Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de
la Fonction publique |
Commissie
voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt |
du Mercredi 27 avril 2011 Après-midi ______ |
van Woensdag 27 april 2011 Namiddag ______ |
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 16.00 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Ben Weyts.
Le développement des questions et interpellations commence à 16.00 heures. La réunion est présidée par M. Ben Weyts.
Rachid Madrane (PS): Mijnheer de voorzitter, ik verneem dat u het voorzitterschap van de commissie voor de Binnenlandse Zaken zult verlaten. Ik wil u bedanken voor het gedane werk en wens u veel geluk met uw nieuwe functies. Wij rekenen op u om ons mooie en kosmopolitische Brusselse Gewest met overtuiging te verdedigen. Nogmaals dank voor de samenwerking in deze commissie. Nu wenkt er een glas champagne.
Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, ik wil mij daar graag vanuit de regering bij aansluiten.
De voorzitter: Is dat een regeringsstandpunt?
Minister Annemie Turtelboom: Dat weet ik niet, maar ik wil u wel bedanken voor de samenwerking. Ik zal u toch nog zien in deze commissie?
De voorzitter: Ongetwijfeld. Ik ben natuurlijk opzijgezet door mijn partij. (Hilariteit) De formele uitleg is dat ik ondervoorzitter van mijn partij ben geworden en ik het voorzitterschap niet meer kan cumuleren met wat ik al doe. U zult mij mogelijkerwijs nog tegenkomen in deze commissie.
Theo Francken (N-VA): Ik sluit mij aan bij de hartelijke woorden van de heer Madrane. Namens iedereen zullen wij u morgen plechtig een cadeau overhandigen aan het begin van de plenaire vergadering.
De voorzitter: Daar vreesde ik al voor. (Hilariteit)
01 Vraag van mevrouw Meyrem Almaci aan de minister van Binnenlandse Zaken over "stalbranden" (nr. 3641)
01 Question de Mme Meyrem Almaci à la ministre de l'Intérieur sur "les incendies dans les étables" (n° 3641)
01.01 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik zou mij hoeden voor cadeaus die aan het begin van de plenaire vergadering worden gegeven. Ik ben in ieder geval benieuwd.
Mevrouw de minister, deze vraag heb ik eerder al gesteld aan de minister voor Dierenwelzijn. Zij verwees mij naar u door, aangezien de materie tot uw beider bevoegdheden behoort.
Branden in veehouderijen komen jammer genoeg regelmatig voor en zijn vaak een onderbelichte oorzaak van dierenleed. De veehouderij is veel intensiever geworden. Er staan meer dieren in een stal. Het gaat vaak gepaard met brandgevaarlijke elektronische apparatuur en kunststof bouwmaterialen om die gebouwen snel te kunnen opzetten. Veel dieren sterven tijdens die brand, maar er zijn er ook die lang na de brand omkomen. Brandweer en veeartsen kunnen hen niet evacueren. Er zijn ook geen protocollen uitgewerkt. Er is vaak heel lang traumatiserend leed, niet alleen voor de dieren zelf maar ook voor de veehouders die hun hele veestapel verloren zien gaan. Uiteindelijk rest er vaak weinig anders dan euthanasie.
In het buitenland, onder meer in Nederland, is onderzoek gedaan naar de frequentie en de ernst van stalbranden en naar de mogelijkheden om deze te voorkomen om aldus in de toekomst vooruitziend te zijn, om het dierenleed te voorkomen en om het verlies van veestapels, dat ook een economisch verlies is, terug te dringen.
In hoeverre is er momenteel een protocol aanwezig voor de brandweer in het geval van stalbranden?
Mevrouw Onkelinx gaf aan dat zoiets niet bestaat. Bent u bereid om dat te ontwerpen, bijvoorbeeld naar het voorbeeld van het buitenland. Dat lijkt mij niet bijzonder ingewikkeld. De veiligheid van de mensen moet steeds voorop staan. Het gaat om de manier van evacueren, het voorzien van voldoende ruimte, het gebruik van materialen enzovoort.
Ziet u de noodzaak in van aparte brandveiligheidsvoorschriften voor gebouwen waar dieren worden gehouden met betrekking tot materiaalgebruik, aanwezigheid van brandblusapparatuur of jaarlijkse controle van installaties?
Ik stel de vraag omdat op dit moment natuurlijk het enige wettelijke dat voorzien is voor stallen, de industriële voorschriften zijn. U zult het met mij eens zijn dat natuurlijk het stockeren van goederen niet hetzelfde is als het houden van dieren; nochtans gelden daar dezelfde voorschriften.
Denkt u dat het realiseerbaar is om aparte brandveiligheidsvoorschriften op te stellen? Op welke termijn denkt u dat dan te kunnen realiseren?
Daarnaast is voorlichting over stalbranden, over brandpreventie op maat van de sector, ook heel belangrijk ter preventie. Bent u bereid om dergelijke voorlichting te organiseren?
01.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Almaci, stalbranden worden bij brandbestrijding benaderd als industriebrand. De brandweer besteedt dan wel bijzondere aandacht aan de dieren en verleent prioriteit aan een evacuatie. Dat gebeurt meestal in samenwerking met de aanwezige veeteler.
Als gevolg van de publicatie van bijlage 6 van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 gelden er sinds 15 augustus 2009 specifieke veiligheidsvoorschriften voor industriegebouwen. De gebouwen voor het stallen en kweken van dieren worden ook als industriegebouwen beschouwd. Er bestaat dus geen andere specifieke interventieprocedure voor branden in veestallen dan voor industriegebouwen. Er zal met de vertegenwoordigers van de brandweer overlegd moeten worden welke prioriteiten aan de opstelling ervan moet worden gegeven.
De veiligheidsvoorschriften, opgenomen in de bijlage 6, hebben tot doel, enerzijds, het ontstaan van een brand te voorkomen, elk begin van een brand op te sporen en de uitbreiding ervan te verhinderen, en, anderzijds, de hulpdiensten te alarmeren en zowel de redding van de personen als de bescherming van de goederen in geval van brand te vergemakkelijken. De voorziene veiligheidsvoorschriften zullen ongetwijfeld tot gevolg hebben dat het welzijn van de dieren er wel bij vaart.
Ik wil er ook op wijzen dat de exploitanten van een veebedrijf, net zoals de exploitanten van andere bedrijven, het bedrijf moeten beheren als een goede huisvader en daarbij rekening moeten houden met de aanwezige risico’s. In stallen is er uiteraard een verhoogd risico op brand omwille van de aanwezige brandbare stoffen zoals hooi, stro en veevoeders. Er moeten dus altijd passende maatregelen genomen worden om brand te voorkomen en om bij brand de uitbreiding van de brand minimaal te houden.
Omwille van dat verhoogd brandrisico worden er door de verzekering bijzondere eisen opgelegd inzake aanwezige blusmiddelen en/of toegankelijkheid voor de brandweer. Op die wijze zijn er vaak meer beschermende en preventieve maatregelen aanwezig dan opgelegd door de reglementering.
Momenteel is de sensibilisatie omtrent de reglementering aangaande industriegebouwen volop aan de gang. Zopas is daarover een brochure verschenen. Aangezien dierenwelzijn geen bevoegdheid is van Binnenlandse Zaken, kan ik moeilijk als eerste een initiatief nemen rond de sensibilisatie van de doelgroep van de veehouders.
In het kader van de ontwikkeling van de operationele prezones, zijn er preventieadviseurs opgeleid. In elke prezone zal er een loket opgericht worden waar burgers, dus ook veehouders, een aanvraag kunnen doen om een bezoek te kunnen krijgen van die specialisten om ter plaatse gratis, aangepast en professioneel advies te krijgen.
01.03 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, u bevestigt eigenlijk dat de wetgeving geen verschil maakt tussen gebouwen die voor de opslag van goederen dienen en gebouwen die voor de opslag van dieren dienen, wat op zich toch vreemd is omdat het over het aspect dierenwelzijn gaat.
U verwijst naar de privésector, namelijk naar de verzekeraars, die de eigenaars van de dieren moeten aansporen via hun regelgeving streng te zijn inzake brandpreventie. Doch, u zegt het zelf: er is heel veel materiaal aanwezig dat relatief brandbaar is, ook door de manier waarop die gebouwen gezet zijn. Men bouwt sowieso al zo goed mogelijk, want dit is niet iets wat de veehouders moedwillig ondergaan. Zij zijn hier wel degelijk gevoelig voor. Men merkt echter dat het, omdat de wetgeving geen verschil maakt en omdat het aan de verzekeraar is, niet altijd evident is voor de veehouder die alertheid te hebben.
Ik ben het met u eens dat er een sensibilisatie moet komen. Ik heb van de minister die bevoegd is voor dierenwelzijn vernomen dat de voorlichting van de landbouwsector ook een bevoegdheid van de deelstaten is. Ik meen dat overleg tussen u en de minister die bevoegd is voor dierenwelzijn aan de orde is, alsook overleg met de deelstaten inzake de gewestelijke administraties en het loket waar u over sprak.
Ik zal nagaan wat de verzekeraars ter zake als normen hanteren. Dat is toch belangrijk. Als zij inderdaad verder gaan dan bedoeld, is dat belangrijk. Maar dan nog meen ik dat er een evacuatieoefening nodig is, ook inzake de aanpak van de dieren die op dat moment bedwelmd zijn. Ik meen dat hier nog wel wat werk te doen is.
De studie gebeurde in Nederland, waar de verzekeraars overigens dezelfde normen hanteren, maar waar men vanuit de veesector zelf, samen met de dierenwelzijnsorganisaties, gezegd heeft: omdat de wetgeving in gebreke blijft, gaan wij zelf bestuderen hoe wij dit kunnen aanpakken.
Ik meen dat wat daar gebeurd is, duidelijk aantoont dat de veesector zelf vragende partij is. De situatie van de verzekeraars beantwoordt blijkbaar ook daar niet altijd aan de realiteit inzake de preventie, die nodig is.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Maya Detiège aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de aangifte van fietsdiefstallen" (nr. 3769)
02 Question de Mme Maya Detiège à la ministre de l'Intérieur sur "la déclaration de vol de vélo" (n° 3769)
02.01 Maya Detiège (sp.a): Mevrouw de minister, mensen die lokaal actief zijn, hebben mij gevraagd of ik aan u een voorstel wou doen om bij kleinere misdrijven sneller het materiaal terug te vinden. Ik heb hier het voorbeeld gegeven van aangifte van fietsdiefstallen, maar het kan veel breder gaan.
Via www.policeonweb.be kunnen burgers een aangifte doen en een beroep doen op een aantal politiediensten. Een van de mogelijkheden in dat systeem is de aangifte online van allerlei kleine misdrijven. Tezelfder tijd hebben steeds meer gemeenten, politiezones of provincies ook een onlineregister van bijvoorbeeld gevonden fietsen of andere gevonden gestolen voorwerpen.
Die twee registers zouden, denk ik, gekoppeld kunnen worden. Op die manier kunnen misschien heel wat slachtoffers die bijvoorbeeld hun fiets kwijt zijn – dat gaat over tamelijk veel geld – die terugvinden. Ook voor de aangifte aan het loket kan een automatische zoektocht in het register van de gevonden fietsen een positief resultaat opleveren.
Mits een aantal kleine wijzigingen kan zo'n koppeling vrij eenvoudig gebeuren. Zo kunnen bijvoorbeeld bij een aangifte van een fietsdiefstal de kenmerken van een fiets op identieke wijze worden ingegeven als in de databank van de gevonden fietsen. Bij de aangifte zou men ook kunnen vragen of men de gegevens van de aangifte mag doorspelen aan de personen die de fiets kwijt waren. Tevens kan men vragen of het slachtoffer zelf bij een mogelijke match gecontacteerd kan worden. Een synchronisatie van beide databanken is daarvoor nodig.
De vraag zelf betrof specifiek fietsen, omdat het mensen waren die waarschijnlijk geregeld met zulke diefstallen geconfronteerd werden, maar ik denk dat wij veel breder kunnen gaan. Misschien kunt u zich in een eerste testfase richten tot één onderwerp, in dat geval de fietsen. Als u ziet dat het functioneert, dan kunt u het systeem misschien uitbreiden. Ik ben er absoluut voorstander van. Ik hoop dat u in een verbetering van het huidige systeem kunt voorzien. Ik zou graag uw standpunt hierover horen.
