Commission des Finances et du Budget

Commissie voor de Financiën en de Begroting

 

du

 

Mercredi 4 mai 2011

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Woensdag 4 mei 2011

 

Voormiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 10.36 heures et présidée par Mme Muriel Gerkens.

De vergadering wordt geopend om 10.36 uur en voorgezeten door mevrouw Muriel Gerkens.

 

01 Vraag van mevrouw Veerle Wouters aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het gebruik van kredieten van de FOD Werkgelegenheid voor de verhoging van de kabinetskredieten van de minister van Werk" (nr. 3568)

01 Question de Mme Veerle Wouters au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'utilisation de crédits du SPF Emploi pour augmenter les crédits de fonctionnement du cabinet de la ministre de l'Emploi" (n° 3568)

 

01.01  Veerle Wouters (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, de regels in verband met de herverdelingen van basisallocaties worden bepaald in artikel 52 van de wet van 22 mei 2003 houdende de organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat.

 

Ze worden eveneens bepaald in artikel 1.01.5 van de begrotingswet voor het jaar 2010. Laatstgenoemd artikel werd grotendeels in de financiewet hernomen.

 

Alle aanvragen voor herverdelingen worden u, in uw hoedanigheid van staatssecretaris voor Begroting, voor akkoord voorgelegd. Het is dus uw verantwoordelijkheid om na te gaan of deze aanvragen in overeenstemming zijn met de reglementering in voornoemde wetten.

 

Op 1 januari 2011 hebt u de herverdeling van de basisallocaties nr. 2010/34 binnen de sectie 23 – FOD Werkgelegenheid – ontvangen. Enerzijds blijkt uit het advies van het Rekenhof dat u uw akkoord hebt gegeven voor de herverdeling ten bedrage van 270 000 euro van de middelen voor toelagen aan privéorganisaties in het kader van diversiteit, interculturaliteit en gelijkheid van kansen. Anderzijds hebt u ook uw akkoord gegeven voor de herverdeling voor een bedrag van 138 000 euro van de middelen bestemd voor gedetacheerd personeel. Deze gelden worden nu aangewend als werkingsmiddelen voor de wedde van de minister van Werk, die een stijging van 3 000 euro zou kennen, voor de middelen bestemd voor de wedden van de kabinetsleden, die met 305 000 euro stijgen, en voor de middelen bestemd voor de bezoldiging van experts, die een stijging van 100 000 euro kent.

 

Uit het voorgaande kunnen wij objectief afleiden dat de minister van Werk zich de middelen van de FOD Werkgelegenheid heeft toegeëigend, om haar eigen werkingsmiddelen te verhogen, hoewel dit volgens mij niet is toegestaan door de begrotingswetgeving.

 

Op welke grond hebt u zich gebaseerd om deze herverdeling van middelen toch toe te staan?

 

01.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Wouters, vooraleer deze vraag te beantwoorden, wens ik mij te verontschuldigen voor het vrij technisch en lang antwoord dat erop zal volgen.

 

De herverdeling van de basisallocatie nr. 2010/34 in kwestie werd overeenkomstig artikel 14, § 2, van het KB van 16 november 1994 voorgelegd aan de administratie en de budgetcontrole, en verkreeg op 14 december 2010 een gunstig advies van de bij de FOD Werk geaccrediteerde Inspectie van Financiën. Het Rekenhof stelt vast dat alleen een vermindering met een bedrag van 138 000 euro van basisallocatie 23.01.01.12.21.48, in het kader van voornoemde herverdeling, conform is aan artikel 52, eerste lid, 1, § 1, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en de comptabiliteit van de Staat.

 

Het Rekenhof heeft echter besloten dat het voorstel tot vermindering van de basisallocatie 23.40.20.33.00.11, met een bedrag van 270 000 euro, niet in conformiteit is met artikel 52, eerste lid, 1, § 1, van de wet van mei 2003 en de wet van 1 januari 2005, en de §§ 2 tot 5 van de wet van 23 december 2009.

 

De herverdeling van de basisallocatie 2010/34 had als doel tot een oplossing voor de volgende problemen te komen. De Centrale Dienst der Vaste Uitgaven, CDVU, die onder de bevoegdheid van het departement van Financiën valt en die salarissen van de ambtenaren en de kabinetsleden stort, bleef gedurende meerdere maanden medewerkers, wiens arbeidsovereenkomst beëindigd was, uitbetalen. Vervolgens zijn er bij de administratie fouten gebeurd betreffende de berekening van de salarissen voor bepaalde medewerkers van de vice-eersteminister en minister van Werk, alsook van de vice-eersteminister en minister van Werk zelf, waarbij het bedrag van het vakantiegeld en de eindejaarspremies niet correct in rekenschap werden genomen.

