Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique

Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt

 

du

 

Mercredi 23 février 2011

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 23 februari 2011

 

Namiddag

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 14.29 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Ben Weyts.

Le développement des questions et interpellations commence à 14.29 heures. La réunion est présidée par M. Ben Weyts.

 

Le président: La question n° 2602 de M. Devin est reportée.

 

01 Questions jointes de

- M. Éric Jadot à la ministre de l'Intérieur sur "la position du département de l'Intérieur concernant la mise en oeuvre de 'zones P' dévolues à la prostitution de rue" (n° 2778)

- M. Éric Jadot à la ministre de l'Intérieur sur "le traitement policier de la prostitution de rue sur l'agglomération liégeoise" (n° 2779)

01 Samengevoegde vragen van

- de heer Éric Jadot aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het standpunt van het departement Binnenlandse Zaken over de invoering van gedoogzones voor straatprostitutie" (nr. 2778)

- de heer Éric Jadot aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het politieoptreden tegen de straatprostitutie in de Luikse agglomeratie" (nr. 2779)

 

01.01  Éric Jadot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, il n'est pas inconnu de vos services que la prostitution est un phénomène implanté de longue date en région liégeoise comme dans toutes les grandes villes. À l'instar d'autres métropoles, l'existence d'une offre et d'une demande de services sexuels tarifés est une réalité face à laquelle les autorités communales piétinent. Je constate en effet que derrière des annonces de mise en débat de cette réalité sur l'agglomération liégeoise, notamment en marge du projet Isatis Center, la plus grande confusion règne quant à la compréhension des pratiques et de la législation y afférant. Je me limiterai ici à la question du traitement policier de la prostitution de rue.

 

Plusieurs acteurs policiers interviennent actuellement: la police zonale ainsi que la police judiciaire fédérale dont les approches et l'interprétation légale du phénomène semblent parfois différer. Leur façon d'appréhender le racolage sur la voie publique m'interpelle. Les descentes régulières de la police zonale en direction des travailleuses du sexe de la rue sont fréquemment dénoncées par les associations. La police judiciaire fédérale et les mœurs développent pour leur part une action plus compréhensive ou tout du moins soucieuse de ne pas dériver vers un harcèlement stérile.

 

Quelle analyse faites-vous de l'appareil juridique actuel portant sur le phénomène de la prostitution de rue et le racolage? Pouvez-vous m'éclairer sur l'approche policière qui en découle? Confirmez-vous des différences de traitement et des quiproquos dans l'action des services de police? Que pensez-vous des interventions récurrentes de la police zonale de Liège à des fins de traque des travailleurs et travailleuses du sexe? Quelle est l'utilité de ce type d'actions dès lors que le racolage ne donne plus lieu à des poursuites du parquet?

 

De façon plus structurelle et reprenant mon constat selon lequel les notions d'incitation à la débauche et le racolage semblent peu en phase avec l'évolution de la société, seriez-vous favorable à des modifications législatives?

 

Deuxièmement, quelle est l'analyse de votre département des thématiques croisées de la toxicomanie et de la prostitution dans les agglomérations des pays concernés par ces phénomènes? Une baisse de la criminalité du trafic de stupéfiants corrélée à la fermeture de salons et clubs se vérifie-t-elle dans les faits? Des synergies en termes d'analyse des phénomènes cités sont-elles envisagées avec les entités publiques et associatives actives auprès des personnes souffrant de toxicomanie?

 

Depuis les dix dernières années, l'idée de la mise en place de "zones P" a pu apparaître du côté des pouvoirs communaux confrontés à la prostitution de rue. Quelle est l'analyse de votre département en ce domaine? Cette approche d'origine néerlandaise serait-elle adaptable aux agglomérations belges?

 

01.02  Annemie Turtelboom, ministre: Vos questions concernent la lutte des autorités judiciaires et de la police contre le phénomène des thématiques croisées de la toxicomanie et de la prostitution de rue en agglomération liégeoise, notamment par la mise en place éventuelle de "zones P", à l'exemple de certaines villes néerlandaises, jusqu'à l'opportunité d'une modification législative en la matière. Mais ces questions relèvent de la compétence des autorités judiciaires et, par conséquent, de mon collègue de la Justice.

 

01.03  Éric Jadot (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, il y avait aussi la deuxième question, qui traitait des rapports entre les polices et de l'action de la police fédérale. Il s'agissait de deux questions jointes.

 

01.04  Annemie Turtelboom, ministre: Mais il s'agit aussi d'une compétence des parquets et non de mon administration. Je peux encore procéder aux vérifications nécessaires, mais chacun m'a dit que l'ensemble des questions relèvent de la compétence de mon collègue de la Justice, car nous ne disposons pas de l'information nécessaire.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: La question n° 2780 de M. Jadot est transformée en question écrite.

 

02 Vraag van de heer Koenraad Degroote aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de lichamelijke fitheid van de politieambtenaren" (nr. 2897)

02 Question de M. Koenraad Degroote à la ministre de l'Intérieur sur "la condition physique des fonctionnaires de police" (n° 2897)

 

De voorzitter: Mijnheer Degroote, u krijgt het woord voor uw vraag over de lichamelijke fitheid van de politieambtenaren. Als personificatie, zegt u het maar.

 

02.01 Minister Annemie Turtelboom: Dat zou ik niet durven zeggen, hoor.

 

02.02  Koenraad Degroote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, volgens de deontologische code van de politiediensten moeten de personeelsleden zich toeleggen op het behoud van hun lichamelijke fitheid die noodzakelijk is voor de goede uitoefening van hun functies.

 

Nu wordt de fysieke paraatheid enkel getest op het moment van de selectie. Als zij eenmaal in dienst zijn, worden daaromtrent geen systematische tests meer gehouden.

 

Mevrouw de minister, graag stel ik de volgende vragen dienaangaande.

 

Werden er door uw diensten al onderzoeken verricht naar de fysieke paraatheid bij de politiemensen? Wat was daarvan het resultaat?

 

Worden er concrete maatregelen genomen om de fitheid te bevorderen? Heeft dat effectief iets opgeleverd? Worden er verdere maatregelen dienaangaande overwogen?

 

Overweegt u de invoering van een regelmatige objectieve controle? Zo ja, wenst u daar bepaalde gevolgen aan te verbinden?

 

02.03 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Degroote, op vraag van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk van de federale politie, is in 2007 een bepaald wetenschappelijk onderzoek onder leiding van professor Claessens van de K.U. Leuven gestart.

 

Het doel van dat onderzoeksproject was tweeledig. Enerzijds, wilde men het voorgestelde ontwerp van functioneel parcours uittesten zodat daaruit een gestandaardiseerd parcours zou kunnen worden ontwikkeld. Anderzijds, wilde men door het testen van een representatieve groep van operationele politieambtenaren, een normschaal ontwikkelen die bruikbaar is voor het testen van de fysieke conditie van politieambtenaren.

 

Het is namelijk de bedoeling de minimale lichamelijke capaciteiten waarover de operationele personeelsleden moeten beschikken om hun politionele taken correct uit te voeren, te normeren en te standaardiseren.

 

Op basis van de aldus bekomen gegevens, heeft de K.U. Leuven een normschaal bepaald, waarbij de normen, rekening houdend met het basisprincipe same job same standard, onafhankelijk van geslacht en leeftijd werden gedefinieerd.

 

Sinds januari 2010 maakt het functioneel parcours derhalve deel uit van de rekruteringsprocedure van nieuwe kandidaten voor het operationeel kader. De resultaten daarvan zullen trouwens binnenkort door een werkgroep worden geëvalueerd. Die werkgroep zal zich ook bijkomend buigen over de mogelijkheden om dat parcours eveneens aan te wenden in het raam van de opvolging van de fysieke conditie van politieambtenaren in dienstverband.

 

Ondertussen wordt de sportbeoefening gepromoot, onder andere door infrastructurele faciliteiten aan te bieden aan het personeel en door regels van ongevallendekking. Ook is de medische dienst gestart met het project sportgeneeskunde. Wellicht is dat een betere aanpak dan strikte normen en regels.

 

Bovendien is er in een procedure voorzien voor de toetsing van de geschiktheid, wanneer men meent dat iemand niet meer aan de vereisten van het beroep kan voldoen.

