Commission de l'Économie, de la Politique scientifique, de l'Éducation, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture

Commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw

 

du

 

Mardi 1 février 2011

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 1 februari 2011

 

Voormiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 10.17 uur en voorgezeten door de heer Karel Uyttersprot.

La séance est ouverte à 10.17 heures et présidée par M. Karel Uyttersprot.

 

De voorzitter: Mevrouw de minister, ik ben blij dat u zo stipt en goed op tijd bent. Dat doet deugd. Ik moet zeggen dat ik al dikwijls veel tijd verloren heb door overal op tijd te zijn, wanneer ik heb moeten wachten op andere mensen.

 

01 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de schade van 56 miljoen euro in de landbouwsector" (nr. 2047)

01 Question de M. Peter Logghe à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "les dommages pour un montant de 56 millions d'euros subis par le secteur agricole" (n° 2047)

 

01.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik zal meteen met de deur in huis vallen.

 

Volgens berekeningen van landbouwexperts zou de regenval van 11 tot 17 november 2010 voor maar liefst 55,72 miljoen euro schade binnen de landbouw hebben gezorgd. Nog nooit was het verlies door regen in het najaar zo zwaar, schijnt het. Vooral West- en Oost-Vlaanderen zouden enorm getroffen zijn, en dan vooral de aardappelboeren. Meer dan 5 000 hectaren aardappelen konden niet worden geoogst.

 

De vraag rijst dan ook op welke manier een en ander zal worden vergoed, voor zover het al zal worden vergoed.

 

Ook de groenteboeren, telers van koolgewassen, prei en andere gewassen, werden hard getroffen.

 

Mevrouw de minister, heeft de regering al een globaal zicht op het totaal geschatte verlies voor de landbouw ten gevolge van de zware regenval van eind vorig jaar?

 

Ten tweede, op welke manier zal die schade worden vergoed? Hebt u er zicht op hoeveel vergoeding de landbouwers via hun verzekeraars zullen ontvangen voor de schade aan de gewassen? Ik denk dat dit erg zal tegenvallen. Het zal heel weinig zijn.

 

Ten derde, als zij voor de schade aan hun landbouwgewassen geen beroep kunnen doen op de verzekeringspolissen, zoals ik het inschat, dan blijft natuurlijk maar één weg meer over: het Rampenfonds. Begin december bleek de pot ongeveer 14 miljoen euro te bevatten. Dat is veel te weinig voor de vergoeding van de schade bij de landbouwers. Daarnaast komt nog de onverzekerde schade bij particulieren en anderen, die ook vergoed zal moeten worden via het Rampenfonds. Mijn vraag is hoe het verder moet.

 

Wanneer zal er aan de landbouwers uitsluitsel gegeven worden op welke vergoeding zij een beroep kunnen doen en binnen welke termijn zij die vergoeding zouden krijgen?

 

01.02 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer de voorzitter, de langdurige regenval en de overstromingen die tussen 11 en 17 november 2010 het land hebben geteisterd, hebben uitzonderlijke schade toegebracht aan de teelten, maar ook aan burgers en bedrijven. Daarom werd dit erkend als een algemene ramp, dus niet als een landbouwramp maar als een algemene ramp.

 

Deze materie behoort tot de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken aan wie de gemeenten de schade, waargenomen op hun grondgebied, hebben meegedeeld.

 

Alle gemeenten die schade hebben meegedeeld, zijn opgenomen in het koninklijk besluit van 26 november 2010 waarin de algemene ramp wordt erkend en waarbij de geografische uitgestrektheid van deze ramp wordt afgebakend.

 

Vermits er geen landbouwverzekeringsproduct op de Belgische markt bestaat, zullen de landbouwers door het Rampenfonds worden vergoed. Er is een toestand die niet door het Rampenfonds wordt vergoed, met name hagelslag. Hiervoor bestaat nog geen verzekeringsproduct.

 

De minister van Binnenlandse Zaken heeft een lijst van prijzen goedgekeurd met de bedoeling de vergoeding te berekenen op basis van de vaststelling van de schade aan de teelten.

 

Wat de financiering van het Rampenfonds betreft, moet worden vermeld dat het fonds een beroep op een lening mag doen. Bovendien is de Ministerraad zich goed bewust van dit probleem en heeft men er bij de erkenning van deze ramp aan herinnerd dat het noodzakelijk is om een businessplan op te stellen met de verschillende oplossingen voor dit probleem.

 

De landbouwers zullen dus worden vergoed.

 

01.03  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord, dat natuurlijk wel een aantal nieuwe vragen opwerpt.

 

Dat businessplan wordt vrij dringend. Ik vraag mij af of een regering in lopende zaken dat zal kunnen opstellen.

 

01.04 Minister Sabine Laruelle: (…) Er is nog geen businessplan. (…)

 

(micro niet ingeschakeld)

 

01.05  Peter Logghe (VB): Er is natuurlijk wel schade bij de landbouwers, mevrouw de minister. U zult ermee akkoord gaan dat die zo vlug mogelijk moet kunnen worden vergoed. Het fonds kan een lening afsluiten. Ik zal dat van heel dichtbij volgen, om na te gaan of er geen vertraging komt in de uitbetaling aan nogal wat mensen wier inkomen van de landbouw afhangt. Het is belangrijk dat dit van heel dichtbij wordt opgevolgd.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Peter Dedecker aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de juridische actie door het Algemeen Rijksarchief tegen het Vlaamse archiefdecreet" (nr. 2096)

02 Question de M. Peter Dedecker à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "l'action juridique des Archives générales de l'État contre le décret flamand sur les archives" (n° 2096)

 

02.01  Peter Dedecker (N-VA): Mevrouw de minister, de archiefwet dateert reeds van 1955, het is een ware dinosaurus in onze wetgeving. Uiteraard ontstonden er door de verschillende staatshervormingen meer en meer problemen voor de praktische toepassing en werd de wet aangepast. Onder meer in 2009 werden daarom enkele verduidelijkingen aangebracht.

 

In het kader van zijn organieke bevoegdheid voor onder andere steden, gemeenten en provincies, keurde het Vlaams Parlement op 30 juni 2010 het archiefdecreet goed. Na jaren van onduidelijkheid wie welke bevoegdheid had over welk dood of levend archief, kwam er eindelijk duidelijkheid voor onder meer documenten uit de stedelijke en provinciale archieven. Het decreet houdt dan ook rekening met de staatkundige alsook technische actualiteit.

 

Door de totstandkoming van het decreet kwam uiteraard de bevoegdheidsvraag aan bod. Er is duidelijk bepaald dat documenten die voortkomen uit de federale bevoegdheid, bijvoorbeeld documenten van politie- en veiligheidsdiensten, toekomen aan het Rijksarchief. Andere documenten komen natuurlijk toe aan de archiefinstellingen van het Vlaams Gewest.

