Commission de la Justice |
Commissie
voor de Justitie |
du Mardi 15 février 2011 Namiddag ______ |
van Dinsdag 15 februari 2011 Après-midi ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.07 uur en voorgezeten door mevrouw Sarah Smeyers.
La séance est ouverte à 14.07 heures et présidée par Mme Sarah Smeyers.
01 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het statuut van pleegouders" (nr. 2351)
01 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le statut des parents d'accueil" (n° 2351)
01.01 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, het thema is niet nieuw, wij hebben reeds een aantal keren van gedachten gewisseld over het statuut van pleegouders, zowel naar aanleiding van de bespreking van uw beleidsnota van 2009 als naar aanleiding van een aantal parlementaire vragen.
Mijn vorige vraag dateert van een jaar geleden, van februari 2010. Toen liet u weten dat er een voorstel klaar was, na moeilijk overleg met de Gemeenschappen, moeilijk omdat er volgens u een verschil in benadering bleek te zijn tussen het gemeenschapsniveau en het federale niveau. U hebt toen ook gezegd dat de tekst alleen nog moest besproken worden tijdens een interkabinettenwerkgroep.
Intussen zijn wij een jaar verder, is er de val van de regering geweest en is ze in lopende zaken. Misschien kunt u echter toch een tipje van de sluier lichten en mij antwoorden of er een tekst klaar was voor de Ministerraad. Zo ja, wat was de inhoud daarvan? Zo neen, indien er niets klaar was, wat waren de redenen hiervoor?
01.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: De tekst kon inderdaad niet meer worden voorgelegd aan de Ministerraad. In de loop van het jaar 2010 heeft een partij beslist om de regering niet meer te steunen en daardoor kon het betreffende dossier niet bij de Ministerraad ingediend worden. Ik lees in mijn antwoord op uw vraag van februari 2010 dat het dossier toen werd voorbereid voor een onderhoud tussen de kabinetten en mijzelf. Bij die voorbereiding zou ik het niet nalaten om rekening te houden met reeds geformuleerde opmerkingen.
In een later stadium kwamen de administratie van mijn kabinet en de werkgroepen van de kabinetten samen in kader van het grote project van de familierechtbank. Ik had toen graag kunnen voorzien in een beperkt statuut voor de pleegouders. Immers, de invoering van een volwaardig statuut zou op korte termijn zeker onmogelijk geweest zijn, in tegenstelling tot de toekenning van enkele modaliteiten aan de pleegouders omtrent de uitoefening van het ouderlijk gezag. Een daarvan is het vermoeden van toestemming van de ouder die het wettelijk gezag heeft, aangaande enkele door de pleegouders genomen beslissingen in welomkaderde situaties.
Ik was destijds ook in heel nauw contact met de belangengroepen van de pleegouders aan beide taalgrenzen. Zij zijn terecht vragende partij voor die beperkte modaliteiten.
Indien de regering niet in lopende zaken was beland – ikzelf was ter zake zeker geen vragende partij –, waren wij eruit geraakt en stonden wij nu minstens veel verder. De situatie is naar mijn mening heel jammer voor alle betrokkenen die zich dag in dag uit voor hun pleegkind engageren.
01.03 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor de stand van zaken.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de opdracht van de justitieassistenten in het kader van de wet op het gelijk verdeeld verblijf" (nr. 2727)
02 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la mission des assistants de justice dans le cadre de la loi sur l'hébergement partagé" (n° 2727)
02.01 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, de maatschappelijke onderzoeken die door justitieassistenten worden uitgevoerd, hebben de bedoeling om de rechter te adviseren met betrekking tot onder andere het ouderlijk gezag en het verblijf voor kinderen van wie de ouders niet langer samenleven.
De wet op het gelijkverdeeld verblijf, of de gelijkmatig verdeelde huisvesting, zoals het letterlijk in het Burgerlijk Wetboek staat, is ondertussen bijna vijf jaar in werking. Deze wet voert voor het eerst twee verblijfsystemen in, namelijk het gelijkverdeeld en het ongelijkverdeeld verblijf. De wet dient door de justitieassistenten in het licht van hun onderzoeken heel regelmatig afgetoetst te worden.