02.02 Minister Annemie Turtelboom: Via Police-on-web kan de burger inderdaad klacht indienen voor minieme feiten zoals fietsdiefstal, bromfietsdiefstal, winkeldiefstal, beschadiging en graffiti. De site maakt momenteel reeds een link met specifieke andere sites zoals Fedict, evenwel zonder mogelijkheid tot interactie en onderlinge vergelijking van gegevens. Conform de regelgeving wordt bovendien het beheer van de gevonden voorwerpen, waaronder ook gestolen en teruggevonden fietsen, niet meer uitgevoerd door de politiediensten, maar wel door de gemeentebesturen zelf.
Anderzijds volgt mijn administratie reeds van bij het begin het initiatief www.gevondenfietsen.be en diverse soortgelijke initiatieven op. Het is inderdaad interessant dat er een link bestaat tussen de aangifte online van een fietsdiefstal en de gevonden fietsen. Ik wil zelfs nog een stap verder gaan. Mijn administratie onderzoekt momenteel de verschillende mogelijkheden in het kader van fietsregistratie waarbij gebruik wordt gemaakt van moderne RFID-technologie. Dat staat voor radio frequency identification and databanks. Dat kan dan worden uitgewerkt met geregistreerde fietsen, waarbij men onmiddellijk een fiets als gestolen kan aanduiden door online aangifte te doen via de website van Police-on-web. In dat kader vindt er binnenkort overleg plaats met de diverse betrokken partijen om het projectvoorstel af te toetsen en verder te onderzoeken. Ook de verantwoordelijken van het project gevondenfietsen.be worden hierop uitgenodigd om een link te leggen met hun initiatief. De duur en de kostprijs van de analyse- en ontwikkelingsfase van het project kan momenteel echter nog niet worden ingeschat.
02.03 Maya Detiège (sp.a): Ik ben eigenlijk verheugd met uw antwoord, want het is toch wel een heikel punt. Burgers ergeren zich heel erg over kleinere diefstallen, omdat die voor hen een grote impact hebben. Dat is de reden waarom ik het voorbeeld van de fietsen naar voren schoof, wat voor sommigen zelfs een mobiliteitsprobleem kan veroorzaken.
U had het in uw antwoord al over RFID-technologie, maar u voegt eraan toe dat u niet kunt inschatten wanneer die kan worden ingezet. Hebt u daar totaal geen zicht op? Ik weet dat het moeilijk te voorspellen is met de regeringsonderhandelingen.
02.04 Minister Annemie Turtelboom: Ik denk eerlijk gezegd dat men vlug een jaar verder zal zijn, omdat het een project is waarover men goed moet nadenken. Men moet informaticalinks leggen, chips inbouwen. Wij starten echter met het overleg. Ik denk dat het belangrijk is om daarmee alvast te starten.
02.05 Maya Detiège (sp.a): Ik dank u voor het antwoord.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 3926 van mevrouw Gerkens wordt, naar ik veronderstel, uitgesteld, tenzij zij alsnog naar deze vergadering komt.
03 Vraag van de heer Jan Van Esbroeck aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het bezoek aan ons land van aan terreurgroepen gelinkte Pakistani" (nr. 3930)
03 Question de M. Jan Van Esbroeck à la ministre de l'Intérieur sur "la visite en Belgique de Pakistanais liés à des groupes terroristes" (n° 3930)
03.01 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, vooraleer ik tot mijn vraag kom, wil ik even duidelijk maken dat ik dit soort van vragen echt wel stel vanuit een bezorgdheid en met geen enkele andere bedoeling. Dat wil ik even duiden.
Via de Pakistaanse media krijg ik berichten dat er naar ons land vooraanstaande leden van de extremistische Pakistan Muslim League Nawaz op komst zijn. Die organisatie is onder meer verantwoordelijk voor het geweld tegen de christenen in Pakistan.
Die groep zou komen onder leiding van de Talibanprediker Fazlur Rehman. De heer Rehman wordt zowat overal ter wereld scherp in de gaten gehouden door de veiligheidsdiensten, onder meer omwille van zijn betrokkenheid bij de rekrutering van jihadstrijders voor AI-Qaeda en de Taliban. We spreken dus ook hier weer niet over een doetje. Fazlur Rehman wordt ook genoemd als de ideoloog van AI-Qaeda.
Dat bezoek zou zich toespitsen op en plaatsvinden in de radicale Antwerpse moskee Khatim-AI-Anbia. Dat is de moskee van Abdul Hameed, die zeer gekend is omwille van zijn extreem jihaddiscours.
Mevrouw de minister, echt uit bezorgdheid heb ik daarover een aantal vragen.
Bent u op de hoogte van de komst van die man naar ons land?
Kan hij, gezien zijn internationale bekendheid, ongehinderd toegang krijgen tot ons grondgebied? Moeten wij hem toelaten op ons grondgebied?
Onderhouden onze veiligheidsdiensten contacten met de veiligheidsdiensten van Duitsland en Polen daarover, indien dat allemaal bekend zou zijn? Immers, de Pakistaanse pers brengt ons er ook van op de hoogte dat de heer Rehman ook die landen zou aandoen.
De volgende vraag gaat over de Antwerpse moskee zelf. Welke informatie hebt u over die toch wel extremistische Pakistaanse moskee in Antwerpen, de moskee Khatim-AI-Anbia?
03.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, het Crisiscentrum werd via de inlichtingendiensten op de hoogte gebracht van dit bezoek. De heer Rehman zou volgens de informatie waarover ik beschik tussen 16 en 29 april onder meer een bezoek komen brengen aan het Europees Parlement. Hij is samen met een delegatie van vijf personen uitgenodigd als voorzitter van de Kasjmircommissie en dit in het raam van de interparlementaire commissie EU-Pakistan.
De heer Rehman is in het bezit van een Pakistaans diplomatiek paspoort en moet bijgevolg niet over een visum beschikken. Hij staat evenmin geseind. Ik beschik op dit ogenblik dan ook niet over objectieve redenen om hem de toegang tot het grondgebied te weigeren.
Volgens mijn diensten is hij niet in de Antwerpse moskee geweest, noch heeft hij daar gesproken. De hoofdimam van de moskee was trouwens afwezig tot gisteren.
De moskee is gelegen in de Oranjestraat 92 te Antwerpen en is gelinkt aan de beweging Khatm-e-Nubuwwat en wordt vooral bezocht door Pakistani. De imam kan beschouwd worden als een imam die de harde lijn van de islam volgt. Hij heeft de heer Rehman reeds in 2004 ontvangen.
Hoewel Khatm-e-Nubuwwat als een zeer radicale groepering kan beschouwd worden, hebben er nog geen incidenten plaatsgevonden waarbij hun leden betrokken waren.
De contacten met de veiligheidsdiensten van Duitsland en Polen lopen via de Veiligheid van de Staat. Voor deze vraag wens ik u dan ook door te verwijzen naar mijn collega, de minister van Justitie, die daarvoor bevoegd is.
03.03 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik was niet op de hoogte van het feit dat hij het Europees Parlement zou bezoeken. Ik vind het redelijk straf, dat diplomatiek paspoort verklaart natuurlijk veel.
Hij heeft dus wel contacten met die Antwerpse moskee, dat is wel duidelijk; die Rehman is daar dus reeds geweest, als ik het goed begrepen heb. Hij heeft daar toch reeds gesproken?
03.04 Minister Annemie Turtelboom: In 2004 is hij er geweest.
03.05 Jan Van Esbroeck (N-VA): Wij gaan dat van kortbij blijven volgen, want het is toch wel straf. U zegt dat er geen bewijzen zijn dat er iets gebeurd is met die moskee, dat er niets aan de hand is, dat u niets gezien hebt, maar ze kunnen er wel komen prediken. Uiteraard gaan de predikers zelf niets uitspoken, maar er is de bezorgdheid voor de toekomst, over wat ze prediken en wat ze veroorzaken binnen de gemeenschappen die in Antwerpen en omgeving leven en verder in ons land. Dat zet mij ertoe aan dit soort van sprekers op te volgen.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Vraag nr. 3956 van mevrouw Dierick is uitgesteld.
04 Question de Mme Jacqueline Galant à la ministre de l'Intérieur sur "la manifestation du Voorpost à Enghien le 27 mars 2011" (n° 3978)
04 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de manifestatie van Voorpost in Edingen op 27 maart 2011" (nr. 3978)
04.01 Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, Enghien fait partie de la même zone de police que Jurbise dont je suis bourgmestre. Une manifestation a eu lieu le 27 mars dernier avec environ 200 militants de Voorpost et a donné lieu à des affrontements relativement importants. Lors du dernier conseil de police, divers conseillers de police se sont montrés choqués de ce qui s'est passé dans une ville du Hainaut que les Flamands veulent s'approprier. La manifestation n'était pas annoncée comme telle: elle était intitulée Wandeling, promenade. Je voulais vous demander quelle était la marge de manœuvre d'un bourgmestre pour une telle wandeling. Peut-il refuser catégoriquement ce genre de manifestation ou de "promenade" sur son territoire? Les Wallons et les Hennuyers que nous sommes ont été vraiment très choqués par cette manifestation.
04.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, l'article 135, alinéa 2 de la nouvelle loi communale dit que "les communes ont pour mission de faire jouir les habitants des avantages d'une bonne police, notamment de la propreté, de la salubrité, de la sûreté et de la tranquillité dans les rues, lieux et édifices publics". Pour ce faire, le conseil communal peut adopter des règlements en la matière et le bourgmestre peut prendre des arrêtés de police. Il appartient en effet au bourgmestre de prendre toutes les mesures nécessaires au maintien de l'ordre public. Ce dernier dispose d'une compétence de police administrative générale.
À ce titre et en fonction d'un règlement général de police concernant les manifestations publiques, les organisateurs de manifestations doivent demander l'autorisation au bourgmestre pour tenir une manifestation sur le territoire de sa commune. Celui-ci peut toujours refuser la tenue d'une manifestation s'il estime que la sécurité ne peut être garantie à cette occasion.
Notons encore que, dans certains cas exceptionnels, le bourgmestre dispose d'un pouvoir de police réglementaire, c'est-à-dire de portée générale, selon l'article 134 de la nouvelle loi communale. Le bourgmestre peut alors prendre, à la place du conseil, une ordonnance de police, mais cette compétence est doublement limitée: elle ne s'applique qu'à des situations très graves (catastrophe, émeute, danger de grande ampleur, etc.) mettant en péril de manière imminente la sécurité des habitants et elle implique le respect d'une procédure spéciale.
L'arsenal juridique permet donc aux bourgmestres d'interdire toutes les manifestations sur le territoire de leur commune à partir du moment où ils estiment que celle-ci met en péril la tranquillité publique de ses habitants.
04.03 Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la ministre, je vous remercie. C'est bien ce qu'il semblait à la bourgmestre que je suis: nous pouvons prendre de telles dispositions. Cependant, le chef de zone et la police fédérale avaient un autre message à l'adresse de la bourgmestre, disant qu'empêcher cette manifestation produirait un effet encore pire et provoquerait davantage d'émeutes.
Nous avons discuté pendant une heure en conseil de police, et en conclusion, nous hésitions sur la meilleure solution à adopter. Il est difficile d'évaluer le niveau de nervosité des manifestants ou des "promeneurs", en l'occurrence.
Vous confirmez simplement que tout bourgmestre dispose de moyens d'action, mais qu'il est difficile d'évaluer l'importance que prendra la manifestation sur le terrain.
Het incident is gesloten.
Le président: La question n° 3494 de Mme Jadin est retirée.
05 Vraag van de heer Jan Van Esbroeck aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de vrijspraak van een chauffeur door slordig politiewerk" (nr. 4054)
05 Question de M. Jan Van Esbroeck à la ministre de l'Intérieur sur "l'acquittement d'un conducteur en raison d'un travail policier bâclé" (n° 4054)
05.01 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, deze vraag betreft een vrijspraak, en daarbij denkt men aan Justitie, maar er zit uiteraard iets politioneel achter.
