Commission de l'Économie, de la Politique
scientifique, de l'Éducation, des Institutions scientifiques et culturelles
nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture |
Commissie
voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke
en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw |
du Mardi 15 mars 2011 Matin ______ |
van Dinsdag 15 maart 2011 Voormiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 10.16 uur en voorgezeten door de heer Peter Logghe.
La séance est ouverte à 10.16 heures et présidée par M. Peter Logghe.
De voorzitter: Vraag nr. 3013 van mevrouw Gerkens wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
01 Vraag van de heer Karel Uyttersprot aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de familiale hulp in een familiebedrijf" (nr. 3016)
01 Question de M. Karel Uyttersprot à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "l'aide de la famille dans une entreprise familiale" (n° 3016)
01.01 Karel Uyttersprot (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de problematiek van deze vraag is u wel bekend. Het gaat over de familiebedrijven.
Ik vernoem zelfs mijn schoonfamilie. We zijn hier nu toch in een klein gezelschap. Mijn schoonfamilie, bloemisten, staat regelmatig op de markt, op de Jamar, in Stokkel enzovoort. Wat zich altijd voordoet, zijn problemen aangaande familiale hulp. Wie kan daarbij helpen?
Die situatie wil ik niet aangrijpen, maar een ander voorval kwam mij ter ore en daarover kreeg ik vragen. Het gaat over familiehulp in een horecazaak. Als het een eenmanszaak is, is dat redelijk goed geregeld en kan dat. Evenwel, als het gaat over een vennootschap, dan zou dat wat moeilijker zijn.
Mevrouw de minister, vandaar mijn vragen.
Onder welke voorwaarden mogen naaste familieleden hulp bieden in een handelszaak, een winkel, een horecazaak, op de markt?
Tot in welke graad mogen ouders, broers, zussen, familieleden helpen in een handelszaak, bijvoorbeeld in de horeca of op de markten, ook wanneer die zaak de vorm van een bvba of een nv heeft, waarvan bijvoorbeeld de zoon of dochter zaakvoerder is, zodat die familieband toch wel kan worden aangetoond?
Als dat niet mag, aan welke verplichtingen zijn die familieleden dan onderworpen om in een eenmanszaak of in een vennootschap bij naaste bloed- of aanverwanten hulp te bieden?
01.02 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer de voorzitter, collega’s, u vraagt of familieleden hulp mogen bieden in een onderneming die de vorm heeft aangenomen van een rechtspersoon, vanuit de eigenheid van het sociaal statuut voor zelfstandigen. Dezelfde vraag zou ook kunnen worden gesteld met betrekking tot het stelsel van de werknemers, maar daarvoor ben ik niet bevoegd.
In het sociaal statuut der zelfstandigen wordt onder een helper verstaan ieder persoon die in België een zelfstandige in de uitoefening van diens beroep bijstaat of vervangt zonder hiervoor door een arbeidsovereenkomst verbonden te zijn.
De voorwaarden waaraan moet worden voldaan om als helper te worden aanzien zijn de volgende.
Ten eerste, het moet gaan om een natuurlijk persoon, hoewel die niet expliciet in de definitie staat vermeld.
Ten tweede, hij moet een zelfstandige natuurlijke persoon bijstaan of vervangen. De hulp kan bestaan uit bijstand, assistentie of vervanging, weliswaar steeds in de veronderstelling dat er geen band van ondergeschiktheid bestaat tussen de zelfstandige en zijn helper.
De hulp moet steeds voor rekening van de zelfstandige worden verstrekt, zoniet zou men de helper als zelfstandige kunnen beschouwen. Men kan alleen helper zijn van een zelfstandige, niet van een rechtspersoon of van een andere helper.
Ten derde, men mag niet door een arbeidsovereenkomst verbonden zijn.
Uiteraard blijft de basisvereiste voor gebeurlijke onderwerping aan het sociaal statuut der zelfstandigen gelden, namelijk dat de activiteit een beroepsbezigheid moet zijn. Een beroepsbezigheid is een bezigheid die winst nastreeft en die gewoonlijk wordt uitgeoefend.
Familieleden zoals ouders, broers en zussen mogen een zelfstandige helpen in een handelszaak op de markt voor zover de geholpene een natuurlijk persoon is. De helpers hebben principieel dezelfde verplichtingen in het sociaal statuut der zelfstandigen als de zelfstandige zelf.