 

Het decreet is bijzonder goed onderbouwd en gemotiveerd, zodat het Vlaams Gewest nu over degelijke regels beschikt, net als het Waals Gewest.

 

De Rijksarchivaris is blijkbaar niet zo gelukkig met die gang van zaken. Vraag mij niet waarom, maar hij lijkt beroep te willen aantekenen bij het Grondwettelijk Hof en hij gaat zelfs zover dat hij via een advocatenkantoor gemeenten opzet tegen hun voogdijoverheid op basis van erg zwakke, en misschien zelfs perfide, argumenten. Daarbij worden de gemeenten aangespoord ook beroep aan te tekenen, waarbij zij op ondersteuning kunnen rekenen van het Rijksarchief.

 

Dat is een eigenaardige gang van zaken, als u het mij vraagt. Ik heb dan ook een aantal vragen aan u daarover.

 

Op welk niveau werd de beslissing genomen het archiefdecreet aan te vechten? Deed de Rijksarchivaris dat als persoon of als instelling? Kreeg hij rugdekking van een andere federale overheid? Is het het Rijksarchief toegestaan eenzijdig tegen een Vlaams decreet op te treden? Waardoor wordt het dan gedekt?

 

Welke maatregelen zult u als minister nemen om te vermijden dat de gemeenten vanuit een federale instelling worden opgezet tegen hun voogdijoverheid? Het lijkt mij niet zo proper dat een regering waarvan de leider het samenwerkingsfederalisme predikt, dergelijke praktijken onderneemt.

 

Over welke modaliteiten is het Rijksarchief van plan te overleggen met de gemeenten? Gaat het bijvoorbeeld over procedurekosten? Zal het Rijksarchief daarvoor instaan of wat is precies de bedoeling?

 

Op welke manier bent u van plan hiertegen op te treden?

 

02.02 Minister Sabine Laruelle: De beslissing van de federale Staat een beroep in te dienen tegen het archiefdecreet, is de bevoegdheid van de Ministerraad en de Ministerraad zal zich over de vraag uitspreken in zijn vergadering van 3 februari, dus overmorgen, donderdag. Volgens een juridische analyse heeft de Algemeen Rijksarchivaris de functionele vrijheid om het beroep in te dienen. De Algemeen Rijksarchivaris kan zich beroepen op het vereiste belang en heeft de vereiste proceshoedanigheid om een vernietigingsberoep in te stellen bij het Grondwettelijk Hof.

 

Volgens de inlichtingen waarover ik beschik, heeft geen enkele instantie waarover ik de voogdij uitoefen, de gemeenten opgezet tegen hun voogdijoverheid of daartoe pogingen ondernomen. Het is waar dat het deel uitmaakt van de plichten van het Algemeen Rijksarchief om de administraties te informeren over hun verplichtingen inzake archiefvorming. Ik heb in de materie altijd geijverd voor overleg. In brieven van 2 september 2010 gericht aan de ministers-presidenten Peeters, Demotte, Picqué en Lambertz heb ik uitgenodigd tot overleg in verband met de archieven.

 

Op 24 januari heeft een interkabinettenwerkgroep op mijn kabinet afgevaardigden samengebracht van minister-president Peeters, viceminister-president Bourgeois, minister Schauvliege en de Vlaamse administratie, mezelf en het Algemeen Rijksarchief. De werkgroep heeft een tegenstelling geconstateerd tussen twee visies, maar er werd ook afgesproken dat een werkgroep met afgevaardigden van de Vlaamse administratie en van het Algemeen Rijksarchief zich zal buigen over kwaliteitscriteria, selectiecriteria en toezicht op het vlak van archieven. De vergadering verliep in een sfeer van collegialiteit en zorg voor het erfgoed. Zonder perfidie.

 

02.03  Peter Dedecker (N-VA): Ik juich het inderdaad toe dat u voor een overlegmethode gaat. Het is jammer dat de Rijksarchivaris voorop liep en eenzijdig van zijn vrijheid gebruikmaakte om niet de overlegweg te bewandelen, maar wel de weg van de rechtszaken.

 

02.04 Minister Sabine Laruelle: Men moet met twee zijn. Alleen federaal is niet mogelijk.

 

02.05  Peter Dedecker (N-VA): Vandaar dat u het initiatief genomen hebt om te overleggen met de deelstaten. Dat is een goede zaak. Het is jammer dat de Rijksarchivaris voorop liep. Ik kan enkel hoopvol zijn over wat er overmorgen op de Ministerraad wordt beslist. Ik hoop dat een constructieve dialoog mogelijk is en dat rechtszaken worden vermeden. De Rijksarchivaris heeft inderdaad de verplichting om zijn administraties te informeren. Informeren is nog iets anders dan opzetten tegen een voogdijoverheid.

 

02.06 Minister Sabine Laruelle: Ik begrijp uw standpunt. Ik ga er niet mee akkoord, maar ik begrijp het wel.

 

U moet wel weten dat de Raad van State ook een advies heeft gegeven over het Vlaams decreet. In dat advies zei de Raad van State dat het Vlaams decreet buiten de bevoegdheden van het Vlaams Gewest treedt. U moet de twee standpunten bekijken. De Raad van State is toch objectief. Zij zei: het Vlaams decreet gaat te ver.

 

02.07  Peter Dedecker (N-VA): Vandaar de nood aan dialoog.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De volgende vraag van de heer Dedecker gaat over het digitaliseringsproject bij de Koninklijke Sterrenwacht in Ukkel.

 

02.08  Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het gaat hier om twee vrij verschillende vragen die door de diensten werden samengevoegd. Ik weet niet wat u verkiest?

 

02.09 Minister Sabine Laruelle: Voor mij zijn het twee verschillende vragen. De eerste vraag betreft alleen het Observatorium en de tweede is een algemene vraag over de digitalisering.

 

02.10  Peter Dedecker (N-VA): Ik stel voor dat wij ze afzonderlijk behandelen?

 

02.11 Minister Sabine Laruelle: Het zijn twee vragen. Het thema is niet hetzelfde.

 

02.12  Peter Dedecker (N-VA): Dat dacht ik ook. We zitten op dezelfde golflengte.

 

02.13 Minister Sabine Laruelle: (…)

 

02.14  Peter Dedecker (N-VA): Inderdaad, wij moeten daarvoor niet naar het Grondwettelijk Hof stappen.

 

03 Vraag van de heer Peter Dedecker aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "het digitaliseringsproject bij de Koninklijke Sterrenwacht van Ukkel" (nr. 2097)

03 Question de M. Peter Dedecker à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "le projet de numérisation de l'Observatoire royal d'Uccle" (n° 2097)

 

03.01  Peter Dedecker (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, in het kader van het UDAPAC-project, dat staat voor Uccle Direct Astronomical Plate Archive Centre, werd een redelijk dure scanner van uitzonderlijk hoge kwaliteit gebouwd, met name de DAMIAN Digitizer. Dat is een scanner waarvan er in ons land geen tweede exemplaar bestaat en waarop het KMI terecht trots mag zijn. Het is echt een pronkstuk.

