Commission de l'Infrastructure, des Communications
et des Entreprises publiques |
Commissie
voor de Infrastructuur, het Verkeer en de Overheidsbedrijven |
du Mardi 1 février 2011 Après-midi ______ |
van Dinsdag 1 februari 2011 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.25 uur en voorgezeten door mevrouw Maggie De Block.
La séance est ouverte à 14.25 heures et présidée par Mme Maggie De Block.
01 Vraag van de heer Raf Terwingen aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "dataretentie" (nr. 1298)
01 Question de M. Raf Terwingen au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la rétention des données" (n° 1298)
01.01 Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de minister, op dit ogenblik wordt in verschillende Europese landen gewerkt aan de omzetting van de EU-richtlijn inzake het bewaren van communicatie- en locatiegegevens. U zult het met mij eens zijn, ook als liberaal politicus, dat het een zeer belangrijk werkstuk is, omdat in zo’n databank natuurlijk de gegevens van alle Belgen terechtkomen, namelijk met wie zij hebben getelefoneerd of getelecommuniceerd.
Heel wat elementaire waarden moeten beschermd worden bij de verdere afstemming en omzetting van die Europese richtlijn. Er moeten duidelijke afspraken gemaakt worden over wat vastgelegd moet worden en hoe het vastgelegd moet worden. De operatoren die moeten zorgen voor de uitvoering van de richtlijn, hebben hierdoor ook bepaalde kosten. In België zijn er op dit ogenblik enkele tientallen telecomoperatoren actief. Er zijn grote en kleine operatoren en de meeste kleine operatoren hebben niet dezelfde focus als de grote wanneer het gaat over stevige ICT-veiligheid.
Ik meen dat het schoentje daar wel eens kan knellen. Wij moeten er oog voor hebben de verschillende telecomoperatoren op elkaar af te stemmen en een regeling uitwerken die voor alle operatoren geldt, waardoor alle operatoren de ,juiste gegevens bijhouden.
Mijnheer de minister, de lidstaten waren er door de Europese Commissie toe gehouden tegen 15 september 2010 een binnenlandse evaluatie te houden en de Commissie te contacteren, zodat die kon instaan voor de evaluatie van haar richtlijn en eventuele bijsturingen kon doen.
Mijn collega Roel Deseyn heeft er in het verleden al dikwijls op gehamerd dat er beveiligingsrisico’s zijn, zeker bij kleinere operatoren.
Een jaar geleden hebt u gemeld dat u van start was gegaan met een studie naar de kosten die voortvloeien uit de omzetting van de Europese richtlijn inzake het bewaren van communicatie- en locatiegegevens. Mijn vragen hebben dan ook te maken met die punten, mijnheer de minister.
Ten eerste, hoe zal het BIPT erop toezien dat de hogere referentiemaatregelen worden nageleefd?
Ten tweede, welke aanbevelingen hebt u, als Belgisch bevoegd minister, na de evaluatie doorgespeeld aan de Europese Commissie, zodat zij daar rekening mee kan houden en de richtlijn eventueel bijgestuurd wordt?
Ten derde, welk standpunt nam België tot nu toe in, onder Belgisch EU-voorzitterschap, inzake de evaluatie en herziening van de retentierichtlijn?
Ten vierde, wat zijn de resultaten van de studie inzake de kostprijsberekening, die u een jaar geleden aankondigde, vooral voor de kleinere operatoren, die ook de dataretentierichtlijn moeten naleven.
Ten vijfde, wat is de stand van zaken van de gesprekken met de operatoren om de totale factuur van de medewerkingplicht bij gerechtelijke onderzoeken te bekijken? Daar heb ik al eerder een vraag over gesteld.
Het kost natuurlijk geld om af te luisteren. Daar heeft men de operatoren voor nodig. In andere landen wordt de kostprijs ten laste gelegd van de operatoren en gebeurt het gratis voor Justitie. Ik herinner mij dat het in ons land in de tientallen miljoenen loopt om de bewuste gegevens te krijgen via de operatoren. Ook daarover zou u opnieuw onderhandelen?
Ik dank u alvast voor uw antwoord.
01.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitter, collega’s, het toezicht op de naleving van de door de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer opgestelde lijst van referentiemaatregelen die van toepassing kunnen zijn op de beveiliging van de verwerking van persoonsgegevens behoort niet tot de bevoegdheden van het instituut. In het raam van de omzetting van het nieuwe artikel 13a van de kaderrichtlijn, die moet gebeuren vóór mei 2011, wordt in de ontwerptekst in een interactie voorzien tussen het instituut en de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer. Deze tekst zal binnenkort worden onderworpen aan een openbare consultatie.
Uit de informatie die ik van het BIPT kreeg, blijkt dat de FOD Justitie een aantal elementen heeft overgezonden aan de Europese Commissie inzake het gebruik van data die op basis van de dataretentierichtlijn worden bijgehouden. Voor zover bekend was het doel hiervan het nut van deze gegevens en hun bewaartermijn te toetsen aan wat in de dataretentierichtlijn wordt opgelegd.
Aangezien het onderwerp van de dataretentierichtlijn niet op de agenda stond van het Belgisch voorzitterschap in mijn afdeling Telecommunicatie werd hieromtrent geen stelling ingenomen. De consultatie heeft aangetoond dat voor een aantal dataretentieproducten die door de operatoren wordt geleverd als antwoord op vorderingen van de gerechtelijke diensten, de door de overheid betaalde bedragen kunnen worden verlaagd. Ook is vastgesteld dat door het toepassen van efficiënte processen de kosten nog verder kunnen worden gedrukt. Het lineaire verlagen van alle tarieven die vermeld worden in het koninklijk besluit dat de mededelingsplicht van de operatoren regelt, is niet aangewezen daar het de operatoren er niet toe aanzet om efficiëntere processen te implementeren.
Het instituut neemt naar aanleiding van de gehouden consultatie van de sector betreffende de dataretentie deel aan een werkgroep met de gerechtelijke diensten, de Veiligheid van de Staat en de operatoren. Deze werkgroep behandelt dataretentie en de medewerkingsplicht van de operatoren. Deze werkgroep heeft in 2010 vergaderingen gepland op 17 november, 2 en 15 december. Verdere vergaderingen zullen in de toekomst worden gepland naar aanleiding van de noodwendigheden.
De minister van Justitie zal een nieuw koninklijk besluit dat de medewerkingsplicht van de operatoren regelt, binnenkort voorleggen aan de Ministerraad. Parallel daaraan zal het instituut werken aan een nieuw kostenmodel, rekening houdend met de nieuwe verplichtingen van de operatoren die voortvloeien uit de omzetting van de dataretentierichtlijn. Dit is in het bijzonder van belang omdat de nieuwe verplichtingen zich in het bijzonder toespitsen op IP-gebaseerde diensten, wat zowel voor de overheid als de operatoren een volledig nieuw gegeven is.
01.03 Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord waarvan ik misschien niet veel heb begrepen. Dat zal wel aan mij liggen, ik zal het verslag daaromtrent nalezen.
Ik heb enkel geen antwoord gehoord op mijn vragen maar ook dat zal uit het verslag misschien blijken. Het was mij niet heel duidelijk wat hier allemaal opgesomd werd. Ik begrijp wel dat de FOD Justitie blijkbaar wel een overzicht heeft bezorgd van een aantal opmerkingen over de dataretentie aan de Europese instellingen.
Ik zal het verslag erop nalezen, u hoeft er verder geen uitleg over te verschaffen. Ik hoop dat het dan duidelijker zal zijn.
01.04 Minister Vincent Van Quickenborne: In dit dossier heeft FOD Justitie de leiding en verlenen wij assistentie. Zoals ik gezegd heb, gebeurt de interactie met de Europese instanties door de FOD Justitie. Het is ook Justitie dat in het Parlement verantwoordelijk is voor de omzetting van de dataretentierichtlijn. Die zal aan bod komen in de commissie voor de Justitie en niet in de commissie voor de Infrastructuur. Vandaar dat wij alleen informatie kunnen geven die rechtstreeks betrekking heeft op het instituut en voor de rest informatie die we zijdelings hebben verworven.
01.05 Raf Terwingen (CD&V): Dan zal ik de minister voor Justitie dezelfde vraag stellen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vragen nr. 1497 en nr. 1498 van de heer Van den Bergh zijn ingetrokken.
02 Vraag van de heer Peter Dedecker aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "het statuut van ambtenaren van de voormalige dienst Kijk- en Luistergeld" (nr. 1619)
02 Question de M. Peter Dedecker au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "le statut des fonctionnaires de l'ancien service Redevances radio et télévision" (n° 1619)
02.01 Peter Dedecker (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dit is een gekende problematiek die nog altijd actueel is. Het gaat om de problematiek van de personeelsleden die vroeger ter beschikking stonden van de Gemeenschappen en de Gewesten voor de inning van het kijk- en luistergeld.
Die personeelsleden werden opnieuw aangesteld binnen de federale overheidsdiensten, zoals bij de FOD Justitie, de FOD Sociale Zekerheid en de FOD Financiën, na hun terbeschikkingstelling bij de Gemeenschappen en de Gewesten.
Dat neemt nog altijd niet weg dat het BIPT blijft instaan voor de verloning van die mensen, zonder dat die uitgaven worden gecompenseerd.
In een antwoord op een vraag, in november 2004, van voormalig parlementslid Roel Deseyn, naar de status van de non-actieve werknemers van het BIPT, kon uw voorganger bevestigen dat er 172 ambtenaren van de voormalige dienst Kijk- en Luistergeld ter beschikking werden gesteld van andere overheidsdiensten.
Mijnheer de minister, nu, anno 2011 ondertussen, heb ik de volgende vragen voor u.
Hoeveel ex-DKL-ambtenaren zijn er vandaag nog tewerkgesteld bij diverse overheidsdiensten?
Waaruit bestaat het takenpakket van betrokkenen? Wat nemen zij op zich?
Worden de loonkosten van die ambtenaren nog steeds gedragen door het BIPT? Zo niet, door wie dan wel?
Als het aanvankelijk om een uitdovende maatregel ging, hoe verklaart u dan het feit dat de loonkosten voor het BIPT in tien jaar een stijging kende tot om en bij de vijf miljoen euro op jaarbasis? Normaal zouden die mensen naar andere FOD’s gaan en daar betaald worden, maar toch betaalt het BIPT daar blijkbaar steeds meer voor.
Hoeveel van dat bedrag wordt er terugbetaald door de diensten waar die ambtenaren zijn tewerkgesteld?
Tot slot, hebt u intussen in de voorbij legislatuur werk gemaakt van een definitieve overgang van de ambtenaren naar de overheidsdiensten waar zij vandaag aan het werk zijn?
02.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitter, collega, op 1 januari 2011 zijn er nog 124 ambtenaren tewerkgesteld of een vermindering van meer dan 25 % in vergelijking met 2004, te weten 58 op de Nederlandse taalrol en 66 op de Franse taalrol. Het zijn ambtenaren, dus men kan ze niet aan de deur zetten, dat weet u ondertussen waarschijnlijk.
