Commission de l'Économie, de la Politique scientifique, de l'Éducation, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture

Commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw

 

du

 

Mardi 5 avril 2011

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 5 april 2011

 

Voormiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 10.27 uur en voorgezeten door mevrouw Liesbeth Van der Auwera.

La séance est ouverte à 10.27 heures et présidée par Mme Liesbeth Van der Auwera.

 

De voorzitter: Vragen nrs 2718 en 2821 van mevrouw Almaci worden uitgesteld.

 

01 Questions jointes de

- Mme Linda Musin au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la récente réforme du championnat de Belgique de football" (n° 3200)

- M. Peter Vanvelthoven au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la réforme du championnat de football de première division" (n° 3273)

01 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Linda Musin aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de recente hervorming van de Belgische voetbalcompetitie" (nr. 3200)

- de heer Peter Vanvelthoven aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de competitiehervorming van het eersteklassevoetbal" (nr. 3273)

 

De heer Vanvelthoven heeft niets laten weten. Ik geef daarom onmiddellijk het woord aan mevrouw Musin.

 

01.01  Linda Musin (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, le vendredi 25 février 2011, un peu plus de deux mois après avoir voté le retour à une D1 à 18 clubs, la Ligue professionnelle de football a décidé de maintenir le championnat à 16 équipes et le système des play-off et d'introduire un système de calcul du classement final sur la base des résultats des trois dernières saisons pour désigner les deux derniers condamnés à la D2.

 

Cette réforme surprenante tant par sa forme que par son contenu fait de nombreux mécontents et suscite bien des réactions. Ainsi, l'entraîneur adjoint des Diables rouges s'est érigé en adversaire résolu de cette nouvelle particularité du football belge et dénonce: "On n'a pas respecté un premier vote démocratique; on n'a pas parlé de football, mais on s'est abîmé dans des tractations financières malsaines autour d'un magot dont on s'est demandé comment on allait le partager."

 

La Ligue nationale qui regroupe les clubs de D2 envisage des actions contre la réforme du championnat de D1 car elle considère que, dans une compétition désormais faussée, ces clubs sont lésés, notamment par le parachute financier de 1,25 million d'euros accordé aux descendants de D1 en D2 ainsi que par les nouvelles règles relatives à la relégation qui sera déterminée en tenant compte des résultats des trois dernières saisons, à partir de 2011-2012. Depuis, j'ai appris que cette condition avait été abandonnée. Quoi qu'il en soit les fédérations des supporters sont tout aussi mécontentes.

 

Monsieur le ministre, est-il exact que le Conseil de la concurrence, organe du ministère des Affaires économiques, ait, à juste titre, demandé des éclaircissements sur le sujet afin de vérifier que ce système n'engendre aucune concurrence déloyale? Dans l'affirmative, quelles sont les conclusions tirées par le Conseil? L'intervention de ce dernier pourrait-elle favoriser l'annulation des décisions prises par la Ligue professionnelle de football?

 

À l'heure actuelle, j'ignore s'il existe encore une seule personne en Belgique pour comprendre exactement ce qui se passe – aujourd'hui encore Le Soir en page 33 parle des incohérences en la matière –, mais s'il en existe une, j'espère que ce sera vous et que vous pourrez nous éclairer quant à toutes ces incohérences et ces différentes déclarations.

 

01.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, madame la députée, il est exact que l'auditorat du Conseil de la concurrence a pris l'initiative d'étudier la décision du 25 février 2011 de la Ligue professionnelle de football. L'auditorat était surtout préoccupé par la règle de relégation qui pourrait être préjudiciable à certains clubs, notamment ceux qui jouaient récemment en deuxième division nationale. Après une enquête informelle et rapide, l'auditorat a décidé, le 16 mars 2011, qu'il y avait des objections contre l'initiative de la Ligue professionnelle. Par conséquent, la Ligue a décidé de retirer cette décision concernant la règle de relégation.

 

01.03  Linda Musin (PS): Monsieur le ministre, cette règle-là est retirée mais qu'en est-il du reste du système mis au point? Cette adaptation du règlement fait encore l'objet de pas mal de mécontentements. Nous restons donc dans une situation plus que complexe dans laquelle des clubs, Eupen notamment, vont en appel de ces décisions. Cela pose un réel problème.