Twee categorieën helpers zijn echter niet onderworpen aan het sociaal statuut der zelfstandigen. Ten eerste, de helpers en helpsters, tot 1 januari van het jaar waarin zij 20 jaar worden, tenzij zij voordien gehuwd zijn. Ten tweede, de toevallige helpers. De hulp wordt als toevallig beschouwd wanneer de hulp zich uitstrekt over minder dan 90 dagen per jaar en een niet-regelmatig karakter heeft. Beide voorwaarden moeten tegelijk vervuld zijn, zoniet is de hulp niet toevallig.
01.03 Karel Uyttersprot (N-VA): Mevrouw de minister, het gaat natuurlijk over occasionele hulp. Op piekmomenten, bijvoorbeeld op moederdag of in de maand mei, wanneer er bloemen aangekocht worden, of in een handelszaak waar de kinderen een zaak uitbaten en vader of moeder komen helpen, kan men moeilijk vragen dat zij zich inschrijven als zelfstandig helper. Het zijn occasionele helpers. Dat mag ten belope van 90 dagen, als ik het goed begrijp.
01.04 Minister Sabine Laruelle: Zij moeten ook minder dan 20 jaar oud zijn. Ik heb bijvoorbeeld bijna elke zomer mijn vader en moeder geholpen in de molen, zonder enig probleem.
01.05 Karel Uyttersprot (N-VA): Op dit ogenblik mag u uw ouders dus niet meer helpen?
01.06 Minister Sabine Laruelle: Ik ben geen 20 jaar meer. Dat is spijtig. Men moet dus jonger zijn dan 20, het maximum is 90 dagen en er mag geen andere arbeidsovereenkomst zijn. Een werkloze kan dus niet een zelfstandige helpen, zelfs als die zelfstandige zijn broer is. Dat is normaal.
01.07 Karel Uyttersprot (N-VA): Het kan ook niet als het over een rechtspersoon gaat, als ik het goed begrijp? Dat is duidelijk.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Jef Van den Bergh aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de maatregelen die nodig zijn om de horecasector in ons land te steunen" (nr. 3287)
02 Question de M. Jef Van den Bergh à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "les mesures envisagées en vue de soutenir le secteur de l'horeca dans notre pays" (n° 3287)
Voorzitter: Karel Uyttersprot.
Président: Karel
Uyttersprot.
02.01 Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u dat ik mijn vraag eerst mag stellen. Er is momenteel een hoorzitting over de NMBS in de commissie voor de Infrastructuur waarbij ik graag aanwezig zou zijn.
Mijn vraag betreft de maatregelen die nodig zijn om de horecasector in ons land te steunen. Dat is geen nieuw onderwerp, maar ik meen dat het goed is om dit regelmatig aan bod te laten komen in deze commissie.
Ho.Re.Ca Vlaanderen stelt dat de btw-verlaging naar 12 % in de restaurantsector 2 300 extra banen, een hogere omzet en minder faillissementen heeft opgeleverd.
Wij hebben het daarbij echter enkel over de restaurants. De cafés staat het water aan de lippen. Volgens het Federaal Planbureau verdwenen er tussen 1998 en 2007 ruim 1 850 horecaondernemingen, bijna helemaal te wijten aan de terugval van het aantal cafés.
Er werd een studie uitgevoerd door professor Ghislain Houben van de Universiteit Hasselt over de rentabiliteit van de horecasector in ons land. In die studie stelt hij dat indien er geen ingrijpende maatregelen worden genomen om de horecasector in ons land te ondersteunen, maar liefst 50 % van de restaurants en de cafés binnen de vijf jaar de deuren zal sluiten.
Vijftig procent van alle horecazaken in ons land, dat is een cijfer om van achterover te vallen. Bovendien zullen de overblijvers verplicht worden om hun prijzen met maar liefst 50 tot 70 % te verhogen om het hoofd boven water te kunnen houden.
Mevrouw de minister, dat zijn toch wel indrukwekkende cijfers die vragen oproepen. U bent ongetwijfeld op de hoogte van deze studie. Ik wil daarop dieper ingaan. Wat vindt u van de vraag van de sector om samen met de overheid een reddingsplan voor de horeca uit te werken? Die cijfers moeten ons immers aanzetten tot actie. Welke maatregelen stelt u nog voor om de leefbaarheid van de sector te verhogen, in de mate dat u dit kunt in deze periode van lopende zaken?
