Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et
de la Fonction publique |
Commissie
voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt |
du Mercredi 26 janvier 2011 Après-midi ______ |
van Woensdag 26 januari 2011 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.20 uur en voorgezeten door de heer Ben Weyts.
La séance est ouverte à 14.20 heures et présidée par M. Ben Weyts.
01 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de openbaarheid van bestuur bij de politieraden" (nr. 2074)
01 Question de M. Tanguy Veys à la ministre de l'Intérieur sur "la publicité de l'administration au sein des conseils de police" (n° 2074)
01.01 Tanguy Veys (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de aanleiding van mijn vraag is te peilen naar een principieel standpunt van u in verband met de openbaarheid van bestuur van politieraden. Daarnaast wens ik u te wijzen op de huidige situatie in de politiezone Schelde-Leie, bijvoorbeeld.
In het model van huishoudelijk reglement van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten wordt voor de politieraden gesteld dat de agenda van de raadszittingen openbaar wordt gemaakt via aanplakking in de gemeentehuizen. Het gaat dan uiteraard om de gemeentehuizen van de gemeenten die deel uitmaken van de betrokken zone. Geïnteresseerde burgers kunnen zich elektronisch abonneren op die agenda. Dat alles past in het raam van de openbaarheid van bestuur.
Concreet, in de politiezone Schelde-Leie, voor de gemeenten De Pinte, Gavere, Nazareth en Sint-Martens-Latem, is van openbaarheid van bestuur toch weinig te merken. Zowel de raadsleden van de betrokken politieraad als de pers worden pas op het laatste nippertje verwittigd. Er wordt niets aangeplakt aan de gemeentehuizen. Evenmin bestaat de mogelijkheid tot abonneren op die agenda, laat staan elektronisch.
Mevrouw de minister, op welke wijze moet een politiezone de agenda van de raadszittingen openbaar maken? Ik heb vernomen dat de betrokken politiezone Schelde-Leie, bijvoorbeeld, geen huishoudelijk reglement heeft waarin dat gestipuleerd zou kunnen worden.
Als er dan toch een huishoudelijk reglement is, wat moet het huishoudelijk reglement van een politiezone minstens voorzien omtrent het openbaar maken van de agenda van de raadszittingen? Wat moet de politiezone doen indien er geen huishoudelijk reglement is?
Indien het huishoudelijk reglement van een politiezone niet voorziet in de minimale vormen van openbaarheid, welke maatregelen kunnen er dan genomen worden? Kan een burger, een gemeenteraadslid, een lid van de politieraad, of desnoods de gouverneur, de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden of uzelf als federaal minister voor Binnenlandse Zaken daartegen optreden?
Is de overname van richtlijnen van het VVSG-model afdwingbaar? Ik veronderstel van niet, maar ik denk dat er vanuit de overheid wel een stimulerende rol gespeeld kan worden.
Welke politiezones zijn in gebreke op het vlak van de openheid en het tijdig vastleggen van data voor de raadszittingen? Hebt u daar al navraag rond gedaan en bent u daarvan op de hoogte?
Worden er maatregelen genomen tegen politiezones, bijvoorbeeld de politiezone Schelde-Leie, die in gebreke blijven op het vlak van openheid en het tijdig vastleggen van data voor raadszittingen? Indien er al maatregelen zijn genomen, voor welke politiezones was dat dan? Welke maatregelen werden er genomen? Wat was het resultaat daarvan? Zo nee, waarom niet?
01.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, artikel 87bis van de nieuwe gemeentewet van toepassing verklaard door artikel 27 van de wet op de geïntegreerde politie, bepaalt dat de agenda van de politieraad moet aangeplakt worden ter bekendmaking aan het publiek, en dit volgens dezelfde termijnen die gelden voor de oproeping van de raadsleden. Dit wil zeggen dat voor een gewone vergadering de aanplakking zeven vrije dagen voor de vergadering moet gebeuren. Aanplakking weliswaar wettelijk verplicht, is tegenwoordig niet meteen het meest adequate communicatiemiddel om de bevolking te bereiken. Publicatie van de agenda van de gemeenteraad in de streekkrant is een bijkomend medium dat vaak wordt gebruikt. De evolutie van het internet heeft de meeste besturen er ook toe aangezet om hun burgers via dit kanaal actief te informeren over hun werking.
Artikel 91 van de nieuwe gemeentewet is ook van toepassing op de politieraad. Dit bepaalt het volgende: “De politieraad dient een reglement van orde aan te nemen. Behalve de bepalingen van de wet kan dit reglement bijkomende maatregelen bevatten in verband met de werking van de raad.” Dit reglement kan niet in tegenspraak zijn met de wet. De reglementering voorziet niet in enige definiëring, maar laat de invulling over aan het bestuur. Minimaal wordt er echter verwacht dat er wordt verwezen naar wat wettelijk is voorzien. Deze informatie kan worden aangevuld met meer praktische en pragmatische informatie. Zo kan het reglement er bijvoorbeeld in voorzien dat er actief gebruik zal worden gemaakt van de website van de politiezone om de agenda en de besluiten van de politieraad te publiceren. Het huishoudelijk reglement kan ook alternatieve manieren van bekendmaking bepalen.
Het huishoudelijk reglement is dus een wettelijke verplichting en dit reglement moet de wettelijke bepalingen bevatten betreffende de werking van de politieraad, met name deze in verband met de openbaarheid. De politieraad is een emanatie van de bevolking en dient verantwoording af te leggen. In de eerste plaats zou het politiecollege er moeten worden op aangesproken om de wetgeving toe te passen met betrekking tot het aannemen en het bepalen van de inhoud van het huishoudelijk reglement. Politieraadsleden hebben geëigende wegen binnen hun mandaat om actie te ondernemen om eventueel de zaken recht te zetten. Bij het blijvend in gebreke blijven, kan de toezichthoudende overheid worden aangesproken en zal zij, mocht zij dit nog niet spontaan hebben gedaan op basis van de controle van de besluiten die haar worden toegestuurd door de politieraad, het reglement laten corrigeren.
De gouverneur treedt op als toezichthoudende overheid, zowel namens de gewestelijke minister van Binnenlandse Zaken, als namens de federale minister, elk wat betreft hun specifieke bevoegdheid.
Om te antwoorden op uw vierde vraag, het volgende. Het betreft hier één model van huishoudelijk reglement. Elk bestuur is vrij in het ontwerp van zijn reglement. De wetgever heeft niet voorzien in een opgelegd model, noch bepaald wat er in moet staan. Een andere regeling zou niet conform de geldende wetgeving zijn, omdat het een beknotting inhoudt van de autonomie van de lokale overheid.
Het komt tot slot de toezichthoudende overheid toe te controleren of de minimale wijze van openbaarheid van bestuur verzekerd is. Elk bestuur dient immers binnen de twintig dagen na de raadzitting attesten ter bewijs mee te sturen met de lijst van de behandelde punten.
Er is mij niet gemeld dat zich in deze fundamentele problemen inzake de openbaarheid van bestuur voordoen.
01.03 Tanguy Veys (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik vermoed dat de nodige elementen er zijn opdat men ter plekke de nodige stappen kan nemen om de openbaarheid te garanderen.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Gerald Kindermans aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het aantal Belgische politiebeambten in het buitenland" (nr. 1957)
02 Question de M. Gerald Kindermans à la ministre de l'Intérieur sur "le nombre de fonctionnaires de police belges à l'étranger" (n° 1957)
02.01 Gerald Kindermans (CD&V): Mevrouw de minister, momenteel zou er een veertigtal Belgische politiebeambten deelnemen aan buitenlandse missies in het kader van opleiding en training van buitenlandse collega’s. Volgens de berichtgeving zouden er 26 politieagenten actief zijn in Kosovo, 2 in Bosnië, 5 in Congo, 3 in Afghanistan en nog eens 3 aan de Israëlisch-Palestijnse grens. Die missies kaderen binnen samenwerkingsakkoorden die de Europese Unie sloot en die bepalen dat België tot 45 politiebeambten in het buitenland kan posteren voor burgerlijke en niet-gemilitariseerde opdrachten.
Aangezien de opleiding en training van politiebeambten en veiligheidsdiensten een cruciale rol spelen bij het stabiliseren van conflictgebieden, het wederopbouwen van samenlevingen en het creëren van rechtszekerheid, heb ik de volgende vragen.
Kunt u de cijfers betreffende de deelname van de Belgische politiebeambten aan buitenlandse missies bevestigen of corrigeren? Kunt u voorts bevestigen dat dergelijke deelnames aan buitenlandse missies gebeuren via Europese samenwerkingsakkoorden, die gesloten werden met elk van de voorheen vermelde landen? Klopt het dat België tot 45 politiebeambten kan posteren in het buitenland?
Wat is de brutokostprijs per politiebeambte per missie, naargelang het land waar hij of zij wordt ingezet? Worden die kosten gedekt door de Europese Unie of komt ook de federale overheid tussen in de financiering?
Welke taken moeten de betrokkenen in de verschillende landen uitvoeren? In welke mate verschillen die taken van elkaar?
Ten slotte zou ik graag meer uitleg krijgen over de gehanteerde verdeelsleutel betreffende het aantal politiebeambten per missie. Het leeuwendeel van de politieagenten lijkt immers actief te zijn in voormalig Joegoslavië en niet in landen zoals Congo of Afghanistan.
02.02 Minister Annemie Turtelboom: Ik kan de aangehaalde cijfers bevestigen. De deelname van de Belgische politiebeambten kadert telkens in een missie van civiel crisisbeheer, die gewoonlijk door de Europese Unie of een andere internationale organisatie, zoals de Verenigde Naties, wordt georganiseerd. De beslissing om een missie op te starten, wordt dus op het niveau van de Europese Unie genomen, in het kader van het Europese veiligheid- en defensiebeleid.
België neemt als lidstaat van de Europese Unie dan ook deel aan die missies, naar ratio van zijn vermogen. Zo kan de geïntegreerde politie inderdaad jaarlijks 45 fulltime equivalenten ter beschikking stellen voor de deelname aan internationale missies van civiel crisisbeheer. De indicatieve planning die de Belgische deelname aan de verschillende missies weergeeft, wordt elk jaar goedgekeurd door de Ministerraad.
De kosten verbonden aan de deelname aan internationale missies van civiel crisisbeheer, worden gezamenlijk gedragen door de Europese Unie en de Belgische Staat.
Kosten en vergoedingen die verband houden met de aanwezigheid ter plaatse, zijn steeds ten laste van de internationale organisaties onder wiens auspiciën de missie wordt uitgevoerd.
De andere kosten worden gedragen door de contribuerende landen. Het federaal budget dient aldus de kosten te dekken voor de voorbereiding van de inzet, enerzijds, en voor de effectieve inzet, anderzijds.
Het buitenlands aandeel in de financiering wordt bij ons grotendeels gedragen door de FOD Buitenlandse Zaken, die een interdepartementale budgettaire lijn in het leven heeft geroepen om die kosten te dekken.
In dat verband geldt het principe van de looncompensatie, wat wil zeggen dat Buitenlandse Zaken het loon van een nieuwe agent die wordt aangeworven ter vervanging van het personeelslid dat zich bij de missie gaat vervoegen, als compensatie uitkeert aan het betrokken departement, in dit geval dus de federale politie.
In 2009 bedroeg de gemiddelde kostprijs per fulltime equivalent ten laste van de federale overheid ongeveer 34 000 euro. Voor 2010 zijn nog geen volledige cijfers beschikbaar.
De leden van de geïntegreerde politie die deelnemen aan de Europese missies van civiel crisisbeheer, oefenen diverse functies uit, vooral monitoring-, mentoring-, advising en trainingactiviteiten, zowel in de domeinen van de bestuurlijke als van de gerechtelijke politie.
Het doel van de politiemissies is telkens de politiediensten van het gastland te helpen ontwikkelen. In die zin zijn er geen grote verschillen tussen de verschillende missies. Er is dus geen sprake van ordehandhaving of echt operationele functies, maar van strenghtening van het politieapparaat.
De beslissing om deel te nemen aan een bepaalde internationale missie, wordt genomen door de Ministerraad op basis van de Belgische geopolitieke prioriteiten. De Belgische bijdrage wordt voorts bepaald door de grootte van de missie en de functies die in de missie moeten worden bekleed.
Er wordt niet alleen een beroep gedaan op politiemensen. Het aantal leden van de geïntegreerde politie dat effectief deelneemt aan de verschillende missies waarvoor België zich heeft geëngageerd, is op zijn beurt afhankelijk van de mate waarin de beschikbare kandidaten beantwoorden aan het profiel van de door de Europese Unie gezochte experts en de selectie van de Europese Unie doorstaan.
Uiteraard is de geïntegreerde politie, alsook de regering gevoelig voor het zogenaamde return on investment verbonden aan een bepaalde missie, zijnde de impact uitgaande van de veiligheidssituatie incluis de openbare veiligheid van een land zoals Congo op de Belgische interne veiligheid.