De taken die ze uitvoeren zijn inherent aan de opdracht en de aard van hun tewerkstellende dienst en zijn bijgevolg zeer verscheiden, namelijk in hoofdzaak administratieve taken bij de FOD Financiën, de FOD Sociale Zekerheid en de FOD Justitie. De loonkost van de ambtenaren die via de mobiliteitsregeling ingezet zijn bij sommige overheidsdiensten wordt trimestrieel gefactureerd aan deze diensten. De overige ambtenaren werden via koninklijk besluit uitgaande van de FOD Personeel en Organisatie ter beschikking gesteld aan bepaalde overheidsinstellingen. Deze koninklijke besluiten voorzien niet in terugbetaling van de loonkost.
Men moet een onderscheid maken tussen de personeelskosten van het BIPT en deze van het vroegere personeel van de dienst Kijk- en Luistergeld. In de BIPT-begroting worden deze kosten bewust uit elkaar gehouden. Kosten verbonden aan het kijk- en luistergeldpersoneel zijn terug te vinden onder het artikel 560.07/2 en worden uitgedrukt als een schatkistverrichting. Het BIPT geeft zo aan dat het deze kosten draagt buiten de normale opdracht en hiermee een betaling uitvoert voor rekening van de federale overheid. Zowel de Inspectie als het Rekenhof heeft deze voorstelling aanvaard omwille van de transparantie.
Men moet een onderscheid maken tussen enerzijds de personeelskosten van het BIPT zelf, die omwille van verschillende redenen zijn gestegen, en, anderzijds, de kosten die het BIPT draagt voor dat personeel. Dat is gedaald. In 2003 ging het over afgerond 6 500 000 euro, in 2005 over 5 400 000 euro en in 2010 over 4 200 000 euro.
Wat uw vraag over de facturatie betreft, het volgende. In het derde trimester 2010 werd voor de Nederlandstalige ambtenaren een bedrag van 412 000 euro gefactureerd, voor de Franstalige ambtenaren een bedrag van 49 259 euro.
Ik kom tot uw laatste vraag. Als gevolg van een beslissing van de Ministerraad van 31 september 2006, ten tijde van mijn voorganger, werden deze instellingen hierover gecontacteerd. Hiervoor werd echter weinig interesse betoond en derhalve heeft deze stap tot geen resultaat geleid. Waarschijnlijk was dat te wijten aan de gemiddelde leeftijd van desbetreffende ambtenaren en aan de budgettaire redenen voor de instellingen die de loonkost niet terugbetalen. Voorts werd het hoofdstuk over de ambtshalve mobiliteit van het koninklijk besluit van 2007 betreffende mobiliteit van statutaire ambtenaren toepasbaar gesteld op de betrokken ambtenaren, maar ook dit heeft niet tot resultaat geleid. Wel worden met de FOD Financiën sedert februari 2009 onderhandelingen gevoerd met het oog op de overdracht van de 27 personeelsleden die bij deze FOD zijn ingezet. Aangezien hierover nog een wettekst en daarna uitvoeringsbesluiten moeten worden opgesteld, werd de streefdatum vastgelegd op het einde van dit jaar.
Ten slotte nog een bemerking, de minister die het BIPT onder zijn bevoegdheid heeft, heeft in deze materie weinig invloed. De regeling rond de overdracht van het betrokken personeel naar de instanties is een aangelegenheid tussen de FOD Personeel en Organisatie en de diverse administraties als betrokken partijen.
02.03 Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de minister, heb ik het goed begrepen dat u zei dat de ambtenaren alsdan niet meer vallen onder de personeelskosten van het BIPT zoals die in het jaarverslag genoteerd staan?
02.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Het personeel bij het BITP is gescheiden van de kostenpost van het vroegere personeel van de dienst Kijk- en Luistergeld. Die worden apart begroot. De kost van dat personeel daalt. Voor de transparantie geven wij duidelijk aan dat het BITP juridisch niets te maken heeft met die personeelsleden van de voormalige dienst Kijk- en Luistergeld.
02.05 Peter Dedecker (N-VA): Ik hoop dat er eind dit jaar inderdaad verbetering merkbaar zal zijn. U kunt daar blijkbaar weinig aan doen.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Peter Dedecker aan de minister van Ondernemen en Vereenvoudigen over "microwaves" (nr. 1819)
03 Question de M. Peter Dedecker au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "les micro-ondes" (n° 1819)
03.01 Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de minister, de vraag heeft betrekking op de microwaves, de draadloze verbindingen voor privégebruik. Dat wordt geregeld via het koninklijk besluit van 18 december 2009. Het besluit regelt de toewijzing van het spectrum voor private radiocommunicatie en de bijbehorende gebruiksrechten voor de verschillende categorieën van vaste netten en netten met gedeelde middelen die daarvoor moeten betaald worden. De kostprijs van die gebruiksrechten ligt vast en wordt bepaald door middel van een formule op basis van de draaggolffrequentie en de toegewezen bandbreedte. Voor internationale verbindingen, waarbij een en ander natuurlijk iets complexer is, wordt dat tarief verdubbeld.
Een studie van het gereputeerde onderzoeksbureau Analysys Mason, waar het BIPT regelmatig een beroep op doet, wees uit dat de tarieven in België de hoogste van Europa zijn, tot 30 % hoger dan die in de eerste achtervolger, Frankrijk, en tot vier keer zo hoog als die in de andere Europese lidstaten. Dat is dus geen lachertje.
De kostprijs van dergelijke microwavelinks heeft vooral ook een impact op de mobiele operatoren die niet over een vast netwerk beschikken en in ons land dus moeten opboksen tegen een dominante historische operator. Om een voorbeeld te geven, Mobistar en Base hebben geen van beide een vast netwerk en dienen daarvoor een beroep te doen op externen. Een verlaging van die microwavetarieven zou die operatoren dan ook toelaten om hun positie op de markt te verstevigen, doordat het gebrek aan historisch vast netwerk gecompenseerd wordt, al dan niet doordat de tarieven voor leased lines bij een daling van de tarieven voor microwaves mee gedrukt worden of onder druk worden gezet door het alternatief van de microwaves. Meer concurrentie is, naar ik aanneem, ook een goede zaak voor een liberale minister.
Over welk spectrum beschikt het BIPT voor toewijzing voor private radiocommunicatie? Welke bandbreedte is dat?
Welk gedeelte daarvan is reeds toegewezen en hoeveel bandbreedte is nog steeds beschikbaar voor toewijzing? Welk gedeelte is toegewezen aan vaste radionetwerken ofwel, zoals in het KB bepaald, netwerken van tweede categorie?
Wat is de totale opbrengst van het spectrum dat toegewezen is aan vaste radionetwerken? Acht u het met die cijfers in het achterhoofd, haalbaar om de tarieven hiervoor te laten dalen? Deelt u de analyse van het onderzoeksbureau Analysys Mason dat een daling van de tarieven de concurrentie op de mobiele markt zou kunnen stimuleren?
03.02 Minister Vincent Van Quickenborne: De banden die aan de private radiocommunicatie zijn toegewezen, zijn vooral de banden voor landelijk privaat mobielgebruik, van 146 tot 174 MHz en van 410 tot 470 MHz.
Straalverbindingen en microwaves worden in de meeste toewijzingen gebruikt voor voedingsverbindingen van de basisstations van publieke mobiele operatoren. De jaarlijkse rechten voor die straalverbinding worden bepaald in het koninklijk besluit van 10 december 2009.
Een overzicht van de banden die in de nationale frequentieallocatietabel zijn toegewezen aan de vaste dienst, kunt u terugvinden op de website van het BIPT.
De voornaamste banden voor de straalverbindingen bevinden zich op 6, 7, 8, 15, 18, 24, 26, 28 en 38 GHz. Het is moeilijk om een schatting te maken van het gedeelte dat nog beschikbaar is. De beschikbaarheid neemt toe naarmate de frequentie toeneemt.
Het BIPT stelt wel vast dat er voorlopig geen tekort is aan toewijsbare frequenties in de hogere frequentiebanden. Vooral in de banden boven 20 zijn nog voldoende frequenties beschikbaar om tegemoet te komen aan de noden voor de toekomstige 3G- en 4G-netwerken.
De gefactureerde bedragen voor de straalverbindingen zijn in 2008 5,2 miljoen, in 2009 6,1 miljoen en in 2010 7 miljoen euro.
Bij de totstandkoming van het koninklijk besluit heb ik aan het BIPT om een advies gevraagd. Het BIPT heeft onder andere in dat kader de consultant Analysys Mason aangesteld, die in zijn studie over de regulering van het spectrum in België als aanbeveling een daling van de tarieven voorstelde.
Het BIPT heeft zich hierop gebaseerd in zijn advies aan mij. Ik heb het advies gedeeltelijk gevolgd door een lichte algemene daling van de tarieven in het koninklijk besluit. Het is mijn bedoeling om de tarieven nog verder te doen dalen op korte termijn, maar door de lopende zaken is dat nu niet mogelijk.
Het jaarlijks recht bedraagt een aanzienlijk gedeelte van de totale uitbatingskosten van de straalverbinding. Ik deel de analyse dat de hoge rechten in bepaalde mate belangrijk zijn voor de concurrentiepositie van sommige operatoren. Immers, hoge tarieven verplichten sommige operatoren om als alternatief bij Belgacom lijnen te huren.
In de loop van 2010 voerde het BIPT een aantal discussies met bepaalde mobiele operatoren. Die operatoren stellen onder andere dat de tarieven te hoog zijn in vergelijking met andere Europese landen. Dat wordt bevestigd in de studie. In ieder geval, de tarieven moeten in elk geval dalen.
03.03 Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de minister, ik vraag mij af waarom u het advies van het BIPT slechts gedeeltelijk hebt gevolgd. U zegt zelf dat de tarieven nog te hoog zijn en dat u verder wil werken aan een daling. Waarom werd dat dan niet meteen gedaan?
03.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Omdat men daarvoor een consensus in de regering moet hebben en wij stonden wat dat betreft alleen.
03.05 Peter Dedecker (N-VA): Dan hoop ik dat de volgende regering daarvan werk kan maken.
Ik denk dat het inderdaad wel interessant is om te kijken naar een formule die afhankelijk is van de nog resterende bandbreedte in plaats van een formule met een vaste prijs. Dan kunt u dat gebruik stimuleren en later eventueel afremmen indien er een tekort dreigt.
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Rita De Bont aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de vierde gsm-operator" (nr. 1895)
04 Question de Mme Rita De Bont au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "le quatrième opérateur gsm" (n° 1895)
04.01 Rita De Bont (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, in april of mei van dit jaar zou er in België een vierde gsm-operator bijkomen. Dat wordt wellicht China Mobile, want daarmee had u in Davos immers heel goede betrekkingen. Wie het ook wordt, dit betekent dat er duizenden nieuwe gsm’s zullen bijkomen en 3G- of 4G-antennes.
