|
Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et
de la Fonction publique |
Commissie
voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt |
|
du Mercredi 4 mai 2011 Après-midi ______ |
van Woensdag 4 mei 2011 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.25 uur en voorgezeten door de heer Siegfried Bracke.
La séance est ouverte à 14.25 heures et présidée par M. Siegfried Bracke.
De voorzitter: Vragen 2963, 4184 en 4334 van de heer Calvo zullen worden omgezet in schriftelijke vragen.
01 Vraag van de heer Peter Luykx aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "het staatsbezoek aan Duitsland" (nr. 3780)
01 Question de M. Peter Luykx au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "la visite d'État en Allemagne" (n° 3780)
01.01 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, op dinsdag 29 en woensdag 30 maart hebt u het vorstenpaar vergezeld tijdens een staatsbezoek aan Duitsland. Dat bezoek werd toen al ondergesneeuwd door de perikelen met prins Laurent in België. Ik heb begrepen dat u de eerste dag van uw bezoek met koning Albert en koningin Paola naar Berlijn ging en vervolgens uw bezoek afsloot in München. Bovendien stond een ontmoeting met bondskanselier Angela Merkel en president Christian Wulff op de agenda.
Op mijn vorige vraag in de commissie voor de Binnenlandse Zaken van 8 februari kondigde u in uw antwoord reeds aan dat u tijdens dat staatsbezoek niet zou nalaten om ook inhoudelijke dossiers aan te kaarten met de beleidsvoerders in Duitsland. Het dossier waarover ik graag verdere informatie had verkregen is het dossier van de IJzeren Rijn, waarover ik u het voorbije jaar al een aantal keer vragen heb gesteld.
Mijnheer de eerste minister, hebt u tijdens het staatsbezoek aan Duitsland gesproken over de aanpak van het dossier van de Ijzeren Rijn? Zo ja, kunt u ons dan informeren omtrent het onderhoud dat u had met mevrouw Merkel en president Wulff? Spraken zij namens Duitsland over de stappen en initiatieven waartoe ons buurland bereid is om het dossier terug op de rails te krijgen?
Welke andere inhoudelijke dossiers kwamen tijdens uw bezoek aan bod? Hebt u met mevrouw Merkel overlegd over de afschaffing van de automatische loonindexering waarvoor zij eerder een pleidooi voerde? Zo ja, welke inzichten kon zij u ter zake verschaffen?
01.02 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Luyckx, wat de laatste vraag betreft, mevrouw Merkel is ter zake niet bevoegd en dus zag ik ook de noodzaak niet in om daarover met haar te spreken tijdens het bilateraal contact. Het spreekt voor zich dit onderwerp wel aan bod kwam op Europees niveau, toen wij elkaar zagen in de Europese Raad. Ondertussen is men echter ook daar tot betere inzichten gekomen.
Om de zaak te vervolledigen zal ik u de verschillende elementen geven die de afgelopen anderhalve maand met betrekking tot de IJzeren Rijn aan de orde zijn geweest. Het klopt dat ik in de contacten met mevrouw Merkel over de IJzeren Rijn heb gesproken. Met mijnheer Wulff heb ik daarover iets minder gesproken omdat de bevoegdheden van de bondspresident in de eerste plaats niet gericht zijn op concrete dossiers.
Ondertussen is er opnieuw briefwisseling geweest waarin, net zoals in het gesprek met mijnheer Voigtsberger, Duitsland bevestigt ook effectief belang te hechten aan de uitvoering van de IJzeren Rijn. Wij zullen ter zake met de drie betrokken landen op een meer gestructureerde manier verdere gesprekken voeren.
Aanvullend op het punt dat u aanhaalt, het contact met mevrouw Merkel, en in mindere mate met de heer Wulff, kan ik u melden dat ik op de luchthaven van Frankfurt een gesprek gehad heb met het grootste logistieke bedrijf in Duitsland, namelijk DB Schenker. Bij het dossier van de heractivering van de IJzeren Rijn kunnen zij een heel belangrijke actor zijn, omdat zij natuurlijk een zeer belangrijk deel voor hun rekening nemen van de logistieke noden die bestaan inzake transport tussen Duitsland en België in het algemeen en tussen het Ruhrgebied en Antwerpen in het bijzonder. Ik achtte het dus nuttig om daarover met de top van DB Schenker in Frankfurt een gesprek te hebben. Dat is gebeurd toen ik een tijd geleden de Europese Centrale Bank heb bezocht.
Er is ondertussen ook een reactie van Nederland op mijn opnieuw aan de orde stellen van het dossier. Minister-president Rutte heeft een brief gestuurd, in antwoord op een brief die ik aan hem heb gericht. Daarin stelde ik hem voor om het overleg op te starten via de bevoegde minister, mevrouw Vervotte. Gisteren of eergisteren heb ik van de heer Rutte het antwoord gekregen dat hij daartoe bereid is en van Nederlandse zijde mevrouw Melanie Schultz van Haegen, de minister van Infrastructuur en Milieu, aanduidt als gesprekspartner voor mevrouw Vervotte. Om het rijtje volledig te maken, zal ik op 24 mei in Den Haag met de heer Rutte onder meer en niet het minst het dossier van de IJzeren Rijn bespreken.
Ik antwoord, samenvattend, op uw vragen. Heb ik gesproken? Ja. Wat de terugkoppeling betreft, het gesprek met mevrouw Merkel had een positieve conclusie in die zin dat zij bereid zijn, op het niveau Berlijn en via de Deutsche Bahn en het Bondsministerie, om de nodige middelen ter beschikking te stellen. Er is duidelijk afgebakend wat het probleem is, namelijk het verlenen van een vergunning in hoofde van Noordrijn-Westfalen. Een aantal weken voordien had ik een gesprek gehad, in België, met de bevoegde minister van Noordrijn-Westfalen, de heer Voigtsberger.
Welke inhoudelijke dossiers zijn tijdens mijn bezoek aan bod gekomen? Een hele reeks, mijnheer Luykx. Wat hebben wij allemaal besproken? Onder meer de opportuniteiten die de wijziging van het Benelux-verdrag biedt om niet alleen in Benelux-verband te werken, maar ook de aanleggende grensregio’s, zoals Noordrijn-Westfalen en Baden-Württemberg te betrekken bij de Benelux-werking. Wij hebben gesproken over kernenergie en het MYRRHA-project. Wij hebben een heleboel dossiers aan de orde gehad. Bij de bezoeken aan Siemens is uiteraard ook de problematiek van de levering van spoormaterieel aan de orde geweest, alsook het gemengde contract Bombardier-Siemens voor de RER. Dat zijn de bijzonderste dossiers. Er zullen er wel nog aan de orde geweest zijn, maar misschien op een meer informele manier.
Op uw vragen met betrekking tot de IJzeren Rijn kan ik het volgende antwoorden. Bij mevrouw Merkel en de heer Wulff werd het belang onderstreept dat Duitsland aan dit dossier lijn hecht. In Frankfurt werd gesproken met de twee CEO’s van de twee belangrijkste onderdelen van de groep DB Schenker.
Ondertussen kondig ik u aan dat ik op 24 mei in Den Haag een gesprek zal hebben met de heer Rutte over een aantal bilaterale punten, onder meer de IJzeren Rijn. Schriftelijk werd door de heer Rutte bevestigd dat men bereid is om het gesprek tussen de drie landen op gang te brengen. Mevrouw Melanie Schultz van Haegen is daarbij onze gesprekspartner. Ik heb aan mevrouw Vervotte gevraagd om de nodige stappen te zetten. Ik denk ook dat de heer Schouppe hierin een rol te spelen heeft. De heer Schouppe gaat binnenkort trouwens naar Leipzig, alwaar in een breder verband aandacht zal kunnen worden besteed aan het dossier van de IJzeren Rijn.
Het zal dus zeker niet aan de ontslagnemende regering in lopende zaken liggen dat er niet voldoende lobbywerk wordt gedaan of inspanningen worden geleverd om het dossier aan de orde te brengen.
Ik rond af, mijnheer de voorzitter, met een verwijzing naar het feit dat wij in dat geheel van pleidooien telkens wijzen op de Europese mogelijkheden met de kwalificatie van de IJzeren Rijn als Trans-Europees netwerk. In het licht van een bepaalde richtlijn is het van belang selecties te maken van transportassen die Europees kunnen worden behandeld. De IJzeren Rijn komt hiervoor in aanmerking.
01.03 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de eerste minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik moet inderdaad bevestigen dat ik naar aanleiding van mijn vele vragen over dit dossier van u telkens heb vernomen dat u tussenbeide kwam en dat u het punt in het buitenland op de agenda hebt gezet tijdens uw contacten. Het stelt mij gerust dat Duitsland een bevestigende houding aanneemt met betrekking tot dit dossier.
Ik ben ook blij dat u in dit verhaal een beetje de lead neemt. Ik denk dat dit belangrijk is. Ik heb hierover ook een resolutie ingediend. Ondanks de vele contacten en de vele bevoegdheden die er rond dit dossier bestaan, kan alles meer gestructureerd verlopen als één iemand de kar trekt.
Ik kijk ook uit naar uw volgende ontmoeting op 24 mei en naar de ministeriële conferentie van eind juni waarop dit thema zeker aan bod zal komen met verschillende landen.
De voorzitter: Mijnheer Luykx, de eerste minister stelt zijn briefwisseling met de heer Rutte, zijn ambtsgenoot in Nederland, te uwer beschikking. Zij zal u bij deze worden overhandigd.
Het incident is gesloten.