 

Met voornoemde scanner worden glasplaten en negatieven van oude opnamen gescand. Uiteraard gaat het in het geval van het KMI om opnames van astronomische waarnemingen. Bovendien worden ook luchtfoto’s en historische foto’s gedigitaliseerd. Het gaat bijvoorbeeld om opnames van de Eerste Wereldoorlog, waarrond wij binnenkort heel wat activiteit verwachten.

 

Tot op vandaag wordt enkel materiaal van andere, federale wetenschappelijke instellingen gedigitaliseerd.

 

De scanner is een pronkstuk. Het is uiteraard ook een behoorlijk duur pronkstuk. De kosten voor hardware en verbouwingen om het ding te huisvesten, liggen rond 500 000 euro. Dat is vrij normaal en verklaarbaar. Het apparaat is uiterst precies en stabiel. Het werd op trillingsvrije ondergronden gebouwd. Het is dus behoorlijk straf spul. Wij spreken dan nog niet over de onkosten voor twee vaste personeelsleden, voor het ontwikkelen van de grafische software, die speciaal voor het toestel werd ontwikkeld, of voor de opslagcapaciteit van de scans. Zeker wanneer u weet dat de gemiddelde grootte van een dergelijke scan die met een dergelijk toestel is gemaakt, al snel 2 gigabyte bedraagt, weet u ook wel dat in behoorlijk wat opslagcapaciteit is voorzien.

 

In 2011 zou het project ten einde lopen, waardoor ook het betrokken projectpersoneel zou afvloeien. Zij zijn nota bene de enige personen in ons land met de expertise om de installatie in kwestie draaiende te houden, te onderhouden en te perfectioneren. Erger nog is dat op voormelde manier de productie en het gebruik van de scanner dreigt stil te vallen.

 

Ik heb voor u dan ook de hiernavolgende vragen.

 

In hoeverre zijn de scans die in het kader van het UDAPAC-project werden gemaakt, publiek toegankelijk? Ik weet niet in hoeverre de vraag met de volgende vraag interfereert.

 

Wat gebeurt er met de installatie en met het personeel, wanneer het project ten einde loopt? Hoe wordt gegarandeerd dat de investering, die vrij hoog was, op een blijvende manier nuttig kan worden gebruikt en kan blijven renderen? Kan worden gegarandeerd dat de verkregen expertise niet verloren gaat? Zij is immers vrij uitzonderlijk.

 

Waarom is het voor andere organisaties dan federale instellingen niet mogelijk bij de Koninklijke Sterrenwacht materiaal te laten digitaliseren? Archieven, bibliotheken, musea en universiteiten zouden tegen betaling waardevolle stukken kunnen laten digitaliseren, wat voor hen uiteraard een goede zaak zou zijn.

 

Ik dank u alvast voor uw antwoord.

 

03.02 Minister Sabine Laruelle: DAMIAN wordt gebruikt in het kader van het digitaliseringsproject van de federale overheid om de collecties te digitaliseren van de Koninklijke Sterrenwacht van België, het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika en het Nationaal Geografisch Instituut.

 

De digitale beelden van de sterrenwacht worden op eenvoudig verzoek beschikbaar gemaakt voor de geïnteresseerden, maar gelet op de aard van de objecten is het nutteloos ze rechtstreeks aan te bieden via bijvoorbeeld een website. Het is de bedoeling dat een groot publiek toegang krijgt tot alle opnames van het kunstpatrimonium, maar omwille van technische elementen zoals een geschikte interface en een klantvriendelijk functioneren kon dit nog niet volledig worden gerealiseerd. Wel is 80 % van de foto’s van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium reeds online consulteerbaar op de website van de instelling en werkt het Instituut voor het Kunstpatrimonium met eigen middelen mee aan Europeana, waarin 15 000 foto’s zijn opgenomen.

 

Alle luchtfoto’s van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika zijn publiek. Er worden wel reproductiekosten gevraagd voor analoge kopieën, digitale kopieën op lage resolutie, dus met een scanner, en kopieën met zeer hoge precisie met de DAMIAN-digitalisering.

 

De met DAMIAN gedigitaliseerde historische luchtfoto’s van het Nationaal Geografisch Instituut ten slotte, zijn bij het Nationaal Geografisch Instituut verkrijgbaar onder dezelfde voorwaarden als de andere luchtfoto’s van de instelling. Een website voor online consultatie van de digitale beelden van het grondgebied van Congo wordt momenteel ontwikkeld in het kader van het Cartesiusproject, een samenwerking tussen het Nationaal Geografisch Instituut, het Museum voor Midden-Afrika en de KBR voor de aansluiting van historische geografische gegevens via het web.

 

Wat uw tweede vraag betreft, de POD Wetenschapsbeleid legt momenteel de laatste hand aan het dossier om via een publiek-private samenwerking belangrijke stappen te zetten in de digitalisering van het cultureel en wetenschappelijk erfgoed.

 

Dit dossier zal echter niet kunnen worden gefinaliseerd door een regering van lopende zaken. Zo zal er in 2011 een Europees project in het zevende kaderprogramma worden opgestart, waarin de digitalisatie van oude foto’s van de maan, Mars, Jupiter en Saturnus zal worden uitgevoerd, met behulp van DAMIAN. Een tweede projectvoorstel rond andere astronomische objecten ligt momenteel voor ter evaluatie. Eind 2011 plant de Koninklijke Sterrenwacht van België tevens een upgrade van de machine DAMIAN om de productiecapaciteit nog op te drijven. Momenteel wordt DAMIAN gebruikt voor de bovenvermelde projecten van de instellingen die hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van de faciliteit. Hoewel het niet a priori is uitgesloten dat andere instellingen, al dan niet tegen betaling, toegang zouden kunnen krijgen tot DAMIAN, wordt eerst prioriteit gegeven aan de oorspronkelijke partners.

 

Wat het eventuele gebruik door derden betreft, moet er op worden gewezen dat DAMIAN specifiek ontworpen is voor digitalisatie van objecten die hoge technische vereisten stellen. In sommige gevallen kan het nutteloos zijn DAMIAN te gebruiken, daar perfecte digitale kopieën op een veel eenvoudigere en goedkopere wijze verkregen kunnen worden, via andere methoden. Dat is bijvoorbeeld het geval voor boeken en handschriften.

 

03.03  Peter Dedecker (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw vrij uitgebreid antwoord. U zegt dat er op verzoek een aantal zaken publiek gemaakt worden en dat alle ingescand materiaal publiek is. Dat is uiteraard een zeer goede zaak. Ik kan dat alleen maar toejuichen. Het is ideaal om een foto op klein formaat beschikbaar te maken via een website. Dat lijkt mij toch vrij eenvoudig.