02.03 Gerald Kindermans (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het incident is gesloten.
03 Question de M. Éric Jadot à la ministre de l'Intérieur sur "le succès mitigé rencontré par le service 'fraude football'" (n° 2078)
03 Vraag van de heer Éric Jadot aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het matige succes van het meldpunt 'voetbalfraude'" (nr. 2078)
03.01 Éric Jadot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, les dossiers de corruption liés au monde du football sont en principe attribués à la police judiciaire fédérale et sont, en grande partie, traités par l'Office central de la répression de la corruption (OCRC) de la Direction de la lutte contre la criminalité économique et financière (DJF). Les dernières années, l'OCRC a acquis une expérience certaine dans le traitement des dossiers en matière de corruption dans le cadre de matchs de football.
Suite à la récurrence de tels faits, il a été décidé de créer au sein de l'OCRC, un point de contact en matière de fraude football qui était donc de votre ressort. Ce point de contact à été lancé le 28 mai 2010. Depuis cette date, la population a accès à une plate-forme internet ainsi qu'à un numéro vert permettant le signalement des cas de fraude aux tickets, de falsification de compétitions ou de matchs truqués.
Il me revient toutefois que le succès rencontré par ce service serait plus que mitigé. La presse fait état du seul enregistrement de quatre plaintes depuis les sept derniers mois. En outre, une grande part des plaintes adressées à ce service s'avérerait non exploitable ou relevant d'autres juridictions.
Madame la ministre, comment expliquez-vous le faible succès rencontré par le service "fraude football"? Ce service reçoit-il une publicité suffisante depuis son lancement en mai dernier? Une campagne de diffusion d'informations quant à ses missions et aux faits et plaintes qu'il est susceptible de traiter a-t-elle été réalisée? Quelle analyse en est-elle faite par les agents étant actifs au sein du point de contact?
Quelles perspectives souhaitez-vous développer quant au service "fraude football" pour l'année 2011?
03.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, cher collègue, le policier coordinateur pour la fraude football de l'Office central de la répression de la corruption de la police judiciaire fédérale a pris plusieurs initiatives depuis le lancement du point de contact pour faire connaître auprès des partenaires et développer ce point de contact.
Dans cette optique, des contacts réguliers ont d'ailleurs eu lieu avec les principaux partenaires, à savoir le parquet fédéral à qui il incombe de décider de la destination des avis, mais aussi la Commission des jeux de hasard et l'Union royale belge de football. Des accords ont été passés, notamment dans le domaine de l'échange d'informations. Une réunion de coordination a également été organisée avec la cellule de traitement de l'information financière pour savoir comment collaborer concrètement.
Le coordinateur football a présenté le fonctionnement de la cellule "fraude football" aux gestionnaires locaux des dossiers football de la police locale responsable du suivi de l'aspect ordre public. Il a aussi visité la Ligue néerlandaise de football (KNVB) non seulement pour présenter l'approche belge, mais aussi pour mieux connaître la façon dont les Pays-Bas luttent contre la fraude football.
L'UEFA s'intéresse également à la lutte contre ce phénomène et des discussions préparatoires relatives à une possible collaboration ont été menées avec le responsable Karel D'Hont en concertation avec le parquet fédéral.
Des accords ont été passés au sein de la police fédérale avec les services responsables de la lutte contre la criminalité organisée depuis le milieu est-asiatique, plus précisément dans le domaine d'accords sur l'échange de connaissances et d'informations relatives à la fraude sur le football. En Belgique, le coordinateur football a pris des contacts ou passé des accords avec la Pro League, la cellule "Football" du SPF Intérieur, Interpol dans le cadre de l'approche "Football Match Fixing Joint Initiative" et avec les enquêteurs de la DJF Bruxelles.
Au sujet de la capacité, je n'ai reçu à ce jour aucun signal de la police judiciaire fédérale permettant de dire que la capacité actuelle serait insuffisante pour un fonctionnement optimal du point de contact. Ce n'est d'ailleurs pas le coordinateur policier qui mène les enquêtes sur la fraude footballistique: à cette fin, le parquet local ou fédéral peut faire appel à d'autres enquêteurs.
L'objectif est de réaliser une analyse après l'été 2011, après un an d'existence du point de contact et au terme de la saison de football 2010-2011 et de vérifier dans quelle mesure ce projet pourrait encore être amélioré. Il est vrai que la publicité autour du point de contact auprès du grand public est importante. Je demanderai à la cellule d'y veiller et ce, sans attendre l'évaluation préconisée.
Au sujet des cas de fraude en matière de football signalés à la justice via le point de contact, je vous renvoie à la compétence des autorités judiciaires et de mon collègue le ministre de la Justice.
03.03 Éric Jadot (Ecolo-Groen!): Merci, madame la ministre. Je ne doute pas des efforts de coordination de la part de vos services que vous avez soulignés. Il y a certainement un éventail de mesures à prendre en la matière mais vu le faible nombre de plaintes déposées, les efforts devraient porter sur la publicité et l'information.
Het incident is gesloten.
04 Question de M. Éric Jadot à la ministre de l'Intérieur sur "les attaques de 'tophackers' présumés dans le cadre de l'affaire WikiLeaks et leur suivi par la Computer Crime Unit" (n° 2087)
04 Vraag van de heer Éric Jadot aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de aanvallen van tophackers die verdacht worden in het kader van de WikiLeaksaffaire en het daarmee verband houdende onderzoek van de Computer Crime Unit" (nr. 2087)
04.01 Éric Jadot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, les quotidiens De Standaard et The Guardian se sont fait récemment l'écho d'attaques électroniques de "tophackers" pilotées depuis les Pays-Bas et la Belgique en marge de l'affaire Wikileaks. Une enquête serait actuellement menée par la Computer Crime Unit de la police fédérale afin d'identifier ces groupes sur notre territoire.
Je constate toutefois que les informations concernant les attaques sur les sites web à travers le monde comme modalité de revanche de partisans de Wikileaks suite à l'arrestation de son concepteur, Julien Assange, sont multiples et contradictoires. Criminalité électronique pour les uns, "hacktivisme" citoyen pour les autres, les réseaux pro-Wikileaks font débat. En ce, l'événement Wikileaks constitue bel et bien un tournant, introduisant de nouveaux enjeux de société entre les logiques citoyennes d'approfondissement démocratique et les intérêts, aussi bien politiques, économiques et de sécurité, dont elles dérangent les situations acquises.
Madame la ministre, comment expliquez-vous les difficultés d'identification des groupes de "tophackers" présumés par les services spécialisés de votre administration? Les services de police des Pays-Bas semblent quant à eux plus avancés en la matière. Cette apparente efficacité néerlandaise est-elle le reflet de moyens moindres mis à disposition ou d'un retard dans les formes de suivi de la criminalité électronique?
En ce qui concerne l'enquête en cours menée sur les actes présumés de "hacking" de groupes pro-Wikileaks basés en Belgique, des éléments nouveaux ont-ils été mis au jour par la Computer Crime Unit depuis décembre? Dans l'affirmative, pouvez-vous m'éclairer quant à la nature des faits leur étant incriminés?
De façon plus générale, quelle approche souhaitez-vous développer au sein des services spécialisés de votre administration concernant ces phénomènes numériques nouveaux et sans cesse fluctuants?
04.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, cher collègue, selon les spécialistes de la Federal Computer Crime Unit (FCCU), il n'existe pas à l'heure actuelle de difficultés particulières dans l'identification de "hackers". Néanmoins, il est utile de rappeler que le caractère international de ce genre de phénomènes rend les enquêtes plus complexes et exige un cadre légal adapté. De plus, à ce jour, la Belgique doit encore transposer certaines dispositions de la législation cadre 2005/222/JAI du 24 février 2005 relative aux attaques visant les systèmes d'information.
La FCCU a soumis diverses propositions d'initiatives législatives pour transposer cette décision cadre aux services concernés de la justice, mais cela n'a pas encore abouti. L'enquête en cours au sein de la FCCU ne concerne pas les attaques qui ont été perpétrées en décembre sous le mode anonymous. Il n'y a donc pas de lien direct avec Wikileaks. Ce dossier étant en cours, je vous renvoie à la compétences des autorités judiciaires et de mon collègue le ministre de la Justice.
eCops est une plate-forme mise en place pour permettre aux citoyens de dénoncer des faits dont ils auraient connaissance sur internet. En ce qui concerne la liberté d'information et de communication, chaque dénonciation faite sur eCops est analysée et seuls les cas relevant d'une infraction font l'objet d'une communication au service de police concerné ou d'un procès-verbal adressé au parquet compétent.
Par exemple, pour des cas de pédopornographie, les renseignements sont transmis au service "Traite des êtres humains".
04.03 Éric Jadot (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, je vous remercie. Il s'agit ici d'un champ nouveau qui nous invite à adapter notre cadre législatif. Je ne manquerai pas d'interroger votre collègue le ministre de la Justice et de revenir vers vous au sujet de la suite des enquêtes.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Binnenlandse Zaken over "diefstallen in de grensstreek met Frankrijk" (nr. 2188)
05 Question de M. Peter Logghe à la ministre de l'Intérieur sur "les vols dans la zone frontalière avec la France" (n° 2188)
05.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik kom terug op de zaak die al een aantal keren werd besproken met onder anderen uw voorganger, minister Dewael.
Grensoverschrijdende misdaadbestrijding stelt niet zoveel voor, toch niet in de richting van Frankrijk. Wat met Nederland wel kan en wat met Schengen de doodnormaalste zaak had moeten kunnen zijn, kan in Frankrijk blijkbaar nog altijd niet. Ik bedoel daarmee de opsporing en arrestatie van daders van grensdiefstallen. Ook in de gevallen waar er herkenbare filmbeelden zijn, de feiten bewezen zijn en de Belgische politie de daders heeft kunnen identificeren, kan men in Frankrijk blijkbaar nog altijd niet overgaan tot arrestatie van de criminelen.
Wij dringen al jaren aan op actie. De politiediensten van de grensstreek en vooral de winkeliers in de grensstreek dringen ook al jaren aan op actie. Dat zult u wel begrijpen. Ik ken iemand die al acht keer werd overvallen. Die mensen zijn het meer dan beu. Een aantal winkeliers in de buurt van Menen geeft het op en sluit zijn winkels; zij zijn het beu.
Mijn concrete vragen zijn de volgende. Kunt u mij een cijfermatig idee geven van de evolutie van de grensdiefstallen aan de Franse grens? U mag dat gerust schriftelijk doen. De jongste vijf jaren spreken wij daar van een stijging van dat soort grenscriminaliteit.
Op mijn volgende vraag wil ik graag een mondeling antwoord. Toen ik hierover een eerste mondelinge vraag stelde aan de toenmalige minister werd ik gesust met de woorden dat er overleg aan de gang was met Frankrijk en dat eraan werd gewerkt.
Wat is de staat van het dossier? Hoever staan wij? Wanneer mag de Belgische politie inderdaad over de Franse grens trekken om daar daders te arresteren? Welke juridische hindernissen blijft de Franse Staat opwerpen om de arrestatie van dieven op zijn grondgebied door Belgische politiemensen te verwerpen?
Welke concrete actie zult u verder ondernemen om dit dossier vlot te trekken, vooruit te krijgen en afgewerkt te krijgen? Mag de burger in de grensstreek acties verwachten? Welke en binnen welke termijn?
05.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, uit informatie van de politiezones Westkust, Veurne en Ieper blijkt dat zij in dit kader geconfronteerd worden met twee fenomenen. Enerzijds de criminaliteit gepleegd door Noord-Fransen en anderzijds de criminaliteit gepleegd door Oost-Europese rondtrekkers die opereren vanuit Belgische grootsteden zoals Charleroi, Luik en Brussel en gebruikmaken van het Franse grondgebied bij hun verplaatsing.
Wel is het zo dat het aantal zware diefstallen, homejackings, ramkraken en garagediefstallen daalt. Zo telde de politiezone Ieper bijvoorbeeld nog 2 476 gevallen van diefstal en afpersing in 2006 en nog 1 951 in 2010. De ramkraak in het arrondissement Veurne en Ieper daalde vanaf 2008 spectaculair bij aanhouding van de bende Callewaert, een Noord-Franse zigeunerbende, na een gezamenlijk onderzoek door Belgische en Franse politie en Justitie. Zij pleegden 118 feiten in Noord-Frankrijk en 50 feiten in België.
In 2010 heeft de lokale recherche van de politiezone Westkust 10 dossiers van carjacking, diefstal van voertuigen en afpersing afgehandeld met aanhouding van 16 Noord-Fransen.
Maandelijks zijn er operationele recherchevergaderingen, franco-belges. Er is een permanente uitwisseling van informatie, bijvoorbeeld ook over verdachte nummerplaten. De politiezones beschikken over verbindingsambtenaren die zeer frequent met de Franse collega’s overleggen en er worden uitwisselingsstages voor officieren georganiseerd. Er worden ook gezamenlijke acties op het terrein georganiseerd, ook op het openbaar vervoer. Daarnaast werden ook al gemengde onderzoeksteams opgericht voor bepaalde specifieke dossiers.
Ook op strategisch niveau bestaan er overlegfora zoals de “groupe de travail opérationnel” en “comité stratégique”. Wij doen dus zoveel mogelijk en vooral zo pragmatisch mogelijk.
