Commission de la Justice

Commissie voor de Justitie

 

du

 

Mercredi 18 mai 2011

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Woensdag 18 mei 2011

 

Voormiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 10.15 uur en voorgezeten door mevrouw Sabien Lahaye-Battheu.

La séance est ouverte à 10.15 heures et présidée par Mme Sabien Lahaye-Battheu.

 

01 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de uitvoering van sociale onderzoeken in burgerlijke dossiers" (nr. 4578)

01 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les enquêtes sociales dans des dossiers civils" (n° 4578)

 

01.01  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb een vraag over de uitvoering van sociale onderzoeken in burgerlijke dossiers.

 

In 2010 kregen de justitiehuizen 2 899 nieuwe opdrachten om sociale onderzoeken in burgerlijke dossiers uit te voeren. Aan de hand van dergelijke onderzoeken over de sociale situaties van gezinnen wordt de rechter geïnformeerd en geadviseerd en kan hij of zij een gepaste beslissing nemen, veelal over het verblijf van de kinderen.

 

In het noorden van het land is er met 1 777 nieuwe mandaten een daling met 3,5 %. In het zuiden is er een stijging van 1,7 % met 1 122 nieuwe mandaten. Voor heel het land betekent dit een daling met 1,6 % in vergelijking met 2009.

 

Sinds maart 2007 moeten alle Belgische justitiehuizen op dezelfde manier werken, conform de Business Proces Reengineering of BPR.

 

Ondanks het feit dat dezelfde werkmethode wordt gehanteerd, zien we dat er toch een verschil in de behandelingstermijn is. Dat is de termijn die start met de aanstelling van de justitieassistent en eindigt met het doorsturen van het verslag naar de opdrachtgever.

 

Het Directoraat-Generaal Justitiehuizen legde de behandelingstermijn van een sociaal onderzoek vast op 3 maanden. In Vlaanderen slaagt men er in om 53 % van de afgesloten mandaten binnen deze termijn af te sluiten. In Wallonië is dit 42 % en in Brussel slechts 39 %.

 

Van op het terrein verneem ik dat de justitiehuizen vaak met lange wachtlijsten kampen. Naast de hierboven aangehaalde behandelingstermijn zou ook de wachttijd tussen het vonnis en de daadwerkelijk start van het onderzoek deze lange wachtlijsten in de hand werken.

 

Mijnheer de staatssecretaris, hoe verklaart u het verschil in behandelingstermijn tussen het noorden en het zuiden van ons land, ondanks dezelfde werkmethode?

 

Wat zijn volgens u de oorzaken van de daling in het aantal nieuwe opdrachten om sociale onderzoeken in burgerlijke dossiers uit te voeren?

 

Wat is in de verschillende Belgische justitiehuizen vandaag de wachttijd tussen het vonnis waarin een sociaal onderzoek wordt bevolen en de daadwerkelijke start van het onderzoek met de aanstelling van een justitieassistent?

 

01.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw Lahaye, de termijn waarbinnen het maatschappelijk onderzoek kan worden gerealiseerd, hangt af van diverse factoren: sommige eigen aan de interne werking van de justitiehuizen zelf, andere factoren extern aan de werking, en dit zowel in Vlaanderen, Brussel als Wallonië.

 

Intern speelt bijvoorbeeld de samenstelling van de teams die worden belast met deze burgerlijke missie een grote rol. Ik denk aan het aantal assistenten toegewezen in functie van de prioriteiten en aan de werkervaring van de assistenten die een significante rol zal spelen.

 

Andere factoren situeren zich dan weer buiten de werking van de justitiehuizen. Zo zal de duurtijd worden beïnvloed door de snelheid waarmee een onderhoud met de betrokken partijen kan worden gerealiseerd. Soms moet men meermaals insisteren bij partijen om zelfs ook maar te reageren op een verzoek tot fixatie van een onderhoud of maken zij zich niet spontaan vrij voor het onderzoek. Wat bijvoorbeeld ook een invloed heeft op de termijn zijn de raadplegingen van de dossiers in een ander arrondissement zo er overlappingen zijn.

 

Er is geen studie uitgevoerd om de oorzaak na te gaan van de daling van het aantal aanvragen tot maatschappelijk onderzoek. Niettemin formuleer ik enkele elementen die deze daling mee zouden kunnen verklaren. Ten eerste. De magistraten zijn op de hoogte van de structurele verklaringen en zullen een maatschappelijk onderzoek bevelen wanneer het echt noodzakelijk is en niet wanneer zij dus niet via bijvoorbeeld een politioneel onderzoek tot de noodzakelijke informatie komen. Ik geef nog mee dat het aantal aanvragen meteen stijgt eens de achterstal is weggewerkt.