U kent het geval ongetwijfeld. Het betreft een dertigjarige automobilist die in 2009 een zevenjarig meisje aanreed. Hij werd in beroep vrijgesproken voor de dodelijke aanrijding. Hij is evenwel veroordeeld door een rechter in Ieper tot een rijverbod van een maand en een geldboete wegens alcoholintoxicatie.
De motivatie van de rechter, en daarover gaat het hier, was dat de exacte plaats van de aanrijding en van het slachtoffer op het moment van het ongeval niet meer kon worden bepaald omdat de situatieschets die bij een ongeval steeds wordt opgemaakt door de politie, helemaal onbruikbaar was.
Nog volgens de voorzitter van de rechtbank kan maar worden nagegaan of een ongeval vermijdbaar was indien men over voldoende precieze gegevens beschikt en deze waren hier volgens hem niet aanwezig. De situatieschets gaf verkeerde afmetingen aan, het was niet duidelijk waar het ongeval precies was gebeurd, de huisnummers waren verkeerd aangegeven en de situering van de geparkeerde wagens op dat ogenblik klopte niet met de realiteit of kon niet meer worden geregistreerd.
De rechtbank heeft nadien nog een deskundige aangesteld om het ongeval te proberen reconstrueren, maar deze kwam tot de conclusie dat dit onmogelijk was op basis van de schetsen van de politieagent.
Volgens de korpschef worden in de betrokken politiezone bijkomende opleidingen aangeboden voor het opmaken van situatieschetsen. Ik vraag mij af wat de kwaliteit is van de basisopleiding waarin de korpschef dienaangaande voorziet.
Mevrouw de minister, ik wil u daarom de volgende vragen stellen. Zijn er gegevens over het aantal uren dat in de basisopleiding van een agent of een inspecteur van politie wordt uitgetrokken voor het opmaken van situatieschetsen? Moeten de aspirant-politieagenten hierover een examen afleggen en worden zij hierop beoordeeld?
Werd eerder al vastgesteld dat de politiemensen op dit vlak tekortschieten? Zijn hieraan al conclusies verbonden? Zijn er extra opleidingen of iets dergelijks gepland? Indien er tekortkomingen zijn, welke acties werden hier al ondernomen?
05.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, ik wens eerst en vooral aan te stippen dat de politiediensten zich terdege bewust zijn van het belang van kwalitatieve ongevalschetsen. Zo bevat de basisopleiding van het kader van agenten van politie en het basiskader, de modules initiatie in de primaire politionele processen en aanpak van courante fenomenen gedurende dewelke ongeveer vijftien tot twintig uur wordt besteed aan het opmaken van schetsen naar aanleiding van verkeersongevallen. Die modules maken deel uit van het eindexamen. Daarnaast wordt er ook tijdens de stage aandacht besteed aan het opmaken van die schetsen.
Bovendien organiseert de directie van de opleiding van de federale politie een groot aantal voortgezette opleidingen terzake. Zo worden er onder andere opleidingen aangeboden betreffende de vaststelling en het opmaken van een correcte schets van een verkeersongeval met inbegrip van het gebruik van computergestuurde tekenprogramma’s.
In sommige politiediensten worden de verbalisanten hiervoor trouwens bijgestaan door technische tekenaars of is er geïnvesteerd in speciale softwareapplicaties met tekenprogramma’s. Zeer specifiek wat de politiezone van het arrondissement Ieper betreft, werd er inmiddels geïnvesteerd in een computerprogramma om schetsen op te maken, in een voortgezette opleiding van acht uur voor het vaststellen van verkeersongevallen die in 2010 door een zestigtal leden van de interventiepolitie werd gevolgd, in een onthaaltraject voor nieuwe medewerkers waarbij ook aandacht wordt gegeven aan deze problematiek en in het opvolgen van de kwaliteit.
Ik wil voorts opmerken dat bij ernstige verkeersongevallen waarbij de verantwoordelijkheid niet duidelijk uit te maken is, wat niet zelden het geval is bij dodelijke verkeersongevallen, door het parket ook een deskundige wordt aangesteld die meestal zelf ook een schets opmaakt. Wij kunnen dus stellen dat de situatieschets die door de politie wordt opgesteld niet het enige document is waarop men zich kan baseren. Daarenboven wordt de situatieschets ook aangevuld met een fotodossier.
05.03 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb begrepen dat men specifiek in de zone Ieper na dit ongeval in actie is geschoten wat de extra opleiding betreft.
05.04 Minister Annemie Turtelboom: Ja, maar dat gebeurde al in 2010. De opleiding van acht uur inzake het vaststellen van verkeersongevallen werd in 2010 gevolgd door zestig personen.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 4065 van de heer Van den Bergh wordt, gelet op zijn afwezigheid, uitgesteld.
- de heer Siegfried Bracke aan de minister van Justitie over "de uitspraak van Daniël Termont in De Standaard over de domiciliecontrole" (nr. 4066)
- de heer Siegfried Bracke aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de uitspraak van Daniël Termont in De Standaard over de domiciliecontrole" (nr. 4109)
- M. Siegfried Bracke au ministre de la Justice sur "les propos tenus par Daniël Termont dans De Standaard concernant les contrôles de domiciliation" (n° 4066)
- M. Siegfried Bracke à la ministre de l'Intérieur sur "les propos tenus par Daniël Termont dans De Standaard concernant les contrôles de domiciliation" (n° 4109)
06.01 Siegfried Bracke (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik moet mij, ten eerste, verontschuldigen. Door een administratieve vergissing lijkt het huidige punt op twee vragen die aan de minister van Justitie en aan uzelf zijn gesteld. Het gaat echter, zoals gezegd, om een vergissing. De vraag was alleen voor u bedoeld.
Ten tweede, het is bijzonder jammer dat ik zelf het voorwerp van een domiciliecontrole ben geweest, hoewel dat hier niets van doen heeft. Het is evenwel, zoals u wel zult begrijpen, altijd vervelend.
Tegelijkertijd is een dergelijke controle ook interessant, omdat een betrokkene aldus iets leert. Ik begrijp nu uiteraard dat u zich niet over Gent – ook niet over Antwerpen trouwens – uitspreekt. Dat zeg ik echter geheel terzijde.
Wat ik zou willen weten, is of de uitleg die bij de domiciliecontrole is gegeven, ook klopt. De burgemeester van Gent, Daniël Termont, heeft namelijk toegelicht dat eind 2010 met Binnenlandse Zaken strengere regels zijn afgesproken teneinde domiciliefraude tegen te gaan.
Op zich kan ik mij best in een dergelijke zienswijze verplaatsen. Het is zelfs een goede zaak dat de regels ter zake worden verstrengd. De uitleg was echter dat onder het mom van de niet-discriminatie iedereen moest worden gecontroleerd.
Ik zou bijgevolg het volgende willen vernemen.
Wat is met de stad Gent afgesproken? Er wordt immers expressis verbis over afspraken tussen Gent en Binnenlandse Zaken gesproken.
Is de hercontrole effectief een standaardprocedure? Moet effectief iedereen die in Gent komt wonen, d’office een hercontrole ondergaan, al was het dus maar om niet te hoeven discrimineren?
Zijn er toetsingscriteria vastgelegd?
Hoe zit het met de werklast ter zake voor de wijkagenten? Zij leveren immers, eerlijk gezegd, goed werk. Indien zij echter op een dergelijke manier worden ingeschakeld en de hele wereld moeten controleren, teneinde eventueel misbruik te vinden, is zulks natuurlijk de wereld op zijn kop. Misbruiken moeten worden gezocht waar zij te vinden zijn. Er moet niet overal worden gezocht, omdat zij misschien te vinden zijn.
Ik dank u alvast voor uw antwoord.
06.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, er heeft op 2 december 2010 inderdaad een overleg plaatsgevonden tussen de stad Gent, het OCMW van de stad Gent en de vertegenwoordigers van de FOD Binnenlandse Zaken in verband met de problematiek van de toestroom in Gent en fictieve domiciliëring van Oost-Europeanen. In het kader van de algemene strijd tegen de domiciliefraude hebben de vertegenwoordigers van mijn diensten toen een aantal maatregelen voorgesteld, zoals het voeren van gerichte controles op adressen van woningen waar een groot aantal personen staat ingeschreven, een correcte toepassing van de bevolkingsreglementering en de algemene onderrichtingen hieromtrent.
Ik wijs er hier op – ik benadruk dat – dat het gaat om objectieve maatregelen, waarbij geen onderscheid gemaakt wordt tussen nationaliteiten. De controles zijn dus voor iedereen even streng. Ik zal mij altijd met klem verzetten tegen controles die gericht zouden zijn op nationaliteiten. Wie de geschiedenis kent, weet ook waarom.
In de algemene onderrichtingen van 1 juli 2010 betreffende het houden van bevolkingsregisters wordt aan de gemeenten trouwens de raad gegeven om indien nodig, de woonstcontroles herhaaldelijk te laten uitvoeren. Vermits de gemeenten verantwoordelijk zijn voor het correct bijhouden van de bevolkingsregisters, kunnen zij te allen tijde woonstcontroles laten verrichten indien er vermoedens of aanwijzingen zijn van mogelijke domiciliefraude. Ook wanneer twee echtgenoten afzonderlijk aangifte doen van een adreswijziging en er een tijdspanne van enkele maanden is tussen die aangiftes, spreekt het voor zich dat de gemeente in voorkomend geval tweemaal een woonstcontrole laat verrichten.
De algemene onderrichtingen zijn in het najaar van 2010 ook toegelicht op de provinciale informatiesessies ten behoeve van de gemeentebesturen. Tijdens deze provinciale informatiesessie is onder meer uitvoerig ingegaan op de noodzaak van de strijd tegen fictieve domicilies en het belang van een goede woonstcontrole. De gemeentelijke bevolkingsdiensten zijn tezamen met de lokale politie immers de basisactoren voor de goede registratie van hoofdverblijfplaatsen van de burgers en voor de strijd tegen fictieve domicilies. Deze herziening van de algemene onderrichtingen en de permanente opleiding van de wijkpolitie door de bevolkingsinspecteurs van mijn departement, in samenwerking met de provinciale politiescholen, passen onder meer in mijn algemeen actieplan voor de strijd tegen fictieve domicilies, dat ik sinds eind 2009 heb opgestart.
De bepaling van de hoofdverblijfplaats is gebaseerd op een feitelijke situatie, dat wil zeggen de vaststelling van een effectief verblijf in een gemeente gedurende het grootste gedeelte van het jaar. Deze vaststelling kan gebeuren op basis van verschillende elementen, zoals de plaats waarnaar de betrokkene gaat na zijn beroepsbezigheden, de plaats waar de kinderen naar school gaan, het gewone verblijf van de echtgenoot of de andere gezinsleden, de arbeidsplaats, het energieverbruik, de telefoonkosten, aanwezigheid van huisraad, kleding en etenswaren enzovoort. Het komt evenwel de gemeenteraad toe om de nadere regels en modaliteiten vast te stellen volgens dewelke het woonstonderzoek dient te worden vastgesteld en om te bepalen welke elementen het verslag van de woonstvaststelling dient te bevatten. Dat is artikel 10 van het KB van 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister.
06.03 Siegfried Bracke (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.
Van twee zaken een. Ik ben het helemaal eens dat er altijd en overal sprake moet zijn van objectieve maatregelen. Men moet voor iedereen even streng zijn. Dat kan en mag uiteraard niets te maken hebben met nationaliteit, afkomst, religie of wat dan ook.
Ik heb u echter niet horen spreken over non-discriminatie. Ik heb u wel horen spreken over gerichte controles. Ik heb u horen zeggen: indien nodig. Ik heb u horen zeggen: bij een vermoeden of bij aanwijzingen.
Het spreekt voor zich dat als persoon A op plaats X komt wonen en als persoon B daar vervolgens bij komt wonen, er twee controles zijn. De vraag is dan of men drie controles moet doen. Moet men dan A hercontroleren?
Ik herhaal mijn vraag. Is het zo dat het principe van non-discriminatie eigenlijk belet dat men gerichte controles uitvoert, dat men alleen controleert waar vermoedens of aanwijzingen van fraude zijn?