02.02 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik werd jammer genoeg niet in kennis gesteld van de studie van de Universiteit Hasselt. Zulke studies kunnen dienstig zijn voor het te voeren beleid.
In het verleden heb ik steeds een constructieve dialoog gehad met de verschillende beroepsfederaties binnen de horecasector. Ik ben steeds bereid om binnen het raam van mijn bevoegdheden met de sector samen te zitten om hun bekommernissen te analyseren. De sector heeft mij echter niet over de nood aan een reddingsplan gesproken. Sowieso zitten we in een periode van lopende zaken waardoor de regering zeer beperkt is in haar mogelijkheden. Ik heb mij de voorbije jaren zeer constructief opgesteld om zuurstof te creëren voor de horecasector. Ik was dan ook zeer verheugd dat er sinds 1 januari 2010 een btw-verlaging is gekomen. Sindsdien is de btw voor restaurant- en cateringdiensten verlaagd van 21 % naar 12 %. Hiertegenover stond een engagement van de sector, zoals het tegengaan van zwartwerk en het creëren van jobs. De bevoegde ministers zouden een evaluatieprocedure uitwerken. Daarna zou een mogelijke daling van het btw-tarief naar 6 % worden bekeken. De maatregelen die het gevolg waren van een evenwichtsoefening waren positief onthaald door de sector. Sowieso wordt de evaluatie afgewacht alvorens verdere conclusies te trekken en eventueel nieuwe maatregelen voor te stellen.
Ik verdedig een verlaging van de fiscale en sociale lasten die op arbeid wegen, maar deze vragen vallen niet onder mijn bevoegdheid.
De leefbaarheid van ondernemingen kan ook verbeteren door een verlaging van de administratieve lasten van ondernemingen. In mijn beleid aangaande het FAVV heb ik steeds de nodige aandacht aan administratieve vereenvoudiging besteed. Zo heb ik eind 2009 aan de organisaties die de verschillende sectoren van de voedselveiligheid vertegenwoordigen, gevraagd om voorstellen voor vereenvoudiging te maken. Zo werd de reglementering inzake autocontrole op voedselveiligheid en traceerbaarheid versoepeld voor ondernemingen die maximaal vijf voltijdse personen tewerkstellen.
Dat geeft voor de horecasector ongeveer 87 % van de ondernemingen. Ik ben er voorstander van om deze versoepeling te verruimen naar ondernemingen die 10 personen tewerkstellen, dat geeft 93 tot 95 % van de ondernemingen in de horecasector, voor zover duidelijk wordt aangetoond dat de voedselveiligheid niet in het gedrang komt. Dit voorstel wordt momenteel besproken.
De leefbaarheid van een onderneming wordt positief beïnvloed door goed opgeleide starters. Daarom heb ik steeds geijverd voor het behoud van de vestigingswet voor restaurateurs-traiteurs. Gesprekken op mijn kabinet met de sector aangaande een eventuele modernisering van de vestigingswet werden stopgezet gezien de huidige politieke context en ook aangezien veel Vlaamse partijen een regionalisering vragen van deze bevoegdheid.
Ik heb ook de nodige maatregelen genomen ter modernisering van de basiskennis bedrijfsbeheer. In dit licht heb ik recent een syllabus bedrijfsbeheer uitgebracht, die dienstig kan zijn voor personen die zich als zelfstandige willen vestigen.
De bedoeling was om erover na te denken om eventueel ook een syllabus op te maken voor degenen die zich willen vestigen als restaurateur-traiteur. Ook hier werd ik echter verhinderd door de actuele politieke situatie.
02.03 Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik begrijp dat de politieke situatie leidt tot wat de situatie is. Het wijst er nog maar eens op dat, in tegenstelling tot wat sommigen lijken te suggereren, zo’n toestand van lopende zaken niet eeuwig kan blijven aanhouden en dat wij echt wel nood hebben aan een regering die ook op dit vlak bepaalde stappen kan zetten en bepaalde maatregelen kan nemen.
