Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique	Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt
du Mercredi 16 mars 2011 Matin ______	van Woensdag 16 maart 2011 Voormiddag ______

De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 10.13 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Ben Weyts.

Le développement des questions et interpellations commence à 10.13 heures. La réunion est présidée par M. Ben Weyts.

01 Question de M. Éric Jadot à la ministre de l'Intérieur sur "le traitement policier de la prostitution de rue" (n° 3068)

01 Vraag van de heer Éric Jadot aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het politieoptreden tegen de straatprostitutie" (nr. 3068)

01.01 Éric Jadot (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, je reviens sur le dossier prostitution. Je vous avais interrogée, il y a trois semaines, sur le sujet. Vous m'aviez renvoyé pour une série d'aspects vers le ministre de la Justice. Cependant, certains aspects spécifiques émargent à votre département. C'est ce qui m'a incité à poser, à nouveau, une question, ce dans le contexte liégeois du projet d'Isatis Center, que l'on peut mettre en parallèle avec le projet de la Villa Tinto d'Anvers et qui est à l'étude pour l'instant au niveau de la région liégeoise.

Plusieurs acteurs policiers interviennent actuellement dans la problématique de la prostitution de rue: la police zonale ainsi que la police judiciaire fédérale (PJF) dont l'approche et l'interprétation légale du phénomène semblent parfois différer. Les descentes régulières de la police zonale en direction des travailleuses du sexe de la rue sont ainsi fréquemment dénoncées par les associations. En vis-à-vis, la PJF et les mœurs développeraient une action plus "compréhensive".

Sur l'agglomération liégeoise, les autorités communales ont fermé les salons de prostitution du quartier Cathédrale-Nord en 2009. L'un des arguments évoqués par le mayeur était de mettre fin à la criminalité sensée être liée au milieu prostitutionnel et intéresse donc l'action de vos services. Plus d'un an après la fermeture des salons, votre département dispose-t-il d'éléments d'évaluation quant aux tendances de la criminalité en Nord-Cathédrale?

S'agissant du phénomène spécifique de la prostitution de rue, pouvez-vous m'éclairer quant à l'approche policière qui est appliquée sur le terrain? En la matière, il me revient que des différences de traitement seraient à l'œuvre, notamment à Liège, seIon l'intervention soit des agents de la PJF ou des services des polices zonales.

Hier encore, je participais à un colloque sur le sujet avec des acteurs de terrain, duquel émanait une volonté de connaître la position globale du ministère de l'Intérieur sur le sujet.

01.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, monsieur Jadot, selon les données policières, les faits d'incitation à la débauche et de stupéfiants enregistrés par la police locale de Liège sur le territoire de Cathédrale-Nord sont en diminution constante depuis 2008, étant donné que des salons de prostitution ont été fermés en avril 2009. Les membres de la police locale de Liège ne rencontrent aucune difficulté dans l'interprétation de la loi concernée. Toutefois, s'agissant de l'approche policière de la police locale de Liège du phénomène prostitution de rue, il y a lieu de faire la distinction entre celle des équipes d'intervention et celle de la brigade judiciaire, section mœurs-proxénétisme. En effet, des différences existent dans l'approche de la prostitution de rue selon la nature et les missions plus spécifiques des divers services de la police locale de Liège.

01.03 Éric Jadot (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, il y a visiblement une différence entre les réponses qui vous parviennent de la police et le ressenti des acteurs de terrain. Cette discussion sera poursuivie notamment au conseil communal de Liège. Je vous remercie pour vos réponses.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

De voorzitter: De heer De Man is niet aanwezig, zijn vraag nr. 3087 komt daarmee te vervallen. De heer Vercamer is evenmin aanwezig, ook zijn vraag nr. 3098 komt daarmee te vervallen.

02 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de voorbereidingen van de kernuitstap door het FANC" (nr. 3145)

02 Question de M. Kristof Calvo à la ministre de l'Intérieur sur "la préparation de la sortie du nucléaire par l'AFCN" (n° 3145)

02.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, de vraag is gesteld in een eerdere fase, misschien in een iets ander energietijdperk dan vandaag. De regering van lopende zaken was enige tijd geleden van plan de kernuitstap zoals destijds goedgekeurd door paarsgroen, de liberale, socialistische en groene partijen in dit land, terug te schroeven. Het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en zijn filiaal Bel V wenst op die mogelijke levensduurverlenging te anticiperen door een strategische langetermijnnota op te maken over de veiligheid van de centrales en reactoren Doel 1, Doel 2 en Tihange 1, de oudste reactoren die ons land kent.

De bedoeling was om in die nota een methodologie af te spreken en na te gaan welke verbeteringen er noodzakelijk zijn aan die oudste reactoren. Uit de toelichting van de minister van Energie weten we dat als ooit iemand zou beslissen om die centrales, die reactoren, langer open te houden, dit ongeveer een investering van 800 miljoen euro zou vragen. Dus niet het vervangen van een deur, maar fundamentele vernieuwingen.

Ik lees op de website van het FANC dat er een aanpak is voorgesteld door Electrabel, dat het FANC en zijn filiaal Bel V enerzijds voor Doel 1 en Doel 2 een vijfentwintigtal en voor Tihange 1 achttien veiligheidsbekommernissen heeft aangehaald. Verder worden die niet gedefinieerd en dat leidt tot mijn vragen vandaag. Na het identificeren van die veiligheidsbekommernissen zou met Electrabel mogelijk een plan van aanpak worden opgesteld om de design upgrade samen te bepalen.

Ik heb een aantal vragen om de transparantie ter zake te verbeteren.

Ten eerste, wat is vandaag de stand van zaken bij de LTO-strategy Doel 1, Doel 2 en Tihange 1?

Ten tweede, wat is uw reactie op de inhoud van de opvolgingsnota waar toch 25 en 18 veiligheidsbekommernissen worden gesignaleerd?

Ten derde, hebt u hierover overleg gepleegd met de minister van Energie? Welke rol is daar voor de exploitant zelf weggelegd?

Ik heb begrepen dat de lijst van veiligheidsbekommernissen in januari nog niet ter beschikking kon worden gesteld omdat er overleg met de exploitanten zou moeten worden gepleegd. Welke rol speelt men daar concreet in? Moet de gecontroleerde de controleur een beetje censureren, corrigeren? Dat kan toch niet de bedoeling zijn.

Ten vierde, welk plan van aanpak is door Electrabel zelf voorgesteld?

Ten vijfde, over welke enerzijds 25 en anderzijds 18 veiligheidsbekommernissen gaat het? Is er al een idee over de kostprijs? Mag het Parlement die veiligheidsbekommernissen inkijken om op die manier in alle transparantie het debat over nucleaire veiligheid en de veiligheid in onze oudste, minst veilige reactoren op een serene en goed geïnformeerde manier te voeren?

02.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, deze vraag is inderdaad lang voor de incidenten in Japan ingediend. Ik denk dat het debat over de verlenging van de levensduur voor kernenergie een fundamenteler debat zal zijn. Ik heb begrepen dat wij daar vanmiddag in de subcommissie Nucleaire Veiligheid al over praten.

De eerste fase van de kernuitstap valt, zoals u weet, in 2015 met de sluiting van de drie oudste kerncentrales. Indien de wet op de kernuitstap niet wordt gewijzigd, zullen de installaties gedurende een vijftal jaren in een toestand van stilstand worden gehouden, waarna de ontmanteling kan starten.

Ik weet dat het FANC zich, wanneer de wet niet wordt aangepast, ook in deze proactieve benadering inschrijft.

Gelet op de periode van lopende zaken en gelet op mijn specifieke bevoegdheid die alleen gaat over de veiligheid van de nucleaire centrales, zal ik mij onthouden over de inhoudelijke commentaar over een al dan niet verlenging. Ik verwijs u voor een debat over de kernuitstap naar het debat van vanmiddag waarbij ook de heer Magnette aanwezig zal zijn.

Het FANC bereidt samen met het filiaal Bel V de mogelijke veiligheidsimplicaties voor, verbonden aan een verlengde uitbating van de drie oudste kerncentrales, in het jargon de Long Term Operation, afgekort LTO.

Dit proces verloopt conform de strategienota die hiervoor door het FANC en Bel V in 2009 werd opgesteld.

Het in te dienen LTO-dossier zal onder meer een programma voor verouderingsbeheer van de installaties en een voorstel van ontwerpverbeteringen bevatten. De methodologie en de inhoud van dit dossier werden in de loop van 2009 en 2010 met Electrabel besproken en ook vastgelegd. Meer informatie over een stand van zaken in verband met de voorbereiding van de LTO is uitgebreid beschreven in een eerste opvolgingsnota van het FANC die mij eind 2010 werd bezorgd en die iedereen ook via de website van het FANC publiekelijk kan consulteren.

De aanpak die door Electrabel wordt voorgesteld voor het luik design upgrade, wordt beschreven in het opvolgingsverslag van het FANC. Deze aanpak bestaat uit een herevaluatie van het ontwerp en de uitwerking van een verbeteringsplan. Het ontwerp van de installatie wordt doorgelicht, waarbij gebruik wordt gemaakt van verschillende informatiebronnen. Een van de gebruikte informatiebronnen is de interne ervaring van de uitbating van de kerncentrales en een andere informatiebron is een vergelijkingsoefening van het ontwerp van de centrales met recentere Belgische kerncentrales, buitenlandse centrales van dezelfde generatie en nieuw ontworpen kerncentrales.

Deze doorlichting maakt veiligheidsbekommernissen zichtbaar die aanleiding kunnen geven tot een bepaling van concrete ontwerpverbeteringen. Deze ontwerpverbeteringen moeten worden geanalyseerd om hun impact op de veiligheid en hun haalbaarheid te bepalen. Dit alles moet leiden tot een voorstel van verbeteringsplan dat gepland is tegen eind 2011.

Bel V heeft in opdracht van het FANC eveneens op een onafhankelijke wijze een gelijkaardige doorlichting van het ontwerp van de oudste kerncentrales uitgevoerd. De resultaten van deze onafhankelijke doorlichting zijn gelijkaardig aan de resultaten van Electrabel en bevestigen de diepgang van het gevoerde onderzoek. Op dit ogenblik maakt de lijst van veiligheidsbekommernissen of LTO-issues nog het voorwerp uit van besprekingen tussen Electrabel, FANC en Bel V. Deze lijst is dus nog een werkdocument dat wijzigingen zal ondergaan. Naar alle waarschijnlijkheid zal deze lijst in de eerste helft van 2012 zijn afgerond en een officieel karakter krijgen als onderdeel van het in te dienen LTO-dossier. Het FANC zal hierover op het gepaste ogenblik communiceren. Het is niet aan de veiligheidsautoriteiten om de kostprijs mede als criterium te hanteren.

02.03 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord, dat echter niet bijzonder veel nieuwe informatie brengt.

U verwijst naar de opvolgingsnota op de website. Ik heb mijn vraag gesteld, net omdat ik de opvolgingsnota heb gelezen en ik in bedoelde nota vaststel dat voor Doel 1 en Doel 2 respectievelijk 25 en 18 veiligheidsbekommernissen worden geciteerd.

U antwoordt mij vandaag, in bijzonder bizarre en pijnlijke tijden waarin iedereen om de nucleaire veiligheid bekommerd is, dat voormelde veiligheidsbekommernissen nog niet voor het Parlement zijn bestemd en dat de parlementsleden ze nog niet moeten bekijken. Eerst moet met de exploitanten overleg worden gepleegd. Zij zullen samen bekijken wat al dan niet moet gebeuren.

Een dergelijk antwoord is jammer. Vandaag is 100 % transparantie immers heel belangrijk.

Ik wil alle collega’s erop wijzen dat, zoals ik daarnet al heb opgemerkt, de minister van Energie zelf in geval van een levensverdubbeling over 800 miljoen euro verjongingsinvesteringen spreekt. Laat ons hopen dat het niet zover komt. Het gaat hier over fundamentele ingrepen.

In toelichtingen bij een aantal wetsvoorstellen van parlementsleden van andere fracties lees ik dat onze oudste kernreactoren, die verschillen bevatten die niet zomaar kunnen worden aangepast, met mini-investeringen gemakkelijk 50 tot 60 jaar langer kunnen openblijven. Ik heb een dergelijke bewering deze week nog in een wetsvoorstel van een behoorlijk grote fractie in het Parlement gelezen. Ik maak mij dan ook grote zorgen.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

03 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de inschakeling van een privébewakingsfirma door de MIVB" (nr. 3202)

03 Question de Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "le recours par la STIB à une société de gardiennage privée" (n° 3202)

03.01 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, onlangs werd beslist om de toenemende agressie op het openbaar vervoersnet van de MIVB te beperken door het inschakelen van private bewakingsfirma’s.

De wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid voorziet in de specifieke oprichting van veiligheidsdiensten bij de openbare vervoersmaatschappijen. Die bestaan evenwel naast de andere private veiligheidsdiensten of -firma's. Aan de personeelsleden van de bijzondere veiligheidsdiensten worden ook specifieke eisen gesteld. Die personeelsleden hebben ook bevoegdheden die het personeel van de private veiligheidsdiensten niet hebben. Zo mogen de bijzondere veiligheidsdiensten bijvoorbeeld handboeien gebruiken, terwijl de private veiligheidsdiensten dat niet mogen.

Ik heb de volgende vragen.

Onder welke hoedanigheid zullen de private veiligheidsdiensten tewerkgesteld worden bij de MIVB?

Worden zij onderworpen aan de specifieke bepalingen van de wet van 10 april 1990 met betrekking tot de bijzondere veiligheidsdiensten? Moeten zij daarvoor dan ook een bijkomende opleiding volgen? Blijven zij de beperkte bevoegdheden houden die verbonden zijn aan de private veiligheidsdiensten of zullen zij dezelfde bevoegdheden krijgen als de bijzondere veiligheidsdiensten?

Het Comité P heeft toezicht op de werking van de bijzondere veiligheidsdiensten. Geldt dat ook voor het personeel van de private veiligheidsdiensten dat door de MIVB tewerkgesteld zal worden?

03.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Dierick, de wet van 10 april 1990 voorziet in de mogelijkheid dat bewakingsondernemingen een bewakingsactiviteit kunnen uitoefenen ten behoeve van publiekrechtelijke rechtspersonen, mits zij daarvoor de voorafgaande toestemming verkrijgen van de minister van Binnenlandse Zaken. In dat raam kan een bewakingsonderneming ook bewakingsactiviteiten uitoefenen ten behoeve van de MIVB.

De bewakingsopdracht die de bewakingsagenten zullen uitoefenen, worden omschreven in de offerte en de bijeenkomst van de MIVB. In de verleende toestemming wordt erop gewezen dat bewakingsagenten niet beschikken over dezelfde bevoegdheden als de veiligheidsagenten van de MIVB, zoals het gebruik van handboeien, van pepperspray of een identiteitscontrole. Op de grootste risicoplaatsen worden dus bij voorkeur de veiligheidsagenten van de MIVB ingezet. Bovendien kunnen de externe bewakingsagenten de bewakingstaken niet uitoefenen in de rijtuigen van de metro.

De bewakingsagenten van de betrokken bewakingsondernemingen moeten geen bijkomende opleiding volgen, aangezien zij niet de bevoegdheden krijgen van een veiligheidsdienst en evenmin onder de specifieke bepalingen vallen die gelden voor de veiligheidsdiensten.

Het Comité P houdt bijgevolg geen toezicht op de werking van de betrokken bewakingsondernemingen.

03.03 Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, ik denk dat het een goede zaak is dat alles eraan wordt gedaan om de agressie zoveel mogelijk aan te pakken.

Wij hebben er absoluut geen probleem mee dat de MIVB een beroep doet op private veiligheidsfirma’s. Het is duidelijk dat zij niet dezelfde bevoegdheid hebben, dat er een onderscheid is. Ik denk dat dit wel voor verwarring zal zorgen voor het publiek, dat dit onderscheid niet zal maken.

Wij zijn er voorstander van dat de bewaking zou gebeuren binnen hetzelfde kader, dat de externe bewakingsagenten dezelfde bevoegdheden hebben en dat zij ook de nodige opleidingen daartoe zouden krijgen.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

04 Vraag van mevrouw Liesbeth Van der Auwera aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de procedure van de familie Lambrecks tegen de Belgische Staat" (nr. 3213)

04 Question de Mme Liesbeth Van der Auwera à la ministre de l'Intérieur sur "la procédure entamée par la famille Lambrecks contre l'État belge" (n° 3213)

04.01 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb ter zake ook al een vraag gesteld aan uw collega van Justitie. Het betreft de affaire-Dutroux, waarvan de pijnlijke details iedereen zijn bijgebleven en die nog steeds op ons netvlies zijn gebrand. Dat waren gruwelijke zaken zonder voorgaande.

Onder het voorzitterschap van Marc Verwilghen kwam de onderzoekscommissie tot een eindconclusie waarvan het verslag in 1997 met éénparigheid van stemmen werd goedgekeurd. Uit het onderzoek bleek dat er onaanvaardbare fouten gemaakt werden door onder andere politionele diensten.

In 1997 heeft de familie Lambrecks de Belgische Staat gedagvaard in de personen van de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken. Ze eist daarbij een schadevergoeding van om en bij de 350 000 euro. Die zaak werd voor de rechtbank van eerste aanleg gebracht. In 2008 heeft de rechtbank die eis afgewezen als ongegrond en momenteel is de procedure hangig voor het hof van beroep van Brussel.

Op 1 maart van dit jaar heeft minister De Clerck geantwoord dat het departement Justitie tot hiertoe 68 000 euro heeft betaald aan haar advocaten in dat geding.

Mijn vraag aan u is dan ook welk bedrag het departement Binnenlandse Zaken tot nu toe heeft betaald aan advocatenkosten en, indien die er zijn, aan andere kosten.

04.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, het gaat in tegen de openbare orde om dergelijke gegevens vrij te geven als de zaak nog hangende is voor het gerecht.

Ik kan het bedrag dus niet openbaar maken dat werd besteed aan advocaatkosten in het raam van het dossier Lambrecks tegen de Belgische Staat. Dat is deontologisch op dit moment onverantwoord.

04.03 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik sta perplex van het antwoord. Het doet bij mij alle stekels rechtop staan, aangezien één van uw collega’s minder schroom heeft gehad om te vertellen aan het Parlement wat de Belgische Staat uitgeeft in die procedure louter aan advocatenkosten. Mijns inziens gaat dat niet in tegen de openbare orde. Volgens mij brengt dat de lopende procedure ook niet in het gedrang. Ik vind dit in het licht van het verhaal en datgene wat we de laatste weken hebben meegemaakt in andere verdwijningszaken bijna een luguber antwoord, mevrouw de minister.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

De voorzitter: Vraag n°3087 van de heer Filip De Man is nu al voor de tweede keer uitgesteld en komt dus te vervallen.

05 Question de Mme Myriam Delacroix-Rolin à la ministre de l'Intérieur sur "les gardiens de la paix" (n° 3219)

05 Vraag van mevrouw Myriam Delacroix-Rolin aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de gemeenschapswachten" (nr. 3219)

05.01 Myriam Delacroix-Rolin (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, depuis les années '90, la notion de sécurité s'est beaucoup développée, sans doute sous l'impulsion des pouvoirs locaux, de la police locale et du vécu des citoyens. La sécurité n'est plus seulement le résultat du respect de l'ordre public, c'est aussi le résultat d'un travail de prévention.

Consciente de la nécessité de cette approche préventive, l'autorité fédérale libère depuis plusieurs années des budgets pour les communes qui disposent d'un plan stratégique de sécurité et de prévention. Ce budget permet aux communes d'engager des gardiens de la paix.

Les gardiens de la paix jouent un rôle capital dans la lutte contre le sentiment d'insécurité en agissant dans différents secteurs: sécurisation routière aux abords des écoles, information aux citoyens, gardiennage des parcs et des rues. Leur présence est très utile et très appréciée des habitants. Pourtant, elle est menacée. En effet, le gouvernement fédéral étant en affaires courantes, il n'est pas prévu de reconduire le budget pour le financement des plans stratégiques de sécurité et de prévention au-delà du 30 juin 2011. Le manque de gardiens de la paix poserait de gros problèmes aux communes.

Par ailleurs, l'incertitude chronique dans laquelle ces personnes sont contraintes de travailler est très angoissante.

Madame la ministre, en réponse à une question orale du 16 février dernier, vous avez déclaré que vous prépariez un dossier à l'attention du conseil des ministres afin de prolonger le financement des plans stratégiques, et donc des contrats des gardiens de la paix, jusqu'à la fin de l'année.

Où en est le dossier? Avez-vous pris des contacts avec les bourgmestres des grandes villes afin d'améliorer les conditions de travail des gardiens de la paix? Prévoyez-vous de les rencontrer et dans quel délai? Ne conviendrait-il pas de stabiliser le statut des gardiens de la paix?

05.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, en raison de la situation politique actuelle, les plans stratégiques de sécurité et de prévention et les conventions relatives aux gardiens de la paix ont été prolongés jusqu'au 30 juin 2011. Par le biais de cette décision, le gouvernement entend faire de la prévention un maillon essentiel de la chaîne de sécurité, pérenniser l'expertise et continuer le travail de prévention.

Comme déjà signalé dans ma réponse à des questions précédentes, je souhaite également poursuivre les actions de prévention. J'ai donc demandé à mon administration de préparer, avec l'avis de l'inspecteur des Finances et du Budget, un dossier de renouvellement des plans stratégiques de sécurité et de prévention et les conventions relatives aux gardiens de la paix à partir du 1^er juillet 2011 jusqu'à la fin de l'année.

Je soumettrai ce dossier au Conseil des ministres ce mois pour qu'il prenne une décision en l'espèce.

L'amélioration des conditions de travail et la stabilisation du statut des gardiens de la paix relèvent de la compétence de la ministre de l'Emploi.

05.03 Myriam Delacroix-Rolin (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Elle est satisfaisante.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

06 Questions jointes de

- M. François-Xavier de Donnea à la ministre de l'Intérieur sur "les dépenses de voyage et de représentation du commissaire général de la police fédérale" (n° 3223)

- M. Jean Marie Dedecker à la ministre de l'Intérieur sur "la liste des frais de voyage et de cadeaux d'affaires engagés par le commissaire général de la police fédérale et ses services" (n° 3235)

- Mme Jacqueline Galant à la ministre de l'Intérieur sur "la démission du commissaire général de la police fédérale" (n° 3260)

- Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "M. Koekelberg" (n° 3275)

- M. Éric Jadot à la ministre de l'Intérieur sur "l'affaire Koekelberg" (n° 3301)

- M. Denis Ducarme à la ministre de l'Intérieur sur "la candidature de la Belgique à la fonction de vice-président d'Interpol" (n° 3334)

- M. Denis Ducarme à la ministre de l'Intérieur sur "les frais relatifs à la candidature de la Belgique à la fonction de vice-président d'Interpol" (n° 3335)

- M. Rachid Madrane à la ministre de l'Intérieur sur "la démission du commissaire général de la police fédérale, M. Fernand Koekelberg" (n° 3371)

- M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "une nouvelle fonction pour le commissaire général démissionnaire, M. Koekelberg" (n° 3380)

- M. Jean Marie Dedecker à la ministre de l'Intérieur sur "la démission et le nouveau poste de M. Koekelberg et plusieurs autres dossiers importants pour le retour à la sérénité" (n° 3383)

- M. Denis Ducarme à la ministre de l'Intérieur sur "les informations reprises par la presse flamande relatives à la nomination de M. Muylaert" (n° 3385)

- M. Denis Ducarme à la ministre de l'Intérieur sur "la coopération policière internationale" (n° 3336)

06 Samengevoegde vragen van

- de heer François-Xavier de Donnea aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de reis- en representatiekosten van de commissaris-generaal van de federale politie" (nr. 3223)

- de heer Jean Marie Dedecker aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de lijst van kosten voor reizen en relatiegeschenken gemaakt door de commissaris-generaal van de federale politie en zijn diensten" (nr. 3235)

- mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het ontslag van de commissaris-generaal van de federale politie" (nr. 3260)

- mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de heer Koekelberg" (nr. 3275)

- de heer Éric Jadot aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de zaak-Koekelberg" (nr. 3301)

- de heer Denis Ducarme aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de kandidatuur van België voor het ondervoorzitterschap van Interpol" (nr. 3334)

- de heer Denis Ducarme aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de kosten van de kandidatuur van België voor het ondervoorzitterschap van Interpol" (nr. 3335)

- de heer Rachid Madrane aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het ontslag van de commissaris-generaal van de federale politie Fernand Koekelberg" (nr. 3371)

- de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "een nieuwe functie voor ontslagnemend commissaris-generaal Koekelberg" (nr. 3380)

- de heer Jean Marie Dedecker aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het ontslag en de nieuwe positie van de heer Koekelberg en een aantal andere dossiers die belangrijk zijn voor het herstellen van de sereniteit" (nr. 3383)

- de heer Denis Ducarme aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de informatie in de Vlaamse pers betreffende de benoeming van de heer Muylaert" (nr. 3385)

- de heer Denis Ducarme aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de internationale politiesamenwerking" (nr. 3336)

De voorzitter: De heer de Donnea heeft zijn vraag nr. 3223 laten omzetten in een schriftelijke vraag.