Inmiddels stapelen de wetenschappelijke aanwijzingen voor de schadelijke effecten van de gepulste, hoogfrequente elektromagnetische stralen zich op, wat gepaard gaat met een steeds luider klinkende roep uit de wetenschappelijke en medische wereld om het voorzorgsprincipe beginnen toe te passen en over te gaan tot een drastische verlaging van het stralingsniveau.
Mijnheer de minister, men kan niet ontkennen dat er in onze streken een toename is van wat men het microgolvensyndroom zou kunnen noemen. Dat microgolvensyndroom is eigenlijk een containerbegrip voor alles en nog wat, dat gaat van slapeloosheid, hoofdpijn, gedragsproblemen tot hoge bloeddruk, verminderd libido, hart- en vaatziekten, tot invloed op het DNA, wat dan natuurlijk weer nadelige gevolgen zou hebben of meer kankergevallen teweeg zou kunnen brengen.
Mijnheer de minister, ik wil niet zeggen dat dit allemaal het gevolg zal zijn van het gsm-gebruik. Anderzijds is er volgens mij echter geen nood aan een vierde gsm-operator in België. Alleen de Staatskas, die in nood is, zou er wel bij varen. Het regelmatige protest van lokale actiegroepen maakt echter duidelijk dat de burger geen vragende partij is voor de plaatsing van extra antennes.
Ten eerste, waarop baseert de regering zich om de alarmsignalen in verband met de gepulste, hoogfrequente elektromagnetische stralen met een gerust geweten naast zich neer te leggen en te kunnen afwijken van het voorzorgsprincipe?
Ten tweede, zoals u blijkbaar denkt, indien er toch een vierde operator zou toegelaten worden, zou het dan niet mogelijk en veiliger zijn hem te verplichten gebruik te maken van de nu al bestaande netwerken?
04.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitter, mevrouw De Bont, ik dank u voor uw vraag. Ik zie dat ik straks een vraag krijg van uw collega waarbij hij opmerkt dat sms’en te duur is. Ik begrijp het eigenlijk niet. Zit u nog in dezelfde partij?
04.03 Rita De Bont (VB): (…) voldoende concurrentie. Bovendien moet men niet alleen aan het financiële aspect denken.
04.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Ik zal u eerst het antwoord geven. Als ik u beluister, is het duidelijk dat er in ons land al genoeg concurrentie is.
U hebt een vraag over de gezondheidsaspecten. Kijkt u af en toe tv? Waarschijnlijk wel. Er was een uitzending “Ook getest op mensen” op de VRT, de Vlaamse Televisie, waarin een ploeg een gemiddelde Vlaming gedurende een dag volgde, om met wetenschappelijke meetinstrumenten alle stralingen waaraan hij werd blootgesteld te meten. Zo blijkt dat het stralingsniveau in de gemiddelde woning ver onder de veiligheidsnorm blijft. Ook de metingen van de dichtstbijzijnde gsm-masten bleken ver onder de veiligheidsnorm te liggen. Wat de gsm-toestellen betreft, de absorptie lag maar liefst 2,4 keer lager dan de internationale norm.
Dat is de situatie vandaag. Ik zou dus echt wel opletten. Ik weet dat er ook nog mensen geweest zijn die tegen microgolven waren. Ik weet niet of u thuis een microgolfoven hebt. Er waren ook mensen die tegen elektriciteit waren. Als die boven de koeien kwam, dan zou de koe kanker krijgen. Ik deel die mening niet. Ik vind wel dat er voorzichtigheid moet zijn, maar de normen die in ons land worden opgelegd, en die trouwens door de Gewesten worden bepaald, zijn vele keren strenger dan hetgeen de Wereldgezondheidsorganisatie ons oplegt. Dan nog blijven de normen bij ons daaronder.
In het raam van het toewijzen van een vierde licentie zullen alle bijkomende antennes en operaties uiteraard strikt de veiligheidsnormen moeten respecteren.
Voor de rest hebt u ook nog gezegd dat wij dat allemaal voor het geld doen. Dat is niet juist, want in de begroting van 2010, noch in die van 2011, hebben wij – ik heb dat al eerder geantwoord op een vraag van een collega van u – die bedragen ingeschreven. Wij zullen daarmee pas rekening houden op het ogenblik dat de veiling plaatsvindt. De reden waarom wij het doen, is omdat wij vaststellen – zoals collega Logghe, u bekend, terecht zegt – dat er te weinig concurrentie in ons land is. Daarom moet er meer concurrentie komen.
Ik had, eerlijk gezegd, van u verwacht dat u toch iets meer de concurrentie zou toejuichen, maar u hebt gezegd wat u gezegd hebt. Dat is natuurlijk uw goed recht. Er is vrijheid van meningsuiting voor iedereen.
04.05 Rita De Bont (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik kan u daarin in elk geval bijtreden.
Ik heb de vraag ook aan mevrouw Onkelinx gesteld. Ik maak deel uit van de commissie voor de Volksgezondheid. Het was mijn vraag om niet alleen naar de financiële aspecten te kijken. Ik neem aan dat dit uw verantwoordelijkheid is en dat u dat u het goed wilt doen, maar u moet ook de gezondheidsaspecten in overweging nemen. Ik geloof niet alle publicaties en studies die daarover verschijnen, maar ik vraag om het voorzorgsprincipe toe te passen, indien er twijfel is.
Men moet misschien ook eens naar de geopolitieke factoren kijken. China is wel bereid om hier te komen investeren in een extra gsm-operator. Zij willen waarschijnlijk ook extra gsm’s verkopen, maar zij zijn aan de andere kant niet meer bereid om de grondstoffen, de nodige aardmetalen, aan ons te verkopen. Dat is ook een aspect waarmee wij wellicht rekening moeten houden, zodat wij niet te zeer afhankelijk worden van de Chinezen.
04.06 Minister Vincent Van Quickenborne: De vraag over de Chinezen heb ik gemist. Het is goed dat u ze aanvult. U kunt misschien de volgende keer ook iets over de Chinezen vragen. Ik heb daar ook wel een idee over. Als u de kranten leest, zult u dat ook wel zien, maar ik denk dat de Chinezen in ons land het voorwerp van een andere vraag kunnen zijn. Eigen Chinees eerst.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Ondernemen en Vereenvoudigen over "het veel te dure tarief voor het versturen van sms-berichten in België" (nr. 2048)
05 Question de M. Peter Logghe au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "le tarif beaucoup trop élevé pour l'envoi de SMS en Belgique" (n° 2048)
05.01 Peter Logghe (VB): Het sms-verkeer is te duur. Ik zit wel degelijk in dezelfde partij als mevrouw De Bont. Ik deel haar bekommering om de gezondheid, maar dat hoeft niet te betekenen dat wij geen vragen mogen stellen over de kostprijs.
Het versturen van een sms van Frankrijk naar België kost volgens bepaalde studies maximaal 13 cent. Dat is waanzinnig wanneer men bedenkt dat het sms-verkeer in België met bepaalde abonnementen 15 eurocent kost. In zijn studie schrijft professor Rolain van de VUB dat het verzenden van een sms in het binnenland technisch gezien praktisch niets kost. Er gaan stemmen op om het sms-verkeer in België drastisch in prijs te verlagen. De operatoren zelf hebben het over forse personeelskosten en de kosten voor het onderhoud van de netwerken, die blijkbaar verhinderen dat de prijzen zakken. De discussie heeft alles om een welles-nietesspel te worden.
Kent u de gemiddelde kostprijs van een binnenlandse sms? Hoeveel sms-berichten worden er gratis verstuurd? Er zijn heel wat operatoren die het versturen van sms’en gratis aanbieden.
Er zit wel enige logica in het argument dat het niet kan dat een binnenlandse sms 15 eurocent kost, terwijl hetzelfde bericht vanuit Frankrijk naar België slechts 13 eurocent kost.
Uiteraard is de regering in lopende zaken, maar welke concrete maatregelen staan er op stapel naast het aantrekken van de vierde Chinese operator om de daadwerkelijke kosten van binnenlandse sms’en voor de gebruikers te verlagen? Welke moeilijkheden ondervindt u? Welke hindernissen zijn er? Welk overleg is er gepland?
05.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer Logghe, ten eerste, zeggen dat het verzenden van een sms aan een operator helemaal niets kost, zoals u stelt, is niet juist. There’s no such thing as a free lunch. De zon gaat gratis op, maar een sms sturen brengt kosten met zich. Ze zijn weliswaar laag en lager dan wat door de klant moet worden betaald. De kosten bestaan echter wel degelijk.
U spreekt van 15 eurocent. Bij bepaalde aanbiedingen kunnen voor 15 euro echter 10 000 sms’en worden verstuurd. Vele jongeren die dagelijks 30, 40 of 100 sms’en versturen, betalen geen 15 eurocent per sms. Het komt er als consument ook op aan om kritisch te zijn. Indien hij van mening is dat hij te veel betaalt, moet hij van operator veranderen. U kunt niet verlangen dat naast elke consument een ambtenaar wordt geplaatst die hem aangeeft naar welke operator hij moet stappen. Er is een vrije keuze. Zorg er dus voor dat u een goede keuze maakt.
Vanwaar komt die spanning tussen 13 en 15 eurocent? Ze is gewoon het gevolg van het feit dat er op Europees niveau voor sms-verkeer tussen verschillende landen een maximumprijs is afgesproken. Zulks geldt zowel voor gesprekken als voor sms’en. Bedoelde afspraak betekent dat operatoren niet boven de maximumprijs mogen gaan. Daartoe is voornoemde maximumprijs er ook.
Echter, mij is op de meest recente Europese Raad ook verteld dat het perverse effect is dat zo goed als alle operatoren voor alle sms’en ongeveer de maximumprijs vragen. Sms’en tegen een prijs van 2 of 3 eurocent tussen verschillende landen zult u niet meer vinden. De logica van de economie is dat, indien er een maximumprijs wordt ingesteld, die maximumprijs wordt gerespecteerd. Iedereen verhoogt zijn prijs evenwel naar de maximumprijs. Dat is het perverse effect van het instellen van een maximumprijs.
Waarom kunnen wij geen prijs vastleggen, indien u dat al zou vragen? U weet dat ik tegenstander ben. Ik geloof daar absoluut niet in. Op een niet-transparante markt kan het instellen van een maximumprijs werken. Op een transparante markt, zoals de Belgische markt, kan dat niet worden gedaan, eenvoudigweg omdat wij dat van Europa niet mogen doen.
Hoewel het vermelde, Europese reglement rechtstreeks de retailprijzen voor roaming sms’en tussen twee landen regelt, heeft het BIPT bijna geen rechtsmiddelen conform het Europese, regelgevende kader, om de prijs van de nationale sms’en te bepalen. Het Europese, regelgevende kader verbiedt immers zo goed als elke, rechtstreekse regulering van de retailprijzen. Enkel bepaalde wholesaleprijzen, dus prijzen tussen de groothandelaars, kunnen worden gereguleerd.
De sms-markt werd niet in aanmerking genomen door de Europese Commissie als een markt waarop maatregelen ex ante door de nationale regelgevende instantie kunnen worden toegepast. Ik ben evenwel van mening dat de retailprijzen nog te hoog zijn. Ik heb u reeds ons standpunt toegelicht over de vierde licentie, die zal worden geveild in mei van dit jaar.