Op basis van het Verdrag van Schengen, artikel 41, en het verdrag van Prum, artikel 25, kan de Belgische politie in dringende gevallen bij zware misdrijven, waaronder moord, doodslag, verkrachting, brandstichting, ontvoering en gijzeling, handel in drugs, misdrijven inzake wapens en mensenhandel, de verdachten over de grens achtervolgen. Op basis van het Verdrag van Prum mogen politiemensen in dringende situaties voorlopige maatregelen treffen die nodig zijn om een acuut gevaar van lichamelijke integriteit van personen af te wenden. Op basis daarvan kan de Belgische politie verdachten dus achtervolgen en staande houden op Frans grondgebied, waarbij de Franse politie onmiddellijk wordt verwittigd en overgaat tot arrestatie.
Wat de juridische hindernissen betreft, voor het arresteren van verdachten op Frans grondgebied is het zo dat, om grensoverschrijdende arrestaties mogelijk te maken, er een wijziging nodig is van de Code de procedure pénale, artikel 73, en van de Franse Grondwet. Dat is de reden waarom Frankrijk op dit punt nog geen onderhandelingen met ons land wenst te voeren. Eerst moeten de noodzakelijke wettelijke aanpassing in hun Grondwet en in hun Code de procédure pénale worden doorgevoerd, alvorens een en ander te kunnen omzetten in wetgeving.
05.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.
Samen met u ben ik blij dat de cijfers van zware misdrijven dalen. Het zal u echter niet ontgaan dat de cijfers van kleinere misdrijven zeer hoog blijven en dat het onveiligheidsgevoel in de grensstreek zeer hoog blijft. Ik onthoud ook dat arrestatie nog altijd niet mogelijk is.
Het antwoord van Frankrijk is precies hetzelfde als het antwoord dat ik van uw voorganger heb gekregen, namelijk dat eraan wordt gewerkt. Alleen zegt u niet dat eraan wordt gewerkt. Neen, er wordt blijkbaar niet meer aan gewerkt. Er wordt blijkbaar ook niet meer met Frankrijk overlegd.
Minister Dewael had destijds gezegd dat men met Frankrijk in overleg was en dat dit moest worden aangepast. Wij zijn nu drie jaar verder en ik stel vast dat wij eigenlijk nog geen stap verder zijn. Of vergis ik mij?
05.04 Minister Annemie Turtelboom: Er moeten twee zaken duidelijk zijn. Er is een permanent overleg. Er zijn gemengde teams met Frankrijk en België op operationeel vlak.
Wettelijk gezien zitten wij echter vast zolang Frankrijk zijn Grondwet niet aanpast. Wij blijven druk zetten op Frankrijk, maar ik denk dat u ook begrijpt dat als Frankrijk druk op ons zou zetten opdat wij onze Grondwet zouden aanpassen, wij dat pas doen als wij daar zelf van overtuigd zijn. Het is niet zo dat ik daarover kan onderhandelen met Frankrijk.
De operationele teams kunnen blijven zeggen dat dit absoluut nodig en nuttig is, maar ik heb niets in handen naast psychologische macht die wij daar nog altijd daadwerkelijk gebruiken. Als u daar een andere macht voor hebt, moet u niet aarzelen om die met volle gewicht in de schaal te leggen, zou ik zeggen, om de Franse Grondwet aan te passen.
05.05 Peter Logghe (VB): Ik zal er eens over nadenken, mevrouw de minister. Ik ben niet in uw situatie natuurlijk, maar ik stel alleen maar vast dat wij drie jaar later nog geen stap verder zijn. Ik stel voorts vast dat het in Nederland wel kan. Ik betreur die vaststellingen.
Het incident is gesloten.
06 Question de Mme Myriam Delacroix-Rolin à la ministre de l'Intérieur sur "l'arrêté royal relatif à la perception d'une rétribution pour les missions de police administrative de la police locale" (n° 2205)
06 Vraag van mevrouw Myriam Delacroix-Rolin aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het koninklijk besluit betreffende de inning van een vergoeding voor opdrachten van bestuurlijke politie van de lokale politie" (nr. 2205)
06.01 Myriam Delacroix-Rolin (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, si l'article 90 de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police intégré, structuré à deux niveaux (LPI), permet au Conseil de police d'arrêter un règlement relatif à la perception d'une rétribution pour des missions de police administrative de la police locale, un arrêté royal réglant les conditions des cette perception et ses modalités est nécessaire et n'a pas encore été publié à ce jour.
Les zones de police sont régulièrement confrontées à des demandes relatives à des missions de police administrative qui ne relèvent pas des missions légales de la police, en ce qu'elles servent davantage un intérêt particulier que l'intérêt général. Or, ces missions dites exceptionnelles doivent pouvoir être rétribuées afin de pouvoir dédommager la zone de police concernée pour la mise à disposition de personnel policier et/ou la mobilisation de matériel policier.
La circulaire ministérielle PLP n°28 dispose qu'en attendant la promulgation de l'arrêté royal d'exécution de l'article 90 de la loi organisant un service de police intégré, il faut appliquer mutatis mutandis l'arrêté royal du 14 septembre 1997. Dans un tel cas, le conseil communal (pour les zones de police monocommunales) ou le conseil de police (pour les zones pluricommunales) peut adopter un règlement dans lequel il décrit les missions de police administrative pour lesquelles une rétribution peut être perçue. Néanmoins, la régularité juridique d'une telle pratique n'est pas certaine. En effet, en 2004, lors d'une question parlementaire, le ministre de l'Intérieur avait indiqué qu'il n'existe pas encore d'arrêté royal mettant en œuvre l'article 90 de la LPI, de sorte que les conseils communaux et les conseils de police ne peuvent pas encore arrêter les règlements visés.
En outre, il y a lieu de constater que l'article 115, §1, de la LPI, pendant de l'article 90 pour la police fédérale, a, lui, fait l'objet d'un arrêté royal d'exécution, en l'occurrence l'arrêté royal du 3 novembre 2001 fixant les modalités relatives aux demandes et au paiement des missions de police administrative présentant un caractère exceptionnel, effectuées par la police fédérale. Cette différence de traitement entre la police fédérale et les polices locales est évidemment extrêmement dommageable pour les zones de police. Enfin, dans un communiqué de presse du Conseil des ministres du 17 juillet 2009, il est indiqué que le Conseil des ministres a approuvé un projet d'arrêté royal fixant les conditions et les modalités relatives à la perception d'une rétribution pour des missions de police administrative accomplies par la police locale. Le projet serait transmis au Conseil d'État pour avis.
Madame la ministre, pouvez-vous nous indiquer si un projet d'arrêté royal d'exécution de l'article 90 de la LPI a bien été adopté en Conseil des ministres?
Si oui, à quel stade de son adoption en est-il et quand sera-t-il publié?
Dans le cas contraire, pouvez-vous nous indiquer dans quel délai cet arrêté royal d'exécution de l'article 90 de la LPI sera adopté?
06.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, chère collègue, l'autorité locale qui souhaite percevoir une rétribution pour l'accomplissement des missions de police administrative se trouve dans l'impossibilité matérielle d'adopter un règlement de police en la matière, à défaut d'adoption de l'arrêté royal exécutant l'article 90 de la loi du 7 décembre 1998 sur la police intégrée. Un projet d'arrêté royal a été présenté au Conseil des ministres. Il a ensuite été soumis à l'avis du Conseil d'État, lequel a exprimé certaines réserves quant à l'habilitation qui a été donnée au ministre compétent de définir d'autres cas d'exclusion de la perception d'une rétribution que ceux qui étaient mentionnés dans le projet d'arrêté royal.
Les modifications utiles ont alors été apportées à ce projet aux fins de satisfaire aux observations du Conseil d'État. La poursuite de la procédure d'adoption du projet se révèle toutefois impossible à réaliser par un gouvernement en affaires courantes.
06.03 Myriam Delacroix-Rolin (cdH): Merci, madame la ministre, pour votre réponse.
Het incident is gesloten.
07 Question de Mme Myriam Delacroix-Rolin à la ministre de l'Intérieur sur "les redevances communales en matière de stationnement de véhicules à moteur sur la voie publique" (n° 2221)
07 Vraag van mevrouw Myriam Delacroix-Rolin aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de gemeentelijke retributies voor het parkeren van motorvoertuigen op de openbare weg" (nr. 2221)
07.01 Myriam Delacroix-Rolin (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, depuis 2005, un certain nombre de comportements de mauvais stationnement ont été dépénalisés.
Le nouvel article 29 des lois relatives à la police de la circulation routière, du 16 mars 1968, dispose désormais que "les stationnements à durée limitée, les stationnements payants et les stationnements sur les emplacements réservés aux titulaires d'une carte de stationnement communale, définis dans les règlements précités, ne sont pas sanctionnés pénalement, sauf le stationnement alterné semi-mensuel, la limitation du stationnement de longue durée et la fraude avec le disque de stationnement ".
Outre l'imposition d'une sanction administrative pour violation d'une règle de stationnement, la loi du 22 février 1965 permet aux communes d'imposer à l'occupant de l'emplacement de parking le paiement soit d'une redevance soit d'une taxe, via respectivement un règlement-redevance ou un règlement-taxe.
Le choix de la taxe ou de la redevance ayant d'importantes conséquences, notamment quant à la réclamation et la poursuite du paiement, pouvez-vous m'indiquer si la police peut constater une infraction de stationnement aussi bien sur base d'un règlement-redevance que d'un règlement-taxe?
07.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, chers collègues, en vertu de l'article 170, 4, de la Constitution, "les charges et les impositions communales de toute nature, en ce compris les redevances, les taxes et les contributions, telles celles en matière de stationnement, ne peuvent être établies que par ordonnance communale".
Si certaines modalités du stationnement payant ont été dépénalisées par le législateur fédéral, c'est-à-dire qu'elles ne peuvent actuellement pas faire l'objet d'une sanction pénale, le non-acquittement de la somme d'argent due pour un stationnement interdit constitue, quant à lui, un manquement à la réglementation communale, lequel est passible de sanctions administratives uniquement. Le Conseil communal ne pourrait, en effet, pas re-pénaliser à son niveau ce que le niveau fédéral a dépénalisé.
En application de l'article 119bis de la nouvelle loi communale, les agents et fonctionnaires de police sont compétents pour constater les manquements à la réglementation communale, quelle que soit la nature de la sanction prévue.
Tout comme la loi du 13 mai 1999 relative aux sanctions administratives dans les communes qui, outre les agents et fonctionnaires de police, désigne d'autres agents compétents pour constater les manquements à la réglementation communale, l'article 29, alinéa 2 et alinéa 3, de la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la circulation routière a pour finalité de permettre aux fonctionnaires de police de se consacrer à des missions plus essentielles qui répondent à des attentes légitimes de la population en matière de sécurité en établissant sans ambiguïté la pleine compétence des agents de police en matière de circulation routière.
La possibilité reconnue par la loi de charger les agents de police de ce type de mission ne porte aucunement atteinte au prescrit des articles 40 et 15 de la loi sur la fonction de police établissant la compétence policière générale de constatation des fonctionnaires de police.
Si d'un point de vue organisationnel, ce type de tâche est confié en priorité aux agents de police, les travaux préparatoires de l'article 29 précité de la loi relative à la police de la circulation routière démontrent sans conteste que les fonctionnaires de police restent pleinement compétents en la matière et ce, dans les deux hypothèses que vous avancez dans votre question.
07.03 Myriam Delacroix-Rolin (cdH): Madame la ministre, votre réponse me réjouit car la procédure de recouvrement peut se faire via un règlement-taxe. Donc, cela ne coûte pas grand-chose à la commune.
L'incident est clos.
08 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de toekenning van eretekens aan de leden van de politiediensten" (nr. 2232)
08 Question de Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "l'attribution de distinctions honorifiques aux membres des services de police" (n° 2232)
08.01 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de regelgeving betreffende de eretekens van de politie werd al geruime tijd geleden gepubliceerd. Ik verwijs naar het koninklijk besluit van 27 januari 2008. Nochtans is er geen verdere uitvoering aan gegeven. Op vorige mondelinge vragen, waaronder die van collega Doomst, heeft de minister geantwoord dat er in de loop van 2010 eretekens zouden worden uitgereikt. Naar verluidt werd er tot op de dag van vandaag nog geen enkel ereteken uitgereikt en nog geen enkel dossier opgestart.
Wat is de reden voor het uitblijven van de uitreiking van de eretekens? Wanneer mogen de betrokken politiemensen de uitreiking ervan verwachten?
08.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, collega, na de publicatie van de regelgevende teksten volgde ondermeer de ontwikkeling van de interne tools. Die werd recent afgerond.
In 2010 werden 525 Eretekens voor de Laureaat van de Arbeid toegekend. Dit jaar worden er om en bij de 9 000 dossiers behandeld. Een ereteken betekent iets voor heel wat personeelsleden. Men meldt mij dat de betrokken administratieve dienst met capaciteitsproblemen kampt. Ik verwacht dat de verantwoordelijke chefs die problemen pragmatisch oplossen. Het heeft lang genoeg geduurd. Het feit dat we plannen om er dit jaar 9 000 uit te keren geeft dat signaal.
