Commission des Finances et du Budget

Commissie voor de Financiën en de Begroting

 

du

 

Mercredi 11 mai 2011

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 11 mei 2011

 

Namiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 15.33 heures et présidée par Mme Christiane Vienne.

De vergadering wordt geopend om 15.33 uur en voorgezeten door mevrouw Christiane Vienne.

 

01 Vraag van mevrouw Ann Vanheste aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "prijsafspraken en eerlijke mededinging" (nr. 3646)

01 Question de Mme Ann Vanheste au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "les ententes sur les prix et la concurrence loyale" (n° 3646)

 

01.01  Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de minister, bij verkeersongevallen moeten in het merendeel van de gevallen herstellingsopdrachten worden uitgevoerd, waarbij de verzekeringsmaatschappij van de partij in fout toekijkt op de begroting van de herstelkosten. Een carrosseriebedrijf uit Oost-Vlaanderen voert ook dergelijke herstellingswerken uit, maar krijgt het steeds aan de stok met experten van Ethias en Axa. Zo goed als elke expertise mondt uit in een discussie over het uurloon dat het carrosseriebedrijf in zijn werkplaats hanteert. Dit uurloon zou volgens de verzekeringsmaatschappijen te hoog zijn. Deze maatschappijen raden het cliënteel van het carrosseriebedrijf aan om hun herstelling elders te laten uitvoeren. Het carrosseriebedrijf is echter een onafhankelijke hersteller en dus niet gebonden aan een verzekeringsmaatschappij of een platformtarief.

 

Daarbovenop komt dat verschillende expertisebureaus creatief beginnen om te springen met de redactie van hun verslagen. Het komt er op neer dat de expert in kwestie de kostprijs voor de herstelling van een voertuig in het atelier van het carrosseriebedrijf inclusief uurloon tegenwoordig soms wel aanvaardt, zij het op verdoken wijze. Men gaat daarbij als volgt te werk. De expert kent de klant het vooropgestelde herstelbedrag toe, al dan niet in forfait. Ten aanzien van de opdrachtgevende verzekeringsmaatschappij stelt de expert een expertiseverslag op waarin het uurloon wordt gereduceerd, terwijl de andere schadeposten ten onrechte worden gecreëerd of opgedreven. Dit is een uiterst scheefgetrokken situatie die zowel voor verzekerden, verzekeringsmaatschappijen als carrosseriebedrijven niet goed te keuren valt.

 

Bent u op de hoogte van dergelijke praktijken? Vindt u ook niet dat men op dergelijke wijze de eerlijke mededinging verstoort? Hoe denkt u dergelijke oneerlijke praktijken op te lossen?

 

01.02 Minister Didier Reynders: Bij de reparatie van een wagen op kosten van een verzekeringsonderneming hebben de garagist, de verzekeringsonderneming en de expert niet dezelfde belangen. De garagist wil zijn tussenkomst zo goed mogelijk vergoed zien, de verzekeringsonderneming wil de kostprijs van de reparatie zo sterk mogelijk drukken en de expert wil naderhand nog aangesteld worden om expertises uit te voeren. Dit geeft onderlinge spanningen. Verder beschik ik niet over details van de verhoudingen tussen verzekeraars, experts en garagisten.

 

De vraag dient te worden behandeld met het oog op een vrijhandelsmarkt waarbij de hersteller enerzijds vrij zijn tarief kan bepalen voor de betalende partij, de verzekeraar van de aansprakelijke, maar anderzijds de vrijheid heeft om niet akkoord te gaan met de voorgestelde prijs voor de reparatie. De vrije keuze van het slachtoffer bij de aanduiding van de hersteller houdt niet in dat de aansprakelijke partij of zijn verzekeraar automatisch het bedrag zal betalen zoals bepaald door die hersteller. De BA-verzekeraar zal zich laten bijstaan door een expert die is gespecialiseerd in schadebepaling en kennis heeft van de gangbare praktijken op de markt. Die kan erover waken dat de prijs die de hersteller voor de reparatie vraagt effectief in verhouding staat tot de schade aan het voertuig.

 

Het lijkt mij onredelijk dit specifieke geval te veralgemenen, maar als de feiten die in uw vraag worden vermeld zich daadwerkelijk voordeden, getuigen ze ontegensprekelijk van afkeurenswaardig gedrag en dienen ze in geen geval de belangen van de partijen waarop dit soort van schaderegeling betrekking heeft. De garagist zit immers met een factuur die de werkelijkheid van de kosten van de reparatie niet goed weergeeft, de expert pleegt in feite valsheid in geschrifte en de verzekeringsonderneming heeft geen zicht meer op de werkelijke kostenstructuur van een schadegeval. In uw verhaal zijn er alleen maar verliezers.

 

Men kan wanpraktijken uiteraard niet goedkeuren. Zo kunnen de praktijken zoals beschreven in de vraag zeker geen marktgegeven zijn en dienen ze bijgevolg als geval apart te worden benaderd. De verzekeringsondernemingen die er als betalende partij alle baat bij hebben dat zulke wanpraktijken zich niet zouden voordoen, nemen zeker de nodige maatregelen om controles uit te voeren op de werkwijze van de auto-expert.

 

Ik herhaal dat ik hoop dat uw verhaal niet representatief is voor de schaderegeling na een ongeval. Als dat toch het geval is, zou het raadzaam zijn dat de betrokkenen en hun beroepsfederaties dit probleem eerst bespreken om tot een oplossing te komen. Ik zal de beroepsfederaties vragen meer inlichtingen te geven. Ik herhaal dat het de taak van de verzekeraar is een expert te kiezen en pas daarna de verschillende facturen te controleren.

 

01.03  Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat u die vraag aan de federatie wil stellen. Ik denk immers dat het niet alleen over dit geval gaat. Ik heb nog anderen gehoord bij wie die zaken waren scheefgetrokken. Als het zo de pan uit swingt, waar eindigen wij dan? Het betreft niet alleen de carrosserie, maar ook andere verzekeringsaangelegenheden.

 

01.04 Minister Didier Reynders: Ik zal het de beroepsfederaties vragen. Dat is het enige middel.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Question de Mme Christiane Vienne au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le bureau unique des douanes et accises" (n° 3662)

02 Vraag van mevrouw Christiane Vienne aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het enig kantoor der douane en accijnzen" (nr. 3662)

 

02.01  Christiane Vienne (PS): Monsieur le ministre, en avril 2009, mon groupe vous demandait de plus amples informations concernant la situation du Bureau unique des douanes et accises. En effet, à l'époque, nous constations que l'arrêté royal de création ne déterminait pas de cadre linguistique. Dès lors, la Commission de contrôle linguistique avait estimé qu'il n'était pas possible de nommer des fonctionnaires et 82 agents avaient été détachés temporairement afin d'assurer le fonctionnement du Bureau.

 

À l'époque, vous nous aviez confirmé le nombre d'agents ainsi que leur répartition régionale. Vous affirmiez également qu'un nouveau dossier serait soumis dans de brefs délais à la Commission permanente de contrôle linguistique.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous m'informer de l'état de la situation? Un nouveau dossier a-t-il été introduit auprès de la Commission permanente de contrôle linguistique? Un cadre linguistique a-t-il été défini? Des fonctionnaires ont-ils été nommés au sein du Bureau unique des douanes et accises? Pourriez-vous me faire part de la répartition régionale des fonctionnaires travaillant dans ce département? Combien d'entre eux bénéficient-ils à présent d'indemnités pour frais de séjour?

 

02.02  Didier Reynders, ministre: Madame Vienne, pour ce qui concerne le cadre linguistique du Bureau unique des douanes et accises, l'arrêté royal du 10 septembre 2009 fixe les cadres linguistiques du Bureau unique des douanes et accises du Service public fédéral publiés au Moniteur belge du 23 septembre 2009. Cet arrêté établit les cadres linguistiques néerlandais et français comme suit en fonction des degrés de la hiérarchie: 50-50 pour le degré 2, 67,1 pour le cadre néerlandais et 32,9 pour le cadre français du degré 3 et la même chose pour les degrés 4 et 5.

 

À ce jour, aucun fonctionnaire n'est nommé au Bureau unique des douanes et accises car le cadre linguistique n'était pas la seule condition. Pour pouvoir avancer, il faut que l'ensemble des nouvelles structures du département soient également mises en exécution. Or, vous connaissez les difficultés rencontrées aujourd'hui dans les désignations en termes de fonction publique. Toutefois, je peux considérer que M. Postman a été désigné comme comptable ordinaire chargé des tâches de receveur par arrêté ministériel produisant des effets au 1er juillet 2009.

 

La répartition régionale des fonctionnaires travaillant au Bureau unique peut être établie par rôle linguistique et elle s'établit pour l'instant comme suit. Le degré 2 (niveaux A4+A3) compte 3 francophones et 3 néerlandophones (50-50 %). Dans le degré 3 (niveaux B, A+1 et A+2), il y a 24 néerlandophones et 15 francophones (67,5-38,5 %). Le degré 4 (niveau C) compte 18 néerlandophones et 3 francophones (85,7-14,3 %). Le degré 5 (niveau D) compte 16 néerlandophones et 5 francophones (76,2-23,8 %). Au total, 87 personnes sont donc occupées. J'ai arrondi les pourcentages et je vous donnerai les tableaux.

 

L’indemnité pour frais de séjour, prévue par l’arrêté royal du 24 décembre 1964, fixant les indemnités pour frais de séjour des membres du personnel des services publics fédéraux, est octroyée à 47 agents. Les autres ne répondent pas aux conditions fixées par cet arrêté et ne peuvent dès lors pas bénéficier de cette indemnité. Cela a été le cas, notamment, pour une quarantaine d’agents en collaboration temporaire et provenant de la résidence de Bruxelles, ou dont le domicile est situé dans l'agglomération bruxelloise et qui ne peuvent pas faire valoir le droit à cette indemnité.

 

02.03  Christiane Vienne (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse et pour les tableaux.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: Nous avons à présent à traiter des questions conjointes. M. Schiltz demande si nous pouvons attendre une demi-heure. Par respect pour les collègues présentes et concernées – Mmes Temmerman, Snoy et Wouters –, je laisserai ces dernières décider si elles acceptent d’attendre M. Schiltz. J’ignore si M. Goyvaerts va nous rejoindre.

 

02.04  Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): J’arrive à l’instant et je dois ensuite me rendre en commission de la Santé pour y poser des questions. Si vous n’avez pas de nouvelles des absents, je souhaiterais poser ma question.

 

02.05  Didier Reynders, ministre: D'autres questions peuvent-elles être posées?

 

La présidente: Ce sont des questions jointes. Mme Temmerman avait d’autres questions.

 

02.06  Didier Reynders, ministre: Je veux bien répondre à d'autres questions mais je ne compte pas attendre une demi-heure. Il ne faut pas exagérer!

 

La présidente: Chères collègues, acceptez-vous que ces questions jointes soient précédées d’autres questions, ou souhaitez-vous poser votre question maintenant, au détriment de M. Schiltz?

 

02.07  Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Je suis d'accord d'attendre à condition que l'on me prévienne lorsque sera venu le moment de poser cette question, pour autant que M. le ministre ne s’en aille pas!

 

02.08  Didier Reynders, ministre: Si des questions sont posées, il n’y a pas de problème, mais nous n’allons pas suspendre la séance pour l’attendre!

 

La présidente: Certainement pas! Je propose de passer dans l’ordre des personnes présentes. Nous commencerons par M. Veys.

 

03 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de ondersteuning van een infonamiddag omtrent regularisatie" (nr. 4034)

03 Question de M. Tanguy Veys au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le soutien apporté à une après-midi d'information consacrée au thème des régularisations" (n° 4034)

 

03.01  Tanguy Veys (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, op zondag 24 april organiseerde de vzw Abraço een infonamiddag omtrent regularisatie. Ik heb trouwens de affiche meegebracht, de Franstalige versie. Een van de thema’s die op die dag aan bod kwamen, was hoe men het best de rest van de familie kan laten overkomen wanneer men geregulariseerd is. Een ander thema was de vraag hoe men zich het best kan laten regulariseren wanneer men illegaal is.

 

Die infonamiddag werd in twee talen gehouden, Portugees en Frans. Men mikte vooral op personen afkomstig uit Zuid-Amerika. Voor het Nederlands was er geen plaats. Nochtans wordt dat evenement gesteund door de Koning Boudewijnstichting, u wellicht bekend. Zij ontvangt immers jaarlijks een niet onaanzienlijke subsidie van de Nationale Loterij, waarvoor u de verantwoordelijkheid draagt.

 

Voorzitter: Veerle Wouters.

Présidente: Veerle Wouters.

 

Gelet op de keuze van de projecten door de Koning Boudewijnstichting, bent u van oordeel dat het opportuun is dat de Koning Boudewijnstichting met middelen, die onder meer door de Nationale Loterij worden verkregen, dergelijke initiatieven ondersteunt? Ik wijs erop dat de problematiek van de regularisaties en de illegalen door een dergelijke organisatie in feite wordt uitgebuit. In feite propageert zij het statuut. Op het moment dat de regering daarmee te kampen heeft, voelen velen zich geroepen naar dit land van melk en honing te komen. Zij proberen hier een vaste verblijfplaats te krijgen; eerst door asiel aan te vragen en daarna, na uitwijzing, door in de illegaliteit onder te duiken. Zo creëert men in feite een aanzuigeffect, zeker met dergelijke organisaties.

 

Door de ondersteuning vanuit de Koning Boudewijnstichting – het logo wordt op de affiche vermeld – krijgen dergelijke praktijken een soort legitimatie. Door dit te ondersteunen, creëert de regering zelf het probleem dat zij achteraf moet proberen te verhelpen. Ik denk aan overlast en asielopvang. Misschien zou u aan de Nationale Loterij, als ondersteunende instantie, het signaal moeten geven iets selectiever te zijn bij de keuze van haar projecten.

 

Staat u achter dat initiatief? Zo niet, welke maatregelen werden er genomen?

 

03.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw de voorzitter, de jaarlijkse projecten van de Koning Boudewijnstichting met gelden van de Nationale Loterij is een verplichting die werd opgenomen in artikel 22 van de wet van 19 april 2002 tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij. Die wet legt geen verdere voorwaarden op met betrekking tot de aanwending door de Koning Boudewijnstichting van die gelden die zowel kunnen dienen ter dekking van haar werkingskosten als voor het verlenen van steun aan andere projecten en initiatieven. Noch ikzelf, noch de Nationale Loterij hebben daarop enige impact. Het is dus niet zo dat de Nationale Loterij de door u aangehaalde infonamiddag zou ondersteunen. Het is immers niet aan de Nationale Loterij om tussen te komen in de keuze van de projecten die de Koning Boudewijnstichting wil steunen.

 

Het is wel zo dat de Nationale Loterij jaarlijks van de Koning Boudewijnstichting een volledig verslag krijgt over de projecten en activiteiten waaraan de door haar toegekende middelen werden besteed.

 

Het is dus een wettelijke verplichting, maar u kunt wat mij betreft altijd een hoorzitting vragen met de mensen van de Koning Boudewijnstichting om meer details ter zake te krijgen. Daar heb ik niets tegen.

 

Ik herhaal echter dat het om een wet gaat die aan de Nationale Loterij een bedrag vraagt voor die stichting.

 

03.03  Tanguy Veys (VB): Mijnheer de minister, ik begrijp dat u zich aan de wet wenst te houden die ter zake geen voorwaarden oplegt. Dat weerhoudt het Parlement er echter niet van om de wet eventueel in die zin aan te passen dat er in de toekomst wel een aantal voorwaarden worden gesteld. Zodoende zou meer duidelijkheid geschapen kunnen worden. In ieder geval dank ik u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van mevrouw Minneke De Ridder aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "nieuwe trekkingsdagen en spelverslaving" (nr. 3717)

04 Question de Mme Minneke De Ridder au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les nouveaux jours de tirage et la dépendance au jeu" (n° 3717)

 

04.01  Minneke De Ridder (N-VA): Mijnheer de minister, de Loterij heeft volgens recente persartikels de keuze gemaakt om naast een derde Lottotrekking per week ook een tweede Euromillionstrekking te organiseren op dinsdag. Uit dezelfde artikels blijkt ook dat de Loterij de voorbije twee jaar negen nieuwe krasloten en een groot aantal afgeleide krasloten heeft ontwikkeld. Het is mijn aanvoelen dat door het grote aantal, er zijn er te veel, ze qua profiel allemaal verwateren. Hoe denkt u hierover?