 

02.04  Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, de promotie van collectieve sportaangelegenheden kan ik alleen maar toejuichen. Wat de verdere testen van minimale fysieke vereisten betreft, lijkt het mij nuttig dat dit kan geschieden per functionaliteit. Het is duidelijk dat van een lid van de interventiedienst een hogere score mag worden verwacht dan bijvoorbeeld een wijkagent of een officier met administratieve functie. Dit zijn aandachtspunten voor de toekomst.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Samengevoegde vragen van

- de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de klacht tegen commissaris-generaal Koekelberg over misbruik van politiegeld" (nr. 2898)

- de heer Peter Vanvelthoven aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de anonieme aantijgingen aan het adres van commissaris-generaal Koekelberg" (nr. 2960)

- de heer Servais Verherstraeten aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de anonieme klacht bij het Comité P tegen de commissaris-generaal van de federale politie" (nr. 2978)

- de heer Jean Marie Dedecker aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het leiderschap van de commissaris-generaal van de politie en de nieuwe aantijgingen omtrent zijn manier van handelen als topman van de politie" (nr. 2980)

03 Questions jointes de

- M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "la plainte contre M. Fernand Koekelberg, commissaire général de la police fédérale, pour détournement de fonds publics destinés aux services de police" (n° 2898)

- M. Peter Vanvelthoven à la ministre de l'Intérieur sur "les accusations anonymes portées contre le commissaire général, M. Koekelberg" (n° 2960)

- M. Servais Verherstraeten à la ministre de l'Intérieur sur "la plainte anonyme introduite auprès du Comité P contre le commissaire général de la police fédérale" (n° 2978)

- M. Jean Marie Dedecker à la ministre de l'Intérieur sur "le leadership du commissaire général de la police et les nouvelles accusations relatives à son comportement à la tête de la police" (n° 2980)

 

Présidente: Myriam Delacroix-Rolin.

Voorzitter: Myriam Delacroix-Rolin.

 

03.01  Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de minister, u kent de feiten. Hier is een anonieme brief aan het Comité P waarin commissaris-generaal Koekelberg en zijn medewerkster mevrouw Ricour ervan worden beschuldigd misbruik te hebben gemaakt van politiegeld voor vermeende persoonlijke aankopen. Er is sprake van de aankoop van dure reistassen van Delvaux, van verspilling tijdens een reis met zes mensen, namelijk commissaris-generaal Koekelberg en kabinetsmedewerkers, naar Qatar voor de kandidatuur van de heer Koekelberg voor het vice-voorzitterschap van het uitvoerend comité van Interpol.

 

Mijn eerste reactie was eigenlijk om daar rustig en sereen bij te blijven, want uiteindelijk heb ik vastgesteld dat de anonieme briefschrijven niet alleen bij het Comité P te rade is gegaan maar ook bij enkele geselecteerde media. Ik denk dus dat die anonieme briefschrijver ook de bedoeling heeft om de heer Koekelberg te treffen. Die doeleinden zijn dus niet zo nobel als men zou kunnen verwachten.

 

Ik las toen echter de reactie van de heer Koekelberg en mevrouw Ricour in La Dernière Heure. Ook via andere media en latere berichten stelde ik vast dat men in de eerste communicatie ter verdediging toch bepaalde dingen had weggelaten, verzwegen of alleszins niet gezegd had. Het ging namelijk om de voorafgaande trip naar Qatar van drie medewerkers, nog voor de reis met zijn zessen, en de onduidelijkheid over de tassen van Delvaux. Ik verwijs ook naar een infoflash intern binnen de politie van de heer Koekelberg waarin hij verwijst naar die gadgets, maar zwijgt over de problematiek van de tassen. Die waren eerst aangekocht als relatiegeschenk en dan weer niet. Ze zouden nu ter beschikking staan van de federale politie. De vraag is dan natuurlijk wat er mee te doen.

 

De commissaris-generaal is het hoofd van de federale politie en tevens de woordvoerder en het gezicht ervan. Zowel de federale politie als de heer Koekelberg zelf hebben er alle baat bij dat die berichten en aantijgingen zo snel mogelijk en wel nu worden uitgeklaard. Gegeven de omstandigheden denk ik niet dat we kunnen wachten op een uitgebreid rapport van het Comité P. U moet nu duidelijkheid verschaffen. Aansluitend wil ik ook vragen waarover dit nu eigenlijk gaat. Het gaat om een kandidatuur voor het vice-voorzitterschap van het uitvoerend comité van Interpol, een onbezoldigd mandaat. Dit comité komt drie keer per jaar samen. De heer Koekelberg is al lid geweest van het uitvoerend comité in 2006 en 2007.

 

Daarvoor zijn er twee reizen nodig naar Qatar, in totaal negen trips en, als ik de commissaris-generaal moet geloven, werd 750 kilogram aan gadgets opgevraagd. Voor 187 delegaties betekent dat 4 kilogram per delegatie, wat me heel veel lijkt. Verder zijn er ook zelfs speciale brochures ontworpen en gedrukt voor die kandidatuur. Dat zijn kosten voor de federale politie, maar wat zijn voor haar de baten van die kandidatuur?

 

De voorzitter: Mijnheer Vanvelthoven is niet aanwezig dus is zijn vraag nr. 2960 zonder voorwerp.

 

03.02  Servais Verherstraeten (CD&V): Mevrouw de minister, het Comité P is gevat door de klachten met betrekking tot de feiten die werden aangehaald door onze collega.

 

Daarnaast heb ik uit de media vernomen dat u intussen reeds een gesprek hebt gevoerd met de betrokken commissaris-generaal. Welke resultaten zijn er voortgevloeid uit dat gesprek? Heeft u ondertussen ook voorlopige of afwachtende maatregelen genomen?

 

Mevrouw de minister, heeft u zicht op de totale kostprijs van die negen reizen en dat materiaal? Ik kan er begrip voor opbrengen mocht u op deze vraag niet kunnen antwoorden.

 

Initieert u al dan niet een tuchtonderzoek en bestaan er deontologische regels met betrekking tot uitgaven voor politiemensen in het algemeen of voor commissarissen-generaal in het bijzonder betreffende buitenlandse reizen en relatiegeschenken?

 

03.03  Jean Marie Dedecker (LDD): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb de indruk dat het bij de top van de politie op een soap begint te lijken, misschien speelde de volgende aflevering van Desperate Housewifes zich daar af, met een reisje naar Qatar.

 

Het is niet de eerste keer dat de heer Koekelberg in opspraak komt. Het is ook niet de eerste keer dat de secretaresses van de canapébenoemingen, mevrouw Ricour en mevrouw Savonet, in opspraak komen. Ondertussen is het verdict daar ook voor een stuk gevallen.

 

Ik zal mijn vraag iets uitbreiden. De collega’s hebben het vooral gehad over de reis-Qatar. Ik stel daarover dezelfde vragen. Ik wil ook benadrukken wat dergelijke promotiereisjes kosten aan de belastingbetaler, wat de grenzen daarvan zijn. Is het deontologisch verantwoord dat mensen voor hun eigen persoonlijke carrière op kosten van de belastingbetaler negen reizen maken, eerst zes personen uitstuurt en dan nog eens drie personen, een container aan relatiegeschenken meenemen alsook, zo hoor ik hier zeggen, verkiezingspapier?

 

Mijn tweede vraag gaat over hetgeen de laatste tijd aan de hand is geweest met de heer Koekelberg. Ondertussen zijn die canapébenoemingen geregulariseerd, die canapébenoemingen die voor een stuk tot de defenestratie van uw voorganger de heer Dewael geleid hebben, maar er was natuurlijk wel meer aan de hand, er waren nog wat canapébenoemingen, zoals die van mevrouw Debeck.

 

De heer Koekelberg is op zijn plaats gebleven en die secretaresses zijn inderdaad benoemd en van niveau D naar niveau A gegaan, als beleidsadviseur, terwijl het Comité P toen duidelijk zei dat dit niet kan. Er is een vormfout geweest. De minister kon die premies niet afpakken. Wie heeft dat ondertussen gedaan? De commissaris-generaal moest dat doen. Daarom heeft de Raad van State, op basis van de vorm waarin dat gebeurd is, die mensen terug in ere hersteld.