Na de finale publicatie in het Belgische Staatsblad en in het personeelsbulletin van de geïntegreerde politie zullen de oorkonden via de respectievelijke dienstchefs aan de betrokkenen worden bezorgd. Daarna kan het betrokken personeelslid zich desgewenst de medaille op eigen kosten aanschaffen.
08.03 Leen Dierick (CD&V): Het is goed om te vernemen dat er spoed wordt gezet en dat er een oplossing komt. Die mensen kijken er uiteraard naar uit.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
09 Question de Mme Juliette Boulet à la ministre de l'Intérieur sur "la modification de la législation sur les systèmes d'alarme" (n° 2264)
09 Vraag van mevrouw Juliette Boulet aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de wijziging van de wetgeving inzake de alarmsystemen" (nr. 2264)
09.01 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, j’avais déposé cette question il y a un petit temps. En raison de mon absence en commission, elle fut retirée. Comme un concitoyen m’a parlé de nouveau de ce problème, j’ai pu déposer une autre question à ce propos.
J’aimerais que vous puissiez me donner votre interprétation d’un arrêté royal relatif à l’installation des systèmes d’alarme. Pour situer le contexte, un de mes concitoyens m’a fait part d’un litige avec l’entreprise qui avait installé son système d’alarme. Celle-ci n’ayant que peu honoré son obligation d’entretien annuel, il a décidé de contacter un autre opérateur à cette fin. Cependant, il se trouve que la première entreprise refuse de lui céder sans frais les codes nécessaires à cet entretien.
Or il y a l’article 26 de l’arrêté royal de 2007, qui fixe les conditions d'installation, d’entretien et d’utilisation des systèmes d’alarme et de gestion des centraux d’alarme. En dérogation à l’article 5, il est écrit que "sur simple demande du propriétaire du système d’alarme qui était déjà installé à la date d’entrée en vigueur du présent arrêté, l’entreprise de sécurité qui a réalisé l’installation, l’entretien ou la réparation, lui transmet sans conditions et gratuitement le code qui est nécessaire pour accéder aux informations et à la programmation du système d’alarme". On y lit ensuite que "si un code est nécessaire pour avoir accès aux informations et à la programmation d'un système d'alarme, l’entreprise de sécurité transmet celui-ci au propriétaire du système d’alarme sans conditions ni supplément de prix, au plus tard lors de la livraison de l’installation". Cela n’a pas été fait dès le départ puisque c'était l'entreprise ayant installé le système qui effectuait l'entretien.
Les modifications de la loi concernent aussi la possibilité pour un propriétaire de faire appel à une autre entreprise pour l’entretien ou de s’en charger lui-même. Pour ce faire, il doit récupérer les "codes ingénieur", qui sont régulièrement changés par l'entreprise, puisque ceux de départ sont des codes standard.
J'en viens à mes deux questions, madame la ministre. Au vu des articles mentionnés, l'entreprise agréée a-t-elle bien l'obligation de donner les codes ingénieur au propriétaire qui veut s'occuper lui-même de l'entretien ou le confier à une autre société, comme la loi le lui permet? Si oui, l'entreprise doit-elle venir le faire sans frais supplémentaires pour le propriétaire du système ou alors peut-elle facturer sa prestation?
09.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, chère collègue, une entreprise de sécurité doit effectivement transmettre gratuitement au propriétaire du système d'alarme le code nécessaire pour avoir accès aux informations et à la programmation du système d'alarme, au plus tard lors de la livraison de tout nouveau système ou sur simple demande du propriétaire lorsqu'il s'agit de systèmes d'alarme existants.
Ce code est nécessaire pour effectuer des modifications aux fonctions du système et pour procéder à l'entretien de ce dernier. Il a été jugé nécessaire que le propriétaire puisse, à tout moment, choisir librement qui sera chargé de procéder aux modifications ou de faire l'entretien et ce, soit par une entreprise de sécurité agréée, soit par lui-même.
La sécurité de son bien immobilier ne doit pas dépendre de la collaboration de l'installateur initial du système d'alarme. Dans le passé, mon administration a reçu de trop nombreuses plaintes à ce sujet. Des difficultés survenaient en cas de conflit avec l'installateur d'origine et en cas de faillite ou du décès de celui-ci.
09.03 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je remercie la ministre pour sa confirmation de ce qui est écrit. Nous transmettrons chaleureusement l'information à l'entreprise!
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Binnenlandse Zaken over "een nieuwe samenwerking of nieuwe taken voor bewakingsfirma's" (nr. 2282)
10 Question de M. Peter Logghe à la ministre de l'Intérieur sur "des nouvelles formes de coopération ou des nouvelles missions pour les sociétés de gardiennage" (n° 2282)
10.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik kom nog even bij u terug met een vraag over bewakingsfirma’s. Al jaren worden bepaalde bewakingstaken door allerlei private bewakingsfirma’s uitgevoerd. In het rapport Private Security in Belgium zouden deze firma’s ervoor pleiten om in overleg met de federale politie nog meer taken toevertrouwd te krijgen. Ze zouden bijvoorbeeld denken aan het bewaken van asielcentra en andere taken. De vraag is of de federale politie natuurlijk ook vragende partij is om meer taken aan de bewakingsfirma’s toe te kennen. Er blijkt een soort maatschappelijke draagkracht te ontstaan om die bewakingsfirma’s eventueel een grotere partner te laten worden in de strijd tegen criminaliteit. Het uitwisselen van gegevens of informatie zit momenteel blijkbaar vast. Zelfs het doorgeven van nummerplaten of chassisnummers van gestolen wagens zou bijvoorbeeld door de privacywet niet mogelijk zijn.
Ik heb enkele concrete vragen voor u. Gelet op het aanbod van de bewakingsfirma’s en gelet op de eventuele vraag van de federale politie zelf zou het misschien nuttig zijn als elk lid van de commissie een kopie van dit rapport zou kunnen krijgen. Kunt u daar eventueel voor zorgen of kunnen wij dat elektronisch aanvragen? Hoe zit dat juist? Welke informatie kan de politie nu al doorspelen aan bewakingsfirma’s of omgekeerd? Welke informatie kunnen bewakingsfirma’s vragen? Vallen gegevens betreffende nummerplaten en chassisnummers van gestolen voertuigen enzovoort daar ook onder? Is het bijvoorbeeld voor bewakingsfirma’s verboden om nummerplaten van geseinde voertuigen of op een bepaalde plaats voorbijrijdende voertuigen – waar de bewakingsfirma’s zich in het raam van een opdracht bevinden – door de politie te laten screenen? Ergens zou het normale bewaken dat eventueel toch moeten kunnen toelaten? Denkt men er op regeringsvlak aan om eventueel de privacywet of andere regels aan te passen zodat bewakingsfirma’s op dit vlak een en ander zouden kunnen doen? Welke bijkomende controles zullen bewakingsfirma’s dan moeten dulden gesteld – ik weet dat u ontslagnemend bent en dat er op wetgevend vlak allicht niet veel zal gebeuren – dat hun taak zou kunnen worden uitgebreid tot bijvoorbeeld het bewaken van asielcentra, het vervoeren van gevangenen of het beheren van flitspalen? Gesteld dat de taken van de bewakingsfirma’s zouden worden uitgebreid, welke bijkomende controles zouden die firma’s dan moeten dulden?
10.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, het rapport Private Security Belgium gaat uit van de Confederation of European Security Services, COESS, een belangenorganisatie van bewakingsondernemingen. Het rapport kan gratis op de website van deze organisatie worden gedownload.
In de regel werken bewakingsondernemingen op privaat terrein voor rekening van de exploitant van deze sites. De politie houdt toezicht op de openbare weg en openbare plaatsen. Bewakingsagenten kunnen zoals andere burgers verdachte handelingen, wagens of situaties melden aan de politie. De politiediensten beoordelen het gevolg dat ze hieraan geven.
De wet op het politieambt laat de politiediensten niet toe om informatie betreffende identificeerbare personen mee te delen aan andere personen dan de overheden die het gezag uitoefenen over hun werkzaamheden.
Dit is bijvoorbeeld het geval met nummerplaten van wagens. Dit is het logisch gevolg van het grondrecht van alle burgers op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Het is niet de bedoeling dit essentiële recht, eigen aan de rechtstaat, te wijzigen.
Dit belet niet dat, zeker op lokaal vlak, politiediensten met private ondernemingen kunnen samenwerken en nuttige informatie kunnen uitwisselen.
Net zoals in het raam van buurtinformatienetwerken en netwerken van sommige risicogevoelige sectoren of plaatselijke handelaars kan de politie bepaalde modus operandi of andere aandachtspunten aan private bewakingsondernemingen kenbaar maken zolang hierbij geen persoonsgegevens kenbaar worden gemaakt.
Voor de vragen over de uitbreiding van taken tot bewaking van asielcentra, het vervoer van gevangenen of het beheer van flitspalen verwijs ik u door naar mijn collega’s die voor deze problematiek bevoegd zijn.
10.03 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik leer uit uw antwoord dat het niet de bedoeling is om de taken uit te breiden. Het gaat vooral over de uitwisseling van informatie. Wij zullen deze materie natuurlijk opvolgen, want ik denk dat de vraag van de bewakingsfirma’s en misschien ook van het maatschappelijk middenveld of de maatschappij op zich, zal stijgen. Wij houden de zaak in het oog.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het afleveren van veiligheidsattesten door het FANC" (nr. 2315)
11 Question de M. Kristof Calvo à la ministre de l'Intérieur sur "la délivrance de certificats de sécurité par l'AFCN" (n° 2315)
11.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, mijn vragen betreffen een aantal aspecten van de beveiliging van nucleaire installaties. Mijn nieuwsgierigheid werd gewekt door het wetsontwerp van de regering ter wijziging van de FANC-wetgeving enerzijds, en de classificatiewet anderzijds, dat weldra in onze commissie zal besproken worden.
Sinds mei 2005 heeft het FANC met de wijziging van de classificatiewet de bevoegdheid gekregen om met veiligheidsattesten te werken, afgeleverd op basis van een veiligheidsverificatie. Zo heeft de directeur-generaal van het FANC de bevoegdheid om in bepaalde gevallen attesten af te leveren voor de toegang tot lokalen, gebouwen of terreinen waarvoor het FANC verantwoordelijk is, conform artikel 22ter van die wet.
Ik begrijp uit het jaarverslag van 2005 van het agentschap, waaruit ik zo nodig kan citeren, dat men voor 2005, voordat het die bevoegdheid toevertrouwd kreeg, ook al een aantal snelle screenings zou uitvoeren. In 2005 zou het gaan om 22 707 aanvragen voor zulke attesten.
Gelet op het initiatief van de regering en gelet op die informatie, heb ik een aantal vragen. Kan het FANC veiligheidsattesten toekennen voor gebouwen waar men verantwoordelijk voor is, conform artikel 22ter? Het wetsontwerp van de regering is erop gericht om dat toepassingsgebied te verduidelijken en uit te breiden. Hoe wordt dat artikel vandaag geïnterpreteerd? Gaat het om alle nucleaire installaties onder toezicht van het FANC of enkel over de gebouwen van het FANC zelf? Zullen werknemers en bezoekers van nucleaire installaties enkel toegang krijgen na een dergelijk veiligheidsattest? Of wordt er voor werknemers voornamelijk gewerkt met veiligheidsmachtigingen?
Hoeveel veiligheidsattesten werden van 2006 tot 2010 toegekend? Hoeveel werden er in die periode geweigerd?
Wat is de gemiddelde termijn voor het toekennen van een veiligheidsattest?
Ik heb het daarnet gehad over de snelle screenings, waarvan sprake was in het FANC-jaarverslag van 2005. Het is mij niet helemaal duidelijk wat dat juist inhoudt en hoe dat in verhouding staat tot het huidige systeem van veiligheidsattesten. Gaat het over dezelfde procedures? Hebben de veiligheidsattesten het systeem van de snelle screenings vervangen?
Het systeem van veiligheidsattesten is van toepassing sinds 2005. Is er ooit een evaluatie gebeurd? Is het komende wetsontwerp geïnspireerd op zo een evaluatie? Zo ja, wat waren de aanbevelingen van die evaluatie? Welke instanties zoals de Staatsveiligheid, waren bij die evaluatie betrokken?
11.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, ik laat voorafgaandelijk opmerken dat we normaal gezien volgende week een debat over het onderwerp voeren in commissie. Ik zal toch proberen zo goed mogelijk te antwoorden, al wil ik andere collega’s het gras niet voor de voeten wegmaaien.
11.03 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Het gaat hier ook om de huidige toepassing van de bestaande wetgeving, niet om het nieuwe wetsontwerp.
11.04 Minister Annemie Turtelboom: Dat besef ik. Hoe dan ook zullen collega's die volgende week het woord willen voeren, mijn antwoord niet als een voorafname op het debat beschouwen.
De interpretatie van artikel 22ter van de wet van 11 december 1998, ingevoegd bij de wet van 3 mei 2005 is steeds geweest dat de directeur-generaal van het FANC gemachtigd is om veiligheidsattesten af te leveren of in te trekken, waardoor de houders ervan toegang hebben tot de nucleaire installaties vergund op basis van de organieke FANC-wet van 15 april 1994.