 

Verder blijkt dat de hoofdreden de vermindering van inkomsten is. Onze bekommernis gaat hierbij niet uit naar het verlies van de inkomsten van de Loterij maar wel naar de manier waarop de Loterij nieuwe spelen ontwikkelt. De werkgroep Gokverslaving vertelt dat duidelijk in het krantenartikel. Door alle dagen een trekking aan te bieden, vergroot men de deelname en vergroot men tegelijk de kansen op gokverslaving. Heeft de ethische commissie een advies omtrent extra trekkingen gegeven? Wat heeft het marktonderzoek over deze nieuwe trekkingsdagen gezegd? Vijf trekkingen per week in plaats van een per week versterkt immers de verslaving.

 

Verderop in het artikel staat ook dat de Nationale Loterij voor het product Milk Inc. mikt op 30- en 40-jarigen. Tegelijk hebt u mij geantwoord dat Milk Inc. de doelgroep 18- tot 25-jarigen nastreeft omdat zij amper krasloten kopen. Wie spreekt de waarheid?

 

Ik maak mij blijvend zorgen over de gekozen thema’s op de krasloten. Deze zijn gericht op jonge deelnemers en kansengroepen die sneller vatbaar zijn voor verslaving. In diverse media werd bij de lancering van dit kraslot gewezen op de grote aanwezigheid van minderjarigen. Uit onderzoek door OIVO en Volt blijkt bovendien dat de minderjarige bij de verkopers vlot aan deze spelen kan geraken. Heeft u daarvan kennisgenomen?

 

Graag had ik het marktonderzoek van de spelen Milk Inc., Win For Life, Party Edition en Bling Bling ontvangen.

 

Wat doen de Nationale Loterij en uzelf ter preventie van de spelverslaving, in casu voor de spelen aangeboden door de Nationale Loterij en andere kansspelen?

 

Wordt er rekening gehouden met de kostprijs, het thema of het speelritme bij de evaluatie van de trekkingsspelen of krasspelen door de Nationale Loterij in het kader van de spelverslaving?

 

04.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw de voorzitter, zoals nogmaals bevestigd in het beheerscontract tussen de Belgische Staat en de Nationale Loterij, bekrachtigd bij koninklijk besluit van 30 juli 2010, is het de opdracht van de Nationale Loterij om het spelgedrag in België doelgericht te kanaliseren. Daarom is de Nationale Loterij ermee belast om in het algemeen belang en volgens handelsmethodes openbare loterijen, weddenschappen, wedstrijden en kansspelen te organiseren ten behoeve van een brede groep mensen.

 

Bij de uitvoering van deze taak moet de Nationale Loterij handelen als een sociaal verantwoordelijk en professioneel aanbieder van recreatieve spelen.

 

Om haar kanalisatieverplichting ook in de toekomst duurzaam te kunnen nakomen in een nationale en internationale context waarin feitelijk een harde concurrentie woedt en die een snelle evolutie kent, moet zij een solide, moderne bedrijfsvoering hebben.

 

De kanalisatieverplichting van de Nationale Loterij houdt in dat zij via een modern en attractief aanbod de bestaande liefhebbers van loterijen, weddenschappen, wedstrijden en kansspelen aantrekt zonder marktverruimend te zijn.

 

Daartoe dient zij regelmatig haar marktaandeel te evalueren, zich te richten tot alle spelers, nieuwe producten te ontwikkelen en haar producten aan te passen aan de nieuwe tendensen op de bestaande en nieuwe markten.

 

Het is algemeen geweten dat trekkingsspelen van nature uit de minst risicovolle spelen zijn, aangezien er altijd een zekere afkoelingsperiode verloopt tussen het spelen zelf en het kennen van het trekkingsresultaat.

 

De ervaring getrokken uit de invoering van een tweede Lottotrekking leert dat spelers niet aanmerkelijk meer inzetten dan voorheen en dat zij gewoon de neiging hebben hun inzet te verdelen over meerdere trekkingen in plaats van alles in te zetten op één trekking.

 

Een zelfde fenomeen wordt verwacht voor Euromillions. Wat de Euromillions in het bijzonder betreft, moet ik u trouwens melden dat dit een spel is dat samen met de staatsloterijen van het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Spanje, Luxemburg, Zwitserland, Portugal, Ierland en Oostenrijk wordt georganiseerd en dat de beslissing om een tweede wekelijkse trekking te organiseren door deze loterijengroep is genomen.

 

De Belgische Nationale Loterij heeft overigens een positief advies gekregen van het Comité Verantwoord Spel, net zoals de andere organiserende loterijen van hun respectieve ethische organen of regulatoren.

 

Onder meer dankzij de expertise van het Comité Verantwoord Spel slaagt de Nationale Loterij er trouwens in om de strenge, door de Europese Vereniging van Staatsloterijen opgestelde regels op het vlak van verantwoord spel na te leven, wat ervoor heeft gezorgd dat de Nationale Loterij sinds vorig jaar op dit vlak Europees gecertificeerd is.

 

Meer inlichtingen over het verantwoord speelbeleid van de Nationale Loterij kunt u vinden in de antwoorden die ik heb gegeven op de vraag om uitleg nr. 5310 van senator Anciaux, op de schriftelijke vragen nrs 103, 300 en 301 van uw collega Logghe en op de mondelinge vraag nr. 16066 van mevrouw Déom.

 

De krasspelen hebben een wisselende levensduur. De vernieuwing ervan is vereist om aan de in het eerder genoemde beheerscontract opgelegde verplichtingen te kunnen voldoen. Een dergelijke dynamische bedrijfsvoering is overigens expliciet door het Hof van Justitie van de Europese Unie erkend als een gerechtvaardigd middel om spelers van clandestiene spelen en weddenschappen, die als zodanig verboden zijn, aan te trekken tot toegestane en gereglementeerde activiteiten door middel van een betrouwbaar en tegelijkertijd aantrekkelijk alternatief.

 

De Nationale Loterij waakt daadwerkelijk over de bescherming van minderjarigen door af te zien van de ontwikkeling of het op de markt brengen van spelen die rechtsreeks op minderjarigen gericht zijn en door in haar reclameboodschappen geen minderjarigen te tonen die betrokken zijn bij het deelnemen aan geldspelen.

 

Wat de thema’s van de krasspelen betreft, de Nationale Loterij is er ten zeerste op bedacht geen thema’s te kiezen die minderjarigen rechtstreeks zouden aanspreken. Heel regelmatig verwerpt het bedrijf voorstellen die weliswaar commercieel interessant zijn, maar die niet in overeenstemming zijn met het principe om minderjarigen niet tot spelen aan te zetten. De door u genoemde thema’s zijn dan ook thema’s die gericht zijn op alle volwassenen en in het bijzonder op een publiek van 18- tot 34-jarigen.

 

Het verbod op deelneming door minderjarigen is overigens ingeschreven in alle koninklijke besluiten waarin de respectieve reglementen van de spelen van de Nationale Loterij zijn vastgelegd. Zowel de uitbaters van verkooppunten als de personeelsleden van de Nationale Loterij krijgen door professionelen gegeven vormingen om hen te sensibiliseren voor die problematiek. Alle verkooppunten van de Nationale Loterij zijn verplicht om het deelnemingsverbod voor minderjarigen duidelijk zichtbaar aan te brengen.

 

Ik heb geprobeerd om een antwoord te geven op al uw vragen, maar ik meen dat de houding van de Nationale Loterij zeer professioneel is, in een zeer ingewikkelde wereld van spelen. Er is een correcte kanalisatie naar een correcter aanbod, in vergelijking met veel andere actoren op de markt.

 

04.03  Minneke De Ridder (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het blijft mij verbazen dat de Loterij ietwat blijft flirten met een doelgroep van 16- tot 18-jarigen, met de nieuwe, hippe krasloten. Het blijft onethisch en er zijn veel mensen die schande spreken over de Milk Inc-krasloten.

 

Iedere verandering moet worden geëvalueerd op basis van kans op spelverslaving door de ethische commissie. De huidige rol van die commissie is schijn voor de buitenwereld. Ik stel ernstige vragen bij het nut van de commissie als zij niet nodig is bij nieuwe doelgroepen, nieuwe speeldagen, nieuwe versies van krasloten en dergelijke. Hoe kan een spelverslaving dan preventief worden geëvalueerd?

 

De controle op de minderjarigen start bij het spelaanbod dat de spelers aantrekt. Het probleem oplossen door lokverkopers is hiervoor niet de enige oplossing. Zij start bij het aanbod van de Nationale Loterij.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de Mme Zoé Genot au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'imposition des casuels du culte" (n° 3731)

05 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de belasting op de extra inkomsten uit bijzondere diensten van de bedienaren van de eredienst" (nr. 3731)

 

05.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Ma question sera courte et porte sur l’imposition des casuels du culte. D’après les experts ayant rédigé le rapport sur la réforme du financement des cultes et des organisations philosophiques non confessionnelles, les ministres du culte bénéficiant de casuels sont non seulement déjà imposables, mais aussi imposés.

 

Disposez-vous de données sur le nombre de ministres du cultes qui déclarent des casuels? Pouvez-vous estimer les montants déclarés? Des contrôles sont-ils effectués dans ce domaine?

 

05.02  Didier Reynders, ministre: Les rémunérations imposables du clergé paroissial - curés, vicaires et chapelains - comprennent effectivement les casuels et les droits, c’est-à-dire la part revenant aux intéressés dans le produit de tous les offices quelconques: messes, baptêmes, mariages, funérailles et autres services religieux. L’administration générale de la fiscalité ne tient pas de statistiques permettant de communiquer les renseignements que vous demandez.

 

La situation fiscale des contribuables en question est évidemment vérifiée, comme celle des autres contribuables, par les services de taxation compétents, suivant les règles ordinaires. Aucun contrôle spécifique n’est organisé, mais les règles normales de contrôle sont évidemment d’application.

 

05.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Il est dommage que l’on ne puisse disposer d’éléments d’appréciation plus concrets. J’entends que ces personnes sont inspectées avec autant de célérité et d’objectivité et aussi souvent que les autres citoyens.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Peter Dedecker aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de reglementering op spaardeposito's" (nr. 3777)

06 Question de M. Peter Dedecker au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la réglementation relative aux dépôts d'épargne" (n° 3777)

 

06.01  Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de minister, toen ik mijn vraag heb opgesteld, waren de jongste cijfers die ik ter beschikking had die van februari. Wij hadden toen een inflatie op jaarbasis van 3,39 %. In die periode was de maximale basisrente op spaarboekjes en depositorekeningen 3 %, dus eigenlijk te laag om de koopkracht te bewaren. Spaarders verliezen eigenlijk constant geld. Hun spaargeld daalt in waarde. Met een maximale getrouwheidspremie van 1,5 % kunnen zij het eventueel goed maken, maar dan moeten zij geluk hebben.

 

Ik wil even terugkomen op de berekening van de getrouwheidspremie. Die lijkt mij weinig transparant. Voor spaarders is het onduidelijk wanneer zij die getrouwheidspremie definitief verworven hebben en wanneer zij nog moeten wachten. Enkel wanneer men slechts één storting verricht, kan men als gewone spaarder de berekening nog enigszins opvolgen. Dat is niet het geval wanneer men in de loop van het jaar verschillende stortingen doet.

 

Men moet bovendien rekening houden met het feit dat men tot het einde van het jaar moet wachten voor die getrouwheidspremie wordt uitbetaald. Wie in mei een storting doet, krijgt zijn getrouwheidspremie niet in december van dat jaar maar eind december van het jaar nadien, wat toch ingewikkeld is.

 

De oorzaak hiervan ligt in het feit dat de Belgische wetgeving twee spaarvormen met elkaar vermengt. In Nederland wordt er een duidelijk onderscheid gemaakt tussen spaarrekeningen waarvan het spaargeld elke dag opvraagbaar is – met een heel eenvoudige renteberekening – en spaarrekeningen waarop het geld een tijdje vaststaat en waaraan andere voorwaarden verbonden zijn, onder andere wat de rente betreft.

 

Daar komt bij dat de rente in onze buurlanden doorgaans hoger is dan die van de Belgische spaardepositorekeningen. Het feit dat de fiscale vrijstelling enkel geldt voor Belgische spaardepositorekeningen belemmert natuurlijk ook de Belgische inwoners vrij te sparen in Nederland of andere buurlanden.

 

Ik kom tot mijn twee vragen.

 

Ten eerste, hoe staat u tegenover een verdere vereenvoudiging van de renteberekening op depositorekeningen? Zelf ben ik een grote fan van vereenvoudigingen allerhande. Bent u bereid de getrouwheidspremie transparanter te maken zodat het voor spaarders duidelijker wordt hoeveel getrouwheidspremie zij verliezen wanneer zij hun geld afhalen, of hoelang zij nog moeten wachten om dat te doen zonder de premie te verliezen?

 

Ten tweede, hoever staat het intussen met de inbreukprocedure vanwege de Europese Commissie inzake de Belgische spaardeposito’s en de fiscale vrijstelling?

 

Zoals u weet, heeft de Europese Commissie een inbreukprocedure gestart omdat wij die vrijstelling enkel toekennen aan Belgische spaardeposito’s. Wat is haar reactie op uw antwoord op het met redenen omklede advies gericht aan België van 25 juni 2009?

 

06.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw de voorzitter, het koninklijk besluit van 7 december 2008 bevat een reeks maatregelen die tot doel hebben het spaarkarakter en de stabiliteit van de gereglementeerde spaardeposito’s te bevorderen, en de transparantie en de vergelijkbaarheid voor de cliënten te verhogen. Om het spaarkarakter te bevorderen, mag de aangeboden rentevoet van de getrouwheidspremie niet lager liggen dan 25 % van de aangeboden basisrentevoet. De regel dat de aangeboden rentevoet van de getrouwheidspremie niet hoger mag liggen dan 50 % van de maximale basisrentevoet bleef behouden.

 

De aanpassingen werden doorgevoerd om de transparantie en vergelijkbaarheid van de aangeboden rentevoeten te verhogen. Voordien was het onmogelijk om het rendement van twee getrouwheidspremies met elkaar te vergelijken. De periode van verwerving kon verschillend zijn, de aanvang van de periode van verwerving en dergelijke meer.

 

Met dit besluit zijn alle maatregelen genomen opdat de spaarder de verschillende getrouwheidspremies enkel op basis van de rentevoet zou kunnen vergelijken, aangezien alle andere componenten van deze premie identiek zijn, ongeacht de bank. De wetgeving zorgde voor een volkomen bevredigende transparantie over dit punt.

 

Uw vraag heeft betrekking op de toepassing van de wetgeving op individuele gevallen, naargelang van reeds gedane stortingen (hoeveel mag ik afhalen om mijn premie te behouden) of te verrichten stortingen (hoeveel rente zal deze spaarrekening opbrengen). Ik ben het ermee eens dat een berekening met behulp van een blad papier en een rekenmachine lang duurt en vervelend is.

 

Het is daarom zeker onvermijdbaar, en ik ben er voorstander van, om een programmaatje te ontwikkelen om dit werk vlotter te doen verlopen. Dit programma zou vervolgens ter beschikking van de spaarders kunnen worden gesteld. Deze beslissingsondersteunende software kan worden ontwikkeld door een bank, Febelfin, een consumentenorganisatie of door de FSMA. Ik ben er voorstander van dat de FSMA een dergelijke software zou ontwikkelen, vooral vanwege de rol die de FSMA op het vlak van de bescherming van de spaarder en de financiële educatie te vervullen heeft.

 

Ik heb een contact gehad met de voorzitter van de FSMA om hem deze vraag te stellen. In de volgende weken zullen op de website van de FSMA misschien meer details kunnen worden vrijgegeven over dit programma.

 

Dat is namelijk een goed punt en het zal misschien het geval zijn voor verschillende banken of voor Febelfin.