06.04 Minister Annemie Turtelboom: Het overleg in december 2010 ging specifiek over de fictieve domiciliëring van Oost-Europeanen. Daar hebben wij objectieve elementen genomen, bijvoorbeeld de vraag hoeveel mensen in één bepaalde woning zijn ingeschreven. Dat is een objectief element om controles doelgerichter te maken.
Mijn antwoord was gebaseerd op de elementen die in die vergadering aan bod kwamen en waarover uw vraag ging, met name over de fictieve domiciliëring die gebeurt vanuit andere Oost-Europese landen.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 4084 van mevrouw Ponthier is ingetrokken. Vraag nr. 4093 van mevrouw Dierick is uitgesteld. Mevrouw Van Den Ende is er niet; zodoende is haar vraag nr. 4099 uitgesteld.
- M. Éric Jadot à la ministre de l'Intérieur sur "l'annonce du projet Very Irritating Police (VIP) de la police zone Westkust" (n° 4119)
- M. Wouter De Vriendt à la ministre de l'Intérieur sur "la police VIP" (n° 4148)
- de heer Éric Jadot aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de bekendmaking van het project Very Irritating Police (VIP) van de politiezone Westkust" (nr. 4119)
- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de VIP politie" (nr. 4148)
Vraag nr. 4148 van de heer De Vriendt wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
07.01 Éric Jadot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, voici quelques jours, la presse s'est fait l'écho d'un programme spécifique de la police intitulé Very Irritating Police (VIP) que la police zonale Westkust envisage de mettre en oeuvre. Ce programme ciblerait une partie des jeunes fréquentant la côte belge durant la période estivale.
L'objectif avoué de ce programme serait de faire office de "poil à gratter des jeunes sources de nuisances". Les jeunes "qui traînent en rue" seront "harcelés" par des patrouilles VIP dans la zone Nieuport-Coxyde-La Panne. Les propos du commissaire de la zone de police cités dans les pages du journal Le Soir sont assez inquiétants. Au-delà de l'absence de réponse quant à la pertinence du fond d'un tel projet, je ne peux que relever la dérive vers la stigmatisation du groupe des jeunes et subséquemment des jeunes francophones identifiés par lesdits services comme étant issus du Hainaut et du nord de la France.
Je constate, madame la ministre, que les services de police dérivent assez régulièrement vers une stricte approche sécuritaire à travers la multiplication de réponses pas toujours adaptées aux divers troubles de l'ordre public. L'année dernière déjà, je vous interrogeais sur la mise en place de couvre-feux pour mineurs sur certaines communes. Aujourd'hui, il s'agit d'un programme spécifique douteux à l'égard des jeunes vacanciers, dont la dénomination est aussi particulièrement douteuse.
Madame la ministre, mes questions seront donc les suivantes. Pouvez-vous nous éclairer sur le fond du programme VIP? Sur la base de quel diagnostic celui-ci a-t-il pu voir le jour? Quelles sont les problématiques identifiées par vos services concernant la présence de jeunes vacanciers sur les communes de la bande côtière belge?
Ce type de dispositif ne risque-t-il pas de cristalliser les tensions entre jeunes et policiers, avec comme résultat une situation inverse à l'objectif de départ? Comment expliquez-vous, en outre, la stigmatisation d'un public spécifique, à savoir la jeunesse, doublé d'une identification géographique, la province du Hainaut et les départements du nord de la France? On en revient à la discrimination que l'on évoquait précédemment.
Enfin, plusieurs acteurs s'inquiètent à raison d'une éventuelle concrétisation du programme VIP. Je pense notamment au Conseil de la Jeunesse. Je m'interroge sur la légalité du dispositif. Qu'en est-il? Quelles suites envisagez-vous au niveau de votre département?
07.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, monsieur Jadot, la zone de police Wetskust construit la sécurité par une approche multiple comme l'éclairage et surtout par une amélioration des circonstances sociales dans le cadre du projet "Villes vivables". Ce choix a conduit à l'élaboration, par le conseiller de la sécurité intégrale de la police, d'une politique intégrale de sécurité pour La Panne, Coxyde et Nieuport où d'autres auteurs doivent aussi jouer leur rôle, tels que les CPAS, l'enseignement, le logement, l'emploi et le bien-être.
Lors de la haute saison, des jeunes des banlieues de Lille, Roubaix et Dunkerque viennent passer un à deux jours et nuits chez nous. Si la police et la Justice de leur lieu de domicile les connaissent, il n'en va pas de même sur la côte Ouest, où ils ne viennent qu'une seule fois.
Lors de la saison d'été, une patrouille VIP sera active dans la zone de police, côte Ouest. Elle surveillera principalement les faits de nuisance, de vandalisme, le bruit, les graffiti, les vols, etc. La situation sera analysée et évaluée chaque jour et les patrouilles seront orientées sur les points d'attention: les cafés, les dancings, les lieux de rencontre, les lieux à risques en fonction des formes de criminalité dans le cadre de frappes positives relatives à la reconnaissance de plaques, etc. Il s'agit donc d'un travail sur mesure tenant compte de la vague de nuisances commises. La patrouille VIP contrôlera et identifiera les individus. Ainsi, il sera mis fin à l'anonymat de ce groupe très spécifique.
Personnellement, je regrette la communication qui en a été faite. Le nom Very Irritating Police peut effectivement irriter. Cela me semble peu conciliable avec la notion de police de proximité et fait craindre une certaine stigmatisation, ce qui est à éviter, bien entendu. Les jeunes peuvent passer des jours de congé à la côte en toute liberté et ce, dans le respect des autres vacanciers et des habitants. Si tel n'est pas le cas, les patrouilles doivent intervenir en fonction des circonstances et en inspirant la cohabitation.
07.03 Éric Jadot (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. J'apprécie l'approche intégrée que vous prônez en évoquant les actions à mener par les CPAS, au niveau de l'éclairage de la ville aussi, etc. C'est très positif. J'apprécie aussi le fait que vous reconnaissiez que la communication n'a pas été optimale du tout.
Il n'est certes pas question de laxisme, mais la loi mentionne clairement que les services de police peuvent contrôler des personnes, une fois qu'elles sont suspectées d'avoir commis des actes répréhensibles. En effet, ce n'est pas le genre de message à envoyer de manière officielle par les services de police.
Par ailleurs, il conviendra d'analyser au jour le jour le résultat de ces actions.
L'incident est clos.
- de heer Jan Van Esbroeck aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de ontsnappingen van illegalen uit de luchthaven van Zaventem" (nr. 4124)
- mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de veiligheid op de luchthaven van Zaventem" (nr. 4130)
- mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de achtervolging van twee illegalen op het tarmac van de luchthaven van Zaventem" (nr. 4218)
- M. Jan Van Esbroeck à la ministre de l'Intérieur sur "les évasions d'illégaux de l'aéroport de Zaventem" (n° 4124)
- Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "la sécurité à l'aéroport de Zaventem" (n° 4130)
- Mme Jacqueline Galant à la ministre de l'Intérieur sur "la course poursuite de deux fugitifs illégaux sur le tarmac de l'aéroport de Zaventem" (n° 4218)
De voorzitter: Vraag nr. 4130 van mevrouw Dierick is omgezet in een schriftelijke vraag.
08.01 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, het gaat hier om een eigenaardig geval. Op 11 april omstreeks 21 u 00 probeerden twee passagiers uit Algerije op de luchthaven te Zaventem met een valse Spaanse verblijfsvergunning ons land binnen te komen. Zij werden tegengehouden, maar tijdens de escorte door de federale politie naar transitcentrum 127 zetten de twee mannen het op een lopen.
Dan begint het verhaal eigenlijk pas. Zigzaggend tussen vliegtuigen, bussen en dienstwagens renden zij meer dan 500 meter langs de noordelijke pier van de luchthaven. Daar wisten zij in een hangar de hand te leggen op een oude VW Golf, een dienstwagen. Zij konden daarmee wegrijden, over het tarmac en een stuk van de landingsbaan. Zij slaagden erin met die oude VW Golf een omheining van de luchthaven en twee slagbomen te rammen en konden zo de E19 opvluchten. Daar raakte de politie hun spoor bijster.
Tijdens de achtervolging, die meer dan een uur heeft geduurd, zou de eigen beveiliging van de luchthaven niet op de hoogte gebracht zijn. Het vliegverkeer is op geen enkel moment onderbroken. Het voorval roept dus enige vragen op.
Ten eerste, waarom werd de beveiliging van de luchthaven zelf niet onmiddellijk op de hoogte gebracht van het incident? Wat zijn de veiligheidsvoorschriften die in zo’n noodsituatie normaal gevolgd moeten worden?
Ten tweede, moeten wij niet stilstaan bij de vraag of de huidige veiligheidsvoorschriften en veiligheidsvoorzieningen wel voldoende zijn? Moet men geen aanpassingen aanbrengen, want nu kan men de luchthaven blijkbaar vlot binnen en buiten rijden? Welke bijkomende veiligheidsmaatregelen dringen zich op?
08.02 Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, je ne vais pas retracer l'histoire. Mon collègue vient de le faire.
C'est très interpellant de savoir que la sécurité de l'aéroport ne semble pas avoir été prévenue de l'incident qui se déroulait sur le tarmac. Madame la ministre, pouvez-vous nous expliquer clairement ce qui s'est passé? Comment se fait-il que des agents escortant deux personnes détenant de faux papiers pour se rendre au centre 127 pour illégaux puissent les laisser s'échapper? Quelle procédure doit-elle être normalement respectée? Des normes seront-elles revues suite à cet incident?
08.03 Minister Annemie Turtelboom: Onmiddellijk na de feiten op de luchthaven van Zaventem heeft de federale politie een intern tuchtonderzoek opgestart. Tijdens het onderzoek zal worden nagegaan of de voorgeschreven richtlijnen inzake de communicatie zijn nageleefd. Ook zullen de omstandigheden worden onderzocht waarin de betrokkenen erin zijn geslaagd te vluchten.
De toegangen tot de beveiligde zones van de luchthaven vallen volledig onder de bevoegdheid van de luchthavenexploitant, Brussels Airport Company, onder toezicht van het directoraat-generaal Luchtvaart. De beveiliging wordt concreet aan de bewakingsfirma Group 4 uitbesteed.
Het gesloten centrum 127bis bevindt zich buiten de omheining van de luchthaven. Het is in de bewuste zaak niet betrokken.
De personen die aan de grens worden tegengehouden en niet aan de binnenkomstvoorwaarden voldoen, worden in afwachting van hun terugkeer in het INAD-centrum ondergebracht. Het INAD-centrum bevindt zich op het einde van pier B Airside in de luchthaventerminal. Het valt onder de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van de DVZ, die er ook de bewaking uitvoert.
Les personnes à refouler interceptées à la frontière sont toujours transférées au centre INAD par la police fédérale. C'est d'ailleurs ce qui s'est passé dans le cas qui nous occupe. Lors de leur descente du véhicule, les intéressés se sont enfuis. Je répète qu'une enquête à été diligentée pour fixer les responsabilités de cet incident.
Begin juli 2011 zal naast het bestaande transitcentrum 127bis een nieuw transitcentrum, Caracole, in gebruik genomen worden. Dat gebouw zal het bestaande transitcentrum 127 en het INAD-centrum binnen de luchthaven vervangen. De overbrenging van personen die naar hun land van oorsprong moeten teruggaan, zal op dat ogenblik minder risico inhouden, omdat de illegalen die bij de grenscontrole worden onderschept en vervolgens worden overgebracht naar het nieuwe transitcentrum, vanaf dan zullen uitstappen in een gesloten sas.
Les mesures de sécurité et/ou prescriptions par rapport aux accès à l'aéroport en général relèvent bien sûr de la compétence du SPF Mobilité.
08.04 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, ik veronderstel dat we de resultaten van het onderzoek op termijn nog wel zullen vernemen.
08.05 Minister Annemie Turtelboom: Ongetwijfeld.
08.06 Jan Van Esbroeck (N-VA): Het is positief te horen dat het nieuwe transitcentrum er al in juli 2011 aan komt. Dat is redelijk snel.
08.07 Minister Annemie Turtelboom: Het transitcentrum Caracole is al klaar. Ik heb daarvan de eerste steen nog gelegd in 2009. De graafwerken van dat centrum heb ik gedaan in het voorjaar van 2009.
08.08 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Als u zich haast, mag u het misschien ook nog openen.