06.01 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, naar aanleiding van de valiezenkoers naar Qatar van de commissaris-generaal, is er ondertussen nogal wat gebeurd, en is er ook nogal wat gespit. Er zijn nog een aantal nieuwe zaken aan het licht gekomen in verband met lopende dossiers. Het is niet zo gemakkelijk om het samen te ballen, maar laten wij zeggen dat de hele politietop een soort amalgaam is van allerhande misbruiken, vervolgingen en tuchtrechtelijke maatregelen.

Ik heb een hele lijst voor u, maar ik krijg er toch tien minuten spreektijd voor van de voorzitter en bovendien zijn er enkele vragen weggevallen.

In de eerste plaats zou ik het volgende van u willen vernemen. U hebt zelf verkondigd, onder andere in De Zevende Dag, dat er een onderzoek zou zijn naar de boekhouding van de commissaris-generaal, en eventueel ook naar de andere directies van de Federale Politie. Is dat onderzoek reeds opgestart? Onder andere de vakbonden zijn daar op gesprongen. CPOL is daar op gesprongen, en vraagt zelfs een externe audit omdat het hele interne niveau in opspraak is, zelfs het Comité P. Ik kom daar straks nog op terug. Is dat onderzoek al dan niet opgestart, ook ten opzichte van de andere diensten?

Ten tweede, wat zijn de toekomstplannen in verband met de verdere loopbaan van de commissaris-generaal? U hebt hem aan de kant kunnen schuiven. Er wordt voor hem in de toekomst een nieuwe functie gecreëerd, met name een soort liaisoncommissaris. Over liaisons weet men wel iets bij de top van de politie.

Wat zijn ten derde de toekomstplannen van de voormalige secretaresses? In welke functie worden zij geplaatst? Als CALOG-personeel? Zullen zij hun wedden en dergelijke blijven behouden? Vallen zij nu effectief terug op hun werkelijke niveau wat de betaling van de prestaties betreft? U weet heel goed, ik heb het immers de vorige keer aangehaald, dat het in feite door middel van een fake arrest van het Grondwettelijk Hof is dat zij hun centen hebben teruggekregen. Wat gaat u daaraan doen?

De nieuwe commissaris-generaal spreekt over het herstellen van de sereniteit. Er zijn nogal wat zaken die de sereniteit aan de top verstoren. Hoever staat het met het onderzoek naar de directeur van de dienst Luchtsteun van de federale politie? Klopt het dat het gaat om een onderzoek inzake corruptie? Klopt het dat de voormalige directeur van de dienst Luchtsteun nu werkt op de dienst Financiën van de federale politie? Ik zal de naam nu niet noemen, maar u zult wel weten over wie het gaat.

Voorzitter: Myriam Delacroix-Rolin.

Présidente: Myriam Delacroix-Rolin.

Wat is de stand van zaken in de strafrechtelijke en tuchtprocedures ten aanzien van het diensthoofd van de federale gerechtelijke politie in Tongeren, inzake onderzoek naar corruptie in de zaak Land van Ooit? Het diensthoofd zou zijn veroordeeld voor het wegmaken van akten, maar toch zou hij nog steeds leider zijn van dat onderzoek. Andere collega’s die de zaak hebben aangekaart, de klokkenluiders, zouden dan weer kop van jut zijn. Ook de voormalige directeur van de FGP is kunnen ontsnappen aan de tuchtvervolgingen; hij werd tijdig gepromoveerd naar de centrale diensten van de Federale Gerechtelijke Politie. Vindt de minister niet dat de gebeurtenissen bij de federale politie te Tongeren en het dossier Land van Ooit heel erg lijken op willekeur vanwege de tuchtrechtelijke overheid?

In de volgende vraag staat er een fout. Het is ook zo’n soep, zo’n amalgaam van verantwoordelijkheden. De vraag luidde: “Hoever staat het met het tuchtonderzoek naar het voormalig hoofd van de spoorwegpolitie?”. Dat is het echter niet, want het gaat om de scheepvaartpolitie. Intussen is die man veroordeeld voor de correctionele rechtbank. Wat is zijn huidige functie bij de federale politie? Volgens de geruchten – u zult daarop kunnen antwoorden – bevindt hij zich in het White House op het Queteletplein.

Deze week is er ook nog sprake van een promotie van hoofdcommissaris Muylaert. Dit voormalig diensthoofd van de dienst Informatica van de federale politie zou eveneens betrokken zijn bij een dossier corruptie. Klopt dit? Is hoofdcommissaris Muylaert het voorwerp van een tuchtonderzoek? Klopt het dat er niettegenstaande een lopend strafrechtelijk onderzoek tegen deze man, hij toch in aanmerking komt voor een andere topbenoeming?

Wat is de stand van zaken in het dossier rond de voormalige inspecteur-generaal van de Algemene Inspectie, de heer Luc Closet? Hij is geschorst en misschien is er sprake van pensioen, maar volgens mijn informatie is hij nog altijd niet vervangen.

Vervolgens heb ik de verklaringen gelezen van de mensen van het Comité P in de Juristenkrant – het gaat om de heren Cumps en Van Lysebeth, die u wellicht kent – over het tuchtreglement van de politie, zeggende dat het niet echt werkbaar is, waardoor veel procedures niet kunnen worden opgestart. De procedures spitsen zich toe op de kleine garnalen en de grote garnalen komen er constant vanaf met overplaatsing. Dat heb ik de voorbije vijf minuten precies bewezen in mijn betoog.

Tot slot, kunt u toelichten welke bestemming u wil geven aan het Queteletkasteel dat tot voor kort werd gebruikt als hoofdkwartier van de voormalige commissaris-generaal, het White House? Het is een hele boterham, maar ik kan het ook niet helpen dat het er zo aan toe gaat bij de federale politie in dit land.

06.02 Jacqueline Galant (MR): Madame la présidente, madame la ministre, avant de poser les questions concernant cette affaire, je voudrais d’abord, en tant que membre de la commission de l’Intérieur, saluer la personne de Fernand Koekelberg et tout le travail qu’il a réalisé, notamment pour notre commission. Son travail effectué dans le cadre de la réforme de polices a été salué par l’ensemble des partis se trouvant autour de la table pour cette réforme. Son travail et ses compétences sont reconnus par l’ensemble du personnel de police et je déplore vraiment l'acharnement qui s’exerce contre sa personne. Je suis souvent d’accord avec la N-VA, mais là, je m’inscris vraiment en faux, car je trouve scandaleux l’acharnement déployé contre la personne de Fernand Koekelberg, alors que ses compétences sont reconnues par l’ensemble de ses pairs.

Je voulais vous poser quelques questions concrètes, madame la ministre. Vous avez demandé à l’inspection générale de la police fédérale d’examiner en profondeur la comptabilité du commissariat général de la police fédérale. Pourtant, je pense qu’avant cela, le Comité P avait examiné ce dossier et avait estimé qu’il n’y avait pas de problème avec ce voyage au Qatar. Avez-vous obtenu d’autres informations justifiant une nouvelle enquête concernant ce voyage?

Je voulais également vous demander si vous étiez au courant et si vous aviez donné une autorisation pour cette mission de lobbying, vu qu’il s’agit tout de même de faire rayonner la police au niveau international. C’était quand même une fonction que la Belgique souhaitait obtenir. Étiez-vous au courant et avez-vous donné une autorisation? Je pense que, de manière générale, il faudrait vraiment que le gouvernement et les différents ministres au sein de leur département prennent leurs responsabilités, parce que quand des missions de lobbying sont organisées de la sorte, il faudrait qu’il y ait un accord écrit et concret du supérieur hiérarchique – à savoir le ministre – pour éviter ce genre de dérapage à l’avenir et que la carrière d’un homme ne soit brisée à cause d’un acharnement sur base d’informations diffuses rapportées dans la presse.

06.03 Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, de twee voorgaande sprekers hebben de situatie al voldoende toegelicht. Ik beperk mij tot de vragen.

Is de nieuwe functie van de heer Koekelberg opnieuw een mandaatfunctie? Is er in een mandaatvergoeding voorzien en zo ja, hoeveel bedraagt die?

Worden er eveneens in nieuwe jobs voorzien voor de dames Ricour en Savonet, de secretaressen van de commissaris-generaal? Blijven zij op post?

Wat ons het meest interesseert is het volgende. Wanneer wordt de selectieprocedure voor de nieuwe commissaris-generaal opgestart? Wordt hiervoor een nieuw functieprofiel uitgewerkt? Zo ja, wie is er belast met het opstellen ervan?

06.04 Éric Jadot (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, madame la ministre, avant de poser mes questions qui rejoignent en grande partie celles qui ont déjà été posée, je voudrais vous faire part de mon malaise quant à la manière dont ce dossier a été abordé au sein de ce Parlement, mais également quant à la façon dont les réponses ont été formulées par le gouvernement et en particulier par le premier ministre.

On ne peut pas suspecter le groupe Ecolo-Groen! de vouloir couvrir d'éventuels dysfonctionnements ou abus de quelque genre que ce soit. Nous sommes contre l'engagement de tels montants à de telles fins.

Cela étant, nous considérons que le rôle du Parlement est notamment de "cadrer" le débat et que celui-ci ne peut être instrumentalisé pour en faire une caisse de résonance médiatique, laissant apparaître ce qui peut ressembler à un acharnement sur "l'homme", ce, sur fond de lettre anonyme, de révélations de corbeau et de campagne médiatique.

Selon nous, le Parlement doit être le lieu où l'on contrôle l'exécutif et où l'on demande si des choix politiques comme celui-là ont effectivement été faits ou non. Il appartient au ministre en charge de vérifier ce qui se passe dans son administration et, éventuellement, de prendre des sanctions en cas d'abus.

Pour le reste, je souhaite revenir aux questions, notamment de Mme Galant.

Selon le syndicat Sypol, il existe plusieurs autres types d'abus ou de dépenses exagérées au sein de la direction de la police. Où en est l'enquête à ce niveau?

Par ailleurs, qu'en est-il de l'enquête relative au prétendu corbeau? J'ai cru comprendre que M. Koekelberg avait déposé une plainte et qu'une enquête serait menée. Une enquête n'avait-elle pas déjà été mise sur pied? Le corbeau a-t-il été identifié?

La présidente: Monsieur Ducarme, vous avez trois questions.

06.05 Denis Ducarme (MR): Madame la présidente, j’ai même quatre questions. Je lie plutôt l’objet de la quatrième à notre problématique. Avec votre permission, je me permettrai de la joindre également; c’est celle sur la coopération internationale policière qui est évidemment liée à ce dossier. D’emblée, si vous le permettez et si monsieur le ministre est d’accord, je souhaiterais donc pouvoir associer également cette quatrième question. (Assentiment)

Je me joins naturellement, avant de poser les questions, à ce que Mme Galant a pu exprimer et j’irais même plus loin. Ce qui s’est passé dans ce dossier est véritablement choquant dans le sens où, alors qu’il y avait et qu’il y a encore une enquête en cours, que l’inspection générale des services doit produire un certain nombre d’informations complémentaires, un parti, le premier du pays – le parti du président de la commission de l’Intérieur dont on pouvait attendre un peu de retenue -, s’est précipité en demandant la démission de ce haut fonctionnaire, avant que l’ensemble des informations ait pu être rassemblé, avant même d’avoir entendu le ministre en commission de l’Intérieur sur le dossier.

Je pense que le premier parti du pays, le premier de ce parlement, a pu faire la démonstration complète de sa totale immaturité dans un dossier qui devait, au contraire, voir chacun conserver de la retenue et de la sérénité. Ils ont voulu en faire un symbole, une grande démonstration et, vraisemblablement, ils y sont arrivés. Mais, c’est une démonstration qui en fait également d’autres, dont celle de l’immaturité, à notre sens, pour ce qui concerne le Mouvement Réformateur.

J’en viens aux questions. J’ai posé un certain nombre de questions au ministre parce qu'en effet, il nous faut des réponses tout à fait précises et la première, nous insistons… Excusez-moi, madame la présidente, j’entends des bruits de fond. Si on pouvait respecter la personne qui s’exprime, même si c’est en français, ce serait tout à fait agréable!

La première question que je souhaite donc vous poser, madame la ministre, est celle-ci: étiez-vous informée de la candidature de la Belgique? On a présenté cela, dans un certain nombre de médias, comme si c’était l’initiative du commissaire général de se rendre au Qatar, voire même comme s’il y partait en vacances. Il faut quand même remettre les choses à leur place. C’est la candidature de la Belgique à la vice-présidence d’Interpol. J’imagine donc, madame la ministre, que vous étiez informée et même au-delà, que vous aviez donné votre accord par rapport à cette candidature, comme peut-être même le ministre de la Justice.

Étiez-vous informée de cette candidature? Souteniez-vous cette candidature? Comment la Belgique a-t-elle été amenée à déposer cette candidature? À ces trois questions, nous attendons des réponses.