 

Wat uw tweede vraag aangaat, de Europese Commissie heeft België inmiddels voor het Europees Hof van Justitie gedaagd, waar de zaak is ingeschreven onder referentie C383-10. De Belgische regering blijft, in akkoord met de sector, de bestaande regeling inzake vrijgestelde spaardeposito’s verdedigen. Wij zullen ons standpunt dus verdedigen totdat het Hof tot een beslissing gekomen is.

 

06.03  Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de minister, er zijn inderdaad al een paar stappen gezet, maar toch denk ik dat we verder kunnen gaan, want ik denk dat er nood is aan meer.

 

Ik ben zelf ingenieur. Een ingenieur is een grote fan van het KISS-principe, wat staat voor “keep it simple, stupid” of “keep it simple & sexy”, zo u verkiest. Welnu, in het aanbod van een bepaalde bank lees ik dat die bank 8 % garandeert gedurende één jaar op de helft van de inleg vanaf de vierde maand. Dat is een citaat. Dat aanbod is niet zo simpel. Het is redelijk complex om dit te berekenen op papier of met een rekenmachine. Een programmaatje zal ook al niet meer zo evident te maken zijn, denk ik. Volgens mij is er al een diploma hogere wiskunde voor nodig, of je hebt een goede boekhouder nodig, om daar nog wijs uit te geraken.

 

Een initiatief van de website van de FSMA zou voor een deel kunnen helpen. We hebben echter nog andere voorbeelden, zoals bestetarief.be, wat ook niet echt een groot succes te noemen is, maar eerder problematisch.

 

Ik denk dat het voor de mensen belangrijk is dat zij niet naar dergelijke tools grijpen, maar dat zij zelf verstaan waar ze mee bezig zijn. Zij moeten weten welke risico’s zij dragen, maar ook wat zij kunnen verwachten. Ik denk dat eenvoud wel een key issue is, echt iets waar mensen belang aan hechten. Ik hoop dan ook dat er nog verdere stappen mogelijk zijn.

 

06.04 Minister Didier Reynders: (…) een eenvoudige wereld.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Meyrem Almaci aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "bonussen" (nr. 3744)

- de heer Bruno Tuybens aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de bankbonussen bij Dexia en KBC" (nr. 4013)

- de heer Bruno Tuybens aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de beslissing van Dexia tot het verlenen van bonussen en functiepremies voor de bedrijfstop" (nr. 4364)

07 Questions jointes de

- Mme Meyrem Almaci au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les bonus" (n° 3744)

- M. Bruno Tuybens au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "les bonus accordés par les banques Dexia et KBC" (n° 4013)

- M. Bruno Tuybens au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la décision de Dexia d'accorder des bonus et des primes de fonction aux dirigeants de l'entreprise" (n° 4364)

 

De voorzitter: Mevrouw Almaci is niet aanwezig voor haar vraag nr. 3744.

 

07.01  Bruno Tuybens (sp.a): Mevrouw de voorzitter, ik heb daarjuist vernomen dat mevrouw Almaci zich heeft verontschuldigd.

 

Mijnheer de vice-eersteminister, ik heb samen met u vastgesteld dat de Vlaamse regering de discussie is aangegaan met de top van zowel KBC als Dexia omtrent de bonuspolitiek in deze bancaire tijden. De Vlaamse regering heeft volgens mij als enige naar aanleiding van de algemene vergadering van 2010 schriftelijke vragen gesteld over de verloningspolitiek aan de top van dat bedrijf. Mijn vraag was toen welke contacten u als minister van Financiën gelegd had met de bedrijfstop van Dexia en met de federale overheidsvertegenwoordigers in de raad van bestuur van die instelling met het oog op de eventuele intrekking van de beslissing om een hoge bonus en een functiepremie van 200 000 euro aan de CEO uit te keren.

 

Voor de Vlaamse regering kan het niet de bedoeling zijn dat bepaalde ratio’s in verband met de verhouding variabel tegenover vast behaald worden door louter het vaste deel van de vergoeding door middel van een functiepremie te verhogen.

 

De CEO van Dexia heeft in 2009 een bonus gekregen van 800 000 euro. Het jaar nadien heeft de onderneming 27 % minder winst gemaakt en is er beslist een bonus uit te keren van 600 000 euro, waarvan de uitbetaling weliswaar werd gespreid over drie of vier jaar. Om toch aan 800 000 euro te komen, heeft Dexia het vast loon met 200 000 euro verhoogd, de zogenaamde functiepremie. Die functiepremie heeft Dexia onmiddellijk en in haar totaliteit uitbetaald nog voor de algemene vergadering van aandeelhouders daar zelfs nog maar iets over had kunnen zeggen. Dat betekent dat de bonus voor de CEO er in 2009 de facto sterk op verbeterd is. Het jaar ervoor ging het dan zogezegd wel om hetzelfde bedrag van 800 000 euro, maar de uitbetaling daarvan werd overeenkomstig de Europese regels gespreid over drie of vier jaar. In 2009 bedroeg de bonus wederom 800 000 euro, maar de functiepremie werd onmiddellijk uitbetaald en ook de eerste schijf van die 600 000 euro werd meteen uitbetaald. Dus ondanks een daling van de winst met 27 % is het variabele gedeelte van het loon de facto verbeterd.

 

De Vlaamse regering heeft na langdurige onderhandelingen met de Dexiatop op basis van benchmarking en andere berekeningen beslist dat men de regels heeft gevolgd. Zij heeft echter wel uitdrukkelijk gezegd dat die functiepremie volgend jaar niet meer uitgekeerd mag worden, omdat het gaat om de verhoging van een vast loon ter compensatie van een verlies in variabel loon. U bent het met mij eens dat dat een vorm van boerenbedrog is.

 

Ten eerste, heeft (…) schriftelijk contact genomen met Dexia naar aanleiding van de algemene vergadering van 2010? Heeft zij ook schriftelijke vragen gesteld?

 

Ten tweede, wat vindt u van de houding van de Dexiatop, waarbij een verlies aan variabel loon gecompenseerd wordt met het uitkeren van een bijkomende functiepremie als vast loon? Bent u het daarmee eens?

 

Bent u het overigens over het algemeen eens met de houding die de Vlaamse regering in dezen heeft genomen? Indien niet, wat zijn daarvoor de redenen?

 

07.02 Minister Didier Reynders: Ik onderhoud vaak contacten met de voorzitter van de raad van bestuur van Dexia, alsook met de directieleden van de groep Dexia en niet alleen over bonussen. Er zijn nu eenmaal ook andere problemen. Ik veronderstel dat de andere aandeelhouders ook contacten hebben met hen, niet alleen over de bonussen, maar ook over de ontwikkeling van activiteiten van Dexia in België, de relaties met de gemeenten, de relaties met alle aandeelhouders.

 

Op 6 april 2011 heb ik een brief gericht aan de voorzitter van de raad van bestuur van Dexia NV, waarin ik nogmaals de aandacht heb gevraagd voor de verloning in de financiële sector, zoals werd aangegeven in de resolutie van de Kamer van volksvertegenwoordigers van 31 maart 2011 betreffende het vergoedingsbeleid van financiële instellingen die worden gesteund door de federale overheid.

 

Ik heb steeds gepleit, en ik doe dat nog steeds, voor de toepassing van de striktste regels in Europa. Voorts mogen er, mijns inziens, geen aandelen worden toebedeeld aan de niet-executieve leden van de raad van bestuur.

 

Op 15 april 2011 heeft de voorzitter van de raad van bestuur van Dexia mij schriftelijk geantwoord. Overigens zal ik de commissie een kopie van de verschillende brieven aan en van de voorzitter van Dexia bezorgen.

 

Ik heb al gezegd dat het Parlement hoorzittingen mag organiseren met de voorzitters van de remuneratiecomités van de verschillende banken en, indien nodig, met andere personen.

 

Ik heb inderdaad gelezen dat de Vlaamse regering contact had met de directie van Dexia. Ikzelf had nadien een ontmoeting met de voorzitter van de raad van bestuur, de afgevaardigd bestuurder en andere leden van de directie. Daarna heb ik geen enkele verandering vastgesteld. Er is dus geen enkele vraag om aanpassing van de remuneraties bij Dexia. Ik denk dat het systeem dus de steun van alle leden van de Vlaamse regering geniet, ook die van uw partij.

 

Ik heb geen andere vraag gesteld. U vroeg of het voor mij mogelijk was om hetzelfde standpunt in te nemen als de Vlaamse regering, maar ik heb niets gezien. Dexia heeft de beslissing na het contact met de Vlaamse regering niet aangepast.

 

Ik ben een beetje verrast na de vele debatten in het federaal Parlement. Ik heb uw standpunt over Dexia gehoord in het Parlement. U vond het bijna een schande. Maar de beslissing van Dexia is wel goedgekeurd door alle leden van de Vlaamse regering, ook die van uw partij.

 

Ik was in het buitenland, dus ik heb niet alle details gelezen, maar ik heb toch gehoord en gelezen dat het, vóór mijn aantreden als minister van Financiën eind jaren ‘90, mogelijk was om een heel grote bonus te krijgen bij de banken en slechts 15 % belastingen te betalen. Dat begrijp ik niet.

 

Het is misschien goed om een hoorzitting te organiseren met personen die een dergelijk groot bedrag – bijna 300 000 euro – hebben gekregen. Ik heb dat nooit gekregen, niet als bonus, noch als vaste of variabele vergoeding. Ik heb dat nooit gekregen, maar proficiat voor al wie zo’n bonus heeft gekregen.

 

Het is misschien nuttig om een hoorzitting te organiseren met degenen die in de jaren ‘80 en ‘90 een dergelijke bonus hebben gekregen en er slechts 15 % belastingen op betaalden. Het is misschien niet de waarheid, maar ik heb dat gelezen en de betrokkenen hebben dat bevestigd.

 

Aan de huidige directie van Dexia vraag ik de integrale betaling van de belastingen. Er is geen verlaagd tarief voor de bonussen. De huidige tarificatie wordt correct toegepast. Ik was destijds niet de minister van Financiën en ik heb nooit een dergelijke bonus gekregen. Ik ken dat dus niet.

 

Nogmaals, het is misschien nuttig, mevrouw de voorzitter, om een hoorzitting te organiseren om meer informatie te geven aan de collega’s. Die krijgen misschien vijf keer minder dan dat en betalen meer belastingen.

 

De voorzitter: Ik wijs erop dat ik slechts een plaatsvervangend voorzitter ben. Ik kan daarover geen beslissingen nemen.

 

07.03  Bruno Tuybens (sp.a): U beweert veel contacten te hebben met de Dexiatop en dat betwist ik niet. Op 6 april 2011 had u de Dexiatop melding gemaakt van de resolutie in de Kamer en u vroeg de toepassing van de striktste regels van Europa. Uiteraard viel de beslissing van de Dexiabonus later. U hebt toen niet, zoals de Vlaamse regering, de vraag gesteld. U hebt wel na de beslissing van de Vlaamse regering bekeken of er een verandering in het bonussenbeleid van Dexia moest worden toegepast. U merkte terecht op dat er geen wijziging diende plaats te vinden. Dat is juist. In het persbericht van de Vlaamse regering staat uitdrukkelijk dat het niet de bedoeling kan zijn dat bepaalde ratio’s in verband met de verhouding vast en variabel behaald worden door louter het vaste deel van de vergoeding middels een functiepremie te verhogen. Dat betekent dat de Vlaamse regering uitdrukkelijk moreel afstand neemt van het feit dat een deel van het variabel loon wordt gecompenseerd door een extra vast loon. In de toekomst zal het niet meer plaatsvinden.

 

Gaat de federale regering hiermee akkoord?

 

Ik hoor u daarop geen antwoord geven.

 

U zegt terecht dat u eind jaren negentig minister van Financiën was. U bent al tien jaar minister van Financiën. U bent bijzonder slecht geïnformeerd over de zaak waarnaar u verwijst. U verwijst ontegensprekelijk naar een situatie die vorige week in de krant is beschreven…

 

07.04 Minister Didier Reynders: Ik zat in het buitenland.

 

07.05  Bruno Tuybens (sp.a): … waarin het niet over de uitbetaling van een bonus ging, maar over de kans die een bediende, een medewerker van het bedrijf en niet de top, is geboden om in te tekenen op een warrantenplan op basis van de evolutie van de waarde van het bedrijf. Het bedrijf waarvoor ik werkte, was niet beursgenoteerd. Bij een warrantenplan betaalt men een deel upfront belastingen. Dat was op dat ogenblik ongeveer 20 000 euro. De waarde van het uiteindelijk resultaat hangt af van de winstevolutie van het bedrijf gedurende drie, vier of meer jaar. Het gaat met andere woorden niet om een bonus maar om een investering via een warrantenplan. Dat is een heel ander verhaal. U zult begrijpen dat het bedrijf dat zulks heeft aangeboden, geen enkele inbreuk op de wetgeving heeft gepleegd. Het is ook op basis van de bestaande wetgeving.

 

Vooraleer u dat element als antwoord op de vraag in de mond neemt, zou het logisch zijn dat u iets beter geïnformeerd bent, anders begeeft u zich op glad ijs. Anderzijds, de voorbije tien jaar hebt u zich al meermaals op glad ijs begeven. Daarom ook zijn de resultaten in heel wat departementen vandaag kwestieus.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- de heer Willem-Frederik Schiltz aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "subsidies voor zuinige auto's" (nr. 3710)

- mevrouw Karin Temmerman aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de conclusies van de expertgroep over personenmobiliteit in Vlaanderen" (nr. 3725)

- de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de hervorming van de fiscaliteit van dieselwagens" (nr. 3923)

- mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers aan de staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, toegevoegd aan de minister van Financiën, over "de fiscale premies voor schone wagens" (nr. 4015)

- mevrouw Karin Temmerman aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de verplichting van Europa om hogere accijnzen op diesel te heffen" (nr. 4063)

- mevrouw Veerle Wouters aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de Europese plannen voor een groenere energiebelasting" (nr. 4076)

08 Questions jointes de

- M. Willem-Frederik Schiltz au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les subsides octroyés pour les voitures économiques" (n° 3710)

- Mme Karin Temmerman au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les conclusions du groupe d'experts au sujet de la mobilité des personnes en Flandre" (n° 3725)

- M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la réforme de la fiscalité des véhicules à moteur diesel" (n° 3923)

- Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers au secrétaire d'État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, adjoint au ministre des Finances, sur "les primes fiscales accordées aux voitures propres" (n° 4015)

- Mme Karin Temmerman au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'obligation imposée par l'Europe d'augmenter les accises sur le diesel" (n° 4063)

- Mme Veerle Wouters au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les projets européens visant à mettre en place une fiscalité sur les carburants plus verte" (n° 4076)

 

08.01  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik verontschuldig mij voor mijn laattijdige aankomst wegens medische verwikkelingen.

 

Mijn vraag gaat over de subsidie voor zuinige auto’s. Zoals u ongetwijfeld weet, heeft een multidisciplinaire expertengroep van de KULeuven op 25 maart een visietekst gepubliceerd over het milieu- en mobiliteitsbeleid in België. Vanuit verschillende disciplines, zoals milieu, mobiliteitsbeleid, transporteconomie, geneeskunde, ruimtelijke ordening, zelfs ingenieurswetenschappen en sociale geografie, hebben zij onder meer bekeken op welke manier de vervoerstechnologieën, de ruimtelijke ordening, het parkeerbeleid, het efficiënt gebruik van het bestaande weggennet en de nood aan grote infrastructuurwerken passen in een beleidskader.

 

Het viel mij op in de studie dat de academici zich bijzonder kritisch tonen ten aanzien van de subsidies voor zuinige auto’s in België. Zo vinden zij het vooral opmerkelijk dat dieselwagens fiscaal worden aangemoedigd. Uit onderzoek is immers gebleken dat de dieselwagen weliswaar zuiniger is qua verbruik en dus ook minder CO2-uitstoot oplevert. Dat weegt volgens hen echter niet op tegenover de vervuiling van stikstofdioxide en fijnstof. Trouwens, niet alleen deze studie, maar ook recente artikels hebben aangeduid dat ons land ongeveer een van de meest stikstof- en fijnstofvervuilde plaatsen van Europa is en de hoogste concentraties heeft.