02 Question de Mme Kattrin Jadin au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "le rachat de Brussels Airlines par Lufthansa" (n° 2885)
02 Vraag van mevrouw Kattrin Jadin aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de overname van Brussels Airlines door Lufthansa" (nr. 2885)
02.01 Kattrin Jadin (MR): Herr Präsident, monsieur le premier ministre, je me permets de vous interroger sur un dossier qui me semble important. J’avais déjà déposé la question, il y a quelques mois. En 2008, la compagnie allemande Lufthansa a décidé de racheter 45 % de la SN Air Holding, la maison-mère de Brussels Airlines via une augmentation de capital. L’Europe a donné son accord sur cette transaction dans le courant du mois de juin 2009. L’accord prévoit également que Lufthansa pouvait racheter, en 2011, les 55 % restants pour un maximum de 185 millions d’euros, Brussels Airlines tombant alors définitivement dans le giron allemand. Ce dossier n’a finalement pas fait tellement de vagues. Je pense savoir que le rachat a dû se faire récemment.
Mes questions sont donc assez simples. Premièrement, pouvez-vous me dire quel est le pourcentage détenu actuellement par Lufthansa dans Brussels Airlines? Connaissez-vous les intentions du groupe allemand par rapport à notre compagnie? Que va-t-il advenir des fonds dégagés par cette transaction, lorsque l’on sait que les fonds publics ont été engagés par Brussels Airlines au niveau des Régions et du fédéral? Enfin, le rachat est-il une bonne chose, selon les informations dont vous disposez?
02.02 Yves Leterme, premier ministre: Madame Jadin, je suis un peu dans l’embarras car il est clair que les sociétés concernées sont des sociétés privées et qu’il ne m’incombe donc pas de faire des commentaires et de répondre de façon précise à vos questions, puisque que je n’ai ni la compétence ni la connaissance approfondie du dossier.
Il est vrai que j’ai des contacts informels, tant avec la direction de Lufthansa qu’avec les représentants des intérêts belges dans l’aviation et à l’aéroport de Zaventem. Je vais essayer d’avancer quelques éléments mais qui vous laisseront peut-être frustrée. Mais je ne peux pas aller au-delà de ça.
À votre première question, à savoir quel est le pourcentage détenu par Lufthansa dans Brussels Airlines aujourd’hui, je vous confirme, comme vous le dites, que depuis 2008, Lufthansa détenait un pourcentage de 45 %. Mais, sur la call option pour obtenir les 55 % supplémentaires, je ne suis pas dans une position où je peux vous répondre.
Deuxièmement, je n’ai ni la compétence, ni la connaissance pour m’exprimer formellement sur le sujet des intentions de Lufthansa. Es tut mir leid!
Quant aux fonds publics dans la société anonyme SN Air Holding, je ne peux naturellement pas m'exprimer sur les actionnaires régionaux. La SFPI, pour sa part, n'en est pas actionnaire, mais elle lui a octroyé un prêt participatif à long terme qui trouve son origine dans la fondation de la société en 2002. Ce prêt est remboursé de façon normale par la société en question.
S'agissant de votre dernière question, à savoir si ce rachat est une bonne chose pour Brussels Airlines, il ne m'appartient pas de m'exprimer sur l'opportunité des investissements d'une société privée.
02.03
Kattrin Jadin (MR):
(…)
02.04 Yves Leterme, premier ministre: Veuillez m'excuser.
02.05
Kattrin Jadin (MR): Es war leider nicht sehr viel Neues aber ich bedanke mich trotzdem
für ihre Antwort.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
03 Question de M. Georges Gilkinet au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "la concertation avec les gouvernements fédérés quant aux trajectoires budgétaires du programme de stabilité et de croissance élaboré par le kern" (n° 4059)
03 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "het overleg met de regeringen van de deelgebieden over de begrotingstrajecten in het kader van het stabiliteits- en groeiprogramma van het kernkabinet" (nr. 4059)
03.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, je voulais vous interroger sur le programme de stabilité et de croissance, élaboré par le kern pendant le congé de Pâques.
Le kern s'est penché le mercredi 13 avril sur les chiffres à présenter à l'Europe dans le cadre du programme de stabilité et de croissance.
Il semblerait, selon les déclarations du ministre des Finances relatées dans La Libre Belgique, que non seulement le gouvernement flamand a été concerté sur la copie belge du pacte de stabilité et de croissance mais qu'au surplus le ministre-président flamand Kris Peeters, que vous connaissez bien, aurait marqué son accord sur les trajectoires envisagées par le kern. Pour notre part, nous plaidons pour la meilleure concertation possible avec les entités fédérées à ce sujet dans le cadre du comité de concertation.
Monsieur le premier ministre, quelle forme a pris la concertation à propos de ces engagements avec la Flandre, la Wallonie et avec la Région de Bruxelles-Capitale et la COCOF? Confirmez-vous que le ministre-président flamand a marqué son accord avec ces engagements? S'est-il exprimé en son nom ou au nom de son gouvernement? Les ministres-présidents wallon et bruxellois ont-ils, eux aussi, marqué leur accord? En leur nom ou au nom de leur gouvernement? Quel est le calendrier de travail intergouvernemental belgo-belge sur le sujet d'ici au dépôt définitif de ce programme de stabilité et de croissance? Quand rencontrerez-vous les gouvernements fédérés sur le sujet dans le cadre d'un comité de concertation?
03.02 Yves Leterme, premier ministre: Monsieur le président, monsieur Gilkinet, comme je l'ai communiqué publiquement et également à la Chambre, pour la rédaction de la partie entités II du programme pluriannuel de stabilité qui concerne les entités fédérées, les Régions et Communautés, nous nous sommes basés sur leurs propres documents budgétaires, c'est-à-dire les chiffres du solde net à financer de 2012 mais aussi sur la trajectoire pluriannuelle qu'elles avaient reprise dans leurs propres documents. Nous avons repris ces données.
En outre, nous nous sommes basés sur l'avis du Conseil supérieur des Finances qui est un organe que je qualifierais d'interfédéral où les entités fédérées sont représentées. Cet avis du Conseil supérieur des Finances a été suivi à la lettre. L'exception faite à cette trajectoire du Conseil supérieur des Finances concerne surtout l'année 2014. Comme nous n'avons pas ventilé 2013-2014, les soldes concernés n'ont pas été précisément ventilés. C'est à ce propos que j'ai eu un contact informel avec le ministre-président flamand.
La question de savoir s'il a marqué son accord ou pas n'est pas à l'ordre du jour, puisqu'il n'entrait pas dans mes ambitions de conclure un accord de concertation avec les entités fédérées. J'ai simplement repris les chiffres des réalisations et objectifs budgétaires tels qu'elles les ont communiqués elles-mêmes à leur parlement. Je pars du principe que ce que les entités fédérées reprennent dans leurs documents budgétaires correspond à ce qu'elles veulent avancer comme objectifs budgétaires.
En ce qui concerne la trajectoire dans son ensemble, je me suis, une fois de plus, basé sur l'avis du Conseil supérieur des Finances. Étant donné les affaires courantes, la volatilité des soldes ainsi que les négociations sur la loi de financement, nous n'avons ni ventilé, pour 2014, ni consolidé les objectifs budgétaires au niveau fédéral sur les différentes entités.
03.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le premier ministre, je note – et c'est peut-être l'élément le plus important de votre réponse – que vous avez eu un contact informel avec le ministre-président flamand. Cela signifie-t-il que vous n'avez pas eu de contact équivalent avec ses collègues bruxellois, wallon et de la COCOF?
03.04 Yves Leterme, premier ministre: Au niveau du gouvernement flamand se posait un problème, dans la mesure où la position de ce dernier déviait de l'élément le concernant avancé par le Conseil supérieur des Finances. Sa position politique était d'établir l'équilibre, mais pas plus. Du temps où j'étais ministre-président, j'ai fait des surplus, jusqu'à un milliard d'euros. Là, la volonté politique du gouvernement flamand est de s'en tenir à l'équilibre et d'utiliser l'argent, ce qui est plus facile pour faire un budget.
La différence entre la volonté politique exprimée par le gouvernement flamand, notamment dans les documents budgétaires, et ce que le Conseil supérieur des Finances (où ce gouvernement flamand est représenté) préconise comme trajectoire, m'a incité à avoir une conversation avec le ministre-président flamand. Mais il s'agissait essentiellement d'un échange d'informations.
03.05 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Si je vous paraphrase, les choses étaient plus claires en ce qui concerne les entités bruxelloises, wallonnes et francophones. Je vous invite à être attentif à vous concerter avec chacun de la même façon et de la façon la plus formelle possible. Il est clair que chaque entité est représentée au niveau du Conseil supérieur des Finances, mais c'est un organe consultatif. Je pense que, formellement, il serait utile de réunir un comité de concertation. Et, même si les circonstances politiques sont difficiles, vu les affaires courantes et vu les négociations institutionnelles en cours, il est important de se concerter les uns les autres de façon formelle.
03.06 Yves Leterme, premier ministre: Cela me paraît important et intéressant d'un point de vue informatif mais je n'ai pas encore trouvé dans la Constitution, les lois spéciales ou le Traité européen une imposition ou une invitation pour le fédéral à discuter préalablement au dépôt du programme de stabilité.
03.07 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): En l'occurrence, monsieur le premier ministre, vous ne me démentirez pas quand je dis que les trajectoires budgétaires décidées par le gouvernement fédéral ont un impact sur les entités fédérées et leurs gouvernements. Vous pouvez estimer que ce n'est pas nécessaire selon la Constitution ou les traités européens mais l'impact politique de la décision est réel. Je crois que vous êtes attentif à tous les citoyens et à toutes les entités de ce pays. Il faut donc aller plus loin que le respect formel de la Constitution ou des traités dès lors qu'il y a un impact sur les entités fédérées jusqu'au niveau local, ce dont nous avons déjà parlé en comité d'avis chargé des Questions européennes.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 3864 van mevrouw Smeyers is uitgesteld. Vraag nr. 4406 van de heer Dedecker zal morgen in de plenaire vergadering worden gesteld.