08.09 Minister Annemie Turtelboom: Neen, want dat is voor (…).
08.10 Jacqueline Galant (MR): Je remercie la ministre de sa réponse. Évidemment, nous attendrons les résultats de l'enquête disciplinaire. Quand nous discutions du budget, Théo Francken a souligné les montants relatifs aux retours volontaires.
J'aurais voulu aborder la question de l'arrivée massive de demandeurs d'asile en provenance d'Italie et qui ont reçu un visa Schengen. Il a été apparemment décidé hier par la France et l'Italie de réinstaller certaines frontières. Les contrôles devront être intensifiés non seulement dans les aéroports, mais également aux anciens postes frontières.
J'espère que vous allez trouver des moyens budgétaires en vue de renforcer ces contrôles. Nous voyons déjà ce qui arrive quand il n'y a que deux personnes. Je souhaite que nous obtenions rapidement les résultats de cette enquête.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vragen nrs 4126 en 4203 van de dames Dierick en Delacroix-Rolin worden omgezet in schriftelijke vragen.
- mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de samensmelting van politiezones" (nr. 4126)
- de heer Éric Thiébaut aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de fusie van de kleine politiezones" (nr. 4137)
- mevrouw Myriam Delacroix-Rolin aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de fusie van bepaalde politiezones" (nr. 4203)
- Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "la fusion de zones de police" (n° 4126)
- M. Éric Thiébaut à la ministre de l'Intérieur sur "la fusion des petites zones de police" (n° 4137)
- Mme Myriam Delacroix-Rolin à la ministre de l'Intérieur sur "la fusion de certaines zones de police" (n° 4203)
09.01 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le président, madame la ministre, il y a quelques jours, vous avez déclaré dans la presse que, pour répondre efficacement aux besoins de sécurité, chaque zone de police devait compter au moins 75 agents de police.
À ce sujet, vous avez affirmé qu'actuellement, un quart des zones ne satisfait pas à cette norme et que des fusions étaient, dès lors, inévitables. Vous avez également parlé d'économies d'échelle en expliquant que l'argent épargné grâce à ces futures fusions permettrait de développer un nouveau système de dotation pour le financement des zones, car le système mis en œuvre, il y a dix ans, sur la base de l'ancienne structure de la police, n'était plus satisfaisant.
Madame la ministre, pour mon groupe – et nous le disons souvent –, il est urgent de revoir la norme KUL, afin que la répartition de la dotation du fédéral vers les zones se fasse de manière plus équitable et ce, en fonction de critères plus pertinents. Toutefois, je dois avouer que votre sortie dans la presse me laisse pour le moins perplexe. En effet, à ma connaissance, l'étude universitaire qui porte justement sur la révision de la norme KUL n'est pas encore terminée.
Aussi, madame la ministre, sur quelle base faites-vous cette proposition? Une étude préalable a-t-elle été effectuée? Si oui, laquelle? Pourquoi 75 policiers comme seuil de viabilité? Quelles sont les zones de police concernées par ces éventuelles fusions? Avez-vous eu vent de problèmes dans ces petites zones, qui pourraient justifier une telle proposition? Avez-vous consulté les chefs de corps et les mandataires concernés sur votre idée de fusionner leur petite zone?
09.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, ik wil om te beginnen misschien zeggen dat mijn communicatie is ingegeven door de huidige politieke toestand en door de uitdagingen waarmee mijn departement wordt geconfronteerd. De politie staat voor steeds complexere veiligheidsuitdagingen en dat tegen een achtergrond van budgettaire schaarste en personeel dat massaal met pensioen gaat. De politie heeft dus nood aan een toekomstplan, maar dat vergt natuurlijk ook sterke politieke keuzes en een volwaardige regering.
Cette économie d'échelle est, selon moi, une des réponses à apporter à ces défis, et ce n'est d'ailleurs pas la première fois que je plaide pour cela. Dans ma note de politique générale de 2010 notamment, je plaidais en faveur d'une fusion des zones de police qui permette de livrer un meilleur travail, plus rationnel avec moins de moyens. Même si la loi sur les fusions volontaires qui était en vigueur jusqu'au 1er janvier 2011 n'a mené finalement qu'à une seule fusion, d'autres zones entre-temps se sont montrées intéressées. Cette dynamique de réflexion et de concertation doit être maintenue.
En outre, je
ne suis pas la première à plaider en faveur d'un nombre moins élevé de zones de
police. Dans les plans de réforme 2001 et 2002, on parlait initialement de 150
zones. Finalement, on en dispose de 195. Certaines sont nées plutôt par
considérations émotives que par une approche rationnelle. Je me réfère
d'ailleurs au rapport critique de la Cour des comptes de juin 2004 relatif au
fait de garantir un service minimal pour les missions de base de la police. Le
Conseil fédéral de la police plaide également en faveur de certaines fusions,
avec quelques remarques, il est vrai.
Par
ailleurs, cela m'étonnerait que la discussion sur la nouvelle loi de
financement des zones de police ne soit pas liée à celle de l'élargissement des
zones. Peut-être que la fusion volontaire pourrait être couplée à une politique
d'incitants ou encore devrions-nous intervenir de façon plus directive dans
certains cas. Mais encore une fois, c'est une question politique fondamentale
que le gouvernement et moi-même n'avons pas la légitimité de traiter. J'espère
que le prochain gouvernement se livrera à ce débat indispensable.
Les
avantages des fusions sont évidents. Les coûts des frais généraux ou overheads
sont limités et ce gain peut être injecté progressivement dans d'autres
fonctionnalités. Que les missions de police de proximité soient mises à mal ou
qu'il y aurait moins de services rendus, je me permets d'en douter. C'est une
question d'organisation. Pour moi, la fusion et la proximité vont de pair.
Je le constate aussi chez les dircos et dirjus: de plus en plus souvent, ils mettent en commun leurs frais généraux. Cela mène à plus d'efficacité et à des coûts mieux gérés.
L'étude sur le changement de la norme KUL sera disponible fin octobre 2011. Le rapport final sera communiqué aux parlementaires. Naturellement, il faut considérer plusieurs paramètres mais en général, on admet que les zones avec moins de 75 membres du personnel éprouvent des difficultés à remplir concrètement les missions de base de la police. À l'heure actuelle, 49 zones fonctionnent avec moins de 75 membres et ce non compris les détachements de la police fédérale.
09.03 Éric Thiébaut (PS): Madame la ministre, au sujet du seuil de 75 policiers, il n'y a pas de démonstration technique derrière ce chiffre.
09.04 Annemie Turtelboom, ministre: Pour être claire, si on parle souvent de 75 personnes, c'est en raison des nécessités d'organiser l'accueil, les équipes d'intervention. C'est en fait une question d'organisation. J'ai visité beaucoup de corps de police l'année dernière et c'est toujours le seuil évoqué.
09.05 Éric Thiébaut (PS): Quant à l'idée des fusions volontaires, je suis persuadé que celles-là seront toujours meilleures que les fusions imposées. Dans la philosophie de la réforme des polices, il y a deux niveaux: le niveau fédéral et le niveau zonal. Le niveau zonal doit coller le plus possible à l'autorité locale, c'est-à-dire à l'autorité communale. Où s'arrêter dans les fusions? Quand on parle de perte de proximité, c'est par rapport au pouvoir de proximité. Pourquoi pas alors une police fédérale et une police zonale reprenant toutes les communes de Belgique? Où s'arrête-t-on? Il y a un équilibre à trouver. Je ne dis pas que les fusions ne sont pas nécessaires mais les imposer là où elles ne sont pas souhaitées entraînerait, selon moi, des répercussions négatives dans le fonctionnement des corps. C'est un avis personnel. Je vous remercie pour vos éclaircissements.
Het incident is gesloten.
10 Question de Mme Jacqueline Galant à la ministre de l'Intérieur sur "nos moyens d'action face à l'augmentation spectaculaire du nombre de vols de métaux" (n° 4129)
10 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de mogelijke maatregelen in het licht van de spectaculaire stijging van het aantal metaaldiefstallen" (nr. 4129)
10.01 Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, les vols de câbles sur les voies de chemin de fer sont de plus en plus fréquents. Il y a quelques semaines, cela s'est produit dans ma commune et ce matin, à la radio, j'entendais que le phénomène prenait de l'ampleur en Wallonie. J'imagine qu'en Flandre, c'est la même chose. On a déjà 88 cas pour les deux premiers mois de cette année et on est passé de 290 à 720 cas entre 2009 et 2010. Apparemment, un arrêté ministériel qui permettait de lutter contre le vol de matériaux et qui obligeait les ferrailleurs à identifier les vendeurs de métaux a été abrogé. Début 2011, une nouvelle loi a été promulguée mais elle manque de précision pour que les acheteurs de métaux puissent identifier complètement les vendeurs, ce qui expliquerait en partie l'augmentation de ces vols.
Face à l'absence d'un cadre légal efficace et fonctionnel, Infrabel a pris l'initiative de travailler avec les fabricants afin d'améliorer la traçabilité du cuivre, voire pour remplacer le cuivre par un conducteur électrique moins coûteux. Vous allez me répondre que c'est du ressort de la SNCB et pas de votre compétence. Cependant, en matière de lutte contre les vols, quelle est votre analyse de l'augmentation spectaculaire de vols de métaux? Comment pouvez-vous l'expliquer? Quels sont vos moyens de lutte contre ces vols? Comment pouvez-vous intensifier la politique répressive à l'égard de ce type de criminalité? La nouvelle législation en vigueur est-elle efficace? Quelles garanties supplémentaires apporte-t-elle par rapport à l'arrêté ministériel supprimé?
Enfin, que répondez-vous à ceux qui font observer que cette législation ne permet pas aux ferrailleurs d'identifier les vendeurs de métaux? Comment pouvons-nous améliorer ce cadre légal? N'oublions pas que ces vols provoquent des retards considérables sur toutes les lignes de trains.
10.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, chère collègue, je ne dispose pas encore des chiffres les plus récents pour 2011, mais les dernières informations indiquent en effet une augmentation de ce phénomène.
Deux raisons expliquent cette situation. La première, et sans doute la raison principale, est la très forte augmentation des prix mondiaux du métal dont le cuivre. La valeur du cuivre augmentant fortement, il devient une cible plus attrayante. La seconde raison est la possibilité de valoriser en cash le métal de manière anonyme et sans limitation.
En 2009, une initiative avait déjà été prise en collaboration avec le ministre de l'Économie pour réfréner la vente libre des métaux utilisés en Belgique.
L'impact a été immédiat. Mon administration a reçu, à plusieurs reprises, le feedback positif des services de police qui estiment que cette réglementation représente un important levier dans la lutte contre le vol de métaux. Un enregistrement des transactions permet en effet de démarrer des enquêtes de manière ciblée.
Mais afin de lutter encore plus efficacement contre ce phénomène, j'ai voulu créer une obligation légale spécifique d'enregistrement. Cette obligation a été prévue dans la loi portant des dispositions diverses de fin décembre 2010. Un arrêté royal d'exécution fixant les modalités de l'enregistrement obligatoire a été établi immédiatement par mes services en collaboration avec le secteur de récupération du métal lui-même. Il est actuellement soumis aux avis requis de la Commission de protection de la vie privée et du Conseil d'État. J'estime que le nouvel arrêté royal pourra entrer en vigueur en mai 2011.
Avec ce nouvel arrêté royal, l'identification des vendeurs de métaux dispose d'une base légale solide. Concrètement, cela veut dire que l'entreprise de métallurgie a légalement le droit de demander une preuve d'identification du vendeur d'anciens métaux. Cela vaut uniquement pour les vendeurs particuliers de métaux. De plus, si l'acheteur dispose d'un numéro de TVA, il restera toujours une trace sur la base de ce numéro, ce qui permettra aux services de police d'effectuer une enquête ciblée.
10.03 Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, il est rassurant de savoir que l'arrêté d'application sera bientôt publié afin d'éviter ces désagréments imposés à l'ensemble des navetteurs, qui subissent déjà quotidiennement des retards considérables
J'attends ce nouvel arrêté royal avec impatience.
Het incident is gesloten.