05.03 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Maar wat bedoelt u precies wanneer u zegt dat u een en ander niet mag? Mag u bijvoorbeeld geen maximumprijs opleggen?
05.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Het gaat om de retailprijzen. Het gaat om de prijzen die aangerekend worden aan de consument. Die kunnen wij niet regelen, wij mogen dat niet. Als wij er politiek van overtuigd zouden zijn dat wij maximumprijzen moeten opleggen, zoals bepaalde politieke families dat willen, mogen wij dat van Europa niet doen. Ik behoor niet tot die politieke families en als het van mij afhangt, komt dat er niet door. Als wij echter een dergelijk reglement zouden goedkeuren, dan zou dat door de Europese Commissie worden aangevochten. Wij kunnen enkel op het niveau van de wholesaleprijzen of groothandelsprijzen, de prijzen die operatoren elkaar desgevallend aanrekenen, reglementeren.
05.05 Peter Logghe (VB): Ik deel inderdaad het standpunt van professor Rolain niet dat het verzenden van een sms binnenlands gratis moet zijn of niets mag kosten. Maar goed, tussen niets kosten en de prijs die men soms als operator opgeeft, is er toch een groot verschil.
Ik neem er ook nota van dat de consument maar moet uitkijken en zelf moet proberen zijn voordeel te halen. Desondanks stel ik vast dat er enorme verschillen bestaan en dat die niet altijd zo objectief verklaard worden.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Peter Dedecker aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "sms-terminatie" (nr. 2098)
06 Question de M. Peter Dedecker au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la terminaison de SMS" (n° 2098)
06.01 Peter Dedecker (N-VA): Mevrouw de voorzitter, dit is inderdaad een gelijkaardige vraag en de minister heeft er al voor een deel op geanticipeerd met betrekking tot de maximumtarieven. Ik sluit mij inderdaad voor een stuk aan bij de heer Logghe. Sms’en blijft inderdaad vrij duur. Sms’en zijn enkel goedkoper als men ze in grote hoeveelheden koopt vanaf 1 000 sms’en. Voor de gewone kleine gebruiker die de gsm nauwelijks gebruikt, zeker oudere mensen, is dat tarief eigenlijk nog altijd veel te hoog.
U hebt al gezegd dat het opleggen van maximumprijzen not done is op de end user markt. Ik deel daarin uw mening. U hebt ook gesproken van een niet-transparante markt, de terminatiemarkt. Elke operator heeft vanzelfsprekend een monopolie op zijn eigen terminatiemarkt. Ik had het daarover graag eens gehad met u.
In sommige landen wordt op die terminatiemarkt een wholesale-tarief bepaald als zijnde bill and keep. Men factureert daarbij zijn klant, maar men factureert niet door aan vreemde operatoren. In België worden, net als in Frankrijk, sms-terminatietarieven aangerekend.
ARCEP, de Franse collega’s van het BIPT, hebben een kostenmodel ontwikkeld voor sms-terminatie voor de Franse markt. Zij zijn tot de conclusie gekomen dat de kostprijs voor een operator om een sms te termineren 0,4 eurocent bedraagt per sms en dit voor het jaar 2009. Afschrijvingen en dergelijke werden hierin ook verrekend.
Het ARCEP heeft een maximumprijs bepaald die de mobiele operatoren mogen aanrekenen voor het termineren van die sms’jes, zijnde anderhalve eurocent per sms vanaf 1 juli van dit jaar en een eurocent per sms vanaf 1 juli 2012. Andere landen zoals Denemarken en Polen zijn tot gelijkaardige conclusies gekomen.
Laat ons daaruit leren. De sms-markt is niet enkel belangrijk voor residentiële klanten, maar ook voor bedrijven en de overheid die van die diensten gebruik kan maken om klanten te informeren. Sms-dienstenleveranciers klagen dat zij geen toepassing op de markt kunnen brengen omdat het sms-terminatietarief een factor 10 tot 15 hoger wordt gehouden dan de effectieve kostprijs om een sms te termineren, zijnde 0,4 eurocent per sms.
Noch op de website van het BIPT, noch in het strategisch plan kan ik over deze problematiek iets vinden zodat ik vermoed dat het BIPT in deze problematiek geen acties heeft ondernomen of plant. U spreekt over de markten die door de Europese Commissie zijn gedefinieerd. Ik dacht dat deze markt op vrijwillige basis mocht worden geanalyseerd, zoals ook Frankrijk heeft gedaan en zoals ook Denemarken en Polen zullen doen.
Ik heb dan ook de volgende vragen voor u. Waarom heeft het BIPT inzake deze wholesale en retail sms-markt geen initiatief genomen, zelfs niet om deze markt te analyseren? Waarom zou er geen vermoeden zijn van een aanmerkelijke machtspositie op die sms-terminatiemarkt terwijl dit wel werd vastgesteld voor spraakterminatie en het BIPT daar wel wholesale limieten heeft opgelegd? Waarom werd er geen gedetailleerde marktanalyse uitgevoerd met eventuele remedies zoals dit ook in andere landen is gebeurd? Welke acties kan het BIPT nemen om excessieve eindgebruikersprijzen te bepalen, werd daarnet al besproken.
Ik wil daarvan een deel meenemen. U hebt wellicht ook het recente commentaar van Beltug gelezen dat vaststelt dat de daling van die terminatietarieven niet werd doorgerekend in de eindprijs.
Wat zou men daaraan kunnen doen? Welke acties kan en zal het BIPT ondernemen om ervoor te zorgen dat toepassingen zoals sms’en die vanuit toepassingen worden gegenereerd naar mobiele nummers – push-sms zoals uw tramticket kopen via sms – zich in België normaal kunnen ontwikkelen zoals in het buitenland?
06.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitter, collega, het BIPT heeft reeds interne studies verricht naar de mogelijkheid en de opportuniteit van regulering van de sms-markt. Dat is dus al gebeurd.
Deze analyses hebben totnogtoe niet tot concrete actie geleid om verschillende redenen. Ten eerste, de grote moeilijkheden van juridische aard van dergelijke ingrepen; ten tweede, het feit dat er in Europa slechts een lidstaat is – Frankrijk – die op het gebied van sms’en regulerende besluiten heeft aangenomen en, ten derde, het vastgestelde gebrek aan efficiëntie in het Franse geval waar regulerende maatregelen beperkt zijn tot het wholesaleniveau, hetgeen ik daarnet aan de heer Logghe heb gezegd.
Hoewel de afgifte van sms-berichten op mobiele netwerken verwant is aan de dienst voor gespreksafgifte op diezelfde mobiele netwerken, moet er toch aan worden herinnerd dat de Europese Commissie deze wholesaledienst voor sms-afgifte niet heeft opgenomen in haar lijst van markten die a priori in aanmerking komen voor reguleringsmaatregelen ex ante door de nationale regulerende instanties in de elektronische communicatiesector, zoals het BIPT in België.
Zoals uitgelegd, heeft de overweldigende meerderheid van de Europese landen geen maatregelen genomen, uitgezonderd Frankrijk. Duitsland, Nederland, het Verenigd Koninkrijk hebben helemaal geen plannen om op dat gebied beslissingen te nemen.
Op te merken valt dat behalve Frankrijk ook de Deense regulator een erg beperkt ontwerp heeft aangenomen, maar het besluit is nog niet formeel aangenomen. De Poolse regulator had ook een ontwerp dat na raadpleging in de Europese Commissie werd ingetrokken.
U vraagt welke acties wij kunnen ondernemen. Er is de website van de overheid, bestetarief.be, waar mensen ook sms-formules op een transparante manier kunnen vergelijken en de actie die ik daarnet heb omschreven, de veiling van de vierde mobiele licentie.
Na de veiling van de vierde mobiele licentie en de 4G-licentie kan de opportuniteit en de mogelijkheid van een eventueel regulerend optreden voor de verschillende soorten sms’en eventueel nog eens worden bekeken.
06.03 Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de minister, het kan dat er grote moeilijkheden zijn, maar blijkbaar houdt de Franse beslissing voorlopig nog altijd stand. U zegt dat er ook andere landen zijn die daar totaal niet toe overgaan. Daar zijn natuurlijk landen bij die het keep & bill-principe hanteren, waar er van sms-terminatie ook geen sprake is. Natuurlijk zijn er ook landen waar er wel sms-terminatie is die inderdaad niet tot marktanalyse overgaan. Het is een beetje van alles en nog wat binnen Europa.
Inderdaad, de vierde licentie zal wellicht zorgen voor een daling van de tarieven voor de eindgebruikers.
Ik heb in mijn vraag echter ook verwezen naar de tarieven die aangerekend worden voor sms-terminatie vanaf bepaalde toepassingen, zoals de service om een bus- of tramticket te kopen, zoals waarschuwingssystemen en dergelijke. Daar is er geen concurrentie mogelijk. Je moet ze sowieso naar die klanten sturen. De operator waar die klant bij zit, heeft een monopolie op zijn afzetmarkt, op zijn terminatiemarkt. Daar zal een vierde licentie natuurlijk geen soelaas bieden.
Ik weet niet of ik een antwoord gehoord heb op die vraag over sms-terminatie voor toepassingen. In het buitenland ontwikkelt die markt zich wel een heel stuk feller dan bij ons.
06.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Het klopt dat bij bepaalde diensten de prijzen van de sms’en vrij hoog liggen. Dat heeft ook te maken met het feit dat tot voor kort, heel recent, er maar één operator was die deze diensten aanbood. Ik hoop dus dat bepaalde operatoren op een bepaald ogenblik ook op dat terrein de concurrentieslag aangaan. Mochten er afspraken zijn tussen operatoren, dan kan dat niet. Dat wordt dan ook hard aangepakt door onze dienst Mededinging. Als er een vierde operator komt, en als er eventueel ook afspraken gemaakt kunnen worden met MVNO’s, dan kan er volgens mij ook in die specifieke diensten voor concurrentie worden verzorgd. Ik denk dat we dat voor ogen moeten houden.
De realiteit is dat dit maar in één land in Europa gebeurt, namelijk in Frankrijk. Ik heb niet de indruk dat in Frankrijk de tarieven voor de eindgebruiker voor sms’en significant lager liggen dan bij ons het geval is. Ik heb niet de indruk dat dit een wondermiddel is, of zelfs maar een accurate oplossing om het probleem op te lossen. Vandaar dat wij het tot nu toe niet hebben overwogen. Ik heb u echter ook gezegd wat er nog eventueel kan na de veiling van de licenties.
06.05 Peter Dedecker (N-VA): Inderdaad, laten wij hopen op extra initiatieven na die vierde licentie. Het is inderdaad geen wondermiddel, maar het is wel een middel. Het is een stap waar er nog veel meer op kunnen volgen. Daar kan ook wat druk bij komen.