04 Vraag van de heer Bruno Valkeniers aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de berekening van het Vlaams Instituut voor Economie en Samenleving (VIVES) inzake de tranfers van Vlaanderen naar Wallonië" (nr. 4305)
04 Question de M. Bruno Valkeniers au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "le calcul du 'Vlaams Instituut voor Economie en Samenleving (VIVES)' concernant les transferts de la Flandre vers la Wallonie" (n° 4305)
04.01 Bruno Valkeniers (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, deze week bracht het VIVES, het Vlaams Instituut voor Economie en Samenleving van de KUL, een studie uit waarin zij de transfers tussen de Belgische Gewesten uit intrestlasten op de federale overheidsschuld berekenen. Die transfers belopen volgens hen tot 5 miljard euro per jaar, wat het totaal van de financiële transfers tussen Vlaanderen, enerzijds, en Wallonië en Brussel, anderzijds, op 11 miljard euro per jaar brengt.
Dat is natuurlijk niet nieuw. Zowel het Vlaams Belang, als een denkgroep zoals In de Warande – nog het belangrijkst van allemaal – en de SERV poneren dit al jaren. Uzelf hebt in een vorig leven als minister-president van Vlaanderen de studie van ABAFIM vrijgegeven, als ik mij niet vergis in oktober 2004. Daarna is die studie vakkundig platgespoten via een studie ter objectivering door allerhande professoren. Ik ben er toch van overtuigd dat u het niettemin toejuicht dat een gerenommeerd instituut zoals VIVES, en de KUL, intussen met klare en duidelijke cijfers komt.
De politieke implicaties van die toenemende transfers kunnen nauwelijks worden overschat. Met het oog op de staatsschuld, met het oog op het begrotingstekort, met het oog op de nakende saneringen is het de vraag hoe de inspanningen moeten worden verdeeld over de verschillende overheidsniveaus. Het is u niet onbekend dat de federale en de gewestregeringen daarover al geruime tijd een robbertje uitvechten. Het VIVES-onderzoek zal hen dan ook, en zeker Vlaanderen, extra munitie leveren.
Kunt u de bedragen zoals bestudeerd door VIVES bevestigen?
Wordt hiermee rekening gehouden bij de huidige begrotingssaneringen in de komende jaren?
Welke andere maatregelen kan en/of zal de regering in lopende zaken uitwerken om deze financiële scheeftrekking recht te zetten?
04.02 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, elke studie is waardevol. Omtrent de studie van de heer Jennes heb ik een klein artikel gelezen in de krant. Ik heb niet de tijd om mij met alle artikelen in de krant bezig te houden. Ik heb mijn medewerkers gevraagd om dat te bekijken. Daaruit is heel wat kritiek voortgekomen. Onder meer over het wetenschappelijk karakter van een en ander hadden zij heel wat bezwaren. Daarom heb ik het niet verder bekeken.
Mijnheer Valkeniers, ik begrijp dat u die vraag stelt. U moet die vraag stellen en om er achteraf te kunnen mee zwaaien dat het een regering in lopende zaken absoluut niet toekomt om daaraan prioriteit te geven en om daarop commentaar te leveren.
Trouwens, het eventueel wijzigen van financieringsstromen tussen Gemeenschappen en Gewesten is het voorwerp van onderhandelingen op een andere plaats. Ik heb begrepen dat er bijzonder veel schot in de zaak zit en dat wij daar heel binnenkort in een afsluitende fase zullen zitten. Na nog enkele dagen respijt zullen wij weten hoe dit wordt opgelost.
04.03 Bruno Valkeniers (VB): Mijnheer de eerste minister, zoals u kon verwachten dat wij die vraag zouden stellen, kon ik verwachten dat u een voorspelbaar antwoord zou geven.
Ik zou u en uw medewerkers willen aanraden de bewuste studie alsook de studie van het manifest van de denkgroep In de Warande ernstig en in de diepte opnieuw ter hand te nemen.
Ik wil toch even verwijzen naar Frans Cools die in Doorbraak, het maandblad van de Vlaamse Volksbeweging, zegt dat als het daarover gaat, de politieke elite bewust onplezierige en schokkende cijfers verbergt achter moralistisch gedaas over solidariteit. “Ooit zal de stroom wel omdraaien, of de cijfers zijn fout”, zegt hij.
Het is de politiek van de kop in het zand steken. De cijfers zijn er niet. Dat staat in schril contrast met wat al jaren wordt gevraagd, namelijk transparantie van de transfercijfers. Een dergelijke transparantie kent men Duitsland wel. Daar kan elke burger perfect op zijn belastingbrief lezen hoeveel transfers van West-Duitsland naar het vroegere Oost-Duitsland hij persoonlijk betaalt.
Gelukkig is er echter de huidige, politieke situatie, die ten overvloede bewijst dat – dit zal ook tijdens de saneringsdiscussies worden bewezen – quand on chasse le naturel, il revient au galop. Ik ben er dus zeker van dat ook deze transfers tijdens de komende dagen, weken en maanden, meer dan België liefheeft, opnieuw zullen opduiken.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 4213 Ducarme wordt uitgesteld. Tot zover de vragen voor de eerste minister.
Wij gaan over tot de vragen aan de minister van Binnenlandse Zaken, maar er is momenteel niemand aanwezig van de vraagstellers.
Vraag nr. 3956 van mevrouw Dierick en vraag nr. 4065 van de heer Van den Bergh worden omgezet in schriftelijke vragen. Vraag nr. 4255 van mevrouw Galant wordt uitgesteld. Vraag nr. 4266 van mevrouw Jadin wordt omgezet in een schriftelijke vraag. De vragen nr. 4307 en nr. 4308 van mevrouw Galant worden uitgesteld.
Men meldt mij dat mevrouw Muriel Gerkens in aantocht is.
Vermits mevrouw Dumery haar vraag wel stelt, vervalt de vraag van mevrouw Galant.
- Mme Jacqueline Galant à la ministre de l'Intérieur sur "les contrôles accrus à nos frontières suite à la décision de l'Italie d'accorder un visa Schengen à 25 000 Tunisiens débarqués à Lampedusa" (n° 4257)
- Mme Daphné Dumery à la ministre de l'Intérieur sur "la mise en place de contrôles frontaliers sur le territoire belge" (n° 4265)
- mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de verscherpte grenscontroles in ons land als gevolg van de Italiaanse beslissing om aan 25 000 in Lampedusa gestrande Tunesiërs een Schengenvisum uit te reiken" (nr. 4257)
- mevrouw Daphné Dumery aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het invoeren van grenscontroles op het Belgische grondgebied" (nr. 4265)
05.01 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, vorige week hebben wij nogal wat aandacht gekregen rond het verzoek van de N-VA over de grenscontroles. Ik had in de commissie aan staatssecretaris Wathelet gevraagd welke maatregelen hij ging nemen tegen onder andere de tijdelijke verblijfsvergunningen die door Italië worden afgeleverd. Hij heeft daar eigenlijk op geantwoord dat wij gatecontroles hebben in Zaventem en Charleroi. Op dit ogenblik is het volgens hem niet opportuun om meer maatregelen te nemen.
Ikzelf en mijn partij gaan daar niet mee akkoord. Wanneer wij wachten tot het opportuun is, zitten die mensen reeds op ons grondgebied en zou het ook bijzonder inhumaan zijn om dan het uitwijzingsbeleid toe te passen op deze mensen, naar Italië of naar de regio Noord-Afrika.
Volgens mij moeten wij de grenzen controleren. Die mogelijkheid is er. Vandaag hebben wij daarover een antwoord gehoord van de Europese Commissie. Zij zitten op dezelfde lijn betreffende deze zaak.
Staatssecretaris Wathelet stelde ook dat het zijn bevoegdheid niet is, maar dat het de minister van Binnenlandse Zaken is die zich moet uitspreken over de grenscontroles.
Vandaar richt ik mij tot u met een gelijkaardige vraag.
Zullen er aan onze grenzen, die in feite Europese binnengrenzen zijn, controles worden ingesteld? Zo ja, hebt u daarvoor de nodige middelen?
Waarom worden enkel luchthavens geviseerd, terwijl deze mensen niet via het luchtvervoer komen, maar vooral via de weg en het spoor?
Welke andere maatregelen kunt en zult u treffen om die massamigratie, waar Europa mee geconfronteerd wordt, tegen te gaan?
05.02 Minister Annemie Turtelboom: Het is inderdaad zo dat de uitvoering van de grenscontroles door de politie onder mijn bevoegdheid valt, maar beperkt is tot het operationele aspect. Het vormen van het migratiebeleid, het beleid omtrent grensbewaking valt onder de bevoegdheid van staatssecretaris Wathelet. Hij antwoordde op uw vragen over dezelfde onderwerpen. Op vraag van de staatssecretaris voeren mijn politiediensten de grenscontroles uit. Concreet heeft de luchtvaartpolitie die grenscontroles uitzonderlijk uitgevoerd op vluchten vanuit Italië, vooral met het doel om de mensen van Tunesiche origine te controleren. Tijdens die controles is nagekeken of zij kunnen weergeven wat het doel is van hun bezoek aan ons land en of zij voldeden aan alle voorwaarden die de verblijfsvergunning in ons land rechtvaardigden.
Dat betekent dat zij moeten beschikken over een som geld die voldoende is voor hun verblijf in ons land. Concreet gaat het om 31 euro per dag als ze logeren bij vrienden of familie en 62 euro per dag als ze op hotel verblijven. Als ze dus aan de grens staan en een maand hier willen verblijven, moeten ze een som geld equivalent aan die bedragen bijhebben. Ze moeten bovendien ook beschikken over een terugkeervlucht of over voldoende geld om een terugkeervlucht te kunnen betalen.
