Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et
de la Fonction publique |
Commissie
voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt |
du Mercredi 16 février 2011 Après-midi ______ |
van Woensdag 16 februari 2011 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.26 uur en voorgezeten door de heer Ben Weyts.
La séance est ouverte à 14.26 heures et présidée par M. Ben Weyts.
01 Vraag van mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de adviezen van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht" (nr. 2468)
01 Question de Mme Annick Ponthier à la ministre de l'Intérieur sur "les conseils de la Commission permanente de contrôle linguistique" (n° 2468)
01.01 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op 26 januari 2011 vond in de commissie voor de Binnenlandse Zaken een interessante hoorzitting plaats met de voorzitter en de adviseur-generaal van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht, meer bepaald met betrekking tot de werking van de Commissie in het algemeen en de problematiek van de taalkaders in de federale overheidsdiensten in het bijzonder.
Tijdens het debat bleek herhaaldelijk dat het niet-bindend karakter van de adviezen en aanbevelingen van de VCT ertoe kan leiden dat adviezen worden genegeerd door bestuurlijke overheden, maar ook dat antwoorden op vragen om de taalkaders aan te passen teneinde onevenwichten weg te werken, uitblijven.
De Commissie is op die wijze een uitstekende detector van problemen ter zake, maar beschikt over geen of weinig middelen om haar adviezen en vragen of aanbevelingen afdwingbaar te maken. Dat zou volgens ons nochtans een aantal overtredingen van de bestuurstaalwetgeving, alsook aberraties in de taalkaderregeling uit de wereld kunnen helpen.
Daarnaast blijkt uit de praktijk dat het reeds voorziene, maar niet-verplichte subrogatierecht dode letter is gebleven, zelfs voor de meest eenvoudige taalwetovertredingen.
Mevrouw de minister, ik heb de volgende vragen. Ten eerste, bent u van oordeel dat de correcte en afdwingbare toepassing van de bestuurstaalwetgeving en, bij uitbreiding, een correcte taalkaderregeling in de federale overheidsdiensten uitgangspunten van een goed en duidelijk beleid ter zake kunnen zijn?
Ten tweede, welke maatregelen hebt u tijdens uw ambtsperiode genomen om de uitvoering van de adviezen en aanbevelingen van de VCT te stimuleren?
Ten slotte, bent u van oordeel dat een wetgevend initiatief, eventueel van de federale regering, teneinde de adviezen en aanbevelingen van de VCT bindend te maken en het subrogatierecht verplicht te maken, de geschetste problemen kan oplossen?
01.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Ponthier, ik vestig uw aandacht op het feit dat de bestuurstaalwet van openbare orde is. De correcte naleving van deze wet kan worden afgedwongen, niet enkel voor de Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak, maar ook voor de hoven en de rechtbanken.
Dit maakt dat zij voorzeker als vormvereisten wordt nageleefd bij het uitstippelen van een beleid. Elke minister is verantwoordelijk voor de juiste toepassing van de bestuurstaalwet binnen zijn of haar departement. Zowel mijn collega’s als ikzelf houden bij de uitvoering van het beleid rekening met de adviezen en aanbevelingen van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht, en dit gelet op het dwingend karakter van de bestuurstaalwet.
De Vaste Commissie voor Taaltoezicht kan zich nu reeds op basis van artikel 61, alinea’s 7 en 8 van de bestuurstaalwet in de plaats stellen van de in gebreke blijvende overheid, wat inbreuken in de randgemeenten, de taalgrensgemeenten en Brussel-Hoofdstad betreft.
Het komt de Vaste Commissie voor Taaltoezicht zelf toe te bepalen of zij gebruik wenst te maken van dit recht. Tot op heden heeft zij dit nog niet gedaan, precies omwille van het verregaande karakter van dit recht. Wat het bindend maken van haar adviezen betreft, wil ik meedelen dat dit, enerzijds, niet onmiddellijk eigen is aan het bestuursrecht, maar dat het, anderzijds, afbreuk zou doen aan de bemiddelende rol van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht.
01.03 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, u zegt dat er wel degelijk rekening wordt gehouden met de adviezen die de VCT uitspreekt over allerhande taalkwesties. In de hoorzitting hoorden wij echter een ander verhaal. Vooral wat de taalkaders in de federale overheden betreft denk ik dat er nog heel wat werk aan de winkel is. Onze overtuiging blijft dat dit verholpen zou kunnen worden met een bindend karakter van de adviezen die ze uitspreekt.
Wij hebben hierover een wetsvoorstel ingediend. Graag wil ik u nog meegeven dat de reden waarom de VCT het subrogatierecht tot nu toe nog niet heeft uitgeoefend, is dat de VCT communautair en partijpolitiek is samengesteld. Dat staat soms een efficiënte en juridisch correcte werking danig in de weg. We blijven dus bij ons voorstel. Ik hoop dat het voorstel in de praktijk gevolgd zal worden en dat de adviezen die zij uitspreekt geen dode letter zullen blijven en dat ze bindend gemaakt zullen worden.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Binnenlandse Zaken over "een bevoegdheidsprobleem inzake controles bij de MIVB" (nr. 2554)
02 Question de M. Stefaan Van Hecke à la ministre de l'Intérieur sur "un problème de compétences lors des contrôles réalisés par la STIB" (n° 2554)
02.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, de MIVB heeft een bevoegdheidsprobleem bij het uitvoeren van controles op zwartrijden. De controleurs mogen geen identiteitskaarten opeisen. Dat kan enkel de politie. De politie mag echter op zijn beurt de gegevens niet aan de MIVB doorgeven. Dat is wat wij hebben vernomen.
De MIVB eist, anderzijds, van haar werknemers dat zij de identiteitskaart wél opvragen, waardoor de betrokken werknemers door Binnenlandse Zaken zouden kunnen worden beboet.
De situatie lijkt onhoudbaar. De kwestie is recent in Brussel in de actualiteit geweest. Minister Brigitte Grouwels zou over de problematiek met u overleg hebben gepleegd.
Ten eerste, zijn er in het verleden reeds boetes uitgeschreven voor werknemers van de MIVB die onterecht identiteitskaarten zouden hebben opgevraagd?
Ten tweede, is er in het verleden opgetreden tegen politiemensen die identiteitsgegevens aan MIVB-controleurs hebben doorgespeeld, hoewel zij dat niet mogen doen?
Ten derde, heeft minister Grouwels u inderdaad gecontacteerd om het probleem te bespreken en op te lossen?
Ten vierde, bent u bereid de controlebevoegdheid van MIVB-controleurs uit te breiden, zodat zij op een legale manier de identiteitskaart van reizigers kunnen opvragen?
02.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, de veiligheidsagenten van de MIVB hebben reeds een wettelijke bevoegdheid om identiteitscontroles bij reizigers uit te voeren. Zij kunnen legaal de identiteitskaart van reizigers opvragen. Zij kunnen het vertonen van de kaart echter niet afdwingen door de persoon aan te houden.
Een en ander is bij wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid geregeld.
Tot op heden worden door mijn diensten aan de veiligheidsagenten van de MIVB geen boetes wegens inbreuken op de bepalingen omtrent identiteitscontroles opgelegd. Ook de bevoegde diensten bij de federale politie bezitten geen gegevens over enig optreden tegen politieagenten die identiteitsgegevens aan MIVB-controleurs doorspelen.
In december 2009 heeft een kabinetsoverleg over de uitoefening van identiteitscontroles door veiligheidsagenten plaatsgevonden. Tijdens voormelde vergadering werd onder andere overeengekomen dat het kabinet van minister Grouwels zou onderzoeken op welke manier de betreffende, Brusselse ordonnantie kon worden aangepast, teneinde een wettelijke basis te creëren, opdat de politiediensten de identiteitsgegevens van overtreders aan de veiligheidsdiensten van de openbare vervoersmaatschappij zouden kunnen doorspelen.
02.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw duidelijke antwoord. Het debat zal worden vervolgd, zij het dan in het Brusselse Parlement.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Vraag nr. 2601
van de heer Schoofs wordt omgezet in een schriftelijke vraag. La question n° 2602 de
M. Devin est reportée.
03 Question de M. Rachid Madrane à la ministre de l'Intérieur sur "l'accès aux données personnelles des passagers aériens pour les polices européennes" (n° 2618)
03 Vraag van de heer Rachid Madrane aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de toegang tot de persoonsgegevens van vliegtuigpassagiers voor de Europese politiediensten" (nr. 2618)
03.01 Rachid Madrane (PS): Monsieur le président, madame la ministre, il apparaît qu'un projet européen souhaite obliger les passagers entrant et sortant d'un aéroport de l'Union de transmettre leurs données personnelles aux polices européennes. Ce projet a notamment pour but de lutter contre le terrorisme, le trafic de drogue et d'êtres humains. Toutefois ce projet doit encore obtenir l'aval unanime des 27 membres de l'Union et le feu vert du Parlement européen.
Madame la ministre, cette question étant particulièrement sensible, pourriez-vous me donner la position de la Belgique concernant ce projet? Comment ce projet garantit-il la protection de la vie privée des personnes?
03.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, chers collègues, le 2 février dernier, la Commission européenne a adopté une proposition de directive relative à l'utilisation des données PNR pour la prévention, la détection, l'enquête et la poursuite des délits terroristes et de criminalité grave.
Cette proposition s'inspire de la proposition de décision-cadre de 2007 dont les discussions n'ont pu se poursuivre lors de l'entrée en vigueur du traité de Lisbonne. La Belgique avait une approche générale positive, convaincue de la valeur ajoutée d'un système d'analyse des données PNR dans le cadre de la lutte contre le terrorisme et la criminalité grave.
La Commission expliquera sa nouvelle proposition au Conseil des ministres de la Justice et des Affaires intérieures du 22 février 2011 et celui-ci sera discuté en détail en groupe de travail. Le résultat des discussions du Conseil sera confronté, dans le cadre de la procédure de codécision, à la position du Parlement européen. À l'heure actuelle, nous sommes donc au tout début du processus législatif.
La proposition comprend un certain nombre de dispositions détaillées en matière de protection de la vie privée, conformément au droit de protection des données qui est ancré dans la charte des droits fondamentaux et dans le traité relatif au fonctionnement de l'Union européenne.