Aangaande uw punt omtrent de concurrentie voor de dienstleveranciers wil ik het volgende kwijt. Zij zullen misschien wel lagere tarieven kunnen aanbieden aan hun klanten, maar zij zijn natuurlijk ook weer afhankelijk van de operatoren die zelf hun prijs kunnen bepalen voor hun eigen terminatiemarkt. Of het nu die ene dienstleverancier is of verschillende, zij kunnen die allemaal aan dezelfde voorwaarden onderwerpen. Zij hebben daar eigenlijk vrij spel. Ik vermoed dus dat er daar een analyse nodig zal zijn in de toekomst.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Peter Dedecker aan de minister van Ondernemen en Vereenvoudigen over "'bijzondere opdrachthouders' bij het BIPT" (nr. 2295)
07 Question de M. Peter Dedecker au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "les 'chargés de mission particulière' à l'IBPT" (n° 2295)
07.01 Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de minister, u herinnert zich misschien de polemiek na de goedkeuring van het koninklijk besluit van 16 november 2009 tot wijziging van het administratief statuut van de personeelsleden van het BIPT, omdat er via het koninklijk besluit twee functies van bijzondere opdrachthouder gecreëerd werden. De media maakten meteen gewag van de herinvoering van politieke benoemingen en dergelijke, wat zeker te begrijpen was.
Ondertussen heb ik vernomen dat de raad van het BIPT beslist heeft met ingang van 1 november 2010, bijna twee maanden geleden, de heren Jos Denef en Michel Van Bellinghen, beiden ex-leden van de raad, opnieuw te benoemen, nadat in augustus 2010 de Raad van State beide heren ongelijk gaf in hun verzoek tot schorsing van de nieuwe raad.
Conform artikel 17, §2, van de wet van 13 januari 2003, kunnen beide heren dan ook de vergaderingen van de raad bijwonen met raadgevende stem. Zij hebben dus ook toegang tot alle vertrouwelijke informatie die onder het bedrijfsgeheim valt. De Raad van State heeft hierover opgemerkt dat met die regeling mogelijk het gelijkheidsbeginsel niet werd gerespecteerd, door de beperking van de functie van bijzondere opdrachthouder tot het personeel dat het ambt van lid reeds heeft uitgeoefend. Op die wijze werd de raad de facto uitgebreid van 4 naar 6 leden: 4 Franstaligen en 2 Nederlandstaligen. Dat had een verhoging van de kostprijs van het bestuursorgaan tot gevolg. Bovendien werd het taalevenwicht niet gerespecteerd.
Uit publieke informatie, bijvoorbeeld op de website van Opta, de Nederlandse regulator, blijkt de kostprijs voor het bestuursorgaan van de Nederlandse regulator, bestaande uit vier leden zoals bij ons, voor de substantieel grotere Nederlandse markt, voor 2011 te worden begroot op 341 000 euro. Dat houdt de bezoldiging in van alle collegeleden, inclusief de afdrachten en toelagen. Behalve de voorzitter van Opta werken de andere collegeleden dan ook niet voltijds voor Opta.
Op de website van het BIPT heb ik gezocht naar het benoemingsbesluit van de bijzondere opdrachthouders. Ik heb er helaas niets van teruggevonden. Bent u van mening dat hun benoeming en de uitbreiding van de raad vertrouwelijk zijn en niet transparant kunnen worden gecommuniceerd op de website? Indien ja, waarom?
Waaruit bestaat precies het takenpakket van de bijzondere opdrachthouders? Kunt u mij respectievelijk voor de voorzitter en de leden van de raad meedelen wat hun brutosalaris was in 2010, met opsomming van de bijkomende voordelen: pensioenregeling, dienstwagen, uittredingsregeling enzovoort?
Kunt u mij meedelen wat het brutosalaris van de bijzondere opdrachthouders zal zijn in 2011, met dezelfde bijkomende voordelen?
Wat is de totale begrote kostprijs van de raad voor 2011?
Kan men dat bestuursorgaan efficiënter en goedkoper organiseren naar Nederlands voorbeeld? Waarom doet men dat dan niet? 341 000 euro voor een grotere markt is niet zo gek veel.
Hoe verhouden de vergoedingspakketten van de voorzitter van het BIPT, de leden en de bijzondere opdrachthouders zich met de leidende ambtenaar van de FOD Financiën? Hoe staat dat in relatie tot de omvang van het BIPT versus die van Financiën? Voor alle duidelijkheid, het BIPT telt 200 personeelsleden en Financiën ongeveer 30 000. Dat is toch wel een vrij substantieel verschil, vandaar ook mijn vraag naar de overheadkosten.
07.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Ik wil er toch op wijzen dat het BIPT na zijn nieuwe samenstelling door ECTA duidelijk vermeld is geweest als een van de bedrijven die de voorbije jaren de meeste vooruitgang in ons land hebben gemaakt. Dat is omdat ik eindelijk komaf heb gemaakt met politieke benoemingen in dat instituut. Ook KPN, een alternatieve provider, heeft op zijn nieuwjaarsreceptie enkele weken geleden expliciet gezegd dat dankzij de onafhankelijkheid van het BIPT eindelijk vooruitgang geboekt wordt op de Belgische telecommunicatiemarkt. Dat is toch wel het allerbelangrijkste.
Ik kom aan uw vragen. Noch voor de bijzondere opdracht noch voor de aanstelling van andere opdrachthouders werd een specifieke wijze van bekendmaking vastgelegd in het koninklijk besluit van 2007. Bijgevolg worden de aanstellingen alleen bekendgemaakt aan het personeel van het instituut en niet gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Er is daartoe geen verplichting.
Het takenpakket van een bijzondere opdrachthouder staat beschreven in de opdrachtbeschrijving van de betrokkene. Dat komt er kort samengevat op neer dat de heer Van Bellinghen de regelgevingaspecten, met inbegrip van de adviesbevoegdheid van het BIPT, verifieert, alsook de regelgevingaspecten waarmee het BIPT wordt geconfronteerd en waarvoor een strategische aanpak moet worden ontwikkeld. Het betreft in het bijzonder de conceptuele aspecten en de coördinatie van de voorbereiding en de opstelling van de wetgevings- en uitvoeringsmaatregelen, koninklijke en ministeriële besluiten inzake elektronische communicatie en post.
De opdracht van de heer Denef situeert zich op het vlak van de universele dienst voor de elektronische communicatie, wat omvat advies over de strategie in verband met de wording en de reikwijdte de universele dienst zoals voorgesteld in het nieuwe wetgevingspakket voor telecommunicatie alsook de opstelling van het bijhorende regelgevingkader, de tenuitvoerbrenging van de universele dienst met inbegrip van het aanwijzen van de aanbieders, de financiering en bepaling van de nettokosten, de controle van de inachtneming, de doeltreffende tenuitvoerbrenging van de taken die aan het BIPT worden toevertrouwd in verband met het sociaal tarief, het beheer van de dienst Sociale Tarieven, alsook het bijstaan van adviseurs die actief zijn op het vlak van de universele dienst voor elektronische communicatie.
Zoals bepaald in het administratief statuut van het BIPT rapporteren de opdrachthouders maandelijks aan een hiërarchische meerdere, in dit geval het lid van de raad dat bevoegd is voor de dienst waar de opdrachthouders tewerkgesteld zijn.
Over het bijwonen van de vergadering van de raad valt op te merken dat alle personeelsleden van het BIPT, inclusief de opdrachthouders, in de uitvoering van hun taken toegang kunnen krijgen tot vertrouwelijke informatie en bedrijfsgeheimen. Daarom voorzien de artikelen 23 en 28 van de wet van 2003 expliciet erin dat zij aan het beroepsgeheim onderworpen zijn en, buiten de in de wet opgenomen uitzondering, geen vertrouwelijke informatie waarvan zij kennis hebben gehad in het kader van de uitoefening van hun functie, aan derden mogen meedelen. Die verplichting blijft ook van toepassing na hun aftreden.
Wat de raadsvergadering betreft, voorziet artikel 17, §2, van de wet van 2003 erin dat de bijzondere opdrachthouders de vergadering van de raad bijwonen met raadgevende stem. De raad kan bovendien externe experts uitnodigen om met of zonder raadgevende stem de vergadering van de raad bij te wonen. De bijzondere opdrachthouders en de externe experts zijn onderworpen aan dezelfde regels als degene die van toepassing zijn op de onafhankelijke leden van de raad. Met andere woorden, ze hebben geen beslissende stem en alle beslissingen van het BIPT worden enkel en alleen genomen door de vier onafhankelijke leden van de raad.
De jaarlijkse brutowedde van de voorzitter van de raad werd vastgesteld op 182 780,91 euro en die van de leden van de raad op 151 224,72 euro, beide aan basisindexcijfer 105,20. Als toelage genieten de leden van de raad vakantiegeld en een eindejaarstoelage, beide berekend overeenkomstig de besluiten geldig voor de rijksambtenaren. Als pensioenbijdrage wordt voor hen 21,14 % van de brutowedde gestort en als patronale lasten 19,11 %.
De bijzondere opdrachthouders, de heren Denef en Van Bellinghen, hebben een verloningspakket respectievelijk verbonden aan de raad van administrateur en eerste adviseur. Als bijzondere opdrachthouder wordt hun een toelage uitbetaald waarvan de totale kostprijs wordt geraamd op 52 569,77 euro voor de heer Denef en 60 300,03 euro voor de heer Van Bellinghen. Die bedragen werden gepubliceerd in het najaar van 2009 middels een koninklijk besluit.
De totale kostprijs van de raad van het BIPT voor 2011 wordt geraamd op 981 142 euro. Op te merken is dat alle werkingskosten van het BIPT door de telecom- en postoperatoren worden betaald en niet door de belastingbetaler.
Wat het Nederlands voorbeeld aangaat, valt op te merken dat een vergelijking tussen de BIPT-raad en het OPTA-college moeilijk is om twee redenen: de bevoegdheid van OPTA is verschillend van die van het BIPT en de structuur van de OPTA-leiding is verschillend van die van het BIPT. Het college werkt niet voltijds bij OPTA en er is bij OPTA een bijkomend managementteam, wat niet het geval is bij het BIPT. Het BIPT beschikt over meer bevoegdheden dan OPTA. Zo is het niet OPTA, maar het agentschap Telecom, een instantie bij het Nederlandse ministerie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, dat bevoegd is voor het beheer van het spectrum, de afstemming van frequenties. Het BIPT is wel bevoegd voor het beheer van het spectrum en treedt eveneens op als de etherpolitie.
Tot slot valt op te merken dat het BIPT eveneens andere ontwerpen van wetgeving opstelt op vraag van de minister, hetgeen in Nederland door het ministerie van Economische Zaken wordt gedaan.
Voor sommige taken valt op te merken dat de grootte van de markt weinig verschil uitmaakt voor de te vervullen taken. Zo zal een marktanalyse in alle EU-landen dezelfde stappen moeten doorlopen, die in de richtlijnen zijn bepaald.