 

Laten wij de cijfers bekijken en het technisch en wetenschappelijk houden. Wanneer de totale subsidie voor energiezuinige auto’s wordt afgewogen tegenover de milieukosten, zitten wij aan een verhouding van 750 tegenover 10, dus 750 euro om 10 euro milieuwinst te halen. Dat is natuurlijk niet enorm efficiënt.

 

Wat elektrische en hybride wagens betreft, is het verhaal nog straffer. Wij zijn uiteraard allemaal fan van schone technologieën. Ik kan dus begrijpen dat de overheid het gebruik en de ontwikkeling van alternatieven voor fossiele brandstoffen stimuleert. Daarvoor noteren wij subsidies tot 9 000 euro, waarbij de uiteindelijke CO2-winst hoogst twijfelachtig is. Een elektrische wagen moet immers elektriciteit gebruiken van steenkool- of gascentrales. Dan is de CO2-winst natuurlijk relatief beperkt. Het is gewoon een verschuiving van de ene technologie naar de andere. Bovendien is er ook nogal wat discussie over de totale levenscyclus van die wagens, vanaf het metaal tot de batterijen.

 

Kortom, het leek mij gepast eens te informeren naar de intenties die u hebt geformuleerd om met de sector overleg te plegen om de subsidies eventueel efficiënter aan te wenden. Ik dacht dat u ook hebt aangegeven dat er dit jaar 230 miljoen euro zou worden opzijgezet voor subsidies aan energiezuinige auto’s. Wordt dat onverkort gestand gedaan? Of bent u van plan in overleg met de sector te bekijken of het niet alleen op een milieu- maar ook budgetefficiëntere wijze kan worden aangewend?

 

08.02  Karin Temmerman (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag ligt uiteraard in dezelfde lijn als de vraag van collega Schiltz, aangezien ze samengevoegd zijn, ook nog met vragen van andere collega’s.

 

Het is inderdaad een zeer merkwaardig rapport dat op 25 maart werd kenbaar gemaakt door enkele vooraanstaande professoren. Een van de meest opmerkelijke punten uit dit rapport is de fiscale stimulans voor bepaalde wagens. Zo stelt men zeer duidelijk voor om dieselwagens zwaarder te gaan belasten, in tegenstelling tot de belastingvoordelen die momenteel gelden bij de aankoop van zo'n wagen. De heer Schiltz heeft ook reeds verwezen naar de milieu-impact van dergelijke dieselwagens en geduid dat het daarom totaal onverantwoord is om die belastingvoordelen aan te wenden. Ook zouden subsidies voor milieuvriendelijke wagens absoluut niet efficiënt zijn om de CO2-uitstoot te beperken.

 

Daarnaast plaatst men ook grote vraagtekens bij het subsidiëren van de elektrische wagens. Ook daarnaar heeft de collega reeds verwezen. Het zou niet alleen een zeer dure manier zijn om opnieuw de CO2-uitstoot in bedwang te houden, de subsidies zouden ook vooral terechtkomen bij de meer koopkrachtige Belgen en dus niet echt voor de hele bevolking gelden.

 

Daarenboven is er ook nog het plan dat de Europese Commissie klaar heeft om tegen 2013 de lidstaten te verplichten dezelfde minimumaccijnzen voor diesel als voor benzine te hanteren. Het uiteindelijke doel is om op langere termijn de dieselprijs aan de pomp hoger te laten worden dan die van benzine, om dezelfde reden, namelijk milieutechnische redenen. Dit is opnieuw een van de vele signalen die pleiten voor de afbouw van de voordelen voor dieselwagens in ons land.

 

Ik wil benadrukken dat ik hiermee de twee rapporten heb toegelicht en niet meer dan dat. Vandaar dat ik volgende bijkomende vragen heb bij de vragen die de collega reeds heeft gesteld.

 

Wat is uw reactie op bovenstaande aanbevelingen, zowel deze in het rapport van de professoren als die in het plan van de Europese Commissie, specifiek met betrekking tot de fiscaliteit?

 

Bestaan er concrete plannen om gevolg te geven aan deze aanbevelingen?

 

De invoering van de omgekeerde cliquet is in dezen volgens beide rapporten een zeer verkeerd signaal. Blijft u vasthouden aan de invoering hiervan?

 

De beslissing van de Europese Commissie moet nog goedgekeurd worden door de lidstaten. Wij zijn het er allemaal over eens dat het geen gemakkelijk opgave zal worden om daarover een akkoord te bereiken. Bent u enerzijds bereid om nu reeds proactief aan de oproep van de Commissie gehoor te geven? Anderzijds, hoe zal de regering in lopende zaken hierop reageren?

 

08.03  Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, ma question rejoint celles de mes collègues. Je vais donc essayer d'être brève.

 

À la suite de votre annonce selon laquelle "L'État fédéral a attribué l'an dernier pour quelque 231 millions d'euros de primes et de réductions aux acheteurs de voitures propres", on se pose un certain nombre de questions.

 

J'ai entendu les références du rapport universitaire que M. Schiltz a cité. Pour ma part, je me base également sur un rapport du Conseil supérieur des Finances qui date de 2009.

 

Il y a plusieurs dimensions. Il y a d'abord l'efficience de la prime fiscale en termes de réduction d'émissions de CO2. En consultant cette étude du Conseil supérieur des Finances, on constate que les avantages fiscaux pour les voitures peu émettrices mettent la tonne de CO2 à un prix fort élevé. Si on calcule ce que coûte à l'État une tonne de CO2 épargnée, on arrive à un total de 817 euros/tonne de CO2 évitée pour les voitures émettant entre 105 et 115 gr de CO2 et 446 euros/tonne de CO2 évitée pour les voitures en dessous de 105 grammes. À titre de comparaison, la tonne de CO2 coûte entre 13 et 16 euros sur le marché. Un réel problème se pose.

 

Ensuite, sur l'impact environnemental global de la prime fiscale: La prime fiscale bénéficie de facto aux voitures diesel car consommant moins que les voitures à essence et émettant moins de CO2, elles sont privilégiées. Or, comme mes collègues en ont parlé, le diesel pose des problèmes en termes environnementaux, de santé et sanitaires. Nous avons d'ailleurs été condamnés pour la mauvaise qualité de notre atmosphère. Le diesel pose un problème important au niveau des particules fines.

 

Enfin, sur l'équité de la prime fiscale. Selon la même étude du Conseil supérieur des Finances, on remarque que l'avantage fiscal moyen est relativement constant en montant absolu sur l'axe des revenus, hormis des pointes dans le bas et dans le haut de la distribution. On peut donc dire qu'il n'est pas totalement redistributif. Comme chacun sait, toute taxe imposée aux producteurs d'un type de biens ou services donné a toutes les chances d'être intégrée par celui-ci dans ses prix de vente et ainsi supportée par les consommateurs.

 

Mes questions sont dès lors les suivantes.

 

Avez-vous des données plus récentes sur le calcul du coût de la tonne de CO2 évitée grâce aux primes fiscales?

 

Par ailleurs, disposez-vous de données plus récentes sur la répartition des bénéficiaires de cette prime fiscale par classe de revenu?

 

Disposez-vous d'une estimation de la part de la prime fédérale qui est captée par les producteurs par un ajustement à la hausse du prix de vente des modèles concernés?

 

Seriez-vous prêt à examiner quelle autre mesure arriverait à un même résultat de réduction des émissions de CO2 pour un prix qui serait moins élevé pour l'État?

 

08.04  Veerle Wouters (N-VA): Mijn voorgaande collega’s hebben het al voldoende toegelicht, daarom onmiddellijk mijn vraag.

 

Gezien de plannen van de Europese Commissie en het verzet uit Engelse en Duitse hoek tegen het plan om op termijn de minimumaccijnzen op gelijke hoogte te laten komen met die van benzine, zou ik specifiek het Belgische standpunt hierover willen kennen, dit ook in het licht van vorige parlementaire vragen over deze accijnzen, waarbij u altijd het standpunt van de niet-verhoging van de accijnzen hebt verdedigd.

 

08.05 Minister Didier Reynders: Mijnheer Schiltz, de bevoegde dienst van mijn administratie heeft kennisgenomen van de studie over personenmobiliteit in Vlaanderen, die de werkgroep Metaforum Leuven heeft gemaakt. Dat was geen analyse van de Belgische toestand, maar slechts van een gewest, jammer genoeg.

 

Ik herinner u aan de sterke vergroening van het Belgisch wagenpark dankzij de vele fiscale maatregelen die de federale regering heeft genomen sinds ik in 1999 minister van Financiën werd.

 

De regering heeft onder andere in 2005 een belastingvermindering ingevoerd voor de aankoop van een nieuw voertuig dat weinig CO2 uitstoot om de CO2-emissies te verminderen. Vanaf 1 juli 2007 werd die omgezet in een rechtstreekse korting op factuur op het ogenblik van de eigenlijke aankoop van het voertuig.

 

Destijds integreerde België, zoals Europa dat deed in zijn richtlijn, de idee van een CO2-emissiereductie in zijn werking. Ter informatie, de gemiddelde Belgische CO2-uitstoot van nieuwe voertuigen werd vastgelegd op 132 g/km voor het jaar 2010.

 

Het enthousiasme voor de maatregel en de verbeterde autotechniek zorgde ervoor dat België op Europees vlak een voorbeeld is wat de CO2-uitstoot van zijn wagenpark betreft.

 

Gezien de beslissing om zich op de CO2-uitstoot te baseren, is er voor een dergelijke maatregel geen enkele reden om een onderscheid te maken in het type van de gebruikte motorbrandstof.

 

Gelet op het voorgaande moet het eigenlijke principe van de steunmaatregel voor een proper voertuig worden verduurzaamd om de doelstelling van de Europese Unie te halen. In het kader van het voorbije begrotingsconclaaf besliste de regering echter dat dit jaar een globale evaluatie van de maatregel zal worden gemaakt in samenwerking met de autosector om na te gaan of de kostprijs binnen de normen blijft en een versterking van de limiet inzake CO2-emissies nuttig en noodzakelijk is.

 

Gezien de evolutie op de markt heeft het geen zin om dezelfde normen gedurende te veel jaren te handhaven. Wij kunnen naar een verstrenging van de normen gaan.

 

Als ze constructief zijn, zullen de opmerkingen van de werkgroep Metaforum Leuven zeker ter sprake komen.

 

Wat de emissie van andere types van vervuiling zoals fijn stof betreft, begin 2007 voerde de regering hiertoe een belastingvermindering in voor de aankoop van dieselvoertuigen uitgerust met een roetfilter. Die maatregel werd midden 2007 eveneens omgezet in een korting op factuur, dezelfde regeling als voor de CO2-uitstoot.

 

Dat Belgisch initiatief ging zelfs het Europees initiatief vooraf, dat België pas op 1 januari 2011 bijtrad met de invoering van de EURO 5-normen en de verplichting om dieselvoertuigen met een roetfilter uit te rusten. Alle nieuwe voertuigen zullen nu dus met een roetfilter moeten zijn uitgerust.

 

Ik zal ook de verschillende belastingverminderingen voor de aankoop van elektrische voertuigen bespreken. Wij hebben nieuwe maatregelen ter zake genomen. Dat geeft sinds 2010 een extra stimulans aan de markt van voertuigen die van propere en milieuvriendelijke technologie gebruikmaken.

 

Ter herinnering, de verminderingen zijn permanent voor elektrische motorfietsen, driewielers en vierwielers en gelden momenteel tot eind 2012 voor elektrische auto’s.

 

Voor een perfect begrip, het onderscheid tussen benzinevoertuigen of dieselvoertuigen op basis van de CO2-uitstoot is opgenomen in de schaal voor de variabele fiscale aftrek voor bedrijfsvoertuigen en in de berekeningen van de voordelen van alle aard van alle bedrijfswagens voor de werknemers, met een versterkt effect voor dieselvoertuigen.

 

Tot slot wil ik er nog op wijzen dat de politieke aanbevelingen van de studie voornamelijk betrekking hebben op maatregelen die niet onder de bevoegdheid van de federale Staat vallen. Het aanmoedigen van groene investeringen in het algemeen via een premie of een subsidie is een louter gewestelijke bevoegdheid. Wij hebben alleen tot een belastingvermindering beslist.

 

Sinds enkele jaren is het moeilijker om over een aanpassing te beslissen. Er zijn verschillende besprekingen in de commissie geweest en er waren altijd opmerkingen van de Raad van State. Dat is nu een bevoegdheid van de Gewesten. De Gewesten kunnen dus perfect maatregelen nemen, zelfs op basis van een gewestelijke studie.

 

Sinds enkele jaren heb ik met betrekking tot diesel beslist tot een gewone cliquetmaatregel. Voor 2011 is er nog een cliquetmaatregel voor diesel. We hebben al drie of vier beslissingen voor de verhoging van accijnzen op diesel genomen.

 

Het Parlement heeft me echter gevraagd om een omgekeerd cliquetsysteem voor diesel in te stellen, met een verlaging van accijnzen op diesel en benzine tot gevolg?

 

Wij moeten soms coherent zijn. Het is niet consistent om op basis van een studie te pleiten voor een verhoging van de kostprijs voor diesel en daarna een verlaging van de belastingen te vragen.

 

Voor 2011 geldt nog de gewone cliquetmaatregel voor diesel en een vermindering van het verschil in prijs tussen benzine en diesel, zoals de vorige jaren. Ik heb daar zoveel kritiek op gehoord in het Parlement en ik ben dus bereid om hieraan een gedachtewisseling te wijden.

 

De Gewesten beschikken bovendien over de belangrijkste hefbomen om aan de aanbevelingen in kwestie te voldoen. De bijzondere financieringswet geeft hun de exclusieve bevoegdheid om de verkeersbelasting en de belasting op de inverkeerstelling te wijzigen naargelang de ecologische kenmerken van een voertuig. Zij zijn ook bevoegd voor de invoering van een belasting per afgelegde kilometer. Dat is misschien een zeer goede oplossing. Die evolutie wacht ik echter af.

 

Aangaande de studie, voor 2011 hebben we beslist dat we binnen de beperkte envelop van 231 miljoen euro blijven. Wij zijn gestart met veel minder dan dat, twee jaar geleden, toen het misschien iets meer dan 60 miljoen euro was. Vervolgens werd het meer. In 2010 hebben we gezien dat het meer dan 230 miljoen euro was. We stellen intussen een zeer grote verandering in ons wagenpark vast. Dat is misschien nog het belangrijkste punt van die evolutie.

 

Madame Snoy, j’ai demandé à mon administration de créer une cellule administrative dont la tâche serait d’évaluer l’efficacité environnementale et économique des mesures prises en matière d’écofiscalité. Le travail de cette cellule permettra probablement de mesurer avec précision l’effet des mesures que nous prenons et les effets des mesures complémentaires parfois prises dans les Régions.

 

Je prendrai un simple exemple. Vous me demandez si nos mesures en matière d’écofiscalité ne vont pas trop loin. Je suis toujours étonné de constater que pour ce qui concerne l’application au Salon de l’Auto de la réduction de 15 % sur les factures, décidée par le gouvernement fédéral, vous me dites que celle-ci va trop loin. Et l'on a ensuite la grande fierté d’y ajouter la mesure régionale, qui vient la compléter et qui diminue encore le prix, que ce soit en Région wallonne ou en Région bruxelloise! Les groupes devraient se concerter pour maintenir une certaine logique. Je ne m’explique pas cette démarche.

 

Par ailleurs, vous me demandez s'il existe des études plus récentes. L’étude VITO/Econotec de juillet 2010 a déjà démontré que les réductions d’impôts ont un coût à la tonne de CO2 évitée nettement plus bas que celui des diverses subventions et aides allouées en matière de politique climatique. Citer des chiffres absolus, c’est bien, mais je tiens cette enquête à votre disposition. Toute une série de politiques ont été menées ces dernières années en matière de lutte contre les changements climatiques. Je ne voudrais pas vous citer les chiffres de coût à la tonne de CO2. Cette mesure-ci n’est peut-être pas la plus efficace des mesures dont l’on peut rêver, mais elle est plus efficace que d’autres en ce domaine.