Hoe is die interpretatie tot stand gekomen? Herinner u dat na de aanslagen van 11 september 2001 de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken moest verklaren waarom personen die niet overeenkomstig de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachten, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen gemachtigd waren, toch toegang hadden tot nucleaire sites. Om zowel de vastgestelde juridische als structurele lacunes te verhelpen, heeft de minister van Binnenlandse Zaken destijds beslist om meer systematisch gebruik te maken van de administratieve praktijk van de snelle screening, evenwel steeds op voorwaarde dat de betrokken instanties werk zouden maken van de uitwerking van een regelgeving bestemd om de praktijk te regelen.
Met de wet van 3 mei 2005 waarbij de veiligheidsattesten werden ingevoerd en waarbij de directeur-generaal van het FANC gemachtigd werd om ze af te leveren of in te trekken om zo de toegang tot de nucleaire sites die onder zijn verantwoordelijkheid werden geplaatst, mogelijk te maken, is men evenwel slechts gedeeltelijk tegemoetgekomen aan de vereisten. Alle werknemers die werkzaamheden verrichten in de gevoelige zones van de nucleaire installaties, dienen houder te zijn van een veiligheidsmachtiging aangevraagd en afgeleverd door de nationale veiligheidsoverheid. Aangezien het voorafgaande onderzoek tot het afleveren van zo’n veiligheidsmachtiging een zekere tijd in beslag neemt, kunnen die werknemers slechts toegang krijgen nadat een veiligheidsattest werd afgeleverd door het FANC, waarbij compenserende maatregelen worden opgelegd. Voor de bezoekers wordt enkel een veiligheidsattest gevraagd door de veiligheidsofficier van de nucleaire installatie bij het FANC, wanneer die voornemens zijn een gevoelige zone te betreden. Dat kan dan ook enkel gebeuren met compenserende maatregelen, die bijkomend door het FANC worden opgelegd. Uiteraard krijgen de bezoekers normalerwijs geen toegang tot de kerntechnische materialen noch inzage in gevoelige documenten. Voor bezoekers die geen gevoelige zone betreden, wordt geen veiligheidsattest aangevraagd en afgeleverd.
Vanaf 2006 tot en met 2010 werden de volgende veiligheidsattesten toegekend of geweigerd: voor 2006 – ik geef al de cijfers, eerst aangevraagde attesten, dan toegekende en dan geweigerde attesten – 5 540, 5 500 en 40; voor 2007 7 496, 7 448 en 48 geweigerd; voor 2008 9 383, 9 300 en 83 geweigerd en voor 2009 9 386, 9 331 en 55 geweigerd.
De termijn vastgesteld in de wet voor het afleveren van een veiligheidsattest, bedraagt 15 dagen.
Beide systemen, namelijk de snelle screening en de aflevering van veiligheidsattesten, zijn niet naast elkaar blijven bestaan. Vanaf 2005 werd het systeem van veiligheidsattesten wettelijk ingevoerd. Hoewel de wet van 3 mei 2005 een wettelijke basis gaf aan de veiligheidsattesten, werd aan de houders van veiligheidsattesten van dat type evenwel niet de toelating verleend om toegang te hebben tot materiaal, documenten of plaatsen die geclassificeerd of – om de terminologie van het nieuwe wetsontwerp al te gebruiken – gecategoriseerd zijn. Na die vaststelling is snel gebleken dat, om aan de behoeften van de nucleaire sector en aan de dringende noodzaak om zich te verzekeren van de betrouwbaarheid van de persoon die tot dat materiaal, die documenten of plaatsen toegang heeft, te beantwoorden, een nieuwe aanvullende regeling noodzakelijk was. Daarom werd in overleg met alle betrokken instanties een wetsontwerp uitgewerkt, dat ik volgende week hier in het Parlement zal komen toelichten.
11.05 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Dank u wel, mevrouw de minister voor het uitgebreide antwoord, dat ongetwijfeld interessante lectuur is om nog nader te bekijken.
Ik begrijp uit uw antwoord, tenzij ik mij vergis, dat er eigenlijk weinig of geen onderscheid is in de feiten tussen het systeem van snelle screenings en het huidig systeem van veiligheidsattesten, dat er pas sinds 2005 een duidelijk wetgevend kader is en dat er voordien, naar aanleiding van 11 september, in de praktijk zonder een duidelijk kader met screenings werd gewerkt.
Wat moet ik mij voorstellen bij compenserende maatregelen? Ik heb zelf nog nooit een nucleaire centrale bezocht, als groenen zijn we daar ook niet echt welkom.
11.06 Minister Annemie Turtelboom: Ik zal volgende week naar aanleiding van de bespreking in commissie van het wetsontwerp de inhoud van de compenserende maatregelen toelichten, mijnheer de voorzitter.
11.07 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Ten slotte viel mij nog het volgende op en misschien kunnen we daar later nog op terugkomen. Volgens het jaarverslag van 2005 werden er 22 000 aanvragen voor snelle screenings afgehandeld. Het is opmerkelijk dat het aantal veiligheidsattesten de afgelopen jaren, sinds het wetgevend kader, een stuk lager ligt. Waarom worden er de voorbije jaren slechts 5 000 tot 9 000 veiligheidsattesten afgeleverd, terwijl er in 2005 22 000 snelle screenings waren.
11.08 Minister Annemie Turtelboom: Ik stel voor dat we volgende week op die vraag ingaan, want dat is net de inzet van het ontwerp waarmee we naar het Parlement komen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de impact van het MYRRHA-project op het FANC" (nr. 2319)
12 Question de M. Kristof Calvo à la ministre de l'Intérieur sur "l'impact du projet MYRRHA sur l'AFCN" (n° 2319)
12.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in de commissie voor het Bedrijfsleven hebben wij al een aantal keer de kans gehad om van gedachten te wisselen over het Myrrha-project. De premier maakt van de lopende zaken gebruik om daarvoor een nogal uitgebreide promotietoer te organiseren.
De Ministerraad van maart 2010 besliste om een budget toe te kennen om de verwezenlijking van het project mogelijk te maken en verder te investeren in onderzoek en ontwikkeling, met als uiteindelijke ambitie, van sommigen althans, een nieuwe onderzoeksreactor voor het Studiecentrum voor Kernenergie. Het betreft een project van maar liefst 960 miljoen euro, in budgettair moeilijke tijden.
Het is niet alleen voor onze begroting een uitdaging, maar ook voor het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, dat onder uw voogdij staat. Het FANC is als nucleaire veiligheidsoverheid immers verantwoordelijk om de vergunningsaanvragen te bekijken en al dan niet toe te kennen. Na afloop van een eventuele vergunning is het ook verantwoordelijk voor het opstellen van veiligheidscriteria.
Het is een hele uitdaging voor het FANC, aangezien het gaat om een nieuw type reactor, vandaar het enthousiasme van een aantal beleidsmakers. Het is een pronkstuk van de Belgische nucleaire innovatie, maar dat betekent natuurlijk dat het voor het FANC geen evidente opdracht is. Ik begrijp dat het SCK en het FANC op dit moment op zoek zijn naar een modus vivendi voor de komende maanden en jaren en bekijken hoe een billijke lastenverdeling tot stand kan komen.
Ik heb de volgende vragen.
Ten eerste, welke stappen hebben het FANC en u, als bevoegde minister, gezet sinds de beslissing van maart 2010? Hoe loopt het overleg met het SCK en de minister van Energie hierover? Ik begrijp dat aan de minister van Energie gevraagd werd om hierin te interveniëren.
Ten tweede, welke extra belasting betekent de ontwerp- en voorbereidingsfase, enerzijds betreffende de veiligheidscriteria en anderzijds betreffende de vergunning, van het Myrrha-project voor het FANC? Hoeveel extra mensen zullen er worden aangeworven? Hoeveel mensen van het huidige korps zullen worden ingeschakeld voor de nieuwe opdracht?
Ten derde, beschikt het FANC vandaag over voldoende informatie en expertise om de ontwerp- en voorbereidingsfase op een goede manier en zeer grondig aan te pakken, in alle onafhankelijkheid, gelet op het feit dat de Myrrha-reactor een nieuwe reactor is?
Ten vierde, zijn er al afspraken gemaakt tussen het FANC en het SCK?
Ten vijfde, tegen wanneer zullen de noodzakelijke pre-licentieveiligheidscriteria worden uitgewerkt? Binnen welke termijn zou het FANC zich kunnen uitspreken over een eventuele vergunning? Het SCK droomt alvast van 2014. Acht u dat een realistische timing?
Ten zesde, is er al een inschatting gemaakt over de belasting van het FANC in een eventuele gebruiks- en bouwfase, de fase na de vergunningsfase? Zal ons land volledig opdraaien voor de controlekosten of zullen ook die kosten met de internationale partners gedeeld worden? De premier is op dit moment nog volop op zoek naar die internationale partners, maar daarover bestaan voorlopig nog geen financiële overeenkomsten.
12.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, na de beslissing van de Ministerraad van 5 maart 2010 over het Myrrha-project, heeft het FANC contacten gelegd met het SCK. Een voorstel van conventie tussen het SCK en het FANC werd bezorgd aan het SCK omtrent de invulling van de bijkomende opdrachten en de vergoeding van de veiligheidsoverheid tijdens de fase voorafgaand aan het eigenlijk reglementair vergunningsproces voor Myrrha. Het FANC is zich bewust van zijn opdrachten in het raam van dit nieuw innovatief project, en wenst samen met het SCK tijdig voor te bereiden, opdat de latere vergunningsprocedure op optimale wijze doorlopen kan worden.
Op kabinetsniveau werd vorige week nog een vergadering belegd tussen de bevoegde adviseurs van Binnenlandse Zaken en Klimaat en Energie.
Het FANC heeft een raming gemaakt van de extra werkbelasting tijdens de ontwerp- en voorbereidingsfase, ook de pre-licentiefase genoemd. Om de bijkomende werkbelasting die deze fase met zich zal meebrengen, op te vangen, moet het FANC vier extra personen aanwerven. Een aantal mogelijke financieringsmechanismen wordt op dit ogenblik nader bestudeerd.
Daar de Myrrha-reactor een nieuw en innoverend project is, zelfs uniek op wereldniveau, is het logisch dat het FANC vandaag nog niet beschikt over al de nodige informatie en expertise. Het FANC zal een beroep moeten doen op buitenlandse, onafhankelijke en projectspecifieke expertise, die uiteraard ook vergoed zal moeten worden.
Met dat doel heeft het FANC reeds contacten gelegd met andere buitenlandse veiligheidsautoriteiten en met instanties of deskundigen die ervaring hebben met de specifieke deelaspecten van het Myrrha-project.
Zoals reeds vermeld, wordt een aantal financieringsmechanismen op dit moment bestudeerd. Naast het aspect van de financiering, hebben het FANC en het SCK in de loop van 2010 reeds een aantal keren samen gezeten met als doel kennis te maken met het project-Myrrha, alsook met de verwachtingen en de planningen van het SCK in verband met dat project.
Het FANC heeft ook reeds een interne projectstructuur voorbereid en is klaar om met de wekelijkse behandeling van de doenbaarheid en de veiligheidsaspecten te starten zodra de modaliteiten en de financiering van haar interventies in deze voorbereidende fase op punt staan.
Het FANC is bereid om de technische samenwerking met het SCK in verband met het Myrrha-project opnieuw op te nemen zodra er een structurele oplossing voorhanden is voor de tegemoetkoming van de veiligheidsoverheid in het pre-licentiefaseproces. Het FANC heeft nog geen inschatting gemaakt van de omvang van zijn prestaties tijdens de bouw- of uitbatingsfase. Eerst moet de eerste fase doorlopen zijn en daarna moet de eigenlijke vergunningsprocedure worden doorlopen, die samen minstens vijf jaar in beslag zullen nemen.
Het SCK is ten opzichte van het FANC de verantwoordelijke uitbater van de installatie. Alle controle- en inspectiekosten zullen door die uitbater gedragen moeten worden. De vraag hoe het SCK dat met internationale partners regelt, is een vraag die tot de bevoegdheid van de minister van Klimaat en Energie behoort. Daarom nodig ik u graag uit om die vraag aan hem te stellen.
12.03 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord en de uitnodiging. Ik ondervraag de minister van Energie regelmatig over die overeenkomsten. Alleen is het mij niet helemaal duidelijk of hij die overeenkomsten zelf ooit heeft gezien, dit terloops gezegd.
Ik begrijp uit uw antwoord dat de discussie tussen het SCK en het FANC nog volop bezig is. Dat zet nog maar eens in de verf welke grote uitdaging het FANC in verband met het Myrrha-project te wachten staat, net op het moment dat wij met verouderde nucleaire centrales zitten en wij zien dat het aantal nucleaire incidenten in dit land toeneemt. Dan lijkt het Myrrha-project mij niet meteen een kernopdracht van onze nucleaire veiligheidsoverheid.
Mevrouw de minister, ik maak mij toch wat zorgen. Er is een discussie tussen het FANC en het SCK over de financiering van de pre-licentieperiodes en wat nadien zal volgen. Er is ook het risico op een zeer grote afhankelijk, niet alleen financieel maar ook qua expertise. U zegt enerzijds dat dit een uniek project is in de wereld. Anderzijds zullen wij ook buitenlandse experts moeten raadplegen. Dat klopt deels. In de feiten zal het FANC ook vaak bij het SCK te rade moeten gaan, zij die een vergunning vragen, om te beschikken over de nodige expertise om veiligheidscriteria en een vergunning op te stellen.