 

Verder is er nog het extra feit dat de heer Koekelberg zo slim is om voor zijn secretaresses te zorgen en ook nog naar het Grondwettelijk Hof geweest is om te vragen dat het CALog-personeel op hetzelfde niveau zou betaald worden als het personeel bij de politie.

 

Ik zou daarover graag enige uitleg willen krijgen. Het gaat dan niet alleen over het feit dat winkels van Mer du Nord en Delvaux gelegen zijn recht tegenover de kazerne van Etterbeek, en ik kan heel goed begrijpen dat dat aanstotelijk kan werken. Mevrouw de minister, ik weet dat de verleiding groot is als men een etalage passeert, zeker voor de leden van het vrouwelijk geslacht, en neem dat nu niet als een genderbelediging. Ik spreek uit ervaring.

 

Ik zou toch graag antwoord willen, ten eerste, over de Qatar-reis en, ten tweede, over die definitieve benoemingen.

 

03.04 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, wat de anonieme klacht betreft over de verplaatsing naar Qatar, die bij het Comité P is terechtgekomen, maar ook naar HUMO, Dag Allemaal en De Morgen is verstuurd, heeft de commissaris-generaal mij zaterdagochtend – op het moment dat het ook in de kranten stond – zelf ingelicht.

 

Ik heb onmiddellijk beslist om het Comité P te vragen een onderzoek uit te voeren, om dat snel en grondig te doen en wel omdat de sereniteit aan de politietop zo snel mogelijk hersteld moet worden. Daarom hebben we er allemaal baat bij dat het zo snel mogelijk duidelijk wordt wat de fond is van de anonieme klacht, wat de eventuele gevolgen zijn omtrent sancties die zouden kunnen worden genomen, wat de juridische fond zou kunnen zijn betreffende deze ene anonieme klacht.

 

Vanaf het moment waarop ik minister van Binnenlandse Zaken ben geworden, heb ook ikzelf de sereniteit aan de politietop steeds zeer belangrijk gevonden. De gevolgen van onze handelingen kunnen maar tot uiting komen wanneer we ook effectief een serene top hebben die niet in de pers komt met andere zaken dan politiezaken.

 

Ik hoop dan ook dat ik zo snel mogelijk een rapport zal krijgen van het Comité P. Intussen neem ik geen schorsings- of andere maatregelen, omdat het, mijns inziens, van belang is te weten wat de echte grond is van deze anonieme klacht.

 

De commissaris-generaal is maandag ook ontboden geweest op het kabinet. Hij heeft een kopie afgegeven van de anonieme klachtbrief, een uitgebreide uitleg gegeven en hij heeft me dinsdag ook een rapport bezorgd, waarin hij alle feiten weerlegt, ontkracht of er uitleg over geeft. Dit rapport zal hij ook bezorgen aan het Comité P, zodat zij op basis daarvan snel haar rapport kan maken.

 

Ik heb geen weet van nieuwe lopende zaken. Dit heeft de commissaris-generaal mij ook bevestigd. Op basis van één anonieme brief en gelet op het feit dat een onderzoek werd aangevraagd bij het Comité P, tref ik nu geen maatregelen ten opzichte van de commissaris-generaal. Maar net daarom heb ik gevraagd om snel het rapport van het Comité P te kunnen ontvangen.

 

Over de kandidatuur voor Interpol waren de twee voogdijministers ingelicht, ikzelf alsook de minister van Buitenlandse Zaken.

 

Ik wil daar het volgende aan toevoegen. Telkens een landgenoot, in een functie van politie of Justitie, ambitie heeft een internationale functie te bekleden, die onbezoldigd is maar die een groter netwerk en meer contacten geeft, en die ons op die manier ook kan helpen in de strijd tegen grensoverschrijdende criminaliteit, is het de plicht van politici die kandidaatstelling te steunen. Voor alle duidelijkheid, het gaat over een onbezoldigde functie die boven op de functie van commissaris-generaal komt, maar wel extra netwerken en een extra functie creëert.

 

Voor de aanstellingakten put de commissaris-generaal zijn bevoegdheid uit artikel 6, punt 2, punt 77 en volgende van het statuut. Voorts verwijst hij naar het KB van 14 november 2006 betreffende de organisatie van de federale politie en van 2 maart 2007 inzake de dienst van beleidsondersteuning. Hij verwijst eveneens naar de statutaire mogelijkheden onder andere in het federaal openbaar ambt en in het politiestatuut.

 

Het arrest van het Grondwettelijk Hof dat hij aanhaalt en waaruit hij citeert, is het arrest nr. 82/2009 van 14 mei 2009. Hij vermeldt dat de betrokken personeelsleden zijn geslaagd voor de niveauproef en de akte retroageert tot 1 oktober 2008. Tot zover de specifieke vraag van de heer Dedecker.

 

Ik kom tot de essentie. Telkens iemand van de politie in het nieuws komt met zaken die geen betrekking hebben op politie, verliest men natuurlijk. In een topfunctie bij de politie heeft men immers ook verantwoordelijkheid ten opzichte van het imago van de organisatie. Wij hebben tien jaar politiehervorming achter de rug. Het vertrouwen in de politie is van 72% naar 89% gestegen. Wij zitten met een verbeterd rapport om te kijken wat er na tien jaar politiehervorming moet gebeuren om de politiehervorming bij te sturen waar ze heeft gefaald. De fundamenten worden internationaal erkend als goede fundamenten.

 

Elke smet die op dat blazoen kan worden gelegd, is een fout. Dat is ook de reden waarom ik nogmaals het rapport van het Comité P snel en grondig heb gevraagd. Ik wil immers zo snel mogelijk duidelijkheid hebben. Intussen heb ik de commissaris-generaal wel gevraagd een deontologische code te maken met betrekking tot dienstreizen, zodat de grijze zone, die al dan niet zou bestaan, tot het verleden behoort.

 

03.05  Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor het antwoord. Wij hebben geen timing wat het Comité P betreft. Dat verontrust mij een beetje. Het Comité P zal alleszins niet op korte termijn duidelijkheid verschaffen. Het vergt ongetwijfeld een grondiger onderzoek. Een en ander betreur ik een beetje. Net gelet op de reputatie van de federale politie en trouwens ook de reputatie van de heer Koekelberg zelf, denk ik dat iedereen er baat bij heeft dat er snel duidelijkheid is en niet op een langere termijn, wat ons misschien te wachten staat in geval van het Comité P.

 

Ten tweede, ik vind dat u het belang van die functie echt wel zwaar overdrijft. Het gaat over het vicevoorzitterschap van het uitvoerend comité van Interpol. Dat comité komt drie keer per jaar samen. Ik vind niet dat dat het waard is om negen trips te organiseren naar Qatar, met 750 kilogram aan gadgets en met een speciaal gemaakte brochure. Het sop is de kool niet waard, lijkt me, vooral ook vanwege het feit dat de heer Koekelberg al lid is geweest van dat uitvoerend comité in 2007-2008.

 

Trouwens, ik vind het een beetje cynisch, want hij had zelfs een prioriteitenlijst. Voor het geval hij verkozen zou worden, was een van zijn prioritaire aandachtspunten de ontwikkeling van normen en goede praktijken in de internationale politiesamenwerking.

 

Net daarom denk ik dat het nuttig is dat er algemene richtlijnen komen. Er blijkt toch wel nood aan te zijn. Ik denk dat hier zware investeringen gebeuren op kosten van de belastingbetaler, op kosten van de federale politie. Daarbij is het sop de kool echt niet waard.

 

03.06  Servais Verherstraeten (CD&V): Mevrouw de minister, ik deel met u de overtuiging dat het Comité P zo snel en zo grondig mogelijk duidelijkheid moet verschaffen. Op basis van feitelijkheden moet er al of niet verder juridisch worden gehandeld. Ter zake moeten ook alle rechten van verdediging gelden.

 

Ik deel ook uw mening aangaande de sereniteit. De sereniteit zal gehandhaafd moeten worden door de onderzoekers, door de leden van het Comité P, alsook door de betrokkenen zelf. Ik moet u zeggen dat bepaalde foto’s in de media met daarnaast reiskoffers, toch niet bijdragen tot sereniteit.