 

A-t-on une idée de la répartition de l’effet par classes de revenus? Non, bien entendu, puisqu’il ne s’agit pas d’une mesure de réduction d’impôts. Nous l’avons changée justement pour cela. Il s’agit d’une réduction sur facture. Nous devrions alors demander aux concessionnaires d’interroger les clients sur leur niveau de revenus au moment où ils paient leur facture… Ce n’est pas encore la tâche de notre département! Je sais que vous comptez, dans votre groupe, à la commission des Finances, un membre qui rêve de mettre l’ensemble des citoyens en fiches. Cela arrivera peut-être un jour, mais tant que nous ne demandons pas aux concessionnaires d’interroger les clients sur leur niveau de revenus, il s’agit bien d’une réduction sur facture dès l’acquisition.

 

Je suis un peu surpris de votre question concernant un comportement particulier de la part des concessionnaires ou des producteurs. Vous partez de l’idée que, lorsque l’on octroie une réduction par baisse d’impôts, une augmentation de prix suit automatiquement. Il s’agit d’une vision partiale de la situation. Je reprends l’exemple du Salon de l’Auto. Les consommateurs peuvent aisément comparer les prix de base pratiqués sur les marchés étrangers, dans les pays proches, ainsi que les prix proposés par les différentes marques automobiles.

 

Il importe de toujours rappeler aux consommateurs que ce n'est pas parce qu'il y a une réduction sur facture qu'il faut hésiter à demander des réductions complémentaires. Ainsi, lors de n'importe quel achat d'un véhicule automobile, des réductions complémentaires sont toujours accordées par les producteurs.

 

En ce qui concerne l'évolution en la matière, j'ai proposé à plusieurs reprises - M. Clerfayt l'a souvent fait au sein de cette commission - un projet de glissement de la fiscalité du travail vers l'énergie. Une réforme de cette ampleur exige un large soutien non seulement dans les formations politiques, mais dans la société civile. J'espère qu'un tel projet pourra obtenir le soutien d'un certain nombre d'acteurs.

 

Comme le démontrent dans la réalité, depuis des années, certains pays du nord de l'Union européenne, une diminution de l'impôt sur le travail compensée par une augmentation de la fiscalité de l'énergie est à la fois plus efficace et moins coûteuse pour obtenir des résultats forts en matière climatique, tout en encourageant l'emploi. Je vous recommande, puisque vous êtes friande d'études à ce sujet, de consulter la simulation réalisée à ma demande par le Bureau fédéral du Plan qui le démontre amplement. Je peux vous fournir l'adresse du site web qui reprend cette étude.

 

Si nous voulons effectivement réduire nos émissions comme nous nous y sommes engagés dans l'Union européenne, le glissement fiscal est probablement l'instrument le plus efficace et le moins coûteux pour y parvenir. Mais d'expérience, je puis vous certifier que chaque fois qu'il s'agit d'augmenter la fiscalité sur l'énergie, on trouve beaucoup moins de volontaires que pour la tenue d'un débat général. Lorsqu'on demande de faire en sorte que le coût du diesel soit plus élevé, je voudrais signaler qu'un certain nombre de Belges ont, sur recommandation non seulement du gouvernement mais du Parlement, qui a voté des textes, fait un investissement. Or, aujourd'hui, on m'indique que nous disposons d'une étude qui voudrait corriger cette tendance, c'est-à-dire rompre la confiance conclue avec eux. Je dis simplement…

 

08.06  Karin Temmerman (sp.a): (…)

 

08.07  Didier Reynders, ministre: Pas dans mon chef! Dans mon chef, vous trouverez peu d'exemples de cette nature. Dans d'autres formations politiques, peut-être!

 

Ainsi, en évoquant l'évolution de la hausse des coûts de l'énergie, deux exemples me viennent à l'esprit. Chaque fois que nous avons débattu au Parlement de la politique du cliquet …

 

Op de gewone cliquetmaatregel zegden veel fracties neen. Zij vonden dat we daarmee moesten stoppen en dat we moesten komen tot een omgekeerd cliquetsysteem, tot een verlaging van accijnzen in tegenstelling tot een zo hoog mogelijk niveau van prijzen. Het is toch raar om enerzijds tegen de CO2-uitstoot of andere uitstoot te zijn, en anderzijds te pleiten voor een verlaging van de prijs van zowel benzine als diesel. Zo gaat dat altijd. Ik heb gezegd: misschien voor een zeer hoog prijsniveau, waarom niet? Sinds enkele jaren heb ik altijd dezelfde beslissing genomen. Ik herhaal dat een gewone cliquet een verhoging van de accijnzen op benzine en diesel betekent.

 

De enige mogelijkheid om tot een ander compartiment over te gaan, is de prijs. We kunnen veel informatiecampagnes op het getouw zetten, maar de prijs aan de pomp is een echte reden om naar een ander compartiment te gaan.

 

Ik kan nog een ander voorbeeld vermelden, namelijk de taxatie van kerosine. Nu is dat onmogelijk, want we hebben geen akkoord op internationaal vlak. Maar het is wel mogelijk, zoals in veel andere Europese landen, om een heffing per vliegtuigticket in te voeren. Ik heb dat sinds enkele jaren op de tafel van de regering en van het Parlement gelegd, maar met een negatieve reactie, eerst en vooral van de gewestelijke regeringen, en misschien nog meer in het Waals Gewest dan in Vlaanderen. Er vinden in Wallonië namelijk lowcostactiviteiten plaats in verschillende regionale luchthavens. Een passagier betaalt minder belastingen om met een vliegtuig van een Belgische stad naar bijvoorbeeld Spanje, Marokko of andere plaatsen in Europa te gaan, dan wat hij betaalt aan belastingen op één liter benzine of diesel om naar het werk te rijden. Is dat logisch?

 

Madame Snoy, je sais (j'espère en tout cas) que votre formation politique défend au moins une autre position dans le gouvernement régional wallon, mais je peux vous dire que c'est de ce gouvernement que me vient sans cesse l'opposition. J'ai proposé un euro sur le billet d'avion, à une distance de mille kilomètres en classe économique. Un euro! C'est moins que le coût de la fiscalité sur un litre d'essence. Et bien le gouvernement wallon me dit non. C'est pour cela que je dis qu'il faut faire attention à la démarche.

 

In het algemeen ben ik een voorstander van het nieuwe voorstel van de Europese Commissie. Wij hebben immers nu al hogere tarieven dan de gemiddelde minimumtarieven die door de Europese Commissie worden voorgesteld. Er is dus niet echt een moeilijkheid voor België, ook niet voor dieselvoertuigen. Wij zullen zonder enige moeilijkheid de tarieven van de Europese Commissie toepassen.

 

Ons specifiek probleem is een ander verhaal. Ik zal ter zake tot een conclusie komen. Er zijn vele uitzonderingen voor vele categorieën, zoals de landbouwsector en de visserij. Ik wil gerust een lijst maken. Tot nu toe heb ik in de commissie voor de Financiën meer vragen gekregen om een specifieke uitzondering voor een categorie in te voeren dan dat ik vragen heb gekregen voor een verhoging van de lasten op soms erg vervuilende producten.

 

Wat is de keuze? Kunnen wij een hogere kostprijs voor verschillende beroepscategorieën invoeren of gaan wij door met een aantal uitzonderingen?

 

Ik probeer, zoals ik heb verklaard, een correcte richting uit te gaan, met het oog op de verlaging van de CO2-uitstoot en de uitstoot van andere stoffen via een verandering in het wagenpark, wat al sinds enkele jaren het geval is. Wij kunnen misschien tot een aanpassing van de regelgeving ter zake komen. Ik heb verklaard dat de normen zeker moeten worden verstrengd. Het is immers onmogelijk om gedurende vele jaren met dezelfde normen te blijven werken, gelet op de aanpassing van het wagenpark.

 

Ik heb echter ook altijd beslist dat wij de kosten van de brandstof moeten verhogen, wat het geval is met het gewone cliquetsysteem. Het is ook de enige methode om het gedrag van de consument te veranderen.

 

Ik hoop dat het mogelijk is om met alle fracties en misschien ook op alle niveaus, dus niet alleen op het federale niveau, tot een dergelijke beslissing te komen.

 

08.08  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, het is steeds een plezier om vragen door u beantwoord te horen, omdat u de moeite neemt om er een breder politiek debat van te maken. Het is steeds een beetje een minibeleidsnota die hier bediscussieerd wordt. Ik vind dat zeer fijn.

 

Anderzijds, ik moet u toch wel een beetje ontmaskeren. Ik hoor u fantastisch graag pleiten voor de green tax shift en ik ben ook naar de symposia van uw collega Clerfayt geweest die daarvan ook persoonlijk enorm overtuigd is. Die maatregel was een goede maatregel om ervoor te zorgen dat er een bewustzijn komt bij de bevolking dat CO2-reductie enorm belangrijk is, maar het mag daar niet stoppen. Wij hebben dat ook gezien in de groene energiesector; subsidies worden geïnstalleerd en dreigen dan na verloop van jaren te escaleren en hun doel voorbij te schieten. Daarom zit ik u kort op het vel om niet alleen aandacht te hebben voor CO2, waar wij een klein beetje een stagnatie kennen in de toename, maar om ook de andere vervuilende factoren in ogenschouw te nemen.

 

Ik hoor u graag spreken over die green tax shift, maar elk punt van weerstand dat u nu hebt opgenoemd is zeer punctueel. U wijst terecht op een aantal inconsistenties en consequenties die er zelfs bij partijen zijn geweest. Dat bewijst dat het wat tijd heeft nodig gehad voordat iedereen doordrongen was van de juistheid van die maatregel.

 

Natuurlijk is zoiets niet door te voeren zonder genoeg begeleidende maatregelen. Om te beginnen dreigt dat enorm asociaal te zijn. U verwijst bijvoorbeeld naar het Scandinavische model, waar er reeds een enorme verschuiving van lasten op arbeid naar lasten op verbruik is, maar daar is er wel een zeer sterke sociale omkadering en het ene gaat natuurlijk niet zonder het andere. Mensen die dan bezorgd zijn om sociale politiek, torpederen dan het idee. Wij moeten dat debat natuurlijk in zijn geheel voeren en moeten doorduwen.

 

Een andere mogelijkheid die daarbij komt kijken, is om met individuele CO2-certificaten of andere milieuquota te werken. Op die manier is het minder sectoraal en minder op kosten van de overheid en op subsidies gebaseerd, maar heeft men een onmiddellijke responsabilisering van de gebruiker, die dan zijn eigen ecofiscaliteit kan toepassen zoals hij dat wenst.

 

Als ooit de tijd van lopende zaken achter de rug zal zijn of als ooit de tijd aanbreekt dat het Parlement nog iets stoutmoediger wordt, dan hoop ik dat wij inderdaad met verschillende fracties een echte start kunnen maken met de green tax shift.

 

08.09  Karin Temmerman (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik verheug mij reeds op een debat over beleidsnota’s hieromtrent en over fiscaliteit. Zoals de heer Schiltz zegt, er is hier een start gegeven met deze vraag. Ik ben echter minder enthousiast over uw antwoord.

 

Ten eerste ontkent u de slechte toestand die wij in België hebben omtrent luchtkwaliteit.

 

Ten tweede, u minimaliseert het rapport. U spreekt over een rapport van een aantal proffen.

 

Ook een regering van lopende zaken mag deze rapporten ernstig nemen. Ik vind het schandalig dat u zulke zaken zomaar opzij zet. Bovendien bevinden wij ons in het federaal Parlement, dus ik heb weinig behoefte aan allerlei maatregelen die de gewestelijke regeringen zouden kunnen nemen. Ik had van u een aantal federale maatregelen willen vernemen.

 

Het is absoluut niet zo dat ik of de collega’s zouden hebben gepleit voor een taxatieverhoging. Wij hebben wel gepleit voor een totale maatregel voor de milieuaspecten, en fiscaliteit is daar een van. Ik heb geen enkel voorstel van u gehoord om dat op te lossen.

 

08.10  Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, monsieur le ministre, je vais tâcher de me montrer systématique dans les diverses dimensions de ma question.

 

En ce qui concerne la dimension environnementale, nous regrettons qu'un critère pour lequel nous avions voté une résolution au parlement n'a pas été pris en compte: Ecoscore. Cet indicateur intègre les dimensions CO2 et polluants.

 

Cet outil est déjà utilisé par les Régions, mais n'a toujours pas reçu une officialisation suffisante. Il est développé par le VITO, qui a placé un Ecoscore sur chaque véhicule. Son intérêt particulier réside dans le fait qu'il combine tant la dimension polluante que la dimension émission de CO2. Il nous paraît que ce serait donc mieux prendre en compte l'aspect de l'environnement et d’ainsi respecter la résolution votée par notre parlement, avec l'appui de M. Schiltz, d'ailleurs.

 

Une prime existe pour les filtres à particules, mais leur efficacité est encore mise fortement en doute, malheureusement. En effet, on constate qu'ils ne fonctionnent pas pour les petits trajets, qu'ils dégagent soudainement leur suie à grande vitesse et qu'ils ne filtrent pas les plus fines particules, c'est-à-dire celles qui entrent au plus profond des poumons. Ainsi, les normes de la Commission européenne de la pollution tiennent en compte ces particules fines; pour l'instant, il n'existe pas de solution technologique suffisamment au point.

 

La Région wallonne applique également un système d'écobonus-écomalus. Mais, à l'instigation de nos ministres, cet écobonus a été rendu plus exigeant. Nous avons réalisé cette amélioration de la mesure et demandé que ce soit réservé à des voitures championnes en matière d'émission de CO2.

 

Je prends acte que vous ne disposez d'aucune donnée sur le plan de l'aspect redistributif de cette aide et que vous n'avez mis en place aucune mesure pour éviter que les vendeurs de voitures n'augmentent le prix du véhicule qui pourrait bénéficier d'une prime. Je l'ai vécu personnellement: lorsqu'il existe un avantage, le vendeur remonte son prix et le client ne retrouve plus son avantage. Il convient de s'en préoccuper et de vérifier que ce ne sera pas le cas; or vous ne semblez pas l'avoir prévu.

 

Je reste donc insatisfaite: les importants enjeux de santé publique méritent d'améliorer largement ces incitations fiscales ou autres de la part du fédéral pour la sauvegarde environnementale. J'espère que, sur la base de votre évaluation, nous pourrons aller plus loin dans ce sens.

 

08.11  Veerle Wouters (N-VA): Ik ben blij om te vernemen dat België voorstander is. Het zal nog een discussie worden, afgaand op de reactie van Engeland en Duitsland omtrent deze materie. Ik treed mevrouw Temmerman bij als zij zegt dat het nog een heel plezant debat kan worden. Hopelijk kunnen wij het spoedig voeren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Mevrouw Almaci heeft haar vragen omgezet in schriftelijke vragen.

 

09 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het energieverbruik van gebouwen in België" (nr. 3799)

09 Question de M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la consommation d'énergie dans les bâtiments en Belgique" (n° 3799)

 

09.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, een problematiek waarin België het niet zo goed doet en waarover wij u ook al enkele keren hebben aangesproken, betreft het hoge energieverbruik van de gebouwen in België. Volgens de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling – zo kom ik bij u – ligt het energieverbruik zo’n 70 % hoger dan het Europese gemiddelde en zijn dringende maatregelen dus geboden. Het lijstje van maatregelen werd u bezorgd. Het is aan het beleid om hiermee te werken.

 

Mijnheer de minister, ten eerste, erkent u dat naast de leeftijd van het gebouw en het gebrek aan isolatie ook de afwezigheid van een echt beleid, bijvoorbeeld door de versnippering van de bevoegdheden over de verschillende overheden, een van de oorzaken is van de lamentabele toestand van de gebouwen, in de eerste plaats overheidsgebouwen, in België?

 

Ten tweede, tegen 31 december 2020 zouden alle nieuwe gebouwen in dit land energieneutraal moeten zijn. Hoever staat men in België met de implementatie daarvan? Wat met de bestaande gebouwen? Welke concrete plannen en projecten heeft een ontslagnemende regering of een regering in lopende zaken inzake het energieneutraal maken van gebouwen? Ik heb het dan natuurlijk in de eerste plaats over de gebouwen van de federale overheid.