 

L'auditorat va-t-il s'arrêter à l'enquête que vous avez mentionnée ou pourrait-il encore jouer un rôle actif dans ce dossier afin d'éviter que les choses n'aillent trop loin dans le ridicule?

 

Je vous remercie pour votre réponse.

 

01.04  Vincent Van Quickenborne, ministre: L'auditorat a mené une enquête informelle sur tous les éléments de la nouvelle réglementation de la Ligue professionnelle. C'est sur la règle de relégation qu'il a émis des objections formelles et informelles.

 

C'est donc cette décision qui a été communiquée à la Ligue qui, du coup, a modifié sa réglementation.

 

En résumé, l'auditorat a bien étudié tous les éléments et a constaté, concernant les règles de compétition, que seul l'élément de relégation posait un problème à l'égard de la compétition.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- de heer Karel Uyttersprot aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "het oprichten van een bedrijf in het buitenland" (nr. 3354)

- de heer Karel Uyttersprot aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de legalisatie van documenten door de KBO" (nr. 3394)

02 Questions jointes de

- M. Karel Uyttersprot au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la création d'une entreprise à l'étranger" (n° 3354)

- M. Karel Uyttersprot à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "la légalisation des documents par la BCE" (n° 3394)

 

02.01  Karel Uyttersprot (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb mijn vragen zowel aan u als aan uw collega, bevoegd voor kmo’s, gesteld omdat ook de Kruispuntbank van Ondernemingen hierbij betrokken is.

 

Een bedrijf dat een onderneming in het buitenland wenst op te richten, moet aan de autoriteiten een aantal documenten voorleggen. Deze officiële documenten moeten worden gelegaliseerd. Een vereenvoudigde procedure bestaat in het afleveren van een apostille.

 

De legalisatie of de apostille in vereenvoudigde vorm is een controle met betrekking tot de oorsprong van de documenten en moet door de Dienst Legalisatie van de FOD Buitenlandse Zaken in Brussel gebeuren.

 

Voor bepaalde landen bestaat de Conventie van Den Haag, het zogenaamde Apostilleverdrag. Heel deze procedure is voor onze ondernemingen die een buitenlands bedrijf willen oprichten tijdrovend, bureaucratisch en omslachtig.

 

Men dient zich voor een afdruk, een stempel, van de activiteiten eerst te wenden tot de KBO, het ondernemingsloket. Vervolgens moet men naar Brussel om een stempel in de Karmelietenstraat, een zogenaamde apostille, te halen.

 

Indien men een bepaald attest niet kan afhalen, bijvoorbeeld een attest van niet-faling, moet men eerst naar de griffie gaan, dan naar de voorzitter van de rechtbank, dan moet men een stempel bij de KBO halen, dan naar de FOD Justitie om vervolgens naar de Karmelietenstraat te gaan.

 

Voor andere documenten die in het buitenland worden gevraagd, bijvoorbeeld de solvabiliteitsverklaring van een Belgische bankier, kan geen apostille worden bekomen omdat ze niet in aanmerking voor legalisatie komen.

 

Mijnheer de minister, kan dit niet eenvoudiger door bijvoorbeeld de legalisatie of het verstrekken van een apostille door de Dienst Legalisatie van de FOD Buitenlandse Zaken toe te vertrouwen aan een gedecentraliseerde dienst of een gemandateerde organisatie? Ik denk aan de KBO of, zoals voor certificaten van oorsprong, de kamers van koophandel.

 

Hoe wordt het probleem opgelost om documenten die niet op de lijst voorkomen maar wel in het buitenland worden gevraagd, toch van een apostille te voorzien?

 

02.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega, ik wil eerst in algemene zin antwoorden over het systeem van legalisatie en apostilles en dan zal ik ingaan op uw concrete vraag over de oprichting van een onderneming.

 

Om erkend te worden door een andere overheid dan die welke ze uitreikt, is de algemene regel dat sommige documenten moeten worden gelegaliseerd. De legalisatie is een procedure waarbij een ambtenaar de echtheid bevestigt van een handtekening op een document. Soms worden ook de hoedanigheid van de ondertekenaar en het zegel of de stempel op het document bevestigd. De legalisatie is met andere woorden een controle op de oorsprong van het document.