Tussen 14 en 28 april zijn op die manier 109 vliegtuigreizen gecontroleerd op Zaventem. Alle passagiers voldeden aan de inkomensvoorwaarden. In Charleroi zijn 16 vluchten gecontroleerd waarbij twee Tunesiërs gevonden werden die niet voldeden aan die voorwaarden. Hun dossier is overgedragen aan de dienst Vreemdelingenzaken die onder de bevoegdheid van staatssecretaris Wathelet valt.
05.03 Daphné Dumery (N-VA): Ik vroeg u eigenlijk of u de middelen hebt om grenscontroles uit te voeren als de staatssecretaris zou beslissen om die in te voeren?
05.04 Minister Annemie Turtelboom: Ik werk in de regering en dus probeer ik altijd te werken vanuit een vorm van collegialiteit. Als een staatssecretaris of een collega-minister mij vraagt om bepaalde zaken te doen en we hebben de capaciteit daarvoor, dan doen wij er alles aan om die zaken uit te voeren.
De cijfers die ik u zonet gegeven heb tonen net aan dat wij die controles gedaan hebben op 109 vluchten in Zaventem en op 16 vluchten in Charleroi. Wij doen onze taken dus in de mate van het mogelijke, net zoals ik onlangs 45 politieagenten extra heb vrijgemaakt om de terugkeer te organiseren van illegalen naar hun land van oorsprong.
05.05 Daphné Dumery (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord. Ik leid daaruit af dat u op een vraag ter zake van staatssecretaris Wathelet collegiaal zult meewerken en dat u wel degelijk de middelen daartoe kunt inzetten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mevrouw de minister, ik kan u intussen ook meedelen dat de samengevoegde vragen nr. 4162 en nr. 4163 van de heer Jadot, vraag nr. 4322 van de heer Jadot en vraag nr. 4331 van de heer Jadot worden omgezet in schriftelijke vragen.
Ondertussen zitten wij weer zonder vragenstellers. Wij verwachten mevrouw Gerkens, mevrouw Van Den Ende en mevrouw Genot en zij zijn op weg naar onze commissie.
06 Question de Mme Zoé Genot à la ministre de l'Intérieur sur "les adresses de référence" (n° 4215)
06 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de referentieadressen" (nr. 4215)
06.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, il semblerait que le SPF Intérieur ait fait parvenir aux communes des instructions portant sur la tenue des registres de population. En cas de demande d'inscription en adresse de référence chez un particulier, il est demandé de faire preuve de la plus grande prudence, afin d'éviter toute utilisation abusive des adresses de référence.
Madame la ministre, quelles sont les instructions spécifiques en matière d'adresses de référence? Qu'entendez-vous par utilisation abusive de celles-ci? Quels types d'abus a-t-on déjà constatés?
06.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame Genot, dans la première partie, point 113, des instructions générales relatives à la tenue des registres de la population du 1er juillet 2010, l'attention est explicitement attirée sur la possibilité offerte aux sans-abri – c'est-à-dire aux personnes qui, par manque de ressources suffisantes, ne disposent pas d'une résidence – de s'inscrire en adresse de référence chez une personne physique.
Les conditions et les modalités de cette inscription sont les mêmes que pour l'inscription en adresse de référence auprès d'un CPAS. En vue d'éviter les éventuels abus, il est en effet demandé aux communes de se montrer vigilantes lorsqu'un personne demande son inscription en adresse de référence chez une personne physique et de contrôler son adresse de résidence principale. Il s'agit d'éviter d'inscrire une personne en adresse de référence chez un particulier, alors qu'elle a en réalité une résidence principale ailleurs.
Il arrive régulièrement que des individus disposant d'une résidence principale, mais qui doivent supporter un endettement élevé, déclarent être sans-abri. Ils essaient alors d'obtenir une adresse de référence afin de se soustraire à leurs créanciers ou aux huissiers de justice. Il convient de lutter contre de telles fraudes au domicile, car il ne faut pas perdre de vue que la possibilité d'inscription en adresse de référence est destinée à des catégories de personnes bien précises, qui n'ont pas ou plus de résidence principale, et ce afin que les instances officielles et organismes de sécurité sociale puissent les joindre.
06.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, je vous remercie.
Het incident is gesloten.
- Mme Zoé Genot à la ministre de l'Intérieur sur "le blocage du centre fermé 127bis et le blocage des journalistes par la police" (n° 4347)
- M. Theo Francken à la ministre de l'Intérieur sur "les actions entreprises contre le vol Frontex vers l'Afrique" (n° 4370)
- mevrouw Zoé Genot aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de blokkade aan het gesloten centrum 127bis en de tegenwerking die de journalisten ondervonden van de politie" (nr. 4347)
- de heer Theo Francken aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de acties tegen de Frontexvlucht naar Afrika" (nr. 4370)
07.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, à l'occasion de l'expulsion par vol Frontex de 60 personnes originaires de la République démocratique du Congo, des manifestants se sont enchaînés devant le centre fermé 127bis.
Au cours de cette action, les journalistes se sont vus interdire, par la police présente à cette occasion, d'approcher les manifestants enchaînés aux portes du centre fermé, mais aussi interdire d'approcher sur la route d'accès et même interdire d'essayer de filmer ou photographier depuis les champs voisins.
Madame la ministre, êtes-vous au courant de cette limitation aux mouvements des journalistes? Quelle autorité dirigeait-elle cette opération? Qu'est-ce qui a justifié cette limitation au droit de presse?
Par ailleurs, êtes-vous au courant des violences que les activistes ont subies lors de l'évacuation? Par exemple, certains étaient attachés et ont été tirés sur le côté par un 4x4 pour libérer la voie pour le bus qui venait chercher les expulsés. D'autres ont subi des pressions sur les tempes jusqu'à perte de connaissance pour pouvoir les déplacer. Il s'agit de pratiques musclées. En outre, d'autres qui étaient présents uniquement pour les soutenir et manifestaient tout simplement ont eux aussi été arrêtés administrativement; or ils exerçaient simplement leur droit à la liberté d'expression.
De voorzitter: De daaraan toegevoegde vraag van de heer Francken vervalt.
07.02 Annemie Turtelboom, ministre: Chère collègue, je rappelle que ce vol était organisé sous l'égide de l'Agence européenne Frontex.
Pour la Belgique, l'Office des Étrangers, ainsi que la police fédérale aéronautique de l'aéroport national étaient chargés de cette opération.
Tout comme pour d'autres opérations de ce type, la presse a été tenue à distance afin de respecter la vie privée des intéressés et d'éviter des problèmes de sécurité.
Dix-sept manifestants ont fait l'objet d'une arrestation administrative par la police parce qu'ils essayaient de bloquer le passage des bus qui transportaient les personnes devant être éloignées.
Lors des événements, certains manifestants se sont enchaînés et ont livré ainsi une résistance passive. Le lock-on team de la police fédérale est parvenu à les dégager avec un minimum d'usage de la force et aucun manifestant n'a été blessé.
Deux jeunes femmes s'étaient aussi enchaînées à des tubes métalliques enfoncés dans un fût rempli de béton placé au milieu de la rue. La police s'est vue obligée de dégager cet obstacle petit à petit, à l'aide d'un véhicule, pour permettre le passage des bus.
Ensuite, le lock-on team a dû démolir le béton pour dégager les jeunes femmes qui, pendant cette opération, ont été protégées au moyen de casques, de lunettes de sécurité et des couvertures.
Enkel in het geval van een gerechtelijke aanhouding wordt de betrokkene een misdrijf ten laste gelegd. Van elke politionele interventie waarbij dwang werd gebruikt of actievoerders administratief werden aangehouden, wordt bovendien een proces-verbaal van inlichtingen opgesteld ten behoeve van de gerechtelijke overheden.
Het NoBorder Network is geen groepering op zich. De gebruikers van het netwerk zijn voor het overgrote deel pacifisten. Enkelen echter misbruiken dit netwerk voor meer extremistische doeleinden.
Op de vraag of zulke acties in de toekomst kunnen worden vermeden kan ik enkel antwoorden dat de overheden in een democratische rechtstaat verantwoordelijk zijn voor de ordehandhaving, maar dat elke burger het recht heeft om zijn of haar mening te verkondigen of om geweldloos actie te voeren.
07.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): J'imagine que la partie de la réponse concernant la manière d'éviter ces actions dans le futur était destinée à M. Francken. Pour ma part, il ne s'agit pas d'éviter qu'il y ait des manifestations, c'est normal dans une démocratie.
Par contre, je voudrais revenir sur l'action menée contre les journalistes dont vous dites qu'elle était destinée à faire respecter la vie privée des personnes déportées et éviter des problèmes de sécurité. À l'heure où les journalistes ont voulu approcher les manifestants, les personnes qui attendaient leur éloignement étaient encore dans le centre fermé, leur vie privée n'était donc absolument pas en danger. De plus, les journalistes belges n'ont pas pour habitude de mettre qui que ce soit en danger. Il y a donc eu un raté dans l'opération policière. Je pense qu'il est important que cette évaluation soit faite et qu'on rappelle l'importance de la liberté de la presse.
Het incident is gesloten.
08 Question de Mme Zoé Genot à la ministre de l'Intérieur sur "la gestion des plaintes homophobes par la police" (n° 4403)
08 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de behandeling door de politie van klachten over homofobie" (nr. 4403)
08.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, vous me pardonnerez d'avoir introduit cette question, il y a seulement 24 heures. Dès lors, vous n'avez peut-être pas eu le temps de rassembler tous les éléments de réponse. Mais étant donné que des cellules spécialisées travaillent pour vous sur ces questions, je suppose qu'elles disposaient déjà de suffisamment d'informations. C'est la raison pour laquelle je me suis permise de la déposer.
À la suite d'agressions homophobes, relativement importantes tant dans les grandes villes que dans les villages, sous la forme d'agressions verbales, de brimades, etc., la majorité des victimes hésitent encore à porter plainte, de crainte d'être mal reçues, incomprises ou franchement dénigrées.