Les frais constituent un point essentiel, car c'est ce qui a mis la polémique autour de ce dossier. On a parlé d'énormément de choses par rapport à ces frais. Il nous faudrait tout de même un détail de l'ensemble des frais liés à ce voyage de lobbying, cette mission de promotion. Pouvez-vous, madame la ministre, détailler l'ensemble des engagements financiers relatifs à la candidature de la Belgique à la vice-présidence d'Interpol et les prises de décision relatives à ces engagements?

En effet, il serait judicieux, dix jours plus tard, de disposer d'un détail précis sur l'ensemble des postes. Nous avons pu évidemment réunir un certain nombre d'informations, même par rapport aux missions précédentes. Et qu'avons-nous pu constater? Que les missions précédentes, en termes de coûts pour les voyages, coûtaient moins cher. S'il fallait bondir ou s'exciter, comme certains l'ont fait autour de ce dossier, pourquoi ne l'ont-ils pas fait plus tôt? Par exemple, le voyage à Singapour, si l'on excepte les éléments relatifs à la campagne proprement dite, a coûté plus cher. Bref, il serait intéressant d'avoir à un moment donné un détail des coûts liés aux autres missions portant sur les réunions autour de l'assemblée générale d'Interpol, qui est évidemment annuelle.

Par ailleurs, ce qui nous a étonnés, madame la ministre, c'est de ne pas vous avoir vu réagir. Dans ce dossier, finalement, on pend! On a pendu le haut fonctionnaire haut et court. Dans la semaine qui suivit, la presse néerlandophone, via un magazine intitulé Humo, informait que l'ancien commissaire général de la police aurait nommé une personne corrompue à un poste important de la PJ.

La première question est de savoir, en effet, si des preuves ont été collectées à l'encontre de cette personne attestant que M. Muylaert, était bien corrompu? Un jugement est-il intervenu accusant ce monsieur de corruption ou Humo et quelques autres magazines ont-ils peut-être fait peu état du fameux principe néanmoins important - il faut le rappeler en fonction des développements que l'on a vus dans ce pays - autour de la présomption d'innocence?

M. Muylaert a-t-il été condamné? Y a-t-il simplement une enquête à son sujet? Est-il corrompu?

L'avocat de l'ancien commissaire général, à savoir Me Uyttendaele, a réagi en indiquant que M. Koekelberg n'avait pas nommé M. Muylaert, mais que c'est bien M. Van Branteghem qui l'avait fait. Pouvez-vous nous confirmer que, contrairement à ce qui fut écrit dans la presse flamande, M. Muylaert n'a pas été nommé par Fernand Koekelberg?

Enfin, il convient de juger l'étendue de notre ambition. Madame la ministre, le commissaire général s'est fortement impliqué dans le domaine de la coopération policière internationale. Pour quelle raison? Parce que, dans la lettre de mission que vous avez signée avec le ministre de la Justice, il était indiqué que le rapport d'évaluation pour la réforme des polices et celui de M. Koekelberg demandaient davantage d'initiatives en termes de coopération policière. On y félicite aussi le commissaire général pour l'ensemble de ses réalisations au sein d'Interpol. Il y est même souligné que M. Koekelberg fut élu membre du comité exécutif d'Interpol en octobre 2007, mandat qu'il exerça, comme prévu, pendant un an. La manière dont il l'a rempli fut tellement appréciée qu'il lui a été demandé de présenter à nouveau sa candidature en 2009. C'est dire combien on apprécie le travail de l'ancien commissaire général au niveau de la police.

La coopération policière internationale vous semble-t-elle importante, madame la ministre? Des initiatives importantes ont-elles été prises pendant la présidence belge? Cette coopération nécessite-t-elle, selon vous, des investissements?

06.06 Rachid Madrane (PS): Madame la présidente, madame la ministre, chers collègues, depuis lundi, Fernand Koekelberg n'est plus le commissaire général de la police fédérale. Sa démission fait suite à une succession de courriers anonymes l'attaquant personnellement et dénonçant de prétendues irrégularités émanant d'un "corbeau". Je ne rentrerai pas dans les détails mais à chaque fois, soit le commissaire général a été mis hors de cause, blanchi, que ce soit par le Comité P ou par le parquet en charge du dossier, soit – même lorsqu'il a été suspendu de certaines de ses prérogatives – le Conseil d'État lui a donné raison.

Dès l'annonce de sa démission, l'ancien commissaire général a reçu le soutien de nombreuses personnes qui collaboraient directement avec lui, des policiers de terrain, des citoyens, des syndicats. Madame la ministre, il apparaît clairement que M. Koekelberg a fait l'objet d'une véritable cabale, d'un acharnement anti-francophone depuis sa nomination il y a trois ans. Je le dis: cela s'apparente véritablement à du maccarthysme communautaire. Mon groupe trouve cela plutôt étrange, voire suspect. D'ailleurs, les rumeurs qui viennent du fond de la salle ne font que confirmer ce sentiment. Elles viennent même du tréfonds.

De voorzitter: Mijnheer Dedecker, u hebt het woord niet.

06.07 Rachid Madrane (PS): Dans un moment pareil, au minimum, on devrait écouter les parlementaires qui parlent. Madame la présidente, mon groupe trouve cela étrange car le travail de M. Koekelberg, un des grands architectes de la réforme des polices, a toujours été reconnu unanimement par ses pairs. En juillet 2010, il recevait d'ailleurs une évaluation positive du Conseil fédéral de la police. La dernière attaque qui lui a été adressée et qui lui a été fatale concerne, d'une part, de prétendus achats privés sur le compte de la police fédérale et, d'autre part, une dépense importante lors du voyage au Qatar dans le cadre de sa candidature au poste de vice-président du comité exécutif d'Interpol. Au niveau de l'enquête en interne, ici aussi le Comité P qui a été saisi à votre demande, madame la ministre, n'a pas relevé d'irrégularités.

Dès lors, madame la ministre, permettez-moi de vous poser quelques questions. Pouvez-vous nous expliquer les raisons pour lesquelles vous avez demandé une enquête approfondie de l'inspection générale de la police fédérale sur la comptabilité de la police fédérale. On parle même d'un audit à présent! Qu'en est-il? Y a-t-il des éléments concrets qui vous ont poussée à prendre cette initiative? Si oui, lesquels? Cette mission qui apparemment a été appuyée par le gouvernement ne devait-elle pas servir à promouvoir notre pays à l'étranger et à obtenir un poste important sur la scène internationale, permettant à la Belgique d'être en pointe sur la coopération internationale en matière de police?

Question accessoire: quelles sont les règles pour promouvoir les candidats belges? Comptez-vous prendre l'initiative pour harmoniser les procédures et garantir ainsi une plus grande transparence des actions de lobbying?

Comme j'ai déjà eu l'occasion de le dire publiquement, je ne comprends pas la différence de traitement. En effet, quand un administrateur aux douanes et accises, M. Colpin, briguait un poste de secrétaire général à l'Organisation mondiale des douanes, le montant octroyé pour sa campagne de lobbying était supérieur à celui octroyé à M. Koekelberg. Je ne comprends pas ce "deux poids, deux mesures".

Pour ce qui concerne la mission de M. Koekelberg, il apparaît que le commissaire général devait encore faire de nombreux voyages afin de promouvoir sa candidature et qu'il ne les a pas faits justement pour des raisons budgétaires.

À ce propos, madame la ministre, savez-vous quels sont approximativement les budgets dégagés par les États qui présentaient également un candidat à ce poste? En effet, les investissements importants consentis par les États en vue d'obtenir un poste prépondérant sur la scène internationale constituent un secret de polichinelle

Madame la ministre, je voudrais vous dire que nous savons qu'une plainte au pénal a été déposée pour tenter de débusquer le fameux corbeau qui semble d'ailleurs bien mal informé. Si ce dernier était identifié, quelle suite serait-elle réservée à ce corbeau mal intentionné? Une enquête interne sera-t-elle diligentée, suite à la plainte qui a été déposée? Bref, quel sort sera-t-il réservé à cette personne qui, courageusement, adresse des courriers toujours anonymes pour dénoncer sa hiérarchie? En tout cas, il semble que cette personne travaille à un niveau élevé. Il a été question de la comptabilité. Je ne sais pas exactement où elle exerce son activité, mais, en tout cas, si elle était identifiée, quel sort lui serait-il réservé?

06.08 Ben Weyts (N-VA): Collega’s, ik ben blij te vernemen dat er naast BHV nog andere verschillen zijn tussen N-VA en MR.

Collega’s, ik geef toe dat ik er problemen mee heb wanneer het gezicht van de federale politie bij benadering 100 000 euro uitgeeft aan een reis met beperkt belang, tegen het advies van de Inspectie van Financiën en de beslissing van de minister in, als ik moet vaststellen dat de gewone politieagent verlegen zit om bijkomende middelen en politiemensen op missie in het buitenland al maanden hun specifieke premies niet uitbetaald krijgen. Ik heb problemen met normvervaging van verschillende uitgaven en niet alleen van de reis naar Qatar. Ik heb daar altijd problemen mee, los van het feit of het nu gaat om een Vlaming of een Franstalige.

Ik heb er ook problemen mee dat men de rollen nu zelfs omdraait en men een onderzoek bepleit naar de corbeau, naar de klokkenluider, diegene die anoniem bepaalde informatie heeft uitgebracht. Naar die persoon wil men een onderzoek voeren, maar niet naar de schuldige in kwestie. Ook daar heb ik problemen mee.

Ik heb vernomen dat ontslagnemend commissaris-generaal Koekelberg een belangrijke nieuwe functie zou krijgen als verbindingsofficier tussen de gewesten en de federale politie. Dat is nieuws dat mij zowel heeft verheugd als verbaasd. Het heeft mij verheugd omdat ik ondertussen al negen maanden aan de onderhandelingstafel zit en daar onder meer de overdracht naar de deelstaten bepleit van de bevoegdheden van de lokale politie of andere politiebevoegdheden. Ik verneem dus dat er blijkbaar al wordt uitgegaan van een bevoegdheidsoverdracht, niettegenstaande het feit dat de Franstalige collega’s aan de onderhandelingstafel weinig blijk hebben gegeven van enige bereidheid tot een overdracht van die bevoegdheid. Ik verneem dus met genoegen kennis van het feit dat, vermits er een verbindingsofficier moet worden aangeduid, de gewesten dus blijkbaar toch bevoegd zullen worden voor politiebevoegdheden.

Het heeft mij verbaasd dat u, mevrouw de minister, zelf onderzoeken gevraagd heeft door het Comité P en de algemene inspectie naar het handelen van de commissaris-generaal. Desalniettemin bent u toch al aan het onderhandelen en zijn er al gesprekken aan de gang met hem over een nieuwe functie. Ik vind het vreemd dat u de uitkomst van die onderzoeken niet afwacht.

Concrete vraag: wat is de stand van zaken met betrekking tot de gesprekken die u voert met de heer Koekelberg aangaande een nieuwe functie, niettegenstaande de lopende onderzoeken bij het Comité P en AIG?

Onlangs dook de zaak rond de heer Muylaert op. Dit is pijnlijk, vooral voor de man in kwestie, maar ook voor de federale politie. Er lopen daar al sinds 2007 twee onderzoeken, een door het parket en een door de interne diensten. Kunt u daarop enig licht laten schijnen? Wat is daar de stand van zaken?

Tot slot, vindt u niet in het algemeen dat het aangewezen is de uitkomst van onderzoeken af te wachten, in de hoop dat die enigszins vlotten, alvorens aan betrokkenen nieuwe functies toe te wijzen?

06.09 Minister Annemie Turtelboom: Fernand Koekelberg heeft tijdens zijn loopbaan de krijtlijnen uitgetekend van wat nu de nieuwe geïntegreerde politie is. Die krijgt internationaal lof toegezwaaid. Uit eigen veiligheidsbarometers blijkt dat het vertrouwen in de politie op zes jaar tijd van 72 % naar 89 % is gegaan. Tevens moeten wij vaststellen dat sinds Fernand Koekelberg in 2007 commissaris-generaal van de federale politie is geworden hij geen onbesproken parcours heeft afgelegd. Er waren de betwiste benoemingen van zijn medewerksters die aanleiding gaven tot tuchtprocedures die nadien werden opgeschort, tussentijdse evaluatieprocedures, burgerrechtelijke procedures en strafprocedures. Een incident over de wijze van behandeling van een klacht tegen mijn voorganger leidde tot een tijdelijke ordemaatregel en een nieuwe vertrouwensbreuk. Tijdens mijn periode als minister van Binnenlandse Zaken waren er de reizen naar Qatar.

Er moet in dit dossier een onderscheid worden gemaakt. Er is de periode dat de commissaris-generaal als architect en als excellent jurist de nieuwe geïntegreerde politie mee vorm heeft gegeven. Toch kunnen wij er ook niet naast dat er tijdens zijn periode als commissaris-generaal een probleem was van goed management, van perceptie, van imago, van deontologie en van imagoschade, niet alleen voor de persoon zelf maar ook voor de federale politie en de politie in zijn geheel.