 

De handtekening wordt gelegaliseerd door de instantie die daarvoor bevoegd is. Dit is de instantie die over een specimen van de handtekening beschikt. Vervolgens wordt ook de handtekening van de legaliserende ambtenaar gelegaliseerd. Het gaat dus niet enkel om de handtekening van wie het document afgaf. Deze praktijk, die internationaal gekend en aanvaard is, wordt ook omschreven met de term “legalisatie in cascade” of “legalisatieketen”.

 

Zo moeten documenten die voorzien zijn van een handtekening van een Belgische magistraat, maar die bestemd zijn voor gebruik in het buitenland, worden gelegaliseerd door achtereenvolgens de FOD Justitie en de FOD Buitenlandse Zaken. Het is deze praktijk van legalisatie in cascade die aan de oorsprong ligt van uw eerste vraag.

 

Waarom is de cascade nodig? Waarom volstaat één legalisatie niet, hetzij door de FOD Justitie, hetzij door de FOD Buitenlandse Zaken? Als wij een unieke legalisatie zonder cascade zouden opdragen aan de FOD Buitenlandse Zaken, zou deze FOD lijsten moeten bijhouden van alle magistraten in België, samen met de specimens van hun handtekeningen. Dit is niet het geval en ook niet haalbaar, daar het bijna onmogelijk is voor de FOD Buitenlandse Zaken deze rol voor de diverse andere diensten te moeten waarnemen.

 

De FOD Justitie heeft deze lijst van handtekeningen van magistraten natuurlijk wel. Waarom volstaat dan de enkelvoudige legalisatie door de FOD Justitie niet, zou u als tweede vraag stellen. In dat geval zou de buitenlandse ambtenaar lijsten moeten bijhouden over de ambtenaren van iedere Belgische FOD, of bijvoorbeeld van iedere gemeente, alsook de specimens van iedere handtekening. Dit is maar een voorbeeld.

 

Hetzelfde praktische bezwaar zou ook bij andere FOD’s of diensten rijzen. Dat is de logica achter de legalisatie in cascade.

 

Het is inderdaad een complex systeem, dat dateert uit de 20e eeuw, toen er nog geen internet of elektronische communicatie was. Legalisatie is, zoals u zelf hebt aangegeven, gebonden aan internationale verdragen inzake apostilles.

 

Ik zal aan mijn collega van Buitenlandse Zaken laten vragen tot wiens bevoegdheid het dossier van de legalisaties en de apostilles behoort, of wij met de dienst Administratieve Vereenvoudiging geen andere methode kunnen vinden die dezelfde rechtszekerheid biedt.

 

Wanneer het gaat over het legaliseren van officiële documenten voor de oprichting van een onderneming in het buitenland beperkt de rol van de Kruispuntbank van Ondernemingen zich tot de organisatie van het verstrekken van een eensluidend verklaard uittreksel, het KBO-uittreksel. De organisatie is sterk vereenvoudigd en wordt op basis van de KBO-wetgeving aan de erkende ondernemingsloketten gedelegeerd, die de KBO-uittreksels afleveren aan de betrokkenen.

 

Wanneer het uittreksel bestemd is voor het buitenland, zijn er bijkomende formaliteiten en zal het erkende ondernemingsloket het uittreksel opsturen naar de beheerdiensten van de KBO. Na het aanbrengen van de nodige stempels en handtekeningen wordt het uittreksel teruggestuurd naar het ondernemingsloket. Dit ondernemingsloket zal zijn stempel aanbrengen en het uittreksel aan de klant afgeven. Daarna moet deze zich naar de Dienst Legalisatie van de FOD Buitenlandse Zaken begeven.

 

In geval van hoogdringendheid zal het ondernemingsloket meteen zijn stempel aanbrengen en de klant doorsturen naar de KBO-beheerdienst. Nadat daar de nodige formaliteiten zijn afgewikkeld, moet de betrokkene zich nog steeds tot de Dienst Legalisatie wenden.