Il existe ainsi des conditions très strictes pour la conservation, le traitement, la confidentialité et la sécurisation des données. Les États membres doivent également veiller à ce que les passagers disposent d'un droit d'accès et de rectification de leurs données et d'un droit de compensation. Tous les transferts de données doivent être conservés dans un journal de bord et les autorités chargées de la protection des données personnelles des États membres doivent s'assurer de l'application correcte de la directive.
L'utilisation de données PNR relatives à la race ou à l'origine ethnique, aux convictions religieuses, philosophiques ou politiques, à l'affiliation à un syndicat, à la santé ou à la vie sexuelle d'une personne est explicitement proscrite.
Enfin, je rappelle que l'Union européenne a déjà conclu des accords d'échange de ces données avec les États-Unis, le Canada et l'Australie. Il me paraît donc logique qu'une même réflexion puisse avoir lieu entre les États membres.
03.03 Rachid Madrane (PS): Merci, madame la ministre, pour la transparence et l'exhaustivité de votre réponse.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Président: Rachid Madrane.
Voorzitter: Rachid Madrane.
04 Vraag van de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het nationaal centrum voor de strijd tegen cybercriminaliteit" (nr. 2658)
04 Question de M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "le centre national de lutte contre la cybercriminalité" (n° 2658)
04.01 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, met mijn vraag kom ik terug op een interview met federaal procureur Delmulle waarin hij onder meer verschillende problemen aankaart met betrekking tot de strijd tegen het terrorisme.
In dat licht heeft de minister van Justitie in de betrokken commissie geantwoord dat hij een initiatief heeft genomen om een nationaal centrum voor de strijd tegen cybercriminaliteit op te richten. Dat nationaal centrum zou in Kortrijk komen. Vanzelfsprekend associeert iedereen Kortrijk met cybercriminaliteit. Kortrijk – computer, het spreekt voor zich. Ook u, mevrouw de minister, zou bij dat initiatief betrokken zijn.
De centrale dienst Terrorisme van de federale gerechtelijke politie beschikt over een Internet and Intelligence Support Unit. Die ploeg moet op een multidisciplinaire manier het probleem van radicalisme en terrorisme aanpakken, met de hulp van internet. Zij moeten ook de onderzoekers op het terrein ondersteunen.
Mevrouw de minister, ik heb hierover de volgende vragen.
Ten eerste, over hoeveel mensen en met welke kwalificaties zal het nationaal centrum voor de strijd tegen cybercriminaliteit kunnen beschikken? Welke middelen worden daarvoor vrijgemaakt?
Ten tweede, over hoeveel mensen en met welke kwalificaties beschikt de Internet and Intelligence Support Unit, in theorie en in de praktijk? Welke inspanningen werden al geleverd om een eventueel tekort aan mensen en middelen bij die dienst weg te werken?
Ten slotte, welke rol zal het centrum spelen in de strijd tegen het misbruik van het internet voor terroristische doeleinden? Welke rol rest er dan nog voor de IISU?
04.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, beste collega, het Belgian Cybercrime Centre of Excellence for Training, Research and Education is een project dat geleid wordt door de KU Leuven. De federale politie, in het bijzonder de FCCU, is betrokken partij, maar zonder budgettaire engagementen. Volgens mijn informatie is er door de KUL een Europese subsidie aangevraagd en wordt de beslissing daaromtrent eerstdaags verwacht.
De personeelsformatie van de cel IISU van de centrale dienst Terrorisme en Sekten van de federale gerechtelijke politie voorziet in vijf voltijdse medewerkers, waaronder een teamchef. Drie van die medewerkers zijn politiemensen die door hun opleiding of ervaring al een bijzondere expertise hebben inzake informatie en internet. Verder is er in een adviseur voorzien, behorend tot het Calog, met een achtergrond in de sociologie, politicologie, islamologie en arabistiek, of een ander wetenschappelijk domein dat nuttig is voor het interpreteren van gevonden teksten. De vijfde medewerker, ten slotte, is een informaticus, die eveneens tot het Calog behoort.
Thans bestaat de cel uit twee voltijdse rechercheurs. Daarnaast wordt de cel punctueel gesteund door andere medewerkers van de centrale dienst. In de loop van het tweede semester van vorig jaar hebben twee rechercheurs de dienst verlaten. Tot op heden kon daarvan slechts een worden vervangen.
In een snel evoluerende omgeving als het internet is het ook zaak technologisch mee te zijn, vooral betreffende software. Samen met de FCCU werden hiervoor enkele initiatieven genomen die de mogelijkheden van de cel IISU aanzienlijk hebben verbeterd. Het zoeken naar nieuwe middelen en methoden blijft echter een permanente noodzaak. Samenwerking in binnen- en buitenland biedt enkele mogelijkheden.
Cyberterrorisme is te omschrijven als het gebruik van het internet door terroristische organisaties. Toch zijn er twee specifieke modi operandi te onderscheiden die een verschillende aanpak vereisen. Het internet en de daaraan gekoppelde infrastructuur kunnen een doelwit zijn van terroristische organisaties. Zij trachten in te breken in het internet met als doel het gebruik van internet door overheden of andere organisaties te verstoren. Daarnaast gebruiken terroristische organisaties het internet als middel voor communicatie, informatieverstrekking en rekrutering. Osama Bin Laden heeft bijvoorbeeld reeds aangegeven dat zijn propaganda via het internet een van zijn krachtigste wapens is.
Het Belgian Cybercrime Centre zal zich niet bezighouden met operationele taken, maar louter met wetenschappelijk onderzoek en opleiding in deze materie. Het engagement van de politie ligt in het aanleveren van kennisexpertise om het wetenschappelijk onderzoek mogelijk te maken. Daarnaast zal de politie zelf afnemer zijn van de gespecialiseerde cursussen die zullen worden uitgewerkt door dat centrum.
IISU is echter een operationele politiedienst. Het is de taak van de cel IISU samen met andere partners in de veiligheidsketen een zo goed mogelijke informatiepositie in te nemen op het internet en een duidelijk beeld te krijgen van het misbruik van het internet door terroristische organisaties en zo snel mogelijk nieuwe tendensen en misdrijven te kunnen vaststellen.
Voorts levert de cel bijstand bij het uitvoeren van concrete opsporings- en gerechtelijke onderzoeken. Het internet is immers een veel gebruikt middel geworden, en daarom ook een belangrijk onderdeel in elk onderzoek naar terroristische organisaties.
04.03 Ben Weyts (N-VA): mevrouw de minister, ik erken natuurlijk volledig het belang van het internet in de strijd tegen het terrorisme. Net daarom betreur ik een beetje dat er wel middelen en mensen voor een nieuw nationaal centrum voor cybercriminaliteit worden gevonden, maar in veel mindere mate voor hetgeen reeds bestaat.
U hebt inderdaad gezegd dat er zich in theorie vijf politiemensen mee zouden moeten bezighouden. In de praktijk zijn het er maar twee. Als terrorisme inderdaad een prioriteit is in het Veiligheidsplan 2008-2011, dan moeten we naar mijn mening een stevige centrale dienst hebben, met voldoende mensen en middelen. Vijf personen is peanuts, twee is nog veel minder. Daarnaast bestaat er trouwens al binnen de Federale Politie de Federale Computer Crime Unit. Ik vrees toch dat we een beetje een wirwar van instellingen krijgen. U wijst op de verschillen, maar er zijn ook gelijkenissen.
Ondertussen klaagt de Federale procureur, de heer Delmulle, dat terrorisme niet ernstig wordt genomen, en dat niet alle terreurdreigingen kunnen worden onderzocht. Er bestaat een beetje de vrees dat, net zoals in Buizingen, men bij een ramp achteraf zal zeggen dat beter voordien de nodige maatregelen getroffen waren. Misschien speelt zich hetzelfde af op het vlak van terrorisme.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Voorzitter: Ben Weyts.
Président: Ben
Weyts.
05 Vraag van mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de taalproblematiek in Brusselse ziekenhuizen" (nr. 2664)
05 Question de Mme Annick Ponthier à la ministre de l'Intérieur sur "les problèmes linguistiques dans les hôpitaux bruxellois" (n° 2664)
05.01 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, de situatie die zich vorige week afspeelde in het Brusselse universitaire ziekenhuis Koningin Fabiola roept vragen op. In persberichten stond dat een Brusselse moeder met haar tien maanden oude zoontje naar het ziekenhuis trok omdat het kind reeds dagen te kampen had met hoge koorts en de gegeven medicatie niet aansloeg. Ter plaatse aangekomen trof ze een buitenlandse dokter van wacht die Nederlands noch Frans sprak. Ze stuurde de patiënt wandelen en de moeder moest dan noodgedwongen op zoek naar een ander ziekenhuis om haar zieke kind te laten helpen.
Over dit voorval en deze situatie stel ik u graag enkele vragen. Kunt u bovenstaand verhaal bevestigen? Minister van Volksgezondheid Laurette Onkelinx reageerde in de pers door te stellen dat de Europese richtlijn dat zelfs buitenlandse artsen minstens een landstaal machtig moeten zijn niet mag gecontroleerd worden door Europa. Klopt dit? Wat hebt u al ondernomen of wat gaat u ondernemen om dergelijke toestanden in de toekomst te vermijden? Bent u van oordeel dat een ernstige taalregeling in de Brusselse ziekenhuizen zich opdringt? Zo ja, welke maatregelen worden in deze momenteel voorbereid?
05.02 Minister Annemie Turtelboom: Beste collega, ik moet u zeggen dat dit behoort tot de bevoegdheid van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en dus niet tot het federale niveau. Wat de uitspraken van collega Onkelinx betreft, moet u uw vragen aan haar stellen. Ik heb echter begrepen dat u dat eigenlijk al gedaan hebt.
05.03 Annick Ponthier (VB): Dat klopt. Ik zal haar later vandaag ook ondervragen over dit voorval en over de menig die zij is toegedaan over de taalproblematiek in het algemeen. Ik wist niet dat dit uw bevoegdheid niet was. Iedere beginneling leert natuurlijk bij.
Ik wil echter wel zeggen dat wij deze problematiek in het verleden altijd aangekaart hebben en dat wij dat zullen blijven doen. Wij hopen dat de problematiek eindelijk ernstig zal worden genomen. Er hebben zich in het verleden al drama’s voorgedaan, soms zelfs met dodelijke afloop, ten gevolge van deze problematiek. Wij hopen dat dit niet opnieuw moet gebeuren vooraleer hier werk verricht wordt. Hoewel het niet rechtstreeks uw bevoegdheid is, hoop ik dat u toch druk uitoefent bij die overheden of organen waar dat dient te gebeuren. Ik dank u al bij voorbaat.