Er zijn dus weinig nieuwe elementen, maar desalniettemin is het toch positief om het hier nog eens aan bod te brengen, om dit onderwerp actueel te houden. De rol van de horeca in ons land, in het bijzonder in het sociaal leven, wordt door iedereen erkend.
Er is vandaag toch een spanning tussen de wil van de meeste horeca-uitbaters om alles volgens de regels te doen en het rendabel houden van hun zaak. Dit is toch iets waarin de overheid, samen met de sector en met oog voor de gezondheid van de overheidsfinanciën, een taak heeft om tot een goed evenwicht te komen.
Het verbaast mij enigszins dat u de studie van de Universiteit Hasselt niet hebt ontvangen. Ik zal ze u zeker laten bezorgen, want het is toch wel interessante documentatie, om zo in de komende maanden en jaren hopelijk wel actie te kunnen ondernemen.
02.04 Minister Sabine Laruelle: Gaat het over het rookverbod in de cafés?
02.05 Jef Van den Bergh (CD&V): Neen, het gaat over rendabiliteit.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de aanpassingen van het systeem van vervangende ondernemers" (nr. 3028)
03 Question de M. Peter Logghe à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "les adaptations du système des entrepreneurs remplaçants" (n° 3028)
03.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb al een paar keer het woord gevoerd in verband met het concept van de vervangende ondernemer. Deze maatregel moest de band tussen levenskwaliteit en de professionele werkzaamheid belichamen, en moest zelfstandigen ook eens de mogelijkheid geven om voor iets langere periode uit het hectische beroepsleven te stappen. Onze fractie vond dit een goede maatregel. Wij hebben ons er niet tegen verzet, wel integendeel. Het staat ons voor ogen dat deze maatregel alle steun verdient.
Sinds juli 2009, mevrouw de minister, was het de bedoeling dat zelfstandigen zich inderdaad door andere zelfstandigen zouden kunnen laten vervangen. Dit is de theorie, want in de praktijk hebben zich nog maar een tiental vervangers aangemeld waardoor deze maatregel – als het bericht klopt – toch een slag in het water blijkt te zijn. Enkele zelfstandigenorganisaties dringen dan ook aan op bijsturing.
Concreet zou ik het volgende willen vragen. Ten eerste, zelfstandigen die willen toetreden, moeten een zogenaamde toetredingssom van 30 euro betalen. Op zich is die som natuurlijk niet zeer groot, maar het zou toch nuttig kunnen zijn om de laagdrempeligheid te versterken en de som te laten vallen. Hoeveel zelfstandigen hebben die som van 30 euro betaald?
Ten tweede, zou het niet makkelijker werken zijn om de ondernemers die zich willen laten vervangen, toe te laten zichzelf in een databank in te schrijven?
Ten derde, een andere maatregel die toch voor wat wrevel zorgt, zijn de driemaandelijkse sociale bijdragen die worden gevraagd aan vervangende ondernemers, ook als zij slechts één maand hebben gewerkt. Denkt de minister eraan om hieraan iets te wijzigen? Kunt u dat in een regering van lopende zaken?
Ten vierde, er werd ook al enkele keren geopperd dat een grootse promotiecampagne misschien soelaas zou kunnen bieden. Wanneer denkt u deze te kunnen opzetten? Wordt deze nog opgezet in een regering van lopende zaken of is dit iets voor uw opvolger in een volgende regering?
Ik ben benieuwd naar uw antwoord.
03.02 Minister Sabine Laruelle: Het koninklijk besluit van 19 juli 2010 bepaalt dat de ondernemingsloketten een vergoeding voor hun werk moeten krijgen omdat zij controleren of de kandidaat persoonlijk de ondernemersvaardigheden bewijst. Wanneer de vervangende ondernemer zich tegelijkertijd inschrijft in het register van vervangende ondernemers en in de Kruispuntbank van ondernemingen is de inschrijving in het register van vervangende ondernemers gratis.
Voor een niet-handelsactiviteit is het altijd gratis.
Ik antwoord op uw tweede en derde vraag. U haalt een database aan van advertenties van zelfstandigen die zich willen laten vervangen. In deze mogelijkheid is op dit moment niet voorzien. Een werkgroep binnen het RSVZ buigt zich nu over het systeem van de vervangende ondernemer, en met name over mogelijke verbeteringen eraan. Ik zal deze groep vragen zich te buigen over de opportuniteit en de haalbaarheid van het voorstel.
