mijn antwoord, maar ik begrijp dat het voor u frustrerend is omdat u niet op alle elementen een antwoord zult krijgen.
De voorzitter: Dan zal ik vanuit deze commissie een brief schrijven aan de eerste minister met de vraag om de vragen naar de juiste mensen door te sturen of om ze op te splitsen. Wij hebben van uw kabinet een mail gekregen dat u die vraag aanvaardde, wat in principe betekent dat u die vraag kunt beantwoorden.
12.07 Manu Beuselinck (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, de voorzitter van het Oostendse OCMW kwam onlangs in de publieke belangstelling door publiekelijk zijn sociaalrechtelijke creativiteit toe te lichten.
Blijkbaar is men in het OCMW van Oostende op een wanhopige manier op zoek naar technieken om het budget met betrekking tot leefloon en financieel-maatschappelijke hulp te drukken.
Zo werd het idee geopperd om voor een hele korte periode, zijnde één dag, een arbeidscontract aan te bieden aan asielzoekers die in aanmerking komen voor een leefloon of voor financieel-maatschappelijke hulp. De dag zelf of de dag erna zou de persoon worden ontslagen. Op basis van deze wel heel korte periode van tewerkstelling zouden sommigen dan kunnen genieten van een inkomensvervangende uitkering zoals werkloosheid of pensioen.
Dit is volgens mij op het randje van het legale. Wij flirten immers met fictieve tewerkstelling aangezien er zonder dat er effectief arbeidsprestaties werden geleverd, toch tewerkstellingsdocumenten zouden worden afgeleverd, dit louter en alleen om rechten in de sociale zekerheid te openen.
Wij zitten hier op het randje van het legale. Ik ben geen jurist, maar wij zitten in elk geval over de rand wat het sociaal rechtvaardige en het moreel aanvaardbare betreft.
Hoe reageert u op deze manier van werken?
Pleegde u overleg met de excellenties die bevoegd zijn voor pensioenen en werkloosheid?
Hoeveel personen werden er door het OCMW van Oostende maar ook van andere centrumsteden in de loop van de jaren 2008, 2009 en 2010 op basis van een tewerkstelling van minder dan 30 dagen naar een ander regime overgeheveld? Hierbij had ik graag ook een opsplitsing gekregen per gewest en een uitsplitsing gekregen van het aantal personen dat op deze wijze rechten heeft verworven voor een pensioen of een werkloosheidsuitkering of een ziekte-uitkering ten laste van de Belgische Staat.
12.08 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Beuselinck, een asielzoeker heeft tijdens de periode van zijn procedure recht op opvang. Zoals u weet is dat in België een systeem van materiële opvang, die personen hebben dus geen recht op financiële steun.
Natuurlijk, in verschillende bijzondere omstandigheden, volgens de wet, kan de code 207 van die persoon ingetrokken worden. Daarna heeft die persoon de mogelijkheid om naar een OCMW te gaan, bijvoorbeeld als hij een woning heeft kunnen vinden, maar dat moet uitgelegd worden en is in bijzondere en specifieke omstandigheden. In andere omstandigheden kan het OCMW steeds weigeren iemand financiële steun te geven als die persoon geen recht heeft op financiële steun. Dat is omdat die personen in de opvangsystemen moeten zitten.
Natuurlijk, na zes maanden procedure voor RVV, als de RVV-procedure juist begonnen is heeft men dat niet, is er de mogelijkheid om een permissie te krijgen, een permissie om te mogen werken. Ik geef u mijn persoonlijke mening, ik heb liever iemand die werkt tijdens de procedure dan iemand die nog recht op opvang heeft en van onze open centra geniet. Als die persoon werkt, is dat goed.
Hetgeen ik uiteindelijk wil zeggen, is dat geen enkele van die elementen een impact heeft op de asielprocedure as such en op het statuut van de persoon as such. Dit geldt immers alleen maar voor de personen die een asielprocedure hebben ingediend. De kwestie van werk, integratie, lokale verankering of weet ik veel geldt niet en helpt niet in een asieldossier, dat zijn twee verschillende dingen. Die elementen helpen niet in een asieldossier.
Ik heb het punt duidelijk gemaakt over de sociale en maatschappelijke integratie.
Over werk kan ik het volgende zeggen. Natuurlijk, als iemand één dag werkt om daarna te vragen ook te willen kunnen genieten van andere elementen, zoals werkloosheid, uitkering of pensioenen, dan moet dat gecheckt worden. Dat is echter een bevoegdheid voor het departement Werk en niet voor mezelf. Dat heeft echter geen enkele impact op de asielprocedure. De CGVS zal daarover zelfs niet ingelicht worden. Er is geen link daarmee. Het zal die persoon niet helpen in zijn asieldossier.
12.09 Manu Beuselinck (N-VA): Ik ben enigszins gefrustreerd door uw antwoord, maar ik zal proberen om de vraag aan een andere persoon te richten.
In elk geval wil ik zeggen dat de sociale zekerheid voor ons niet iets is waarmee spelletjes gespeeld kunnen of mogen worden. Blijkbaar vinden sommigen dat wel. Lokale bestuurders vragen om maatregelen van wie de nationale mandatarissen van de eigen partij die maatregelen in ons Parlement tegenwerken.