Het incident is gesloten.
06 Question de Mme Kattrin Jadin à la ministre de l'Intérieur sur "la traduction des dispositions juridiques en langue allemande" (n° 2684)
06 Vraag van mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de vertaling van de juridische bepalingen in het Duits" (nr. 2684)
06.01 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, madame la ministre, je vous ai déjà posé cette question sous la législature précédente.
Depuis l'adoption des lois Collas, soutenues par l'ensemble des partis politiques présents au Sénat à l'époque, nous nous réjouissons de ce que le gouvernement fédéral va également procéder à la traduction des textes législatifs en langue allemande. À cet effet, le gouvernement de la Communauté germanophone doit transmettre au gouvernement fédéral ses priorités en matière de textes à traduire.
Cependant, on constate que les services de l'Intérieur en charge d'effectuer cette traduction manquent à cette obligation avec le retard qui en résulte. La presse s'en est d'ailleurs fait l'écho.
Madame la ministre comment expliquez-vous ce retard? Est-ce à cause d'un manque d'effectifs? Est-ce en raison d'un problème organisationnel? Est-ce lié au fait que nous ne disposions pas actuellement d'un gouvernement de plein exercice?
Madame la ministre, j'aimerais que nous puissions faire le point à ce sujet.
06.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, chère collègue, je vous rappelle que la loi du 21 avril 2007 réglant la publication en langue allemande des lois et arrêtés royaux et ministériels d'origine fédérale est entrée en vigueur le 1er janvier 2009. Elle établit une distinction entre, d'une part, les textes législatifs et, d'autre part, les arrêtés royaux et ministériels d'origine fédérale.
C'est le service central de traduction allemande (SCTA) relevant du SPF Intérieur qui est chargé d'assurer la traduction des lois en langue allemande, tandis que chaque ministre est chargé de la traduction en allemand des arrêtés royaux et ministériels d'origine fédérale relevant de sa sphère d'attribution.
En ce qui concerne la traduction en allemand des textes législatifs, depuis le 1er janvier 2009, le SCTA a envoyé aux services du Moniteur belge pour publication de la traduction allemande complète ou partielle, 278 textes législatifs. En outre, la traduction en allemand de plus 250 pages d'extraits du Code civil, du Code pénal et du Code judiciaire a été publiée depuis lors.
En ce qui concerne la traduction allemande des arrêtés royaux et ministériels, le gouvernement de la Communauté germanophone a proposé, en 2009, au ministre de l'Intérieur la tenue à jour, de manière permanente, de 148 arrêtés royaux et ministériels. Il s'agit, dans ce cas, d'arrêtés royaux et ministériels qui avaient déjà été traduits en allemand par le SCTA et dont les modifications ultérieures sont à traduire prioritairement. Cette priorité est respectée par mes services. Depuis le 1er janvier, le SCTA a publié au Moniteur belge la traduction allemande de 52 arrêtés royaux et de 19 arrêtés ministériels.
Le gouvernement de la Communauté germanophone a aussi proposé, en 2009, au ministre de l'Intérieur une liste de 12 arrêtés royaux antérieurs à l'entrée en vigueur de la loi qui sont à traduire prioritairement en allemand. La traduction allemande de deux arrêtés royaux figurant sur cette liste sera publiée au Moniteur belge du début mars.
Comme vous pouvez le constater, le SCTA respecte la liste des lois prioritaires telle qu'arrêtée par le ministre de la Justice, ainsi que la liste des arrêtés réglementaires prioritaires proposée par la Communauté germanophone. Il assure également la traduction des nouveaux arrêtés en fonction de l'intérêt qu'ils présentent pour les habitants de la Région de langue allemande.
06.03 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, madame la ministre, merci beaucoup. En effet, c'est très intéressant. Toutes ces informations permettront de compléter les informations qui nous ont été données, dont il a été fait écho dans la presse. Je me réjouirai de communiquer également à ce sujet et au sujet du travail effectué.
L'incident est clos.
- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de sluiting van voorposten van de civiele bescherming in Limburg" (nr. 2713)
- de heer Jan Van Esbroeck aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de civiele bescherming in Limburg" (nr. 2783)
- Mme Annick Ponthier à la ministre de l'Intérieur sur "la fermeture de postes avancés de la protection civile au Limbourg" (n° 2713)
- M. Jan Van Esbroeck à la ministre de l'Intérieur sur "la protection civile dans le Limbourg" (n° 2783)
07.01 Annick Ponthier (VB): Onlangs vernamen wij in de pers dat de voorposten van de civiele bescherming in Houthalen en Lommel worden opgedoekt. Ook de voorpost in Riemst zou op termijn sluiten. Vorige week antwoordde u in de plenaire vergadering in dat verband op een vraag van een Limburgse collega. U bevestigde het nieuws van de sluiting. Als reden haalde u aan dat er geen kernvrijwilligers meer aanwezig waren, onvoldoende reservisten en geen materiaal.
Wij keuren die beslissing niet goed. Dat zult u begrijpen. Dat had u verwacht. Wij staan erop uiting te geven aan onze bezorgdheid en hopen dat de beslissing geen ernstige gevolgen zal hebben voor de Limburgse bevolking. Door overleg met de lokale overheden had u misschien een andere oplossing kunnen bieden. Dat overleg gebeurde niet. U betreurt dat. Wij kunnen alleen maar vaststellen dat we nooit zullen weten wat de uitkomst anders was geweest.
In uw antwoord zei u ook dat u bleef ijveren voor de opening van een volwaardige eenheid in Hasselt.
Hoe en wanneer werd er beslist dat de operationele eenheid in Hasselt er niet zou komen?
In Hasselt is het dossier van de civiele bescherming gekoppeld aan het dossier van de nieuwe brandweerkazerne naast de gevangenis. Het zal ongetwijfeld gevolgen hebben voor het plaatselijke bestuur.
Zijn er ter zake contacten geweest tussen u en de lokale overheid? Wat was daarvan het resultaat? Komt de operationele eenheid er toch nog? Zo ja, wanneer?
07.02 Jan Van Esbroeck (N-VA): Ik hoorde u inderdaad in de plenaire vergadering van afgelopen donderdag zeggen dat de voorposten in Lommel en Houthalen worden gesloten. Volgens mijn informatie blijft enkel nog de voorpost in Riemst over, maar die wordt naar alle waarschijnlijkheid in de nabije toekomst gesloten. De overstromingen van de Maas in het verleden hebben ons geleerd dat een eenheid in welke hoedanigheid of vorm dan ook in Limburg geen overbodige luxe is.
U betreurde toen ook dat de gouverneur noch de betrokken burgemeester in deze is gehoord. Misschien begrijp ik het verkeerd, maar u bent toch degene die met de gouverneur en de burgemeester contact had moeten nemen?
In dat geval betreur ik het samen met u. Waarom is dat niet gebeurd?
Ik heb dan een iets ruimere vraag. Ik kan hierover nergens iets terugvinden. Wat zijn de plannen of zijn er plannen van de regering? Wat is de visie op de civiele bescherming? Is daar reeds een visie? In het algemeen, welke plannen zijn er?
07.03 Minister Annemie Turtelboom: Ik zal natuurlijk voor de argumentatie van de sluiting van de twee posten grotendeels de argumentatie hernemen die ik in de plenaire vergadering heb aangehaald, omdat die argumentatie op een paar dagen tijd niet plots verandert.
Zeker na de vraag van collega Van Esbroeck onderstreep ik dat er een zeer groot verschil bestaat tussen een eenheid en een voorpost. Ik ben en blijf voorstander – ik heb daarvoor ook de nodige middelen gevraagd – van een eenheid in Hasselt. Jammer genoeg heb ik in deze tijden van budgettaire krapte die middelen niet gekregen.
Van de twaalf voorposten in Vlaanderen hebben we er zeven gesloten; de vijf die overblijven, bevinden zich in Riemst, Koekelare, Harelbeke, Menen en Leuven. Voorts hebben we 6 eenheden voor tien provincies en Brussel. Die zes situeren zich in Jabbeke, Liedekerke, Brasschaat, Libramont, Crisnée en Glain. Zo zien we bijvoorbeeld dat in Vlaanderen Liedekerke Oost-Vlaanderen, Vlaams Brabant en Brussel dekt en dat Brasschaat Antwerpen en Limburg dekt. Dus het is met zes eenheden over tien provincies niet onlogisch – dat is rekenen van het tweede leerjaar – dat men meer dan één provincie moet dekken.
Het personeel is onderverdeeld in beroepsagenten, die verbonden zijn aan de permanente eenheden, en in vrijwilligers, waarbij er verschil is tussen kernvrijwilligers en reservisten. In de twee voorposten die gesloten werden, waren nog slechts twee, drie of vier reservisten aanwezig. De reservisten hebben een beperkte inzetbaarheid voor de civiele bescherming. Maak dus een onderscheid tussen een voorpost en een eenheid.
Mijn pleidooi voor een eenheid in Limburg blijft bestaan, ik zal dat budget blijven vragen en ik blijf van de noodzaak overtuigd.
Hier gaat het echter om voorposten waarvan de toegevoegde waarde onvoldoende is. U moet trouwens weten dat bij de voorposten objectieve criteria zijn gebruikt. Er waren aan de voorposten geen kernvrijwilligers meer verbonden en er is sowieso geen interventiemateriaal bij de voorposten aanwezig, wat betekent dat zij geen impact hebben op de operationaliteit. Immers, als er in Limburg interventiemateriaal nodig is, dan komt dat op dit ogenblik ook al uit Brasschaat. Vanuit operationeel oogpunt zijn er te weinig en onvoldoende redenen om het behoud van de voorposten te bekijken.
Met het voorgaande wil ik enkel aangeven dat er geen interventiemateriaal aanwezig is. Het enige wat nog aanwezig is, is een busje om de reservisten voor hun opleiding naar Brasschaat te brengen, alwaar zij de opleiding kunnen volgen.
Ik heb een telefonisch contact gehad met de gouverneur. Ik betreur echter samen met u dat voormeld contact er niet voorafgaandelijk is geweest tussen mijn administratie, de diensten van de gouverneur en de diensten van de burgemeester. Ik ben er immers van overtuigd dat hulpverlening altijd een samenwerking is, ook al hebben de burgemeester en de gouverneur strikt genomen geen bevoegdheid over de bedoelde thematiek. Het is evenwel logisch dat met hen over hulpverlening wordt overlegd. Ik betreur, net als u, het gebrek aan voorafgaand contact.