 

Tachtig procent van het kunstpatrimonium is reeds beschikbaar. Dat is ook iets wat ik alleen maar kan toejuichen. Blijkbaar wordt er ook verder in geïnvesteerd. Dat is een goede zaak. Ik begrijp dat u prioriteit geeft aan de federale instellingen die mee geparticipeerd hebben in het project. Dat is zeker begrijpelijk, maar het lijkt mij alleszins niet slecht om in afwachting daarvan toch ook al werk te maken van de voorwaarden waaronder de apparatuur ter beschikking kan worden gesteld aan andere instellingen van de verschillende Gewesten en Gemeenschappen in ons land.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Voorzitter: Kristof Calvo.

Président: Kristof Calvo.

 

04 Vraag van de heer Peter Dedecker aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "het digitaliseringsproject van de FWI's" (nr. 2421)

04 Question de M. Peter Dedecker à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "le projet de numérisation des ESF" (n° 2421)

 

04.01  Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in april 2004 keurde de Ministerraad een plan goed om op lange termijn, tien jaar, de digitalisering van het wetenschappelijk en cultureel erfgoed te realiseren.

 

Daarnet hebben wij het daarover ook al even gehad. De eerste fase, die nog steeds lopende is, komt volledig ten laste van de Staat. Voor de tweede fase van het digitaliseringsproject wil het Federaal Wetenschapsbeleid een publiek-private samenwerking opzetten, een PPS.

 

In december 2009 werd met de hulp van een consortium een bestek opgesteld. Dat bestek zou, in overleg met de FWI's en het Federaal Wetenschapsbeleid, in de loop van 2010 voorbereid worden. Ik weet niet in hoeverre dat gebeurd is.

 

In een rapport van het Rekenhof uit oktober 2009 blijkt dat het de bedoeling is dat de deelnemende privéfirma's zouden kunnen genieten van de opbrengsten van de exploitatie van het gedigitaliseerd erfgoed.

 

Vanuit de erfgoedsector bereiken mij een aantal onheilspellende berichten over het opzetten van een dergelijke constructie, meer bepaald aangaande de ontsluiting en de exploitatierechten.

 

Mevrouw de minister, graag had ik u daarover de volgende vragen gesteld.

 

Hoever staat de regering in dat dossier? Wat valt daarvan onder lopende zaken?

 

In welk budget wordt er daarvoor voorzien? Welk bedrag neemt de overheid voor haar rekening, en welk bedrag neemt de private partner voor zijn rekening?

 

Uit welke modaliteiten bestaat het bestek op het gebied van eigendoms-, gebruiks- en exploitatierechten, inclusief de duurtijd ervan? Welke andere concrete voordelen halen de privé-investeerders uit die samenwerking?

 

Wat is de raming van de inkomsten uit de exploitatie van dat gedigitaliseerd erfgoed voor de privépartners?

 

Hoeveel bedragen de huidige jaarlijkse opbrengsten voor de federale overheid, dus voor de federale wetenschappelijke instellingen, op het vlak van eigendoms-, gebruiks- en exploitatierechten?

 

Voorziet het bestek in een jaarlijkse betaling door de private partners, dan wel een eenmalige betaling? Welke grootteorde verwacht u daarvoor?

 

Worden de Gemeenschappen op een of andere manier bij dat dossier betrokken? Ook zij hebben een redelijk rijke erfgoedcel.

 

04.02 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer de voorzitter, in maart 2009 heb ik het initiatief genomen om aan de Ministerraad de toestemming te vragen om de digitalisering te laten verlopen via een publiek-private samenwerking.

 

Omdat de regering zich in lopende zaken bevindt, is zij momenteel niet actief in dat dossier. De POD Wetenschapsbeleid verzekert de opvolging van de procedure.

 

Op dit moment is het bestek verstuurd naar de kandidaten die werden geselecteerd na een Europese oproep tot voorstellen.

 

De kandidaten overhandigden hun offertes op 20 december 2010. De administratie bestudeert momenteel de inhoud van de offertes. Binnenkort wordt een voorstelling van de offertes georganiseerd.

 

Op mijn schriftelijke vraag en een herinnering aan de voorzitter van de POD Wetenschapsbeleid, of dit bestek werd voorgelegd aan de Inspectie van Financiën en hoe dit advies luidde, heb ik tot op heden geen antwoord gekregen.

 

In elk geval zal ik niet aan de regering van lopende zaken, zoals wij ze nu kennen, vragen dit contract te sluiten. In deze periode van lopende zaken heb ik gekozen voor continuïteit. Ik heb dan ook uit bezorgdheid voor het behoud en de verspreiding van het erfgoed de eerste fase van de digitalisering al tweemaal verlengd, een eerste keer in 2009 en een tweede keer eind 2010. Hiervoor deblokkeerde ik eind 2010, met instemming van de regering, een bedrag van bijna drie miljoen euro, wat toelaat de contracten te verlengen van de personeelsleden die in de federale wetenschappelijke instellingen werken aan de digitalisering van dit erfgoed.

 

Wat uw tweede vraag betreft, ik heb de POD Wetenschapsbeleid begin 2010 meegedeeld dat ik principieel akkoord ga dat gedurende twintig jaar elk jaar 6,3 miljoen euro aan deze digitalisering wordt besteed. Tot op heden is dit nog niet officieel. De volgende minister kan een andere beslissing nemen.

 

Ik heb nog geen gedetailleerde inlichtingen over het bestek en evenmin over de details van de voorstellen die de kandiderende consortia hebben gedaan, noch over de onderhandelingen.

 

In het kader van het opstellen van het bestek werd met de vraag van intellectuele eigendomsrechten en de naburige rechten rekening gehouden, in nauwe samenwerking met de directeur-generaal en met experts van de federale instellingen.

 

Wat betreft de exploitatie van de gedigitaliseerde bestanden, werden duidelijke en principiële bakens vastgelegd. Wij hebben de optie genomen om het aan de kandidaten over te laten voorstellen te doen die slechts op het einde van de onderhandelingen zullen worden gefinaliseerd.

 

De procedure die de kandiderende consortia onder andere hierover in concurrentie plaatst, is aan de gang. Wij hebben de offertes einde 2010 gekregen.

 

De voordelen voor de federale overheid maken deel uit van de voorstellen die deze consortia doen, een publiek-private samenwerking.

 

Deze benadering zal ons toelaten de bekendheid van de collecties te doen toenemen, net als van het onderzoek dat op basis ervan wordt ontwikkeld en de inkomsten die de federale wetenschappelijke instellingen er kunnen uithalen. Ook de modaliteiten van de betaling en investering door de kandiderende consortia maken het voorwerp van de onderhandelingen uit.