Wat ons aangaat, moet de sociale zekerheid een verzekering zijn. Het moet een verzekering zijn die ervoor zorgt dat wie ziek wordt, wie ontslagen wordt, wie op pensioen gaat, de verzekering krijgt dat hij of zij niet in de armoede vervalt.
Een van de essentiële voorwaarden om dat systeem niet alleen moreel maar ook financieel gaande te houden, is dat iedereen naar eigen vermogen bijdraagt aan dat systeem. Wij vinden dat er solidariteit moet zijn, maar solidariteit is niet enkel krijgen, het is ook bijdragen. Er moet natuurlijk een herverdelend effect zijn, maar ook rond dat herverdelend effect moeten grenzen getrokken worden.
Het voorstel van de OCMW-voorzitter gaat daar volledig aan voorbij en is naar mijn mening in dat opzicht ronduit asociaal. Het haalt alle vertrouwen en alle geloofwaardigheid van het systeem onderuit. Wat moeten de mensen denken die heel hun leven gewerkt hebben, ’s morgens opgestaan zijn, heel hun leven bijdragen en belastingen betaald hebben, als zij van hun OCMW-voorzitter horen dat mensen die nooit hebben bijgedragen tot dat systeem, dezelfde rechten krijgen als zij?
Ik durf u dan toch ook als staatssecretaris op te roepen om, samen met uw collega, in groep erop toe te zien dat er van het stelsel van sociale verzekering geen oneigenlijk gebruik wordt gemaakt.
Hier in het parlement kwam er al wat witte rook uit de schouw met de verstrenging van de gezinshereniging. Ik hoop dat wij op deze manier verder kunnen onderhandelen en dat er ook op dat vlak knopen worden doorgehakt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De vraag nr. 4352 van de heer Schoofs wordt uitgesteld.
13 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de mogelijke toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Schengenzone" (nr. 4427)
13 Question de Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'adhésion éventuelle de la Bulgarie et de la Roumanie à la zone Schengen" (n° 4427)
13.01 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb opnieuw een vraag over de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Schengenzone. U kent de problematiek. Zij schuiven al lang aan om visumvrij in onze contreien te kunnen geraken. Die vraag wordt acuter want binnenkort volgt er een antwoord.
Voldoen Bulgarije en Roemenië intussen aan de voorwaarden om te worden toegelaten tot de Schengenzone? Indien niet, op welke vlakken moeten zij nog bijsturen?
Wat is ons officiële standpunt in juni 2011 wanneer de toetreding aan de lidstaten wordt voorgelegd?
Kunt u een overzicht geven van de landen die op korte en middellange termijn zullen toetreden tot de Schengenzone of zich hiervoor kandidaat hebben gesteld?
13.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, de bevoegde Raadswerkgroep Schengenevaluatie heeft op zijn laatste vergadering beslist dat zowel Roemenië als Bulgarije aan alle vereisten voldoen voor toetreding tot de Schengenzone.
Het standpunt van België is altijd geweest dat de toetreding alleen maar kan plaatsvinden zodra aan alle criteria is voldaan. Nu dat blijkbaar het geval blijkt te zijn zal België hun deelname aan Schengen niet in de weg staan.
Er moet echter rekening worden gehouden met de specificiteit van de Bulgaarse grens. Men moet alle maatregelen treffen met het oog op de volledige controle van deze grens. Wij zullen deze grote bezorgdheid uiten op de volgende JAI-raad in juni 2011. De lidstaten zullen dan unaniem moeten beslissen of deze twee landen zullen toetreden tot de Schengenzone. Wij moeten vooral vermijden dat deze toetreding de Schengenruimte in gevaar brengt en de Schengencode in alweer vraag stelt.
13.03 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord en geef u nog een bedenking mee. Ik verwijs naar het verslag van Europol. Zij hebben zelf een aantal bedenkingen geuit over de veiligheidssituatie in beide landen. Er is sprake van georganiseerde criminaliteit, drugs en mensenhandel. Dat vormt een gevaar voor de Schengenzone. Dat is een essentieel element om hun toetreding tot Schengen nog niet toe te staan. Ik verwijs aldus nadrukkelijk naar het verslag van Europol hieromtrent.
Het incident is gesloten.
14 Question de Mme Corinne De Permentier à la ministre de l'Intérieur sur "la réaction de la Belgique aux propositions de la Commission européenne visant à modifier les règles Schengen" (n° 4452)
14 Vraag van mevrouw Corinne De Permentier aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de reactie van België op de voorstellen van de Europese Commissie om de Schengenregels te wijzigen" (nr. 4452)
14.01 Corinne De Permentier (MR): (Hors micro) ont plaidé pour des modifications du traité de Schengen. Ils ont demandé notamment d'examiner la possibilité de rétablir temporairement les contrôles frontaliers entre les États membres et un renforcement de l'agence européenne Frontex.