 

De Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling lanceerde ook een voorstel. Voor een stuk is dat natuurlijk een gewestelijke materie, wat de subsidies, de premies en de reglementen betreft. Wat echter met het voorstel om zogenaamde unieke loketten op te richten waar burgers en bedrijven terechtkunnen voor premies en subsidies? Zou het niet beter zijn om de bestaande ondernemingsloketten te gebruiken? Waarom gebruikt men de her en der bestaande stedelijke of gemeentelijke loketten niet? Waarom moet er nu weer iets nieuws worden opgericht? Men ziet eigenlijk door het bos de bomen niet meer. Ik zou u toch graag even attent willen maken op het feit dat er al loketten bestaan op stedelijk en gemeentelijk niveau en op het vlak van de ondernemingen. Ik ben benieuwd naar uw antwoord, vooral op de eerste twee vragen natuurlijk.

 

09.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer Logghe, misschien eerst en vooral een antwoord als voogdijminister van de Regie der Gebouwen en dan meer in het algemeen. Eerst en vooral moet eraan herinnerd worden dat het patrimonium van de Regie der Gebouwen een grote verscheidenheid vertoont, daar het immers zeer oude, ja zelfs beschermde gebouwen bevat waarvan de intrinsieke energetische prestaties niet gunstig zijn. Overigens vergen bepaalde specifieke eisen voor de conservering van kunstwerken en meerwaardige voorwerpen in sommige gebouwen zoals de musea een vrij energieverslindende luchtbehandeling.

 

Inzake wat u als afwezigheid van echt beleid op het vlak van de energiebeheersing bestempelt, kan ik u melden dat de Regie der Gebouwen niet met een dergelijke benadering kan instemmen. Sinds de jaren tachtig, meer bepaald door de oprichting van een interne cel Energie en Duurzame Ontwikkeling, heeft de Regie der Gebouwen immers kwesties die aan energiebeheersing zijn gebonden, steeds op de voorgrond geplaatst. Voornoemd beleid, dat aan een specifiek beleid inzake duurzame ontwikkeling is gebonden, is de voorbije jaren zelfs nog intensiever toegepast.

 

Inzake wat u als versnippering van bevoegdheden over verschillende overheden bestempelt, is het juist dat het regionalisatieproces het beheer van de grote dossiers op dat vlak enigszins heeft bemoeilijkt, aangezien elke regio, met haar eigen specificiteit, de richtlijnen die op Europees niveau inzake energie zijn genomen, volgens haar eigen behoeften en beleid ten uitvoer heeft gebracht.

 

Indien zulks het geval is, gingen de genoemde moeilijkheden echter niet noodzakelijkerwijze gepaard met een slecht energiebeheer, aangezien de strekking van de acties die op Europees niveau werden ondernomen, op regionaal niveau met kennis van zaken en met een voortdurende zorg voor efficiëntie ten uitvoer werd gebracht.

 

Er dient eveneens te worden opgemerkt dat de Regie der Gebouwen veel contact heeft, zowel met de regionale overheden als met de FOD’s die nog de energiemateries beheren. De Regie doet zulks, om de best mogelijke coördinatie te verzekeren bij de acties die op federaal niveau worden ondernomen. Dat is het geval voor de talrijke contacten die de Regie der Gebouwen onderhoudt met de FOD Economie en de POD Duurzame Ontwikkeling.

 

Er moet, ten slotte, op worden gewezen dat de Regie der Gebouwen zich op federaal niveau inspant om een toereikende coördinatie en samenwerking tot stand te brengen via de acties die momenteel op federaal vlak door de vennootschap van publiekrecht Fedesco worden ondernomen, meer bepaald om zoveel mogelijk overlappingen te vermijden. Fedesco is een instelling die zulks specifiek kan doen.

 

De Regie der Gebouwen is zich bewust van de uitdagingen die uit de toepassing van de Europese richtlijnen voortvloeien, meer bepaald uit richtlijn 2009/28 over de hernieuwbare energiebronnen.

 

Zij is er zich eveneens van bewust dat de uitvoering van voornoemde richtlijn, inzonderheid artikel 13, § 5, veel verder gaat dan de acties die in het verleden en het heden inzake thermische isolatie, enerzijds, en energieproductie in situ door hernieuwbare bronnen, anderzijds, werden en worden ondernomen. Daartoe zal de Regie der Gebouwen in de nabije toekomst concrete projecten opstarten die zowel door haar als door de privésector, bijvoorbeeld privéstudiebureaus die de Regie zelf zal selecteren, zullen worden bestudeerd voor concrete gevallen van gebouwen waarvan de energieprestaties het concept neutraal zullen benaderen en zelfs zullen bereiken.

 

Deze piloot- en modelprojecten zullen betrekking hebben op zowel nieuwbouw als renovatie. Zoals u weet, gaan wij naar nieuwe gevangenissen, maar ook naar renovatie van verschillende gebouwen met een slechte energiescore, zoals het justitiepaleis van Brussel. Het is niet zo gemakkelijk om een correcte score te behalen.

 

De oprichting van een energieloket valt niet onder de bevoegdheid van de Regie der Gebouwen, maar als minister van Financiën kan ik u zeggen dat ik daarvan voorstander ben. Op alle Batibouwsalons hebben wij geprobeerd om met de Gewesten en met alle andere partners een zelfde informatie te geven aan de consumenten.

 

Ik heb altijd gezegd dat er verschillende soorten en categorieën van normen zijn. Bijvoorbeeld voor zonnepanelen was het altijd heel moeilijk om dezelfde premies te krijgen op gewestelijk vlak en dezelfde belastingvermindering op federaal vlak.

 

Op federaal niveau hebben wij ook een aantal maatregelen genomen voor een betere evolutie op het vlak van woningen en vele andere gebouwen, zoals het btw-tarief dat vanaf 2006 werd verlaagd van 21 % naar 6 % voor de renovatie van woningen van meer dan vijf jaar oud. Dat is een heel belangrijke maatregel voor veel renovaties in België. Wij behalen een heel slechte score op het vlak van energie voor oude gebouwen.

 

Een tweede maatregel is de specifieke belastingvermindering die wij hebben beslist voor isolatie. Dat is een heel groot succes.

 

Ik geef een derde voorbeeld. Er zijn vele nieuwe inspanningen op fiscaal vlak voor hernieuwbare energie zoals zonnepanelen, maar ook andere. Ook dit was een heel groot succes, maar ik heb nog vandaag in deze commissie gehoord dat het misschien een te groot succes was.

 

Het is altijd zo. Ik heb zelf in een Gewest een afschaffing gezien van premies, bijvoorbeeld voor zonnepanelen. Dat is een keuze, maar het is toch raar om dat te horen.

 

Wij hebben een heel slechte score geboekt, maar wij kunnen niet meer doen wat belastingverminderingen betreft.

 

De Regie der Gebouwen probeert een betere score te verwerven, maar op meer algemeen vlak, als minister van Financiën, moet ik u zeggen dat een aantal fiscale verminderingen inzake btw, de personenbelastingen en de vennootschapsbelasting werden doorgevoerd om een beter energiegebruik te verkrijgen en om naar meer en meer hernieuwbare energie te evolueren. Dat is volgens mij de beste en de minder kostelijke oplossing.

 

09.03  Peter Logghe (VB): U zult het met mij eens zijn dat wij op het vlak van openbare gebouwen nog een hele weg hebben af te leggen. Wanneer u zegt dat er binnenkort concrete projecten zullen worden opgestart, dan begrijp ik dat er momenteel nog geen concrete projecten zijn.

 

U betreurt dat er een wirwar aan subsidies bestaat. Voor onze partij mag de bevoegdheid ter zake eenvoudigweg gewestelijk worden, zodat er een eenheid van beslissing en financiering komt. Ik neem nota van het feit dat u mijn bezorgdheid deelt om te komen tot unieke loketten, waar men volledige en zo transparant mogelijke informatie krijgt.

 

Ik voel dat we op de materie nog zullen terugkomen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 3989 wordt uitgesteld, maar ze was samengevoegd met de vraag nr. 4506 van Koenraad Degroote.

 

10 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de bouw van een tweede nieuw gerechtsgebouw in Kortrijk" (nr. 3989)

- de heer Koenraad Degroote aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het nieuw te bouwen gerechtshof te Kortrijk" (nr. 4506)

10 Questions jointes de

- Mme Sabien Lahaye-Battheu au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la construction d'un second nouveau palais de justice à Courtrai" (n° 3989)

- M. Koenraad Degroote au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la construction d'un nouveau palais de justice à Courtrai" (n° 4506)

 

10.01  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb een vraag over de geplande bouw van een tweede, nieuw gerechtsgebouw te Kortrijk.

 

Eerder heb ik van de minister van Justitie vernomen dat de beslissing om een tweede, nieuw gerechtsgebouw te bouwen en niet over te gaan tot de verdere renovatie van het bestaande gebouw op een haalbaarheidsstudie is gebaseerd. Volgens hem zou gebouw 1 niet meer nuttig in te richten zijn.

 

Ik heb reeds een aantal maanden aangedrongen om de haalbaarheidsstudie te kunnen ontvangen om ze te kunnen bestuderen. Onlangs werd mij dat beloofd. Ik hoop ze dan ook deze week te ontvangen.

 

Ik maak mij wel ongerust omdat de gebouwencommissie van het gerechtelijk arrondissement Kortrijk niet geraadpleegd werd bij het maken van deze keuze. Dit werd mij door hen schriftelijk bevestigd. Zij mochten blijkbaar wel enige tips geven voor het nieuwe gebouw, maar zij werden niet gehoord bij de afweging van de ene of de andere oplossing.

 

Ik betreur dat, zeker als ik merk dat in de begroting 2011 een bedrag van 27,5 miljoen euro wordt ingeschreven. In het raam van een goed financieel beheer lijkt het mij noodzakelijk om deze commissie toch om specifiek advies te vragen.

 

Mijnheer de minister, waarom werd dit advies vooralsnog niet ingewonnen? Zal dit binnen de kortste keren gebeuren?

 

10.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw de voorzitter, de Regie der Gebouwen kreeg van haar klant, Justitie, het verzoek om in Kortrijk te zorgen voor een kwaliteitsvolle, veilige huisvesting voor de gerechtelijke dienst en ze te centraliseren op maximaal twee sites.

 

De oppervlaktebehoeften die Justitie in Kortrijk heeft voor de nog niet in de nieuwbouw aan de Beheerstraat gehuisveste diensten zijn dermate groot dat ze niet in het oude gerechtsgebouw kunnen worden gerealiseerd.

 

Geen enkele commissie kan hieraan iets veranderen. Daarenboven is recentelijk ook gebleken dat het erg moeilijk is om de oude gerechtsgebouwen efficiënt te beveiligen. De door u aangehaalde commissie zal inspraak krijgen bij het project, voor zover de FOD Justitie dat nodig acht.

 

De Regie der Gebouwen houdt rekening met de wens van haar klanten, maar wint alleen de volgens de vigerende regelgeving verplichte adviezen in van Stedenbouw, de Vlaamse Bouwmeester en anderen.

 

Over wat de inbreng van de gebouwencommissie van het gerechtelijk arrondissement Kortrijk zal zijn, kan alleen de minister van Justitie u inlichten.

 

Wij gaan dus voort, maar we wachten op de precieze vragen van de FOD Justitie. Voor de Regie is het onmogelijk om op alle vragen van de FOD Justitie een correct antwoord te geven in het oud gerechtsgebouw, dus we moeten in een nieuw gebouw voorzien. Er zal een advies komen van de commissie en aan de minister van Justitie zullen we zijn reactie daarop vragen.

 

De precieze vragen inzake de commissie, moet u echter aan de minister van Justitie stellen.

 

10.03  Koenraad Degroote (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb de minister van Justitie al vier keer gevraagd naar die haalbaarheidsstudie. Ik verwachtte dat ik die nu eindelijk van de Regie der Gebouwen zou krijgen. Ik word een beetje van het kastje naar de muur gestuurd.

 

Het komt neer op het volgende. De gebruiker is Justitie. In de gebouwencommissie van Justitie zitten mensen van het gerecht zelf. Als u over de klant spreekt, dan bedoelt u waarschijnlijk de minister of het ministerie van Justitie. De echte gebruikers hebben echter geen inspraak gehad. Dat zint hen niet. Ik betreur dat die commissie in die voorafgaande afweging geen keuze heeft mogen maken. Op het terrein, waar ik wekelijks kom, hoor ik heel andere klanken dan datgene wat de zogenaamde klant u – ik zal niet zeggen: wijsmaakt – meedeelt.

 

Ik zal dus verder onderzoek verrichten.

 

10.04 Minister Didier Reynders: U moet begrijpen dat er regels zijn. Wij moeten een antwoord geven op een vraag van de minister van Justitie. Ik mag geen antwoord geven op de vragen van verschillende rechters in heel het land om een nieuw gebouw te krijgen.

 

10.05  Koenraad Degroote (N-VA): Daarom vraag ik om die commissie toch eens bijeen te roepen, of om die commissie gewoon eens om advies te vragen. Dan zal het misschien duidelijk zijn.

 

Maar misschien is de minister bang van het advies?

 

10.06 Minister Didier Reynders: Dat weet ik niet.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: We zijn toe aan agendapunt 21. De heer Van Hecke is niet aanwezig voor zijn vraag nr. 3996, maar mevrouw Özen heeft al zo lang gewacht, dat ik haar het woord geef.

 

11 Questions jointes de

- Mme Özlem Özen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les échafaudages enserrant le palais de justice de Bruxelles" (n° 3990)

- M. Stefaan Van Hecke au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la citation concernant le Palais de Justice de Bruxelles" (n° 3996)

11 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Özlem Özen aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de steigers rondom het Brusselse Justitiepaleis" (nr. 3990)

- de heer Stefaan Van Hecke aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de dagvaarding over het Brusselse Justitiepaleis" (nr. 3996)

 

11.01  Özlem Özen (PS): Monsieur le ministre, ma question concerne la sécurisation d'un autre bâtiment: le palais de justice de Bruxelles. J'espère que je n'aurai pas la même réponse que celle donnée à mon collègue!

 

Depuis 2005, un dispositif d'échafaudages entoure la partie supérieure du palais de justice de Bruxelles et entame l'intégrité de ce bâtiment connu pour être exceptionnel à plus d'un titre de notre patrimoine architectural. Il s'agissait à l'origine de réaliser une série d'études et d'actions en vue de stabiliser et de restaurer ce bien classé.

 

Il semble en tout cas que la Régie des Bâtiments ait placé ce dispositif sans autorisation et que la demande de permis d'urbanisme unique introduite auprès du fonctionnaire délégué de la Région bruxelloise ait été refusée en juillet dernier.

 

Par ailleurs, nous avons été avertis dernièrement que la Régie des Bâtiments a été mise en demeure de procéder au démontage de ces échafaudages, l'administration estimant que les délais raisonnables pour les diverses interventions sont dépassés et que d'autres dispositifs moins visibles pour sécuriser ce bâtiment existent.

 

Monsieur le ministre, quel est le résultat de ces études préalables concernant les interventions à réaliser sur le palais de justice? Avez-vous prévu un échéancier des différents travaux de stabilisation et de restauration à exécuter sur ce bâtiment? Existe-t-il un dispositif alternatif qui ne nuirait pas à l'image de ce bâtiment?

 

11.02  Didier Reynders, ministre: Madame la présidente, madame Özen, concernant la situation du palais de justice, mon collègue de la Justice et moi-même avons lancé une étude – peut-être avez-vous eu l'occasion d'en voir les résultats – sur le futur du palais de justice en envisageant un maintien pur et simple des activités judiciaires au sein du palais de justice, voire une utilisation mixte, ou une utilisation sans présence de la Justice dans le bâtiment. Cela a donné lieu à un appel à projets. Environ 180 projets ont été rentrés; quelques dizaines d'entre eux ont manifestement retenu l'attention. Nous avons eu l'occasion, en compagnie des autorités bruxelloises, de remettre des prix aux différents bureaux qui ont présenté ces projets.