 

In dit stadium werd geen enkel georganiseerd overleg geïnstalleerd. Dit heeft te maken met het feit dat de publiek-private samenwerkingsprocedure niet is afgesloten. Ondertussen zorg ik ervoor dat alle vragen voor samenwerking op dit vlak die aan mij worden gericht, aan de POD Wetenschappelijk Beleid worden doorgegeven.

 

Zo vroeg een afgevaardigde van de Vlaamse Erfgoedbibliotheek aan mijn kabinet of de Gemeenschappen hierbij zouden kunnen worden betrokken. Mijn kabinet nodigde deze afgevaardigde uit hierover een schriftelijke vraag te stellen aan de voorzitter van de POD Wetenschappelijk Beleid.

 

Heel veel erfgoed in de federale wetenschappelijke instellingen is inderdaad erfgoed dat de verschillende Gemeenschappen van ons land aanbelangt. Wij hebben geen verdere informatie gekregen over het vervolg van dit initiatief, maar wij moeten met alle Gewesten en instellingen samenwerken.

 

04.03  Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor alweer een omstandig antwoord.

 

Als ik het goed begrijp, zal de beslissing vooral van de volgende regering afhangen. Ik hoop dat de volgende regering erop zal toezien dat de ontsluiting dik in orde is. Het patrimonium twintig jaar toebedelen aan een privé-instelling die de exploitatierechten daarover bezit, zou mij geen goede zaak lijken.

 

04.04 Minister Sabine Laruelle: Dat is het niet. Wij zullen de exploitatierechten niet aan de privésector geven. Het is wel een publiek-private samenwerking. Ik ga helemaal akkoord met u. Onze Antarcticabasis is ook een publiek-private samenwerking, maar de rechten over de onderzoeken die in Antarctica plaatsvinden, zijn publiek. Ik ga helemaal akkoord met u. Dat is niet ons doel. Wij zullen de rechten van dat uitzonderlijke erfgoed niet aan de privésector geven. Ik hou veel van de privésector, maar het is publiek recht.

 

04.05  Peter Dedecker (N-VA): Dank u wel, dat is een hele geruststelling. Ik verwijs naar andere goed geslaagde voorbeelden. Google scant de boeken van de Universiteit Gent in. Google maakt ze publiek, maar de rechten behoren nog altijd de universiteit toe. Hopelijk kunnen wij op die manier verdergaan. Wij wachten de volgende regering af.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Karel Uyttersprot aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven over "de overheidssubsidies voor ondernemingsloketten" (nr. 2082)

05 Question de M. Karel Uyttersprot à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques sur "les subventions publiques accordées aux guichets d'entreprises" (n° 2082)

 

05.01  Karel Uyttersprot (N-VA): Mevrouw de minister, deze vraag is minder ingewikkeld dan de voorgaande. Zoals u weet, is sinds 2003 de taak van het Handelsregister, die toevertrouwd was aan de rechtbank van koophandel, toevertrouwd aan de erkende ondernemingsloketten.

 

Ik heb zelf vele jaren aan het hoofd gestaan van een bedrijvenorganisatie die actief was op het vlak van begeleiding van starters van ondernemingen.

 

Onlangs heb ik in een brochure gelezen – dat was nieuw voor mij – dat werkgeversorganisaties als VOKA en Unizo, maar ook andere, overheidssubsidies zouden ontvangen om ondernemingen te begeleiden via hun ondernemingsloket.

 

Ik wil u hierover de volgende vragen stellen.

 

Kunt u bevestigen dat deze ondernemingsloketten subsidies krijgen? Zo ja, welke instanties – want volgens mij zijn er meer ondernemingsloketten dan alleen van VOKA en Unizo waarover in de brochure sprake is, en die, zoals u weet, vaak gekoppeld zijn aan bedrijven, organisaties of sociale secretariaten – krijgen dan ook subsidies?

 

05.02 Minister Sabine Laruelle: De wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen en tot modernisering van het Handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, heeft, zoals de naam ervan al aantoont, de erkende ondernemingsloketten opgericht. Er zijn op dit moment 9 ondernemingsloketten. Zij hebben verschillende types opdrachten.

 

Enerzijds hebben zij wettelijke opdrachten, waarbij het ondernemingsloket een verplichte tussenstop is voor de ondernemer, bijvoorbeeld bij inschrijving, wijziging of doorhaling van gegevens van een onderneming en haar vestigingseenheden, evenals bij de verificatie van de voorwaarden voor toegang tot het beroep.

 

Anderzijds hebben zij mandaatopdrachten, die onder andere aan btw onderworpen kunnen zijn. Het gaat om opdrachten waarvoor de ondernemer niet verplicht is via het ondernemingsloket te gaan.

 

Wat de financiering ervan betreft, gaat het om autofinanciering. De ondernemingsloketten worden betaald per prestatie. Het bedrag voor de wettelijke opdrachten is bij wet bepaald, terwijl dat voor de mandaatopdrachten bepaald wordt door het ondernemingsloket zelf.

 

De ondernemingsloketten ontvangen dus geen subsidies. De begeleiding van starters behoort niet tot hun wettelijke opdrachten, wel het vervullen van de formaliteiten die voorafgaan aan de uitvoering van een ondernemingsactiviteit.

 

05.03  Karel Uyttersprot (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik had geen ander antwoord van u verwacht.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van mevrouw Nathalie Muylle aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "het aantal meewerkende echtgenoten" (nrs. 2233 en 2361)

06 Question de Mme Nathalie Muylle à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "le nombre de conjoints aidants" (n°2233 et 2361)

 

06.01  Nathalie Muylle (CD&V): Mevrouw de minister, ik was graag eens teruggekomen op het statuut van meewerkende echtgenoten, wat wij in 2004 en 2005 in onze commissie meermaals hebben verdedigd.

 

Ik was eigenlijk wel wat geschrokken door de cijfers van het RSVZ. Daaruit blijkt een daling met 25 % van het aantal vrouwen – het gaat meestal om vrouwen – met een meewerkend statuut. Dat is toch niet weinig. Als men de periode van 2005 tot 2009 bekijkt, betekent het een verlies van meer dan 12 000. Dat zal ongetwijfeld allerlei redenen hebben. Wij zien ook dat die achteruitgang zich in verscheidene sectoren voordoet. De achteruitgang is wel zeer groot in de visserij en in de land- en tuinbouw. Daarnaast stellen we ook een achteruitgang vast bij de vrije beroepen. Misschien valt dat bij de laatste categorie voor een stuk te verklaren door het feit dat men steeds minder voor de constructie van de eenmanszaak opteert en men vaker overgaat tot associaties en vennootschappen, waarin de meewerkende echtgenoten een ander of volwaardig statuut krijgen. In de land- en tuinbouw is de situatie enigszins anders. Daar hebben wij vooral te maken met de al jaren durende crisis. Heel wat echtgenoten daar kiezen vandaag voor een parttime job buitenshuis en blijven niet meer op het bedrijf werken.