Notre premier ministre a réagi le 28 avril en séance plénière: le système Schengen est confronté au flou de certaines dispositions, la Belgique plaide pour un renforcement des dispositifs Frontex dans la région frontalière du sud de l'Union européenne, et la clause de sauvegarde permettant de rétablir des contrôles aux frontières, en vertu de circonstances exceptionnelles, peut être revue.
Monsieur le ministre, la Commission vient de formuler, ce mercredi 4 mai, des propositions en vue d'un premier examen par les ministres de l'Intérieur de l'UE le 12 mai. Au lendemain de cette réunion, je voudrais connaître votre appréciation sur les propositions de la Commission et la position belge que vous allez défendre devant vos collègues européens.
Dans le cadre du parachèvement du régime d'asile européen commun pour 2012, seriez-vous d'accord de modifier la règle qui donne au pays où l'immigré est rentré sur le sol européen la responsabilité de la gestion de l'examen de sa demande? Pour renforcer la gouvernance de Schengen, êtes-vous d'avis qu'il faut s'en tenir à une simple clarification de l'article 23 des accords de Schengen, qui fixe les conditions du rétablissement des contrôles aux frontières intérieures afin de ne pas d'ouvrir la boîte de Pandore, c'est-à-dire une révision globale de Schengen, avec la procédure de codécision? Quelle serait la procédure juridique suivie pour cette simple interprétation des textes?
Pour faire face à l'immigration illégale, comment établir des partenariats efficaces avec les pays sud Méditerranée, quelles seraient les méthodes novatrices qui n'ont pas encore été explorées afin d'avoir des résultats? Il existe aujourd’hui un accord de réadmission avec le Maroc, pourquoi ne pas en conclure avec la Tunisie et l'Egypte?
Pour garantir que chaque État membre contrôle efficacement sa portion des frontières externes de l'Union, il faut s'assurer du renforcement de Frontex: comment le financer (budget européen ou ressources propres), à quelle hauteur, pour quels objectifs? Y a-t-il également une solidarité des 27 pour aider la Grèce, l'Italie et l'Espagne à gérer sur le plan humanitaire et administratif les personnes qui veulent rentrer dans l'UE? Enfin, la Commission veut proposer de nouvelles pistes pour l'immigration économique et la réussite de l'intégration: quelle est la plus-value de la Commission sur ces politiques par rapport à ce que nous faisons en Belgique?
14.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, je voudrais simplement faire remarquer que cette question est quasiment identique à celle que posera Mme Temmerman tout à l'heure.
Le président: La question n° 4647 de Mme Temmerman a été reportée.
14.03 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Fort bien! J'ajouterai qu'à 12 h 30, un débat aura lieu à ce sujet.
14.04 Corinne De Permentier (MR): Je le sais, monsieur le secrétaire d'État! Mais j'ai déposé cette question bien à temps, parce que j'espérais obtenir une réponse de la part de la ministre de l'Intérieur avant la réunion du 12 mai; je pensais qu'elle était concernée au premier chef. Par ailleurs, je tiens à vous signaler que la réunion de ce midi figurait normalement à l'agenda d'hier. Ne pouvant assister ce midi à cette réunion, j'attends une réponse à ma question, celle-ci ayant été déposée en temps voulu.
14.05 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: C'est avec plaisir que je vous répondrai, madame De Permentier!
En préparation du Conseil JAI du 12 mai dernier, la position du SPF Intérieur a été discutée lors d'une réunion datant du 9 mai dernier. La position de la Belgique a été coordonnée lors de la réunion des Affaires étrangères du 10 mai dernier.
La disposition du règlement Dublin, en vertu de laquelle l'État d'entrée est responsable du traitement de la demande d'asile, est un principe de base indiscutable. Dans des conditions exceptionnelles, l'on pourrait tout au plus imaginer de suspendre ce mécanisme. Cette piste de réflexion a fait l'objet de maintes discussions et est totalement écartée par plusieurs États membres. Il conviendra donc d'examiner la façon dont le Parlement européen se positionnera sur la question.
Vous n'êtes pas sans avoir que, dans le cadre de la présidence belge, la Belgique a, à de multiples reprises, par de nombreuses propositions, tenté de faire avancer cette question en proposant notamment d'autres mécanismes alternatifs, comme des mécanismes d'urgence.
Nous devons donc d'abord attendre les propositions concrètes de la Commission. Vous aurez constaté, comme moi, que la note du 4 mai était, certes, une bonne base de discussions, mais n'était pas suffisamment détaillée. Il ne s'agira probablement pas d'une grande modification du Code frontières Schengen lui-même ou de l'article 23 de ce Code.
En ce qui concerne le Code Schengen, de nombreux États membres ont rappelé leur attachement à l'espace Schengen et à la libre circulation des biens et des personnes. Lors du dernier JAI, le président du Conseil, M. Van Rompuy, a lui-même rappelé son attachement à la libre circulation et à l'espace Schengen.
Étant donné qu'il s'agit davantage d'un contrôle du respect du Code frontières, les règles d'évaluation Schengen seront sans doute modifiées en premier lieu. Nous ne craignons pas directement l'ouverture d'une boîte de Pandore, même au vu de la lourde procédure de codécision actuelle. Il est tout à fait possible que plusieurs dispositions soient modifiées sans pour autant revoir totalement le Code Schengen.