Deze werkgroep bestudeert eveneens de impact van het principe van ondeelbaarheid van de kwartaalbijdrage op het systeem. In bepaalde gevallen kan dit effectief een rem zijn voor mensen die zich willen beperken tot vervanging.
Ik antwoord op uw laatste vraag. Om de doelgroepen van het register – de gepensioneerden, de starters, de terugkerende vrouwen en het grote publiek – te sensibiliseren, zal eerstdaags een openbare aanbesteding worden vrijgegeven door de FOD Economie met het oog op een communicatiecampagne.
De opening van de offertes moet midden maart plaatsvinden. De realisatie van de campagne, met name via brieven, informatiesessies en het internet, zal binnen de twee maanden na de gunning van de opdracht plaatsvinden.
03.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord, dat zoals altijd uitgebreid was, waarvoor dank.
Ik noteer in elk geval dat u oren hebt naar een aantal van die verzuchtingen en dat u de werkgroep zult vragen zich te buigen over een en ander. Een van de onderwerpen zou de ondeelbaarheid van de kwartaalbijdrage zijn. Ik meen dat vooral daar het paard gebonden is.
Ik noteer ook dat midden maart de aanbestedingen binnen zullen zijn. Ik veronderstel dat men binnen de twee maanden, dus nog voor de zomervakantie, kan starten.
Op één vraag heb ik geen antwoord gekregen, met name de vraag hoeveel zelfstandigen die 30 euro intussen hebben betaald. Hebt u daar zicht op? U mag daar ook schriftelijk op antwoorden.
03.04 Minister Sabine Laruelle: Ik heb geen antwoord op die vraag. Ik kan dat niet weten. Die telling gebeurt via het ondernemingsloket. In het algemeen kan ik zeggen dat het ondernemersloket geld moet vragen voor zijn diensten. Als de vervangende ondernemer een zelfstandige is, gebeurt de inschrijving in de kruispuntbank en in het register van vervangende ondernemers gratis.
03.05 Peter Logghe (VB): Goed. Ik moet u in elk geval niet overtuigen van het belang van zelfstandigen, mevrouw de minister. Ik hoop dat wij met deze maatregel verder kunnen en dat er voor de zomervakantie schot in de zaak komt.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "het plan van de Europese Commissie om kmo's makkelijker aan financiering te helpen" (nr. 3064)
04 Question de M. Peter Logghe à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "le plan de la Commission européenne pour aider les PME à trouver des financements" (n° 3064)
04.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik verneem dat de Europese Commissie de komende maanden acties plant om bedrijven, en dan vooral kleinere bedrijven, aan een financiering te helpen. Volgens een verslag van eurocommissaris Tajani heeft de kredietcrisis blijkbaar aan de financiële reserves van nogal wat bedrijven geknabbeld.
De Europese Commissie zou vooral willen inzetten op drie middelen: het systeem van garanties versterken, zodat een kmo gemakkelijker krediet kan krijgen, het durfkapitaal versterken in de verschillende lidstaten en de banken toegang verlenen tot de Europese financiële instrumenten, zodat zij ook langs die weg gemakkelijker kleinere bedrijven kunnen vooruithelpen.
Ik heb de volgende vragen.
Hebt u kennisgenomen van dat actieprogramma? Wat is uw eerste indruk?
Bestaat er momenteel een prangende nood aan kredieten bij bedrijven, bij kmo’s vooral, in België? Ik dacht dat de federale overheid onder uw auspiciën in de afgelopen jaren al een bemiddelingsorgaan had gecreëerd dat goed werk heeft geleverd en een aantal – de meeste wellicht – pijnpunten heeft gedetecteerd en opgelost, namelijk het KeFiK.
Mevrouw de minister, wanneer zal dat plan klaar zijn voor implementatie in België? Hoeveel aanvragen denkt men voor dit plan te mogen of te kunnen ontvangen?
Welke financiële middelen zal de Europese Commissie via de banken ter beschikking stellen? Hoe zit het met de garanties? Wie zal die verstrekken? Wat moeten wij ons bij dat plan voorstellen?