Als wij die situatie in kaart brengen, lijkt het mij dat wij daar met een potentieel zeer groot risico zitten. Ik hoop dat u samen met ons die onafhankelijkheid van het nucleair controleagentschap de komende jaren zult bewaken.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
13 Question de M. Josy Arens à la ministre de l'Intérieur sur "la dotation fédérale 2010 encourageant la politique de recrutement dans les zones de police" (n° 2305)
13 Vraag van de heer Josy Arens aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de federale dotatie 2010 om het aanwervingsbeleid in politiezones te stimuleren" (nr. 2305)
13.01 Josy Arens (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, afin d'augmenter la sécurité au sein de la société, le gouvernement avait décidé, lors du conclave budgétaire de mars 2010, d'octroyer des moyens supplémentaires à la fois à la police fédérale et aux zones de police. Parmi les décisions prises figure, notamment, celle d'encourager la politique de recrutement au sein des zones de police par le biais d'un financement fédéral de 175 équivalents temps plein. Aussi, un montant de 7,732 millions d'euros fut libéré à cette occasion.
L'arrêté royal du 22 décembre 2010 portant attribution pour l'année 2010 d'une dotation destinée à encourager la politique de recrutement dans les zones de police fixe la partie de la dotation attribuée à chaque zone de police, mais sans préciser la manière dont cela a été calculé.
Madame la ministre, un groupe de travail de coordination de la politique de sécurité était chargé de proposer les modalités et les conditions d'octroi de cette dotation. Pouvez-vous nous indiquer quels ont été les critères de répartition de cette dotation? Cette dotation est-elle annuelle, une opération one shot ou sera-t-elle renouvelée chaque année?
Je me rends compte que des zones disposant d'un nombre équivalent de policiers touchent quatre à cinq fois plus que d'autres. En outre, une zone comme Aubange-Athus-Musson-Saint-Léger a touché très peu alors qu'elle se trouve en déficit structurel spectaculaire.Pourriez-vous me fournir une explication sur cette politique?
Bien sûr, le gouvernement est en affaires courantes, mais, comme le secrétaire d'État au Budget est présent, peut-être pourrons-nous régler certains problèmes.
13.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, la majeure partie de la dotation, soit 5 millions d'euros, a été attribuée de manière linéaire aux 196 zones de police à concurrence de la part de chacune d'elles dans la dotation fédérale de base. Le surplus, soit 2 732 000 d'euros a, quant à lui, été réparti entre trois catégories, et ce, conformément à la notification du Conseil des ministres:
- premièrement, une aide supplémentaire aux zones bruxelloises pour y améliorer la sécurité - il s'agit d'une concrétisation des différents groupes de travail mis en place depuis 2010;
- ensuite, une dotation complémentaire a été attribuée à 3 zones de police présentant une situation budgétaire difficile, tout à fait particulière, et ce, conformément aussi à la notification du Conseil des ministres. Nous y retrouvons les zones de police Condroz-Famenne, Hermeton et Heure et Hamme-Waasmunster, la justification étant identique à celle qui était à l'origine des arrêtés royaux antérieurs relatifs à ces trois zones;
- finalement, quatre zones de police présentent sur leurs territoires un établissement pénitentiaire ou une institution assimilée, dont la mise en service et/ou de profondes modifications structurelles exercent une particulière pression sur leur capacité opérationnelle.
Sur proposition de mon collègue de la Justice, les zones suivantes ont été retenues. Il s'agit de la zone de police Bertrix-Bouillon-Daverdisse-Herbeumont-Libin, etc., de la zone Hoogstraten-Merksplas-Rijkevorsel, de la zone Herstappe-Tongeren et la zone Herent-Kortenberg.
En effet, il y a, comme vous le savez, une nouvelle institution à Saint-Hubert, les transferts à Tilburg, une nouvelle aile pour des jeunes délinquants à Tongres et la problématique De Grubbe à Herent-Kortenberg.
Certes, il y a des zones qui se comparent à d'autres. Mais il n'en reste pas moins que ces 13 zones présentent des particularités qui nécessitaient une intervention en attendant la réforme globale et structurelle du financement des zones.
Ceci dit, deux tiers de l'enveloppe ont été attribués aux 196 zones. Je m'en réjouis. Nous travaillons actuellement avec des douzièmes provisoires. C'est dans la loi actuelle.
13.03 Josy Arens (cdH): Madame la ministre, je me réjouis de cette dotation supplémentaire aux zones de police.
Je regrette la façon un peu linéaire dont une grosse partie a été répartie. Je me rends compte que, depuis la réforme donc depuis des années, nous nous battons dans le Sud-Luxembourg notamment pour les zones frontalières vivant réellement des problèmes spécifiques. Nous allons les régler d'une autre façon.
La zone d'Aubange a énormément de problèmes frontaliers. La zone d'Arlon a des dizaines de milliers d'heures supplémentaires pour le transfèrement des détenus. Comme membre du collège de police, je vais effectivement maintenant interdire comme d'autres membres du collège ce transfèrement des détenus.
Peut-être le ministre de la Justice trouvera alors qu'il faut agir un peu différemment à l'égard de certaines zones.
L'incident est clos.
De voorzitter: Ik verwelkom de staatssecretaris. De vragen nummers 1265, 1513, 1525, 1816, 1838 en 1924 van mevrouw Smeyers worden uitgesteld, maar die werden al eens uitgesteld en zijn dus zonder voorwerp geworden.
- de heer Tanguy Veys aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de problemen met Roma in Gent" (nr. 1778)
- de heer Tanguy Veys aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de problemen met Roma in Gent" (nr. 1779)
- de heer Tanguy Veys aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de problemen met Roma in Gent" (nr. 1781)
- M. Tanguy Veys au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les problèmes avec les Roms à Gand" (n° 1778)
- M. Tanguy Veys au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "les problèmes avec les Roms à Gand" (n° 1779)
- M. Tanguy Veys à la ministre de l'Intérieur sur "les problèmes avec les Roms à Gand" (n° 1781)
14.01 Tanguy Veys (VB): Mijnheer de staatssecretaris, in januari 2008 werden in Antwerpen 256 leeflonen aan EU-burgers uitgereikt en in Gent 241. In september 2010 is dat cijfer voor Antwerpen gedaald tot 249 en in Gent gestegen naar 984.
Het is duidelijk dat de problematiek van de Roma zeer acuut is in Gent. Dat wordt onder meer bepaald door de manier waarop het leefloon in Gent of Antwerpen wordt uitgekeerd en waarop men zich baseert.
Wanneer Vlaams minister Bourgeois daarover in het verleden werd ondervraagd, verwees hij onder meer naar de federale overheid, die in een rondzendbrief aan de OCMW’s duidelijk zou moeten maken wat de leefloonproblematiek precies zou moeten behelzen.
Eind vorig jaar verschenen hierover in de pers een aantal zaken. Ik citeer daaruit: "Mensen, toon alstublieft uw goed hart niet, ook al breekt het bij het zien van zoveel ellende. Biedt de Roma geen onderdak, geen dekens, geen soep, want hoe meer je ze helpt, hoe meer ze naar Gent komen en onze stad zit nu al overvol". Dat zijn geen woorden van het Vlaams Belang, maar van de burgemeester van Gent, een notoire socialist, dus toch wel een onverdachte bron, die zijn nood klaagt en aan de alarmbel trekt. Ik vermoed dat, als zelfs de burgemeester van Gent dergelijke taal spreekt, er meer aan de hand is.
Mijnheer de
staatssecretaris, wat is uw standpunt over die toch wel zeer acute
problematiek?
Ofwel zegt men dat
het huidige stadsbestuur van Gent de situatie zelf heeft veroorzaakt. Ik
verwijs naar de problematiek van de leeflonen die door het OCMW worden
uitgekeerd. Of vindt u dat de burgemeester van Gent een en ander terecht
aanklaagt? Hij onderstreept dat er voor het probleem een oplossing op Europees
niveau moet worden gevonden. Of vindt u dat de federale overheid een rol moet
spelen?
Heeft de
burgemeester volgens u zelf nog instrumenten in handen om de problematiek aan
te pakken? Ik zie burgemeester Termont niet onmiddellijk optreden als een soort
Sarkozy.
Het is duidelijk
dat het probleem moet worden opgelost. Ik had hierover graag uw standpunt
gekend, mijnheer de staatssecretaris.
14.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen Roma afkomstig uit landen van de Europese Unie en van daarbuiten. De EU-onderdanen afkomstig uit bijvoorbeeld Bulgarije of Slovakije, genieten vrij verkeer van personen gedurende drie maanden. Nadien dienen zij voor een verblijf van meer dan drie maanden aan verschillende voorwaarden te voldoen. Wat betreft de landen van buiten de Europese Unie, meen ik dat ontradingscampagnes het aangewezen middel blijven en dat die het grootste effect hebben wanneer de boodschap regelmatig herhaald wordt.
Ik ben vorig jaar in maart en in oktober naar Servië en Macedonië geweest en in november naar Albanië en Bosnië. Tijdens die bezoeken heb ik de autoriteiten er nogmaals op gewezen dat aan de visa-akkoorden niet alleen rechten, maar ook plichten zijn verbonden. In het geval van Albanië en Bosnië zullen de Belgische asielinstanties zeer aandachtig zijn voor mogelijke misbruiken, zoals het oneigenlijk gebruik van de asielprocedure. Indien blijkt dat er toch een grote instroom is uit die landen, zal ik niet nalaten opnieuw een ontradingscampagne te organiseren. Bovendien werd tijdens het Belgisch voorzitterschap met de overheden van de Balkanlanden overeengekomen dat de Europese Commissie de mogelijkheid behoudt de visumvrijstelling op te schorten bij een eventuele grote toestroom.
Er zijn effectief afspraken gemaakt tussen de diensten van de stad Gent en de DVZ om nauwer en efficiënter samen te werken en op die manier de aantrekkelijkheid van het beroep op OCMW-steun tegen te gaan. De werking van de betrokken diensten zal accuraat op elkaar worden afgestemd. Zo zal bijvoorbeeld de Vreemdelingendienst van de stad Gent aan de DVZ meedelen of hij vermoedens of aanwijzingen heeft aangaande fraude. Op die manier kan de DVZ gericht te werk gaan bij het verder onderzoeken van mogelijke fraude en tijdig een onderbouwde beslissing nemen. Er komt eveneens een nauwere samenwerking tussen de stad Gent en de wijkagenten inzake de wooncontroles. De wijkagenten zullen meer doorgedreven wooncontroles uitvoeren om te achterhalen of nieuwkomers wel degelijk op het aangegeven adres woonachtig zijn. Ten slotte zullen de dossiers, eens de aanvraag tot verblijf is ingediend, beter worden opgevolgd, opdat EU-burgers aan de voorwaarden tot hun verblijf gehouden worden.
14.03 Tanguy Veys (VB): Bedankt, mijnheer de staatssecretaris, voor het antwoord.
Tijdens dat overleg met de stad Gent heeft men ook de problematiek van de uitkering van de leeflonen besproken, omdat het een van de bepalende elementen is, zeker in vergelijking met Antwerpen. Dat maakt het aantrekkelijk om massaal naar Gent te trekken.
Hebt u zelf suggesties geformuleerd of erop aangedrongen om een andere visie te hanteren?
14.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Een leefloon is niet direct gelinkt met het verblijfsstatuut van de persoon. Het OCMW moet nakijken of de persoon aan de voorwaarden voldoet om een leefloon te krijgen.
Maatschappelijke integratie is de bevoegdheid van collega Courard. De wet van 1965 regelt de voorwaarden om een leefloon te krijgen. Er is een omkadering in de Europese richtlijnen en ook in onze wetteksten zijn er mogelijkheden opgenomen.
Ik heb vorige week herhaald dat een betere samenwerking tussen de DVZ, de gemeenten en OCMW’s belangrijk is om de nodige informatie uit te wisselen tussen de verschillende instanties om zodanig het statuut van de persoon en de gevolgen daarvan beter te kennen. Wij werken aan een betere samenwerking tussen die verschillende instanties.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vragen nrs. 1265, 1513, 1525, 1816 en 1838 van mevrouw Smeyers worden zonder voorwerp.
Mevrouw Galant heeft laten weten dat zij haar vraag nr. 1824 wenst uit te stellen wegens een begrafenisplechtigheid.
15 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het recordaantal asielaanvragen in 2010" (nr. 1924)
15 Question de Mme Sarah Smeyers au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le nombre record de demandes d'asile en 2010" (n° 1924)
15.01 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik ga u niet meer lastigvallen met vragen die zonder voorwerp zijn, vandaar de schrapping.