En ce moment même, une proposition, certes de nature plus technique, modifiant le Code frontières et introduite par la Commission, est précisément en cours de négociation.
Aucun accord de réadmission n'a encore été conclu avec le Maroc. Les négociations entre l'Union européenne et ce pays sont actuellement dans l'impasse.
14.06 Corinne De Permentier (MR): Un accord de réadmission avec le Maroc existe quand même!
14.07 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Oui, mais pas au niveau européen.
Tant les accords de réadmission déjà conclus que la possibilité d'en conclure de nouveaux en général sont en train d'être revus. La Commission a récemment publié un rapport à ce sujet. Les conclusions du Conseil en la matière seront examinées lors du Conseil JAI de juin.
J'en arrive à la question du financement direct en vue d'un renforcement de FRONTEX. Je rappelle que FRONTEX est une agence européenne qui ne peut pas être financée par des fonds octroyés aux États membres. En outre, le Fonds pour les frontières extérieures fonctionne uniquement sur la base de programmes annuels composés de projets planifiés dans un programme pluriannuel couvrant les périodes de 2007 à 2013.
L'un des objectifs du Fonds pour les frontières extérieures consiste à mettre sur pied des actions organisées par les États membres qui assurent un renforcement de FRONTEX. Ainsi, en Belgique, des projets ont notamment été introduits par la police fédérale qui a acheté des équipements figurant sur l'inventaire CARTE et qui peuvent être utilisés par d'autres États membres via FRONTEX.
Actuellement, le Fonds pour les frontières extérieures ne prévoit pas de possibilité permettant de faire face aux besoins temporaires et urgents.
La solidarité peut avoir lieu sous plusieurs formes et être plus ou moins développée: compensations purement financières; solidarité physique sous forme d'une mise à disposition de personnel propre, notamment dans le cadre de FRONTEX ou de DSO; solidarité physique sous forme de relocation d'une nouvelle répartition des étrangers au sein de l'Union européenne, mécanisme de relocation volontaire qui vient d'être une nouvelle fois remis sur la table par la Commission, principalement suite au projet-pilote qui avait été initié pour Malte.
Pour le reste, la politique de migration économique ne relevant pas de mes compétences, je vous propose de vous adresser à Mme Milquet.
14.08 Corinne De Permentier (MR): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie. La question de Mme Temmerman aurait pu être jointe à la mienne. Cela vous aurait évité de devoir répondre deux fois.
L'incident est clos.
15 Vraag van de heer Gerolf Annemans aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de gegevensuitwisseling tussen de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de dienst Vreemdelingenzaken met betrekking tot EU-burgers die een beroep doen op sociale bijstand" (nr. 4540)
15 Question de M. Gerolf Annemans au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'échange de données entre les centres publics d'action sociale et l'Office des Étrangers au sujet des citoyens de l'UE qui font appel à l'aide sociale" (n° 4540)
15.01 Gerolf Annemans (VB): Mijnheer de staatssecretaris, u hebt ongetwijfeld de uitgebreide schriftelijke neerslag van mijn vraag over de niet-actieve EU-burgers en hun beroep op sociale bijstand gelezen. Ik neem aan dat u een mooi antwoord daarop hebt voorbereid.
15.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, dat is ten minste efficiënt. Zo verliezen wij geen tijd.
Voor uw eerste en tweede vraag verwijs ik naar de heer Courard, die ter zake bevoegd is.
Ten derde, de DVZ heeft in 2010 495 verblijfsdocumenten van EU-onderdanen ingetrokken waarbij de belangrijkste reden de onredelijke belasting voor het socialebijstandstelsel was.
Ten vierde, zowel de EU-richtlijn 2004/38 als de Vreemdelingenwet bepaalt dat het verblijfsrecht van de economische niet-actieve EU-burger alleen kan worden beëindigd wanneer hij een onredelijke belasting voor het socialebijstandstelsel betekent. De richtlijn verbiedt dat het louter ontvangen van een leefloon automatisch leidt tot het intrekken van het verblijfsdocument.
Concreet, indien de DVZ informatie verkrijgt over een EU-burger die een leefloon geniet, doet de DVZ altijd nauwkeurig onderzoek naar de andere verblijfsrechten van de betrokkene. Ook kan de DVZ de betrokkene uitnodigen om zijn actuele situatie te bewijzen. Er wordt bijgevolg zowel rekening gehouden met andere verblijfsrechten, bijvoorbeeld door een huwelijk, als met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene, overeenkomstig de EU-regelgeving.
Ten vijfde, er bestaat geen definitie van het begrip onredelijke belasting voor het socialebijstandstelsel, maar de Europese richtlijn verplicht de lidstaten om te onderzoeken of het om tijdelijke problemen gaat en rekening te houden met de duur van het verblijf, de persoonlijke omstandigheden en het bedrag van de al uitgekeerde steun. De DVZ kijkt in de praktijk dan ook naar de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene en naar de duur en het bedrag van de OCMW-steun volgens de Europese richtlijnen.