Op het moment dat de beslissing is genomen, heb ik onmiddellijk contact opgenomen met de verschillende verantwoordelijken in Limburg. Ik heb de betrokken directeur-generaal ook gevraagd op het komende overleg van de gouverneurs begin maart 2011 een toelichting te geven bij de filosofie achter de civiele bescherming.
Als u mij vraagt wat de filosofie is, dan zal ik u antwoorden dat de filosofie duidelijk is. In ons land zijn er de brandweerkorpsen en de civiele bescherming. De brandweerkorpsen zijn er voor de hulp in eerste lijn. Zoals wij het zouden kunnen vergelijken met de politie die op twee niveaus werd gestructureerd, is dat op het gebied van brand en interventies hetzelfde bij de brandweer en de civiele bescherming. De brandweer zit in eerste orde. De civiele bescherming koopt alleen nog materiaal aan dat de brandweer niet heeft, zoals zwaardere pompen en grotere capaciteiten, zodat de civiele bescherming eigenlijk alleen uitrukt wanneer er rampen zijn – jammer genoeg hebben wij het voorbije jaar te veel rampen gehad – waarvoor de brandweerkorpsen niet over het nodige materiaal beschikken.
Bij de civiele bescherming wordt dus een politiek gevoerd, waarbij geen materiaal meer wordt aangekocht dat normaal tot het materiaal van de brandweer behoort.
Er wordt alleen extra materiaal aangekocht dat men – gelukkig – zelden nodig heeft, maar dat wel aanwezig moet zijn in urgente situaties.
07.04 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, een deel van uw antwoord was natuurlijk al bekend sinds vorige week donderdag.
Ik zie goed het verschil tussen de voorposten en de operationele eenheden. Vandaar mijn vraag over de eenheid in Hasselt.
Ofwel heb ik het gemist, ofwel werd het antwoord niet gegeven, maar wanneer is er definitief beslist dat die post in Hasselt er niet komt?
07.05 Minister Annemie Turtelboom: Aansluitend daarop, ik heb altijd de budgetten gevraagd om een eenheid te openen in Hasselt. Ik blijf daar ook voorstander van, net zoals mijn voorgangers ook altijd de budgetten hebben gevraagd. Omwille van beperkte budgettaire situaties, hebben wij ze echter niet gekregen. Er is dus geen enkele formele beslissing genomen, nergens, dat de eenheid in Hasselt er niet komt.
De opening van een eenheid is een kwestie van een bepaald aantal personeelsleden. We spreken al gauw over veertig tot zestig mensen, voor Hasselt wellicht zelfs nog meer. We spreken ook over een locatie, en tot slot ook over interventiemateriaal. Dat is het verschil tussen een eenheid en een voorpost. De essentie van een eenheid is dat die interventiemateriaal heeft. Dat is materiaal waarover de brandweer niet beschikt. Het is gespecialiseerd materiaal, dat in de standaard brandweerkorpsen niet aanwezig is.
Die beslissing over Hasselt is nergens formeel gevallen.
07.06 Annick Ponthier (VB): Dat was mijn grootste bezorgdheid, omdat de lokale overheid van Hasselt ook een beetje met de handen in het haar zat naar aanleiding van de berichten in de media. Wij hopen dat u alleszins blijft ijveren, zoals u bevestigd heeft. Dat stemt ons tevreden. Wij hopen dat de realiteit ons niet zal aantonen dat we daarmee te laat zijn gekomen.
07.07 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, het verheugt mij dat u van de communicatie een zeer belangrijk punt maakt. Dat had ik afgelopen donderdag ook al vernomen.
De financiering van die eenheid in Hasselt zal, als ik het goed begrijp, altijd een probleem blijven, tenzij er plots ergens veel geld uit de lucht komt vallen. Misschien is het een idee om eens verder na te denken over een andere strategie. Dat zullen wij zeker doen.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Theo Francken aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het materiaal en het personeel van de FOD Binnenlandse Zaken dat ter beschikking staat van de koninklijke familie" (nr. 2720)
08 Question de M. Theo Francken à la ministre de l'Intérieur sur "le matériel et le personnel du SPF Intérieur mis à disposition de la famille royale" (n° 2720)
08.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in februari 2008 bevroeg onze fractieleider Jan Jambon uw voorganger, Patrick Dewael, over de diensten die de FOD Binnenlandse Zaken verleent aan de koninklijke familie. Het antwoord dat hij kreeg was onthutsend. Niet minder dan 234 politiemensen waren destijds voltijds toegewezen voor de bescherming van de koninklijke familie en de bewaking van hun paleizen. Het prijskaartje van dit alles bedroeg maar liefst 14 miljoen euro. Die kosten werden niet aan het paleis doorgerekend, maar ingeschreven in de begroting van de federale politie.
Tot op vandaag verleent de FOD Binnenlandse Zaken nog steeds een aantal diensten aan de koninklijke familie. Daarom vraag ik graag een update van de diensten, het personeel en het geld dat hiervoor ter beschikking staat.
Mevrouw de minister, hoeveel keer deed de koninklijke familie in 2008, 2009 en 2010 een beroep op de FOD Binnenlandse Zaken en voor welke diensten? Wanneer werd exact een beroep gedaan op die diensten? Kunt u er ook telkens bij vermelden wat de juiste kostprijs van die diensten was?
Worden die uitgaven doorgerekend op de civiele lijst of op de respectieve dotaties aan de koninklijke familie?
Zult u die uitgaven in de toekomst aan het Paleis doorsturen?
In 2007 of 2008 heeft collega Jambon een onthutsend lijstje opgemaakt, in die zin dat bovenop de royale dotatie aan de koninklijke familie en alle mogelijke kinderen – wij zijn zeer royaal in onze dotaties aan de koninklijke familie, Nederland doet het veel slanker – nog heel veel miljoenen worden besteed via andere dotaties. Toen de Koning bijvoorbeeld vorig jaar om het andere weekend naar Frankrijk ging, werd het vliegtuig en alles wat erbij hoorde, betaald door Landsverdediging. Dat wordt niet doorgerekend aan Landsverdediging.
De Prins Albert Club, de Club Koningin Elisabeth, ik kan zo nog tientallen voorbeelden noemen waarbij de begroting bezwaard wordt met zaken die in mijn ogen, of alleszins in de ogen van mijn fractie, perfect doorgefactureerd kunnen worden aan de koninklijke dotatie, want ik denk dat die daarvoor bedoeld is. Zij kunnen met dotaties een aantal zaken betalen om ervoor te zorgen dat zij kunnen leven en elke dag een stevige boterham op de plank hebben.
08.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, de bescherming van het staatshoofd is een verantwoordelijkheid van de federale Staat. Dat werd herbevestigd in het KB van 14 november 2006 betreffende de organisatie en de bevoegdheden van de federale politie, dat stelt dat het veiligheidsdetachement bij het koninklijk paleis verantwoordelijk is voor de bewaking van de koninklijke domeinen en de bescherming van de leden van de koninklijke familie. Die laatste opdracht omvat de persoonsbeveiliging, enerzijds, en de verkeersescortes naar aanleiding van officiële verplaatsingen, anderzijds.
De bewaking van de koninklijke domeinen is georganiseerd op permanente basis, en is bijgevolg 24 uur op 24, 7 dagen op 7 verzekerd.
Voor de opdrachten van de persoonsbeveiliging werd in 2008, 2009 en 2010 respectievelijk 270, 310 en 333 keer een beroep gedaan op de Federale Politie. Voor diezelfde jaren werden respectievelijk 206, 241 en 271 verkeersescortes uitgevoerd. De globale kost voor de uitvoering van die opdrachten bedroeg in 2008 en 2009 telkens 14 490 000 euro. In 2010 bedroeg de kostprijs 14 560 000 euro. De uitgaven worden niet doorgerekend aan de civiele lijst van de Koning noch aan de respectievelijke dotaties.
Gegeven het feit dat ik minister ben in lopende zaken, is het niet mijn intentie om daar momenteel veel aan te veranderen. Voel u echter niet geremd, mijnheer Francken.
08.03 Theo Francken (N-VA): Bedankt voor uw antwoord, mevrouw de minister. Ik heb misschien een heel technische vraag. Ik zie dat het duidelijk stijgt. U zegt dat er 333 keer een beroep werd gedaan op de diensten van de politie. U zegt echter dat die 24 uur op 24, 7 dagen op 7 ter beschikking staan. Zijn dat dan 333 politieagenten die voltijds ter beschikking staan, 24 uur op 24, 7 dagen op 7? Dat is niet duidelijk voor mij.
08.04 Minister Annemie Turtelboom: Er werd 270, 310 en 333 keer een beroep gedaan op de federale politie. Die zaken worden ook aangevraagd.
Voor de koninklijke domeinen er is 24 uur op 24, 7 dagen op 7 in bewaking voorzien. Voor de persoonsbeveiliging werd er 270, 310 en 333 keer een beroep gedaan. De escortes vonden 206, 241 en 271 keer plaats. Er bestaat dus een verschil tussen de bewaking van de domeinen, de escortes en de persoonsbeveiliging.
08.05 Theo Francken (N-VA): Hebt u toevallig een zicht op het aantal personen die fulltime in dienst zijn voor de bewaking van de domeinen? Is dat bijgeteld bij die 14 miljoen euro, of niet?
08.06 Minister Annemie Turtelboom: Alles zit in dat bedrag inbegrepen. Ik kan die cijfers opvragen, maar dat gaat over een heel beperkte groep van mensen. Ik heb het juiste aantal gekend.
08.07 Theo Francken (N-VA): Enkele tientallen neem ik aan?
08.08 Minister Annemie Turtelboom: Naar mijn mening is de president van Frankrijk beveiligen een veel grotere kost dan ons koningshuis.
08.09 Theo Francken (N-VA): Dat is ook een veel groter land natuurlijk.
Het incident is gesloten.
- Mme Kattrin Jadin à la ministre de l'Intérieur sur "les plans stratégiques de sécurité et de prévention pour les communes" (n° 2729)
- M. Philippe Blanchart à la ministre de l'Intérieur sur "la prolongation des contrats de sécurité et de prévention" (n° 2782)
- mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de strategische veiligheids- en preventieplannen voor de gemeenten" (nr. 2729)
- de heer Philippe Blanchart aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de verlenging van de veiligheids- en preventiecontracten" (nr. 2782)
09.01 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, je vous remercie pour votre diligence par rapport à l'ordre du jour. Je m'en voudrais que cette question tombe car elle me semble fort importante.