 

Aangaande de internationale functie, volg ik u ook. Als Belgen een internationale functie kunnen bekleden die een meerwaarde kan inhouden, dan moeten we dat steunen, op voorwaarde uiteraard dat dit de functie die hij dient te vervullen en die prioriteit heeft, niet in het gedrang brengt.

 

Ten slotte, mevrouw de minister, ik deel uw mening met betrekking tot de deontologische code. Ik betreur alleen dat die er nog niet is. Ik hoop dat de deontologische code verder zal strekken dan alleen buitenlandse reizen en ook betrekking zal hebben op relatiegeschenken en eigenlijk algemener wordt. Het is niet de enige politiechef van een hoog niveau die de jongste tijd in opspraak is gekomen. Dat komt het schitterende werk van vele lokale en federale politiemensen, die op het terrein dag en nacht ter beschikking staan en het beste van zichzelf geven, niet ten goede. Ik dring aan op een algemene deontologische code, op de eerste plaats voor al onze toppers bij de politie.

 

03.07  Jean Marie Dedecker (LDD): Mevrouw de minister, voor mij zijn er nog een aantal onduidelijkheden. Ik denk dat collega Verherstraeten en ikzelf gevraagd hebben naar de kostprijs van de bijnaverhuizing, als ik collega Weyts hoor, naar Qatar. Ik zou graag eens weten wat de globale kostprijs is van heel die onderneming.

 

Ik kan ook mijn collega’s en u bijtreden, dat de top van de politie sereen moet zijn. Ik ben er bijna van overtuigd dat, na alles wat er de jongste tijd gebeurd is bij de top van de politie, van de heer Audenaert van de gerechtelijke politie tot de heer Closet en de heer Koekelberg, de versterking van het vertrouwen van de bevolking weinig met de top van de politie te maken heeft, maar veel meer met de agent in de straat. Vandaar mijn vraag of de behandeling van de heer Koekelberg bij het Comité P dezelfde is als die van een agent in de straat.

 

U hebt de heer Koekelberg ontvangen. De heer Koekelberg heeft alle documenten gekregen. Ik weet dat dat bij een normaal onderzoek van het Comité P niet zo is. De heer Koekelberg heeft, zoals de heer Verherstraeten zei, ook al in de pers verklaringen afgelegd over het feit dat hij daarop zal antwoorden. De sereniteit gaat zeker niet uit van de top van de politie.

 

De sereniteit is al van in den beginne geschonden. Hoelang zal de soap-Koekelberg blijven voortduren? Sinds 2006-2007, sinds de eerste benoeming, is die man niet uit de belangstelling, naar aanleiding van allerhande zaken, momenteel is dat de graaicultuur, daarvoor door een vorm van normvervaging. Dat blijft constant voortduren.

 

Op mijn andere vraag hebt u wel een stuk geantwoord, maar ik begrijp het antwoord niet goed. Iemand gaat van niveau D, het secretaresseniveau, naar niveau A. Die benoeming werd, qua premiestelsel en loon, vernietigd door de toenmalige minister Patrick Dewael.

 

Hij mocht dat niet doen, dat kwam toe aan de commissaris-generaal. De Raad van State heeft geoordeeld op basis van het feit dat de minister dat gedaan heeft en niet de commissaris-generaal. Het is ook niet denkbaar dat hij zijn eigen canapébenoemingen zou vernietigen. Daardoor zijn de betrokkenen in ere hersteld.

 

Nu hoor ik ook dat dat retroactief gebeurd is. Die mensen hebben die premies teruggekregen, op basis van de klacht bij het Grondwettelijk Hof over Calog-personeel versus politiepersoneel. Het zijn twee diverse zaken. Die beide premies zijn met terugwerkende kracht teruggegeven vanaf de indienstneming, terwijl de examens die moesten afgelegd worden – het Comité P en ook het syndicaat hadden gezegd dat iemand niet kon worden ingeschaald in niveau A121, wat nog hoger is dan niveau 1 – achteraf gedaan werden. Men kan toch niet retroactief betalen voor een functie van weleer als men pas vanaf vandaag voldoet aan een bepaalde status?

 

Mevrouw de minister, ik zou graag wat meer uitleg daarover krijgen, niettegenstaande dat het gebeurd is in een vorige ambtsperiode.

 

03.08 Minister Annemie Turtelboom: Zodra ik de gegevens over de kostprijs heb, zal ik die zeker meedelen aan de commissieleden, inzonderheid dewelke vragen ter zake hebben gesteld.

 

Ik heb nu gevraagd dat er een deontologische code komt voor dienstreizen. Voor alle duidelijkheid, er bestaat op dit ogenblik een deontologische code voor politieagenten. Er is onder andere een deontologische code, die bepaalt of men mag cumuleren, wat men allemaal niet en wel mag cumuleren. Er bestaat een heel duidelijke deontologische code bij de functie, bij wat van een politieagent verwacht wordt en niet verwacht wordt. Die is ruim omschreven.

 

Er is hier vandaag nood aan een deontologische code voor de dienstreizen. Ik blijf ervan overtuigd dat de kandidaatstelling van een Belg voor een buitenlandse functie ten goede kan komen aan om het even welke dienst, en zeker de politie waar een internationaal netwerk van belang is, zeker voor grensoverschrijdende en internationale criminaliteit. Uiteraard moet dat in balans zijn met de kosten die daarvoor geleverd worden.

 

De retroactiviteit is gebaseerd op een arrest van het Grondwettelijk Hof van 2009 dat ook de akte retroactief toelaat. Het belangrijkste is echter op dit ogenblik het volgende. Vorige keer is de benoeming vernietigd, onder andere door het feit dat de commissaris-generaal die beslissing zelf kan nemen, wat in dit geval ook gebeurd is. De akte waarop het gebaseerd is, heb ik u doorgegeven.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de M. Olivier Deleuze au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le circuit d'injection d'eau de sécurité des centrales nucléaires" (n° 2827)

04 Vraag van de heer Olivier Deleuze aan de minister van Klimaat en Energie over "de veiligheidsinjectiekring van kerncentrales" (nr. 2827)

 

Voorzitter: Ben Weyts.

Président: Ben Weyts.

 

04.01  Olivier Deleuze (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, veuillez m'excuser de ne pas avoir été présent lorsque ma question est venue à l'ordre du jour. Je vous remercie de cette faveur.

 

Madame la ministre, la société EDF vient de découvrir qu'en France, dans tous les réacteurs nucléaires de 900 MW, des problèmes se posent dans le circuit d'injection d'eau de secours. Si jamais celui-ci devait être enclenché, l'eau de secours ne serait pas distribuée convenablement dans le circuit primaire. Cela pourrait occasionner des défaillances dans le réchauffement du réacteur.

 

En Belgique, à mon sens, cinq des sept réacteurs présentent des analogies avec les 34 réacteurs français dans lesquels ce défaut a été constaté. D'où ma question: des analyses des circuits d'injection de haute sécurité ont-elles été réalisées en Belgique? Présentent-ils des anomalies semblables à celles qui ont été constatées en France? Quels en sont les résultats? Dans le cas contraire, des analyses sont-elles prévues?

 

04.02  Annemie Turtelboom, ministre: Cher collègue, je souhaite, tout d'abord, apporter les précisions suivantes à votre question. L'anomalie que vous évoquez a été classée par l'Autorité de sûreté nucléaire française au niveau 1, c'est-à-dire le niveau le plus bas de l'échelle INES, qui en compte sept. Selon cette classification, cet événement correspond à une faille du régime de fonctionnement autorisé.

 

Il faut aussi souligner que cette anomalie porte en réalité sur une incertitude de mesure du débit, mais pas sur une absence de débit dans l'injection de sécurité ni sur le refroidissement du réacteur. Il ne s'agit donc pas d'un incident qui aurait pu empêcher le fonctionnement du circuit d'injection de sécurité.

 

La situation belge n'est a priori pas équivalente à celle des réacteurs PWR français. L'instrumentation qui doit être utilisée en cas d'accident a fait l'objet de tests de qualification et est régulièrement contrôlée. En outre, des études ont été produites pour confirmer que les incertitudes relatives à cette instrumentation sont compatibles avec les hypothèses prises en compte dans les études d'accident.

 

Néanmoins et comme à chaque fois qu'un événement sur le plan national ou international met en évidence un problème potentiel de sûreté, une analyse d'applicabilité aux centrales belges est réalisée.