Ten zesde, voor de geschetste problematiek is mijn collega van Maatschappelijke Integratie bevoegd. Ik kan u evenwel meedelen dat de personeelsleden van de OCMW’s gehouden zijn door het beroepsgeheim, conform artikel 458 van het Strafwetboek en de artikelen 36 en 50 van de OCMW-wet.
Ten zevende, er is geen wetswijziging van de Vreemdelingenwet nodig. Voor een onderzoek naar de noodzakelijkheid van een wijziging van de OCMW-wet verwijs ik naar de heer Courard.
DVZ kan een controle uitvoeren in de dossiers waar initieel bij de verblijfsaanvraag twijfels zijn ontstaan met betrekking tot het effectief beschikken over voldoende middelen van bestaan. Het dossier kan ook gecontroleerd worden indien DVZ informatie krijgt van de gemeenten, politie of andere overheidsdiensten.
Daarnaast kan de controle ook gebeuren via de kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. DVZ heeft de toestemming om via de kruispuntbank gegevens te verwerven van alle EU-burgers en familieleden die een leefloon genieten.
15.03 Gerolf Annemans (VB): Mijnheer de staatssecretaris, outstanding, dank u wel, uw antwoord is voorbeeldig.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
16 Question de M. Franco Seminara au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'existence d'un trafic d'êtres humains autour de patients souffrant d'un rein" (n° 4574)
16 Vraag van de heer Franco Seminara aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "mensensmokkelaars die nierpatiënten naar België lokken" (nr. 4574)
16.01 Franco Seminara (PS): Monsieur le secrétaire d'État, les autorités policières ont observé ces dernières semaines un phénomène inquiétant qui porte tous les signes d'un trafic d'être humains.
Il s'avère en effet que de nombreux patients étrangers qui suivent un traitement dans un centre de dialyse en Belgique sont d'origine arménienne. D'après les informations publiées à ce jour, des intermédiaires les attireraient en leur promettant des soins gratuits et les abandonnent ensuite, malades, devant les urgences.
Aujourd'hui, la traite des êtres humains ne peut être dissociée des flux migratoires internationaux car elle emprunte parfois les mêmes itinéraires. Les modes d'exploitation sont très variés. Pour le cas qui nous concerne ici, l'exploitation semble prendre la forme de fausses promesses de délivrance d'un titre de séjour en échange d'un rein.
Qu'en est-il réellement, monsieur le secrétaire d'État?
Disposez-vous d'informations confirmant un trafic d'êtres humains en provenance d'Arménie pour raisons médicales qui prendrait la forme de l'exploitation d'un rein?
Assiste-t-on à une augmentation anormale des demandes d'asile d'Arméniens ces derniers temps? Si oui, quelles sont les raisons invoquées?
Dans l'affirmative, des mesures dissuasives existent-elles pour y faire face? Des contacts avec les autorités arméniennes ont-ils été pris pour voir si nous sommes confrontés à un éventuel réseau de migration illégal vers la Belgique?
16.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur Seminara, en 2010, un Arménien sur cinq a introduit une demande de régularisation à l'Office des Étrangers pendant ou à l'issue de sa procédure d'asile, principalement pour pouvoir séjourner en Belgique pour des raisons médicales. Cette proportion est élevée en comparaison avec le nombre de demandes introduites par d'autres étrangers.
Cependant, ces chiffres ne représentent pas en soi la confirmation qu'il existe un trafic d'êtres humains pour motifs médicaux en provenance d'Arménie.
La Belgique doit faire face à un afflux important de demandeurs d'asile arméniens avec 1 099 demandes d'asile en 2009 contre 986 demandes d'asile en 2010. Leur nombre a doublé par rapport aux 400 demandes enregistrées en 2007 et en 2008. En décembre 2009, le nombre de demandeurs d'asile issus d'Arménie a été à son point culminant et se classait en première place du top 10 des demandeurs d'asile. Les mois suivants, le nombre de demandes est resté particulièrement élevé; l'Arménie continuait à faire partie du top 3.
Partant de ce constat, des mesures spécifiques ont été prises par mes services tant sur le plan de la prévention, du traitement des dossiers que de la pratique du retour. Ainsi, un fonctionnaire à l'immigration de l'Office des Étrangers a effectué une mission en Arménie durant laquelle parallèlement aux pouvoirs centraux, le public arménien lui-même a été informé via les médias sur la réalité de la procédure d'asile en Belgique, spécifiquement pour les Arméniens, sachant que le nombre de d'Arméniens auxquels le CGRA octroie un statut de protection est particulièrement faible.
En Arménie, il a été annoncé que les instances belges d'asile mettraient tout en œuvre afin d'accélérer le traitement des demandes d'asile et de mettre fin à l'usage impropre de la procédure d'asile. Une conférence de presse a été organisée en collaboration avec les autorités arméniennes avec lesquelles la coopération s'est d'ailleurs déroulée à merveille.
Dans ce cadre, la Belgique a lancé une action coordonnée avec les divers services compétents afin d'accélérer le traitement des dossiers. Cette action ciblée portait à la fois sur les demandes d'asile et sur les demandes de séjour pour des raisons humanitaires; elle a permis de résorber presque totalement l'arriéré accumulé jusqu'alors dans les dossiers d'asile arméniens. L'objectif principal consistait à faire baisser l'afflux de demandeurs d'asile arméniens.