Ik geef toe dat ik niet onmiddellijk een stormram heb gebruikt. Ik heb niet onmiddellijk een chasse à l’homme gedaan en ik zeg ook heel duidelijk, als ik sommige betogen hoor, ik zal het nooit tot het mijne maken. Ik wil problemen oplossen maar niet op de kap van één persoon en niet op de kap van één bevolkingsgroep, dat laat ik met plezier over aan anderen in deze zaal.

Ik kan u vandaag zeggen dat het probleem is opgelost. Het probleem van goed management en imago bij het hoofd van de politie is opgelost. De commissaris-generaal heeft na lange gesprekken die ik en verschillende mensen met hem hebben gevoerd zelf ontslag genomen omdat hij vond dat hij in deze positie niet meer kon functioneren. Het managementprobleem is dus opgelost maar ik doe het niet op de kap van één persoon.

De collega’s die beweren dat het een communautair dossier is wil ik tegenspreken. Het is een dossier van feiten, cijfers en imagoschade. Het is geen communautair dossier. De Franstalige collega’s die mij niet geloven verwijs ik naar het interview dat de commissaris-generaal daarover heeft gegeven. Hij zegt zelf dat het communautaire in dit dossier een ondergeschikte rol heeft gespeeld.

Pour le reste, j'attends les résultats des deux rapports que j'ai sollicités auprès du Comité P et de l'Inspection générale. Vous vous souviendrez que, dès que l'affaire du Qatar a été relayée par les médias, j'ai immédiatement demandé au Comité P de procéder à une enquête. Je vous fais part des propos de ma demande.

“Ik verzoek u dat onderzoek grondig maar ook zo snel mogelijk te voeren. De werking van politie in het algemeen en de leiding van de federale politie in het bijzonder vereisen immers een sereen klimaat. Ik kan niet aanvaarden dat de sereniteit, die in 2010 werd hersteld, opnieuw in het gedrang komt. Daarom mijn vraag om snel duidelijkheid te verschaffen over de aangebrachte aantijgingen. Om latere verrassingen uit te sluiten en uit dezelfde bezorgdheid vraag ik u ook de eventuele, collaterale feiten of aspecten, die nog zouden kunnen opduiken, in het dossier te betrekken.”

Daarmee beëindig ik het citaat uit mijn brief aan het Comité P.

Ik kreeg heel snel een antwoord. Ik kreeg bijna sneller een antwoord dan ik de brief had verstuurd. In het antwoord werd gesteld dat de commissaris-generaal geen formele inbreuken en – ik citeer opnieuw letterlijk – “geen enkele onregelmatigheid”, en nog, “geen enkele schending van de deontologische code” ten laste konden worden gelegd.

Vervolgens doken de richtlijnen uit 2008 op, die de commissaris-generaal inzake dienstreizen zelf had verstuurd. Daarom heb ik onmiddellijk aan het Comité P gevraagd het dossier te heropenen en opnieuw te onderzoeken, rekening houdend met de nieuwe elementen uit het dossier. Er waren niet alleen richtlijnen uit 2008 maar ook richtlijnen uit 2009 en 2011, die allen dezelfde richting uitgingen.

Gelijktijdig en dus nog vóór het ontslag van de commissaris-generaal zelf heb ik aan de Algemene Inspectie ook een doorlichting van het beheer van de budgettaire middelen van het secretariaat en van de dienst voor beleidsondersteuning van het commissariaat-generaal gevraagd, zeg maar de rechtstreekse diensten rond de commissaris-generaal.

Ik achtte zulks nodig. Aangezien op het moment dat emoties en populisme de bovenhand nemen men niet langer problemen wil oplossen, maar jacht op één persoon wil maken, achtte ik het belangrijk opnieuw te komen tot de feiten, tot de deontologische fouten die zijn gemaakt, maar ook tot de juridische grond van de eventuele fouten die zijn gemaakt.

Daarom heb ik aan de AIG gevraagd ook de rechtstreekse diensten van de commissaris-generaal door te lichten. Ik achtte zulks nodig, omdat er een ongelooflijk geruchtencircuit was, waardoor ik onmogelijk nog het onderscheid met feiten en realiteiten kon maken. Ik achtte zulks vooral nodig, omdat ik een grote bekommernis om de toekomst heb. Ik heb gevraagd op grond van een risicoanalyse aanbevelingen te doen.

Que ce soit clair. Beide enquêtes lopen nog. Ik verwacht de resultaten ervan. Indien uit beide enquêtes zaken naar boven komen waarbij, ten laste van de persoon die uit zijn functie van commissaris-generaal ontslag heeft genomen, ook politionele, tuchtrechtelijke feiten naar voren komen, zal ik niet nalaten de noodzakelijke procedures ter zake op te starten.

Entre-temps, je règle les problèmes et je veille au retour de la sérénité. Les intéressés restent tous membres de la police et seront logiquement réaffectés dans d'autres emplois au sein de la police.

La démission de Fernand Koekelberg de son mandat implique statutairement que les collaborateurs et collaboratrices choisis par lui ne font plus partie du commissariat général. C'est une conséquence technique: dès le moment où j'accepte la démission du commissaire général, toute son équipe est réaffectée dans d'autres postes au sein de la police.

La situation est tout à fait comparable à celle d'un cabinet politique.

À l'heure actuelle, plusieurs pistes de réaffectation sont à l'examen et le nouveau commissaire général ad interim constitue une nouvelle équipe.

Als ik nu de situatie bekijk, dan heeft de commissaris-generaal zelf ontslag genomen, omdat hij vond dat hij niet meer kon functioneren. Het gebouw waar de commissaris-generaal zat, het Queteletgebouw, zal gesloten worden. De nieuwe commissaris-generaal ad interim zal zijn waar hij behoort te zijn, namelijk op de plaats waar de politieagenten en de hele equipe van de politie werkt.

Daarmee trek ik een streep onder het verleden. Daarmee kijk ik vooruit. Daarmee trek ik een streep onder een onverkwikkelijke periode, waarbij ik echter nogmaals oproep om geen chasse à l’homme te beginnen, maar om problemen op te lossen in plaats van personen zelf te viseren. Dat zijn we aan onszelf verplicht als politici.

Des règles de déontologie relatives aux voyages à l'étranger seront élaborées par un comité externe sur base des conclusions du Comité P et de l'inspection générale.

Er komen dus ook nieuwe deontologische regels in verband met dienstreizen. Die zullen uitgeschreven worden door een Comité P, samengesteld uit personen van binnen en van buiten de politie.

Passons aux autres questions spécifiques.

En ce qui concerne la délégation du comité exécutif, j'ai donné mon accord pour trois personnes, y compris le commissaire général. Pour sa candidature, je répète que les deux ministres de tutelle ainsi que le ministre des Affaires étrangères avaient été informés au préalable par le commissaire général de sa candidature.

Le commissaire général ne nous a pas informés des dépenses engendrées par cette candidature.

Le 2 mars, je vous avais déjà communiqué les détails de ces frais. D'après les informations recueillies, l'inspecteur des finances a donné un avis favorable pour deux factures qui lui ont été soumises, pour un total de 32 000 euros.

Je ne connais pas les coûts exposés par les autres délégations.

En ce qui concerne l'enquête dirigée contre l'auteur de la lettre anonyme, vous avez certainement appris qu'il y a eu plainte avec constitution de partie civile, ce qui entraîne une procédure judiciaire.

En ce qui concerne le lancement d'une nouvelle procédure de sélection, divers aspects méritent encore une analyse plus approfondie. Cette analyse est en cours.

Ik kom aan de vragen van de heer Dedecker in verband met de dienst Luchtsteun. Het diensthoofd van de Luchtsteun werkt niet op de dienst Financiën maar wel op de dienst Beleidsondersteuning. Wij kregen nog geen inzage in het gerechtelijk dossier.

Hetzelfde geldt voor het dossier-Muylaert, dat een dossier is dat dateert van 2007. Ik betreur dat dit zo lang aansleept, want daardoor kunnen ook zaken blijven leven en blijven ontstaan, terwijl wij de feitelijkheid, de grond van het gerechtelijk dossier niet kennen en wij daar dan ook de tuchtrechtelijke besluiten, die wij er al dan niet uit moeten trekken, niet kunnen trekken.

Hij deed zelf een stap opzij en is sinds 2007 ter beschikking gesteld van directeur-generaal Van Branteghem. Daar krijgt hij door die laatste taken en projecten toegewezen, waaronder een coördinerende rol in het Fedcom-project. Dat is geen topfunctie en heeft niets te maken met het beheer van gelden en facturen.

De toekenning geschiedde dus met de nodige voorzorg en tot op vandaag, want wij leven nog steeds in een rechtsstaat, laten wij hopen dat wij daarin allemaal nog leven, geldt nog steeds het vermoeden van onschuld. Justitie moet maar eens besluiten, zou ik hier durven zeggen.

In verband met het Land van Ooit is er hoger beroep aangetekend. Verder heb ik geen indicaties van willekeurig tuchtrechtelijk optreden in deze zaak. Ik behandel geregeld tuchtdossiers tegen officieren of hogere kaders, dus zij ontspringen de dans niet. Wie de lijstjes maakt van gerechtelijke dossiers die nog niet afgesloten zijn en mensen die dus nog in functie zijn bij de politie, kan evenzeer lijstjes maken van mensen die de voorbije jaren wel degelijk gesanctioneerd zijn en ook zwaar zijn gesanctioneerd geweest.

Verder is het mijn wens om naar de toekomst te kijken. Wij hebben een evaluatie gehad van 10 jaar politiehervorming. Voor mij is het van belang dat wij nu kijken wat er de komende tien jaren moet gebeuren, welke aanbevelingen uitgevoerd moeten worden en wat het profiel moet zijn van de nieuwe commissaris-generaal. Ik zal u een antwoord geven met mijn visie op beide zaken.

Als ik een greep neem uit het aantal initiatieven van het evaluatierapport, dan zeg ik dat er een onderzoek van de wijkwerking is opgestart. Ik heb het hier zelf vorig jaar toegelicht in het Parlement, mijn persoonlijke visie uitgeschreven en verspreid onder alle korpschefs.

De rondzendbrief over genegotieerd beheer bevindt zich in een eindstadium. De uitwerking van de toekomstvisie op de politie voor de komende 10 jaar loopt. Er bestaat al een basistekst waaraan verder gewerkt wordt.

Er is de uitwerking van een productencatalogus van het dienstenaanbod van de federale politie, in het raam van een verbeterde geïntegreerde werking. Er is de oprichting van het leiderschapsplatform, met een basistekst inzake het leiderschap.

Als u mij vraagt waaraan de nieuwe commissaris-generaal moet voldoen, verwacht ik iemand met visie die deze visie kan omzetten in actie. “Visie zonder actie is vooral hallucinatie,” zei ooit Churchill. Ik verwacht iemand die moreel moedig is en een authentiek leider, iemand die een pro-actief communicatiebeheer wil voeren, iemand die bereid is met mij of met mijn opvolger open discussies te voeren, iemand die discussies ten gronde kan voeren, samenwerken en samen nadenken. Ik verwacht iemand die een systeem in plaats stelt om risico’s te identificeren en te analyseren, en die maatregelen neemt om eraan te verhelpen. Ik verwacht iemand die een echte people manager is.

Dat zijn de elementen van het profiel die meegenomen worden. Ik meen dat wij vandaag vooral moeten besluiten een streep te trekken onder een moeilijke periode, met de symbolische sluiting van een gebouw. Ik meen dat wij het nu aan onszelf en vooral aan de veiligheid van de burger verplicht zijn vooruit te kijken naar de toekomst.

06.10 Jean Marie Dedecker (LDD): Mevrouw de minister, over vele zaken hebt u een klaar en duidelijk antwoord gegeven, onder andere wat de sluiting van het Witte Huis aan het Queteletplein betreft. Ik heb het nut daarvan nooit begrepen. Misschien komen wij ooit de kostprijs te weten van dat hoofdkwartier waarover deze mensen konden beschikken.

U hebt klaar en duidelijk antwoord gegeven over de canapébenoemingen. Die mensen verdwijnen mee met het kabinet van de heer Koekelberg.

U hebt ook klaar en duidelijk antwoord gegeven over een aantal andere zaken.

Wat mij een beetje verwondert, mevrouw, is dat u zegt dat u het niet op één persoon speelt. Ik heb daarstraks een hele resem zaken aangehaald om te zeggen dat het niet over één persoon gaat. Het gaat in feite om het uitmesten van een stal. Excuseer mij de expressie, want wij worden al beschuldigd van McCartyisme, al weten die mensen misschien niet wat het woord betekent, zeker niet wanneer die beschuldiging van linkse zijde komt. Het gaat om veel meer. Wanneer men de laatste 3 jaren onder de heer Koekelberg bekijkt, ziet men dat hij een brokkenpiloot was die een brokkenparcours heeft afgelegd. U hebt dat klaar en duidelijk bevestigd. U hebt het gezegd zoals het is.