04.02 Minister Sabine Laruelle: U verwijst ongetwijfeld naar de evaluatie van de Small Business Act, die op 23 februari door de Commissie publiek werd gemaakt. Als minister van kmo’s en Zelfstandigen, en niet van Energie en Klimaat, heb ik de Small Business Act altijd beschouwd als de hoeksteen van een coherent Europees en nationaal beleid ten gunste van de economische motor, die de kmo’s zijn.
Dankzij de invoering van het federaal kmo-plan hebben wij België bij de beste leerlingen van de Europese klas geplaatst inzake de omzetting van de Small Business Act. Dat is de reden waarom ons land vaak wordt geciteerd als voorbeeld in het document van de Europese Commissie. Door een prioriteit te maken van de toegang tot financiering houdt de nieuwe Small Business Act rekening met zowel de economische realiteit van onze ondernemingen als met de leidende principes van de Europese 2020-strategie. Dat verheugt mij.
Hoewel de economie zich stilaan herstelt van de financiële crisis, blijft de financiële situatie van heel wat bedrijven nog steeds zeer penibel. Het is in dat kader dat ik wil wijzen op de positieve rol die door het KeFiK wordt gespeeld en op de voortzetting van de bemiddeling, waarvan de resultaten online beschikbaar zijn.
Er blijven echter mogelijkheden bestaan voor de financiering van onze bedrijven. Vooral bij micro-ondernemingen, ondernemingen met minder dan 10 werknemers en hoogstens een omzet van 2 miljoen euro, krijgt 1 op 5 met een kredietweigering te maken.
Daarnaast gaf nog eens 11,3 % van de ondervraagde ondernemingen aan dat zij zeer veel problemen ondervonden om het krediet te bekomen.
Als men de cijfers van het rapport inzake de kredietverlening van het vierde kwartaal bekijkt, is het duidelijk dat er voor de zelfstandigen nog een groter probleem op het vlak van de financiering is. Zo valt op dat sinds 2008 zowel het aantal debiteuren als het toegekende kredietbedrag een continue daling heeft gekend.
Dit kan betekenen dat de kredietvoorwaarden, opgelegd aan zelfstandigen, te strikt zijn of dat de zelfstandigen steeds minder een beroep doen op bankfinanciering.
Voor zover de Europese Commissie, naast de Small Business Act, werkt aan nieuwe financiële initiatieven, met name in het kader van het SME Finance Forum of via specific mechanism, gewijd aan de financiering van innovaties, lijkt het me onmogelijk uw vraag te beantwoorden.
Met betrekking tot de bestaande mechanismen in het competitiviteits- en innovatieprogramma kan ik de volgende cijfers voor Europa geven: 100 000 kmo’s hebben al van de instrumenten in dit programma gebruikgemaakt. Tegen 2013 moeten dit 200 000 kmo’s worden.
Exacte cijfers over alle aanvragen die bij de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds financieel intermediair binnenlopen heb ik niet, maar de cijfers kunnen bij de instellingen zelf worden opgevraagd.
Eventuele provisies over toekomstige aanvragen zijn heel moeilijk te bekomen.
Ook hier is het moeilijk om uw vraag te beantwoorden, aangezien de beschikbare volumes zullen afhangen van de invoering van verschillende initiatieven.
Wat de bestaande mechanismen betreft, de Europese Commissie verdeelt haar financiële middelen via het Europees Investeringsfonds en de Europese Investeringsbank. Daarna werden deze twee Europese instrumenten via financiële intermediairen, bijvoorbeeld banken van overheden, zodat de Europese middelen terechtkomen bij de kmo's.
Zo is er binnen het kader van het competitiviteits- en innovatieprogramma voor de periode 2007-2013 tot 3 621 miljoen toegekend om de toegang tot de financiering van de kmo's te faciliteren.
Deze financiële middelen worden aangewend in verschillende financiële instrumenten, zoals garantie, durfkapitaal, microkrediet enzovoort. De Europese garanties in België worden bijvoorbeeld op federaal niveau door het Participatiefonds verschaft. Het Participatiefonds staat de volgende leningen toe, met Europese garantie die via de Europese Investeringsbank wordt verschaft: Starteo, Business Angel +, Startlening, Solidaire lening en Initio.
04.03 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord, dat ik moet nalezen om het in al zijn finesses te overzien.