Zoals alle andere functies van overheidsmanager werden de functies van voorzitter en lid van de raad onderworpen aan de weging vastgelegd in het koninklijk besluit van 11 juli 2001. Het wegingsysteem had tot doel het relatieve belang van elke functie en de hiërarchie binnen de overheidsdiensten te bepalen. Voor de weging van de functie, de functiehouder, werd gekeken naar de vereisten gesteld aan de functie. Hiervoor werden 13 criteria gebruikt. De omvang van de overheidsdienst was geen criterium, maar wel kennis en ervaring, multidiscipline, contextueel inzicht, complexiteit, innovatie, leiderschap, beheer van de arbeidsomstandigheden, planning en coördinatie, vermogen om veranderingen door te voeren, interactie en beheer van de human resources, beheer van de arbeidsomstandigheden, autonomie-impact, omvang van het territorium.
Op basis van de eindscore, na weging, werden de functies gegroepeerd in zeven banden, waarbij elke band overeenstemt met een wedde. Het is mij niet bekend in welke band de leidende ambtenaar van de FOD Financiën werd ondergebracht. U kunt dat vragen aan collega Reynders.
Wat het BIPT betreft, werd aan de functie van de voorzitter de wedde toegekend die overeenstemt met de hoogste band en aan de leden van de raad de tweede hoogste band. Het statuut van de raad van het BIPT bepaalt bovendien expliciet dat de vergoeding van de voorzitter en de leden van de raad in overeenstemming moet zijn met de gangbare normen in de postsector, de telecommunicatiesector, de radiocommunicatiesector en die van de andere toezichthoudende instanties vergelijkbaar met het instituut.
07.03 Peter Dedecker (N-VA): Ik kan het eerste deel van het antwoord zeker onderschrijven. Het einde van de politieke benoemingen bij het BIPT en een onafhankelijk samengestelde raad zijn zeker een grote vooruitgang. Wij hoeven dat niet onder stoelen of banken te steken.
Ik heb wel enkele vragen bij de aanstelling van die twee heren. Het is inderdaad niet verplicht om hun aanstelling te publiceren in het Staatsblad, maar waarom werd dat uit transparantie niet gedaan op de website? Dat is toch belangrijke info. Die mensen hebben toegang tot bedrijfsgeheimen. Daarover moet in alle mogelijke transparantie kunnen worden gesproken. Het BIPT moet daarin transparant handelen.
Overigens, waarom bestaat er een specifieke taakverdeling voor beide heren? Waarom wordt een en ander niet overgenomen door de vier leden van de raad? Vroeger werd dat ook gedaan door die vier leden. De twee opdrachthouders waren zelf ook lid van de raad. Toen ging dit wel.
Met heel veel goede wil kon de beslissing tot de creatie van de opdrachthouders door de vingers worden gezien in het kader van een overgangsregime naar de nieuwe raad. Ondertussen is die meer dan een jaar in werking getreden en ik zie eigenlijk geen enkele reden om geen einde te maken aan het concept van de bijzondere opdrachthouders bij het BIPT. U ziet de kostprijs. Dat wordt eigenlijk een beetje al te gek.
Ik verwijs ook graag naar de polemiek van destijds omtrent de politieke benoemingen. Het is jammer dat de klok een stuk wordt teruggedraaid.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Peter Dedecker aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "het IP-protocol, versie 6" (nr. 2299)
08 Question de M. Peter Dedecker au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "le protocole IP, version 6" (n° 2299)
08.01 Peter Dedecker (N-VA): Mevrouw de voorzitter, dit is een technische maar niettemin belangrijke en actuele vraag. IANA maakte zonet bekend dat de laatste IP-adressen versie 4 werden uitgedeeld aan de regionale beheersautoriteiten. De deadline was vandaag.
Voor de communicatie over het internet wordt gebruikgemaakt van het IP-protocol versie 4. Het nadeel is dat het aantal IP-adressen en dus het aantal mogelijk aan te sluiten computers of andere apparaten beperkt is tot 4,2 miljard waarvan er nog een groot aantal van die adressen om tal van redenen onbruikbaar is voor gewone communicatie.
Er is een sterke toename van het aantal internetcompatibele apparaten zoals de smartphone waarvan de minister terecht een grote fan is. Ik kan hem daarin geen ongelijk geven. Er worden ook meer en meer auto’s, slimme energiemeters, gps-toestellen, televisies tot zelfs koelkasten aangesloten op het internet. Zeker is dat de toename van het aantal aansluitingen in de groeilanden een groter probleem wordt. De adressen geraken uitgeput. Volgens de voorspellingen zal dit vandaag het geval zijn voor IANA. De regionale autoriteiten kunnen er nog een aantal uitdelen maar dat zal niet al te lang meer duren. Op die manier dreigt het onmogelijk te worden om bijkomende toestellen aan te sluiten op het internet. Om dit te vermijden is jaren geleden versie 6 van het IP-protocol ontwikkeld. Dat biedt een nagenoeg onuitputbaar aantal adressen. Volgens sommigen zijn er meer adressen dan er zandkorrels zijn in de Sahara. Dat is niet geheel onterecht.
België hinkt helaas flink achterop bij de uitrol van deze nieuwe standaard. Volgens de Belgische afdeling van de IPv6 Taskforce zijn van de Belgische bedrijven en organisaties enkel Belnet, het AWT, RTBF, zelf ook een klant van Belnet, en Easyhost bereikbaar via Ipv6. Professor Bonaventure van de UCL, de Franstalige tegenhanger van de KUL, waarschuwt dan ook dat als er niet snel iets verandert, de groei van het Belgische internet in gevaar komt met alle gevolgen vandien voor onze positie inzake innovatie, iets wat u wellicht na aan het hart ligt.
Het is het probleem van de kip of het ei. De Belgische service providers zoals hostingbedrijven kunnen nu wel de technologie aannemen maar ze maken er geen actief werk van omdat er geen vraag naar is. Er zijn immers geen Belgische klanten die gebruik maken van IPv6 omdat de service providers het niet ondersteunen. Die providers kijken de kat uit de boom. Er is natuurlijk een beperkte investering aan verbonden terwijl de uitrol van IPv6 geen direct commercieel voordeel biedt voor hun klanten. In de toekomst zal dat helemaal anders zijn. Er is ook geen vraag omdat er nauwelijks applicaties of websites zijn die bereikbaar zijn via Ppv6.
Sommigen zoeken hun toevlucht tot lapmiddeltjes. Telenet voorziet nieuwe Fibernetklanten van een NAT-router met privaat IP-adres. De klant kan daarna nog zelf zijn eigen draadloze router zetten met NAT wat dan weer peer-to-peer, voice-over IP-applicaties, telewerken en andere innovatieve toestanden in het gedrang brengt.
Ik denk dat wij dat niet kunnen aanvaarden.
De Belgische overheid zou echter haar verantwoordelijkheid kunnen nemen en de vicieuze cirkel – het kip-of-het-ei-verhaal – doorbreken. Dat kan met onze operator Belgacom, waarin de Staat nog altijd een meerderheidsbelang heeft. Dat is nodig om de groei van het Belgische internet en onze positie inzake innovatie te vrijwaren. Ook het BIPT en de overheid zelf kunnen hierin een rol spelen.
Ik heb de volgende vragen.
Ten eerste, is Belgacom vandaag reeds in staat om doorgaand internationaal IPv6-verkeer, via haar dochter Belgacom lCS, te behandelen?
Ten tweede, heeft Belgacom reeds proefprojecten uitgevoerd met betrekking tot de uitrol van IPv6 bij professionele of residentiële klanten, al dan niet gecombineerd met IPv4? U weet ook wel dat er mogelijkheden zijn om beide naast elkaar te laten leven.
Ten derde, is er een IPv6-aanbod voor professionele of residentiële klanten?
Ten vierde, in hoeverre is Belgacom voorbereid op de migratie naar IPv6 en wat zijn de plannen hierin?
Ten vijfde, in hoeverre bent u het met mij eens dat Belgacom, vooralsnog een overheidsbedrijf, hierin een maatschappelijke rol te spelen heeft, om onze positie inzake innovatie en groei van het internet en de IT-sector te versterken?
Ten zesde, in hoeverre beschikt het BIPT over gegevens inzake de IPv6-readyness van onze telecomoperatoren en dienstverleners? Welke maatregelen zou het BIPT kunnen nemen om de positie van IPv6 in België te verbeteren, onze markt en infrastructuur op een overstap voor te bereiden en de beschikbaarheid van IPv6 te stimuleren?
Ten zevende, in hoeverre is de overheid zelf klaar voor de toekomst en compatibel met IPv6 en een migratie hiernaar? Hoe zit het met Belnet, Fedict, de IT-platformen van de verschillende overheidsdiensten, enzovoort? Acht u het mogelijk om vanuit de overheid, via de federale administraties, een voorbeeldrol te spelen inzake de promotie van IPv6 en de voorbereidingen hierop voor onze markt?
08.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitter, collega, ik dank u voor uw interessante vraag, maar op de eerste vijf vragen, waarin het gaat over Belgacom, kent u waarschijnlijk het antwoord al?
08.03 Peter Dedecker (N-VA): U verwijst mij naar de bevoegde minister.
08.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Ik ben niet verantwoordelijk voor Belgacom. Dat weet u toch?
08.05 Peter Dedecker (N-VA): Ik zal die vraag uitsplitsen en doorverwijzen.
08.06 Minister Vincent Van Quickenborne: Het is niet dat ik daarop niet wil antwoorden, maar het probleem is dat de vraag mij niet toelaat om erop te antwoorden, omdat het echt wel gaat over het overheidsbedrijf zelf. Ik ben niet de voogdijminister.
Ik kan dus alleen maar antwoorden op uw zesde en zevende vraag. Dat zal ik dan ook doen. Ik hecht ook belang aan de toekomst van IPv4 en de implementatie van IPv6. Het is inderdaad zo dat vandaag de laatste cijfers zijn toebedeeld en dat wij aan ons maximum zitten.
In het BIPT wordt die problematiek aandachtig gevolgd. Stricto sensu heeft het instituut ter zake echter geen wettelijke bevoegdheid.
Hoe wordt dat dan opgevolgd? Welnu, er is een regelmatig contact tussen DNS, BIPT, Belnet, de apparatuurtoeleveranciers van de versie 6 en sommige operatoren. Met name Belnet is daar heel nauw bij betrokken. Het volgt het vraagstuk van nabij sinds 2003. Belnet, het netwerk van de universiteiten, waarvan de voogdij valt onder minister Laruelle, levert aanzienlijke inspanningen om die nieuwe technologische ontwikkeling te verspreiden. Enkele universiteiten, zoals die van Mons en UCL, hebben de versie 6-technologie reeds toegepast. De lijst van de organisaties die de versie 6 toepassen, zal ik u zo dadelijk overhandigen. Er zitten ook hogescholen tussen. Ik vernoem bijvoorbeeld KATHO, de Hasseltse Universiteit, IBBT. Er zijn dus nogal wat organisaties, die dat toepassen.