Différentes expériences sont menées par les polices locales telles que de désigner des personnes de contact comme à Anvers et Liège, mais ces expériences paraissent encore assez isolées et mal connues. D'autres hésitent à porter plainte après une agression, car ils se trouvaient sur des lieux de drague, comme des parcs ou des parkings.
Ainsi, le secrétaire d'État Bruno De Lille est occupé à lancer en Région bruxelloise une campagne pour encourager les personnes à porter plainte. C'était l'occasion d'examiner avec vous les données et les actions menées au niveau fédéral par rapport à la police. En effet, ce sont les Communautés et les Régions qui vont sensibiliser les personnes concernées.
Madame la ministre, de quelles données disposez-vous en matière d'agression des lesbiennes, des gays, des bis, des trans et des intersexes (LGBTI)? Depuis le lancement de l'enregistrement spécifique, disposez-vous de chiffres par Région? Disposez-vous de statistiques sexuées (femmes/hommes)? Les enregistrements sont-ils en hausse? Les plaintes des personnes transgenres et intersexes sont-elles aussi prises en compte dans ces données? Quelle est la politique développée en la matière? Quelles ont été les actions menées en 2010 par le service Egalité et Diversité de la police fédérale? Des documents de sensibilisation spécifiques existent-ils à destination des policiers? Qu'en est-il de la collaboration avec les acteurs de terrain?
Une circulaire 14/2006 du Collège des procureurs généraux vise à permettre un meilleur enregistrement des dossiers relatifs aux actes à caractère homophobe et se concrétise via une case dans le procès-verbal. Comment les policiers en sont-ils informés? Y a-t-il eu un suivi à la campagne d'affiche de 2007 à destination des policiers? Une évaluation? Des rappels ont-ils eu lieu? Quelles sont les formations dispensées sur ces réalités diverses, y compris les personnes transgenres et intersexes? Combien de personnes sont-elles visées par ces formations? Quels sont les conseils donnés en matière d'accueil des victimes (local tranquille, privé, etc.), car c'est aussi une des raisons pour lesquelles les personnes hésitent à porter plainte.
D'après une étude commandée par le Centre pour l'égalité des chances, la majorité des agressions ont lieu la nuit aux alentours des endroits de sortie LGBTI (bars, lieux de drague). L'attention est-elle accrue pour sécuriser ces alentours? Quels sont les résultats de l'enquête menée auprès des policiers sur leur vécu au travail, enquête menée par le réseau Diversité de la police intégrée en 2010?
08.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, conformément à la loi du 10 mai 2007 relative à la lutte contre certaines formes de discrimination, l'enregistrement de l'homophobie se fait sur base d'un code spécifique. Les données chiffrées à la banque BNG pour les années 2008 et 2009 ainsi que pour les trois premiers trimestres de 2010 sont les suivantes: 34 en 2008, 56 en 2009 et 43 jusqu'en septembre 2010.
Pour Bruxelles-Capitale, il y a en eu 6 en 2008, 18 en 2009 et 8 jusqu'en septembre 2010. Pour la Région flamande, il y en a eu 4 en 2008, 8 en 2009 et 10 en 2010. Pour la Région wallonne, il y en a eu 24 en 2008, 30 en 2009 et 25 en 2010.
Depuis 2003, la police fédérale a implémenté une politique active en matière de diversité et d'égalité des chances. Un des piliers de cette politique est le thème "lesbiennes, gays, bisexuels, transgenres et intersexuels" et plus précisément la lutte contre l'homophobie. Dans tous les domaines de la diversité, on accorde beaucoup d'importance à la sensibilisation et à la formation.
Issu du réseau Diversité de la police intégrée, un groupe de travail spécifique mène actuellement une réflexion autour de ces thématiques. Une première initiative est la diffusion en 2010, via internet, d'une enquête dans laquelle les collaborateurs furent interrogés au sujet de leurs expériences en la matière. Environ 400 réponses furent enregistrées. Cette enquête ne se veut pas scientifique et ne vise pas l'élaboration d'une statistique à ce sujet. De cette enquête, il ressort le besoin de mettre en place un réseau pour les membres du personnel LGBTI. Le groupe de travail se penche ainsi pour le moment sur la création d'une association LBGTI à l'instar de ce qui existe pour les policières. Les thèmes abordés par cette association auraient trait à la communication, l'écoute des autres, une offre d'appui, l'information et la formation, la stimulation de la diversité, la sensibilisation ainsi qu'à des avis et des expertises. Le personnel de la police intégrée a été informé des résultats de cette enquête via une info-nouvelle.
En matière de sensibilisation, un dvd intitulé "Le (la) policier(ère) idéal(e)" a été développé comme outil didactique à l'attention de toutes les entités de la police intégrée. Divers aspects de la diversité, parmi lesquels l'homophobie, y sont abordés. L'objet de ce dvd est d'inviter les gens au débat et à l'autoréflexion.
Trimestriellement, le service Égalité et Diversité de la police fédérale publie une newsletter électronique dans laquelle figurent des bonnes pratiques dont certaines ont trait au thème LGBTI.
Il n’est pas évident de mesurer les résultats de la campagne "Rien oublier, signaler l’homophobie". Toutefois, il faut savoir que dans le cadre de la formation continuée spécifique "Diversité identitaire et orientation sexuelle", l’accent est mis sur l’importance de compléter la case avec la mention "caractère homophobe" dans les procès-verbaux.
Cette formation est dispensée depuis 2007. Outre la connaissance de base relative à la thématique, elle vise à améliorer le fonctionnement interne des services de police, non seulement les services ouverts à la population mais aussi la rédaction des procès-verbaux, comme mentionné ci-avant.
Le transgenre et l’intersexualité sont également abordés lors de cette formation. En 2010, quatre sessions (deux néerlandophones et deux francophones) de deux jours ont été organisées et suivies par 53 participants. D’autres formations continuées en matière de diversité sont données au sein de la police intégrée, dans lesquelles le thème LGBTI est également abordé, mais de manière plus succincte. Trois cent soixante-huit personnes ont suivi une de ces formations en 2010.
Enfin, cette thématique est intégrée dans la formation de base donnée dans les écoles de police du pays. Toutes ces formations sont développées et dispensées en étroite collaboration avec le Centre pour l’égalité des chances et la lutte contre le racisme, avec lequel la police fédérale a signé une convention à durée indéterminée.
Les services de police confrontés à de telles plaintes doivent appliquer correctement les directives en la matière. L’accueil des victimes est une des sept fonctionnalités de base de la police locale. Les principes sont repris dans la circulaire GPI 58 du 4 mai 2007 concernant l’assistance policière aux victimes de la police intégrée structurée ou à deux niveaux. Le cas échant, les services spécialisés de la police fédérale offrent un appui.
08.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, je vous remercie pour cette réponse très complète au vu du délai très bref.
En 2002, j'avais interrogé M. Duquesne. Aucune formation en ce domaine n'avait été organisée à ce moment-là. Avec le développement de ce réseau interne à la police et les formations, une nette amélioration est désormais visible. L'enregistrement des statistiques prend de l'ampleur. Néanmoins, sur le terrain, des difficultés subsistent. C'est pourquoi il faut persévérer, afin que ces formations touchent tout le monde et que la qualité de l'accueil se généralise.
Quand une personne intersexe vient se plaindre d'une agression motivée par son statut, coche-t-on la case "homophobie" ou "machisme"?
08.04 Annemie Turtelboom, ministre: Je n'en suis pas sûre. C'est enregistré séparément, mais je ne puis vous dire dans quelle catégorie.
08.05 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): En tout cas, il importe que ces réalités émergentes, qui concernent des personnes fragiles et particulièrement visées par les agressions, soient véritablement prises en compte.
Het incident is gesloten.
- Mme Kattrin Jadin à la ministre de l'Intérieur sur "l'incendie dans les Hautes Fagnes" (n° 4266)
- Mme Linda Musin à la ministre de l'Intérieur sur "la gestion de l'incendie dans les Hautes Fagnes" (n° 4371)
- mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de brand in de Hoge Venen" (nr. 4266)
- mevrouw Linda Musin aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de aanpak van de brand in de Hoge Venen" (nr. 4371)
09.01 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, madame la ministre, étant une enfant des Fagnes puisque Eupen a la majorité de son territoire situé dans les Fagnes, cette question me tient fort à cœur.
Vous avez suivi comme nous tous l'incendie d'une ampleur assez extraordinaire qui a touché nos Fagnes et qui s'est achevé la semaine dernière. Cette catastrophe est dramatique. Je suis bien triste de la situation. Je tiens d'ailleurs à saluer l'ensemble des pompiers qui se sont battus et qui ont mis leur vie en danger pour venir à bout de cet incendie.
Madame la ministre, j'ai été très interpellée par l'interview de M. Marc Gilbert, président de la Fédération royale des corps de sapeurs pompiers de Belgique. Selon lui, nos pompiers dans les Fagnes seraient "limités au niveau du matériel", regrettant notamment l'absence de système héliporté. M. Gilbert précisait encore qu'ils ont dû faire appel à la police fédérale pour les aider à combattre les flammes. Toujours selon cette interview, "il est dommage que les pompiers ne disposent pas de tels moyens en Belgique (système héliporté) et qu'une réforme est donc nécessaire, notamment pour organiser la procédure de montée en puissance afin de ne pas dépeupler les casernes".
Il m'a également été fait part d'une convention européenne qui a vu le jour suite aux incendies importants qui s'étaient produits voilà quelques années en Grèce.
Une telle convention a-t-elle bien été signée par la Belgique concernant les systèmes de prise d'eau par hélicoptère ou avion, à partir de la mer ou d'autres points d'eau, comme des lacs, afin de déverser des quantités plus importantes d'eau qu'avec les moyens actuels tels qu'utilisés dans les Fagnes?
Comment réagissez-vous aux propos de M. Gilbert?