À noter également que l'Office des Étrangers s'est attelé à accentuer le retour vers l'Arménie des personnes déboutées. En 2010, tant le nombre d'enfermements en vue de l'éloignement que les éloignements effectifs ont considérablement augmenté par rapport à 2009.
Tout cela n'a manqué de produire ses effets puisqu'en 2009, une moyenne mensuelle de près de 100 Arméniens avait introduit une demande d'asile en Belgique. En 2010, ce chiffre s'élevait à 80 et a connu une baisse considérable à partir de novembre 2010. Durant le premier trimestre de 2011, une moyenne mensuelle de 55 Arméniens a demandé l'asile. Une quarantaine de ces demandes sont des premières demandes. En avril 2011, l'Arménie a, pour la première fois, disparu du top 10 des demandeurs d'asile en Belgique.
Néanmoins, il faut reconnaître qu'un nombre particulièrement élevé d'Arméniens viennent en Belgique afin de demander une régularisation médicale pour laquelle ils introduisent une demande juste après ou en même temps que leur demande d'asile, alors que la procédure humanitaire prévue par l'article 9ter n'a pas été conçue comme une procédure migratoire par le législateur.
À l'heure actuelle, il n'y a toutefois pas de preuve d'un réseau criminel qui organise cette émigration. Il est par ailleurs possible qu'il s'agisse d'un réseau local, de bouche à oreille, basé sur la population d'origine arménienne en séjour légal, elle, en Belgique.
16.03 Franco Seminara (PS): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, merci. Cependant, malgré tout, il convient de rester vigilant. Apparemment, il existe une augmentation.
16.04 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: En 2009 et 2010, l'augmentation était flagrante. À présent, enfin, le nombre diminue. Vous avez raison: il faut rester vigilant. Nous aurions tort de croire que tout est réglé. Mais, enfin, l'Arménie vient de descendre sous les dix premiers pays. C'est positif.
16.05 Franco Seminara (PS): Des contacts ont-ils été pris avec les autorités arméniennes? Bon. La non-existence d'un trafic à ce stade constitue déjà un élément positif.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
17 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de uitspraken van EU-commissaris Malmström over de Libische vluchtelingen" (nr. 4576)
17 Question de Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les déclarations du commissaire européen, Mme Malmström, concernant les réfugiés libyens" (n° 4576)
17.01 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik stel opnieuw een vraag over resettlement. Wij hebben al eens gesproken over de Eritreeërs die zouden worden overgenomen.
Ik verwijs naar de Ministeriële Conferentie van 12 mei 2011. Ik vermoed dat u hierop aanwezig was. Het was alleszins met ministers van Binnenlandse Zaken die zich met deze materie bezighouden. Ik weet niet of uzelf daar aanwezig was dan wel iemand anders van de regering.
17.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: (…)
17.03 Daphné
Dumery (N-VA): Nee?
Oké.
Mijn vragen gaan eigenlijk daarover. Ik wil weten welk standpunt België heeft ingenomen op die conferentie inzake resettlement.
Steunt België de landen in Noord-Afrika die te kampen hebben met een grote toestroom aan vluchtelingen uit Libië?
Zal België bijkomende financiële hulp aanbieden aan de landen in Noord-Afrika die te kampen hebben met een grote toestroom aan vluchtelingen uit Libië? Er zijn cijfers van 650 000 mensen die in hun regio op de vlucht zijn.
Welk standpunt heeft België ingenomen op de Ministeriële Conferentie van 12 mei 2011?
Zal België ook een financiële bijdrage leveren aan de landen die te kampen hebben met een toename of aanhoudende vluchtelingenstroom uit Libië?
Hebt u, in het kader van de resettlementprogramma’s, nog plannen om bijkomende vluchtelingen op te nemen?
17.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Dumery, België steunt uiteraard de landen in Noord-Afrika die te kampen hebben met een grote toestroom aan vluchtelingen. Daarom heeft het kernkabinet op 24 maart 2011 beslist om vijfentwintig vluchtelingen op te nemen in het kader van resettlement.
België heeft ook actief meegeholpen aan de repatriëring van personen vanuit de kampen. Het betrof hier voornamelijk gastarbeiders die Libië waren ontvlucht en naar hun herkomstland wilden terugkeren, voornamelijk vanuit Djerba naar Egypte.
Betreffende de financiële hulp nodig ik u uit om mijn collega’s Steven Vanackere en Olivier Chastel te ondervragen.
Op uitnodiging van commissaris Cecilia Malmström vond op 12 mei 2011 een ministeriële pledgingconferentie plaats met het oog op de hervestiging van voornamelijk Sub-Saharaanse Afrikaanse vluchtelingen uit Libië, resettlement vanuit Tunesie en Egypte en relocatie vanuit Malta. Relocatie is vanuit een Europees land, resettlement is vanuit een land buiten Europa.
De Europese Commissie opende deze conferentie met een verwijzing naar de conclusies van de JAI-raad van april 2011, waar de lidstaten zich akkoord hadden verklaard met de hernieuwing van het EUREMA-project voor de relocatie van vluchtelingen uit Malta.