Het evenwicht dat moet worden bereikt, bestaat erin het potentieel van de versie 4 maximaal te benutten en te combineren met het gebruik van versie 6. Op die manier zullen we geen tekort aan mailadressen hebben. Men zou kunnen overwegen dat de Belgische overheid een voorbeeldfunctie op zich zou nemen voor een voortijdige en harmonieuze implementatie. Ik heb dan ook aan Fedict gevraagd, naar aanleiding van uw vraag, om al onze administraties ertoe aan te zetten om dat effectief zo snel als mogelijk in te voeren.
08.07 Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de minister, het is inderdaad een goede zaak dat u via Fedict een voorbeeldrol zult opnemen bij onze administraties. Ik merk inderdaad dat er vooral onderwijsinstellingen en wetenschappelijke instellingen op zitten. Het is nog altijd blijkbaar een groot probleem voor de residentiële klant, die daar nog lang niet klaar voor is.
Het BIPT kan wettelijk gezien inderdaad geen zaken doen. Er zal echter wel iets moeten gebeuren. Volgens mij kan het niet anders dan dat de overheid een initiatief neemt. Ik kijk daarvoor alvast hoopvol uit naar het antwoord van minister Vervotte, wat Belgacom daarin zou kunnen doen.
De voorzitter: Mijnheer Dedecker, u kunt die eerste vijf vragen aan minister Vervotte ook schriftelijk stellen.
08.08 Peter Dedecker (N-VA): Ja, dat zou inderdaad een mogelijkheid zijn.
Mijnheer de minister, u sprak ervan het antwoord te bespoedigen bij minister Vervotte, maar ik weet niet wat u daarmee bedoelt.
08.09 Minister Vincent Van Quickenborne: (…)
08.10 Peter Dedecker (N-VA): Dank u wel.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Peter Dedecker aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "onverwachte datakosten" (nr. 2334)
09 Question de M. Peter Dedecker au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "des coûts de transmission de données inattendus" (n° 2334)
09.01 Peter Dedecker (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, mensen die vandaag een nieuwe gsm van het type smartphone kopen, komen wel eens voor verrassingen te staan, zeker wanneer hun huidige tariefplan niet in een regeling voor mobiel internet voorziet.
Sommige operatoren sturen dan een sms met de vraag, al dan niet in cryptische bewoordingen, de een al duidelijker dan de andere, of de gebruiker de internetfunctie wil activeren. Bevestigen kan door een simpel sms’je terug te sturen. Geen administratieve overhead. Allemaal goed en wel, alleen weet de gebruiker niet altijd wat zoiets te betekenen heeft.
Hij weet bijvoorbeeld niet dat een smartphone regelmatig verbinding maakt met het internet om te controleren op nieuwe e-mails. Hij weet wellicht ook niet dat het standaard datatarief bij sommige operatoren, bijvoorbeeld bij Mobistar, gebaseerd is op bepaalde kosten per verbinding per tijdseenheid.
Een toestel dat om het half uur je mail controleert, kan zo, zonder van een groot dataverbruik te spreken, voor onaangename verrassingen zorgen als je later een factuur krijgt met een kostprijs van honderden euro. Dat loopt snel op.
Zelf kreeg ik reeds dergelijke klachten binnen, maar ook de consumentenorganisatie TestAankoop spreekt van een gekend probleem.
Een zekere vergelijking is mogelijk met de kosten voor dataroaming, opgelegd door de Europese Commissie, die voor een gelijkaardige verrassing kunnen zorgen. De Europese Commissie heeft een limiet van 50 euro vastgelegd. De operator moet de klant waarschuwen als de limiet van 50 euro voor 80 % bereikt wordt. De klant moet dan expliciet aangeven dat de verbinding niet mag worden verbroken bij het overschrijden van deze limiet.
Mijnheer de minister, is het probleem met de onverwachte datakosten, gebaseerd op kosten per tijdseenheid, bij u bekend? Hebt u weet van dergelijke klachten bij de economische inspectie of de ombudsdienst van de telecomsector?
Acht u het mogelijk dergelijke problemen te voorkomen door de invoering van een systeem zoals de Europese Commissie reeds heeft gedaan voor dataroaming? Welke stappen dienen daarvoor te worden ondernomen en welke kunnen in het licht van deze periode van lopende zaken nog worden genomen?
09.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitter, collega, dit is inderdaad een probleem dat naarmate het mobiel internet zich ontwikkelt voor verrassingen kan zorgen. Het is immers nieuw.
De eerste problemen zijn opgedoken in 2009. Toen heeft de ombudsdienst voor Telecommunicatie op pagina 44 en volgenden van haar jaarverslag 2009 aanbevelingen gedaan ten aanzien van operatoren en gebruikers.
U hebt verwezen naar de verordeningen die de operatoren vanaf maart 2010 de mogelijkheid geven om het maandelijks verbruik van hun klanten te beperken en vanaf juli 2010 ging het inderdaad om een maximumplafond van vijftig euro, exclusief btw. Ik zal ze niet herhalen.
Wat gaan wij in België doen? Eerst en vooral, ik heb het BIPT gevraagd om de mogelijkheid te onderzoeken om op Belgisch niveau een gelijkwaardig systeem van informatie als hetgeen Europa heeft uitgedacht, te ontwikkelen nadat de wet tot omzetting van het nieuwe Europese kader zal zijn aangenomen.
Ten tweede, wij hebben al operatoren aanbevolen om hun klanten beter in te lichten over de prijs van automatische verbinding en downloads, alsook over de manier om deze te vermijden. Zijn doen dat dus rechtstreeks in hun relatie met de klanten. Er wordt ook overwogen om een informatiecampagne te lanceren over het opletten met dataverbruik en de daaraan verbonden kosten.
Naar aanleiding van de verrassingen – de bill shocks – met data, en dan vooral met roamingdata, zijn veel krantenberichten verschenen. Die hebben uiteraard een zekere verwittigend effect op de consumenten.
09.03 Peter Dedecker (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben heel blij te vernemen dat er in België iets dergelijks zal worden ingevoerd.
Dat zal vermijden dat een aantal mensen voor verrassingen komt te staan. Zoals u zegt, het is nieuw, het is hip. Veel mensen treden nu ook toe tot de wereld van de smartphonegebruikers en krijgen te maken met dergelijke zaken. Wij zullen die problemen aanpakken.
L'incident est clos.
10 Vraag van mevrouw Meyrem Almaci aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de tarieven van sms-betalingen voor parkeren" (nr. 2353)
10 Question de Mme Meyrem Almaci au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "le coût du paiement du stationnement par SMS" (n° 2353)
10.01 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb een vraag over de tarieven voor sms-betaling voor parkeren. Ik maak daar zelf ook gebruik van. Steeds meer en meer diensten kunnen overigens betaald worden via sms. Het kan bij De Lijn. Het kan ook bij het parkeren. Dat is een goede zaak want het maakt een en ander wat toegankelijker.
De kosten daarvan zijn op te delen in de kost voor de dienst zelf – in dit geval het parkeren – en de kosten voor het sms’en. Die laatste kosten zijn echter niet altijd zo transparant, ondanks het feit dat er een convenant is afgesproken met de gsm-operatoren.
Een voorbeeld is dat één van de grote aanbieders van sms-parkeren aangeeft dat de kosten 15 eurocent per keer bedragen, maar de kleine lettertjes – die niet altijd duidelijk zijn op het moment dat men gaat parkeren – tonen aan dat de kosten van het versturen van de sms en het ontvangen van een antwoord-sms dat de aanvraag goed is aangekomen, hoger zijn.
Enkel wanneer men gaat zoeken op de websites van die bedrijven vindt men informatie die bijvoorbeeld zegt dat er vier berichten per parkeerbeurt moeten worden betaald. Dat betekent 60 eurocent. Dat is toch al relatief veel, wetend dat wij in België relatief hoge sms-kosten hebben in vergelijking met de rest van Europa.
Men weet pas nadat men die site gaat bezoeken – maar wie doet dat eigenlijk? – dat men de bevestigingen ook kan opzeggen. Voor veel mensen is die bevestiging net de zekerheid dat zij in regel zijn wat het parkeren betreft. Zij weten ook vaak niet dat wanneer zij niet in regel zijn, zij een foutmelding zullen krijgen. Dat wordt niet duidelijk gezegd omdat het natuurlijk in het voordeel van de aanbieder is om de verwarring in stand te houden en de mensen vier sms’en te laten betalen.
Kortom, als men de bevestigingen niet stopzet, en als men niet expliciet op de website opzoekt hoe men ze kan stopzetten, betaalt men per parkeerbeurt 60 eurocent extra.
Daarnaast is er het gegeven dat men het de eerste keer wel gewoon kan doen. Ik stel nu een vraag die ik niet expliciet in mijn voorbereiding had gezet, met uw permissie.
Men moet zich registreren op de site van de parkeeraanbieder. Ik vraag mij af waarom dat nodig is. Wat is het nut ervan dat men zich expliciet moet aanmelden en registreren op de site van de sms-parkeeraanbieder? Dit is een vraag die ik vanuit het consumentenoogpunt niet irrelevant vind.
Ik gebruik de auto niet veel, dat geef ik toe. De eerste keer merkte ik dat het sms-parkeren gewoon lukte. De tweede keer kreeg ik een sms dat het niet mogelijk was en dat ik mij eerst moest registreren via de site. Ik vraag mij af wat daarvoor de reden is.
Het gaat mij dus niet alleen om die kosten en over het gebrek aan transparantie, maar ook om de richting waarin dit gaat. Gebeurt dit met de bedoeling achteraf specifieke informatie aan te bieden? Worden gegevens doorgespeeld aan derden? Zijn de mensen daarvan op de hoogte? Gebeurt het met direct marketingdoeleinden achteraf? Dit zijn relatief belangrijke vragen.
10.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitter, collega, de beheerder van het parkeersysteem is verplicht de consument in te lichten krachtens de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken. Volgens diezelfde wet dient hij ook de gedragscodes na te leven die hij heeft onderschreven zoals de GOF-richtlijn voor sms- en mms-diensten. Artikel b, 2. 3 stelt onder meer dan in alle advertenties en publieke promoties de prijs van de aankoop moet worden vermeld. Een toekomstig koninklijk besluit waarin een ethische code wordt vastgesteld voor de betrokken diensten zal deze verplichtingen ook bevestigen.
Ik kan u echter ook vertellen dat ik het niveau van transparantie dat vandaag wordt geleverd soms onvoldoende vind. Uit wat ik heb vernomen leer ik dat het niet altijd even duidelijk is hoe mensen bijvoorbeeld de kost kunnen beperken door uit te schrijven voor bepaalde betalingsbevestigingen.
Ik heb aan het BIPT en aan de FOD Economie gevraagd om afspraken te maken met operatoren en dienstenaanbieders om bijvoorbeeld in de eerste sms die personen ontvangen ook expliciet dat soort informatie te vermelden en desgevallend ook op de parkeerpalen die het gebruik van sms-parkeren verder verduidelijken.
Ik kom tot uw laatste vraag, die u niet op papier maar wel mondeling hebt gesteld, over de registratie. Deze is vrij eenvoudig te beantwoorden. Als men gebruik maakt van sms-parkeren via Proximus, dan wordt het sms-parkeren verrekend via de factuur van Proximus.