Quels moyens comptez-vous mettre en œuvre pour répondre mieux encore à de pareils problèmes, en espérant qu'ils ne se reproduisent que dans un avenir très lointain dans les Fagnes?
Quel serait le coût pour doter les pompiers d'un système héliporté plus adapté aux interventions qu'ils sont amenés à effectuer dans les Fagnes?
09.02 Linda Musin (PS): Madame la ministre, ma question porte également sur ce violent incendie qui s'est produit dans les Fagnes. Nous savons que des moyens considérables ont dû être déployés. Plus de 300 hommes, venus de quinze services d'incendie belges, mais aussi allemands, ont été dépêchés pour lutter contre les flammes. Plus de septante véhicules lourds - des autopompes, des citernes, des chenilles, mais aussi deux hélicoptères de la police fédérale - ont été utilisés pour venir à bout de cet incendie. La protection civile a également été mobilisée. Comme ma collègue, je pense que nous pouvons saluer le travail remarquable des services de secours en réaction à cette catastrophe.
En ce qui concerne la gestion de cet incendie par les différents services de secours, le plan catastrophe provincial a-t-il été mis en place? Quel est votre sentiment sur la gestion de la catastrophe par les autorités compétentes et, notamment, par le gouverneur de la province de Liège? Ensuite, la coordination entre, d'une part, les différents services belges - pompiers, police, protection civile, DNF - et, d'autre part, entre les services belges et les services allemands s'est-elle déroulée correctement?
De plus, j'ai lu certaines critiques dans la presse quant aux moyens limités dont disposent les pompiers pour combattre ce type de catastrophe. On a ainsi expliqué que nos services d'incendie ne disposaient pas d'engins aériens leur permettant d'accéder à certaines zones qui restent inatteignables pour les autopompes. À ce propos, j'aurais aimé connaître votre réaction. Pensez-vous que nos services de sécurité civile devraient se doter de tels appareils afin de faire face à des incendies de grande envergure qui rendent difficile une intervention terrestre? La question a-t-elle déjà été étudiée? Je vous remercie de vos réponses.
09.03 Annemie Turtelboom, ministre: Chère collègue, l'incendie qui s'est déclenché dans les Fagnes, fin avril dernier, est, de par son ampleur, extraordinaire. Ceci a eu pour conséquence le déclenchement de la phase provinciale du plan catastrophe le 25 avril 2011 à 17 h 15.
Je souhaite tout d'abord féliciter les pompiers qui n'ont pas ménagé leurs efforts pour lutter contre cet incendie ainsi que les autres services qui les ont soutenus dans cette tâche difficile, notamment la protection civile et la police.
Ensuite, je précise que les pompiers belges disposent effectivement d'un système héliporté permettant de décharger de l'eau par les airs, afin de combattre un incendie. S'il est vrai qu'un tel système n'appartient pas directement aux services d'incendie, il peut être mis à leur disposition, soit en faisant appel au service d'appui aérien de la police fédérale, soit en faisant appel aux services de police allemands ou à l'armée allemande.
En effet, il existe un protocole d'accord conclu entre la Région wallonne et ces deux services allemands. Une troisième possibilité existe: si nos services d'incendie ont besoin d'un renfort, ils peuvent faire appel à des moyens héliportés au niveau européen. À ce jour, cette hypothèse ne s'est pas encore présentée.
Dans le cas précis de l'incendie dans les Fagnes du mois d'avril, je peux vous indiquer que les hélicoptères déchargeant de l'eau provenaient du service d'appui aérien de la police fédérale belge et du service de police allemande. Le débriefing de la gestion de cet incendie doit encore se faire, mais selon mes informations, la collaboration entre les différents services impliqués a très bien fonctionné.
Le système de coopération mis en place est parfaitement fonctionnel. Il m'apparaît donc difficilement justifiable de doter les services d'incendie d'un moyen dont les coûts s'élèvent plus ou moins à 8 millions d'euros d'investissements et un million d'euros par an de frais de fonctionnement.
09.04 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, madame la ministre, merci pour ces informations, mais je ne faisais que relayer les soucis émis par le commandant en question. Je peux parfaitement comprendre que, si le protocole de coopération a bien fonctionné concernant le déploiement d'hélicoptères pour procéder à l'extinction du feu, il n'est pas envisageable d'en doter nos services d'incendie.
Ce qui m'étonne, par contre, c'est que, dans ce cas précis, il n'a pas été fait appel à ces moyens héliportés dans le cas d'un incendie de l'ampleur que nous avons observée. À présent, je sais que nous pouvons en disposer, car ils font partie d'un programme européen. L'incendie dans nos Fagnes aurait été une excellente occasion d'en profiter. La région regorge de lacs et la mer n'est pas très loin: sans doute y avait-il là une opportunité que nous n'avons pas saisie.
09.05 Linda Musin (PS): Monsieur le président, madame la ministre, merci pour votre réponse. Elle peut nous rassurer sur l'efficacité de ce qui a été mis en avant et sur le fait d'avoir pu obtenir ce matériel.
En effet, à entendre le coût de l'investissement, il y a matière à réflexion. Cependant, il reste vrai que, vu les critiques formulées, il était important et utile d'obtenir des éclaircissements sur l'action menée. Sans doute y a-t-il matière à aller encore plus avant au niveau européen.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Koenraad Degroote aan de minister van Binnenlandse Zaken over "rondzendbrief CP3 betreffende organisatiebeheersing in de geïntegreerde politie" (nr. 4286)
10 Question de M. Koenraad Degroote à la ministre de l'Intérieur sur "la circulaire CP3 relative au système du contrôle interne dans la police intégrée" (n° 4286)
10.01 Koenraad Degroote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb een vraag over de nieuwe rondzendbrief CP3 over de organisatiebeheersing bij de geïntegreerde politie, een enigszins technische materie.
Zopas werd rondzendbrief CP3 gepubliceerd. De befaamde rondzendbrief POL 48 krijgt daarmee de sinds lang aangekondigde opvolger. De bedoeling van de rondzendbrief is het concept van organisatiebeheersing ingang te doen vinden in de politiewerking. De rondzendbrief wil daartoe een algemeen kader aanbieden. Toch zullen de politiediensten ook nood hebben aan methodologische ondersteuning en expertise die nog niet in elke politiezone voldoende aanwezig is.
Mevrouw de minister, wordt voorzien in een tijdspad voor de implementatie van de principes van de organisatiebeheersing in de politiediensten? Op welke externe methodologische ondersteuning zullen de politiezones kunnen rekenen bij de introductie van het concept van organisatiebeheersing? Welke rol is hierbij weggelegd voor de directie voor bedrijfsvoering en excellente politiezorg van de federale politie? Welke andere diensten kunnen deze ondersteuning nog garanderen?
Dan heb ik nog twee vragen over de auditfunctie die moet worden gezien als een onafhankelijke en objectieve evaluatie van het systeem van de organisatiebeheersing en die tot het identificeren van verbeterpunten moet leiden. Zowel het Comité P, de Algemene Inspectie als sommige interne auditdiensten kunnen daarin voorzien.
Hoe wordt bepaald welke audits door de verschillende auditdiensten prioritair moeten worden uitgevoerd? Hoe gebeurt de afstemming tussen de auditdiensten?
10.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, het hart van het concept van organisatiebeheersing ligt in de responsabilisering en het afleggen van verantwoording van elke medewerker, elke lijnverantwoordelijke en elke eindverantwoordelijke.
Eenieder dient zijn of haar verantwoordelijkheid op te nemen om mogelijke risico’s of disfuncties te signaleren en vervolgens aan te pakken of te doen aanpakken. Hiermee wijken wij af van het oude top-downprincipe waarbij het enkel aan de korpschef toekwam mogelijke disfuncties aan te pakken. Om die reden worden in de rondzendbrief geen strikte maatregelen opgelegd die gelden voor iedereen, maar wordt elke korpschef, evenals de commissaris-generaal en de directeurs-generaal van de federale politie, de mogelijkheid geboden om zelf de beste manier te bepalen om er in hun korps aan te beginnen. Bovendien dient ook rekening te worden gehouden met datgene wat al werd opgebouwd of uitgewerkt onder de noemer van organisatiebeheersing.
Om beide redenen is er niet voorzien in een tijdpad an sich. Om toch te vermijden dat de politiediensten de principes niet zouden implementeren, werd in de rondzendbrief wel opgenomen dat de initiatieven qua implementatie van organisatiebeheersing in het volgende veiligheidsplan dienen opgenomen te worden. Elke politiedienst kiest hoe er aan te beginnen en over welke organisatorische processen men zich prioritair moet buigen.
Wij bekijken momenteel op welke wijze dit thema kan worden opgenomen in de volgende nationale veiligheidsplannen, die trouwens dit jaar moeten worden voorbereid. Ook de externe methodologische ondersteuning is de autonome keuze van een korps als dusdanig. Diverse overheidsdiensten zijn vandaag al begonnen met de implementatie van de principes van organisatiebeheersing. Ik denk daarbij onder meer aan de FOD Financiën en aan het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, dat een volledige leidraad heeft voor organisatiebeheersing. Uiteraard kan de directie voor Bedrijfsvoering en Excellente Politiezorg binnen de federale politie ook hier ondersteuning leveren.
Die directie draagt bij aan het proces van het continu verbeteren van de bedrijfsvoering van alle diensten van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, en het streven naar een excellente politiezorg, meer bepaald op het vlak van optimale bedrijfsvoering, gemeenschapsgerichte politiezorg, informatiegestuurde politiezorg en bestuursprocessen van de lokale politie, met inbegrip van het financiële beheer. De politiedienst kiest uiteraard de ondersteuning die hij het beste acht, gegeven de omstandigheden, de omgeving en de achtergrond van het korps.