Madame la ministre, les plans stratégiques de sécurité et de prévention poseraient à ce jour des problèmes dans de nombreuses communes belges, notamment en raison de l'absence de gouvernement fédéral.
En effet, si les plans stratégiques de sécurité et de prévention ne sont pas renouvelés, certaines communes devront procéder à d'importants licenciements car il leur apparaît impossible de compenser ces budgets sur leur budget communal. Selon plusieurs de ces communes dont je me fais le relais, la solution minimale serait d'au moins prolonger les subsides jusque fin 2011, étant donné l'annuité des budgets.
Madame la ministre, quelles solutions envisagez-vous pour pallier ce problème qui, j'en suis sûre, concerne plusieurs communes en Belgique et pas uniquement en Wallonie?
09.02 Philippe Blanchart (PS): Monsieur le président, madame la ministre, ma question est identique, si ce n'est qu'elle est formulée autrement.
Les plans stratégiques de sécurité et de prévention sont axés sur la prévention et l'action de proximité. Il est clair que l'apport local de ces plans stratégiques est crucial pour les autorités locales. Près de cent communes ont, par la mise sur pied des services de prévention et des conseils prévention, concrétisé une politique de sécurité locale intégrée. Ces politiques ont permis notamment la mise en place de projets innovants en matière de lutte contre l'insécurité, la réhabilitation ou la construction de logements, etc.
Toutefois, vu la situation d'affaires courantes dans laquelle se trouve le gouvernement actuellement, les plans stratégiques n'ont été financés que jusqu'en juin prochain et ce, sur la base de la rétribution quadriennale et des objectifs 2007-2010. C'est également le cas pour le dispositif "gardiens de la paix". Cela pose des problèmes car près de 3 000 emplois sont menacés! D'après certaines informations, des préavis de licenciement auraient même déjà été délivrés, ce qui ne laisse rien présager de bon.
Les communes et le fédéral ont fourni des efforts importants, entre autres sur le plan financier, afin d'améliorer la sécurité et le sentiment de sécurité dans de nombreuses communes. Il serait absurde que ce type d'initiative soit stoppé net alors qu'il est de notoriété publique que ce système fonctionne très bien. Et cela même s'il est dans l'air du temps de régionaliser cette matière! Il faudra de toute façon assurer la continuité et la transition en la matière, le cas échéant.
Madame la ministre, mes questions sont simples et directes. Comptez-vous reconduire les plans stratégiques de sécurité et de prévention ainsi que le dispositif "gardiens de la paix" à tout le moins pour les six mois suivants, c'est-à-dire entre juin et décembre 2011?
Ce point sera-t-il à l'ordre du jour lors des futures discussions budgétaires?
09.03 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, je vais répéter la réponse que j'ai donnée à Mme Khattabi au Sénat et à Mme Dierick à la Chambre.
Les plans stratégiques de sécurité et de prévention ainsi que les conventions concernant les gardiens de la paix ont été prolongés jusqu'au 30 juin 2011. Pour ce faire et compte tenu des circonstances, j'avais saisi le Conseil des ministres qui a approuvé ma proposition de prolongation le 15 décembre 2010.
Je suis convaincue du fait que les plans stratégiques de sécurité et de prévention sont très importants. Aussi, je suis en train de préparer un dossier pour le Conseil des ministres afin d'obtenir une nouvelle prolongation jusqu'à la fin de cette année. Je sais que des préavis sont préparés pour les travailleurs de ce secteur. Toutefois, j'espère que vous comprenez que je reste prudente en l'absence d'un gouvernement et que je ne prolonge pas directement la mesure pour un an.
09.04 Kattrin Jadin (MR): Madame la ministre, je vous remercie. Je n'avais pas lu les réponses que vous aviez déjà données aux collègues.
Votre réponse va rassurer le secteur dans la mesure où l'avenir professionnel de très nombreuses personnes dépend de cette prolongation. D'une manière générale, il faudra trouver rapidement des solutions pour éviter à chaque fois de mettre en péril des politiques qui semblent fonctionner.
09.05 Philippe Blanchart (PS): Madame la ministre, votre réponse rassure le bourgmestre que je suis. Je suis certain que d'autres collègues ici présents seront également rassurés. Dans les communes, on a vraiment ressenti la plus-value apportée par ces mesures. Votre réponse démontre la volonté politique d'assurer un prolongement.
Het incident is gesloten.
10 Question de M. Éric Thiébaut à la ministre de l'Intérieur sur "les rapports d'évaluation des policiers" (n° 2757)
10 Vraag van de heer Éric Thiébaut aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de evaluatieverslagen bij de politie" (nr. 2757)
10.01 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le président, madame la ministre, il y a quelques jours, le Conseil d'État a déclaré nulle une évaluation d'un inspecteur principal de Flandre occidentale car aujourd'hui, il n'existe pas d'arrêté ministériel qui établit les critères d'évaluation. Le Conseil d'État estime qu'il y a bien des critères, fixés par le Comité supérieur de concertation des services de police, mais qu'ils ne sont pas légaux.
De facto, cette décision entraîne que les 40 000 rapports d'évaluation réalisés depuis 2007 sont illégaux. Toutefois, l'arrêt du Conseil d'État ne signifie pas que tous les policiers peuvent obtenir l'annulation de leurs évaluations. Ceux-ci disposent en effet d'un délai de 60 jours après leur évaluation pour la contester. Une fois ce délai passé, l'agent de police qui ne s'est pas manifesté est présumé accepter l'évaluation. Néanmoins, les policiers qui manquent une promotion en raison d'une évaluation négative pourraient cependant exiger une indemnité devant un tribunal civil.
Madame la ministre, par la voix de votre porte-parole, vous avez annoncé qu'un arrêté ministériel sera rapidement pris pour veiller à fixer les critères d'évaluation pour l'ensemble des fonctions et ce, afin de disposer d'une base constitutionnelle. Suite à ce que je viens de dire, j'aurais plusieurs questions à vous poser.
Pouvez-vous nous expliquer les raisons pour lesquelles aucune sécurité juridique n'a été prise en ce qui concerne les évaluations?
Quel est le timing concernant la parution de cet arrêté royal?
Si d'aventure l'État était condamné à la suite d'actions en justice civile de policiers qui auraient manqué une promotion en raison d'une évaluation négative, qui prendrait en charge cette indemnité pour les policiers locaux? Le fédéral? Les zones? Ici, c'est le bourgmestre qui parle.
10.02 Annemie Turtelboom, ministre: Premièrement, précisons la portée exacte de cet arrêt du Conseil d'État.
Il s'agit d'une annulation d'une évaluation individuelle et pas d'une annulation de l'ensemble du système d'évaluation et pas non plus d'une remise en question des milliers d'évaluations d'autres membres du personnel. L'arrêt ne signifie donc pas que tous les policiers peuvent maintenant encore obtenir l'annulation de leurs évaluations. Il existe déjà une procédure selon laquelle ils peuvent introduire un appel auprès de l'inspection générale. Ensuite, les policiers disposent en effet d'un délai de 60 jours pour aller devant le Conseil d'État. S'ils ne le font pas, ils sont présumés accepter leur évaluation.
En conclusion, le système d'évaluation reste d'application pour l'ensemble des membres du personnel et ne remet pas en cause le passé.
Deuxièmement, les éléments essentiels relatifs à l'évaluation des membres du personnel de la police intégrée sont repris dans la loi. À l'exception des profils, toute la procédure d'évaluation est bien détaillée dans les arrêtés royaux et ministériels.
Les profils n'ayant a priori pas de caractère normatif, ils n'avaient pas fait l'objet d'un arrêté ministériel mais avaient été soumis aux organisations syndicales. Ils sont d'application par notes de service interne depuis 2005.
Pour se conformer à l'arrêt du Conseil d'État, ces profils seront confirmés par un arrêté ministériel en cours de finalisation au sein du service juridique de la police fédérale. Il sera soumis pour négociation aux organisations syndicales représentatives le 2 mars prochain. Cet arrêté ministériel sera prêt d'ici six semaines.
En ce qui concerne une éventuelle condamnation suite à des actions devant la justice civile, pour cette problématique, c'est l'employeur qui prendra en charge les éventuelles indemnités.
10.03 Éric Thiébaut (PS): Merci pour ces informations. Elles sont en partie rassurantes. Madame la ministre, vous ne trouvez pas que ce délai de six semaines, c'est long?
10.04 Annemie Turtelboom, ministre: Certes, mais juridiquement, tout doit être complètement en ordre.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Jan Van Esbroeck aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de bekendheid van noodnummer 112" (nr. 2772)
11 Question de M. Jan Van Esbroeck à la ministre de l'Intérieur sur "la notoriété du numéro d'urgence 112" (n° 2772)
11.01 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, twintig jaar geleden is het noodnummer 112 operationeel geworden. Nu blijkt dat drie op vier Europeanen nog steeds niet op de hoogte zijn van het bestaan ervan. Dat is althans wat Foundation 112 zegt. Op maandag 14 februari, op Valentijn, hebben zij een Europese infodag georganiseerd om het nummer nogmaals te promoten bij het grote publiek. Het noodnummer heeft als doel de eenvormigheid van de noodoproepen binnen Europa. Ook in ons land, als Europees land, was het de bedoeling hieraan volop deel te nemen.
Hebt u enige cijfers over de bekendheid bij de bevolking van het nummer 112?
Hebt u eventueel ook de gegevens over de noodnummers 100 en 101, en vooral de verhouding tussen al die nummers? Hoe gaat men daarmee om?
Indien het antwoord even negatief is als Foundation 112 beweert, zult u actie ondernemen om het bekender te maken?
11.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, de bekendheid van het noodnummer 112 hebben mijn diensten onder meer kunnen afleiden door jaarlijks het aantal oproepen naar het noodnummer 112 te vergelijken met het totaal aantal oproepen naar het hulpcentrum 100-112 en de 101-centrale, dus ook de noodnummers 100 en 101.
Zo blijkt dat het aandeel van de 112-oproepen ten opzichte van het totaal 30 % bedraagt. Ik hecht veel belang aan de bewustmaking van het bestaan van het gemeenschappelijke noodnummer in alle landen van de Europese Unie. Toch ben ik van mening dat het op dit ogenblik nog te voortijdig is een grootschalige promotiecampagne voor alle burgers te lanceren. Wij willen namelijk het aantal politionele oproepen, dat binnenkort op het noodnummer 112 toekomt, nog enigszins beperken, omdat de volledige migratie dan ook technisch rond moet zijn.