Le président:
Monsieur Gilkinet, pouvez-vous encore patienter quelques instants? M. Bastin va
venir nous rejoindre incessamment. (Assentiment)
Misschien kan de heer Calvo toestaan dat de heer Gilkinet vraag nr. 4206 al stelt.
10.04 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): (…)
De voorzitter: Ik tracht een solidariteit en eenheid te bewerkstelligen binnen uw fractie.
10.05 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Wij worden ook altijd verkeerd begrepen!
11 Question de M. Georges Gilkinet à la ministre de l'Intérieur sur "la procédure de recrutement des chefs de zone" (n° 4206)
11 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de procedure voor de aanwerving van de zonechefs" (nr. 4206)
11.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, vous êtes pardonné en me permettant de poser cette question intéressante.
Madame la ministre, le statut policier prête deux missions spécifiques à la commission de sélection instituée afin de procéder aux interviews des candidats à la fonction de chef de corps. D'abord, il convient qu'elle examine l'aptitude des candidats. Ensuite, elle classe les candidats jugés aptes.
Il semble que par crainte d'un recours au conseil d'État, par facilité ou par confiance absolue dans l'avis de la commission de sélection, certains conseils communaux (ou de police) se contentent d'entériner cet avis. Cette même crainte nourrirait une propension des commissions de sélection à classer tous les candidats aptes, afin d'éviter des recours de ceux qui auraient été classés inaptes.
Sachant que l'entretien devant la commission a une durée limitée, sachant aussi que cette durée est diminuée par la présentation et les conclusions des candidats, sachant également que la commission est composée de six membres, ce qui revient à une moyenne très limitée par question en incluant la réponse et indépendamment du dossier déposé par les candidats, selon vous, peut-on estimer que cette interview soit véritablement de nature à vérifier l'aptitude des candidats, à examiner leur adéquation au profil et à les classer?
N'est-il pas souhaitable que soit exigé des candidats à une fonction de chef de corps qu'ils déposent un projet qui constituerait un élément plus objectif et plus consistant afin de les entendre?
Ne serait-il pas utile, complémentairement, à soumettre les candidats chefs de corps à une évaluation extérieure, par des spécialistes du recrutement?
Quelle marge de manœuvre reste-t-il au conseil communal ou de police s'il envisage de s'écarter de l'avis de la commission quant à son classement? Ce classement ne prédétermine-t-il pas la décision du conseil communal au vu du nombre de recours au Conseil d'État, reléguant ainsi le conseil à un rôle d'entérinement?
Et si le classement de la commission n'est pas déterminant, ne faudrait-il pas le supprimer tout en imposant une audition des candidats déclarés aptes par le conseil communal ou de police afin qu'il se décide en connaissance de cause?
À propos de la composition de la commission de sélection, il semble qu'il soit fréquent que le chef de corps sortant en fasse partie. Dans bien d'autres secteurs une telle pratique est inimaginable. N'estimez-vous pas que l'on éviterait un conflit d'intérêt en interdisant au chef de corps sortant de faire partie, même en qualité d'expert, à la commission chargée de sélectionner son successeur?
Que pensez-vous par ailleurs de la propension de certains jurys à déclarer tous les candidats aptes, qu'elles que soient leur qualité, quitte à les départager ensuite via le classement?
Enfin, dans le cadre de l'évaluation de la réforme des polices, ne conviendrait-il pas d'évaluer spécifiquement cette procédure de désignation des chefs de zone, cela s'inscrivant aussi dans le débat que vous avez eu avec mon collègue Thiébaut sur l'évolution des zones de police?
11.02 Annemie Turtelboom, ministre: La procédure de sélection des chefs de corps est réglementée et envisage en deux phases rigoureusement distinctes.
Une première est constituée d'un entretien tenu avec la commission de sélection. La commission doit, conformément à la réglementation en vigueur, comparer les titres et mérites des candidats en vue de l'appréciation de l'aptitude des candidats à l'aide du profil du candidat par rapport au profil exigé pour la fonction en tenant compte de la description des fonctions, de l'acte de candidature, du dossier personnel, de l'évaluation et des résultats de l'audition du candidat par la commission de sélection.
L'audition des candidats par la commission de sélection ne constitue pas une obligation et ne constitue en tout état de cause qu'un des éléments sur base desquels la commission va juger de l'aptitude des candidats. Il serait en conséquence réducteur de considérer que l'aptitude ou à l'inverse l'inaptitude du candidat résulte seulement de sa prestation devant la commission de sélection.
On peut par ailleurs difficilement imaginer que l'acte de candidature même n'emporte pas par essence déjà un projet ne serait-ce qu'esquissé, dressé par le candidat pour l'éventualité de sa désignation en qualité de chef de corps. Si tel n'est pas le cas d'emblée, il n'y a aucun obstacle pour que pareil plan fasse partie du champ d'investigation de la commission de sélection pour mettre en évidence l'aptitude du candidat en regard des éléments du profil requis pour l'exercice de la fonction de chef de corps.
Rien ne me permet d'indiquer que la commission préférerait déclarer apte l'ensemble des candidats qu'elle départagerait ensuite dans le cadre de son classement.
La déclaration d'inaptitude est une modalité offerte à la commission et je constate qu'il y a bel et bien des candidats déclarés inaptes. Le conseil communal ou de police appelé à intervenir ensuite à la commission de sélection n'est tenu que par l'avis d'inaptitude émis par ladite commission.
Il ne peut donc repêcher les candidats dont l'inaptitude aurait été actée par la commission de sélection. Il n'est par contre pas tenu par le classement des candidats aptes pour autant naturellement qu'il puisse motiver par ces propres considérations objectives un ordre de classement autre que celui de la commission. Ces cas se sont déjà présentés.
Quant à la présence du chef de corps sortant au sein de la commission de sélection, il revient au conseil de police ou communal qui compose la commission de sélection d'en décider. Il ne s'agit aucunement d'un membre imposé de la commission de sélection. Dans ce cadre, certains conseils estiment que le chef de corps sortant est le mieux placé pour connaître les aptitudes nécessaires du candidat.
Il n'est toutefois pas le seul puisque la commission de sélection est un organe collégial; ce serait donc lui prêter trop de pouvoir que de lui accorder une liberté exclusive du choix de son successeur.
Le mécanisme des mandats a fait l'objet d'une refonte profonde par le législateur en 2006 et de certains ajustements en 2008. Une grand majorité des chefs de corps donnent satisfaction dans l'exercice de leur mandat. J'estime dès lors que les dispositions actuelles permettent une sélection adéquate.
11.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, je connais des contre-exemples quant aux aptitudes de certains chefs de corps, mais ce n'est pas l'objet du débat.
Je garde l'impression que cette procédure pourrait être améliorée et qu'elle mérite d'être réévaluée. J'entends qu'il n'existe aucun obstacle à demander un dossier à chaque candidat, qu'un conseil communal ou de police dispose de la capacité de réformer la position du jury, ce qui n'arrive pas dans la très grande majorité des cas de par la crainte du recours au Conseil d'État. J'entends encore que la présence du chef de police sortant n'est pas interdite, mais cela pose une question déontologique.
Je ne peux donc que vous répéter ce que j'ai déjà dit: je vous demande de prêter une attention particulière à la façon dont se déroule ce choix et de faire une évaluation, un inventaire des bonnes pratiques et des recommandations précises aux zones de police locales relativement à cette procédure importante où la police fédérale conserve un rôle important à jouer.
L'incident est clos.
- de heer Christophe Bastin aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de nietigverklaring door de Raad van State van de eengemaakte hulpverleningszone in de provincie Namen" (nr. 4132)
- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het arrest van de Raad van State met betrekking tot één brandweerzone voor de provincie Namen" (nr. 4194)
- M. Christophe Bastin à la ministre de l'Intérieur sur "l'annulation par le Conseil d'État de la zone de secours unique en province de Namur" (n° 4132)
- M. Georges Gilkinet à la ministre de l'Intérieur sur "l'arrêt du Conseil d'État relatif à la zone unique d'intervention incendie en province de Namur" (n° 4194)
12.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, le feuilleton se poursuit pour ce qui concerne l'organisation des secours en province de Namur.
Le Conseil d'État a décidé la semaine dernière d'annuler l'arrêté instituant une zone unique d'intervention en province de Namur en s'appuyant, apparemment, sur le fait que l'avis des Namurois en la matière aurait dû être déterminé par un vote au sein de chaque conseil communal plutôt que par un vote au sein de la conférence des bourgmestres de la province de Namur, sous l'égide du gouverneur.
Selon les informations parues dans la presse, le Conseil d'État s'exprime également dans son arrêt sur l'affectation des budgets prévus pour l'année 2010 pour soutenir la mise en oeuvre de la réforme dans les différentes zones d'intervention et notamment en province de Namur. Pour rappel, vous aviez décidé à la suite de nombreuses questions parlementaires – et je vous en remercie à nouveau – d'affecter la somme prévue en 2010 pour la zone namuroise à la formation des pompiers de la province, ce qui est également une priorité.
Personnellement, je pense qu'il s'agit d'un énorme gâchis. On a perdu beaucoup de temps dans ce dossier. On risque aussi de perdre de l'argent au bénéfice des services de secours dans la magnifique province de Namur. Personnellement et au nom du groupe Ecolo, je souhaite qu'on puisse sortir de l'impasse éventuellement en rebattant les cartes puisque la proposition initiale n'a pas pu aboutir.
Madame la ministre, disposez-vous de l'arrêt du Conseil d'État que je viens de décrire en quelques mots? Pouvez-vous nous en résumer la teneur? Je n'en sais en effet que ce que j'en ai lu dans la presse.
Quelles sont les conséquences juridiques et budgétaires de cet arrêt?
Quelle solution privilégiez-vous à présent dans ce dossier?
Qu'allez-vous entreprendre ou qu'avez-vous entrepris à l'égard des communes namuroises et du gouverneur de la province de Namur en vue de solutionner le problème?
Imaginez-vous par exemple un nouvel arrêté prévoyant une autre organisation zonale en province de Namur ou restez-vous fixée sur l'idée d'une zone unique?
En ce qui concerne plus précisément l'affectation de 1 300 000 euros sur le budget 2010 à la formation des pompiers namurois, est-elle remise en cause par cette décision du Conseil d'État? Que va-t-il advenir de ces moyens?
Telles étaient mes questions.
Je reçois à l'instant un sms de M. Bastin qui me demande à quelle question nous en sommes. Je lui réponds directement. Mais sachez que je veux bien attendre. Je n'ai pas de problème mais c'est pour mes collègues et la ministre. Je ne veux pas empêcher M. Bastin de poser sa question ou alors, il pourrait répliquer. C'est déjà arrivé.
(…): Il est dans les embouteillages.
12.02 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Là, je ne peux rien faire.
12.03 Annemie Turtelboom, ministre: Je crois que c'est mieux de répondre.
12.04 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Je ne peux que lui conseiller de prendre le train.
12.05 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, je souhaite préciser que l'arrêt du Conseil d'État ne concerne que la zone de secours de la province de Namur. Il annule en effet uniquement l'article 7 de l'arrêté royal du 2 février 2009 qui crée une zone unique en province de Namur. Il n'a dès lors aucun impact sur les autres zones de secours du Royaume ni sur les décisions en relation avec la constitution de ces zones.
La création d'une zone unique en province de Namur a été votée au sein du comité consultatif provincial par seize communes contre quatorze. Dix communes de la province, dont Andenne, avaient déposé une note plaidant non pas pour une zone unique mais pour la création d'une zone regroupant seulement ces dix communes. Cette option n'a pas été retenue par le comité consultatif national car aucune solution n'était proposée pour les autres communes de la province. Le ministre de l'Intérieur de l'époque n'a fait que suivre la proposition du comité consultatif.
Cette disposition étant à présent annulée, le comité consultatif provincial va devoir faire une nouvelle proposition de délimitation de zones pour la province de Namur sur base de la procédure suivante. Le comité consultatif provincial de Namur, composé des bourgmestres des communes de la province et présidé par le gouverneur de la province, fait une proposition de délimitation de zones de secours pour cette province. Sur base de cette proposition, le comité consultatif national des zones, composé de tous les gouverneurs de province, d'un représentant de l'Union des Villes et Communes de Wallonie, d'un représentant de la Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten et d'une délégation du Parlement fédéral, formule une proposition de délimitation des zones de secours pour tout le pays. Cette proposition est alors soumise pour approbation au ministre de l'Intérieur et reprise dans un arrêté royal.