In een antwoord van een eerdere vraag van mij, die ik een jaar geleden heb gesteld, hebt u de evolutie geschetst van het aantal burgerrechtelijke opdrachten vanaf 2006 tot 2009. Er was toen sprake van een lichte stijging tot 2008 en een daling tussen 2008 en 2009.
Misschien wordt die daling veroorzaakt doordat de opdracht om dergelijke onderzoeken uit te voeren meer aan derden wordt gegeven. Het is mogelijk dat de rechtbank een psycholoog, of iemand anders uit die beroepscategorie, aanstelt om een verslag te maken. Dat komt omdat er soms heel lange wachttijden zijn bij de justitiehuizen om een maatschappelijk onderzoek te verkrijgen. U hebt in uw antwoord toen ook verwezen naar een aantal principes die de justitieassistenten hanteren. U hebt gezegd dat het gelijkverdeeld verblijf niet de norm is. Men vertrekt niet van het gelijkverdeeld verblijf.
Ik wil u het volgende vragen. Beschikt u ten eerste over de cijfers in voorliggende materie voor het jaar 2010? Hebt u, ten tweede, zicht op de huidige wachttijden om een maatschappelijk onderzoek te bekomen van de justitiehuizen? Ten derde, wat zijn volgens u de redenen die aan de basis liggen van de geschetste evolutie? Ten vierde, zou het niet mogelijk zijn om de maatschappelijke onderzoeken beknopter te houden, zodat ze sneller kunnen verlopen?
02.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw de voorzitter, wat de eerste vraag betreft, heb ik de gegevens opgevraagd. Ik heb de nuttige informatie echter nog niet ontvangen. Ik durf u te suggereren om vragen met het oog op het bekomen van cijfergegevens via een schriftelijke vraag te formuleren. Ik heb de vraag doorgestuurd en van zodra ik de informatie zal krijgen, zal ik ze u natuurlijk bezorgen. Maar nu heb ik ze nog niet ter beschikking.
Ten tweede, gelet op de korte tijdsspanne tussen het ontvangen van uw vraag en deze commissievergadering, kan ik op de tweede vraag nog geen antwoord geven. De derde vraag hangt natuurlijk samen met de vragen 1 en 2 en die moeten natuurlijk samen beantwoord worden.
Wat uw vierde vraag betreft, de suggestie as such. Ik ben geen voorstander van uw suggestie om aan de assistenten te vragen de maatschappelijke verslagen in te korten. Alvorens verder in te gaan op uw vraag, wens ik te benadrukken dat de justitiehuizen en de sociale enquêteurs bij de sociale diensten van de jeugdrechtbanken voortreffelijk werk leveren. Ze zijn ook het beste geplaatst om te weten wat een verslag moet stofferen. Vergeten we ook niet dat zij de ogen van de rechter zijn en de rechter op de meest adequate manier geïnformeerd dient te worden.
Het kan toch niet de bedoeling zijn om aan deze informatievergaring afbreuk te doen. Ik denk overigens dat de justitiehuizen en de rechters samen de dagelijkse praktijk evalueren en aftoetsen. De oplossing ligt zeker niet in het formuleren van directieven aan de justitiehuizen om kortere verslagen op te maken. Misschien bereiken we op die manier wel dat er meer verslagen kunnen worden geschreven, maar dan misschien wel steeds opnieuw voor dezelfde gezinnen, aangezien zij naar aanleiding van een eerste verslag beoordeeld werden door een rechter die niet over alle noodzakelijke en nuttige kennis over het gezin in kwestie beschikte.
Dat kan toch niet de bedoeling zijn.
De wachttijden met betrekking tot de maatschappelijke onderzoeken kunnen het best verholpen worden door de installatie van een familie- en jeugdrechtbank. De aandacht voor bemiddeling, voor specialisatie van de rechters en voor het bundelen van alle problemen van een gezin in hun familiedossier bij één en dezelfde rechter, kan enkel leiden tot een vermindering van het familiale contentieux.
Ik zeg dat niet als enige. Ook cijfers van universitaire onderzoeken lijken in die richting te gaan. Dat is ook een van de redenen waarom wij voortdurend werken aan dat dossier.