Ik neem er nota van dat u mijn bezorgdheid deelt dat zich vooral aan de kant van de zelfstandigen nog kredietproblemen voordoen. Ik vraag mij af of het dan gaat over garantieproblemen in hoofde van de banken, over het financieel plan of over de financiële terugbetaling.
Ik ben toch wat geschrokken van u te vernemen dat één op vijf zelfstandigen meldt nog altijd met kredietweigeringen te worden geconfronteerd en dat nog altijd 11,3 % van de kmo's en grotere ondernemingen zegt moeilijk aan kredieten te geraken.
Ik leg mijzelf op daaraan verder aandacht te besteden. Ik denk dat dit een bijzonder probleem is. Willen wij de economische heropbloei mogelijk maken, dan zal daar ook een en ander tegenover moeten staan van de banken die veel staatssteun hebben gekregen.
Ik volg dit op en ik ben verheugd over de volledigheid van uw antwoord.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "het uitblijven van uitvoeringsbesluiten ten gevolge van het uitblijven van een regering met volheid van bevoegdheid" (nr. 3078)
05 Question de M. Peter Logghe à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "l'absence d'arrêtés d'exécution à la suite de l'absence d'un gouvernement bénéficiant de la plénitude de compétences" (n° 3078)
05.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik heb mijn vragen opgespaard. Ik heb een hele week de tijd gehad.
Mevrouw de minister, de huidige vraag heb ik ook al aan een paar collega’s van u gesteld. U zult waarschijnlijk wel over een voorbereid antwoord beschikken.
In het tijdschrift LOKAAL van 16 november 2010 doet de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten haar beklag over het feit dat er nog geen uitvoeringsbesluiten zijn voor bijvoorbeeld de wet van 10 januari 2010 tot wijziging van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen. Dat is enkel een aanleiding om u het volgende te vragen.
Naar verluidt liggen er momenteel meer dan 60 koninklijke besluiten op een regering met volheid van bevoegdheid te wachten, die ze in werking kan doen treden.
Kunt u mij voor uw bevoegdheidsdomein mededelen welke koninklijke besluiten momenteel klaar zijn, maar op een regering met volheid van bevoegdheid liggen te wachten, om te kunnen worden uitgevaardigd?
05.02 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer de voorzitter, de regering belasten met de afhandeling van de lopende zaken is een grondwettelijke gewoonte, die de bevoegdheid van de regering in haar uitvoerende taak beperkt.
Rechtsleer en rechtspraak hebben de lopende zaken aan de hand van een aantal criteria nader omschreven. Dezelfde criteria zijn in de traditionele omzendbrieven betreffende de lopende zaken, die bij het begin van een periode van lopende zaken worden rondgestuurd, opgenomen.
Er worden drie categorieën van handelingen onderscheiden. Ten eerste, het betreft zaken van dagelijks beheer. Zij kunnen steeds worden afgehandeld. Ten tweede, het betreft ook belangrijke handelingen die het dagelijks beheer overschrijden. Maatregelen kunnen worden genomen, in de mate dat zij geen nieuw initiatief van de regering vereisen. Zij moeten de normale afwikkeling vormen van beleidskeuzes die reeds vóór de periode van lopende zaken werden genomen. Ten derde, het betreft tevens de dringende zaken die geen uitstel dulden, omdat anders de fundamentele belangen van de natie kunnen worden geschaad. Ook in voorkomend geval mag een regering in lopende zaken optreden.
Het is binnen het hiervoor omschreven kader dat de regering in haar opdrachten als uitvoerende macht telkens moet afwegen of een maatregel effectief kan worden genomen. Dat vergt een onderzoek geval per geval, rekening houdend met de omstandigheden en de noodzaak om de maatregel te nemen.
Enkel uitvoeringsbesluiten die voornoemde toets doorstaan, worden uitgevaardigd.
05.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik had graag van u vernomen hoeveel koninklijke besluiten er onder uw bevoegdheidsdomein vallen en hoeveel daarvan er wachten op ondertekening door een regering met volheid van bevoegdheden, maar daar zult u, jammer genoeg, net als uw collega’s, waarschijnlijk geen antwoord op geven.
05.04 Minister Sabine Laruelle: Het antwoord is hetzelfde voor alle collega’s in de regering. Het is een zeer harmonieuze regering. Vandaar is het antwoord hetzelfde op dezelfde vraag.