 

Welnu, men moet gedurende 30 jaar bijdragen betalen om een volwaardig statuut te kunnen genieten. Almaar vaker horen we de klacht dat vrouwen niet aan de vereiste 30 jaar komen, waardoor ze ook geen volwaardig pensioen voor zichzelf kunnen opbouwen, wat we trouwens al hebben gehoord bij de invoering van het statuut van de meewerkende echtgenoot. Ongetwijfeld is dat ook een van de redenen waarom men er niet instapt.

 

Kunt u de cijfers bevestigen? U bent toch een van de grote pleitbezorgsters van het statuut. Acht u aanpassingen mogelijk in de toekomst? Ziet u mogelijke oorzaken? Ik vermoed dat u binnen uw bevoegdheid voor het statuut van zelfstandigen hiermee bezig bent. Ik had dan ook graag van u vernomen waarmee u in het dossier bezig bent.

 

06.02 Minister Sabine Laruelle: Sedert 1 juli 2005 is de aansluiting voor het maxistatuut, wat tot dan toe facultatief was, verplicht geworden, behalve voor wie vóór 1 januari 1956 is geboren.

 

De meewerkende echtgenoten in het maxistatuut hebben momenteel een volledige, sociale dekking, met inbegrip van de pensioenrechten. Een enkele dekking is uitgesloten, met name de faillissementsverzekering.

 

De sociale bijdragen worden op hun eigen inkomsten berekend, te weten de bezoldiging die hun door de echtgenoot of de wettelijk samenwonende partner wordt toegekend.

 

De geplafonneerde bijdragepercentages zijn grotendeels dezelfde als voor een zelfstandige. Echter, de minimumbijdrage die een meewerkende echtgenoot moet betalen, is opmerkelijk lager dan de bijdrage voor een zelfstandige in hoofdberoep. Het is iets minder dan de helft ervan, en zulks voor een zelfde sociale dekking.

 

Op het vlak van het pensioen van de meewerkende echtgenoot moet de aandacht worden gevestigd op het feit dat de rechten die uit de betaalde bijdragen zullen voortvloeien, worden bepaald volgens de regels die inzake pensioenen algemeen van toepassing zijn. Met andere woorden, voor het koppel wordt met name de vergelijking gemaakt van het gezinspensioen met het totaal van beide, alleenstaande pensioenen.

 

In bepaalde gevallen, maar niet in alle gevallen, kan het voorgaande tot gevolg hebben dat de meewerkende echtgenoot die een korte loopbaan heeft, geen persoonlijk alleenstaand pensioen ontvangt. Een gezinspensioen wordt in voorkomend geval aan het koppel toegekend.

 

Meerdere, specifieke maatregelen en regels hebben het mogelijk gemaakt voornoemde situatie, die ongunstig kan overkomen, sterk te corrigeren.

 

Ten eerste, ik kom niet meer terug op het minimumbijdragebedrag voor de sociale bijdragen.

 

Ten tweede, er werden inhaalmaatregelen ingevoerd. De meewerkende echtgenoten konden, onder bepaalde voorwaarden en tot 31 december 2009, hun loopbaan uitbreiden met extra jaren, die vóór de inwerkingtreding van het maxistatuut waren geleverd. Van voormelde mogelijkheid, die aan de meewerkende echtgenoot werd aangeboden, werd heel weinig gebruikgemaakt.

 

Ten derde, het is belangrijk dat, wanneer het gepensioneerde koppel een gezinspensioen ontvangt, het pensioen op de samengestelde inkomsten wordt berekend. Met andere woorden, men telt de inkomsten toegekend aan de meewerkende echtgenoot, op bij de inkomsten van de echtgenoot die de hulp ontvangt.

 

Tot slot wil ik u herinneren aan de oorspronkelijke doelstelling van het sociaal statuut van de meewerkende echtgenoot, namelijk dat die personen worden erkend voor hun professionele activiteit en dat ze beschikken over rechten. Het gevolg van dat alles inzake pensioenen is dat in geval van echtscheiding, maar ook – en dit kan een meerderheid van de meewerkende echtgenoten aanbelangen – in geval van het overlijden van de echtgenoot, de meewerkende echtgenoot een eigen rustpensioen zal ontvangen. Het bedrag daarvan wordt geval per geval aangevuld met een pensioen van de uit de echt gescheiden echtgenoot of met het overlevingspensioen. In de meeste gevallen zal het statuut van de meewerkende echtgenoot ertoe leiden dat die personen mogelijk zullen beschikken over een hoger pensioen. Daarom vind ik dat onder de huidige voorwaarden en ongeacht de duur van de loopbaan, de betaalde bijdragen een versterkte persoonlijke sociale zekerheid bieden aan de meewerkende echtgenoot en dat het huidige systeem billijk is.

 

Wat de landbouwsector betreft, er is nog een reden voor de achteruitgang. Het aantal boeren daalt. Er zijn ongeveer 3 000 boeren minder per jaar. In vier jaar maakt dat dus al 12 000. On ne peut pas faire le bonheur des gens malgré eux.

 

06.03  Nathalie Muylle (CD&V): Mevrouw de minister, ik heb de indruk dat u mij probeert te overtuigen van een statuut waar ik voor 300 % achter sta. U hoeft dat niet te doen. Ik ken alle voordelen van het statuut maar al te goed. U maakt terecht een punt. U komt terug op de discussie die we hebben gevoerd, vooral met mijn toenmalige collega, mevrouw Pieters, die u zich wellicht goed herinnert. Heel de discussie ging over de vraag of die verplichting er al dan niet moest zijn. Ik weet dat het statuut vandaag, zeker voor degenen die dertig jaar in het systeem kunnen opbouwen, een schitterend statuut is. Ook voor mensen die een gemengde loopbaan hebben, is het een schitterend statuut.

 

Er blijft wel nog een punt over. Toen het statuut in 2005 goedgekeurd werd, was ik 37 jaar. Ik kan op dat ogenblik geen dertig jaar meer storten in het systeem. Als ik nu op het bedrijf gebleven zou zijn als meewerkende echtgenote, dan zou dat voor mij anders geweest zijn. Natuurlijk biedt het een bescherming bij scheiding en een bescherming bij bevalling, dergelijke zaken zijn er allemaal. Daaraan zult u mij niet horen twijfelen. Doch, de eigen pensioenrechten worden niet opgebouwd. Dat is eigenlijk een discussie apart.

 

Mijn vraag aan u gaat over de heel sterke daling van het aantal meewerkende echtgenoten. Ik zie niet goed waar zij naartoe zijn. Ik denk dat zij voor een stuk te vinden zijn bij heel wat zelfstandigen, vennootschappen, associaties en andere vormen van zelfstandig zijn. Inzake landbouw, bijvoorbeeld, volg ik u niet onmiddellijk, wanneer u zegt dat het klopt dat er jaarlijks drie- tot vierduizend landbouwers minder zijn. Wij moeten ook wel zien dat het vooral de 60-plussers en de 65-plussers zijn, die geen opvolging hebben. De echtgenoten van de 60-plussers en de 65-plussers zaten echter ook niet in het statuut van meewerkende echtgenote. Die generatie is daar niet ingestapt.