 

Tot slot wordt de beleidscel van de vice-eersteminister en minister van Werk momenteel nog steeds geconfronteerd met een nog steeds onopgelost recurrent probleem, met name de bezoldiging van vier medewerkers en van twee voorgangers.

 

Indien u meer uitleg wenst op het vlak van de opportuniteit verwijs ik u naar de commissie werkgelegenheid en arbeid die een gelijkaardige kwestie onderzoekt en waarop reeds een antwoord is gekomen.

 

In verband met de verantwoording van de keuze van de budgettaire oplossing voor herverdeling der basisallocaties in verhouding tot die voor de begrotingsaanpassing, geef ik u de volgende argumenten.

 

Wat betreft het specialiteitsbeginsel en zijn afwijkingen. Het budgettair specialiteitsbeginsel – artikelen 48 en 51 van de wet van 2003 – houdt in dat begrotingskredieten niet globaal ter beschikking worden gesteld van de regering, maar dat zij op een gedetailleerde manier worden toegekend naargelang het doel van de uitgaven, dus begroting per programma. De definitie in artikel 51 heeft als doel een betere verdeling van de uitgaven mogelijk te maken zodra zij identificeerbaar en noodzakelijk zijn voor de in activiteitsprogramma’s vastgestelde doelstellingen, met als logisch gevolg dat de bestaansmiddelenprogramma’s maximaal beperkt worden. Het Rekenhof heeft in zijn opmerkingen steeds voorrang gegeven aan deze aanpak.

 

Er bestaan evenwel afwijkingen op die beginselen.

 

Ten eerste, artikel 52 van voornoemde wet van 2003 bevat een eerste derogatie die het mogelijk maakt om als volgt van het specialiteitsbeginsel af te wijken:

a)voor de vastleggingskredieten dienen de nieuwe verdelingen te gebeuren binnen elk van de programma’s van de algemene uitgavenbegroting.

b)voor de vereffeningskredieten dienen de nieuwe verdelingen te gebeuren binnen een sectie van de algemene uitgavenbegroting.

 

Ten tweede, in artikel 1.01.05, §§ 2 tot 5 van de wet van 2009 staat een tweede afwijking, specifiek voor de vastleggingskredieten die geen betrekking heeft op de beleidscellen. Enerzijds stelt deze derogatie het departement in staat om de basisallocaties betreffende de personeelsuitgaven enkel tussen elkaar te herverdelen. Anderzijds bestaat dezelfde mogelijkheid voor de basisallocaties betreffende de werkings- en investeringsuitgaven.

 

Bijgevolg, in afwijking van de eerste afwijking, kunnen de vastleggingskredieten van de betrokken basisallocaties van beide uitgavensoorten, personeel en werking, transversaal herverdeeld worden, maar enkel en alleen onder elkaar en binnen een zelfde departementssectie.

 

Met andere woorden, deze derogatie, een recurrente praktijk van begrotingsjaar op begrotingsjaar, heeft tot gevolg dat er binnen een departementale sectie, of het budget van een departement, enerzijds een superprogramma van personeelskredieten gecreëerd wordt en anderzijds een superprogramma van werkings- en investeringskredieten, zonder onderscheid in programma. Deze derogatie druist dan ook in tegen het principe van het budgetprogramma.

 

Ten tweede, wat de toepassing op de beleidscel betreft, over de beleidscellen dient opgemerkt te worden dat op budgettair vlak elke beleidscel beschikt over een personeels- en een werkingsenveloppe, volgens het budgettaire specialiteitsbeginsel. Het bestaan van die enveloppe houdt in dat de beleidscellen enkel kunnen herverdelen tussen werkings- en personeels- of investeringskredieten.

 

In de praktijk heeft de administratie van Begroting zich echter beroepen op het niet-toepassen op de beleidscellen van de derogatie op voornoemd artikel 1.01.05, §§ 2 tot 5 van het budgettair specialiteitsbeginsel, inherent aan het beheer van de kredieten per enveloppe, om de beleidscellen toe te staan om een herverdeling te doen tussen personeels- en werkingskredieten.

 

Een dergelijke praktijk toestaan aan de beleidscellen, in het kader van de tenuitvoerleggingen van artikel 1.01.05, heeft tot gevolg dat, in het kader zelf van deze budgettaire ruiter en naar het voorbeeld van de vereffeningskredieten, men ook voor de vastleggingskredieten een herverdeling zou kunnen toestaan tussen personeels-, werkings- en investeringskredieten binnen een sectie van het departement Budget. Bovendien gebeurde die nieuwe verdeling uitdrukkelijk vanuit een basisallocatie op basis van dewelke de beleidscel een interne controle kon uitvoeren, namelijk de toelage aan privéorganen.