De reden is dat wij nog volop werken aan de optimalisering van de werking van het noodnummer 112. Die oproepen dienen in België te worden doorgeschakeld in het hulpcentrum 100-112 naar het CIC 101. Er zijn duidelijke richtlijnen uitgewerkt voor de doorschakeling, maar toch blijft de doorschakeling eigenlijk een tussenstap. Het is immers de bedoeling van de 112 om onmiddellijk met neutrale calltakers de dispatching te doen.
Er zijn al verschillende promotiecampagnes gevoerd. Daarbij werd er echter vooral voor gekozen het Europese noodnummer 112 bij de toeristische sector te promoten. Het nummer werd met andere woorden gepromoot bij reizigers die zich naar België verplaatsen en bij Belgen die naar het buitenland reizen. Promotiecampagnes naar voornoemde doelgroepen hebben wij in 2001, 2005 en 2008 gedaan.
Wij hebben samen met de FOD Volksgezondheid op 11 februari 2011 een actie van EENA bij de luchthaven in Brussel ondersteund, om reizigers te informeren dat zij het met het noodnummer 112 in heel Europa terechtkunnen.
Op 11 februari 2010 heb ik samen met Laurette Onkelinx het nieuwe logo 112 gelanceerd. Het logo is op dit ogenblik op alle voertuigen van brandweerdiensten, ziekenwagens en bussen te zien. Op voornoemde manier brengt het een permanente aanwezigheid in het straatbeeld teweeg.
De noodnummers 100 en 101 zijn traditionele noodnummers, die reeds in de jaren negentig bij de bevolking bekend waren. Wij beschikken niet over precieze cijfers. Mijn diensten kregen de voorbije jaren echter weinig of geen vragen meer over het verschil tussen de nummers 100 en 101.
11.03 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u heel hard voor uw duidelijke antwoord.
Het is misschien opportuun de provinciale 112-centra in te richten, zodat wij er nog eens extra aandacht aan kunnen besteden.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de overheidsopdracht met betrekking tot de evaluatie van het IRE-incident" (nr. 2795)
12 Question de M. Kristof Calvo à la ministre de l'Intérieur sur "l'adjudication de marché relative à l'évaluation de l'incident survenu à l'IRE" (n° 2795)
12.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, mijn eerste vraag is heel kort. Het IRE-incident van augustus 2008 werd reeds op alle mogelijke manieren besproken in het Parlement en behoort tot de taken van de subcommissie Nucleaire Veilgheid. Ik begrijp dat de FOD Binnenlandse Zaken in mei 2009, net vóór de verkiezingen, een overheidsopdracht gelanceerd zou hebben om een evaluatie te organiseren omtrent het incident.
Ik heb daarom een aantal vragen. Wat zijn concreet de doelstellingen van deze evaluatie? Wie of wat zal er precies geëvalueerd worden? Wie zal deze opdracht uiteindelijk uitvoeren? Ze werd gelanceerd in mei 2009. Is dat proces reeds gefinaliseerd? Hoe verhoudt de opdracht zich tot de werkzaamheden van het FANC, in verband met het IRE-incident? Ten slotte, wanneer zal de evaluatie beschikbaar zijn?
12.02 Minister Annemie Turtelboom: Het incident in het IRE te Fleurus in augustus 2008 heeft ertoe geleid dat de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken een externe audit heeft gevraagd om het beheer van het IRE-incident van de betrokken actoren te evalueren. Daartoe werd een overheidsopdracht gelanceerd. Hierop heeft echter niemand een offerte ingediend. Ik heb dit reeds op andere parlementaire vragen geantwoord.
Daarnaast werden we er ondertussen van op de hoogte gebracht dat er een gerechtelijk onderzoek was bij het parket van de procureur des Konings van Charleroi. Omdat dit onderzoek onder meer over de begane fouten ging, en dus over de aansprakelijkheid van de betrokken actoren, zou een audit het lopende onderzoek kunnen schaden. Bij gebrek aan offertes om de audit uit te voeren en omdat het gerechtelijk onderzoek loopt, zijn er een aantal acties ondernomen om het incident toch te evalueren en zo de kans om de lessen die men uit het incident kan trekken, toch te benutten en het beheer van een mogelijk toekomstig incident te verbeteren.
Op vraag van zijn toenmalige voogdijminister, heeft de raad van bestuur van het FANC een onderzoek gevoerd naar het optreden van het FANC tijdens en na het lozingsincident van augustus 2008 bij het IRE. Dit rapport werd op 10 januari 2009 bezorgd aan de minister van Binnenlandse Zaken. Het werd tevens in alle transparantie bezorgd aan de subcommissie Nucleaire Veiligheid die het naar aanleiding van het IRE-incident tijdens de vorige legislatuur ingevolge een motie van aanbeveling heeft aangenomen in de plenaire zitting van de Kamer op 16 oktober 2008. Het FANC heeft zelf ook een interne audit uitgevoerd vanuit haar ‘continuous improvement approach’.
Er is een globale debriefing van het incident geweest met alle betrokken Belgische actoren: gemeenschappen, gewesten, gouverneur, burgemeester, exploitant enzovoort.
Op basis van de bevindingen van deze debriefing hebben de betrokken overheden en partners een actieplan opgesteld om de informatie aan en de veiligheid van de bevolking te verbeteren wanneer die met het radiologisch risico wordt geconfronteerd.
Er is bijzondere aandacht besteed aan de verbetering van het intern noodplan van het IRE, de actualisering van het bijzonder nucleair nood- en interventieplan van de gouverneur van Henegouwen, de link tussen interne en externe plannen met als doel de doorstroming van informatie tussen de verschillende actoren te verbeteren, de ontwikkeling van een geharmoniseerd crisiscommunicatieplan voor alle partners en de verstrekking van informatie aan de buurtbewoners via onder meer het begeleidingscomité van de buurtbewoners.
Dit actieplan wordt opgevolgd door een stuurgroep die bestaat uit beleidsverantwoordelijken van de belangrijkste overheden en partners die bij het nucleair noodplan betrokken zijn: de minister van Binnenlandse Zaken, de gouverneur van Henegouwen, de burgemeesters van Fleurus en Farciennes, het FANC, Bel V en het IRE.
Met al deze actoren werd op 28 juni 2010 een oefening georganiseerd om de vooruitgang geboekt in het kader van het actieplan te testen. Na de oefening was er een grondig debriefingsproces. De aandachtspunten en verbeteracties van alle instanties die eraan deelnamen, zijn ingezameld, geanalyseerd en samengebracht om een globale evaluatie ervan te maken.
Dit globaal verslag werd voorgesteld en besproken op een debriefingsvergadering waarop alle actoren van het nucleair noodplan die betrokken waren bij de IRE-site aanwezig waren.
Bij wijze van besluit werd een syntheseverslag gemaakt waarin heel positieve vaststellingen van vooruitgang staan, maar ook nog altijd een aantal verbeterpunten. Deze punten zijn in dat actieplan opgenomen en worden nu nog steeds verbeterd. Het syntheseplan van de oefening kan men vinden op de website van het Crisiscentrum.
12.03 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord.
Ik was heel erg benieuwd naar de opvolging daarvan. Ik had dat niet expliciet gevraagd en heb nog meer informatie gekregen dan ik had gevraagd.
L'incident est clos.
13 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de overeenkomst tussen het FANC en het SCK over MYRRHA" (nr. 2796)
13 Question de M. Kristof Calvo à la ministre de l'Intérieur sur "la convention conclue entre l'AFCN et le CEN à propos de MYRRHA" (n° 2796)
13.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, wij hebben de kans gehad om over de samenwerking tussen het FANC en het SCK in het licht van de voorbereidingsfase en eventuele vergunningsfase van het MYRRHA-project van gedachten te wisselen tijdens de commissie van 26 januari. Toen is gebleken dat er nog geen overeenkomst is afgesloten tussen beide actoren, aangezien het SCK de minister van Energie heeft gevraagd om hieromtrent een positie in te nemen.
Aangezien u toen in uw antwoord zelf hebt aangegeven dat er op het niveau van de kabinetten ook een overleg zou plaatsvinden over dit dossier, heb ik vorige week de minister van Energie geïnterpelleerd over deze zaak. Hij heeft mij toen geantwoord dat normaliter vorige week vrijdag, dus 11 februari een overeenkomst zou worden afgesloten tussen het SCK en het FANC.
Ik lees ook op de website van het FANC een aantal zaken over het MYRRHA-project. Ik vermoed dus dat er daar iets heeft plaatsgevonden.
Het FANC verwijst op zijn website naar een aantal noodzakelijke voorbereidingen. Men maakt dat niet erg expliciet. Zou u daarover iets meer kunnen vertellen?
Is het zo, wat mijn indruk is, dat ondertussen wel een overeenkomst is afgesloten tussen het FANC en het SCK? Zo ja, wat is de inhoud van die overeenkomst? Is het mogelijk om die overeenkomst, gelet op het belang ervan, te bezorgen aan het Parlement?
Hoe wordt de extra investering, onder meer de aanwerving van vier extra personeelsleden, waarover u hebt gesproken tijdens de commissie van 26 januari, mogelijk gemaakt? Wat zijn de afspraken hierover? Voor welk financieringsmechanisme werd er uiteindelijk geopteerd? Er zouden twee mechanismen in de running zijn geweest, welk heeft het uiteindelijk gehaald?
Beschikt het FANC over voldoende informatie en expertise? Hoe wordt die expertise opgebouwd? En heel erg belangrijk, welke rol speelt het SCK hierin?
Op welke buitenlandse experts zal er concreet een beroep worden gedaan? Door wie zullen zij vergoed worden?
Moet de FANC-wet aangepast worden om de ontwerp- en voorbereidingsfase en de financiering ervan mogelijk te maken? Zo ja, welke wijzigingen zijn er gepland?
13.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, het FANC en het Studiecentrum voor Kernenergie hebben een overeenstemming bereikt over een overeenkomst die het FANC moet toelaten de nodige voorbereidingen te treffen om een eventuele vergunningsaanvraag voor de oprichting en uitbating van MYRRHA in behandeling te kunnen nemen. Zoals aangekondigd door collega Magnette werd deze overeenkomst ondertekend op vrijdag 11 februari door de voorzitter en de directeur-generaal van beide instellingen.