 

We zien daar dus toch een vermindering. Nochtans is het wel een goed statuut, met heel veel mogelijkheden. Ik maak mij dan ook zorgen over de felle terugloop van het aantal vrouwen in dat statuut. Ik zie niet goed, vandaag, waar zij naartoe gaan. Ik vrees dat vandaag een deel vrouwen opnieuw aan het werk is binnen de landbouwsector, maar zonder statuut. Dat is volgens mij niet de bedoeling, niet van u en ook niet van mij.

 

06.04 Minister Sabine Laruelle: Ik ben het eens met u. Gelet op de budgettaire toestand is het echter niet mogelijk om meer te doen. Voor de meewerkende echtegenoot ga ik akkoord met wat u zegt over die dertig jaar. Maar zij hebben nu een echt statuut, met een volledig alleenstaande regeling, zonder dat het koppel ook maar één euro meer betaalt. Wat kunnen we nog meer doen? Het is bijna onmogelijk om nog meer te doen.

 

06.05  Nathalie Muylle (CD&V): Waarom stappen er dan zoveel mensen uit?

 

06.06 Minister Sabine Laruelle: Ik denk dat de toestand van sommige vrouwen in sommige professionele sectoren niet egalitair is. Ik denk dat er misschien ook niet genoeg informatie is. Ik weet ook dat de vrouwenorganisaties in de landbouwsector en in de bouwsector veel informatie geven. Evenwel, nog een andere maatregel nemen, dat is niet mogelijk.

 

C’est pour ça que je dis: on ne peut pas faire le bonheur des gens malgré eux.

 

De grootste problemen voor mij in het sociaal statuut der zelfstandigen zijn, voor de meewerkende echtgenote, voor de faillissementsverzekering, voor alle rechten, en ook voor het KMO-beleid, de vliegende ondernemers, alleen 21. Dat zijn voor mij de grootste problemen. Ik heb geen oplossing gevonden. De vraag is wel: hoe kunnen we de juiste informatie geven aan de zelfstandigen? We moeten dat geven op het moment dat ze die informatie nodig hebben. De grootste problematiek voor de KMO’s en zelfstandigen is misschien de vraag hoe we dat kunnen doen. Wat de middenstandsorganisaties betreft: iedereen heeft een krant of een plaquette of een sociaal secretariaat, met een e-loket. Toch rijst de vraag hoe wij dat kunnen doen.

 

Je rencontre beaucoup d'indépendants, encore aujourd'hui, qui me disent - alors que je leur dis qu'il y a cela et cela -: "Ah bien, on ne sait pas."

 

Ik heb daar geen oplossing voor.

 

De voorzitter: Dit is ongetwijfeld iets waarover wij ons nog zullen kunnen buigen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Collega’s, ik heb begrepen dat vraag nr. 2287 van de heer Logghe moet worden gesteld aan minister Van Quickenborne. Die vraag kan volgende week aan bod komen.

 

06.07 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer de voorzitter, dit behoort niet tot de bevoegdheid KMO’s, maar wel Statistiek en Economie. U moet uw vraag misschien vervangen door een vraag over de KMO’s?

 

De voorzitter: Dit is een suggestie voor volgende week.

 

06.08 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer de voorzitter, een deel van de vraag behoort tot de bevoegdheid van mevrouw Milquet. Ik heb het dan over de twee laatste vragen.

 

06.09  Peter Logghe (VB): Ja, inderdaad. Ik zal mijn vragen aan de bevoegde minister stellen.

 

De voorzitter: De suggestie is gedaan. Vraag nr. 2355 van collega De Bont zou worden behandeld in de commissie voor de Volksgezondheid, Leefmilieu en Maatschappelijke Hernieuwing. Dit betekent dat er opnieuw een voorzitterswissel aan de orde is. Het is soms een hele stoelendans.

 

Voorzitter: Peter Logghe.

Président: Peter Logghe.

 

07 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de situatie bij het RSVZ" (nr. 2418)

07 Question de M. Kristof Calvo à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "la situation à l'ONASTI" (n° 2418)

 

07.01  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag is behoorlijk kort en behoorlijk concreet. Het betreft de situatie bij het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen, het RSVZ, en eventuele problemen die zich daar op dit moment zouden voordoen.

 

Het RSVZ wordt als federale overheidsdienst in principe geleid door een administrateur-generaal die wordt bijgestaan door een adjunct. Ik heb begrepen dat daar echter een probleem rijst. Naar verluidt zou zowel de functie van de adjunct als die van de administrateur-generaal sinds januari om diverse redenen niet langer ingevuld zijn.

 

Misschien kunt u het misverstand uit de wereld helpen, maar ik begrijp dat in het koninklijk besluit betreffende de regeling van het RSVZ geen bepalingen zijn opgenomen over hoe men een dergelijke situatie moet aanpakken en hoe men de continuïteit kan verzekeren. Ik heb het althans zo begrepen.

 

Ik heb een aantal vragen, mevrouw de minister. Klopt het dat er op dit moment noch een administrateur-generaal, noch een adjunct is aangeduid bij het RSVZ? Zo ja, wat zijn hiervan de oorzaken? Ik begrijp dat de administrateur-generaal recent met pensioen zou zijn gegaan. Is dat zo? Ik begrijp dat de adjunct-administrateur-generaal om een andere reden niet langer actief is. Hoe wordt de continuïteit verzekerd binnen deze instelling? Welke impact heeft deze situatie op de dagelijkse werking? Welke impact heeft die situatie op de beslissingen die het RSVZ dagelijks neemt? Klopt het dat er geen duidelijke bepalingen zijn opgenomen in het wetgevende kader en dat er een juridische onzekerheid is ontstaan sinds 1 januari?

 

07.02 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Calvo, het klopt inderdaad dat er op dit ogenblik noch een administrateur-generaal, noch een adjunct-administrateur-generaal is aangeduid bij het RSVZ.

 

De oorzaken hiervan zijn de volgende. De rondzendbrief van 26 april 2010 betreffende de lopende zaken, uitgaande van de Kanselarij, bepaalt dat geen enkele benoeming mag worden gedaan tenzij deze een dringend karakter vertoont en het resultaat is van een administratieve procedure die in tempore non suspecto werd aangevat en die niet ongewoon vlug is beëindigd.

 

Sinds 1 april 2010 is de functie van administrateur-generaal bij het RSVZ vacant omwille van de pensionering van de heer Ludo Paeme. Om dit probleem op te vangen, werd op mijn voorstel van 26 maart 2010 en met het akkoord van de raad van beheer, mevrouw Warnier tijdelijk aangesteld als adjunct-administrateur-generaal om het dagelijks beheer van het RSVZ waar te nemen.