 

L'AFCN ainsi que son support technique Bel V sont déjà au courant de l'anomalie identifiée en France. En effet, il existe un processus de retour d'expériences internationales qui permet d'informer les autorités de sûreté et leurs supports techniques de tout problème qui survient dans les centrales nucléaires dans le monde.

 

L'AFCN ainsi que son support technique Bel V vont vérifier les évaluations de l'exploitant belge à la lumière du retour d'expérience français. Ils attendent d'ailleurs aussi les conclusions de l'analyse détaillée actuellement encore en cours en France par l'Autorité de sûreté nucléaire avec laquelle l'AFCN est en contact direct.

 

04.03  Olivier Deleuze (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, merci beaucoup. Avez-vous une idée de la date à laquelle ces études de l'AFCN et de Bel V seront réalisées?

 

04.04  Annemie Turtelboom, ministre: Non, je n'en ai aucune idée. Je me renseigne et vous donne la réponse. Nous pourrons vous la faire parvenir par mail.

 

De voorzitter: Geen probleem; ik refereer aan ander mailverkeer.

 

04.05 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, dit is technisch.

 

De voorzitter: Jazeker, niets geheim of vertrouwelijk.

 

04.06 Minister Annemie Turtelboom: Én beleefd. Met: “Mijnheer de volksvertegenwoordiger, in navolging van uw mondelinge vraag, geef ik hierbij nog schriftelijke aanvulling…” Zoiets.

 

De voorzitter: Ja. Dank u wel.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Jan Van Esbroeck aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de problematische rekrutering van vrijwilligers bij de brandweer" (nr. 2956)

05 Question de M. Jan Van Esbroeck à la ministre de l'Intérieur sur "le recrutement problématique de volontaires par les services d'incendie" (n° 2956)

 

05.01  Jan Van Esbroeck (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, zoals blijkt uit een artikel in Het Belang van Limburg, wordt de rekrutering van vrijwilligers steeds meer een probleem. Ik heb wel vernomen dat u reeds 1 miljoen euro uitgetrokken hebt voor een nieuwe rekruteringscampagne die dit najaar van start zou gaan, en ik hoop uiteraard dat dit een succes zal worden en een oplossing voor het probleem zal bieden.

 

Mevrouw de minister, toch heb ik enkele bijkomende vragen.

 

Hebt u een beeld van het tekort aan vrijwilligers op dit ogenblik in het hele land? Weet u waar die tekorten zich voordoen? Zijn ze streekgebonden?

 

Ook heb ik een vraag over het statuut van vrijwillige brandweerman. Dat statuut brengt een hele hoop verplichtingen met zich mee. Heden ten dage zijn er veel gezinnen met tweeverdieners. Het statuut maakt het die mensen moeilijk zich als vrijwillig brandweerlid kandidaat te stellen. Ook de situatie van de werkgevers ten opzichte van de vrijwillige brandweermensen moet volgens mij beter geregeld of bijgestuurd worden.

 

Welke mogelijkheden ziet u op korte termijn om een aantal statutaire wijzigingen door te voeren, om het statuut van vrijwillige brandweerman weer aantrekkelijk te kunnen maken?

 

05.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Esbroeck, het is zeer moeilijk om een cijfer te kunnen plakken op het aantal vrijwilligers dat te kort zou zijn. De minimale normen voor het aantal operationele leden, is bepaald bij koninklijk besluit. De gemeenten kunnen dat kader uitbreiden in functie van eigen risico’s. Bovendien kunnen de aantallen ook snel wisselen in functie van lokale aanwervingscampagnes.

 

In vergelijking met de minimale normen zijn het vooral vrijwilligerskorpsen die daar niet aan voldoen, maar de tekorten zijn eigenlijk niet streekgebonden. De gemeenten slagen er blijkbaar niet altijd in om potentiële vrijwilligers te bereiken of te overtuigen.

 

Daarom heb ik beslist om op nationaal niveau de functie van brandweervrijwilliger in de schijnwerpers te plaatsen. Mijn diensten bereiden een overheidsopdracht voor over de uitwerking van promotiemateriaal, waarbij korpsen met personeelstekorten hun eigen rekruteringscampagne kunnen opzetten. De campagne heeft als doel de groeiende personeelstekorten bij gemeenten weg te werken en een blijvende interesse voor het beroep op te wekken, gelet op de veroudering van het brandweerpersoneel en de moeilijkheden die de gemeenten ondervinden om nieuw personeel aan te trekken. De campagnemiddelen worden ontworpen met het oog om op een langdurige en duurzame manier de rekruteringscampagnes van de brandweerkorpsen de komende jaren te ondersteunen. De voorbereiding van dat dossier gebeurt in samenwerking met de vertegenwoordigers van de brandweerdiensten.

 

De rechtspositie van de brandweervrijwilligers is momenteel enkel voor sommige aspecten beknopt geregeld. Het is de bedoeling een uitgebreidere regeling te maken, waardoor de rechten en plichten van vrijwilligers duidelijker afgebakend worden, en dat in het kader van de hervorming van de civiele veiligheid. De relatie tussen de gemeenten en de werkgevers van de vrijwilligers zal ook een aandachtspunt worden. Mijn diensten zijn met het voorbereidend werk bezig, maar ik vrees dat het nieuwe invoeren niet meer zal kunnen in lopende zaken.

 

05.03  Jan Van Esbroeck (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Als ik het goed heb begrepen, ligt het minimum aan vrijwilligers dat zij zouden moeten hebben, vast in de gemeente?

 

05.04 Minister Annemie Turtelboom: Inderdaad, maar de gemeente kan het uitbreiden op basis van de eigen risico’s.

 

05.05  Jan Van Esbroeck (N-VA): Maar niet verminderen?

 

05.06 Minister Annemie Turtelboom: Neen.

 

05.07  Jan Van Esbroeck (N-VA): Zij halen hier en daar het minimum niet.

 

05.08 Minister Annemie Turtelboom: Inderdaad. Dat is niet streekgebonden. Er zijn streken waar sommige korpsen het niet halen en andere wel. Het is vaak gekoppeld aan het korps, de dynamiek en de soms lokaal bepaalde mogelijkheden om vrijwilligers te kunnen rekruteren. Op plaatsen waar heel veel mensen lokaal werken, is het vaak gemakkelijker dan op plaatsen waar veel mensen redelijk ver van hun woonplaats werken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Theo Francken aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de brandstichting in het asielcentrum 127bis" (nr. 2915)

06 Question de M. Theo Francken à la ministre de l'Intérieur sur "l'incendie bouté au centre d'asile 127bis" (n° 2915)

 

06.01  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het is zeer onrustig in de gesloten instellingen in België. Wij hebben vier gesloten instellingen en de voorbije dagen hebben in die vier instellingen incidenten plaatsgevonden. De zwaarste incidenten gebeurden zondag in Steenokkerzeel, zoals zo vaak. Steenokkerzeel is toch wel het toonbeeld, de meest bekende gesloten instelling. Voor een aantal mensen uit extreemlinkse anarchistische hoek werkt deze instelling als een rode lap op een stier. Zondag was het opnieuw zover.

 

Ik heb u in de zomer verschillende keren ondervraagd over het noborder network. Ik heb daarop een antwoord gekregen waarvan ik bijna achterover viel. Meer dan tweehonderd mensen werden aangehouden in die vier dagen dat zij in België waren neergestreken, bij Tour & Taxis. De politie heeft daaraan duizenden manuren besteed en dat heeft enorm veel geld gekost.

 

Ik kan alleen maar zeggen dat ik ervan overtuigd ben dat ook de mensen die nu betoogd hebben een harde kern is van 150 tot 200 anarchisten, extreemlinkse personen die alleen maar uit zijn op het opengrenzenbeleid en er alles aan doen om dat te verwezenlijken.

 

Ik ben daarover bezorgd, en niet alleen ik, want ik werd gecontacteerd door een aantal mensen die in het veld staan, en die zich daarover ook zorgen maken. Zij vragen mij of de regering in lopende zaken en u, mevrouw Turtelboom, zich voldoende bewust zijn van dit probleem. Ik hoor staatssecretaris Wathelet straffe uitspraken doen, evenals minister De Clerck.