 

Ik kom tot mijn besluit. De door mij toegestane herverdeling van de vastleggingskredieten van de bovenvermelde basisallocatie vloeit voort uit een combinatie van de voor de herverdeling van vereffeningskredieten voorziene techniek, enerzijds, en de door de administratie van Begroting toegestane praktijk voor de beleidscellen, anderzijds. Bovendien is deze hervedeling gebaseerd op een basisallocatie waarover de beleidscel van mevrouw de vice-eersteminister en minister van Werk een interne controle uitvoert. De gekozen oplossing zou aanvankelijk het voorwerp moeten hebben uitgemaakt van een begrotingsruiter binnen de sectie 23 van de algemene uitgavenbegroting van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

 

Ook zou, op strikt budgettair vlak, de beste oplossing moeten geweest zijn een budgettair aanpassingsblad goed te keuren met als doel nieuwe bijkomende kredieten beschikbaar te stellen voor het programma van de beleidscel van de vice-eersteminister en minister van Werk. In plaats van in nieuwe kredieten te voorzien, werd er echter voor geopteerd om beschikbare maar op het einde van het jaar nog ongebruikte kredieten aan te wenden voor het vereffenen van bestaande, niet van het ene naar het volgende begrotingsjaar overdraagbare uitgaven.

 

01.03  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb een aantal opmerkingen bij uw uitgebreide antwoord.

 

Eerst en vooral, volgens mij gelden er geen uitzonderingen voor kredieten van ministers. Volgens mij mag er geen geld overgebracht worden van een FOD naar een kabinet.

 

Ten tweede, u had het over de middelen bestemd voor de bezoldiging van experts. U zei dat er nog mensen moesten worden betaald van dat geld, maar volgens mij worden experts niet betaald door de CDVU. Daar heb ik dus bedenkingen bij.

 

In principe mag er geen herverdeling zijn. U verwees er zelf naar dat daarvoor eigenlijk een aanpassing aan de begroting moet gebeuren. Zomaar herverdelen kan niet volgens de wet. U kunt wel zeggen dat u niet-gebruikte middelen inzet, in plaats van de begroting aan te passen of bijkomende kredieten te vragen. Het feit dat de minister van Werk geld vraagt van de FOD Werkgelegenheid, dat bestemd was voor toelagen voor diversiteit, interculturaliteit en gelijkheid van kansen, en dit gebruikt om haar eigen middelen te verhogen, vind ik sowieso al niet kunnen. U bent daarvoor niet verantwoordelijk, maar u hebt het wel goedgekeurd, hoewel zulks volgens mij de begrotingsregels overtreedt.

 

U geeft uw cdH-voorzitter de goedkeuring om deze operatie uit te voeren. In de regering voor 2011 schrijft de regering besparingen in voor 6 miljoen op kabinetskredieten. Hoe geloofwaardig is zo’n besparing nog als de staatssecretaris voor Begroting gewoon toelaat dat, wanneer het geld op is, kredieten van de FOD zomaar gebruikt mogen worden als kabinetskredieten? Dat snap ik niet.

 

01.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw de voorzitter, ik heb het gevoel dat mevrouw Wouters niet naar mijn antwoord heeft geluisterd. Ik heb de redenen en de argumentatie gegeven die aangeven dat de bedoelde herverdeling van middelen gebeurt conform de wet.

 

Mevrouw Wouters, u probeert natuurlijk te laten uitschijnen dat een en ander niet conform is met de bepalingen van de wet.

 

U zegt dat de minister van Werk ook de voorzitter van mijn partij is, en dat is waar, maar voor zover ik weet, is de Inspectie van Financiën nog geen lid van cdH. De Inspectie van Financiën heeft een gunstig advies over het gedane voorstel gegeven.

 

U zult uw mening zeker blijven verkondigen. Ik begrijp dat. Dat is gewoon het politieke spel. Indien ik uw redenering echter volg, is het uw voorstel om meer uit te geven. Er is immers geen andere oplossing. Wij hebben voor een andere optie gekozen. Natuurlijk ben ik van mening dat men beter bestuurt door minder uit te geven en door de beschikbare middelen aan te wenden om een en ander te betalen.

 

Ofwel zegt u dat de ambtenaren, ten aanzien van wie een fout werd gemaakt en erkend, niet moesten worden betaald. Indien u een beleid voorstaat waarbij mensen niet worden betaald als het moet, of waarbij meer wordt uitgegeven, dan moet u dat zeggen. Dat is echter zeker niet mijn optie.

 

01.05  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ten eerste, de wet wordt hier wel degelijk overtreden. De wet is er om niet te worden overtreden.

 

Dat is een eerste fout.

 

Het gaat erover dat die mensen moeten worden betaald en dat kan ik begrijpen, maar men moet het geld gebruiken daar waar het ingeschreven is. Heeft men daar niet voldoende middelen, dan nog moet men de wet respecteren en de kredieten aanpassen volgens de geldende regels..

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De behandeling van de vragen en interpellaties eindigt om 10.53 uur.

Le développement des questions et interpellations se termine à 10.53 heures.