 

Het spreekt voor zich dat vanuit het standpunt van de ondernemingen deze procedure voor vereenvoudiging vatbaar is, bijvoorbeeld in de zin van een volledige delegatie naar een uniek contactpunt. Ook hier geldt dat de legalisatie van de documenten die bestemd zijn voor het buitenland een bevoegdheid van de FOD Buitenlandse Zaken is. Afhankelijk van het onderzoek dat ik gevraagd heb, zullen wij die vereenvoudiging kunnen doen.

 

Ik maak nog twee bijkomende opmerkingen.

 

Artikel 5, ten derde van de dienstenrichtlijn bepaalt dat wanneer de lidstaten aan een dienstverrichter of afnemer vragen een certificaat, getuigschrift of enig ander document voor te leggen, gelijkwaardige stukken die afkomstig zijn uit de andere lidstaten aanvaard moeten worden. Een lidstaat mag voor een document uit een andere lidstaat niet eisen dat een origineel, een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift of een authentiek exemplaar wordt ingediend. Er zijn situaties waarin het communautair recht anders voorziet, om redenen van openbare orde of veiligheid.

 

Een lidstaat mag wel een niet-gelegaliseerde vertaling van documenten in een of andere officiële taal vragen. Bij twijfel aan de authenticiteit van een bepaald document of aan de exacte inhoud ervan, kunnen de overheden elkaar contacteren. Wanneer een lidstaat deze bepalingen van de dienstenrichtlijn niet naleeft, kunnen de ondernemingen dit melden bij de FOD Economie via het mailadres business21services@economie.fgov.be. Op dit mailadres kunnen bedrijven terecht met algemene juridische vragen over de toepassing van de dienstenrichtlijn in een andere lidstaat.

 

Tot slot maak ik de volgende opmerking. U weet dat deze procedure voor legalisatie in het binnenland gelukkig niet nodig is.

 

Daar werkt alles elektronisch. De ministers van Economie hebben in de Europese Raad voor Concurrentievermogen met commissaris Barnier afgesproken om een Europese KBO te ontwikkelen, gebaseerd onder meer op het Belgische model, waarbij bedrijven die activiteiten willen ontwikkelen in een andere Europese lidstaat dat kunnen doen middels gebruik te maken van de Europese ondernemingendatabank. Zo is het voor andere lidstaten veel eenvoudiger om de oorsprong van een bedrijf te kunnen verifiëren op een rechtszekere manier.

 

De legalisatie en apostilles zijn praktijken uit de twintigste eeuw. Zowel de Europese als de internationale gemeenschap zet best de stap naar de eenentwintigste eeuw door gebruik te maken van elektronische communicatie, zoals de elektronische handtekening die is verbonden aan onze elektronische identiteitskaart, maar ook aan databanken zoals de Kruispuntbank van Ondernemingen, die wel bij ons bestaat maar nog niet Europees om het voor bedrijven gemakkelijker te maken om activiteiten aan te gaan in het buitenland. Samen met de FOD Buitenlandse Zaken zullen wij onderzoeken of wij stapsgewijs vooruitgang kunnen boeken. De oplossing ligt volgens mij besloten in een Europese databank.

 

02.03  Karel Uyttersprot (N-VA): Misschien moeten wij te rade gaan in het buitenland. In Nederland worden zulke apostilles door gedecentraliseerde diensten dicht bij de bedrijven afgeleverd.

 

Op documenten die niet op de lijst voorkomen, zoals een solvabiliteitsverklaring van een Belgische bankier, kan men geen apostille zetten, maar het is wel een document dat door de buitenlandse autoriteiten wordt opgevraagd wanneer een Belgische onderneming daar een onderneming wil oprichten.

 

Ik ben blij met uw laatste antwoord dat er een onderzoek komt naar meer moderne en nieuwe methodes om de administratieve vereenvoudiging aan belang te doen winnen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Jef Van den Bergh aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "marktregulatie" (nr. 3292)

03 Question de M. Jef Van den Bergh au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la régulation du marché" (n° 3292)

 

03.01  Jef Van den Bergh (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, het rommelt in de mediawereld en meer bepaald in de televisiewereld.

 

De aanleiding daarvoor zijn de vier ontwerpbesluiten van het BIPT, de CSA, de Medienrat en de VRM, ontwerpbesluiten die onder andere de ontbundeling van de kabel in zich dragen.