U spreekt over sereniteit en het herstellen van de sereniteit. Ik praat over normvervaging. Als men de lijst bekijkt van de top van de politie van de laatste jaren en de inverdenkingstellingen, de tuchtprocedures en de burgerlijke procedures. Die mensen blijven echter op post. U kunt zich inderdaad verschuilen achter Justitie. Bepaalde onderzoeken zijn van 2006 en 2007 aan de gang. Ik vraag mij af wanneer die augiasstal zal worden uitgemest.

Ik zal enkele titels noemen zonder de namen te vermelden. Het gaat over het hoofd van de scheepvaartpolitie, een inspecteur-generaal bij de Algemene Inspectie, de directeur van de Antwerpse politieschool, de korpschef van de politiezone Brussel over wie we het nog niet hebben gehad, de hoofdcommissaris van Charleroi, de adjunct-directeurgeneraal Enquêtes van het Comité P, de voormalig directeur Telematica bij de federale politie, de hoofdcommissaris van de dienst Luchtsteun. Ik heb het dan niet over een heksenjacht…

06.11 Minister Annemie Turtelboom: … die niets fout hebben gedaan en elke dag hun werk doen.

06.12 Jean Marie Dedecker (LDD): Mevrouw de minister, de politiehervorming heeft destijds 500 miljoen euro gekost en men moet nu vaststellen dat de top van de politie een amalgaam is geworden. Ik zou de collega’s willen aanraden om te zwijgen want dit is voor een stuk de uiting van de Belgische ziekte. Ik hoor hier hoe dit communautair wordt gespeeld. Wat hier gebeurt door mijn collega’s is een afspiegeling van de Belgische ziekte, de verzuilingsprocedure. We zitten immers met benoemingen door politieke partijen. Elk krijgt een aantal puntjes en mag zijn persoontje benoemen. Als die persoon naast de pot plast of last heeft van normvervaging, dan staat die politieke partij altijd klaar, mijnheer van de PS, en dan nemen ze desnoods de heer Onkelinx als… (geen micro) om de eigen mannetjes te beschermen. Dat is de Belgische ziekte! Dat is de fout, mevrouw!

Misschien heeft u daar ook last van, mevrouw de voorzitter, maar ik zeg toch eens mijn gedacht. Dat is de fout die vandaag in de politie wordt gemaakt. Het blijft jaren duren vooraleer die stal wordt uitgemest.

06.13 Jacqueline Galant (MR): Madame la présidente, je suis quelque peu choquée par les propos de mon collègue Dedecker. Après les promotions canapé, ce sont les promotions politiques mais je pense que les qualités des candidats doivent aussi être reconnues. Cela étant dit, madame la ministre, vous m'avez tout de même étonnée. Vous me dites que M. Koekelberg est très compétent en tant que juriste mais qu'en tant que manager, beaucoup de choses lui étaient reprochées. On l'a pourtant laissé un bon bout de temps à la tête de la police. S'il n'était pas bon, pourquoi l'avoir laissé à ce poste sans jamais émettre de remarques et en lui attribuant des évaluations positives? Cela m'étonne que vous changiez de discours. Je vous ai entendue à la télévision vanter les mérites de M. Koekelberg et aujourd'hui, on nous dit qu'il était très bon comme juriste, pas comme manager. C'était ma première réaction.

Ma deuxième remarque portera sur la mission. Vous nous dites que vous aviez donné votre accord, que les trois départements concernés avaient donné leur accord mais qu'on ne demandait pas le coût. Je suis désolée mais en tant que petite bourgmestre d'une petite commune rurale, quand on me demande de faire quelque chose, je m'intéresse toujours à ce que ça coûte. Je trouve qu'il est important pour un ministre de s'intéresser au coût d'une mission à l'étranger, d'autant plus qu'il s'agissait d'une mission demandée par le pays pour nous représenter au niveau international. Je suis choquée que vous ne vous intéressiez pas au coût de ces missions. Mon collègue Denis Ducarme vous expliquera la résolution que nous allons déposer pour recadrer toutes ces missions de lobbying des différents départements.

06.14 Leen Dierick (CD&V): Ook wij betreuren uiteraard de ganse gang van zaken. De voorbije maanden doken er regelmatig feiten op die aantoonden dat er problemen waren aan de top op het vlak van management en deontologie. De som van al die kleine feiten vormde toch een groot signaal met betrekking tot de algehele malaise aan de top. Een top moet integer zijn, gedragen worden door zijn organisatie, en ook een voorbeeld zijn. Het is duidelijk dat dit niet meer het geval was. Het is dan ook essentieel en belangrijk dat de nodige onderzoeken worden gevoerd, en dat de nodige sancties worden getroffen. Daarna moet men echter ook eens een streep kunnen trekken onder het verleden, en moet men kunnen focussen op de toekomst.

Naar mijn mening is het inderdaad heel belangrijk dat de sereniteit terugkomt aan de top, en dat we ons focussen op de toekomst. Vandaar dat CD&V heel veel aandacht vraagt voor de opvolging van de commissaris-generaal. We dringen er dan ook op aan dat deze keer de juridische procedure sluitend zal zijn. In het verleden hebben we daar al te veel problemen mee gehad. Telkenmale er een procedure werd opgestart, werd die opnieuw vernietigd door de Raad van State. Dat moet nu toch te allen tijde worden vermeden.

Bij de opvolging moet uiteraard ook het taalevenwicht gerespecteerd worden. Als mijn informatie correct is, dan is ook de functie van DGJ momenteel vacant, of kan die vacant verklaard worden. Misschien is het wel een opportuniteit en biedt het mogelijkheden om beide procedures gelijktijdig op te starten.

06.15 Éric Jadot (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, madame la ministre, je retiens les deux mots que vous avez utilisés: sérénité et résolution.

Je pense que l'on peut partager vos objectifs, en tout cas, pour ce qui concerne la sérénité.

Pour ce qui concerne la résolution du problème, dans le cas de figure, tout n'est pas résolu et il faudra attendre les résultats des enquêtes pour y voir plus clair.

Toujours pour ce qui concerne la résolution du problème, cette dernière n'est pas le résultat d'un bon fonctionnement politique de l'exécutif, mais bien de la décision individuelle d'un homme fatigué. Une réflexion doit donc avoir lieu à ce sujet.

Je souhaite éviter l'emploi de termes excessifs, mais trois réflexions me restent quand même "en travers de la gorge". Je pense notamment aux frais engagés. J'ai été étonné d'apprendre que vous n'aviez pas connaissance de ces derniers. En effet, si le gouvernement décide de mener une action de lobbying pour obtenir un poste international, un budget est prévu à cet effet, en tout cas, c'est ce que j'imaginais. Je suis donc étonné que cela n'ait pas été le cas.

Par ailleurs, je suis quelque peu choqué d'entendre mon collègue Dedecker reparler de promotion "canapé". Des enquêtes ont été menées sur le sujet. Des décisions ont été prises. Cela ne semble pas suffire pour empêcher qu'à un moment donné, des personnes, qui ont été blanchies, ne puissent plus être attaquées. Cela me paraît difficilement acceptable.

(…): (…)

06.16 Éric Jadot (Ecolo-Groen!): Cela s'appelle effectivement du "populisme".

Pour ce qui concerne le corbeau, j'insiste pour que l'enquête soit poursuivie. Je constate que de nombreux éléments ont été mis à jour par ce corbeau. Ses révélations font peut-être le fonds de commerce de certains, mais je ne pense pas qu'il s'agisse là d'une bonne pratique de la fonction publique. En tout cas, ce n'est pas ainsi que je conçois le travail des parlementaires.

06.17 Denis Ducarme (MR): Madame la présidente, madame la ministre, je ne suis pas satisfait des réponses que vous avez données. Je compte donc bien reposer mes questions.

Cela dit, j'ai reçu une réponse à une des mes questions. En effet, vous avez dit que vous souteniez la candidature de M. Koekelberg. C'est une bonne chose que de savoir que le ministre de l'Intérieur soutenait la candidature de la Belgique à la vice-présidence d'Interpol, conformément au souhait du gouvernement. Je suis heureux de le savoir; cela n'avait pas été dit jusqu'à présent. Je suis également ravi de savoir que le ministre de la Justice et M. Vanackere étaient au courant, même si ce dernier n'a pas bougé le petit doigt.

Il n'a pas bougé le petit doigt pour la candidature belge à la vice-présidence d'Interpol. Sans doute, cette fonction ne brillait-elle pas assez. Pourtant, comme y faisait référence le collègue Madrane, quand la France présente une candidature à un poste, toutes les ambassades françaises du monde se tiennent derrière le candidat; M. Vanackere, lui, n'a rien fait. C'est dommage.

Au moins aurait-on pu s'attendre au contrôle des dépenses, même si l'on ne faisait rien.

Madame la ministre, avez-vous contrôlé les dépenses liées à ce voyage? Non, non. On a beaucoup parlé de Colpin, de Didier Reynders et des douanes; on a parlé de 162 000 euros. Savez-vous combien il a été dépensé dans le cadre de cette campagne de lobbying pour l'organisation mondiale des douanes? 59 000 euros. Savez-vous pourquoi il a été dépensé si peu par rapport au budget de base? Parce que Didier Reynders a contrôlé. Il a contrôlé et tout qui veut vérifier ira consulter les archives de notre parlement: c'est M. Guy Coëme qui, intelligemment, avait posé une question pour obtenir une réponse tout aussi intelligente. Didier Reynders avait contrôlé.

Madame la ministre, le problème est qu'aujourd'hui, si le premier parti du pays joue au justicier blanc, fonce et demande des têtes, c'est parce que le contrôle politique, le contrôle financier a fait défaut. Si l'on avait vu de votre part la même démonstration que celle de Didier Reynders dans le cadre des douanes, sans doute ne connaîtrions pas ce problème et discuterions-nous en pleine sérénité.

Comme vous l'indiquait Jacqueline Galant, nous déposerons une proposition de résolution pour que, dorénavant, les ministres ne se cachent plus derrière les fonctionnaires, mais assument, contrôlent les budgets liés aux missions de lobbying et de promotion.

J'avais demandé le détail des dépenses liées à cette mission, mais je n'ai pas eu de réponse. Nous savons qu'il y a eu un avis favorable de l'inspection des Finances pour la campagne à hauteur de 32 000 euros et 17 000 euros de budget promotionnel. Je le dis puisque vous ne l'avez pas dit. Ces 17 000 euros concernaient des gadgets qui ont été repris du budget "Gadgets promotion police" dans le cadre de la présidence belge. Ce n'est donc même pas une dépense directe dans le cadre de cette campagne.

Madame la présidente, il aurait donc déjà fallu retrancher 17 000 euros du gros budget dont dispose la police fédérale pour la promotion, qui tourne aux alentours de 200 000 euros. Alors, toutes proportions gardées…

Madame la ministre, pourriez-vous nous donner les détails de ces dépenses?

En termes de transparence, c'est le droit de cette commission de recevoir le détail de ces dépenses.

(…): (…)

06.18 Denis Ducarme (MR): Je n'ai rien entendu! Savez-vous pourquoi je vous le demande? Parce que nous allons constater quelque chose ensemble. Nous allons nous rendre compte de ceci: si nous exceptons les frais de campagne, qui avaient reçu un avis favorable de l'Inspection des Finances, si nous retirons les 17 000 euros relatifs au budget promotionnel, nous constaterons que le budget "voyage" pour l'assemblée générale à Singapour en 2009 a coûté à peine moins cher que le même budget pour le Qatar. C'est pourquoi j'insiste pour obtenir les détails.

Vous dites avoir réagi dès que la presse a évoqué le voyage au Qatar, par exemple en demandant des rapports complémentaires au Comité P. Je vous ai demandé de confirmer devant le parlement que M. Muylaert n'a pas été nommé par Fernand Koekelberg, ce que la presse avait également évoqué. J'aimerais bien obtenir une réponse!

La présidente: Terminez, monsieur Ducarme.

06.19 Denis Ducarme (MR): Pour terminer, nous verrons si c'est une question communautaire. Parmi les quatre principaux responsables de la police, il faut au moins deux francophones. Et nous verrons si c'est un francophone qui est renommé! Nous allons surveiller cela!

06.20 Rachid Madrane (PS): Madame la présidente, je vais quand même essayer d’être plus court. Je voudrais d’abord remercier la ministre pour la clarté et la transparence de sa réponse.

Je voudrais évoquer plusieurs choses, madame la présidente. Premièrement, on évoque des problèmes de management. Parfois, je me demande si on se rend bien compte, dans ce Parlement, de ce qui a été réalisé par M. Koekelberg. Au fond, il a mis en œuvre une réforme de 180 ans de police. On ne se rend pas compte de la révolution que ça a été d’effectuer cette réforme et la nécessité que cela représentait. On oublie, on a la mémoire courte. Je pense qu’il faut le souligner!