Deze vraag gaat over het recordaantal asielaanvragen. Eind van 2010 werd ons door de pers nog eens de ernst van de huidige asielcrisis duidelijk gemaakt. Er bleek uit cijfers dat eind november 2010 al 21 078 mensen geregulariseerd werden. Daarenboven is het ook een recordjaar voor het aantal asielaanvragen zelf. Er werden 19 941 aanvragen ingediend. Dat zouden er 16 % meer zijn dan in 2009. Na 2002, dat een extreem recordjaar was, is 2010 het recordjaar. Toch bleek slechts 21,4 % van alle aanvragen na behandeling gerechtvaardigd. Dit erkenningcijfer is ook het laagste van de afgelopen vier jaar. Volgens de commissaris-generaal is dit te wijten aan het hoge aantal oneigenlijke aanvragen, onder andere uit de Balkan. Over dit stijgend aantal asielaanvragen had ik u graag enkele specifieke vragen gesteld.
Ten eerste, u bent naar de Balkan geweest en hebt er het afgelopen jaar twee ontradingscampagnes gevoerd. Kunt u een significant verschil zien tussen het aantal aanvragen uit die landen tussen de twee ontradingscampagnes en erna? Bent u van plan om nog ontradingscampagnes te voeren of dergelijke acties te ondernemen?
Ten tweede, we weten dat het commissariaat-generaal door de hoge instroom in 2010 te maken heeft met een achterstand van meer dan 10 000 dossiers. U hebt al meerdere keren gezegd dat er extra personeel ter beschikking komt van het commissariaat-generaal en dat oneigenlijke aanvragen ook prioritair of versneld zullen behandeld worden. In welke budgettaire middelen worden er in 2011 voorzien opdat die achterstand in twee jaar kan worden weggewerkt? Is dat haalbaar? Kunt u dat nu al zeggen? Wordt er een planning opgemaakt? Is twee jaar een haalbare termijn?
15.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw Smeyers, wat de evolutie van het aantal asielaanvragen uit het Balkanland Macedonië betreft kan ik meedelen dat er een duidelijke dalende tendens is vast te stellen in november en eind december in vergelijking met het aantal in oktober. Uit Servië, waarvoor de erkenningsgraad toch hoger is dan voor Macedonië, blijft de influx vrij hoog.
Er waren 116 asielaanvragen in november en 140 in december. Deze
aantallen zijn iets lager dan in oktober en bedragen de helft van het aantal
aanvragen in de piekmaand februari. Voor Kosovo schommelt de maandelijkse
instroom sinds oktober rond 200 asielaanvragen.
Het
ontradingsbeleid dat ik wens te voeren ten opzichte van de Balkanlanden mag
niet herleid worden tot louter preventiecampagnes in deze landen van herkomst.
Het is de wens om deze asielaanvragen hier in België versneld te laten
behandelen door de betrokken asielinstantie alsook effectief de terugkeer van
uitgeprocedeerde personen naar deze landen te verstrengen.
Op basis van
artikel 52/2 van de vreemdelingenwet heb ik het CGVS per brief verzocht de
asielaanvragen van onderdanen uit Servië, Macedonië en Kosovo versneld te
behandelen. Ook aan de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen heb ik opgelegd deze
groepen bij voorrang te behandelen. Deze prioritaire en versnelde behandeling
wordt ondertussen toegepast bij beide instanties.
Het CGVS zal
de snelheid waarmee deze asielaanvragen verwerkt worden nog verder opdrijven
dankzij de operationalisering van bijkomend personeel specifiek ingezet op
Balkandossiers vanaf februari 2011. Op deze manier ben ik van oordeel dat
op relatief korte termijn structureel effect kan verwacht worden.
Of een
bijkomende campagne ter plaatse in het land van herkomst opportuun is zal ik in
functie van de resultaten van de versnelde behandeling samen met DVZ bekijken.
Ik zal in elk geval in februari naar Kosovo gaan, omdat zoals u weet Kosovo ons
eerste land van herkomst is en er zijn verschillende dalende cijfers te zien
voor Servië en voor Macedonië, maar het meest problematische op dit moment is
duidelijk Kosovo. Voor Kosovo zullen wij ook die readmissie-akkoorden sluiten
in Benelux-kader. Dat is ook een goede reden om daar een ontradingscampagne te
organiseren, om ook te zeggen dat die readmissie-akkoorden echt toegepast
zullen worden, vooral gezien de cijfers die wij nu kennen in België.
Ik kom aan
uw tweede vraag. In oktober 2010 werd door de regering beslist om
enerzijds de contracten te verlengen van het reeds eerder aan het CGVS
toegekende bijkomende personeel alsook bijkomende middelen ter beschikking te
stellen aan het CGVS voor de aanwerving van 26 personen van niveau A
en 5 van niveau C. Het betreft hier een substantiële versterking van de
asielinstanties, waardoor het CGVS in staat wordt gesteld om zodra de nieuwe
medewerkers operationeel zijn de volgende objectieven te bereiken: de
systematische behandeling van alle asielaanvragen, het inhalen van de
achterstand in de dossierbehandeling binnen twee jaar, en dit op voorwaarde dat
de instroom terug daalt tot onder het gemiddelde van
1 500 asielaanvragen per maand.
Dat is de basis die wij genomen hebben om het bijkomend personeel te berekenen, en om een plan te ontwikkelen. De beslissingscapaciteit van het CGVS is momenteel reeds zwaar opgedreven tot een gemiddelde van 1 150 beslissingen per maand. Met een bijkomende versterking moet de output 1 400 tot 1 500 beslissingen per maand bedragen. Er is verder ook een hogere productiviteit bij het CGVS. Het aantal behandelde dossiers per persoon is immers in 2010 gestegen met 35 %. Dankzij een hogere productiviteit en meer personeel kunnen wij die betere cijfers bereiken.
Het lijkt me overigens realistisch om te verwachten dat de instroom van asielzoekers in België een daling zal kennen, enerzijds door het effect van de ontradingsmaatregelen, anderzijds gezien het conjuncturele gegeven dat de instroom van asielzoekers tegen het eind van het jaar steeds sterk stijgt, waarna er in het begin van het jaar opnieuw een daling intreedt.
Verder wil ik vermelden dat ik een engagement ten opzichte van de regering ben aangegaan om op een periodieke manier te communiceren met hen over hoe de productiviteit en de achterstand bij CGVS aangepakt wordt. Er werd daarin immers geld geïnvesteerd, waardoor het niet meer dan normaal is dat ik de regering op de hoogte houd over de resultaten.
15.03 Sarah Smeyers (N-VA): Ik had u al eens gevraagd naar de resultaten van uw ontradingscampagnes. Daaruit is gebleken dat die alleszins de eerste maanden inderdaad een effect hebben, maar dat er achteraf helaas weer een stijging blijkt. Ik hoop dat de combinatie van preventie en het signaal dat u geeft met de prioritaire of versnelde afhandeling van die dossiers, effectief werkt.
U weet dat we toch blijven pleiten voor die lijst met veilige landen. Op zich hoop ik alleszins dat die instroom door die combinatie van preventie en versnelde behandeling beperkt wordt. Ik hoop het, aangezien Kosovo inderdaad het nieuwe probleem wordt. Er moet op de drie sporen gewerkt worden, ook de uitstroom mag niet vergeten worden. Daar stelt echter mijn collega Francken u zeer regelmatig vragen over.
15.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: We hebben reeds een debat gevoerd over de lijst met veilige landen. Ik ken uw mening daarover. Voor Macedonië bijvoorbeeld wordt er bijna niemand erkend. Dat is niet gemakkelijk, maar het is duidelijk dat daar een boodschap gebracht dient te worden. Voor bijvoorbeeld Kosovo is de ratio erkenningen vrij laag, namelijk 6 tot 7 %, maar toch wordt dat percentage asielzoekers erkend. Voor dat soort landen is de situatie moeilijker.
Het is duidelijk minder dan het gemiddelde, maar het is toch 6 tot 7 %. Daarom is een ontradingscampagne ook moeilijker te organiseren. De boodschap is ook moeilijker en moet iets genuanceerder zijn. Dat is gemakkelijker voor Macedonië en Servië, voor Kosovo is dat moeilijker. Daarom vind ik het readmissie-akkoord een goede gelegenheid om een ontradingscampagne te organiseren.
L'incident est clos.
16 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de vreemdelingenkaarten" (nr. 2027)
16 Question de M. Theo Francken au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les cartes pour étrangers" (n° 2027)
16.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb vorige week verkeerdelijk minister Turtelboom over dit thema ondervraagd. Zij wist mij met een glimlach te zeggen dat zij mij geen antwoord kon geven omdat niet zij maar u bevoegd bent. Ik zal de vraag dus opnieuw kort formuleren. Het is een technische, maar weliswaar belangrijke vraag.
De Ministerraad besliste om de termijn van de elektronische vreemdelingenkaart van vijf naar tien jaar te brengen. Zo sluit men aan bij het beleid dat van toepassing was op de IDOC-kaarten die tien jaar geldig waren en werden vervangen door eID-kaarten met een geldigheidsduur van vijf jaar.
Zal de minister ook de geldigheidsduur van de E, E+, F en F+ kaart naar tien jaar brengen? Zal de prijs van deze kaarten voor zover ze vijf jaar geldig blijven worden gehalveerd opdat de totale prijs bekeken over tien jaar niet meer bedraagt dan de prijs voor de Belgen? Dat wordt immers door Europa verplicht.
Indien de geldigheidsduur voor deze kaarten op tien jaar wordt gebracht zal er minstens een uitzondering blijven bestaan voor EU-burgers die vandaag ook geen e-kaart voor vijf jaar krijgen, bijvoorbeeld Europese studenten en de familieleden die hen vergezellen.
Welk beleid is van toepassing voor de partners die in het kader van gezinshereniging pas na een periode van drie jaar overstappen naar een onbeperkt verblijf?
Hoe kan deze lange termijn van tien jaar in lijn worden gebracht met de noodzaak om over een streng beveiligde identiteitskaart te kunnen beschikken?
Hoe wordt de beveiliging ervan verzekerd gelet op de gewijzigde EU-verordening die bepaalt dat identiteitskaarten met biometrische gegevens moeten worden uitgerust?
Welke inspanningen levert de minister opdat de Europese blauwe kaart tijdig zal worden afgeleverd? De richtlijn van 25 mei 2009 zegt duidelijk dat het tegen 19 juni 2011 moet worden omgezet. Zal dat ook lukken?
Mijnheer de staatssecretaris, het is belangrijk dat wij inzake veiligheid een aantal zaken goed in rekenschap nemen. Mevrouw Smeyers en ik hadden de eer om afgelopen vrijdag de luchthavenpolitie te bezoeken in Zaventem. Wij zijn daar onder andere bij de fraudecel geweest. U bent daar ook geweest, heb ik vernomen. De fraudecel wist te zeggen dat er enorm veel misbruik en fraude is met identiteitskaarten, enerzijds met het verliezen ervan maar anderzijds ook met het namaken ervan. Zaventem vangt 16 % van alle frauduleuze documenten in de Europese Unie op. Dat is enorm veel. Afhankelijk van het aantal inwoners zou dat maar 2 of 3 % mogen zijn. Dat wil zeggen dat er veel misbruik is en dat wij een heel goede dienst hebben die heel efficiënt werkt.
Ik maak mij daar grote zorgen over. Blijkbaar is er heel veel verlies van identiteitskaarten. Mensen verliezen die vijf keer op rij en proberen die zaken met andere fotootjes te regelen zodat ze dus andere mensen met dezelfde identiteit de toegang tot België verlenen.
Men brengt de termijn van 5 op 10 jaar. De redenering om ze op 5 jaar terug te brengen, was juist die veiligheid. Nu wordt ze terug verlengd tot 10 jaar. Ik maak mij daar enige zorgen over.
16.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Francken, ik heb ook die diensten bezocht en ik vind ook dat zij fantastisch werk doen. De manier waarop zij werken met de nieuwe technologische systemen is vrij ingewikkeld. Wanneer u ziet wat ze kunnen zien en hoe zij dat merken door hun ervaring, dat is vrij indrukwekkend. Dat is misschien geruststellend, maar als u ziet hoe de fraudeurs dat gebruiken en wat zij kunnen doen, dan is dat minder geruststellend.
De richtlijn 2004/38 van het Europees Parlement en de Raad van 24 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, bepaalt dat de duurzame verblijfkaart van een familielid van een burger van de Unie, kaart F+-groen, om de 10 jaar automatisch vernieuwbaar is. Daarom bestudeert DVZ samen met de Algemene Directie Instellingen en Bevolking, de mogelijkheid en de haalbaarheid om de geldigheidsduur van dit document te verlengen.
Het is echter niet mogelijk de geldigheidsduur van de verblijfkaart van een familielid van een burger van de Unie, kaart F, en het attest van vrije registratie, kaart E, op 10 jaar te brengen. Bovengenoemde richtlijn bepaalt immers dat de verblijfkaart van een familielid van een burger van de Unie maximaal 5 jaar geldig is.
De kostprijs voor de aanmaak van de kaart hangt niet af van de geldigheidsduur van de kaart. Of de kaart nu 5 jaar of 10 jaar geldig is, de prijs blijft hetzelfde, namelijk 12 euro. Mijn inziens is hier geen enkele discriminatie.