02.03 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Ik dank de staatssecretaris en noteer dat ik het antwoord moet afwachten op de eerste drie vragen en daaromtrent dus geen nieuwe schriftelijke vraag moet indienen.
02.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Ik beschouw het als een schriftelijke vraag en ik zal u dat bezorgen.
02.05 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Omtrent de maatschappelijke onderzoeken zelf deel ik niet echt uw mening, mijnheer de staatssecretaris.
Ik discussieer niet over het feit dat er voortreffelijk werk geleverd wordt. Volgens mij zou het in sommige dossiers wel opportuun zijn een lightversie van het maatschappelijk onderzoek te bevelen en uit te voeren.
Vandaag is het zo dat altijd heel uitvoerig verslag wordt uitgebracht. Men begint bij de geboortedatum, dan de geboorteplaats van vader en moeder en vervolgens wordt de hele levensgeschiedenis geschetst. Mijns inziens zou dat in bepaalde dossiers niet zo uitvoerig moeten gebeuren. Door beknopter te zijn en een andere werkwijze te hanteren, zou een vlottere afhandeling van burgerrechtelijke opdrachten mogelijk kunnen worden. Dat is mijn mening. U hebt er een andere. We zullen zien wat de toekomst brengt.
L'incident est clos.
03 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de strijd tegen internationale kinderontvoeringen" (nr. 2728)
03 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la lutte contre les rapts parentaux internationaux" (n° 2728)
03.01 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, de strijd tegen kinderontvoeringen is altijd een punt geweest in uw beleidsnota’s. Overtuigd van de talrijke voordelen van internationale bemiddeling in familiezaken en kinderontvoeringen, heeft u aangekondigd twee werkgroepen op te richten met de verschillende betrokken actoren, waaronder de centrale federale overheid, internationale familiale bemiddelaars, advocaten, magistraten en vertegenwoordigers van het parket. Deze werkgroepen zouden denkpistes uitwerken voor de bevordering van de bemiddeling in familiezaken in een Europees en internationaal kader, zowel op het vlak van opleiding als op procedureel vlak. U zou het naar aanleiding van het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie op de agenda plaatsen.
In België zijn er jaarlijks ongeveer 400 nieuwe gevallen van kinderontvoering. De evaluatie van deze cijfers blijft onzeker in functie van de definitie die aan ontvoering wordt gegeven en de verschillende bronnen waaruit deze cijfers momenteel voortkomen. Er werd een statistische werkgroep opgericht om te zorgen voor de harmonisatie van deze cijfers en de centralisatie ervan bij de centrale federale overheid. Daarnaast zijn de ouders die het slachtoffer zijn van internationale kinderontvoering vaak niet goed op de hoogte van de bestaande werking en de organisatie van de centrale federale overheid. Ook op dat vlak had u gezegd initiatieven te nemen.
Hoeveel kinderontvoeringen waren er in 2009 en 2010?
Wat is de stand van zaken van de werkzaamheden van die werkgroepen? Hoe evalueert u het Belgisch voorzitterschap op dit vlak?
Welke acties werden er ondernomen om de zichtbaarheid van de Federale Centrale Autoriteit te verbeteren?
03.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw de voorzitter, met betrekking tot de Centrale Autoriteit kan ik u meedelen dat er in 2009 151 dossiers werden geopend die betrekking hadden op 221 kinderen. In 2010 werden er 136 dossiers geopend die betrekking hadden op 184 kinderen.
Naast deze cijfers van de FOD Justitie, zijn er ook de dossiers van de FOD Buitenlandse Zaken, Child Focus en de gerechtelijke autoriteiten.
De werkgroep Politieke Bemiddeling kwam tussen juni 2009 en februari 2010 op gezette tijden samen. De werkgroep werkte een model en een procedure uit met het oog op de toepassing van internationale familiale bemiddeling in het geval van kinderontvoering.
Dit model kan worden toegepast zowel binnen de EU als in situaties waarin het kind in een derde land wordt ontvoerd, of dit nu medeondertekenaar is van het verdrag van Den Haag of niet.
Het model houdt rekening met de toepasbare juridische instrumenten, met name inzake de proceduretermijnen.
Bij wijze van test steun ik momenteel 15 proefprojecten waarin het model wordt toegepast. Deze proefprojecten zullen vervolgens worden geëvalueerd.