05.05 Peter Logghe (VB): Men zou er bijna ontroerd door geraken, mevrouw de minister.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Mathias De Clercq aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de verlenging van wetenschappelijke projecten" (nr. 3236)
06 Question de M. Mathias De Clercq à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "la prolongation de projets scientifiques" (n° 3236)
06.01 Mathias De Clercq (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, een belangrijke bevoegdheid van onze federale overheid is het coördineren en financieren van nationale onderzoeksprogramma’s, waartoe ook toch wel vrij succesvolle IAP’s behoren. Het doel is het bevorderen van de samenwerking tussen lidacademiën, buitenlandse en Belgische wetenschappers om de burgers en de regering te adviseren over wetenschappelijke aspecten die toch wel van belang zijn. Er worden daartoe contracten gesloten met het Federaal Wetenschapsbeleid dat onder meer voorziet in lonen, apparatuur en werkingskosten.
Eind dit jaar loopt fase 6 van dit toch wel interessante programma af. Wij worden geconfronteerd met een regering van lopende zaken. Er is geen enkele zekerheid dat die attractiepolen daarna ook kunnen worden voortgezet. Een aantal professoren trekt toch wel aan de alarmbel met uitspraken als zou de kans reëel zijn dat onze beste onderzoekers uitwijken naar het buitenland omdat zij geen zicht hebben op een verlenging.
Bovendien neemt de voorbereiding van die nieuwe IAP-projecten wat tijd in beslag. In afwachting van een nieuwe federale regering stel ik voor om de financiering van die IAP’s met een jaar te verlengen zodat ter zake zekerheid is over het bedrag. Dit lijkt mij toch wel een bevoegdheid van een regering in lopende zaken.
Mevrouw de minister, ik heb twee vragen. Bent u op de hoogte van deze problematiek? Ik twijfel daar niet aan. Werden er reeds initiatieven genomen ter zake? Welke oplossing zult u naar voren schuiven voor deze toch wel heel belangrijke aangelegenheid?
06.02 Minister Sabine Laruelle: Ten eerste wil ik jullie bedanken voor de belangstelling en de steun van de Kamer voor dit essentiële onderzoeksprogramma, namelijk de Interuniversitaire Attractiepolen. Deze vertegenwoordigen een budget van 143 miljoen euro over vijf jaar. Ik wil hier Guy Verhofstadt hulde brengen omdat hij dit idee bijna een kwarteeuw geleden naar voren heeft geschoven.
Vandaag zijn er 44 netwerken van onderzoekers, goed voor 324 onderzoeksteams die werken op alle wetenschappelijke gebieden met excellentie als leidende gedachte. Zo’n 300 onderzoekers worden elk jaar gefinancierd door het programma en meer dan 2 000 publicaties per jaar voor het hele programma.
Die elementen tonen duidelijk het succes aan van dit waardevolle programma voor onze universiteiten en gevarieerde onderzoekscentra. Die instellingen verlenen er ook regelmatig hun steun aan en zijn vurige voorstander van de voortzetting ervan.
In 2008 heb ik de nodige middelen gekregen om de huidige fase, de zesde fase, te finaliseren. Ik wens erop te wijzen dat ik op de hoogte ben van de genoemde problematiek en van de deadline van eind 2011. Ik zal dus, in het raam van de begrotingsbesprekingen van 2011, op zijn minst het behoud verdedigen van de bestaande kredieten. Wanneer het budget van 2011 goedgekeurd zal zijn, zal ik voorstellen van oplossing voorleggen aan de Ministerraad die het mogelijk zullen maken om die essentiële onderzoekstool, die in een recent onafhankelijk rapport zeer gunstig werd beoordeeld, te behouden. Bovendien stelt dat rapport met aandrang voor om die te verlengen.
06.03 Mathias De Clercq (Open Vld): Mevrouw de minister, bedankt voor uw zeer duidelijk antwoord en voor uw engagement om het succesvol en waardevol programma te verdedigen bij de begrotingsbesprekingen van 2011. Ik hoop dat u voldoende steun krijgt in de schoot van de regering van lopende zaken, om een en ander te kunnen realiseren in het belang van ons onderzoek ter zake.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Ik denk dat daarmee alle vragen behandeld zijn.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 10.55 uur.
La réunion publique de commission est levée à 10.55 heures.