Je voudrais également dire, madame la présidente – et mon collègue André Frédéric qui est à côté de moi peut en témoigner puisqu'il était à votre place lors de la législature précédente – qu'à l’initiative du groupe socialiste, il avait été décidé de travailler sur le rapport d’évaluation de la réforme des polices. Le travail avait commencé; malheureusement, on connaît la suite, il s’est arrêté.

Une remarque encore sur les corbeaux. Bien sûr il faudrait savoir qui est derrière, parce que cette histoire de corbeaux n’a pas commencé récemment. Les courriers des corbeaux ont commencé à arriver en 2006. Qu’est-ce que cela confirme pour nous? La cabale, l’acharnement. Et quand j’ai parlé de maccarthysme, je ne visais évidemment pas un groupe politique, vous avez tous bien compris. Je visais la chasse aux sorcières de hauts fonctionnaires francophones. C’est aussi important!

Oui, monsieur Dedecker, mi-chasse à l’homme, mi-chasse à la femme. Attention!

La présidente: Monsieur Madrane, s’il vous plaît!

06.21 Rachid Madrane (PS): J’entends, du tréfonds, des bruits et des rumeurs qui sortent. Je le lui dis car je le sais un peu macho: mi-chasse à l’homme, mi-chasse à la femme, soyons clairs!

Vous m’avez répondu, madame la ministre, que vous ne connaissiez pas les coûts engendrés par les candidatures des autres pays qui présentaient aussi des candidats. Je pense qu’il est essentiel de le savoir, pour savoir ce qu’il faut engager comme montants, à l’avenir, lorsque l’on souhaite avoir des fonctionnaires, des grands commis de l’État, qui puissent, eux aussi, représenter la Belgique et faire rayonner la Belgique à l’étranger.

Je me permettrais, madame la ministre, de vous poser une question écrite alors, pour essayer d’obtenir cette information, parce que, pour moi, elle est extrêmement importante. Qu’est-ce que les autres États sont prêts à mettre quand ils soutiennent des candidats? On l’assume et c’est transparent et c’est clair.

Dernière chose, madame la présidente. Madame la ministre, vous aviez dit qu’il y avait deux enquêtes en cours et deux enquêtes à venir. Et vous nous annoncez que, si les accusations sont avérées, vous prendrez des sanctions.

C’est parfait.

La présidente: Monsieur Madrane, il faudra conclure.

06.22 Rachid Madrane (PS): Attendez, les deux orateurs précédents ont pris suffisamment de temps, vous me laisserez le temps que vous leur avez accordé.

La présidente: Monsieur Madrane, chacun a respecté son temps.

06.23 Rachid Madrane (PS): Je termine cette question, s’il vous plaît.

La présidente: Encore trente secondes.

06.24 Rachid Madrane (PS): Encore une minute. Alors, vous annoncez que si les faits sont avérés, il y aura des sanctions. Je vous pose la question dans l’autre sens: si les faits ne sont pas avérés et qu’il est blanchi, y aura-t-il aussi des mesures à son encontre? Pour moi, c’est important au nom de l’égalité.

La présidente: Merci, monsieur Madrane.

06.25 Ben Weyts (N-VA): Ik ben tevreden met het antwoord van de minister. U hebt benadrukt dat er geen onbesproken parcours werd afgelegd en u hebt gewezen op problemen van management en deontologie. U hebt benadrukt dat het geen communautair dossier is. Wanneer mensen aan de top van de politie deontologisch in opspraak komen, dan geldt pour les francophones et pour les flamands la même chose. Dat is maar normaal ook, dus hou op met die mentaliteit van de geslagen Franstalige hond.

U wacht de onderzoeken af alvorens verder te gaan in de gesprekken met de heer Koekelberg. Ik ben daar zeer tevreden mee. Dat is prima. Ik hoor u aankondigen dat u maatregelen neemt zoals de sluiting van het luxe hoofdkwartier en het uitvaardigen van nieuwe deontologische regels. Ik ben dus zeer blij dat ik in dit dossier gegraven heb. Ik heb immers begrepen dat het uiteindelijk zal leiden tot een betere federale politie. Ik blijf enkel met een vraag over de overdracht van bevoegdheden van de politie naar de deelstaten. Dat zal ik aan Elio vragen.

06.26 Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, je ne dois plus rien ajouter. J'ai dit ce que j'ai dit.

06.27 Denis Ducarme (MR): Madame la présidente, nous n'avons pas eu toutes les réponses.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

Voorzitter: Ben Weyts.

Président: Ben Weyts.

De voorzitter: Ik bied mijn verontschuldingen aan. Ik had immers de heer Frédéric, eerste ondervoorzitter, moeten vragen mij te vervangen.

Mijnheer Frédéric, ik bied mijn verontschuldigingen aan. U was daarstraks echter even buiten.

Wij gaan tot de volgende vragen over. Ondertussen zijn echter een paar personen afwezig. Ik moet dus eerst even naar de agenda kijken, om na te gaan waar wij ongeveer zijn.

07 Question de M. Josy Arens à la ministre de l'Intérieur sur "les portillons d'accès et la sécurité dans les stations de métro de la capitale" (n° 3256)

07 Vraag van de heer Josy Arens aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de toegangspoortjes en de veiligheid in de metrostations van de hoofdstad" (nr. 3256)

07.01 Josy Arens (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, à Bruxelles, plusieurs stations de métro sont désormais équipées de portillons d'accès. À terme, ces appareils équiperont la totalité du réseau souterrain. L'objectif principal de la STIB est de lutter contre la fraude tout en augmentant la sécurité dans le métro. Pour franchir les portillons, l'acquisition d'un titre de transport ou la possession d'une carte Mobib est impérative. Deux catégories de personnes n'aiment pas vraiment les portillons pour des raisons très différentes.

Premièrement, les fraudeurs qui font de ces portillons la cible d'actes de vandalisme de plus en plus fréquents et, deuxièmement, les policiers. Récemment, une équipe d'intervention était à la poursuite d'un suspect lorsque celui-ci se réfugia dans le métro, franchissant le portillon d'accès au quai avec son titre de transport. Les policiers ne possédant pas ce fameux titre, la poursuite s'est donc arrêtée au portillon. Le temps de se faire ouvrir le portillon par le personnel de la STIB, le fuyard avait pris le métro. Une situation frustrante pour le policier et l'impunité assurée pour le fuyard.

Madame la ministre, estimez-vous que l'installation généralisée de portillons dans le métro bruxellois contribue réellement à la sécurité du métro dans la mesure où la police locale ne peut accéder aux quais de manière permanente et rapide? Ne pensez-vous pas qu'il existe un risque que le comportement de ces fuyards inspire les auteurs d'autres types de délits? Quelle expérience a-t-on d'autres grandes villes telles Paris dans lesquelles le métro est doté depuis très longtemps de portillons automatiques? Quelle procédure est-elle utilisée pour que les policiers français aient accès aux quais du métro parisien? Ne pensez-vous pas qu'il conviendrait de doter les policiers d'un passe leur permettant un accès permanent et rapide aux quais des stations de métro de la capitale?

07.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, cher collègue, dans beaucoup d'autres grandes villes européennes, le métro reste un réseau ouvert. J'ai demandé à mes services d'étudier les expériences de la police parisienne avec le système de portillons ainsi que celles ayant cours dans d'autres grandes villes.

À Bruxelles, tous les policiers fédéraux de la police des chemins de fer et ceux de la section métro disposent d'une carte Mobib leur permettant d'accéder rapidement aux stations de métro.

Pour ce qui concerne les membres des six zones de police de Bruxelles, la STIB étudie la possibilité de doter la police locale de cartes d'accès en fonction des besoins.

07.03 Josy Arens (cdH): Madame la ministre, je pense qu'il est en effet important d'équiper les policiers de ces cartes-là. Dans le cas contraire, des problèmes pourraient survenir régulièrement.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

07.04 Josy Arens (cdH): Monsieur le président, vous m'avez autorisé à poser la question n° 3210.

Le président: Pouvez-vous attendre une petite minute? M. Van Esbroeck doit aussi poser sa question.

07.05 Josy Arens (cdH): Il n'y a aucun problème.

08 Vraag van de heer Jan Van Esbroeck aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de oproep van de politievakbond NSPV aan haar leden om gevaarlijke achtervolgingen te staken" (nr. 3231)

08 Question de M. Jan Van Esbroeck à la ministre de l'Intérieur sur "l'appel du syndicat de police SNPS à ses membres à ne plus s'engager dans des poursuites dangereuses" (n° 3231)

08.01 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, het incident is ondertussen al even geleden, het gebeurde op 25 februari. Na lange achtervolging werd een minderjarige opgepakt door de politie van Kessel-Lo bij Leuven. De verdachten reden met een snelheid van 180 km/uur door de bebouwde kom, negeerden rode lichten en bij wegversperringen moesten agenten opzij springen om hun leven te redden. Amper 24 uur later was deze jongen weer op vrije voet omdat er geen plaats was in een gesloten jeugdinstelling, tot grote frustratie van de agenten.

Als gevolg van het incident, riep de politievakbond NSPV haar leden op om niet langer hun leven te riskeren bij gevaarlijke achtervolgingen. Ik begrijp uiteraard de frustratie van de betrokken politieagenten en misschien zelfs ook een beetje de reactie van de politievakbond. Toch moeten we volgens mij altijd kunnen rekenen op een alerte politie die doeltreffend en kordaat kan optreden. Als er dan een dergelijke oproep komt om niet langer achtervolgingen te doen, maak ik mij een beetje zorgen.

Daarom heb ik een aantal vragen voor u, mevrouw de minister. Heeft u naar aanleiding van dit incident contact gehad met de politievakbond met betrekking tot hun oproep om niet langer achtervolgingen te doen of met andere politiediensten, met oversten? Weet u dan of de NSPV vasthoudt aan de oproep? Welke afspraken werden er gemaakt om de continuïteit van de dienstverlening voor de bevolking te kunnen garanderen? Wat is uw standpunt ter zake?

08.02 Minister Annemie Turtelboom: Ik heb uiteraard regelmatig contact met de vakbonden en de veiligheid van de politiemensen is voor mij steeds een prioriteit. Mijn standpunt is duidelijk en ik herhaal wat ik in de Kamer toen reeds toelichtte: lik-op-stukbeleid voor een overheid die aan haar burgers toont dat het haar menens is met de misdaadbestrijding in al haar vormen. Zo’n beleid is een keten van actoren en die stopt uiteraard niet bij het optreden van politie.

Ik heb reeds meermaals gevraagd aan het deel Justitie dat aanhouding, vervolging, snelle bestraffing en daadwerkelijke strafuitvoering zal volgen voor feiten waarvan zowel burgers als politieagenten slachtoffer zijn, maar daarvoor moet u uiteraard mijn collega van Justitie aanspreken.

Ik ben steeds voor overleg te vinden. Dergelijke toestanden versterken immers het idee van straffeloosheid wat uiteraard niet kan. Ze voeden bovendien de gevoelens van frustratie en moedeloosheid en de motivatie van de agenten wordt ondermijnd. Ook ik begrijp dus ten volle de grote ergernis van de vakbonden en ze mogen daar van mij dus zeker uiting aan geven.

Anderzijds moet de politie haar werk blijven doen. Ik kan dus niet instemmen met de oproep tot laissez-aller of beter, in dit geval, laissez-rouler.

Bij de uitvoering van hun opdrachten worden politiemensen geacht risico’s te nemen, in de mate dat zij daartoe zijn opgeleid, en in alle omstandigheden de wet na te leven. Aldus is het aannemelijk dat een interceptieploeg van de federale wegpolitie of van het CGSU bij een achtervolging grotere risico’s neemt dan een patrouille van de lokale politie met een combi.

Vanaf het ogenblik dat de veiligheid van derden of het eigen leven van de politiemensen op het spel dreigt te worden gezet, lijkt het mij aangewezen dat bij een achtervolging vooral voor interceptieploegen en wegversperringen in de diepte wordt gezorgd. Daartoe zijn uiteraard goede afspraken voor een optimale communicatie en coördinatie noodzakelijk. Zij kunnen binnen de arrondissementen of provincies in samenwerkingsprotocollen worden vastgelegd.

08.03 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik ben tevreden met uw antwoord.

Mijn enige vraag is nog of u bij de vakbonden een soort verantwoordelijkheidsgevoel hebt aangebracht, door hen erop te wijzen dat de politiemensen hun job moeten blijven doen. In zeker zin gebeurt zulks wel. Een en ander is, naar ik heb begrepen, echter niet rechtstreeks naar aanleiding van het kwestieuze geval gebeurd.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

09 Question de M. Josy Arens à la ministre de l'Intérieur sur "l'élaboration du prochain plan national de sécurité" (n° 3210)

09 Vraag van de heer Josy Arens aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het opstellen van het volgende nationaal veiligheidsplan" (nr. 3210)

09.01 Josy Arens (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, (…) (hors micro)

Le Conseil fédéral de police est chargé d'évaluer régulièrement l'exécution du plan national de sécurité par la police intégrée. Où en est l'évaluation relative à la mise en œuvre du PNS 2008-2011 par les polices, fédérale et locales?