 

Bien entendu, le devenir du palais de justice et de son environnement, c'est un travail de longue haleine. J'avais proposé que nous essayions de venir avec au moins une première présentation d'un projet au gouvernement avant les vacances d'été; cela ne veut pas dire que le projet démarrerait à ce moment. Cette présentation pourrait nous donner une idée de la manière d'organiser les choses. Le projet est évidemment aussi lié à l'implantation des activités judiciaires et, en particulier, à la façon dont on pourrait développer l'implantation d'une nouvelle prison à Haren.

 

Le débat, je le vois, est en cours, notamment avec le barreau, sur la possibilité d'implanter des activités dans ce cadre. En attendant – et c'est un peu l'objet de la question – que peut-on faire en matière de sécurisation et de premiers travaux de stabilisation dans le bâtiment? Les études sont actuellement en cours. La Régie ne dispose pas encore de résultats concernant l'ensemble des interventions qui lui seront demandées à l'avenir. Sous réserve du résultat des études en cours et des prochaines missions contractuelles à charge de l'un ou l'autre bureau d'étude d'architecture privé, la Régie dispose d'une première estimation de planning des différentes phases de travaux à effectuer sur les façades du palais de justice de Bruxelles. Je demanderai que la Régie vous communique ces premières estimations, qui devront être réadaptées en fonction des études.

 

À condition que les résultats des études en cours confirment, notamment, qu'il est possible de recourir à un dispositif alternatif, la Régie des Bâtiments ne manquera pas de prendre toutes les mesures éventuelles permettant, avant tout, de garantir la sécurité et la stabilité de l'édifice, sans pour autant nuire à son image.

 

Pour rappel, et comme précisé clairement par un organisme de contrôle technique privé dans son rapport de mai 2010, les échafaudages existants réduisent considérablement et principalement les risques liés aux chutes de pierres. Les échafaudages doivent, dès lors, rester en place dans l'attente de la réalisation des travaux de rénovation des façades. Ces échafaudages forment actuellement une protection adéquate pour le palais de justice. La campagne de restauration est d'ailleurs prévue prochainement.

 

Vous aurez remarqué, depuis quelques années, que la restauration du palais de justice dans sa partie extérieure – la partie patrimoniale – avait déjà commencé, avec un aménagement de la dernière coupole et des statues qui sont en rénovation.

 

Si on peut, sur base des études, démontrer que des systèmes alternatifs sont tout aussi valables, la Régie ira évidemment dans cette voie. Mais, pour l'instant, ce que je reçois comme commentaire de la Régie, c'est le maintien de la situation actuelle.

 

11.03  Özlem Özen (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour une partie de votre réponse. Je me demandais s'il fallait attendre la réorganisation, dans la mesure où l'on sait que cela fait polémique au sein du monde judiciaire quant à savoir qui va occuper quel bâtiment, où les avocats vont-ils aller, etc.

 

Je suis avocate au barreau de Bruxelles. Je sais que cela ne fait pas l'unanimité auprès de mes confrères. Il serait bon qu'une solution concernant les échafaudages soit trouvée avant la réorganisation du palais de justice. J'aimerais, du reste, recevoir le planning; ce serait gentil de me l'envoyer.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De heer Verherstraeten heeft gevraagd om zijn vraag nr. 4288 in plaats van vraag nr. 4033 eerst te behandelen.

 

12 Vraag van de heer Servais Verherstraeten aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de terbeschikkingstelling van uit hun aard onroerende goederen in het kader van de exploitatie van havens, bevaarbare waterlopen en vlieghavens" (nr. 4288)

12 Question de M. Servais Verherstraeten au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la mise à disposition de biens immeubles par nature dans le cadre de l'exploitation des ports, des voies navigables et des aéroports" (n° 4288)

 

12.01  Servais Verherstraeten (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw vriendelijkheid mij de mogelijkheid te geven deze vraag te laten voorgaan, gelet op het dringend karakter ervan.

 

Mijnheer de minister, bij wet van 31 juli 2009 werd een nieuwe bepaling ingevoerd in het btw-wetboek, waardoor de terbeschikkingstelling van uit hun aard onroerende goederen in de context van de exploitatie van havens, bevaarbare waterlopen en vlieghavens aan btw onderworpen is door artikel 44, § 3.

 

Deze terbeschikkingstelling is een uitzondering op de btw-vrijstelling die geldt voor de verpachting en verhuur van uit hun aard onroerende goederen. Dergelijke uitzondering op de btw-vrijstelling mag luidens vaste rechtspraak van het Europees Hof van Justitie niet strikt worden uitgelegd. Verder leert het Hof van Cassatie dat in het geval van een duidelijke tekst, zoals hier, er geen andere betekenis achter die tekst moet worden gezocht, en dat die niet mag worden aangevuld.

 

Mijnheer de minister, kunt u bevestigen dat de woorden “in het kader van de exploitatie van havens, bevaarbare waterlopen en vlieghavens” niet meebrengen dat de heffing van btw op grond van artikel 44, § 3, 2°, a, ten vijfde van het btw-wetboek beperkt is tot de exploitanten van havens, bevaarbare waterlopen en vlieghavens, maar tevens bestaat voor elke andere btw-plichtige? Immers, deze voorwaarde stond – in tegenstelling tot de andere uitzonderingen op de btw-vrijstelling in artikel 44, § 3 van het btw-wetboek – tot en met eind 1992 niet in de tekst van de wet, en zou dus een beperking van de toepassing van de wet uitmaken.

 

Kunt u bevestigen dat voor de heffing van btw op grond van artikel 44, § 3, 2°, a, ten vijfde van het btw-wetboek elke terbeschikkingstelling onderworpen is aan btw, ongeacht of de betrokken onroerende goederen gelegen zijn op openbaar domein? Immers, de tekst van de wet bevat geen dergelijke voorwaarde, terwijl een dergelijke voorwaarde een beperking van de toepassing van de wet zou uitmaken.

 

Ten slotte, mijnheer de minister, kunt u bevestigen dat de terbeschikkingstelling van uit hun aard onroerende goederen zoals bedoeld in artikel 44, § 3, 2°, a, ten vijfde van het btw-wetboek doelt op elke dienst die de terbeschikkingstelling van uit hun aard onroerende goederen tot voorwerp heeft? Immers, al deze terbeschikkingstellingen vormen een uitzondering op de vrijstelling voor de verpachting, de verhuur en de overdracht van huur van uit hun aard onroerende goederen, en zij mogen bijgevolg wat de inhoud betreft niet strikt geïnterpreteerd worden.

 

12.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer Verherstraeten, de wet van 31 juli 2009 tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde heeft een vijfde streepje toegevoegd aan artikel 44, § 3, 2°, a van het btw-wetboek, waardoor de verpachting, de verhuur en de overdracht van uit hun aard onroerende goederen van de belasting worden vrijgesteld, met uitzondering van de terbeschikkingstelling van uit hun aard onroerende goederen in het kader van de exploitatie van havens, bevaarbare waterlopen en vlieghavens.

 

De bedoeling van deze wetswijziging is de consolidatie van de situatie zoals die bestond voor de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie inzake het begrip “onroerende verhuur”. Zodoende blijft het toepassingsveld van de btw-heffing inzake concessies op haven- en luchthaventerrein en bevaarbare waterlopen in het kader van het nieuwe artikel 44, § 3, 2°, a beperkt tot onroerende goederen uit hun aard, gelegen binnen het havengebied, en dit in het kader van de exploitatie van havens, bevaarbare waterlopen en luchthavens. Ik verwijs ter zake naar de memorie van toelichting bij de wet van 31 juli 2009.

 

De in de wettekst gebruikte bewoordingen in het raam van de exploitatie zijn overigens dezelfde als deze van artikel 6, derde lid, ten vierde van het btw-wetboek, waar bij wijze van afwijking niet-belastingplichtige overheidslichamen voor bedoelde handeling toch als belastingplichtige wordt aangemerkt, voor zover deze handelingen niet van onbeduidende omvang zijn. Derhalve is elke terbeschikkingstelling van uit hun aard onroerende goederen gelegen in het havengebied in het raam van de exploitatie van havens, bevaarbare waterlopen en vlieghavens, aan de btw-heffing onderworpen, ongeacht of de belastingplichtige de hoedanigheid bezit van de exploitant van havens, bevaarbare waterlopen en luchthavens.

 

In antwoord op de parlementaire vraag van de heer Depoortere heb ik reeds uiteengezet dat dezelfde handeling op dezelfde manier moet worden behandeld, ongeacht of de belastingplichtige tot de private dan wel de openbare sector behoort.

 

Ik hoop dat dit een perfect antwoord is voor u. Ik ben er eigenlijk zeker van.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van mevrouw Veerle Wouters aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de aangifteplicht van gepensioneerden die een overdracht van energiebesparende uitgaven te goed hebben" (nr. 4022)

13 Question de Mme Veerle Wouters au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'obligation de déclaration des retraités qui ont droit à un report des dépenses faites en vue d'économiser l'énergie" (n° 4022)

 

13.01  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, bij koninklijk besluit van 23 maart 2011 werd bekendgemaakt welke groepen van belastingplichtigen vanaf dit jaar vrijgesteld worden van de aangifteplicht in de personenbelasting. Gepensioneerden behoren onder meer tot die groep, indien zij geen andere belastbare inkomsten of andere elementen moeten aangeven.

 

Sinds 2009 is het overschot van de uitgaven met betrekking tot energiebesparende uitgaven overdraagbaar naar de drie volgende belastbare tijdperken volgend op die waarin de uitgaven werden gedaan, in zoverre het niet gaat om nieuwe woningen. Het overschot wordt eventueel omgezet in een terugbetaalbaar belastingkrediet, indien de uitgaven betrekking hebben op de isolatie van daken, muren of vloeren.

 

De kans is natuurlijk groot dat die groep van gepensioneerden die nog een overschot aan energiebesparende uitgaven van 2009 over te dragen hebben naar 2010, dat uit het oog verliezen indien zij eventueel geen aangifte ontvangen met betrekking tot het inkomstenjaar 2010. Zij mogen er terecht van uitgaan dat uw administratie reeds beschikt over alle gegevens met betrekking tot het overdraagbare overschot aan energiebesparende uitgaven, want die zijn terug te vinden in de aangifte met betrekking tot het inkomstenjaar 2009.

 

Onlangs hebben wij in de kranten heel veel kunnen lezen welke personen onder welke voorwaarden de witte belastingbrief ontvangen hebben.

 

Ik heb daaromtrent de volgende vragen.

 

Zal uw administratie automatisch een voorstel van vereenvoudigde aangifte toesturen waarin het overschot aan energiebesparende uitgaven optimaal wordt omgezet in de belastingvermindering waarop ook de gepensioneerden nog recht hebben?

 

Zal dat ook het geval zijn indien hun inkomen lager is dan de belastingvrije som, zodat zij zeker niet het belastingkrediet voor uitgaven met betrekking tot de isolatie van daken, muren en vloeren mislopen? Zo niet, zal uw administratie dit jaar dan automatisch een aangifteformulier in de personenbelasting toesturen aan gepensioneerden die in 2009 energiebesparende uitgaven hebben gedaan waarvoor zij nog een gedeelte van die uitgaven overdragen naar inkomstenjaar 2010? Of dienen zij ervan uit te gaan, zoals men dat in het Latijn uitdrukt "ius est vigilantibus'', het recht is aan de waakzamen, dat zij er zelf voor moeten zorgen dat zij tijdig een aangifteformulier aanvragen en er zelf moeten aan denken dat zij nog een over te dragen overschot moeten aangeven?

 

13.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw Wouters, er wordt voor het aanslagjaar 2011 geen voorstel van vereenvoudigde aangifte verstuurd aan gepensioneerden die voor het aanslagjaar 2010 uitgaven voor energiebesparende maatregelen hebben gedaan.

 

Deze belastingplichtigen ontvangen een papieren aangifte, tenzij zij ervoor hebben geopteerd om Tax-on-web te gebruiken en ze niet langer een papieren aangifte wensen te ontvangen.

 

De belastingplichtigen die normaal gezien vrijgesteld zijn van aangifte, omdat hun inkomen lager is dan de belastingvrije som, maar die in 2009 uitgaven gedaan hebben in het kader van de energiebesparende maatregelen, ontvangen eveneens een papieren aangifte, tenzij zij ervoor hebben geopteerd om Tax-on-web te gebruiken en niet langer een papieren aangifte wensen te ontvangen.

 

Er wordt inderdaad automatisch een aangifteformulier gestuurd aan alle gepensioneerden die in 2009 energiebesparende uitgaven hebben afgetrokken, tenzij zij ervoor hebben geopteerd om Tax-on-web te gebruiken en ze niet langer een papieren aangifte wensen te ontvangen.

 

Het is dus niet nodig om een antwoord te geven op uw vierde vraag, zelfs niet in het Latijn.

 

13.03  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor het antwoord. Ondertussen is hieromtrent reeds heel veel in de pers verschenen, dus op een aantal vlakken komt mijn vraag een beetje laat.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van mevrouw Veerle Wouters aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de sponsoring door de FOD Financiën" (nr. 4077)

14 Question de Mme Veerle Wouters au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le parrainage par le SPF Finances" (n° 4077)

 

14.01  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, deze vraag heeft betrekking op de sponsoring door de FOD Financiën. We hebben vernomen dat in Luik het internationaal politiefilmfestival georganiseerd wordt door de vzw Idée Fixe. Dit festival wordt deels gefinancierd met eigen middelen, maar vooral via sponsoring. Het totale sponsoringbedrag zou oplopen tot enkele honderdduizenden euro met naar verluidt een aantal semioverheidsinstellingen als sponsor, zoals Belgacom, de Nationale Loterij, de provincie en de Waalse Gemeenschap. Die zouden bovendien voor het grootste deel van de sponsoring zorgen. Onder die sponsors zou echter ook de FOD Financiën zitten voor een bedrag van 5 500 euro. Ter zake heb ik een aantal vragen.

 

Is het gebruikelijk dat de FOD Financiën dergelijke vzw’s sponsort? Zo ja, bestaat de mogelijkheid om een overzicht te krijgen van vzw’s, projecten, bedrijven, instellingen enzovoort die sponsoring verkrijgen van de FOD Financiën?

 

Op basis van welke wetgeving of welke criteria wordt de sponsoring vastgelegd? Kan u ons een motivatie geven waarom in dit specifieke geval besloten werd tot sponsoring en bij uitbreiding waarom andere sponsoringen gebeuren?

 

Wat is de return die de FOD Financiën beoogt met dergelijke sponsoringen?

 

Wat is het totale bedrag dat door de FOD Financiën besteed wordt aan sponsoring? Kan u een indeling geven naargelang het type project waarvoor het gesponsorde bedrag gebruikt wordt?

 

14.02 Minister Didier Reynders: De FOD Financiën ontwikkelt reeds enkele jaren een promotieaanpak voor het tax shelter-mechanisme, waarbij zij deelneemt aan filmfestivals in het hele land. In dat raam begeleiden fiscale experts van de Cel Buitenlandse Investeringen seminaries en nemen zij deel aan vergaderingen waarop professionelen die geïnteresseerd zijn in het tax shelter-mechanisme aanwezig zijn. Het gaat dus niet om sponsoring, maar om de organisatie van seminaries en informatiedagen.

 

Die filmfestivals laten ook toe om doorlopend promotie te voeren voor het tax shelter-mechanisme, met name door brochures ter beschikking te stellen, door de aanwezigheid van roll-ups en door het toevoegen van informatie in de officiële catalogi.

 

Op het politiefilmfestival van Luik in 2011 bevond zich een tax shelter-markt. Die liet de aanwezige producenten toe om gemakkelijker fondsen te verzamelen bij de aanwezige investeerders, waarbij 150 % van de geïnvesteerde bedragen uit eigen fondsen in België moeten worden besteed aan productie- en exploitatie-uitgaven. Dat is uiteindelijk het doel van dat mechanisme. Er werd een ontmoetingsruimte voor de FOD Financiën gereserveerd waar vooral contacten met alle personen die geïnteresseerd zijn in het tax shelter-mechanisme plaats hadden. Er werd ook een conferentie georganiseerd. Er zal bijvoorbeeld ook een Belgisch paviljoen op het filmfestival van Cannes zijn met de verschillende Gewesten. Ik weet nog niet of het voor mij mogelijk zal zijn daar naartoe te gaan, maar verschillende gewestelijke ministers zullen daar zeker aanwezig zijn, in hetzelfde paviljoen.