 

Ik vraag mij echter af of dit zich de komende weken niet zal herhalen. De actievoerders zijn immers euforisch. Zij hebben een Algerijn helpen ontsnappen. De zaak is kort en klein gestampt. De capaciteit is teruggebracht tot 40 plaatsen. Zij gaan de komende weken dus nog acties zoals deze plannen in de andere centra.

 

Ten eerste, werden de actievoerders geïdentificeerd of aangehouden? Zijn deze actievoerders gekend bij de politiediensten of waren zij reeds eerder betrokken bij incidenten? Ik verwijs specifiek naar het noborder network.

 

Ten tweede, waren de politie- of veiligheidsdiensten op de hoogte van de voorafgaande telefonische contacten tussen de actievoerders en de asielzoekers?

 

Ten derde, waakzaamheid voor mogelijke toekomstige gewelddadige acties blijft geboden. Welke richtlijnen hebt u aan de politie- of veiligheidsdiensten gegeven om zulke acties in de toekomst te vermijden?

 

Ik wil nog één ding opmerken. Ik heb dat gisteren ook gezegd tegen minister De Clerck. Ik weet dat u niet bevoegd bent voor de veiligheid van de Staat, maar ik vind wel dat er over deze aangelegenheid dringend moet worden gepraat worden tussen de staatsveiligheid en de politie. Ik weet dat dit in het kader van het noborder network gebeurd is. Ik vind dat de staatsveiligheid er een prioriteit van moet maken om de komende weken die mensen zeer goed te schaduwen en om zeer goed in het oog te houden met wie zij telefonisch contact hebben.

 

06.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, er werden geen actievoerders aangehouden noch geïdentificeerd, aangezien zij alleen genaderd waren tot de buitenste omheining van het gesloten asielcentrum en zij op geen enkel ogenblik hebben getracht over de omheining te klauteren.

 

De lokale politie was aanwezig van bij het begin van de actie. De politie heeft geen zicht op de eventuele telefonische contacten tussen de actievoerders en de asielzoekers. Er is mogelijk een verband tussen deze actie en de rellen in het centrum 127.

 

Door de politiediensten kan dit op dit ogenblik niet worden aangetoond, maar als er uiteraard materiaal is van de DVZ of de mensen ter plaatse, kunnen zij met de politie nagaan of dit wel kan worden aangetoond.

 

Voor het herstel van de orde in het centrum werd een beroep gedaan op het interventiekorps van de federale politie.

 

Het toelaten van een betoging gebeurt altijd door de burgemeester en is gebaseerd op een evenwicht tussen vrijheid van mening en openbare veiligheid.

 

06.03  Theo Francken (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Ik neem akte van het feit dat er geen actievoerders over de omheining zijn geklommen. Er zijn dus ook geen actievoerders in het gesloten centrum geweest, zoals zondag nochtans in het nieuws werd gezegd en maandag in alle kranten stond te lezen. Dat is dus blijkbaar niet waar.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de Mme Zoé Genot à la ministre de l'Intérieur sur "le vote électronique et le prototype adopté pour les prochaines élections communales de 2012" (n° 2949)

07 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de elektronische stemming en het prototype dat met het oog op de volgende gemeenteraadsverkiezingen in 2012 werd gekozen" (nr. 2949)

 

07.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, je lis dans une dépêche Belga du 11 février que "le marché public pour le développement d'un nouveau système de vote électronique a été attribué par le gouvernement fédéral en affaires courantes, le 1er février dernier". Ce prototype sera adopté si les tests s'avèrent positifs. Le nouveau système de vote serait le fruit d'un accord de coopération entre le gouvernement fédéral et le gouvernement flamand. La Région bruxelloise aurait décidé de participer également à l'élaboration du nouveau système à mettre en place avec le consultant.

 

Madame la ministre, quels sont les critères qui ont déterminé le choix du prototype pour le nouveau système de vote électronique? Quel sera le coût exact de ce système s'il est adopté? Que prévoit concrètement le nouveau système pour assurer le contrôle démocratique effectif et efficace du vote tout en garantissant la sécurité et l'intégrité du vote? Comment garantir le secret du vote à partir du moment où l'identité du votant est notée électroniquement et le résultat de son vote également? Est-il prévu d'associer le parlement à l'évaluation du prototype après les tests? Envisagez-vous de présenter le nouveau système devant la commission ad hoc au parlement? Quelle part est-elle prise en charge par le fédéral? Quelles entités fédérées sont-elles intéressées? Quelle concertation avec ces entités?

 

07.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, chère collègue, dès juillet 2005, l'État fédéral s'est concerté avec les Régions en vue du développement d'un nouveau système de vote électronique.

 

Après les élections provinciales et communales de 2006, un groupe de travail composé de fonctionnaires des différentes administrations concernées s'est réuni.

 

La première décision de ce groupe de travail a été de charger un consortium d'universités belges de mener une étude en deux volets comprenant, d'une part, une étude globale des différents systèmes de vote électronique existant dans le monde et, d'autre part, la présentation d'un système de vote électronique répondant aux spécificités du système électoral belge.

 

Le système de vote électronique privilégié dans l'étude est un système de vote sur écran avec production d'une impression papier reprenant le vote émis. Ce vote est, en outre, enregistré sur un support électronique se présentant sous la forme d'un code-barre ou d'une puce RFID.

 

Sur la base de cette étude, un débat sur l'avenir du vote électronique en Belgique s'est tenu au parlement fédéral de mai à juin 2008. À l'issue de ce débat, le parlement a adopté une résolution invitant le gouvernement à organiser une expérience de vote électronique amélioré.

 

Suite à cette résolution, le Conseil des ministres du 25 juillet 2008 a chargé le ministre de l'Intérieur de signer, avec les Régions qui le souhaiteraient, un accord de coopération prévoyant le lancement d'un marché public à cette fin.

 

Initialement, seule la Région flamande avait signé cet accord. La Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale entendaient, en effet, soumettre cette décision à un débat préalable devant leur parlement respectif.

 

La Région de Bruxelles-Capitale a toutefois fait part récemment de son intention de souscrire à l'accord.

 

La procédure de marché public a été lancée à la fin 2008. Le 1er février 2011, le marché a été attribué à la firme Smartmatic, qui dispose à présent d'un délai de soixante jours pour développer un prototype. Il s'agit de celui qui est recommandé dans l'étude universitaire que je viens d'évoquer. Comme les votes seront inscrits sur le document papier délivré par le système, l'électeur sera en mesure de vérifier son suffrage.

 

Il va de soi que l'identité de l'électeur ne sera, à aucun moment, enregistré par le système, de façon à respecter le secret du vote. Le cas échéant, un dépouillement manuel des bulletins de vote pourra être ordonné pour vérifier la concordance avec le résultat issu de la lecture des codes-barres.

 

Lorsque le prototype aura été développé, l'État fédéral et les Régions participant à l'accord disposeront d'un délai d'un mois pour tester le système et proposer, si nécessaire, des améliorations, voire pour décider d'attribuer le deuxième poste du marché public, à savoir une expérimentation à une échelle d'environ cinquante bureaux de vote. Il est d'ores et déjà prévu d'y associer les parlements concernés.

 

Ce n'est que si l'évaluation se révèle concluante que le nouveau dispositif de vote électronique sera proposé à l'acquisition aux Régions parties prenantes à l'accord et aux différentes communes intéressées. À ce moment, il sera possible d'estimer le coût du nouveau système. Conformément à la loi, l'accord de coopération prévoit explicitement que le gouvernement fédéral interviendra à hauteur de 20 % dans son coût d'acquisition. La Région wallonne, à l'instar de la Région de Bruxelles-Capitale, pourra alors adhérer à l'accord de coopération.

 

07.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, je vous remercie de ces rétroactes mais je vous interrogeais sur le volet actuel. On vient d'attribuer le marché pour développer un prototype. Ensuite, je vous ai demandé quel était le coût exact de ce système, et vous me répondez qu'il ne pourra être évalué qu'après cette étape. J'espère qu'on le connaît. Sinon, cette façon de travailler serait très inquiétante.