In CP3 gaat het over de interne audit, een functie die momenteel in weinig korpsen echt ingevuld is zoals het oorspronkelijk was bedoeld. Het Comité P en de AIG hebben in het verleden het standpunt verdedigd dat de eerste rondzendbrief CP3 er moest komen vooraleer zij onderling hun opdrachten op elkaar zouden afstemmen. Mijns inziens is nu aan die basisvoorwaarde voldaan en kunnen zij nu verder overleggen en werkafspraken maken.
10.03 Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat wij daarmee inhoudelijk wel een goede zaak doen.
Wat het tijdspad betreft, maak ik nog enig voorbehoud, maar ik noteer dat wij tegen het volgend veiligheidsplan zullen controleren of er daadwerkelijk vooruitgang is geboekt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Koenraad Degroote aan de minister van Binnenlandse Zaken over "informatie uit bevolkingsregisters in het licht van de privacywetgeving" (nr. 4303)
11 Question de M. Koenraad Degroote à la ministre de l'Intérieur sur "les informations provenant des registres de la population dans le cadre de la législation sur la protection de la vie privée" (n° 4303)
11.01 Koenraad Degroote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, deze vraag is veeleer praktisch gericht en is niet onbelangrijk voor de gemeentebesturen die diverse activiteiten organiseren, zoals huwelijksjubilea, het vieren van eeuwelingen enzovoort.
Deze materie is reeds aan bod gekomen in het Vlaams Parlement, waar echter werd meegedeeld dat ook de federale overheid erbij diende te worden betrokken aangezien de wetgeving op het houden van bevolkingsregisters om het hoekje komt kijken.
Zowat alle lokale besturen organiseren ontvangsten van huwelijksjubilarissen ten gemeentehuize. Er wordt ook aandacht besteed aan eeuwelingen. Daarbij worden veelal koninklijke en provinciale gelukswensen overhandigd, dit na tussenkomst van de gemeente. In hun infokanalen publiceren de gemeenten dan meestal ook de namen en in bepaalde gemeenten zelfs foto's van jubilarissen, net als lijsten van huwelijken, overlijdens, jubilarissen en geboortes, maar uiteraard niet de adressen.
Omtrent deze van oudsher gangbare praktijken ontstaat nu discussie omdat een en ander zou indruisen tegen de privacywetgeving en het houden van de bevolkingsregisters. Veel hangt af van wat de gemeenten al dan niet mogen doen volgens de interpretatie die men geeft aan het begrip interne doeleinden. Het zou te betreuren zijn dat door dergelijke interpretatie diverse aangename en zinvolle gebruiken bedreigd zouden worden.
Ik verneem dat daaromtrent een vergadering zou hebben plaatsgevonden op 10 maart 2011 met afgevaardigden van de FOD Binnenlandse Zaken, het Agentschap Binnenlands Bestuur en de VVSG. Voor de gemeentebesturen is het van groot belang dat hieromtrent een duidelijk standpunt kan worden gegeven.
Heeft die vergadering van 10 maart met die diverse organisaties iets concreets opgeleverd?
Mogen gemeentebesturen verder zoals voorheen de namen van de huwelijksjubilarissen en honderdjarigen publiceren en hen uitnodigen ten gemeentehuize?
Mogen de namen, zoals tot nu toe het geval was, verder kenbaar gemaakt worden aan de diensten van het Paleis en de provincie met het oog op het toesturen van een attentie, meestal is dat een telegram, in sommige gevallen een medaille?
Mogen de gemeentebesturen in hun gebruikelijke infokanalen een lijst publiceren met alleen de namen, dus niet de adressen, van overlijdens, huwelijken en geboortes in hun gemeente?
11.02 Minister Annemie Turtelboom: In de werkgroep Burgerzaken van de VVSG werd deze problematiek op 10 maart 2011 besproken. Er werd beslist dat de administratie van de Vlaamse minister van Bestuurszaken in overleg met mijn administratie en met de voorzitter van de commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer een omzendbrief zou opstellen met richtlijnen die de gemeentebesturen in acht dienen te nemen bij de raadpleging en het gebruik van de bevolkingsregisters voor initiatieven zoals onder meer de uitnodiging van huwelijksjubilarissen, de kennismaking van nieuwe inwoners met de gemeentelijke dienstverlening en dergelijke meer. Een ontwerp van omzendbrief hierover ligt momenteel voor advies voor bij de commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer.
Overeenkomstig artikel 5 van het KB van 16 juli 1992 betreffende het verkrijgen van informatie uit de bevolkingsregisters en uit het vreemdelingenregister kunnen de gemeentelijke diensten en de diensten afhankelijk van het OCMW de bevolkingsregisters enkel raadplegen voor interne doeleinden. Rekening houdend met de missie van de lokale besturen dient aan het begrip interne doeleinden geen al te beperkende interpretatie te worden gegeven. Aldus kunnen gemeentebesturen de bevolkingsregisters raadplegen met het oog op het uitnodigen van jubilarissen, honderdjarigen en andere doelgroepen, mits deze mogelijkheid is geregeld in een gemeenteraads- of een collegebeslissing. Tevens moet blijken dat het initiatief afkomstig is van de gemeente en dus geen privé-initiatief betreft van een politieke mandataris. In voorkomend geval kunnen de namen van de genodigde burgers worden gepubliceerd in een gemeentelijk infoblad, dit voor zover de betrokkenen zich daar niet tegen hebben verzet. Het kenbaar maken van jubilarissen en eeuwelingen aan de diensten van het koninklijk paleis en de provincies is toegelaten voor zover dit eveneens kadert binnen voormelde gemeenteraads- of collegebeslissing. Het publiceren via de gemeentelijke informatiekanalen van de namen van overleden burgers, huwelijken en geboortes kan als er geen verzet is van de betrokkenen of hun naaste verwanten.
11.03 Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, uw antwoord is tamelijk duidelijk. Wij zullen nog een beetje wachten op de omzendbrief. Ik denk dat wij op de goede weg zijn.
Het incident is gesloten.
12 Question de Mme Muriel Gerkens à la ministre de l'Intérieur sur "un incident d'irradiation lors d'un traitement radiothérapeutique survenu dans un hôpital du pays" (n° 3926)
12 Vraag van mevrouw Muriel Gerkens aan de minister van Binnenlandse Zaken over "een bestralingsincident tijdens de radiotherapie in een Belgisch ziekenhuis" (nr. 3926)
12.01 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je remercie mon collègue de me laisser passer; en effet, j'ai la présidence de la commission des Finances et plusieurs ministres doivent s'y succéder.
Madame la ministre, je tenais vraiment à vous poser cette question parce que, depuis les années 2000, je fais partie du groupe des parlementaires qui a suivi tous les travaux de restructuration de l’Agence fédérale de contrôle nucléaire (AFCN). Il était clair, il y a quelques années, qu’il y avait un déficit certain dans l’identification et le répertoire de toutes les installations où l’on exécutait des radiothérapies, notamment, et où l’on exposait des personnes aux radiations.
J’ai lu que, le 29 mars dernier, l’Agence avait été informée par un hôpital qu’une patiente avait reçu le double de la dose prescrite, à chaque fraction d’un traitement radiothérapeutique qui avait recours à des électrons à haute énergie, et que cette erreur de dosage avait entraîné des réactions cutanées. Cela a été décelé et la patiente a été informée. Par rapport à cela, je pense que les choses se sont bien passées. Néanmoins, il apparaît que le problème résulte d’une non-validation par le médecin, ou par le contrôle du physicien, de la manière dont les doses étaient calculées et contrôlées dans leur émission.
Madame la ministre, j’aurais donc voulu savoir comment devait se dérouler la procédure qui n’a, apparemment, pas été respectée, si cette information est correcte évidemment. J’aurais voulu savoir également comment l’Agence fédérale de contrôle nucléaire a évalué, après cet incident, la qualité des contrôles réalisés par l’organisme de contrôle chargé de vérifier les installations et leur utilisation dans cet hôpital. Quelle suite comptez-vous y donner? Pourriez-vous me donner un état des lieux des contrôles et des consignes nécessaires pour éviter ce type d’erreurs, ainsi que leur respect par les prestataires de soins et de services radiologiques et oncologiques de nos hôpitaux, puisque l’on sait que c’est là que, parfois, le bât blesse encore?
12.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, chère collègue, pour chaque traitement radiothérapeutique, une procédure écrite est rédigée sous la responsabilité du praticien. Elle décrit les étapes du processus de soins du patient et prévoit des mesures pour réduire le plus possible les risques d'erreurs humaines, et donc la survenance des incidents et des accidents, allant de mesures de sécurité générales comme l'identification correcte du patient, à des mesures plus spécifiques comme le ciblage du faisceau, la délimitation de la zone à irradier, la dose à délivrer, etc.
Pour le traitement radiothérapeutique en question, cette procédure écrite était rédigée et disponible. Toutefois, comme cette procédure n'a pas été respectée, le surdosage du patient a été rendu possible. Une copie de la procédure en question a été envoyée à l'AFCN, tout comme le rapport d'incident détaillé comprenant les analyses et les conclusions du service de radiothérapie concerné ainsi que les mesures correctrices apportées pour éviter une répétition de l'incident.
Malgré ce rapport détaillé, les raisons pour lesquelles la procédure n'a pas été respectée restent jusqu'à présent peu claires et doivent être examinées sur place par l'AFCN avec toutes les personnes concernées, comme le médecin traitant, le radiophysicien médical, l'équipe d'infirmiers et le coordinateur de qualité. Une visite de l'AFCN sur le site est planifiée dans les prochains jours.
Je rappelle que c'est à l'exploitant de veiller, pour les installations radiologiques de son établissement, à ce que soient mis en oeuvre des programmes appropriés d'assurance de qualité comprenant des mesures de contrôle de qualité, des évaluations des doses administrées au patient, l'élaboration de mesures pour réduire la probabilité et l'amplitude des doses accidentelles ou non intentionnelles reçues par le patient ainsi que la vérification de la mise en œuvre de ces mesures.