De werkgroep Vorming komt eveneens regelmatig samen en werkt aan de oprichting van een erkend en specifiek programma voor de vorming van de officiële erkenning van familiale bemiddelaars voor de gevallen van internationale kinderontvoering.
In afwachting van het realiseren van een specifieke opleiding op grote schaal heeft de werkgroep een lijst van familiale bemiddelaars opgesteld die in deze gevallen tussenbeide kunnen komen. Ook werden voor hen korte vormingen georganiseerd.
De werkgroep Vorming werkt eveneens in goede verstandhouding met het door de Europese Commissie gesteunde project van Child Focus om op middellange termijn een Europese opleiding in internationale familiale bemiddeling uit te werken alsook een Europees netwerk van internationale familiale bemiddelaars.
Op het vlak van internationale familiale bemiddeling ben ik van mening dat de oorspronkelijk beoogde doelstellingen bereikt zijn. Zo werd op het seminarie van 14 oktober 2010 na voorafgaand overleg en na verrijkende gedachtewisselingen met de Europese Commissie, het Europees Parlement, de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht en de lidstaten een aantal conclusies aangenomen met het oog op de voorbereiding van bemiddeling bij kinderontvoering.
Deze conclusies werden vervolgens hernomen bij de JBZ-Raad van 3 december 2010 die hiervan akte genomen heeft.
Een van de conclusies die u in bijlage kunt lezen en waarvan een Franse, Nederlandse en Engelse versie bestaat, beoogt de oprichting van een specifieke werkgroep binnen het Europees gerechtelijk netwerk inzake burgerlijke en commerciële zaken. Naar aanleiding van de jaarlijkse vergadering van dit netwerk op 21 januari 2011 werd deze Europese werkgroep opgericht. Hij zal met name zijn samengesteld uit de centrale overheden en zal zich kunnen beraden bij de Europese bemiddelaars, verbintenisrechters of gespecialiseerde organisaties. De groep zal voorstellen formuleren aan de Raad en de Commissie betreffende de meest geschikte en doeltreffende middelen ter bevordering van de internationale familiale bemiddeling in deze pijnlijke situaties. Momenteel hebben het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Frankrijk, Spanje, Duitsland en België hun deelname aan deze werkzaamheden reeds bevestigd. Op voorstel van de Commissie zal België het voorzitterschap op zich nemen. De werkgroep kan later nog met andere landen worden uitgebreid.
Er werden de voorbije jaren reeds een aantal initiatieven ondernomen om de zichtbaarheid van de Centrale Autoriteit als federaal aanspreekpunt voor internationale parentale kinderontvoeringen te verbeteren. Als initiatieven kunnen opgesomd worden: het beschikbaar stellen van een internetpagina met alle nuttige informatie op de site van de FOD Justitie onder de rubriek “Justitie van a tot z” en het vermelden van het telefoonnummer van de Centrale Autoriteit als federaal aanspreekpunt in het telefoonboek van Belgacom. Hierbij kan vermeld worden dat er een telefonische dienstwaarneming is van 24 uur op 24. Deze dienstwaarneming wordt gewaarborgd door de personeelsleden van het directoraat-generaal Wetgeving van de FOD Justitie. Zij hebben daartoe een opleiding gekregen waardoor zij aan ouders die slachtoffer zijn eerstelijnsbijstand kunnen verlenen. Ook een specifieke mailbox werd in gebruik genomen, kinderontvoering@just.fgov.be, rapt-parental@just.fgov.be, die elke dag wordt gecontroleerd. Een follow-up gebeurt door de juristen van de Centrale Autoriteit.
03.03 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Ik dank de staatssecretaris voor zijn uitvoerig antwoord en de stand van zaken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 2307 van mevrouw Van Cauter is omgezet in een schriftelijke vraag. Met mijn excuses, maar ik vrees dat staatssecretaris Devlies voor niets naar hier is gekomen. Vraag nr. 2617 van de heer Madrane is omgezet in een schriftelijke vraag en mevrouw Boulet, voor vraag nr. 2575, is niet aanwezig.
De behandeling van de vragen en interpellaties eindigt om 14.27 uur.
Le développement des questions et interpellations se termine à 14.27 heures.