 

07.04  Annemie Turtelboom, ministre: Veuillez m'excuser, j'avais mal compris mais j'ai le budget pour les coûts de développement. Je peux vous le communiquer par écrit mais c'est seulement après qu'on peut connaître le coût pour le niveau fédéral. Cela dépend du nombre de communes voulant s'inscrire dans ce nouveau projet. Il y a 20 % à notre charge mais si aucune commune n'est intéressée, nous ne devons rien débourser. Si je ne me trompe pas, les coûts de développement devaient tourner autour des 12 millions d'euros. Je vous enverrai les détails par écrit. Par contre, pour l'élaborer, je dois savoir qui va s'inscrire dans ce projet.

 

07.05  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Pour nous, il y a deux aspects importants dans le développement de cette réflexion. Premièrement, la question du contrôle démocratique et deuxièmement, la question du coût. Outre le développement du logiciel, il y a l'achat de tous les ordinateurs, des imprimantes et on arrive à des sommes importantes qui font que le vote papier reste encore un maître-achat.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer Jan Van Esbroeck aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de taalproblemen bij de hulpdiensten" (nr. 2977)

08 Question de M. Jan Van Esbroeck à la ministre de l'Intérieur sur "les problèmes linguistiques au sein des services de secours" (n° 2977)

 

08.01  Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, u weet dat het personeel van de Leuvense 100 centrale al enkele weken stiptheidacties voert. Zij willen daarmee onder meer een premie voor tweetaligheid bekomen. Om deze eis kracht bij te zetten antwoorden de operatoren enkel in het Nederlands zoals dat wettelijk bepaald is. Nu heeft de burgemeester van Eigenbrakel de alarmbel geluid. Hij heeft gemeld dat zijn brandweerlui niet allen Nederlands begrijpen of spreken, wat uiteraard tot levensgevaarlijke situaties kan leiden.

 

Ik stel vast dat de taalproblemen zich dus niet enkel situeren tussen de hulpbehoevenden en de calltakers, zoals dat bij voorgaande vragen bleek, maar dat er nu ook taalproblemen zijn tussen de dispatchers en de hulpdiensten zelf. Daarom heb ik toch nog wel enkele vragen. Ik ben daar zeer bezorgd om aangezien het hierbij altijd om mensen in nood gaat. De ergernis van de actievoerders in Leuven is uiteraard begrijpelijk. Het personeel van de 100 centrale in Leuven is niet wettelijk verplicht om Frans te kennen en zij genieten ook geen tweetaligheidstoelage. Anderzijds zijn er veel diensten of ambtenaren die wel tweetalig horen te zijn en daarvoor ook de taaltoelage kunnen ontvangen, terwijl men bij hen als burger in de praktijk niet steeds terechtkan in twee talen.

 

Mevrouw de minister, welke initiatieven zou u kunnen nemen om tegemoet te komen aan de terechte vraag van het personeel van de 100 centrale naar een tweetaligheidstoelage? Ik heb nog een bedenking of een aanmoediging tot beleid. Is de kennis van de andere landstaal voor de hulpdiensten en hulpverleners die opereren in de buurt van de taal- of landsgrens niet noodzakelijk? Is daar eventueel al iets voor vooropgesteld? Wat is er dan vooropgesteld om de taalkennis bij de hulpdiensten te kunnen bevorderen?

 

08.02 Minister Annemie Turtelboom: Op dit ogenblik wordt het aangesteld personeel nog steeds gemeentelijk aangeworven. Daarom kan de gemeente enkel doen wat de huidige taalwetgeving binnen dit kader voorziet voor een gemeentelijke dienst. Er worden stappen ondernomen voor de federalisering van dat aangesteld personeel. Ik ga het ‘L-woord’ niet meer gebruiken, mijnheer de voorzitter, maar het is een feit dat het vertraging veroorzaakt. Eenmaal het federaal personeel wordt, zullen de betrokkenen de mogelijkheid krijgen om deel te nemen aan het taalexamen en een tweetaligheidspremie te ontvangen. Hiermee wordt dan ook de huidige taalwetgeving toegepast.

 

Wij hebben natuurlijk vorige week in de plenaire vergadering het grote debat gehad over de kaderwet 112 met het amendement dat goedgekeurd werd in de commissie waarbij de drie landstalen en het Engels als mogelijkheid worden opgenomen om oproepen te ontvangen. Mijn administratie is op dit ogenblik bezig om te kijken welke budgetten daarvoor nodig zijn en die budgetten zijn, zoals vorige week besproken in de commissie, afhankelijk van de verschillende opties waarvoor wij kiezen.

 

Op dit ogenblik is het nog steeds gemeentelijk aangeworven personeel en is dus enkel de gemeentelijke wet van toepassing. Het is pas bij federalisering dat de tweetaligheidspremie voor hen mogelijk is.

 

08.03  Jan Van Esbroeck (N-VA): Uw antwoord gaat vooral over het personeel van die 100 centrales?

 

08.04 Minister Annemie Turtelboom: Bij de 100 centrales zijn er soms ook brandweermensen die gemeentelijk aangesteld zijn.

 

08.05  Jan Van Esbroeck (N-VA): Zij hebben dus hetzelfde probleem als de hulpverleners?

 

08.06 Minister Annemie Turtelboom: Inderdaad.

 

08.07  Jan Van Esbroeck (N-VA): We zullen het toch verder opvolgen en proberen om daar in de toekomst iets aan te doen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Question de M. Georges Gilkinet à la ministre de l'Intérieur sur "les missions de police technique et scientifique confiées à la police locale de Charleroi" (n° 2954)

09 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de opdrachten van technische en wetenschappelijke politie die aan de lokale politie te Charleroi worden gegeven" (nr. 2954)

 

09.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, il s'agit plus précisément des missions de police technique et scientifique confiées à la police locale de Charleroi.

 

La répartition des missions judiciaires entre la police locale et la police fédérale se fait sur la base de différents principes, dont celui de la spécialisation. Dans cet ordre d'idée, la police technique et scientifique est confiée à la police judiciaire fédérale. Or le quotidien La Nouvelle Gazette du lundi 7 février 2011, sous le titre "La police locale se dote de ses experts", indique que cinq membres de la police locale de Charleroi ont été formés pour des tâches limitées de police technique et scientifique, dans lesquelles ils suppléeraient la police judiciaire fédérale.

 

Selon cet article, ils ont rejoint la police locale de Charleroi pour exercer ces missions, limitées aux cambriolages, dans le cadre d'un laboratoire local de police technique et scientifique. Toujours selon le même article, il n'est pas exclu qu'ils étofferont leurs missions quand ils auront acquis de l'expérience. Il est également précisé qu'ils exerceront un travail de "techno-prévention", lorsqu'ils se rendront sur les lieux de vol.

 

La police locale aurait ainsi répondu à la demande du procureur du Roi de Charleroi constatant le manque important de personnel au laboratoire de police technique et scientifique de la police judiciaire fédérale de Charleroi.

 

S'il est compréhensible et même positif qu'une police locale prenne des initiatives dans le but de rendre un service adéquat à la population et si j'apprécie cette collaboration entre deux services de police, cela pose toutefois pas mal de questions.

 

Madame la ministre, alors que la police de Charleroi manque d'effectifs et qu'elle réclame des moyens supplémentaires au niveau fédéral, estimez-vous opportun qu'elle s'investisse dans des missions qui relèvent de la police judiciaire fédérale, au détriment de ses missions de base? Un financement fédéral de ces missions nouvelles confiées à une police locale est-il prévu?

 

Comment le travail de techno-prévention des cinq membres de la police locale formés à la police technique et scientifique s'articulera-t-il avec le travail des techno-préventionnistes de cette même police? Ont-ils été formés à ce sujet? Disposent-ils d'un brevet ad hoc?

 

Doit-on conclure que cette initiative n'est pas limitée dans le temps puisque l'on suppose déjà que les missions de police technique et scientifique de la police locale de Charleroi pourront s'étoffer?

 

Est-il prévu à court ou moyen terme de répondre au manque d'effectifs en matière de police technique et scientifique de la police judiciaire fédérale ou doit-on craindre que l'on règle ce problème en confiant de nouvelles missions aux polices locales qui devront en supporter le coût? Vous savez qu'elles sont aujourd'hui face à des difficultés liées à la réforme des polices.