12.06 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, vous n'avez pas répondu à mes questions complémentaires, notamment quant à l'impact budgétaire de cette décision du Conseil d'État sur les subsides 2010, d'une part, et sur les subsides de l'année en cours, d'autre part.
Avez-vous des éléments à me fournir sur ces points?
12.07 Annemie Turtelboom, ministre: Ma réponse ne reprenait pas ces points, mais je vais me renseigner auprès de mes services et je vous enverrai la réponse par mail. Je ne pense pas, mais je ne certifie rien: je me renseigne. J'espère surtout qu'ils auront le plus vite possible de nouvelles propositions via la voie que j'ai déjà expliquée. En effet, c'est une question de sécurité et d'organisation pour les pompiers. Nous avons déjà bien avancé dans les 31 autres zones.
12.08 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, comme vous le savez, il n'existe actuellement pas de consensus entre la trentaine de communes namuroises concernées et je le regrette. J'ignore donc de quelle manière un nouvel accord pourrait intervenir, mais je le souhaite.
Je note que votre procédure ne prévoit pas une approbation par chacun des conseils communaux, ce qui constitue une difficulté juridique relevée par le Conseil d'État, justifiant sa décision. J'ai donc l'impression que nous ne sommes pas encore sortis des problèmes.
Néanmoins, vous êtes ouverte à ce que ce ne soit pas une zone unique, mais qu'au moins la proposition soit consensuelle de la part des communes namuroises.
12.09 Annemie Turtelboom, ministre: Le problème à l'époque était qu'ils sont allés devant le Conseil d'État, mais sans jamais proposer d'alternative. Ils ont refusé de partager leur zone et voudraient que les autres communes se débrouillent. L'affaire est importante.
Il est évident que je dois suivre l'arrêt du Conseil d'État qui a annulé cette zone. J'espère qu'ils me proposeront rapidement une autre disposition et que le gouverneur utilisera sa grande capacité de négociation pour parvenir à une solution.
12.10 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Je crains qu'elle ne se soit déjà heurtée à l'opposition des bourgmestres.
Comme déjà répété, nous oeuvrerons à obtenir un consensus en la matière: il y va de la sécurité des citoyens concernés.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 4132 van de heer Bastin is dus zonder voorwerp geworden.
13 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de regeringscommissaris bij het FANC" (nr. 4159)
13 Question de M. Kristof Calvo à la ministre de l'Intérieur sur "le commissaire du gouvernement à l'AFCN" (n° 4159)
13.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik denk te mogen zeggen dat reeds een aantal maanden de vertegenwoordiging van onze regering in de raad van bestuur bij het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle suboptimaal is. Al enkele maanden wordt daar een politiek van de lege stoel gehanteerd. De regeringscommissaris zou niet aanwezig kunnen zijn omwille van een andere benoeming in de NIRAS en bij Belgoprocess. De regeringscommissaris is ondertussen lid van de raad van bestuur van de NIRAS en van Belgoprocess.
Ik zie drie elementen waarom daarover vragen moeten worden gesteld, namelijk de agenda van het FANC van de afgelopen maanden met de prevergunningsfase voor onderzoeksreactor MYRRHA, de benoeming van de nieuwe directeur-generaal en de hele extra veiligheidsdiscussie die op gang is gekomen na de verschrikkelijke gebeurtenissen in Japan. In die context lijkt de afwezigheid mij minder gelukkig.
De benoeming van diezelfde persoon, de regeringscommissaris, als voorzitter van de raad van bestuur van de NIRAS en voorzitter van de raad van bestuur van Belgoprocess, is opmerkelijk, aangezien NIRAS en Belgoprocess worden gecontroleerd door het FANC, en omdat Belgoprocess – de onderneming waaraan de regering het groen licht heeft gegeven om nieuw buitenlands afval te verwerken – recent door het FANC een zeer kritische veiligheidsaudit heeft gekregen. Belgoprocess is nu verplicht een actieplan op te stellen en dat actieplan is de verantwoordelijkheid van de raad van bestuur van Belgoprocess die wordt voorgezeten door de regeringscommissaris van het FANC.
Mevrouw de minister, ik heb ondertussen ook eens de moeite gedaan om de resolutie van 29 april 2010 over de werking van het FANC, die het Parlement vrij recent heeft goedgekeurd, nog eens na te lezen. Ik citeer: “Volgens de Kamer is het van essentieel belang dat de regeringscommissarissen hun taak in alle onafhankelijkheid kunnen vervullen. Om die reden, alsook om het risico op enig belangenconflict te beperken, meent de Kamer dat het mandaat van regeringscommissaris bij het FANC niet mag worden uitgeoefend door een persoon die banden heeft met een orgaan dat direct onder toezicht staat van het FANC, meer bepaald als bestuurder dan wel als personeelslid van een dergelijk orgaan.” Dit probleem doet zich voor in het kwadraat door de benoeming van de regeringscommissaris bij de NIRAS en Belgoprocess. De benoeming bij de NIRAS is niet nieuw, want de dame in kwestie is in 2009 al benoemd bij de NIRAS. Dit is blijkbaar de gewoonte, want de vorige regeringscommissaris was bestuurder bij het IRE. Dit maakt meteen duidelijk waarom het Parlement die resolutie heeft goedgekeurd. Zij lijkt echter niet meteen te worden geïmplementeerd.
Mevrouw de minister, ik heb de volgende vragen voor u.
Kunt u wat duidelijkheid verschaffen over de aanwezigheid van de regeringscommissaris op de raad van bestuur van het FANC? In de krant Metro hebt u gezegd dat zij het nog opvolgt. Wat betekent dat? Als de persoon in kwestie dit nog opvolgt, rijst er dan geen probleem van belangenvermenging, aangezien die persoon ondertussen ook een mandaat heeft bij de NIRAS en Belgoprocess? Welke standpunten heeft de regeringscommissaris ingenomen de afgelopen maanden, in het bijzonder over de veiligheid bij Belgoprocess en het actieplan dat zij met een ander petje op eigenlijk moet verzorgen? Wat is de verklaring voor haar afwezigheid?
Ten tweede, is de aanduiding van de regeringscommissaris bij de NIRAS en Belgoprocess een regeringsbeslissing? Ik vermoed van wel, maar kunt u dat nog even bevestigen? Wanneer is die beslissing genomen? Waarom gebeurde de aanduiding, terwijl het FANC Belgoprocess moet controleren en er een resolutie van de Kamer was?
Ten derde, ik heb begrepen dat de eerste versie van het actieplan van Belgoprocess – de verantwoordelijkheid van de regeringscommissaris – onvoldoende was. Het werd aldus door het FANC gekwalificeerd. Klopt dat? Is er ondertussen al een nieuwe versie van het actieplan? Heeft de regeringscommissaris met het andere petje haar huiswerk gemaakt? Zo ja, kan het Parlement over voornoemd actieplan van Belgoprocess beschikken?
Ten vierde, welke maatregelen – het is een kwestie van vooruit te kijken – hebt u ondertussen getroffen om een goede opvolging van de werkzaamheden van het FANC te garanderen? Hebt u een aantal benoemings- en ontslagprocedures in gang gezet? De regering heeft iemand bij de Nationale Bank van België kunnen benoemen, wat een niet onbelangrijke aanduiding is. Er zijn dus misschien wel mogelijkheden voor het FANC.
13.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Calvo, sinds de regeringscommissaris deel uitmaakt van de raad van bestuur van Belgoprocess woont zij de vergaderingen van de raad van bestuur van het FANC niet meer bij.
Zij ontvangt alle voorbereidende documenten, waaronder de notulen van de vergaderingen. Voor de uitoefening van haar opdracht is de aanwezigheid op de vergaderingen niet vereist, omdat haar opdracht er hoofdzakelijk op gericht is te verifiëren of de genomen beslissingen juridisch aanvaardbaar zijn en de voogdijminister te informeren. De veiligheidsaudit bij Belgoprocess heeft trouwens niet op de agenda van de raad van bestuur van het FANC gestaan. Het betreft immers een louter operationele aangelegenheid.
De Kamer heeft in zijn resolutie betreffende de werking van het FANC, aangenomen op 29 april 2010, geoordeeld dat die situatie het risico van een belangenconflict inhoudt. De regeringscommissaris achtte het in de gegeven omstandigheden zelf ook niet opportuun om haar mandaat bij Belgoprocess actief te combineren met dat van regeringscommissaris bij het FANC. Zij heeft dan ook in mei 2010 haar ontslag aangeboden.
De aanstelling – ik kan er nogmaals op hameren – van een andere regeringscommissaris wordt gehinderd door de huidige politieke toestand. Ik kan geen nieuwe regeringscommissaris aanstellen, zolang wij in een regering van lopende zaken zitten.
Er is geen enkel verband tussen de veiligheidsaudit van het FANC bij Belgoprocess en de mandatenwissel, ook chronologisch niet. Mevrouw Roobroeck oefende het mandaat van voorzitter van de raad van bestuur van de NIRAS reeds uit toen zij op 27 maart 2009 door de Ministerraad benoemd werd tot regeringscommissaris van het FANC, geformaliseerd bij een KB van 14 april 2009. Op 17 juli 2009 werd zij door de Ministerraad herbevestigd in haar functie van voorzitter van de NIRAS, geformaliseerd bij een KB van september 2009. Op de algemene vergadering van Belgoprocess van 10 juni 2010 werd zij aangesteld als bestuurder van de vennootschap.
Op basis van de conclusies van het auditteam heeft Belgoprocess een voorstel van actieplan ingediend bij het FANC. Dat actieplan geeft een eerste voorlopig antwoord op de vaststellingen en bekommernissen van het auditcomité, namelijk de organisatie en het beheer van de veiligheid en de veiligheidscultuur bij Belgoprocess.
Het FANC heeft het actieplan samen met Bel V en de leden van het auditcomité onderzocht. Het FANC had twee opmerkingen bij dat voorstel. Ten eerste, er waren enkele actiepunten uit het actieplan nog niet volledig duidelijk. Die moeten verder worden onderzocht. Ten tweede, Belgoprocess wenste het actieplan te koppelen aan haar langetermijnondernemingsplan. Volgens het FANC moet het actieplan echter op korte en middellange termijn uitgevoerd worden, met als doel verbeterpunten in het veiligheidsbeheer en de veiligheidscultuur zo vlug mogelijk te realiseren.
Het is wel belangrijk dat het auditverslag elementen bevat zoals het beheer van lozingen en dynamisch risicoanalysebeheer, brandpreventie en brandbestrijding. Er werd gezegd dat men eigenlijk kan blijven werken, maar dat er zaken moeten verbeteren.
Het FANC heeft Belgoprocess opgedragen om tegen 15 mei een nieuwe versie van het actieplan in te dienen, rekening houdend met de gemaakte opmerkingen. Die nieuwe versie moet goedgekeurd worden door het FANC en kan daarna ter beschikking gesteld worden van geïnteresseerde Parlementsleden.
De regeringscommissaris blijft haar functie uitoefenen onder lopende zaken, net als de regering. Zij rapporteert mij over de bestuursdocumenten die zij ontvangt. Er zijn bovendien geregeld persoonlijke contacten tussen de directeur-generaal en mijzelf als voogdijminister van het agentschap. Sinds juli 2009 heeft het FANC ook een verbindingsofficier ter beschikking gesteld van het kabinet.
13.03 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, bedankt voor uw uitgebreid antwoord.
Wij zijn bijzonder empathisch voor heel het verhaal van lopende zaken. U bent het toch met mij eens dat het belangenconflict zich al eerder heeft gemanifesteerd, namelijk sinds de aanduiding van de regeringscommissaris als voorzitter van de NIRAS?
13.04 Minister Annemie Turtelboom: Dat is voor mij geen kwestie. Ik zeg alleen maar dat zolang er een regering is van lopende zaken, er geen regeringscommissaris opnieuw kan worden benoemd. Dat betekent dat de huidige regeringscommissaris in functie blijft. Punt. Daarover heb ik uitleg gegeven.
13.05 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Dat is een belangrijke keuze.