 

Het mandaat van mevrouw Warnier liep echter af op 31 december 2010. Daarenboven is mevrouw Warnier sinds 10 november 2010 afwezig wegens ziekte en heeft zij nog geen zicht op de datum van haar terugkeer.

 

De selectieprocedure ter aanduiding van een nieuwe administrateur-generaal is afgerond en de raad van beheer van het RSVZ heeft tijdens de zitting van 21 december 2010 de eerst gerangschikte kandidaat voorgesteld voor benoeming in de managementfunctie van administrateur-generaal bij het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen.

 

In concreto betekent dit dat het RSVZ dient te worden geleid door het directiecomité, maar wel zonder volheid van bevoegdheid. Dit is echter niet aangewezen voor een goede werking van de instelling. Bovendien valt te noteren dat een lid van het directiecomité zich nu reeds bevindt in het raam van een eenmalige verdaging van zijn pensionering met zes maanden.

 

Ik blijf mij echter inzetten voor een zo spoedig mogelijke aanstelling van een nieuwe administrateur-generaal voor het RSVZ en wij zullen met de Ministerraad nagaan of dat al dan niet mogelijk is in lopende zaken.

 

07.03  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, u hebt het over de omzendbrief en het niet kunnen uitvoeren van benoemingen in tijden van lopende zaken. Gaat het zowel over het aanduiden van nieuwe mensen als over het verlengen van mandaten?

 

07.04 Minister Sabine Laruelle: De directeur-generaal van het RSVZ is een nieuwe benoeming. De heer Paeme is weg.

 

07.05  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): De omzendbrief geldt niet voor de verlenging van het mandaat van de adjunct?

 

07.06 Minister Sabine Laruelle: (zonder micro) Het is niet zo duidelijk. Normaal is het voor elke nieuwe benoeming, behalve ad interim. Voor de directeur-generaal van de wetenschappelijke instellingen… Ik heb een ad interim. In het Koninklijk Meteorologisch Instituut heb ik een ad interim.

 

07.07  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): En dat was in deze niet mogelijk?

 

07.08 Minister Sabine Laruelle: (zonder micro) In de Ministerraad bekijken we welke benoemingen dringend zijn en welke niet.

 

In het RSVZ is er een tweede probleem omdat de adjunct-administrateur-generaal ziek is.

 

07.09  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Het is goed dat de omzendbrief er is. U geeft zelf aan dat de beslissing allesbehalve ideaal is. De afwezigheid van de adjunct maakt het extra problematisch. Waarom kan de Ministerraad dan niet oordelen dat het een dringende zaak is?

 

07.10 Minister Sabine Laruelle: (zonder micro) Ik pleit ervoor in de Ministerraad. Hij moet nu een algemeen kader creëren om na te gaan welke benoeming dringend is en welke niet. Ik heb dat al voorgesteld aan de Ministerraad. Het was geen echte discussie. We moeten het in een kader bekijken. Het kan niet geval per geval. We hebben nood aan een algemeen kader.

 

07.11  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): U hebt niet heel erg concreet geantwoord op de vraag welke impact het vacuüm heeft op de dagdagelijkse beslissingen van het RSVZ?

 

Ik heb begrepen dat eventueel beslissingen die het RSVZ vandaag neemt, zouden kunnen worden aangevochten.

 

07.12 Minister Sabine Laruelle: Er is een directiecomité. Er is een algemeen beheerscomité.

 

(zonder micro)

 

Dagdagelijks is er geen probleem. Ik kan de problematiek niet kwantificeren. Een dergelijke toestand, jaar na jaar, is echter niet mogelijk.

 

Il n’y a pas de vide de gestion.

 

De instellingen moeten zich organiseren om het personeel aan te moedigen enzovoort. Dat is een probleem, maar er zijn geen dagdagelijkse problemen.

 

07.13  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Ik vermoed dat het leven niet stilstaat bij het RSVZ, wegens het ontbreken van een administrateur-generaal en een adjunct. Ik heb alleen begrepen dat mogelijk juridische problemen kunnen rijzen door het feit dat er geen mandaathouders aanwezig zijn. U zegt vandaag dat dit niet het geval is, begrijp ik. Er is geen enkel probleem door het feit dat er geen mandaathouders aanwezig zijn.

 

07.14 Minister Sabine Laruelle: Het is een algemeen probleem. Ofwel is de administrateur-generaal niet nodig, ofwel is hij nodig. Ik weet dat hij nodig is voor een modernisering van de instellingen, voor het management en het personeel enzovoort.

 

Au jour le jour cela ne pose pas de problèmes concrets. Les décisions sont prises, les mesures sont gérées, les pensions sont payées. Tout cela continue. Un administrateur général doit manager.

 

Si cela dure encore quelques semaines, cela ne posera pas de problèmes.

 

07.15  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Dat is andermaal een reden om snel stappen vooruit te zetten in dit land. Wie weet kan uw partij…

 

07.16 Minister Sabine Laruelle: Het is een heel goede opmerking, maar ik denk dat uw partij…

 

07.17  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijn partij stelt zich in elk geval een stuk constructiever op dan uw partij. Misschien zorgt de nieuwe voorzitter voor een nieuw elan bij de MR. Ik kijk ernaar uit.

 

07.18 Minister Sabine Laruelle: Wij zijn zeven maanden verloren met een discussie met uw partij en de zes andere partijen.

 

Voor het overige ben ik het helemaal eens met u.

 

07.19  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, ik ben aangenaam verrast door uw enthousiasme, verontwaardiging en ongeduld.

 

07.20 Minister Sabine Laruelle: Ik ben altijd enthousiast. Altijd.

 

07.21  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Ik heb dat ook al horen zeggen, maar ik hoop dat u hetzelfde ongeduld aan de dag legt als het gaat over het functioneren van het RSVZ. Als u zegt dat u in de Ministerraad, waar uw partij wel aanwezig is en waar u ook aanwezig bent, al aangegeven hebt dat er een probleem is, dan hoop ik dat u van de mogelijkheden in de omzendbrieven betreffende de benoemingen zult gebruikmaken om snel een oplossing te zoeken voor het beheer van een instelling waarvoor u bevoegd bent. Ik zal aan mijn partij vragen om, samen met uw partij eventueel, werk te maken van een constructieve oplossing en snel een regering te vormen.

 

07.22  Sabine Laruelle, ministre: (…)!

 

07.23  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Ik denk dat iedereen op elk niveau zijn job moet doen. Ik hoop in elk geval dat u de nodige stappen zult ondernemen om de continuïteit in de werking van het RSVZ te verzekeren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.19 uur.

La réunion publique de commission est levée à 11.19 heures.