L'exploitant doit s'assurer de la collaboration active d'un expert en radiophysique médicale pour la mise au point et la réalisation de ces tâches. En effet, c'est l'expert en radiophysique médicale qui est agréé par l'AFCN pour l'organisation et la mise en œuvre des mesures nécessaires pour assurer la radioprotection des patients.
L'AFCN analysera l'incident en profondeur en étroite collaboration avec le centre de radiothérapie concerné et assurera la diffusion des retours d'expérience vers les autres centres radiothérapeutiques afin d'éviter la répétition d'événements semblables. Ce retour d'expérience comprend au moins la description de l'incident survenu ainsi que les différentes mesures correctrices prises suite à l'incident et les recommandations éventuelles qui en résultent.
En outre, l'AFCN organise des tables rondes regroupant l'intégralité du secteur de la radiothérapie pour discuter des possibilités d'améliorer la gestion de la qualité en insistant sur la prévention des incidents et des accidents.
Ces tables rondes ont conduit à la création de deux groupes de travail multidisciplinaires. Un groupe de travail s'est penché sur les modalités et les critères de la déclaration à l'Agence des événements significatifs dans le domaine de la radioprotection en radiothérapie. Le second groupe de travail a élaboré des mesures d'amélioration de la qualité.
Les discussions au sein du premier groupe de travail ont permis la mise en place d'un système de notification qui se trouve désormais sur le site web de l'Agence. Le système de déclaration n'a pas pour but la sanction de personnes mais doit être vu dans une optique de prévention et de retour d'expérience.
Le second groupe de travail a lancé une série d'actions visant à promouvoir la qualité comme l'instauration d'un système interne d'enregistrement et d'analyse de toutes sortes d'incidents mineurs pour tous les services de radiothérapie. L'objectif consiste à améliorer la culture de sûreté au sein de tous les services de radiothérapie. Cette mesure sera financée par le SPF Santé publique.
Un deuxième point d'action de l'AFCN a consisté en la mise sur pied d'un programme d'audit triennal des appareils d'irradiation externe de tous les centres de radiothérapie. L'AFCN s'est engagée à financer la première campagne d'audit 2009-2011, après la publication d'un cahier des charges en octobre 2008.
La mission a été attribuée au projet BELdART (Belgian dosimetry audit in radiotherapy) qui est une coopération entre le Nucleair Technologisch Centrum de la haute école XIOS du Limbourg, le Collège des médecins en radiothérapie, ainsi que la Société belge des physiciens d'hôpital. Le projet BELdART a débuté officiellement le 1er février 2009. Fin 2011, tous les appareils auront été contrôlés au niveau mécanique et dosimétrique.
Un autre volet concerne le système de gestion de la qualité qui doit être appliqué dans tous les services de radiothérapie. Les entretiens avec le SPF Santé publique ont permis la création d'une plate-forme consacrée à la radioprotection, qui regroupe notamment l'AFCN, le SPF Santé publique et le Collège des médecins.
Enfin, l'AFCN, le SPF Santé publique et le Collège ont conclu un accord sur un système concret qui prévoit que cinq services de radiothérapie emploieront chaque année un fonctionnaire Qualité rémunéré par la Santé publique. En tout, vingt-cinq services seront concernés par cette mesure au cours des cinq prochaines années.
La mission des fonctionnaires Qualité consistera à mettre en place un système de gestion de qualité.
Ce système s'apparente à un certificat ISO, mais sa forme sera plus souple, et il sera adapté aux services médicaux ou radiothérapeutiques concernés. Lorsqu'il aura été mis en œuvre, le Collège des médecins en radiothérapie sera invité à organiser un audit clinique. Si celui-ci se révèle positif, un label de qualité sera décerné par le Collège et l'AFCN. Sa durée de validité sera de cinq ans et pourra être renouvelée.
Monsieur le président, veuillez m'excuser pour la longueur de ma réponse. Mais je sais que Mme Gerkens aime obtenir une information exhaustive.
12.03 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, je vous remercie pour cette réponse très complète, qui montre la nécessité d'une collaboration entre les prestataires de soins, les physiciens présents dans les hôpitaux et l'Agence fédérale, mais aussi les acteurs extérieurs.
À aucun moment, vous n'avez parlé d'un organisme de contrôle. Or ce maillon effectue les contrôles de supervision dans les lieux où se trouve du matériel nucléaire, lorsque l'Agence ne s'en charge pas. Ce n'est rien, car j'irai consulter, sur le site, les résultats des travaux qui ont été produits.
Dans un mois, je reposerai peut-être la question sur cet incident qui n'a toujours pas trouvé d'explication claire. Chaque fois qu'un tel événement se produit, il importe d'en être informé afin qu'il ne se reproduise pas ailleurs. C'est évidemment mon objectif premier.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Vraag nr. 4302 van de heer Jambon wordt uitgesteld.
- M. Éric Thiébaut à la ministre de l'Intérieur sur "l'éventuelle menace terroriste pour notre pays suite à la mort du dirigeant d'Al-Qaïda, Oussama Ben Laden" (n° 4394)
- Mme Ingeborg De Meulemeester à la ministre de l'Intérieur sur "la sécurité des ambassades en Belgique à la suite de la mort de Oussama Ben Laden" (n° 4402)
- M. Jan Van Esbroeck à la ministre de l'Intérieur sur "la menace terroriste accrue" (n° 4411)
- de heer Éric Thiébaut aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de mogelijke terreurdreiging in ons land naar aanleiding van de dood van Al Qaidaleider Osama bin Laden" (nr. 4394)
- mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de veiligheid van ambassades in België na de dood van Osama Bin Laden " (nr. 4402)
- de heer Jan Van Esbroeck aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de verhoogde terroristische dreiging" (nr. 4411)
Vraag nr. 4402 van mevrouw De Meulemeester zal morgen in de plenaire vergadering worden gesteld. De heer Thiébaut is verontschuldigd.
De heer Van Esbroeck is zo galant geweest om mevrouw Gerkens te laten voorgaan.
13.01 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mijnheer de voorzitter, dat was heel graag gedaan.
Mevrouw de minister, ik weet dat er morgen meerdere vragen zullen zijn naar aanleiding van dit onderwerp. Ik had echter een meer specifieke vraag die ik graag aan u zelf had gesteld. Mijn vraag kwam er naar aanleiding van de dood van de leider van Al Qaida, Osama bin Laden, en de daaropvolgende reacties en oproepen tot wraak en geweld. Op deze manier krijg ik het gevoel dat er wereldwijd een verhoogde dreiging is voor terroristische aanslagen. Als men dat op internet volgt, kan men het eigenlijk zo aanvoelen. Ik heb begrepen dat voor ons land het terreuralarm voorlopig op niveau 2 behouden blijft, met uitzondering van de Amerikaanse ambassade en haar instellingen waarvoor het niveau op 3 is gebracht.
Mevrouw de minister, ik heb u al een aantal keren bevraagd over de komst van vertegenwoordigers of sprekers van extremistische moslimorganisaties in ons land en het risico dat dit met zich zou kunnen meebrengen. Daarom heb ik een aantal specifieke vragen voor u.
Besteden de veiligheids- en inlichtingendiensten extra aandacht aan de opvolging van extremistische organisaties in ons land met het oog op eventuele oproepen tot geweld? Is er dus een extra waakzaamheid als ook het dreigingsniveau naar boven gaat? Leidt het verhogen van dit dreigingsniveau ook tot het verstrengen van de toegangsprocedures voor gekende extremistische predikers tot ons land?
13.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Esbroeck, voor ons land blijft het dreigingsniveau inderdaad op 2, op een schaal van 1 tot 4. Er zijn geen redenen om dat dreigingsniveau op dit ogenblik aan te passen. Zoals u zegt is het voor de Amerikaanse ambassade – en dat hebben wij gisteren uitgebreid tot alle Amerikaanse belangen in ons land – verhoogd naar niveau 3. De Amerikaanse ambassade zat al aan niveau 3, en nu zijn de Amerikaanse belangen naar 3 gebracht.
Voor de stations, de Europese instellingen en de NAVO is er een verhoogde waakzaamheid maar geen verhoging van het dreigingsniveau. U moet ook weten dat wij het dreigingsniveau pas kunnen verhogen als wij de politiediensten ook kunnen zeggen waarop zij moeten letten en waarop dat is gebaseerd.
Als u mij de vraagt stelt over de gekende extremistische predikers, dan wordt er ook gewerkt op basis van inlichtingen aangaande de personen in kwestie die de inlichtingendiensten en het OCAD verzamelen en die aan de Dienst Vreemdelingenzaken gesignaleerd worden.
De beslissingen ter zake worden op het hoogste niveau genomen, overlegd en in overweging genomen, dat is dan op het niveau van het Interministerieel Comité voor Inlichtingen en Veiligheid, dat plaatsvindt onder voorzitterschap van de eerste minister.
Ik moet u wel zeggen dat wij dagelijks, permanent de verschillende in ons land aanwezige extremistische bewegingen opvolgen. Vrijdag zal bijvoorbeeld tijdens het vrijdaggebed in de moskeeën extra worden opgelet. Op dit ogenblik worden er echter geen extremistische daden verwacht. Let op, dit wordt permanent geëvalueerd, dus de informatie die ik u nu geef, geldt nu.
13.03 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, voor mij is het inderdaad vooral belangrijk om te weten dat het extra in de gaten wordt gehouden mocht de dreiging verhogen. Daarop wil ik de aandacht blijven vestigen. Het gaat niet alleen over de realiteit van aanslagen of mogelijke aanslagen, en het feit dat alle aandacht daarop gefocust wordt, maar wij moeten ook aandacht blijven hebben voor preventie. U stelt mij dus gerust.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.02 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16.02 heures.