 

Ten tweede, het aantal geopende onderzoeken is uiteraard ook sterk verbonden met het aantal dossiers dat bij een rechtbank aanhangig wordt gemaakt.

 

Statistieken leren dat er in 2008 68 258 personen betrokken waren bij een echtscheiding, in 2009 61 285 en in 2010 46 602. Dat laatste cijfer is een voorlopige registratie aangezien ik slechts beschik over de cijfers tot 30 november 2010, maar in elk geval is het een significante daling.

 

Hoe meer ervaring de magistraat heeft met de materie, hoe minder hij mijns inziens geneigd is om een maatschappelijk onderzoek te bevelen.

 

Het ouderlijk gezag en het alternerend verblijf worden steeds meer de regel en de installatie ervan leidt steeds minder tot conflicten.

 

Wat uw derde vraag betreft, maak ik u als bijlage een tabel over waarin ik uitgebreider kan antwoorden op uw vraag. De bijlage vermeldt de termijnen tussen de datum van het vonnis en de effectieve start van het sociaal onderzoek met de aanstelling van de justitieassistent en dit per justitiehuis, per regio en nationaal.

 

Ik wil tot slot nog even stilstaan bij de methodologie. De directie wijst de dossiers toe aan de justitieassistenten, rekening houdend met hun individueel arbeidsregime en werklast. In principe worden de dossiers op chronologische wijze toebedeeld, maar kan men daarin afwijken indien noodzakelijk en na overleg met de opdrachtgevende overheid.

 

01.03  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw grondig antwoord. U hebt een aantal factoren aangegeven, zowel interne als andere, om de verschillen in behandelingstermijn tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel te duiden, maar toch verklaart dat volgens mij nog niet helemaal de verschillen.

 

Het feit dat de samenstelling van de teams en de werkervaring belangrijk is en dat er soms moet worden aangedrongen op een onderhoud van partijen zal zowel een probleem zijn in Vlaanderen als in Wallonië. Ik meen dat de factoren die u aangeeft, misschien wel spelen, maar toch blijf ik op mijn honger, wat die significant verschillende behandelingstermijn betreft. Ik hoop dan ook dat de justitiehuizen die met hun BPR naar buiten gekomen zijn en gezegd hebben dat zij een en dezelfde manier van werken hebben, erin slagen om de behandelingstermijn meer gelijk te maken.

 

Wat de daling van het aantal onderzoeken of sociale onderzoeken in burgerlijke zaken betreft, ik ga met u akkoord dat het communicerende vaten zijn. Als de magistraten vaststellen dat de sociale onderzoeken lang op zich laten wachten, dan zullen zij er minder bevelen. Ik heb er wel een beetje problemen mee dat er dan politionele onderzoeken worden bevolen, die in bepaalde politiezones vlot gebeuren en in andere helemaal niet gebeuren.

 

Volgens mij is dat een oneigenlijke taak van de politie. Het kan niet dat wij die van Justitie naar de politie verschuiven. U zegt dat het aantal personen dat betrokken is bij echtscheidingen, daalt, en vandaar ook het aantal dossiers. Daarmee ga ik niet helemaal akkoord, omdat de jeugdrechtbanken, die toch vaak de opdrachtgever zijn voor sociale onderzoeken, niet enkel personen na een echtscheiding bijstaan, maar ook heel veel samenwoners. Vandaar mijn opmerking dat men ook die groep erbij zou moeten tellen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de adoptie-eisen gesteld door de Marokkaanse overheid" (nr. 4470)

02 Question de M. Bert Schoofs au ministre de la Justice sur "les exigences en matière d'adoption imposées par les autorités marocaines" (n° 4470)

 

02.01  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, blijkbaar kunnen Marokkaanse kinderen slechts geadopteerd worden door koppels in België wanneer zij volgens een strikt islamitische traditie zullen worden opgevoed.

 

Ook mogen de kinderen blijkbaar niet bij holebikoppels terechtkomen. Iedereen kent mijn standpunt over dat laatste, maar wanneer de wetten in dit land zo zijn, dan leg ik mij daar democratisch bij neer, vanuit een democratische reflex.

 

Ik vind het wel eigenaardig dat dergelijke eisen kunnen gesteld worden. Ik weet dat er bijvoorbeeld door Zuid-Afrika ook nog geëist wordt dat kinderen gelovig zouden worden opgevoed. Eerlijk gezegd, ik kan mij daarin ook moeilijk vinden. Ik vind dat onze samenleving open genoeg is en dat er voldoende draagvlak is voor iedereen om hier een menswaardig en waardig leven uit te bouwen.