 

Mijnheer de minister, ik heb een aantal vragen. Ten eerste, wat is de stand van zaken? Wat is de procedure die momenteel verder moet worden afgehandeld met betrekking tot termijnen enzovoort?

 

Ten tweede, bent u als bevoegd minister de mening toegedaan dat de andere grote speler uitsluiten van toegang tot de ontbundelde kabel nuttig zou zijn teneinde de infrastructuurconcurrentie voluit te kunnen laten spelen? Dat is de weg die men in Nederland heeft bewandeld, waar KPN niet op de kabel mag omdat zij al over een eigen netwerk beschikt.

 

Ten derde, wanneer werd de Raad voor de Mededinging betrokken bij dit proces? Zal een na de openbare raadpleging gewijzigd besluit opnieuw worden voorgelegd aan de Raad voor de Mededinging? Ik verklaar mij nader. In principe komt de Raad voor de Mededinging op het einde van een dergelijke procedure, terwijl hij in dit geval reeds in het begin betrokken zou zijn geweest.

 

Ten vierde, de antwoordtermijn liep af op 18 februari 2011. Heeft u reeds zicht op de reacties van deze publieke raadpleging? Hoe evalueert u de reacties op de publieke raadpleging en de opportuniteit van het ontbundelen van het kabelnetwerk?

 

Tot slot, een vraag in de rand, maar toch niet onbelangrijk in deze. Wat was de effectieve bezetting van de dienst Marktanalyse bij het BIPT in 2008, 2009, 2010 en in maart 2011 in voltijdse equivalenten?

 

03.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitter, collega, de onafhankelijke regulatoren BIPT, VRM, CSA en Medienrat zijn momenteel de resultaten van de consultatie aan het onderzoeken. Het zou ongepast zijn om deze in dit stadium te becommentariëren.

 

Bij de openstelling van het netwerk van Belgacom werden andere grote spelers niet uitgesloten. Voor de openstelling van de kabel is dit eveneens niet het geval in de huidige ontwerpbeslissingen.

 

De Raad voor de Mededinging werd op de hoogte gesteld van de plannen tijdens een prenotificatievergadering met de Europese Commissie. Het ontwerpbesluit werd aan de Raad voor de Mededinging ter consultatie voorgelegd en het advies van de Raad werd op haar website gepubliceerd.

 

Zolang de wijzigingen aan het ontwerpbesluit resulteren uit de openbare raadpleging of het advies van de Raad voor de Mededinging, wordt het ontwerpbesluit niet opnieuw voorgelegd aan de reeds geconsulteerde partijen.

 

De ontvangen reacties op de ontwerpbeslissing zijn, ontdaan van vertrouwelijke bedrijfsinformatie, te vinden op de website van het BIPT. U kunt ze daar ook raadplegen. Gelet op de belangrijke impact van deze ontwerpbeslissingen zijn de reacties uiteraard uitgebreid uiteengezet. Talrijke juridische en economische argumenten worden aangevoerd, onder meer in verband met de definitie van de markten, de machtspositie van de spelers en de evenredigheid van de voorgestelde bijsturingen.

 

Zoals u weet, gaat het om ontwerpbeslissingen van mediaregulatoren die opereren in onafhankelijkheid. U weet ook welke acties wij ondernomen hebben om die onafhankelijkheid van onder meer het BIPT, het instituut dat onder mijn bevoegdheid valt, te verzekeren. Ik kan dus alleen maar verwijzen naar die ontwerpen. Deze regulatoren moeten verschillende organen raadplegen, zoals de operatoren, wat nu bezig is, de Raad voor de Mededinging en de Europese Commissie.

 

In antwoord op uw laatste vraag, er zijn bij het BIPT negen ambtenaren van niveau A die zich bezighouden met marktanalyses in verband met telecom en media. Dit aantal bleef de jongste jaren, 2008 tot 2011, stabiel.