Le PNS de sécurité 2008-2011 a été approuvé par le Conseil des ministres du 1^er février 2008 et vient bientôt à échéance. Êtes-vous en train d'élaborer le futur plan national de sécurité? Vous savez ce que je pense des responsabilités des différents niveaux de pouvoir. Comptez-vous y intégrer également l'aspect financement pur, comme cela devrait être le cas?

09.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, monsieur Arens, l'objectif est de pouvoir démarrer l'exécution du prochain plan national de sécurité au 1^er janvier 2012. La préparation du PNS 2012-2015 se déroule en plusieurs étapes. En première instance, un état de la situation est établi à la police fédérale quant à l'exécution des missions du PNS 2008-2011.

Parallèlement, un plan de l'image policière nationale de sécurité est également élaboré. Cette analyse est une des sources d'information les plus importantes pour la détermination des priorités et des points d'attention qui pourront entrer en ligne compte dans le prochain PNS. Cette image offre aux responsables politiques des éléments et des arguments pour proposer, de manière étayée, les options politiques dans le domaine de la sécurité. Cette image de la sécurité n'est pas seulement importante pour les responsables politiques mais aussi pour les responsables chargés de l'exécution de cette politique, à savoir les services de police eux-mêmes.

Actuellement, les travaux au sein de la police fédérale s'achèvent. S'en suivront les étapes suivantes, à savoir les consultations avec la Commission permanente de la police locale, la DG Prévention et Sécurité du SPF Intérieur, les services de la police criminelle du SPF Justice, le Collège des procureurs généraux et bien évidemment les deux ministres de tutelle.

L'une des dernières étapes est l'obtention de l'avis du Conseil fédéral de police et ce, conformément à l'article 7 de la loi sur la police intégrée. Les lignes de force et l'avis du Conseil fédéral de police seront, conformément à l'article 7, communiqués au parlement. Dans ce contexte, il est souhaitable que le PNS, qui de facto est un plan policier, puisse s'harmoniser dans une note-cadre de sécurité intégrale.

Le Conseil fédéral de police est attentif à cette problématique et s'informe régulièrement auprès de la police fédérale quant au suivi de l'élaboration de ce plan et a déjà reçu une information sur le suivi réservé au plan national de l'image policière dont question ci-dessus.

Le Conseil fédéral de police recevra bientôt un rapport actualisé.

09.03 Josy Arens (cdH): Je remercie la ministre pour sa réponse. Je suis très heureux d'apprendre que vous évoluez dans l'élaboration du futur plan national de sécurité. J'aimerais qu'y soient associées les Unions des villes et communes pour l'aspect financier. C'est très bien de définir un plan national mais j'aimerais qu'il intègre également l'aspect financier et budgétaire parce que je ne peux pas du tout être d'accord avec ce qui se passe aujourd'hui avec la prime de fin d'année ou avec la prime Copernic, pour lesquelles j'estime que l'État fédéral n'assume plus ses responsabilités et transfère quantité de responsabilités aux entités locales sans les accompagner des budgets correspondants. Cela devient ingérable dans nos zones et dans nos communes.

09.04 Annemie Turtelboom, ministre: Je voudrais ajouter qu'hier ou avant-hier, j'ai assisté à une réunion avec l'Union des villes et communes, le VVSG et leur homologue bruxellois pour discuter du financement de la police locale et de la police intégrée. Nous sommes en contact permanent avec les organisations qui représentent les villes et les communes.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

10 Questions jointes de

- Mme Myriam Delacroix-Rolin à la ministre de l'Intérieur sur "la formation et l'entraînement des policiers en maîtrise de la violence" (n° 3428)

- M. André Frédéric à la ministre de l'Intérieur sur "la circulaire GPI 48 portant sur la maîtrise de la violence et qui définit les modalités des entraînements des policiers" (n° 3297)

10 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Myriam Delacroix-Rolin aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de opleiding en training inzake geweldbeheersing voor politieagenten" (nr. 3428)

- de heer André Frédéric aan de minister van Binnenlandse Zaken over "omzendbrief GPI 48 betreffende de opleiding en training in geweldbeheersing voor de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten" (nr. 3297)

10.01 Myriam Delacroix-Rolin (cdH): Madame la ministre, lorsque des membres du cadre opérationnel des services de police sont confrontés à une situation dangereuse ou potentiellement dangereuse, ils doivent pouvoir l'aborder et la contrôler avec un maximum de sécurité et la résoudre de la manière la moins violente possible.

Dans cette perspective, la circulaire GPI 48 du 17 mars 2006 a pour objet d'organiser la formation et l'entraînement dans les différents domaines de la maîtrise de la violence pour l'ensemble du cadre opérationnel des services de police et ce, conformément aux principes généraux du bien-être au travail. Cela constitue une bonne chose.

Cependant, le point 2.3 de la circulaire précitée prévoit que "l'entraînement des membres des cadres de base, moyens et d'officiers qui exercent une fonction opérationnelle compte au minimum cinq sessions, dont une consacrée à l'évaluation, réparties à intervalles réguliers sur une période de référence de 12 mois, à déterminer par l'autorité compétente. Une session d'entraînement compte, par personne, au minimum quatre périodes de cours. La session d'évaluation est, quant à elle, limitée au temps nécessaire à son déroulement" - ce qui équivaut à cinq sessions pour l'entraînement au tir et cinq sessions pour l'entraînement à l'autodéfense. Vu les horaires de travail, les jours de repos et les congés des différents policiers de la zone, il n'est souvent pas possible que tous aillent s'entraîner en même temps. Dans ma commune, par exemple, ils doivent s'y rendre en trois fois. Il en résulte 15 déplacements pour l'entraînement au tir et 15 pour l'autodéfense.

En outre, étant donné que toutes les zones de police ne disposent pas de leur propre centre de tir ou stand d'entraînement, ceux-ci étant assez peu nombreux, les policiers sont souvent amenés à accomplir de longs trajets pour se rendre au centre d'entraînement.

Ainsi, nos policiers doivent se rendre à Asse pour effectuer ces entraînements, ce qui revient plus ou moins à 1 h 10 de trajet. Si l'on fait le calcul, cela signifie que les policiers passent plus de 30 heures par an en trajets pour effectuer ces exercices obligatoires en plus des trois à quatre heures d'entraînement par session.

Madame la ministre, comment interprétez-vous les impératifs d'entraînement prévus dans la circulaire GPI 48 relative à la formation et l'entraînement en maîtrise de la violence des membres du personnel du cadre opérationnel des services de police?

À votre avis, de quelle manière les zones de police doivent-elles à la fois faire respecter les impératifs d'entraînement prévus par la circulaire précitée, tout en optimalisant la capacité policière sur le terrain?

10.02 André Frédéric (PS): Madame la ministre, la circulaire GPI 48 porte sur la maîtrise de la violence et définit les modalités des entraînements des policiers. Si la démarche était et reste louable, de nombreux témoignages font néanmoins état de pas mal de problèmes dans la mise en œuvre de cette circulaire. Certes, elle définit un idéal à atteindre et certaines difficultés peuvent être rencontrées, notamment en ce qui concerne les accords entre zones de police et/ou services.

Toutefois, elle suppose aussi la mise en œuvre, parfois simultanément, de moyens et d'infrastructures qu'il n'est pas évident de réunir: salles de sport, stands de tir, etc. Certaines zones de police ont d'ailleurs fait l'acquisition d'infrastructures adéquates, ce qui ne manque pas de grever considérablement leur budget.

Madame la ministre, à ce sujet, avez-vous déjà été sensibilisée sur ces difficultés et quelles initiatives comptez-vous prendre pour y remédier? N'estimez-vous pas qu'il convienne d'assouplir les obligations en la matière sans négliger l'entraînement de tir? Les académies de police ne devraient-elles pas jouer un rôle accru en la matière et ce, dans le cadre des formations continues?

Enfin, la maîtrise de la violence inclut depuis peu une formation dite "AMOK" pour rencontrer le fait qu'une personne violente tente de tuer au hasard le plus grand nombre de victimes. Elle a été approuvée par le comité pédagogique en matière de maîtrise de la violence. Or, cette formation porte sur une mission spécialisée qui relève très clairement des prérogatives de la police fédérale. Dès lors, entraîner tous les policiers à ce type d'intervention, dont les inspecteurs de quartier, ne manque pas de me surprendre.

Madame la ministre, avez-vous été avisée du fait que tous les policiers étaient formés à cette nouvelle procédure? Est-ce bien une nécessité que l'ensemble de la police soit formée à des techniques véritablement très spécialisées pour des faits heureusement très rares? Estimez-vous qu'il revient au comité pédagogique de prendre la décision du contenu de la formation, sachant que l'on entraîne pour agir, donc que l'on confie ainsi de facto à ce même comité de décider qu'une mission spécialisée sera confiée à la police locale? N'estimez-vous pas plutôt qu'une telle décision relève de votre responsabilité?

10.03 Annemie Turtelboom, ministre: Chers collègues, la GPI 48 est une circulaire qui traite de la formation et de l'entraînement en maîtrise de la violence d'une manière flexible. C'était nécessaire étant donné la forte diversité qui règne au sein de la police intégrée en ce qui concerne les fonctionnalités, les besoins locaux et les spécialités.

Eu égard aux entraînements, la cellule "maîtrise de la violence" de la direction de la formation reçoit régulièrement des demandes d'appui des corps de police. Dans un souci d'efficacité, cette cellule cherche des solutions de concertation avec les chefs de zone ou les directeurs de la police fédérale. Une des solutions adoptées est d'offrir des entraînements en maîtrise de la violence dans les écoles de police qui organisent, en tout cas, déjà les formations y relatives.

En outre, depuis l’installation des conseils de formation au sein des écoles de police, les responsables de zone disposent d’un forum leur permettant de demander l’appui des écoles de police.

La maîtrise de la violence ne comporte pas seulement un aspect technique, comme le tir, l’emploi du bâton télescopique, le self-défense sans arme, mais va bien au-delà et ne nécessite pas à chaque fois une infrastructure adaptée. En effet, elle exige aussi certaines aptitudes cognitives et le recours à des processus mentaux qui peuvent solutionner les situations dangereuses ou potentiellement dangereuses, et que l’on peut entraîner sans autres moyens et donc, sans conséquences budgétaires importantes.

En ce qui concerne la problématique "AMOK", une circulaire doit encore paraître. Je peux cependant communiquer d’ores et déjà que les tactiques développées dans le cadre de cette formation concernent les policiers de première ligne et donc pas exclusivement les policiers fédéraux. En effet, auparavant, la stratégie consistait à geler la situation dangereuse et à laisser les unités spéciales résoudre la situation. Étant donné que cela peut prendre un certain temps durant lequel l’auteur peut encore faire plus de victimes, on a opté, dans la procédure "AMOK", pour une approche plus offensive et dynamique réalisée par les policiers de première ligne. Dans ce but, la procédure "AMOK" vise à localier un auteur le plus rapidement possible, à l’isoler et à le neutraliser si nécessaire. Les statistiques ont d’ailleurs montré qu’un incident dure en moyenne seulement huit minutes. Ce sera donc bien la police locale qui sera la première sur les lieux dans la plupart des cas. Par ailleurs, la pratique l’a déjà démontré malheureusement, notamment à Anvers et à Dendermonde.

Vu son importance, la procédure "AMOK" est dispensée durant la formation de base. En outre, dans l’optique d’une formation situationnelle et intégrée, il est également important de dispenser des formations continuées "AMOK" aux policiers qui pourraient être amenés à intervenir dans de telles situations. Le comité pédagogique n’a pas décidé de la stratégie de la formation "AMOK" mais a rédigé un dossier qui a été présenté au comité de direction de la police fédérale et locale et soumis à mon approbation.

10.04 Myriam Delacroix-Rolin (cdH): Madame la ministre, je vous remercie de votre explication. Néanmoins, je pense que vous ne m'avez pas répondu en ce qui concerne les stands de tir. Les policiers du cadre opérationnel sont armés. Donc, il importe qu'ils sachent tirer correctement. Quatre fois par an, ce n'est pas beaucoup! Mais la distance étant si grande entre les stands de tir et les locaux de la police, il faudrait trouver une solution, par exemple en construisant un stand destiné à différentes zones de police. De même, il conviendrait de raccourcir ce trajet.

10.05 André Frédéric (PS): Monsieur le président, je remercie la ministre de sa réponse.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

Le président: Monsieur Thiébaut, toutes les questions relatives à la situation au Japon seront traitées en séance plénière.

La réunion publique de commission est levée à 12.04 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.04 uur.