 

Ik vind dan ook dat wanneer kinderen hier geadopteerd worden, dit volgens onze normen en waarden moet kunnen. Voor zover België daarin zeggenschap heeft, zou ik graag uw reactie daarover kennen.

 

02.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Schoofs, een adoptie is een aangelegenheid waarbij zowel aan de federale staat als aan de Gemeenschappen bevoegdheden zijn toegekend.

 

De federale centrale autoriteit is bevoegd voor de erkenning en de registratie van interlandelijke adopties.

 

De Gemeenschappen zijn bevoegd om de bepalingen vast te leggen inzake hulp, begeleiding en bijstand aan kandidaat-adoptanten, adoptanten en geadopteerden, alsook de follow-up van de individuele dossiers in het raam van de voorbereiding, bemiddeling en nazorg. Het behoort ook tot de bevoegdheid van de Gemeenschappen om te bepalen met welke herkomstlanden zij zullen samenwerken, dus of zij al dan niet een bepaald adoptiekanaal zullen opnemen.

 

In het Haags verdrag werd voorzien dat herkomstlanden mee beslissen in welk gezin het kind terechtkomt. In overeenstemming met artikel 16, 1, d, beslist het land van herkomst op grond van de verslagen over het kind en de kandidaat-adoptanten of met de voorgenoemde plaatsing het belang van het kind is gediend. Dat geeft aan dat landen zelf kunnen invullen welk gezin zij het best vinden in het belang van het kind.

 

Meestal staan de beperkingen voor kandidaat-adoptanten in de wetgeving van het herkomstland. Soms is het cultureel of maatschappelijk bepaald. Sommige landen willen alleen gehuwde heterokoppels, andere landen bepalen de leeftijd van de kandidaten of het leeftijdsverschil tussen kandidaten en kind. Voor sommige landen moet men christelijk zijn. In overeenstemming met het Haags verdrag is adoptie immers een middel om een kind zonder gezin een gezin te bezorgen.

 

Vanuit dat oogpunt is het dus logisch en in overeenstemming met onze internationale verplichtingen dat de herkomstlanden kunnen aangeven wat zij als een geschikt gezin voor hun kind aanvaarden.

 

Marokko kent de instelling adoptie niet. Zoals artikel 361, 5, van het Burgerlijk Wetboek voorziet, kan in geval het recht dat van toepassing is in de staat van herkomst van het kind noch de adoptie, noch de plaatsing met het oog op adoptie kent, de overbrenging van het kind naar België met het oog op adoptie slechts plaatsvinden en kan de adoptie slechts worden uitgesproken wanneer aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Zo voorziet punt d dat in het land van herkomst een beslissing door de bevoegde autoriteit werd genomen houdende totstandkoming van een vorm van voogdij over het kind door de adoptant of de adoptanten. Het zal bijvoorbeeld gaan over een vonnis tot kefala naar Marokkaans of Algerijns recht.

 

Ten slotte, in overeenstemming met het Haags verdrag en met onze verdeling van bevoegdheden en ook altijd rekening houdend met het belang van het kind, is het de centrale autoriteit van de Gemeenschappen die de beslissing neemt om een adoptiekanaal te openen of niet, dit na uitgebreid onderzoek. Voor meer informatie over de verschillende adoptiekanalen verzoek ik u dus om u te richten tot de centrale autoriteiten van de Gemeenschappen.

 

02.03  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, net zoals ik de wet die toelaat dat holebikoppels kunnen adopteren niet kan smaken, kan ik het Haagse verdrag op dit punt ook niet smaken. Ik vind het eigenaardig dat ambtenaren, tot welke overheid zij ook behoren, hier moeten gaan controleren of ouders wel strikt volgens de traditie van de islam leven of strikt volgens de christelijke traditie. Dat staat haaks op wat ik denk en op mijn rechtsgevoelen.

 

Ik vind het eigenaardig. Maar goed, dat zijn de verschillende regels van internationaal privaatrecht die elkaar dan treffen op de markt van internationale rechtsregels. Ik vermoed dat daar de oorzaak moet gezocht worden. Mijnheer de staatssecretaris, ik blijf mij er echter fundamentele vragen bij stellen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De behandeling van de vragen en interpellaties eindigt om 10.31 uur.

Le développement des questions et interpellations se termine à 10.31 heures.