 

03.03  Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik begrijp dat u in dit toch wel gevoelig dossier enige voorzichtigheid aan de dag moet leggen en dat het wachten is op de lopende procedures wat de besluiten of de bijsturingen van de ontwerpbesluiten eventueel zullen kunnen inhouden. We doen er best aan die procedures af te wachten en dan eventueel te kijken welke beslissingen er zullen moeten worden genomen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van de heer Karel Uyttersprot aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "Delcredere nv" (nr. 3480)

04 Question de M. Karel Uyttersprot au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "le Ducroire SA" (n° 3480)

 

04.01  Karel Uyttersprot (N-VA): De Nationale Delcrederedienst is u welbekend. Het is een openbare kredietverzekeraar die als opdracht heeft om de internationale economische betrekkingen van onze bedrijven te bevorderen en te verzekeren. Het is een autonome overheidsinstelling die staatsgarantie geniet. Delcredere verleent dekking aan koperskredieten die banken aan buitenlandse afnemers toestaan ter financiering van de export van uitrustingsgoederen, diensten en aannemerswerken. Politieke en commerciële risico’s van internationale transacties van onze bedrijven worden verzekerd met betrekking tot onder andere uitrustingsgoederen, kapitaalgoederen of aannemingscontracten. Deze worden door Delcredere verzekerd.

 

De meest recente vorm van Delcredere is die van 2004, ook al bestaat de Nationale Delcredere al vele jaren. Zij verzekert en herverzekert.

 

Ik heb een aantal vragen over de oprichting in 2004 door de openbare moedermaatschappij ONDD en de kapitaalinjectie van 150 miljoen euro. Ook de Europese Unie heeft een aantal vragen over mogelijke illegale staatssteun aan die Belgische kredietverzekeraar. De Europese Unie wil nagaan of ONDD heeft gehandeld als een normale investeerder in een markteconomie en aan marktvoorwaarden kapitaal heeft verstrekt. Ze wil ook een onderzoek uitvoeren naar de staatsgarantie voor de activiteiten van de ONDD en van eventuele interne overdrachten van middelen naar activiteiten die nadien aan de Delcrederedienst zijn overgedragen.

 

Is de steun van ONDD aan Delcredere nv rechtmatig gebeurd?

 

Heeft ONDD gehandeld als een normale kredietverstrekker via de markteconomische praktijken en marktvoorwaarden?

 

04.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega, ONDD heeft in 2004 de maatschappij Delcredere nv opgericht om te voldoen aan de Europese regelgeving. De lidstaten moesten immers hun exportkredietstelsel zo aanpassen dat de instanties voor kredietverzekering geen staatssteun meer kunnen krijgen voor verhandelbare risico’s. Onder verhandelbare risico’s worden kortlopende commerciële en politieke risico’s verstaan met een duur van minder dan 2 jaar, die verband houden met debiteuren die gevestigd zijn in een lidstaat van de OESO.

 

Zoals u weet, heeft de Europese Commissie op 24 februari van dit jaar aangekondigd een onderzoek in te stellen naar de vermeende staatssteun die verleend zou zijn aan Delcredere nv. Dat deze procedure wordt geopend, betekent nog niet dat er daadwerkelijk zulke steun verleend is. De Belgische Staat, de Nationale Delcrederedienst, en de dochteronderneming Delcredere nv nemen nu de beweegredenen van dit onderzoek onder de loep en werken aan een dossier voor de Europese Commissie. U moet weten dat dit onderzoek er gekomen is na een klacht van een concurrent.

 

De deadline voor het antwoord is begin mei, met dien verstande dat de Belgische Staat aan dit antwoord eender welk element kan toevoegen aangaande technische punten nadat de deadline verstreken is. Het is daarom nog te vroeg om in detail te treden over de inhoud van het antwoord dat aan de Europese Commissie zal worden bezorgd.

 

Op basis van de ontvangen informatie van ONDD kan toch het volgende worden meegedeeld.

 

Ten eerste, inzake het gedeelte verhandelbare risico’s die zogezegd gedekt zijn tussen 2000 en 2003, heeft ONDD laten weten dat het bezwaar van de Europese Commissie voortvloeit uit het feit dat de Europese Commissie het dossier verkeerd begrepen heeft, daar ONDD tussen 2000 en 2003 geen verhandelbare risico’s heeft gedekt.

 

Ten tweede, inzake het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie zal worden aangetoond dat ONDD wel degelijk volgens dit beginsel heeft gehandeld. De argumenten van ONDD zullen onder andere stoelen op een benchmarking van de sector in de periode waarin de investering tot stand gekomen is en op een diepgaande analyse van de geldende solvabiliteitsregels.