Op 26 januari heb ik in deze commissie reeds toelichting gegeven bij de aard van de voorbereidende initiatieven die tijdens de fase van de zogenaamde prelicentie genomen zullen moeten worden door het FANC. Eigenlijk heb ik op de meeste van uw vragen toen een antwoord gegeven.
Tijdens de voorbereidende fase zal het FANC zoals reglementair voorzien onder meer de justificatie, de haalbaarheid en de vergunbaarheid van de installatie analyseren en ter zake de nodige adviezen aan het SCK verlenen.
Zo nodig kan het FANC nieuwe richtlijnen uitvaardigen of voorstellen formuleren om het reglementaire vergunningsproces te verduidelijken. U moet in dezen beseffen dat het de eerste maal is dat het FANC geconfronteerd wordt met een vergunningsproces voor de bouw van een nieuwe kernreactor, op basis van het vergunningsconcept vastgelegd in de wet van 1994.
Om zich optimaal voor te bereiden, zal het FANC intern een specifieke projectstructuur oprichten, een geëigende projectorganisatie ontwikkelen, bijkomende deskundigen rekruteren met de voor dit project vereiste kwalificaties, contact leggen met buitenlandse instanties die beschikken over specifieke kennis en ervaring met de innovatieve technologieën die in het MYRRHA-project hun toepassing vinden, contacten leggen met andere buitenlandse veiligheidsautoriteiten of kenniscentra voor het uitvoeren van specifieke consultancyopdrachten enzovoort.
Ook de wetenschappelijke raad van het FANC zal initiatieven lanceren om een nauwe opvolging te verzekeren. De buitenlandse knowhow zal noodzakelijkerwijze gezocht worden in landen die beschikken over kernreactoren van het snelle type die gekoeld worden met een mengsel van lood en bismut. Het is bekend dat sommige Russische onderzoekscentra die kennis bezitten.
De kosten van het FANC verbonden aan de prelicentiefase zijn uiteraard ten laste van het SCK. De overeenkomst bevat ook afspraken over de financiering ervan. Een aanpassing van de wettelijke financieringsmodaliteiten van het FANC zal ten gepaste tijde aan het Parlement worden voorgelegd.
Op uw vraag of het FANC momenteel beschikt over de nodige kennis voor het uitvoeren van de prelicentiefase heb ik de vorige keer al vrij uitvoerig en openhartig geantwoord, maar ik heb alle vertrouwen in het proces dat daartoe moet worden opgestart.
13.03 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Ik heb nog twee verduidelijkingsvragen. Betekent het afsluiten van de overeenkomst eveneens dat er vrijdag een raad van bestuur van het FANC heeft plaatsgevonden waar ook uw regeringscommissaris zijn fiat voor de overeenkomst heeft gegeven?
13.04 Minister Annemie Turtelboom: Dat weet ik niet. Ik moet dat nakijken. Het is sowieso ondertekend. Of er voorafgaandelijk een raad van bestuur is geweest…
13.05 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Het lijkt mij in elk geval wel wenselijk, gelet op de problematiek, dat de raad van bestuur zich daarover uitspreekt.
13.06 Minister Annemie Turtelboom: Ik zal het u laten weten.
13.07 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Ik had ook gevraagd of het mogelijk was om de overeenkomst aan het Parlement te bezorgen. Is dat mogelijk?
13.08 Minister Annemie Turtelboom: We zullen u die ten gepaste tijde bezorgen, maar er moet eerst nog overleg over plaatsvinden met de andere collega in de federale regering.
13.09 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Dank u. Ik vermoedde al dat u zou aangeven dat ik met betrekking tot een aantal vragen enigszins in herhaling val. Dat geeft alleen aan hoe relevant…
13.10 Minister Annemie Turtelboom: Zelfkennis is het begin van de wijsheid, mijnheer Calvo.
13.11 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): U hebt mij er zelf op gewezen. Ik vind dat trouwens niet slecht om aan te geven hoe relevant die vergunningsfase van het SCK-project MYRRHA wel is en welke uitdaging dat betekent voor het nucleaire controleagentschap. U hebt het zelf impliciet aangehaald in uw antwoord.
Ik heb het ook gezegd tijdens de commissie van 26 januari en vorige week aan de minister van Energie. Als ik min of meer een idee heb van hoe men die vergunnings- en voorbereidingsfase gaat organiseren, dan maak ik mij echt grote zorgen over de onafhankelijkheid van dat onderzoek. Ik begrijp dat de medewerkers van het FANC een plek zouden moeten krijgen in een projectgroep van het SCK en dat het SCK inspraak vraagt bij de aanduiding van de buitenlandse deskundigen. Het SCK is bijvoorbeeld ook niet meteen vragende partij voor een bijkomende risicoanalyse. Dat zijn allemaal dingen die mij heel erg verontrusten als het gaat over dat voorbereidingsproces. Vergeef mij dus dat ik een beetje in herhaling val. Het zal wellicht ook niet de laatste vraag hierover zijn.
Ik denk echter dat dit een dossier is dat bijzonder veel aandacht verdient, zowel van de minister als van de parlementsleden.
Het incident is gesloten.
14 Question de M. Rachid Madrane à la ministre de l'Intérieur sur "l'insécurité au sein de la STIB" (n° 2818)
14 Vraag van de heer Rachid Madrane aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de onveiligheid bij de MIVB" (nr. 2818)
14.01 Rachid Madrane (PS): Madame la ministre, en quelques jours, plusieurs faits d'insécurité ont eu lieu dans le métro bruxellois et notamment lundi dernier à la station de tram Roi Baudouin.
En réaction à ces faits, l'ensemble des conducteurs de la STIB, tous modes confondus, a arrêté spontanément le travail ce mardi. Dans la foulée, une réunion entre direction et syndicats a été organisée alors que lors de précédents incidents, le personnel avait reçu des promesses pour renforcer la sécurité. Apparemment, des discussions sont toujours en cours pour le moment.
Madame la ministre, il apparaît aussi que la police fédérale, avec le service de sécurité de la STIB, doit assurer la sécurité des voyageurs du réseau de transport en commun bruxellois. Mais d'après les informations qui me sont parvenues, les effectifs de la police présents sur le terrain ne sont pas suffisants pour assurer cette mission de sécurité.
Je voudrais savoir si des initiatives avaient été prises pour assurer une plus grande présence de la police fédérale au sein du réseau de la STIB.
Ce qui me préoccupe particulièrement, c'est qu'il me semble qu'il avait été décidé de transférer 100 militaires vers les effectifs de la police fédérale afin de renforcer la sécurité à Bruxelles
Pouvez-vous me dire où on en est dans ce dossier? Des initiatives ont-elles été prises? Avez-vous déjà eu ou allez-vous avoir une concertation avec le ministre de la Défense à ce sujet?
Le problème est extrêmement important à Bruxelles et je ne comprends pas pourquoi les décisions prises n'ont toujours pas exécutées.
14.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, chers collègues, j'ai appris qu'un accord était intervenu hier entre la direction de la STIB et les syndicats, notamment pour embaucher temporairement des vigiles privés dans l'attente d'un renforcement structurel du personnel de sécurité de la STIB.
En ce qui concerne la police fédérale, il existe un service de police spécialisé chargé de la sécurité, de la qualité de vie et de l'appui policier dans le cadre du transport de personnes et de biens par rail. Il s'agit de la police des Chemins de fer. Elle remplit cette mission en exerçant les fonctions de police de base sur son terrain particulier: le chemin de fer belge, le métro et le pré-métro bruxellois. Elle n'est donc pas chargée du reste du réseau de la STIB qui ressort des compétences des différentes zones de police locale.
L'effectif réel est actuellement de 248 personnes. L'intervention sur le réseau du métro est divisée en trois secteurs de patrouille. Dans chaque secteur, une équipe patrouille dans le réseau à pied pendant les heures d'ouverture du métro. Une équipe de réserve en véhicule se tient prête à renforcer les autres équipes. Une équipe en véhicule se charge du transfert et de l'administration en cas d'interception par une équipe en patrouille. S'il n'y a pas de transfert à assurer, cette équipe patrouille aussi. En cas de besoin urgent, deux à trois équipes orientées vers le chemin de fer bruxellois peuvent également renforcer le métro.
Le SPC Bruxelles met tout en œuvre pour une utilisation optimale de cet effet au profit de la sécurité dans le métro, en étroite collaboration avec le service de sécurité de la STIB et avec les zones de police et ce, grâce à la coordination assurée par les directeurs coordinateurs de Bruxelles et au renfort quasi quotidien de policiers de son corps d'intervention.
On peut ainsi compter sur un renfort quasi quotidien de deux à neuf policiers. En plus de ces patrouilles, des équipes spécifiques renforcent la présence policière dans le métro: les équipes orientées sur les vols à la tire ou d'autres phénomènes, les équipes du team STA qui s'orientent vers les habitants de rue et les équipes maîtres-chiens. Il faut également compter avec les policiers de la réserve fédérale qui sont régulièrement mis à disposition (neuf policiers). Ceci est le cas principalement le soir après 20 h 00 et pendant le week-end.
À la suite des signaux donnés par le personnel de la STIB, le SPC Bruxelles a déjà pris l'initiative d'organiser des actions supplémentaires en étroite collaboration avec le CIK et la STIB. Depuis début février 2011, 22 actions ont ainsi été organisées. Jusque fin mars, 40 actions similaires sont planifiées. Il s'agit aussi bien d'actions préventives que d'actions plus répressives.
Enfin, je rappelle l'accord politique de transférer 100 militaires vers le DirCo de Bruxelles. Il s'agit d'une bonne mesure offrant à Bruxelles un renfort policier structurel.
Maintenant que la base légale a été complétée par la loi du 30 décembre 2010, j'insiste pour que l'exécution de la mesure soit accélérée et que tout le monde reste fidèle aux accords pris. Il faut donc finaliser l'arrêté royal en cosignature avec mon collègue de la Défense et organiser conjointement les sessions d'informations. De mon côté, j'ai déjà donné les instructions nécessaires à mes services.
14.03 Rachid Madrane (PS): Une nouvelle fois je remercie la ministre pour la précision et la qualité de sa réponse. J'ai obtenu un tas d'éléments que je n'avais pas du tout lorsque j'ai essayé de creuser.