 

Wij sturen dezelfde informatie. Voor ons gaat het meer over de tax shelter. U weet dat dit sinds enkele jaren een zeer groot succes is met steeds meer filmproducties dankzij dit fiscale mechanisme.

 

14.03  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Als men de pers leest, is er soms verduidelijking nodig om te weten in welk kader iets gebeurt.

 

14.04 Minister Didier Reynders: We hebben besprekingen gehad over energiemaatregelen voor de bouwsector en de auto-industrie. Dit is hetzelfde. Financiën was ook aanwezig op Batibouw en het Autosalon om informatie te geven aan het publiek. Dit heeft een prijskaartje, maar het is geen sponsoring van Batibouw of het Autosalon.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

15 Question de M. Éric Jadot au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les dispositions prises par le SPF Finances au sujet de la sécurisation de ses e-services" (n° 4165)

15 Vraag van de heer Éric Jadot aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de maatregelen die door de FOD Financiën worden getroffen inzake de beveiliging van zijn e-diensten" (nr. 4165)

 

15.01  Éric Jadot (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, vous n'aurez peut-être pas la chance d'aller à Cannes mais vous ne vous en sortez pas trop mal aujourd'hui car je constate que vous avez échappé à la question de ma collègue Thérèse Snoy sur le montant de TVA sur les essaims d'abeilles. Mon sujet est tout autre.

 

Il y a peu, une cyber-attaque d'ampleur visant le ministère des Finances français a défrayé la chronique durant plus d'une semaine. Durant plusieurs jours, la totalité du ministère s'est retrouvée sans connexion à internet. Outre une intrusion massive, l'accaparement de données confidentielles et cette brutale coupure de connexion, cette attaque a révélé la fragilité du système. Cette cyber-attaque était loin d'être un cas isolé et je me demande si le SPF Finances serait à même de prévenir et, le cas échéant, de faire face à ce type de menace. Je pense notamment à la sécurisation informatique de services en ligne tels que Tax-on-web et MyMinfin.be.

 

Il me revient en effet que le site MyMinfin.be comporte le risque d'être victime d'une faille de sécurité lourde de conséquences. Il apparaîtrait que quiconque disposant d'une connexion internet et souhaitant bénéficier des services de MyMinfin.be puisse être la victime d'une cyber-attaque d'un type particulier et très connu, man in the middel attack. En d'autres termes, un tiers pourrait intercepter et compromettre la communication entre les serveurs du site MyMinfin.be et l'ordinateur de toute personne souhaitant consulter des données la concernant.

 

Dans le cas du choix de conception, il semble que l'accès à certains documents via l'application MyMinfin.be soit limité à une partie seulement de la population pour un souci de compatibilité de logiciel. À ce titre, je m'interroge donc sur le fait de savoir si les e-services sont bel et bien conçus afin de permettre à tout citoyen d'en bénéficier comme cela devrait être le cas. Il a d'ailleurs été porté à mon attention que ce problème de compatibilité est connu de vos services mais que, relevant d'un choix de conception, justement, il ne soit pas considéré comme le réel problème qu'il semble être.

 

Mes questions sont les suivantes.

 

En ce qui concerne la sécurité des e-services, quelles sont les procédures prévues pour assurer et vérifier leur sécurité?

Est-il notamment régulièrement question de mises à jour propres à déceler, voire corriger les failles de sécurité?

Quel est le coût de ces sites et de leur entretien?

 

En ce qui concerne la disponibilité des e-services, comment expliquer que la conception de ces services rende leur accès difficile, voire impossible pour certains citoyens? Feront-ils l'objet de modifications susceptibles de les rendre plus accessibles?

 

15.02  Didier Reynders, ministre: Madame la présidente, cher collègue, le réseau du SPF Finances est protégé contre les attaques provenant du monde extérieur (essentiellement internet) par une importante infrastructure de sécurité basée sur l'emploi de firewalls et complétée par divers autres dispositifs de sécurité permettant un contrôle plus fin. Les serveurs stratégiques du SPF Finances résident dans un réseau interne bien isolé du monde extérieur.

 

Le SPF Finances offre des services électroniques au public. Les systèmes offrant ces services sont accessibles depuis le monde extérieur. Toutefois, cet accès est contrôlé de manière à n'autoriser que les actions pertinentes compte tenu du service souhaité. Le niveau de sécurité appliqué et, en particulier, le niveau d'identification de l'utilisateur varient selon la sensibilité des informations traitées. Une identification avec authentification forte – utilisation de la carte d'identité électronique – est prévue pour les services de diffusion de données sensibles (Tax-on-web, MyMinfin, par exemple). Les données sensibles ne sont pas directement accessibles depuis l'extérieur. Les services offerts au public passent par des systèmes relais comprenant les fonctions de contrôle requises.

 

Au sein du service d'encadrement ICT, une cellule spécialisée est chargée en permanence de la mise en place de la gestion et du suivi de l'infrastructure de sécurité. Un security officer supervise l'ensemble des activités de sécurité et du suivi de l'évolution technologique en matière de sécurité. Il rapporte directement au directeur ICT.

 

Étant donné les aspects confidentiels de la question parlementaire, le service d'encadrement ICT du SPF Finances se tient à votre disposition pour vous donner toutes les explications souhaitées. Le cas échéant, une séance d'information sera organisée à destination de la commission de la Chambre chargée des aspects de sécurité. Je donne cette précision pour que la présidente de la commission en prenne note.

 

L'infrastructure de sécurité décrite ci-dessus est en cours de renouvellement, ce qui doit être fait régulièrement. Le cahier des charges sera publié dans les prochaines semaines. Le budget prévu en la matière s'élève à 4 500 000 euros, TVA comprise, pour la période du 1er janvier 2012 au 1er janvier 2015.

 

À titre d'information, le projet Coperfin 2011/103 visant à prolonger le contrat en cours du 15 mai 2011 au 14 mai 2012 s'élève à 300 000 euros, TVA comprise.

 

Par ailleurs, dans le plan de modernisation Coperfin 2011, 5 500 000 euros, TVA comprise, sont consacrés globalement à la sécurité informatique.

 

Le nombre d'utilisateurs annuel des e-services et le taux mensuel de disponibilité ont fait l'objet de questions parlementaires suivantes de Mme Lieve Maes: 5-1683, 5-1684 et 5-1337.

 

En ce qui concerne l'accès aux informations de MyMinfin.be, il n'y a aucune action délibérée visant à restreindre l'accès aux utilisateurs. Néanmoins, il est bien clair que tout service électronique est construit sur la base de certaines hypothèses technologiques, lesquelles imposent certaines contraintes de compatibilité. Le SPF Finances cherche à rendre ces applications accessibles avec les outils les plus courants du marché. Néanmoins, même en cherchant à toucher un public aussi large que possible, il n'est pas toujours possible de satisfaire tous les souhaits des utilisateurs sans engager des dépenses déraisonnables. Nous essayons donc de garder un équilibre.

 

Je le répète, les services ICT du département se tiennent à votre disposition si vous souhaitez les rencontrer et avoir plus d'informations sur la manière dont les outils de sécurité sont mis en place.

 

Enfin, quels que soient les efforts qu'on entreprend, on n'est jamais à l'abri d'une attaque informatique. Nous essayons surtout de tirer les leçons des expériences vécues dans les pays voisins.

 

15.03  Éric Jadot (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cette réponse et pour votre ouverture.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Aangezien de minister om 18 u 00 dient te vertrekken, behandelen we nog twee vragen, die van de heer Jadot en die van mij.

 

16 Question de M. Éric Jadot au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la paralysie des nominations au sein du SPF Finances" (n° 4485)

16 Vraag van de heer Éric Jadot aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de benoemingsstop bij de FOD Financiën" (nr. 4485)

 

16.01  Éric Jadot (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je constate que près de 468 nominations dans les niveaux supérieurs de la fonction publique - postes concernant les fonctionnaires de niveau A2 et A3 principalement - se trouvent aujourd'hui en souffrance. Je me suis adressé à votre collègue de la Fonction publique sur ce sujet. Il me semblait néanmoins nécessaire de pouvoir vous interroger sur cet état des lieux de par la situation spécifique du SPF Finances.

 

Au sein de celui-ci, des retards importants sont à déplorer quant aux nominations, promotions et mutations. Comme pour d'autres SPF, mais de façon plus saillante, cette situation s'aggrave. Les contingences dues au contexte d'affaires courantes sont souvent évoquées. Pour autant, à mon sens, celles-ci ne peuvent être érigées en tant qu'excuse refuge. Je ne peux, en effet, que m'inquiéter des risques de mécontentement des agents ou encore de désorganisation au sein du SPF Finances ayant la charge d'une correcte perception de l'impôt.

 

Monsieur le ministre, quel est l'état des lieux dressé par votre département concernant les nominations, les promotions et les mutations au sein du SPF Finances? Sur quels niveaux du cadre du SPF porte la paralysie des nominations, promotions et mutations?

Des mesures spécifiques afin d'assurer la continuité des services et d'éviter un enrayement dans le fonctionnement du SPF Finances sont-elles envisagées? Dans l'affirmative sur quelles recommandations portent-elles? Selon quelles modalités de priorisation? Quelle est votre analyse en la matière?

 

16.02  Didier Reynders, ministre: Monsieur Jadot, les compétences d'un gouvernement en affaires courantes sont limitées à des taches exécutives. Les circulaires rédigées au début des périodes d'affaires courantes comprennent les critères définis à cet égard dans la doctrine et reprennent les actes autorisés pendant cette période: les dossiers de gestion journalière, des décisions importantes qui dépassent le cadre des affaires courantes mais qui ne requièrent aucune initiative nouvelle du gouvernement et les affaires urgentes dont le report mettrait en danger les intérêts fondamentaux de l'État.

 

Les arrêtés de nomination ne relèvent d'aucune de ces trois catégories. Il est exact que plusieurs nominations au sein du niveau A ne peuvent être finalisées avant la constitution d'un gouvernement de plein exercice.

 

Les éléments diffusés par voie de presse sont corrects. En ce qui concerne le département, 110 nominations sont effectives dans la classe A2, 70 dans la classe A3 et 43 dans la classe A4, en attente. En vue d'assurer la continuité du service, la plupart des agents concernés se sont vus attribuer des fonctions supérieures dans l'attente de leur arrêté de nomination qui a généralement un effet rétroactif à la date de leur installation dans les nouvelles fonctions.

 

Je puis ajouter deux éléments complémentaires.

 

Pendant quelques mois, j'ai cru que 7 partis allaient se décider à former un nouveau gouvernement et que le problème serait réglé. Je partage votre inquiétude quand je vois le temps qui passe; manifestement, l'échec permanent pendant tant de mois ne semble pas se modifier.

 

C'est la raison pour laquelle j'ai déjà évoqué à plusieurs reprises – nous en reparlerons prochainement – la possibilité d'au moins confier des tâches supplémentaires au gouvernement actuel, ce qui lui permettrait probablement d'aller un peu plus loin, notamment dans ces matières, ce qui pourrait aussi renforcer le contrôle parlementaire sur un gouvernement qui sortirait des affaires courantes, au moins pour partie.

 

Voilà un débat à organiser avec les groupes parlementaires. Il faudrait voir dans quelle mesure, au moins pour la rentrée parlementaire, il serait possible de donner du contenu à un programme de l'actuel gouvernement, lui permettant notamment de procéder à de telles nominations.

 

16.03  Éric Jadot (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, la situation est problématique. Vous savez que mon groupe parlementaire n'est pas celui qui attaque au premier chef le gouvernement en affaires courantes, même si on peut déplorer la situation actuelle. Cela dit, il faudra peut-être passer à autre chose, notamment sur des points essentiels pour une bonne gestion de l'État. Il faudra peut-être se mettre d'accord entre groupes parlementaires pour pouvoir aller plus loin.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Vraag van mevrouw Veerle Wouters aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de mogelijke wijziging van de aandeelhoudersovereenkomst van RPI" (nr. 4175)

17 Question de Mme Veerle Wouters au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'éventuelle modification de la convention des actionnaires de RPI" (n° 4175)

 

17.01  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, naar wij vernomen hebben, heeft Royal Park Investments, een Brusselse vennootschap die het meest riskante deel van de portefeuille gestructureerde kredieten van de vroegere Fortis Bank erfde, het boekjaar 2010 afgesloten met een nettowinst van om en bij 235 miljoen euro. Ook in 2009 boekte zij om en bij 114 miljoen euro winst. Dat is heel goed nieuws, maar volgens bestuurder Danny Frans zit er toch nog te veel risico in die portefeuille, aangezien 70 % direct of indirect gerelateerd is aan de Amerikaanse woningmarkt. De leiding van RPI vraagt daarom een ruimer mandaat aan de raad van bestuur om zo mogelijkerwijze een aantal instrumenten die te maken hebben met de woningmarkt te verkopen en het geld te herinvesteren. Naar wij vernomen hebben, staat de raad van bestuur daar blijkbaar positief tegenover. Dat is echter een probleem, want daarvoor zou de aandeelhoudersovereenkomst gewijzigd moeten worden. Vermits de federale Staat voor 43,5 % eigenaar is van Royal Park Investments heb ik enkele vragen.

 

Wat was de oorspronkelijke doelstelling van RPI? Kunt u ons toelichten hoe een ruimer mandaat de aandeelhoudersovereenkomst zou wijzigen? Hoe staat de federale Staat als aandeelhouder tegenover dat ruimer mandaat? Als men een ruimer mandaat toekent, wordt dan de oorspronkelijke doelstelling van RPI niet te veel uitgebreid? Graag uw mening daarover.

 

17.02 Minister Didier Reynders: De doelstelling van Royal Park Investments, die in de aandeelhoudersovereenkomst is verwoord, is het beheer van een portefeuille gestructureerde kredieten, die aan de vroegere Fortis Bank toebehoorden. Het beheer van voornoemde portefeuille dient in een run-offmodus te gebeuren, en zulks op een manier die in de eerste plaats de risico’s voor de aandeelhouders, in het bijzonder voor de federale Staat en de Belgische belastingbetaler, zoveel mogelijk beperkt. Bovendien maximaliseert het waar mogelijk de recuperatiewaarde van de portefeuille, zodat aan het einde van de oefening voldoende cash overblijft, om het door de aandeelhouders gestorte kapitaal terug te betalen.

 

Ik was verwonderd over de verklaringen die het management van RPI deed. De verklaringen stellen de strategie die de aandeelhouders en de vennootschap goedkeuren ter discussie, aangezien zij laten verstaan dat de vennootschap en de aandeelhouders een verschil in aanpak zouden hebben en ook dat er strategische problemen zouden zijn.

 

In die context heb ik in overleg met de aandeelhouders van RPI de raad van bestuur van RPI aangeschreven, opdat alle betrokkenen in de vennootschap op duidelijke en eensgezinde wijze eraan zouden worden herinnerd dat er precieze principes voor het verloop van de activiteiten van de vennootschap zijn goedgekeurd. Bedoelde principes omkaderen het beheer van de RPI-portefeuille, namelijk een beheer in run-off. Dat blijft ook.

 

Het is op het ogenblik uitgesloten om de strategie die in 2009 met instemming van de andere aandeelhouders werd vastgesteld, te wijzigen. Er is dus ook geen sprake van om het mandaat van RPI uit te breiden. Wij blijven dus dezelfde strategie als in 2009 hateren.

 

17.03  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. In een regering van lopende zaken zou zoiets ook moeilijk zijn.

 

17.04 Minister Didier Reynders: Er is geen intentie om dat te doen. Het was een persoonlijke mening van verschillende managers.

 

17.05  Veerle Wouters (N-VA): Het is fijn om van u te vernemen dat men dat niet van plan is.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 18.00 uur.

La réunion publique de commission est levée à 18.00 heures.