 

Los van de discussie over rentabiliteit en solvabiliteit zal de aandacht van de Europese Commissie worden gevestigd op het feit dat de oprichting van Delcredere nv een alternatief biedt op een markt waar drie spelers een oligopolie hebben. Het is belangrijk te weten dat de beslissing van de Europese Commissie een onderzoek in te stellen, beïnvloed werd door het aandringen van een van deze spelers.

 

04.03  Karel Uyttersprot (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Wij zullen dit dossier uiteraard verder opvolgen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de M. Olivier Henry au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la licence DJ proposée par la SABAM" (n° 3846)

05 Vraag van de heer Olivier Henry aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de dj-licentie van SABAM" (nr. 3846)

 

05.01  Olivier Henry (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, la SABAM propose depuis peu une licence DJ autorisant ceux-ci à créer des copies d'une collection personnelle acquise légalement et pour jouer ces copies en public.

 

Une telle licence vise l'utilisation des copies qui ont été légalement acquises par les DJ et coûte 266 euros par an. Cette licence s'additionne à celle déjà tarifée par la SABAM pour toute diffusion en soirée.

 

La SABAM ne s'arroge-t-elle pas là un droit qui n'est pas prévu par la loi?

Cette nouvelle perception a-t-elle été autorisée par le Roi conformément à l'article 55 de la loi sur les droits d'auteurs?

Ne pensez-vous pas que la double facturation des œuvres diffusées en soirée est disproportionnée, notamment face au bénéfice économique que pourraient en retirer les auteurs?

 

05.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, cher collègue, l'article 1.1.1 de la loi du 30 juin 1994 relative au droit d'auteur stipule que l'auteur d'une œuvre littéraire ou artistique a seul le droit de la reproduire ou d'en autoriser la reproduction, de quelque manière et sous quelque forme que ce soit, qu'elle soit directe ou indirecte, provisoire ou permanente, en tout ou en partie.

 

L'article 22, § 1.5 de la même loi précise que lorsque l'œuvre a été licitement publiée, l'auteur ne peut interdire les reproductions des œuvres sonores et audiovisuelles effectuées dans le cercle de la famille et réservées à celui-ci.

 

En l'espèce, les DJ qui souhaitent reproduire des œuvres, donc en faire une copie, sur un support autre que le support original, dont ils doivent par ailleurs disposer, et cela afin d'utiliser ces copies en dehors du cercle de famille, sont soumis à l'obligation d'autorisation préalable.

 

Comme je l'expliquais, il ne s'agit pas de l'application de l'exception des reproductions effectuées dans le cercle de la famille et réservées à celui-ci. Par conséquent, l'article 55 ne trouvera pas application. Au contraire, les ayants droit, éventuellement réunis en société de gestion, déterminent en principe librement les conditions auxquelles ils accordent leur autorisation aux fins de reproduction de leurs œuvres, pour autant que cela ne constitue pas un abus de position dominante, au sens de la loi sur la protection et la concurrence économique.

 

La SABAM a déterminé en 2007 un tarif pour la reproduction d'œuvres par les DJ dans un cadre très précis.

 

L'article 66 de la loi prévoit que les sociétés de gestion disposent toujours d'une version actualisée et coordonnée de leurs règles de tarification, de perception et de répartition des droits. La version actualisée et coordonnée des règles de tarification est publiée sur le site web dans un délai d'un mois après leur dernière actualisation. En l'espèce, le site web de la SABAM mentionne très clairement l'existence de ce tarif.

 

L'article 75 de cette loi oblige les sociétés de gestion à transmettre aux services de contrôle des sociétés leurs projets de modification des statuts et leurs règles de tarification, de perception et de répartition des droits au moins 60 jours avant leur examen par l'organe compétent. Un contrôle de la légalité est alors opéré par le service de contrôle. Le service ne se prononce pas sur les questions d'opportunité mais vérifie que les règles de tarification respectent bien les dispositions légales applicables en la matière.

 

Il ne s'agit pas d'une double facturation mais de l'application différenciée de l'article 1, § 1, alinéa 1. En effet, si le DJ paie les droits d'auteur pour la reproduction d'œuvres protégées, l'organisateur paie des droits d'auteur pour la communication au public de celles-ci. Les modes d'exploitation des œuvres protégées sont donc différents et aboutissent à l'application de règles de tarification différentes.