De UNHCR, die ook aanwezig was, verwees onder andere naar het Global Resettlement Solidarity Initiative, dat zij op 20 april in Genève had voorgesteld. UNHCR is daarin op zoek naar hervestigingsplaatsen voor 8 000 vluchtelingen uit Egypte en Tunesië, waaronder 2 000 personen die reeds lang als vluchteling erkend zijn door UNHCR in Egypte. Voor deze 8 000 vluchtelingen heeft UNHCR tot op heden slechts aanbiedingen voor 780 plaatsen ontvangen.
België werd op deze vergadering vertegenwoordigd door de commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen.
In de pledgingronde engageerden verschillende lidstaten zich ervoor om vluchtelingen over te nemen. Indien u dat wenst, kan ik u een cijfertabel meedelen. Voor resettlement betekent dit dat één lidstaat, Ierland, een bijkomend engagement heeft betoond. Voor relocatie is een vrij ruime respons gekomen, met zeven lidstaten die zich engageren. België heeft geen bijkomende engagementen genomen na de reeds aangekondigde vijfentwintig resettlements.
17.05 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u opnieuw voor uw omstandig antwoord.
Ik moet wel zeggen dat ik mijn vraag had gericht tot de minister van Buitenlandse Zaken. Die discussie zal ik echter niet opnieuw openen; ik heb een antwoord gekregen op mijn vraag.
Ik herhaal dat mijn partij voorstander is voor het systeem van resettlement, omdat er dan ter plaatse reeds gesprekken zijn gevoerd met de mensen die op de vlucht zijn. De echte vluchtelingen kunnen er dan uitgehaald worden. Ik heb dit standpunt al eerder verdedigd toen ik het antwoord had gekregen over die vijfentwintig Eritreeërs over wie wij eerder gesproken hebben.
Het is dus inderdaad beter om met die mensen vooraf een goed gesprek te voeren en te zien wie de echte vluchtelingen zijn, zodanig dat de erkende vluchtelingen hier aankomen in plaats van de massale economische vluchtelingenstroom waar bijvoorbeeld Italië mee geconfronteerd wordt en die de sociale voorzieningen voor echte vluchtelingen belasten.
Mijnheer de staatssecretaris, ik zou graag beschikken over de cijfergegevens waarnaar u verwijst. Zult u die doorspelen via de voorzitter van deze commissie?
17.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: (…)
17.07 Daphné Dumery (N-VA): Bedankt, mijnheer de staatssecretaris.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Anders dan ik eerder had gezegd, had mevrouw Temmerman toch de mogelijkheid om hierheen te komen.
18 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de plannen voor de bouw van gezinswoningen binnen het domein van het centrum 127bis" (nr. 4647)
18 Question de Mme Karin Temmerman au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les projets de construction de logements familiaux au sein du domaine du centre 127bis" (n° 4647)
18.01 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijn excuses voor de verwarring, maar ik heb mij toch sneller kunnen vrijmaken.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, verschillende kranten melden onlangs dat er plannen zijn om gezinswoningen op te trekken binnen het domein van het gesloten asielcentrum 127bis, om gezinnen met kinderen in te huisvesten die uit hun open terugkeerwoningen zijn gevlucht en nadien terug werden opgepakt, en dit naar aanleiding van het ontsnappen van enkele Armeense families.
Ik heb een aantal vragen over de terugkeerwoningen op zich, want volgens de gegevens waarover ik beschik, heeft het project van de open terugkeerwoningen een groot slaagpercentage, namelijk zo’n 80 %. Als dat niet zo is, hoor ik het graag. Blijkbaar wordt dus toch nagedacht over een meer repressieve aanpak.
Mijnheer de staatssecretaris, hoeveel families zijn er sinds het ontstaan van de open terugkeerwoningen daadwerkelijk gevlucht? Hoeveel van die gevluchte families werden nadien teruggevonden en opgepakt? Hoeveel van die opgepakte families werden daadwerkelijk teruggestuurd? Welke gezinnen zullen in de nieuwe woningen terechtkomen? Wat is de werkelijke totale bezetting van het centrum 127bis?
18.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Temmerman, sinds het ontstaan van de woonunits ontsnapten 41 families. Dat is de stand van zaken op 12 mei 2011.
Geen enkele familie werd nadien opnieuw opgepakt. Er hebben zich wel drie families op vrijwillige basis opnieuw aangeboden. Van de drie families die zichzelf hebben aangeboden, zijn er twee vertrokken.
Wat betreft de gezinnen die de door DVZ beheerde wooneenheden hebben verlaten, werden wij niet toegestaan deze vast te houden zoals voorzien is, omdat de structuren van de gesloten centra niet aangepast zijn.
Wij zijn om die redenen veroordeeld door het EHRM. Sinds die veroordeling stellen wij alles in het werk om de gesloten centra aan te passen.
De opening van het gesloten centrum en de inrichting van de wooneenheden voor gezinnen naast het 127bis zal ons in staat stellen om deze gezinnen voor een zo kort mogelijke periode vast te houden en zodoende het met hen opgestarte verwijderingsproces tot een goed einde te brengen.