La fin de la réponse m'intéresse particulièrement: "Il faut accélérer l'exécution (…) et il est important que tout le monde soit fidèle à l'accord". Je pense que je vais interpeller le ministre de la Défense pour m'assurer que tout cela avance car à mon avis, de ce côté, il y a peut-être des choses à accélérer.
Het incident is gesloten.
15 Question de M. Georges Gilkinet à la ministre de l'Intérieur sur "la grève du central 100 à Namur" (n° 2819)
15 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de staking bij de 100-centrale te Namen" (nr. 2819)
15.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, comme vous le savez, face au manque d'information quant à leur futur statut, les membres du service 100 de Namur ont entamé un mouvement de grève ce lundi 7 février 2011 qui, heureusement, ne concerne que leurs tâches administratives et la poursuite de la migration dans le nouveau système et non le service aux citoyens qui peuvent toujours être secourus en cas de problèmes. Il est à noter que leur mission est bien plus large que la ville de Namur, puisqu'elle couvre également une partie des provinces du Brabant wallon et de Liège.
Je vous avais déjà interrogé sur le sujet en janvier 2010, à la suite d'un premier mouvement d'humeur des concernés, insistant dans ma réplique sur le fait que la nervosité des travailleurs découlait sans doute d'un manque de communication au sujet de la nature de cette réforme et de l'évolution de la situation. Je vous avais alors encouragée à travailler à l'amélioration de cette communication.
J'ai bien pris note de la réponse que vous avez apportée mercredi dernier à mon collègue, M. Bastin. Étant dans une autre commission, je n'ai pas pu me joindre à son questionnement. Je constate cependant que, sur le terrain, la grève continue et que les travailleurs estiment que le ministère de l'Intérieur ne fait aucun effort pour les informer. Ceci figurait d'ailleurs encore dans la presse namuroise de ce lundi.
Madame la ministre, pouvez-vous m'indiquer ce que vous avez entrepris ou ce que vous allez entreprendre à très court terme pour rassurer les concernés quant à leur statut futur? Des réunions d'information seront-elles organisées prochainement? Pour ce qui concerne le conflit juridique avec la ville de Namur relatif à la participation fédérale au financement de ce central 100, l'affaire en justice ne pourrit-elle pas la situation? Ne serait-il pas utile d'envisager un règlement à l'amiable et le paiement par l'État fédéral des sommes prévues par le premier jugement? Qu'allez-vous entreprendre pour favoriser la résolution de ce conflit?
15.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, monsieur Gilkinet, la réduction des différents statuts entre les préposés et les opérateurs fédéraux par la fédéralisation du personnel communal est à l'étude. C'est la raison pour laquelle j'ai proposé au gouvernement de poursuivre ses travaux relatifs à la fédéralisation. Mes services travaillent de manière intense à la préparation de la fédéralisation du personnel des centres de secours 100. Des projets d'arrêtés royaux exécutant cette fédéralisation ont été élaborés et font l'objet pour l'instant d'une concertation politique. Quand un accord politique aura été trouvé sur les textes, la concertation syndicale pourra alors débuter. Les opérateurs seront évidemment informés de l'évolution du dossier.
Nous savons que cette fédéralisation est l'une des clés de la réussite de la migration des centres 100 et il me paraît bien légitime que les opérateurs communaux soient rassurés au plus vite. C'est pourquoi nous nous employons à convaincre chacun de nos partenaires qu'elle doit se faire de la manière la plus harmonieuse possible. Les opérateurs seront informés le plus rapidement possible, dès l'aboutissement de la réglementation.
Le contentieux avec la ville de Namur est toujours en cours. Le premier jugement est favorable à la ville de Namur mais n'est pas définitif puisque le juge doit encore se prononcer sur le montant. Nous évaluerons alors la situation.
15.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, je suis moins convaincu par votre réponse que mon collègue M. Bastin la semaine passée. C'est exactement la même réponse que vous lui aviez donnée.
15.04 Annemie Turtelboom, ministre: C'est la même question! Monsieur le président, ce dossier ne peut pas avancer en deux ou trois jours et je ne pourrais pas donner une réponse totalement différente quelques jours après.
15.05 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): J'en viens donc à ma réplique. Je sais que la situation n'est pas facile, du fait des affaires courantes, des engagements budgétaires qui sont liés à cette réforme mais si vous attendez d'avoir abouti, dans je ne sais combien de semaines ou de mois, avant d'informer les travailleurs que les travaux sont en cours, comme vous venez de nous le dire, on risque de voir la grève se poursuivre dans ce centre 100 à Namur et faire tache d'huile dans d'autres centres 100. Les travailleurs peuvent tout à fait comprendre si vos services les informent que vous cherchez des solutions, qu'il y a des propositions mais pas encore d'accord politique, qui est empêché par les affaires courantes. On peut leur demander de prendre leur mal en patience et leur assurer qu'on travaille à la meilleure solution.
Le problème est un manque de communication envers les intéressés qui comme d'autres citoyens sont inquiets de la situation. S'il y avait une démarche de votre part, de la part de vos services pour les informer, ce serait de nature à apaiser leurs craintes.
Aucun responsable politique ne peut être satisfait en constatant qu'un service 100 est en grève.
Pour ce qui concerne le conflit avec la Ville de Namur, l'État fédéral a décidé d'aller en appel de la décision de justice qui le condamnait en première instance. Or, si l'argent est dû à la Ville de Namur au motif qu'elle a surinvesti ce service, l'État fédéral doit le lui verser, affaires courantes ou non.
15.06 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, pour être claire, je suis venue au parlement la semaine dernière avec un projet de loi-cadre (n° 112). Nous sommes en train de voir au sein du gouvernement ce que nous pouvons proposer au personnel du service 100. Nous nous occupons sérieusement du dossier, mais il faut comprendre que le gouvernement est, depuis huit mois, en affaires courantes et qu'il est normal que j'obtienne l'accord de mes collègues. J'ai dit en juillet qu'il fallait prendre ses responsabilités à un moment donné. Mon cabinet s'attelle à débloquer la situation à Namur, mais aussi à rendre applicable la fédéralisation du statut qui a été votée au parlement en décembre 2009.
15.07 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, personnellement, je puis tout à fait comprendre et même prendre mes responsabilités de parlementaire pour vous aider à trouver une solution si vous n'obtenez pas l'accord du gouvernement. Mais j'essaie de vous dire que si les travailleurs concernés étaient simplement informés de la situation, y compris des difficultés politiques, et qu'une démarche émanait du SPF Intérieur pour le leur expliquer, mais en leur promettant de faire preuve d'énergie pour aboutir, ils ne diraient plus que le ministère de l'Intérieur ne fait aucun effort pour les informer. Et peut-être la grève s'achèverait-elle au bénéfice d'un climat de travail et de service aux citoyens plus serein et plus efficace.
L'incident est clos.
Voorzitter: Jan Van Esbroeck.
Président: Jan
Van Esbroeck.
16 Vraag van de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het optreden tegen overlast door jongeren in Elsene" (nr. 2747)
16 Question de M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "la répression des incivilités commises par des jeunes à Ixelles" (n° 2747)
16.01 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de voorzitter, het is zo dat blijkbaar reeds meerdere maanden de bewoners van een appartementsgebouw in Elsene gelegen boven de parking Tulipe en de nabijgelegen handelszaken het slachtoffer zijn van vernielingen en bedreigingen door jongerenbendes, die zouden verzamelen in de gangen en de kelders van het gebouw. Verschillende feiten worden gemeld, onder andere ook druggebruik in de weekendnachten maar vooral vernielingen en dergelijke.
De bewoners laken het vermeende lakse optreden van de overheid en de politiediensten. Niettegenstaande dat het politiecommissariaat vlakbij gelegen is, zouden interventies veel te lang op zich laten wachten, wij spreken nu echt wel over interventietermijnen van meer dan een halfuur. Zij hebben in dat kader trouwens ook een petitie overhandigd aan de burgemeester. In het algemeen klagen zij vooral de straffeloosheid en onveiligheid aan.
Mevrouw de minister, kunt u een overzicht geven van de feiten van de laatste zes maanden in die specifieke buurt en de tussenkomsten van de politie?
Welke maatregelen hebben de bevoegde overheden en de politie concreet genomen om een halt toe te roepen aan de overlast? Hoeveel politieploegen zijn actief in de buurt, zowel overdag als 's nachts?
Bent u van oordeel dat ook hier een nultolerantie moet of kan worden toegepast?
16.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, de korpschef van de lokale politie Brussel-Hoofdstad-Elsene bezorgde mij een overzicht van de feiten die werden gepleegd in de wijde omgeving van de Tulpstraat te Elsene tussen juli 2010 en januari 2011. Ik zal het u ook bezorgen, maar ik ga ze niet allemaal overlopen. Het gaat over urineren of spuwen op de weg, drie feiten; sluikstorten, één feit; onrechtmatig aanplakken van affiches, vier feiten enzovoort. Ik zal u het overzicht geven.
De lokale politie is zich bewust van de problematiek in en rond de parking. Er werden acties uitgevoerd en er worden nog nieuwe gepland. Het wijkteam is heel intensief aanwezig op deze plaats. Er zijn zes ploegen 24 uur op 24 actief op het grondgebied van de gemeente Elsene, waarvan er drie zeer snel kunnen reageren op feiten die zich tussen 07 u 00 en 22 u 00 voordoen in de specifieke buurten.
Ik moet wel zeggen dat het bestrijden van overlast in eerste instantie een taak is van de lokale politie. Ik ga ervan uit dat zij die situatie beheerst. Ik heb op dit ogenblik nog geen enkele vraag bekomen met betrekking tot het invoeren of toepassen van de nultolerantie noch een vraag over dit specifieke geval met betrekking tot steun.
Ik moet u echter wel zeggen, en dat is toch van belang, dat op het moment dat we de nultolerantie hebben ingevoerd in Anderlecht, dat ook gebeurde met de duidelijke steun van de lokale politie en de lokale autoriteiten. Het initiatief start bij wijze van spreken bij hen, waarna we de steun kunnen verlenen die nodig is.
16.03 Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de minister, de bewoners denken er vooralsnog iets anders over dan blijkt uit de informatie die u hebt gekregen van de lokale politie en overheden. Ik ben ervan overtuigd dat uw invloed en uw bevragingen bij de lokale overheid, er ongetwijfeld toe zullen leiden dat er snel en efficiënt zal worden ingegrepen in de toekomst. We zullen dat nader opvolgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.59 uur.
La réunion publique de commission est levée à 15.59 heures.