 

05.03  Olivier Henry (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie.

 

Vous expliquez qu'il n'y a pas de double tarification. Ceci dit, nous avons tout de même l'impression que c'est payer deux fois une taxe qui couvre à peu près la même chose. Vous nous indiquez les articles de loi correspondant à l'application nécessaire pour arriver à cette double facturation mais nous estimons que ce n'est pas juste. Nous reviendrons donc avec une proposition de loi pour modifier cette règle afin qu'elle corresponde mieux à l'évolution de notre société et des nouvelles technologies.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Aangezien de andere vragen zijn uitgesteld, zal ik nu mijn vraag stellen.

 

06 Vraag van mevrouw Liesbeth Van der Auwera aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "het uitblijven van de KB's van de wet op de bestraffing van namaak en piraterij van intellectuele eigendomsrechten" (nr. 3398)

06 Question de Mme Liesbeth Van der Auwera au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "le retard dans la promulgation d'arrêtés royaux relatifs à la répression de la contrefaçon et de la piraterie de droits de propriété intellectuelle" (n° 3398)

 

06.01  Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mijnheer de minister, de KB’s van de wet op de bestraffing van namaak en piraterij van intellectuele eigendomsrechten zijn nodig om uitvoering te geven aan de nieuwe procedures, zoals de waarschuwing en de minnelijke schikking. Dat wil zeggen dat de FOD Economie enkel pv’s kan opstellen. Er kan geen nuttig gevolg aan gegeven worden.

 

Ik heb de volgende vragen.

 

Hoeveel pv's werden er in 2010 uitgeschreven door de ambtenaren van de FOD Economie? Welk percentage pv's had betrekking op inbreuken gepleegd via het internet?

 

De ambtenaren van de FOD Economie zijn zeer actief op het internet op het vlak van de naleving van de wet op de elektronische handel. Is het niet nodig die internetonderzoeken uit te breiden tot namaak en piraterij gepleegd via het internet?

 

Hoe komt het dat de KB's nog steeds niet zijn gepubliceerd? Mogen wij die nog verwachten en bent u van oordeel dat dit kan in lopende zaken?

 

06.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Van der Auwera, in 2010 hebben de ambtenaren van de FOD Economie 242 pro justitia’s en 66 processen-verbaal van waarschuwing opgesteld wegens inbreuk op de wet betreffende de intellectuele eigendomsrechten. Op basis van de statistieken kan momenteel niet worden vastgesteld welk percentage van die processen-verbaal betrekking heeft op inbreuken via het internet.

 

De controle op de wettelijkheid van de websites gebeurt ook vandaag al op het vlak van namaak. Vooral op basis van meldingen van rechtenhouders of op grond van klachten van consumenten die ontgoocheld waren omdat zij namaakartikelen hadden ontvangen, worden processen-verbaal opgesteld en wordt, indien mogelijk, de aanbieding op het internet verwijderd, om te vermijden dat de reclame voor namaakproducten in de toekomst op het internet zichtbaar zou zijn voor de Belgische consumenten.

 

Het uitvoeringsbesluit bij de wet van 15 mei 2007 is inderdaad nog niet aangenomen. Waarom? In 2009 hebben wij een eerste ontwerpbesluit opgesteld en besproken in verschillende interkabinettenwerkgroepen. Om tegemoet te komen aan de opmerkingen van de inspecteur van Financiën betreffende de budgettaire weerslag van de uitvoeringsmaatregelen werd de wet van 15 mei aangepast door de artikelen 40 tot 44 van de wet van 28 april 2010. Die wetswijziging is doorgevoerd. Momenteel wordt er een tweede versie van het ontwerpbesluit gefinaliseerd, rekening houdend met de aanpassingen die aangebracht zijn aan de wet.

 

Ik hoop dan ook dat het koninklijk besluit zo spoedig mogelijk voor advies aan de Raad van State kan worden voorgelegd. De periode van lopende zaken vormt hierbij geen belemmering.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 3835 van de heer Blanchart wordt uitgesteld.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.07 uur.

La réunion publique de commission est levée à 11.07 heures.