Als men echter Mobistar of Base heeft, dan gebeurt het niet op die manier en wordt er afgerekend tussen Mobistar en Base aan de ene kant en de parkeeroperator aan de andere kant. Een registratie is dan noodzakelijk. Ik weet niet wij welke operator u aangesloten bent? Bij Mobistar. Wel, dat is blijkbaar de uitleg. Het hangt af van de operator.
Een vraag die u niet gesteld heeft maar die ik zelf ook zou willen stellen, want ik ben ook parlementslid in dit Parlement en ik kan ook de minister ondervragen, voor zo lang…
10.03 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): (…)
10.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Dat hangt niet van mij af: u zit aan de tafel, mevrouw Almaci, maak mij niet boos. Afwachten maar, we zullen straks zien.
Ik denk dat het grote probleem in ons land de kostprijs is van die dienstverlening: 0,15 cent is veel, zeker als het gaat over kortparkeren. Men had mij gezegd dat zo lang maar één operator die dienst aanbood, dat normaal was. Nu hoor ik toch dat voor parkeren, maar ook voor De Lijn de drie operatoren dit aanbieden. Als daar niet snel beweging in komt, als die prijzen niet snel gaan dalen, zullen we daar op een of andere manier tegen moeten optreden, want dit lijkt mij toch wel bijzonder excessief te zijn.
10.05 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, uw antwoord verheugt mij grotendeels. Ik ben zeer blij dat u ook erkent dat de transparantie soms onvoldoende is. Een stuk van het probleem van de registratie is ook dat men geregistreerd moet zijn om bijvoorbeeld een beperking van die bevestigings-sms te verkrijgen. Als men na registratie niet laat weten dat men een beperking wil, is het bijzonder moeilijk om die beperking te verkrijgen. Men moet sms’en met een dienst die niet antwoordt. Dan volgt er ook geen antwoord dat het niet gaat. Dat zijn van die geautomatiseerde toestanden waarbij het niet mogelijk is dat te doen zonder geregistreerd te zijn. Dat heeft niets te maken met de aanbieder, maar met het feit dat als men zich niet registreert, men zelfs niet te weten kan komen hoe men dat moet doen.
Op die parkeerautomaten, laten we dat ook toegeven, is niet zo heel veel plaats. Wat het meest opvalt is het nummer waarheen men moet sms’en, 4411, en daar staat dan bij dat men een bepaald bedrag moet betalen voor het parkeren en al de rest is veel minder duidelijk.
Het zou goed zijn om op een dubbel spoor te werken: niet alleen op de parkeerautomaten informatie zetten, maar ook in de eerste sms of toch regelmatig, misschien om de zoveel sms’en.
Het Instituut voor Telecom en de FOD Economie kunnen zich misschien eens over de kostprijs buigen: niet alleen in het licht van eventuele verdere stappen in het Parlement, want dat heeft daar ook een belangrijke taak, maar ook in het kader van alles wat te maken heeft met de dienstverlening van overheden en parastatalen – De Lijn, sms-parkeren – om te onderhandelen over de prijs van de sms’jes. Die zijn sowieso een meerwaarde voor de aanbieders. Tot het moment waarop de sms-prijzen en de algemene telefoniekosten in ons land zich eindelijk normaliseren en vergelijkbaar worden met de rest van Europa – ik deel daar uw bekommernis, ik vind dit ook een schande – moet het toch perfect mogelijk zijn om als overheid die gebruik maakt van sms-parkeren te gaan onderhandelen met de aanbieders om te zeggen dat 0,15 euro veel te veel is, met alle respect. Informatie-sms’jes moeten gratis zijn, ook als het gaat over het willen weten of men al dan niet in regel is met dat parkeren.
Ten slotte wil ik mijn bekommernis herhalen van daarnet inzake het registreren. Ik kan perfect aannemen dat dit te maken heeft met het soort operator, maar anderzijds heeft dat ook te maken met de mogelijkheid om bepaalde dingen af te zeggen, niet meer aan deel te nemen of minder sms’jes te krijgen. Ik maak mij zorgen in hoeverre die informatie doorgegeven kan worden, gebruikt kan worden. Tenzij men dat expliciet aangeeft, kan die informatie voor direct marketing worden gebruikt. De overheden, ook de lokale overheden die hiervan gebruik maken om diensten laagdrempeliger te maken en dit aan te bieden, moeten de mogelijkheden voor direct marketing er kunnen uithalen. Daarover maak ik mij als gebruiker zorgen en ik niet alleen, denk ik.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mijnheer Veys, uw vraag nr. 2422 zal door minister Vervotte worden beantwoord.
11 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de uitspraak van het Grondwettelijk Hof in verband met de sociale tarieven van de telecomoperatoren" (nr. 2423)
11 Question de M. Tanguy Veys au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "l'arrêt de la Cour constitutionnelle relatif aux tarifs sociaux des opérateurs de télécommunications" (n° 2423)
11.01 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, op basis van een Europese richtlijn uit 2002 worden sinds 2005 telecomoperatoren verplicht sociale tarieven te hanteren voor klanten die het minder breed hebben. Om de operatoren te compenseren die verhoudingsgewijs meer sociale tarieven moeten toepassen, werd bovendien een speciaal fonds opgezet.
In verband met deze wet werd in 2009 een voorstel tot wijziging ingediend en heeft het BIPT een bevraging gedaan van de sector, naar aanleiding van de eventuele wijziging van deze wet. Dit werd in oktober 2010 voorgesteld, onder meer aan leden van deze commissie.
De Europese Commissie heeft ook niet stilgezeten. Zij is in oktober 2010 naar het Europees Hof van Justitie getrokken, omdat zij van oordeel is dat België de richtlijn niet correct heeft omgezet.
Het Grondwettelijk Hof vindt nu ook dat de regels tegen de Grondwet indruisen en heeft die wettelijke bepalingen dan ook geschrapt. Het Grondwettelijk Hof oordeelt dat de berekeningsmethode voor de compensaties niet correct is. Meer bepaald vindt het hof het niet correct dat bij de berekening van de nettokosten geen rekening wordt gehouden met de marktvoordelen die de sociale tarieven opleveren en dat de specifieke kenmerken van elke operator niet worden onderzocht. Bovendien zou de berekeningswijze een onrechtstreeks concurrentievoordeel opleveren aan Belgacom, hetgeen door onder meer Base en Mobistar werd aangeklaagd.
Het Grondwettelijk Hof stelde daarover een prejudiciële vraag aan het Europees Hof, dat eveneens in oktober heeft geoordeeld dat de Belgische overheid bij de berekening van de compensatieregeling rekening had moeten houden met de specifieke situatie van elk van de ondernemingen op de markt. Na dat antwoord op zijn vraag heeft het Grondwettelijk Hot nu besloten dat het beginsel van gelijkheid en non-discriminatie geschonden is, want personen die zich “in wezenlijk verschillende situaties bevinden worden op identieke wijze behandeld, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat".
Gelet op de uitspraak van het Grondwettelijk Hof, hebt u maatregelen genomen? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet?
11.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitter, collega, de reglementering die in ons land van toepassing is inzake de financiering van de sociale tarieven door de operatoren via een fonds heeft de jongste jaren voorwerp uitgemaakt van gerechtelijke procedures, zowel procedures bij het Europees Hof van Justitie als bij het Grondwettelijk Hof, het voormalige Arbitragehof.
Het Hof van Justitie heeft hierover op 6 oktober 2009 twee arresten gewezen, het ene naar aanleiding van een vordering inzake de niet-nakoming ingesteld door de Europese Commissie en het andere op basis van een prejustitiële vraag die door het Grondwettelijk Hof was gesteld in het raam van een vordering die door sommige operatoren was ingesteld.
Naar aanleiding van de twee arresten van het Hof heeft het Grondwettelijk Hof vorige week geoordeeld dat de wetgever de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie in de Grondwet heeft geschonden door alle operatoren op dezelfde manier te behandelen, door vast te stellen dat de levering van de universele dienst een onredelijke last vormt die voor iedereen kan worden vergoed zonder de nettokosten te hebben berekend die deze last voor elke onderneming met zich meebrengt.
Daarom heeft het Grondwettelijk Hof een aantal artikelen vernietigd.
Toch moet erop worden gewezen dat deze opheffing niet het gehele mechanisme van sociale tarieven op losse schroeven zet. De mensen die vandaag van sociale tarieven genieten, moeten zich geen zorgen maken. Alleen is het zo dat het mechanisme van compensatie, met name de aspecten van financiering tussen de operatoren, moet worden herbekeken.
Eigenlijk had ik reeds geanticipeerd op deze beslissing van het Grondwettelijk Hof, want in het voorontwerp van wet tot omzetting van het Europese regelgevend kader dat van 18 december 2010 tot gisteren, 31 januari 2011, voor raadpleging aan de sector is voorgelegd, bevat een voorstel voor een nieuwe organisatie van het regulerende stelsel van de sociale tarieven. Een voorstel dat rekening houdt met de arresten van het Hof van Justitie en het arrest van het Grondwettelijk Hof.
Wij hebben dus raadplegingen gehouden tussen 18 december 2010 en 31 januari 2011. Wij gaan nu bekijken wat de adviezen en de consultatie hebben opgeleverd en dan hoop ik heel binnenkort een voorontwerp door u hier in het Parlement te kunnen laten behandelen, met het oog op een inwerkingtreding tegen uiterlijk 25 mei 2011 want dat is de datum die Europa ons oplegt om de richtlijnen te hebben omgezet.
11.03 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Heeft deze uitspraak van het Grondwettelijk Hof ook gevolgen voor de tarieven die tot op heden werden aangerekend? Zullen ze met terugwerkende kracht worden aangerekend of blijft alles zoals het was?
11.04 Minister Vincent Van Quickenborne: De consument zal hiervan niets merken. De tarieven zullen niet veranderen.
11.05 Tanguy Veys (VB): Ik heb het niet over de consument, maar over wat de telecomoperatoren tot op heden door Belgacom kregen aangerekend.
11.06 Medewerker van de minister: De facturen die Belgacom in het verleden naar de operatoren heeft kunnen doorsturen, zullen geen juridische basis meer hebben. Er moet dus een nieuw systeem voor de toekomst komen.
11.07 Tanguy Veys (VB): Het zou kunnen dat Belgacom bijkomend geld zal moeten terugbetalen aan de telecomoperatoren, mocht blijken dat het systeem te duur was?
11.08 Minister Vincent Van Quickenborne: Er komt wel een nieuw systeem van sociaal tarief. Wat het effect dan zal zijn op de operatoren onderling, moeten worden bekeken met de advocaten van de verschillende partijen. Het is vooral een juridisch geschil tussen operatoren geweest. Daar mag ik mij als minister niet over uitspreken. Dat zullen de rechterlijke macht en de advocaten en de gevolgen van de beslissingen van het Grondwettelijk Hof wel bepalen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.55 uur.
La réunion publique de commission est levée à 15.55 heures.