Enkel families die zich niet aan de regels van het koninklijk besluit van 14 mei 2009 voor de woonunits houden, kunnen in deze woonunits binnen het domein van de 127bis worden ondergebracht.
Het Europees Hof van de Rechten van de Mens laat opsluiting van families met minderjarige kinderen als ultieme oplossing toe, op voorwaarde dat de leefsituatie aan de kinderen is aangepast.
De woonunits op het domein van het repatriëringscentrum zullen duidelijk van de rest van het centrum gescheiden zijn.
De families, meer bepaald de kinderen, zullen een specifieke begeleiding en omkadering krijgen die zo dicht mogelijk bij hun normale familieleven aansluit. Het is ook de bedoeling de opsluiting in dergelijke woonunits tot het strikte minimum te beperken.
18.03 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor het antwoord. Ik begrijp dat men tot actie moet overgaan als er problemen bij de vrijwillige terugkeer zijn, maar ik ben toch blij dat men aparte constructies zal maken om dit voor de kinderen die in traumatische omstandigheden moeten leven aanvaardbaar te maken.
L'incident est clos.
19 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de Europese bijeenkomst van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken" (nr. 4702)
19 Question de Mme Karin Temmerman à la ministre de l'Intérieur sur "la rencontre européenne des ministres de la Justice en de l'Intérieur" (n° 4702)
19.01 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, deze vraag was eigenlijk gericht aan minister Turtelboom, maar ik heb het nieuws gekregen dat u ze zou beantwoorden.
Enkele weken geleden verklaarde de eerste minister in de plenaire vergadering dat het Frans-Italiaans voorstel omtrent de mogelijke uitzonderingen op het Schengenverdrag op 12 mei tijdens de bijeenkomst van de Europese ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken besproken zou worden.
Naar aanleiding van dat voorstel gaf de Europese Commissie reeds enkele richtlijnen mee. Zo werd er gepleit voor een gemeenschappelijk Europees asielstelsel tegen 2012, een meer krachtige Schengen gouvernance, meer gerichte legale migratie, een soort van benchmarking tussen de lidstaten over succesvolle integratie van legale migranten en een grotere betrokkenheid van de derde landen.
Mijnheer de staatssecretaris, wat was het resultaat van die bijeenkomst voor België?
Wat was het standpunt van België in de thema’s die aangereikt werden door de Commissie?
Welke definitieve conclusies zal de Europese Commissie trekken?
19.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, dit is een goede voorbereiding voor mij voor de vergadering van de commissie voor de Europese Aangelegenheden vanmiddag, waar het punt zeker ook ter sprake zal komen.
Er was over het algemeen een grote overeenstemming over de mededeling van de Europese Commissie op 4 mei.
Ten eerste, het vrij personenverkeer binnen de Schengenlanden is een van de belangrijkste verwezenlijkingen van de EU en moet als uitgangspunt gevrijwaard blijven.
Ten tweede, de samenwerking inzake Mobiliteit en Veiligheid met niet alleen de zuidelijke maar ook de oostelijke buurlanden van de EU dient te worden opgevoerd.
Ten derde, het jaar 2012 blijft de streefdatum voor een gemeenschappelijk Europees asielsysteem.
België heeft zich in dezelfde zin uitgesproken met de volgende, bijzondere aandachtspunten en nuances. Voor zover uitzonderlijk de binnengrenzen zullen worden heringevoerd, is België voorstander van het voorstel van de Commissie om dat niet zonder meer over te laten aan een unilaterale beslissing van de afzonderlijke lidstaten, maar om de Commissie hierin meer zeggenschap te geven.
De samenwerking met derde landen hoeft voorts niet noodzakelijk conditioneel te zijn indien het gaat om humanitaire hulp.
België heeft er de aandacht op gevestigd dat solidariteit tussen de lidstaten niet enkel betrekking moet hebben op de lidstaten van binnenkomst. Er dient ook solidariteit te zijn met de lidstaten waar de vreemdelingen zich vervolgens naartoe begeven. Immers niet enkel de lidstaten van binnenkomst dragen de lasten van de instroom van de vreemdeling.
De Raad wacht verdere initiatieven van de Commissie af. De mededeling van 4 mei 2011 was slechts een eerste stap. Talrijke concrete initiatieven worden immers verwacht tegen einde mei, begin juni. De Commissie zal hierbij onder meer rekening houden met de opmerkingen van de lidstaten tijdens de JAI van 12 mei 2011. De Commissie zal in het bijzonder een mededeling voorstellen over samenwerking met de zuidelijke buurlanden inzake migratie, mobiliteit, veiligheid en wordt verwacht op 24 mei 2011. Die zullen vervolgens worden besproken op de JAI-Raad van 9 en 10 juni 2011 en op de Europese Raad van 24 juni 2011.
19.03 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor het antwoord. Ik ben blij dat Europa heeft beslist om een gezamenlijk asielbeleid te voeren en dat België voorstander is om solidariteit te betuigen met de verschillende lidstaten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.10 uur.
La réunion publique de commission est levée à 12.10 heures.