13.06 Minister Annemie Turtelboom: Dat is geen keuze, maar een feit. Het is een gevolg van een actuele politieke situatie. Ik zeg dat week na week in het Parlement. Dat zeg ik niet om collega’s in het Parlement een beetje te vervelen. Ik zeg het omdat ik als minister weet welke de implicaties zijn van een regering in lopende zaken.
Bovendien heb ik in het begin van mijn antwoord aangegeven welke de taken zijn van mevrouw Roobroeck. Ik heb uitgelegd waarom er op dit ogenblik ook geen conflict is met de taken die zij uitvoert.
13.07 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, er was al een probleem van bij de beslissing in mei 2009 door de aanduiding bij de NIRAS. De regering, op dat moment in volheid van bevoegdheid, heeft toen dat belangenconflict geïnstitutionaliseerd en geformaliseerd. Dat is een eerste zaak.
Ten tweede, lopende zaken heeft beperkingen, maar toch hebben er ook benoemingen plaatsgevonden. Er is een context van verhoogde waakzaamheid bij heel veel dingen op de agenda van het FANC. Ik denk dat daar dus toch iets zou moeten gebeuren. Die indruk geeft u voorlopig niet. Ik hoop dat u enigszins probeert om op korte termijn iets bij te sturen, want de agenda van de raad van bestuur van het FANC is echt te belangrijk op dit moment.
L'incident est clos.
14 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het transport van nucleair materiaal" (nr. 4160)
14 Question de M. Kristof Calvo à la ministre de l'Intérieur sur "le transport de matériaux nucléaires" (n° 4160)
14.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, elk Parlementslid krijgt wel eens een mail of een telefoon van een verontruste burger en ik dus ook. Er werd mij melding gemaakt van een konvooi van vrachtwagens op de Brusselse ring op zondagavond 10 april 2011. Een getuige spreekt over vier vrachtwagens met een waarschuwingsbord met het symbool van radioactief materiaal. Elke oplegger zou geladen zijn met een drietal vaten uranium hexafluoride. Volgens de getuigenis zou het transport zonder extra beveiliging zoals zwaailichten hebben plaatsgevonden.
Heeft er op 10 april 2011 zo’n transport plaatsgevonden? Zo ja, om welk nucleair materiaal gaat het? Is het een lading uranium hexafluoride?
Wordt het FANC op de hoogte gebracht van zulke transporten? Wat is de procedure? Welke veiligheidsmaatregelen worden er getroffen?
Is er een inventaris van zulke transporten? Zo ja, hoe worden die transporten geclassificeerd?
Is het mogelijk om te beschikken over een overzicht van zulke transporten van de laatste drie jaar?
14.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, collega’s, op zondag 10 april 2011 heeft er inderdaad een vervoer van uranium hexafluoride plaatsgevonden op de Brusselse ring. Het kwam van de Antwerpse haven en ging richting Frankrijk. De transporteur van deze goederen is een door het FANC erkende vervoerder en heeft een vervoersvergunning met specifieke eisen voor de veiligheid en de beveiliging die hem tevens door het FANC werd toegekend.
De vergunningshouder heeft het FANC 48 uur voor het vervoer op de hoogte gebracht van de uitvoering ervan, zoals bepaald in de vervoersvergunning.
De bestuurders van de voertuigen hebben een specifieke opleiding ADR klasse 7 gevolgd. Bovendien zijn de nodige interventiematerialen aanwezig in elk voertuig en dienen de personeelsleden van de vervoerders een opleiding te hebben genoten betreffende specifieke modaliteiten verbonden aan het vervoer van uranium hexafluoride.
Transporten van uranium hexafluoride zijn transporten van kernmateriaal die gecategoriseerd zijn volgens inhoud en natuur van de stof. Deze stoffen komen via de haven van Antwerpen het land binnen en worden verder naar Frankrijk, Nederland, Duitsland of omgekeerd getransporteerd.
In 2008 werden 188 transporten gerealiseerd, in 2009 152 en in 2010 233, allemaal op het Belgische grondgebied.
14.03 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Dit betekent dat er een inventaris is van dergelijke transporten en dat wij daarover kunnen beschikken?
De voorzitter: U hebt die net gekregen, denk ik.
14.04 Minister Annemie Turtelboom: (…)
14.05 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Neen, er is een onderscheid tussen het aantal transporten en een inventaris van de transporten die hebben plaatsgevonden. Dat is een heel belangrijk onderscheid. Dat is ook de reden waarom ik die twee vragen heb gesteld. Mijn bijkomende vraag is of wij over die inventaris kunnen beschikken, mevrouw de minister?
De voorzitter: U kunt de vraag regelmatig stellen, mijnheer Calvo. Ik moedig u niet aan, maar…
14.06 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Het is voor het gemak van de minister dat ik vraag naar die inventaris. Ik vermoed dat die beschikbaar is en dat ik hem kan ontvangen.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Als het moeilijk is om daarop nu te antwoorden, begrijp ik dat. Worden er door het FANC steekproeven georganiseerd? Men wordt 48 uur op voorhand verwittigd. Worden bepaalde transporten dan bijvoorbeeld via een steekproef gecontroleerd op de omkaderingsmaatregelen? Men zegt mij dat die transporten hebben plaatsgevonden zonder zwaailichten. Verifieert het FANC dit via steekproeven? Of hebt u daar geen idee van?
De voorzitter: Ik denk dat u daarop later zult moeten terugkomen, mijnheer Calvo.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Ik veronderstel dat de heer Jadot nog terugkomt.
15 Vraag van de heer Jan Van Esbroeck aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het functioneren van de korpschef van de politiezone Buggenhout-Lebbeke" (nr. 4183)
15 Question de M. Jan Van Esbroeck à la ministre de l'Intérieur sur "le fonctionnement du chef de corps de la zone de police de Buggenhout-Lebbeke" (n° 4183)
15.01 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, op vraag van het parket van Dendermonde onderzoekt het Comité P op dit ogenblik de houding van de korpschef van de politiezone Buggenhout-Lebbeke in het onderzoek naar de moord op zijn minnares.
De vrouw werd eind maart door haar echtgenoot vermoord. Tijdens het moordonderzoek kwam aan het licht dat de korpschef de minnaar van het slachtoffer was geweest. De korpschef kwam al eerder in een minder positief daglicht te staan. Na een kritische audit van de Algemene Inspectie van de Federale Politie en van de Lokale Politie over het functioneren van de politiezone Buggenhout-Lebbeke kreeg de korpschef gedurende enige tijd al een coach naast zich. Er loopt ondertussen ook nog een klacht tegen hem van een vrouwelijke collega wegens pesterijen.
Desondanks heeft de politieraad aldaar beslist dat de korpschef niet wordt geschorst en gewoon op zijn post kan blijven. Mevrouw de minister, deelt u de mening van de politieraad dat de korpschef zijn functie nog met het nodige gezag kan uitoefenen? Overweegt u zelf voorlopige maatregelen te nemen tegen de korpschef in afwachting van de resultaten van de lopende onderzoeken?
15.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ten opzichte van de korpschefs heb ik een tuchtbevoegdheid. Daarom vragen mijn diensten het parket om inzage te krijgen in het strafdossier om zo te kunnen oordelen of tuchtmaatregelen zich al dan niet opdringen.
Op vraag van het parket is het Comité P trouwens ook gelast om het aspect te onderzoeken van mogelijke beïnvloeding van het onderzoek door de korpschef. Mochten er daarvoor aanwijzingen zijn, zal ik mijn tuchtverantwoordelijkheid nemen, maar u begrijpt dat ik dat niet kan doen op basis van krantenartikels. Precies daarom hebben wij om inzage in het strafonderzoek gevraagd.
Daarentegen behoren eventuele ordemaatregelen niet tot mijn bevoegdheden. Dat is ook logisch. Het komt de lokale overheden, burgemeester en college, toe te oordelen of de goede werking van het korps door bepaalde gebeurtenissen in het gedrang komt. Zij zijn daarvoor het beste geplaatst en het is aan hen om die verantwoordelijkheid met kennis van zaken te nemen.
Ik verneem dat zij werkafspraken hebben gemaakt met de betrokkene, wiens mandaat afloopt op 31 december 2011 en ik neem daarvan akte.
15.03 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, het is inderdaad de bevoegdheid van de politieraad en van de lokale burgemeesters. Nu blijkt het probleem precies bij de twee burgemeesters te liggen.
De burgemeester van Buggenhout is niet dezelfde mening toegedaan als de burgemeester van Lebbeke, die u kent. Hij behoort tot uw partij. De burgemeester van Buggenhout is van een andere partij.
De gemeente met het grootste aantal inwoners is blijkbaar de machtigste in de politieraad. Als zij er in discussies over ordemaatregelen niet uitkomen, is het volgens mij altijd mogelijk dat u ingrijpt. Ik denk dat u zich kunt stellen boven een beslissing van een politieraad.
15.04 Minister Annemie Turtelboom: Ik kan dat niet. Ik ben tuchtoverheid. Net daarom hebben we inzage gevraagd in het strafdossier, om te kijken of daarin voldoende elementen zitten. Ik kan echter geen ordemaatregelen nemen. Ik kan niet beslissen om preventief bij wijze van spreken te schorsen voor de duur van het onderzoek. Dat behoort echt het politiecollege en de politieraad toe.
L'incident est clos.
16 Vraag van de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de verwijderingsvergoeding voor personeelsleden van de politiediensten op internationale missie" (nr. 4201)
16 Question de M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "l'indemnité d'éloignement pour les membres du personnel des services de police en mission internationale" (n° 4201)
16.01 Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de minister, mijn vraag handelt over de verwijderingsvergoeding waarover ik u reeds ondervraagd heb, meer bepaald over het uitblijven van de betaling van de verwijderingsvergoeding voor personeelsleden van de politiediensten op internationale missie.
Men meldt mij dat al sinds november, dus sinds vijf maanden, verschillende politiediensten die op internationale missies in Afghanistan en Kosovo actief zijn in gevaarlijke opdrachten, hun supplementaire vergoeding waarop zij recht hebben, nog altijd niet hebben gekregen. In sommige gevallen gaat het om heel veel geld, 200 euro per dag en dat vijf maanden lang.
Uit uw antwoord toen is gebleken dat de betaling van de vergoeding een achterstand kan oplopen, zolang het ministerieel besluit dat het recht voor een bepaalde missie opent niet is bekendgemaakt. Ik had echter begrepen dat het slechts om enkele weken uitstel ging.
Mevrouw de minister, kunt u bevestigen of voor de internationale missies de nodige ministeriële besluiten ondertussen zijn bekendgemaakt? Wat is de oorzaak van het eventuele uitblijven van deze ministeriële besluiten? In een vorig antwoord hebt u gezegd dat u zou informeren bij Begroting.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitbetaling van de achterstallige verwijderingsvergoedingen voor de verschillende internationale missies?
16.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, de nodige ministeriele besluiten voor de betaling van de verwijderingsvergoeding in de actuele buitenlandse opdrachten zijn allemaal genomen. Intussen zijn de achterstallen van 2010 en 2011 tot de maand maart grotendeels weggewerkt.
16.03 Ben Weyts (N-VA): Dat is dan zeer recent. Dat is zeer goed nieuws. Nu wordt dus daadwerkelijk tot de uitbetaling overgegaan?
16.04 Minister Annemie Turtelboom: De achterstallen van 2010 en 2011 tot en met de maand maart zijn grotendeels weggewerkt. We zijn nu april. Ik denk dat we op een paar gevallen na helemaal bijgewerkt zijn. De ministeriële besluiten zijn genomen, dus alles loopt.
16.05 Ben Weyts (N-VA): Ik heb immers vandaag nog van de betrokkenen vernomen dat men nog niets had ontvangen.
16.06 Minister Annemie Turtelboom: U mag mij altijd doorgeven over welke specifieke missie het dan gaat. Als dat voor die missie nog niet is gebeurd, wil ik dat gerust navragen.
16.07 Ben Weyts (N-VA): Als dat toch niet in orde zou blijken, zal ik daarmee naar de commissie terugkomen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vragen nrs 4162 en 4163 van de heer Jadot worden uitgesteld evenals vraag nr. 4215 van mevrouw Genot.
La réunion publique de commission est levée à 17.49 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.49 uur.