 

Enfin, alors que la police fédérale est destinée à apporter un appui à la police locale, ce type d'initiative, comme d'autres d'ailleurs en matière judiciaire, s'inscrit dans un mouvement inverse tel que c'est Ia police locale qui appuie la police fédérale. N'est-ce pas un peu paradoxal? Y a-t-il une volonté d'étendre ce type d'échange? N'y a-t-il pas un risque d'affaiblir encore les moyens des polices locales et de mettre à mal le fonctionnement intégré de la police? Comment l'éviter?

 

09.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, aucun financement fédéral spécifique n'a été convenu pour soutenir la zone de police, sauf que les moyens du labo de la police judiciaire fédérale (PJF) de Charleroi sont mis à disposition des cinq collègues de la zone de police. Outre le fait qu'ils sont physiquement installés dans les locaux de la PJF, ils disposent de véhicules, de gsm de service et du matériel de la police fédérale pour effectuer leurs missions.

 

Il appartient aux autorités locales de la zone de police de Charleroi de décider si les missions de la police technique et scientifique (PTS) de la police locale peuvent s'étoffer. Lors de la concertation avec la PJF, il n'a pas été question d'étoffer ces missions. Le travail des cinq laborantins se limite à des interventions de police de base sur des vols et des vols qualifiés dans des habitations, sous la direction opérationnelle du chef de labo de la PJF.

 

Le travail des technopréventistes de la police locale de Charleroi va de pair avec le travail de PTS des cinq laborantins qui les informent de leurs contacts avec les préjudiciés.

 

Diverses initiatives ont été prises ces derniers mois en vue de compléter le cadre organique du labo de la PJF de Charleroi dans le courant du premier trimestre 2011, notamment par l'engagement de personnel calog et policier.

 

Le projet de la zone de police de Charleroi d'investir dans le domaine de la PTS est antérieur au problème de capacité du labo de la PJF. Il n'y a donc pas de lien de cause à effet; il ne s'agit pas d'un appui local au profit du fédéral, mais d'un partenariat local-fédéral afin de rendre un meilleur service à la population.

 

09.03  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, merci pour cette réponse. C'est évidemment une manière de présenter les choses. Comme je l'ai dit dans ma question, je suis plutôt favorable sur le principe de collaborations entre services, en l'occurrence de police, dans le but d'améliorer le service aux citoyens.

 

Néanmoins, vous ne nierez pas qu'il se pose des questions au niveau des polices locales sur les moyens qui leur sont donnés, ou plutôt qui ne leur sont pas donnés, sur les missions supplémentaires qui leur sont confiées. D'où une certaine inquiétude de voir la police locale prendre en charge une mission relevant de la police fédérale.

 

Vous présentez les choses de manière différente, mais je pense que vous devez rester attentive à faire en sorte que la police judiciaire fédérale apporte l'appui qu'elle doit apporter aux polices locales et que les polices locales soient suffisamment financées pour les missions qui leur sont confiées.

 

Je ne crois pas être le premier à vous interpeller sur le sujet, mais l'enjeu est important: il faudra résoudre la question dans les prochains mois et les prochaines années.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Question de M. Georges Gilkinet à la ministre de l'Intérieur sur "les contacts pris par le SPF Intérieur avec le service 100 de Namur, actuellement en grève" (n° 2955)

10 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het initiatief van de FOD Binnenlandse Zaken tot een gesprek met de dienst 100 te Namen, waar er thans wordt gestaakt" (nr. 2955)

 

10.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, il ne s'agit pas seulement du service 100 de Namur car, comme je vous le disais la semaine dernière, je craignais que le mouvement fasse tache d'huile. Au-delà de l'explication concernant les négociations en cours au sein du gouvernement, je vous invitais à poser un acte envers les travailleurs concernés pour leur expliquer les difficultés dans lesquelles vous vous trouviez et les perspectives de solution à leurs difficultés, alors que ce dont ils se plaignent, c'est de voir leurs inquiétudes ne pas être prises en compte. C'est une préoccupation que j'ai relayée à plusieurs reprises, y compris avant la grève.

 

Madame la ministre, comment la situation a-t-elle évolué depuis une semaine? Vos services ont-ils entrepris une démarche vis-à-vis des travailleurs de la centrale 100 de Namur pour leur expliquer la situation et tenter de les rassurer? En effet, ce n'est une bonne nouvelle pour personne d'apprendre qu'un service 100 est en grève, même si, heureusement, il assure ses missions d'urgence.

 

Pouvez-vous m'indiquer si, selon vos informations, d'autres services 100 menacent de suivre le mouvement de protestation? Il s'avère que ma question était prémonitoire. En effet, on a appris que divers services 100 dans les trois Régions se plaignent des mêmes choses que celui de Namur.

 

Qu'allez-vous entreprendre en termes de concertation sociale, au-delà de vos négociations internes au gouvernement et de vos discussions budgétaires, pour expliquer à ces travailleurs les difficultés que vous rencontrez ainsi que les solutions que vous envisagez pour eux?

 

10.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, je rappelle tout d'abord que la grève du centre 100 de Namur a pour effet de suspendre le processus préparatoire à la migration. Il n'y a pas de conséquence sur l'activité régulière du centre. Les appels de secours sont donc traités tout à fait normalement.

 

Pour ce qui concerne la situation dans les autres centres 100, je n'ai pas connaissance d'une existence de la grève. Mes services ont appris, hier, que les préposés des centres 100 de Liège et de Mons avaient fait part de leur soutien à leurs collègues de Namur, mais sans plus. Il me semble bien normal que les opérateurs communaux soient rassurés au plus vite quant à leur devenir professionnel. C'est la raison pour laquelle mes services sont en contact régulier avec le chef du centre 100 de Namur.

 

Mon département a préparé les textes réglementaires permettant d'exécuter la fédéralisation des préposés communaux et ce, en tenant compte du fait que le transfert des préposés devait se faire de la manière la plus harmonieuse possible. Ces textes sont soumis à la négociation politique.

 

Dès qu’un accord politique aura été trouvé sur les textes, la négociation avec les syndicats pourra débuter. Celle-ci permettra de définir les modalités du transfert des préposés communaux vers le statut fédéral. Mes services organiseront alors une communication pour le personnel, afin qu’il reste informé de l’évolution du dossier.

 

10.03  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, comme vous l’avez signalé, cette grève ne remet heureusement pas en cause le service au citoyen et on ne peut qu’en être gré aux travailleurs concernés. Comme vous le dites également, je pense que d’autres services 100 sont en train de réagir et j’espère vraiment que ça ne fera pas tache d’huile.

 

Vous me dites que vous êtes en contact régulier avec le chef du service 100 de Namur, mais que – si je traduis bien vos propos – vous n’entamerez la négociation en tant que telle que dès lors que vous aurez trouvé un accord au sein du gouvernement.

 

Ma question reste de savoir, avant d’obtenir un accord au sein du gouvernement (ce qui est difficile dans cette période d’affaires courantes et vu l’impact budgétaire), s’il ne serait pas possible d’effectuer une démarche, vis-à-vis des travailleurs, simplement pour leur expliquer la situation et votre incapacité à venir avec une première proposition de statut à négocier. Je pense que cet acte d’expliquer clairement aux travailleurs que l’on ne vient pas aujourd’hui avec une proposition à négocier mais qu’on en discute au gouvernement serait utile.

 

Il ne me semble pas si évident que cela qu’ils le sachent. Les échos que je reçois sur le terrain c’est que les réponses que vous me faites ici au parlement, ou que vous avez formulées à un de mes collègues, ne sont pas connues autrement que via les comptes rendus parlementaires. Ce n’est pas grand chose à mon avis. Vous pourriez débloquer la situation en posant un premier acte, qui serait un acte de compréhension et d’écoute de l’inquiétude des travailleurs de terrain.

 

Je pense que tous les citoyens seraient rassurés de savoir que leur service 100 ne fait plus grève, même si la grève est symbolique. Je le répète: heureusement que les travailleurs sont responsables et ne prennent pas en otage le reste de la population. Faites passer le message, entamez le dialogue, c’est ça qui est demandé sur le terrain.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De vragen nr. 2917 van mevrouw De Bont, nr. 2943 en nr. 2945 van mevrouw Galant, en nr. 2985 van de heer Ducarme zijn uitgesteld.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.42 uur.

La réunion publique de commission est levée à 15.42 heures.