Aangezien de burgers van de Unie en hun familieleden de status van duurzaam verblijf verwerven na 3 jaar of 5 jaar verblijf op het grondgebied van het Rijk, dient de geldigheidsduur van het attest, van de registratie en van de verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie aan die geldigheidsduur te worden aangepast. Ik heb dan ook aan DVZ, in samenwerking met de Algemene Directie Instellingen en Bevolking, gevraagd de kwestie te bestuderen en de reglementaire wijzigingen die noodzakelijk zijn, door te voeren.
De geldigheidsduur van sommige verblijfstitels die zijn opgesteld volgens het Europees uniform model van de verordening betreffende de invoering van een uniform model van verblijfstitel voor onderdanen van derde landen, zal ook op 10 jaar worden gebracht. Het betreft meer bepaald de identiteitskaart voor vreemdelingen, kaart C, en de EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, kaart D.
Het verlengen van de geldigheidsduur van sommige verblijfsdocumenten betekent helemaal niet dat er wordt teruggekomen op de beveiligingsmaatregelen die momenteel zijn ingesteld en evenmin op de toekomstige invoering van biometrische gegevens in de verblijfstitels die volgens dit uniform model zijn opgesteld. Integendeel, de invoering van de biometrische gegevens versterkt juist de beveiliging van de verblijfstitel en maakt het mogelijk een band tussen de titel en zijn houder vast te leggen.
Richtlijn 2009/50 van de Raad van 15 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hoger gekwalificeerde baan moet inderdaad worden omgezet in Belgisch recht tegen 19 juni 2011. Om tegen die datum in staat te zijn een blauwe Europese kaart af te geven, is de algemene directie instelling en bevolking op verzoek van de dienst Vreemdelingenzaken en de privépartners van het eID-project gevraagd de noodzakelijke technische aanpassingen uit te voeren.
16.03 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, als ik het goed heb begrepen, wordt er onderzocht om de E-kaart op 10 jaar te brengen, of niet? Uw eerste vraag, ging dat over de E-kaart of de E+-kaart? Ik neem aan dat het verblijfsrecht dan toch geen 10 jaar is voor die mensen? We hebben nu juist de Roma gehad. Een van de problemen is dat de Roma veel te snel de E-kaart krijgen en dat Gent in het verleden veel te soepel is geweest met het uitreiken van de E-kaart. Die duurt 5 jaar. Gaan we die dan verlengen naar 10 jaar of heb ik u verkeerd begrepen?
16.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Pas op, Roma is tot nu toe geen nationaliteit. Het probleem is de nationaliteit van de persoon. Als men een Europees onderdaan is, wordt men ingeschreven binnen de drie maanden. Dan krijgt men een E-kaart en daarna een E+. Velen vragen zelfs nooit een E+. U weet dat het probleem niet komt na 5 of 10 jaar: het cruciale moment is na 3 jaar. Na 3 jaar hebben ze recht op een E+ en mogen ze verblijven. Zelfs als de voorwaarden niet meer vervuld zijn, mogen ze toch in België blijven. Zo gebeurt dat voor Europese onderdanen. Ofwel doen we het na 5 jaar ofwel na 10 jaar, maar dat verandert er niets aan.
16.05 Theo Francken (N-VA): U zegt zelf dat heel veel vreemdelingen geen E+ aanvragen omdat ze hun E-kaart hebben. Als men een E-kaart van 5 naar 10 jaar verlengt, gaan ze natuurlijk nooit hun E+ aanvragen en hebben ze onmiddellijk hun 10 jaar verblijf.
16.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Dat verandert er niets aan.
16.07 Theo Francken (N-VA): Dat weet ik niet.
16.08 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Zeg mij wat dat verandert na 5 jaar of na 10 jaar.
16.09 Theo Francken (N-VA): Men krijgt de initiële kaart. Als die kaart 5 jaar geldig is, is ze dat 5 jaar en geen 10 jaar. Als men die initiële kaart na 10 jaar geeft…
16.10 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Ja, maar na 3 jaar, als er geen teruggetrokken titel voor de Europese onderdaan is geweest, mag hij toch blijven. Dat weet u toch. Dat is zoals voor een Belg op een bepaald moment. Als men zijn identiteitskaart elke vijf of tien jaar moet vernieuwen, mag hij toch blijven.
16.11 Theo Francken (N-VA): Als Belg heeft men sowieso toch recht op verblijf in België.
16.12 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Dat is waar.
De voorzitter: Wij gaan geen minidebat houden. Er staan nog 16 vragen op de agenda.
16.13 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Dit is een terechte vraag. Het probleem is niet de vijf of de tien jaar. Het cruciaal moment is drie jaar.
16.14 Theo Francken (N-VA): Dat begrijp ik wel.
L'incident est clos.
17 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "winkeldiefstallen in België" (nr. 2033)
17 Question de M. Peter Logghe au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "les vols à l'étalage en Belgique" (n° 2033)
17.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de staatssecretaris, winkels worden uitgerust met camera’s, personeel bewaakt de uitgangen van de winkels, het houdt winkeldieven allemaal niet tegen. Het is belangrijk dat de politie voldoende publieke en politieke ruimte krijgt om te investeren in gespecialiseerde eenheden, zoals de resultaten in bepaalde politiezones aantonen.
Mijnheer de staatssecretaris, zo is er het verhaal van een eenheid van vijf mensen, die tijdens de drukste periode van het eindejaar in de winkelstraten van een grote Vlaamse stad 250 winkeldieven wist te klissen. Het viel hen op dat bijzonder veel winkeldieven illegaal in België verbleven en dat de dienst Vreemdelingenzaken, ondanks de vaststelling van de diefstal dus, niet geneigd leek die illegalen uit het land te zetten. Dat leidde toch tot een zekere frustratie bij die politiemensen.
Mijn eerste twee vragen zijn van cijfermatige aard. Als u mij daarop schriftelijk wilt antwoorden, dan mag dat gerust.
Hebt u cijfergegevens betreffende het aandeel van illegalen in winkeldiefstallen of het aandeel van illegalen in zwaardere misdrijven, misdaden zelfs of misdrijven met geweld?
De derde en de vierde vraag zijn specifiek politieke vragen. Waarom weigert de dienst Vreemdelingenzaken medewerking aan de politie? Waarom weigert de dienst illegalen die op heterdaad worden betrapt, uit het land te zetten? Wat is de officiële gedragslijn die de dienst Vreemdelingenzaken moet volgen?
Sommige politiemensen gaan nog verder en zijn werkelijk zeer boos. Zij stellen dat de dienst Vreemdelingenzaken zelfs medewerking weigert als de politie kan aantonen dat de illegalen enkel en alleen in ons land vertoeven met het doel om winkels en mensen te beroven.
Worden er illegalen na diefstal uit het land gezet? Hoeveel en waar en wanneer?
Bent u van plan om de gedragslijn van de dienst Vreemdelingenzaken op dat punt bij te stellen?
17.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Logghe, de eerste twee vragen zijn voor minister Turtelboom, de twee laatste zijn voor mijzelf.
U doelt wellicht op de zogenaamde trekkersbrigade van de politiezone Brussel Hoofdstad-Elsene. Die heeft het afgelopen jaar in totaal 295 gauwdieven op heterdaad betrapt, waaronder 30 illegalen, die onmiddellijk werden gerepatrieerd na tussenkomst van DVZ.
Op het centrale niveau zijn geen gegevens beschikbaar over het aandeel van illegalen bij het plegen van misdrijven. In de algemene nationale gegevensbank ANG wordt enkel de nationaliteit van de verdachte opgenomen. Mogelijk kan mijn collega van Justitie u inlichten over het wetenschappelijk onderzoek dat desbetreffend werd gedaan.
Wat uw twee laatste vragen betreft, DVZ weigert geenszins zijn medewerking aan de politie inzake de opsluiting van illegale personen die op heterdaad betrapt worden. Integendeel, het is voor DVZ een prioritaire groep om op te volgen. Zoals mijn collega, de minister van Binnenlandse Zaken, u reeds aangaf, werden het afgelopen jaar 295 gauwdieven op heterdaad betrapt, waaronder 30 personen die met een onregelmatig statuut in België verbleven. Zij werden onmiddellijk gerepatrieerd, na de interventie van DVZ.
17.03 Peter Logghe (VB): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Helaas voor u gaat het niet over de politiezone Brussel, maar over de politiezone Gent. Daarover bent u dus verkeerd geïnformeerd. Ik neem er in elk geval nota van dat er in de gegevensbank geen gegevens over illegalen worden bijgehouden. Als men de perceptie wil tegengaan dat vooral vreemdelingen een aandeel hebben in zware misdrijven, dan verdient het aanbeveling om hierover cijfermateriaal te verzamelen.
Ik neem er verder nota van dat voor de dienst Vreemdelingenzaken de groep illegalen gesnapt tijdens misdrijven, een prioritaire groep is. Ik zal dat verder opvolgen en eens contact nemen met politiemensen uit de politiezone Gent. Het gaat dus, nogmaals, niet over de politiezone Brussel, maar over de politiezone Gent.
17.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: De volgende keer kunt u misschien zeggen over welke politiezone het gaat.
17.05 Peter Logghe (VB): Naar aanleiding van het antwoord van minister Turtelboom heb ik al gezegd dat het niet over de politiezone Brussel ging, maar u hoort dat dan blijkbaar niet.
Ik blijf die materie in elk geval opvolgen, mijnheer de staatssecretaris, want ik ben niet helemaal voldaan met uw antwoord.
L'incident est clos.
18 Vraag van de heer Bart Somers aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het terugkeerbeleid voor asielzoekers" (nr. 2193)
18 Question de M. Bart Somers au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la politique de retour des demandeurs d'asile" (n° 2193)
18.01 Bart Somers (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, enkele dagen geleden hebt u gecommuniceerd over het totale cijfer personen die illegaal in het land waren en het terug hebben verlaten. Zoals u weet, is het mijn overtuiging en de overtuiging van mijn partij – ik vermoed zelfs van de uwe – dat een goed terugkeerbeleid staat of valt met een onderdeel gedwongen terugkeer. Een staat moet immers op een geloofwaardige manier kunnen aantonen dat er voor personen die hier zonder papieren zijn en eigenlijk het grondgebied moeten verlaten, een gedwongen sluitstuk is indien zij dat niet op vrijwillige basis doen. Op die manier kunnen zij worden gemotiveerd in procedures van vrijwillige terugkeer te stappen. Ik denk dat wij allemaal liefst hebben dat personen die hier illegaal zijn, op een menswaardige en vrijwillige manier terugkeren naar hun land van herkomst. Het sluitstuk van zo’n beleid is een gedwongen terugkeer. Het is de stok achter de deur. Het is het deel van het beleid dat de rest geloofwaardig en mogelijk moet maken.
Uit informatie blijkt dat er toch nog altijd een zeer gebrekkige informatie-uitwisseling blijft bestaan, of minstens een onvolkomen informatie-uitwisseling, tussen Fedasil en de DVZ. Dat heeft ook zijn weerslag op de cijfers inzake de gedwongen uitwijzingen.
Wat zijn nu de definitieve cijfers voor de terugkeer voor 2010, zowel voor de gedwongen als de vrijwillige terugkeer?
18.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: (…)
18.03 Bart Somers (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, ik begrijp uw verwarring niet.
18.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: U zegt overal dat ik niet eerlijk ben met de cijfers en toch vraagt u mij cijfers. Ik wou ze aan u vragen, want u hebt zeker de goede cijfers.
18.05 Bart Somers (Open Vld): Ik wou gewoon weten of mijn informatie de juiste is. Ik wil altijd dubbelchecken.
18.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: U hebt al gezegd dat mijn informatie niet correct was.
18.07 Bart Somers (Open Vld): Heb ik dat gezegd?
18.08 Staatssecretaris Melchior Wathelet: “Wathelet was niet eerlijk over cijfers”.
18.09 Bart Somers (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, wat zijn de cijfers voor zowel de gedwongen als de vrijwillige terugkeer?
Wat de gedwongen terugkeer betreft, als wij dat cijfer mogen vernemen, vernemen wij graag over welke categorieën daarover meer informatie kan worden verstrekt. Ik bedoel zowel de regionale opsplitsing als de terugkeer aan de grens en de terugkeer wanneer personen in het binnenland worden aangetroffen.
Wat zijn de mogelijkheden die momenteel ter beschikking staan van DVZ om afgewezen asielzoekers te identificeren en te lokaliseren, misschien meer inzonderheid: die afgewezen asielzoekers of die mensen die illegaal op het grondgebied zijn en die toevertrouwd zijn aan Fedasil.
Mijn laatste vraag mijnheer de staatssecretaris is: welke initiatieven gaan er genomen worden om de informatie-uitwisseling tussen de dienst Vreemdelingenzaken en Fedasil te verbeteren?
18.10 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, ik vind dit een vreemde manier van werken. Ik ben degene die niet eerlijk is, dus ik zal zeker geen lessen geven, maar zeggen dat ik geen eerlijke cijfers heb gegeven, zonder te weten wat ik gegeven heb, vind ik een beetje rap. Vooral wanneer u dan daarna mijn cijfers komt vragen nadat u eerst gezegd hebt dat ik slechte of oneerlijke cijfers gegeven of zou gegeven hebben.
U zegt dat ik een goeie verdeling van de cijfers moet geven. Meneer Somers, vooraleer u hebt gezegd dat ik iets oneerlijks hed gedaan, heb ik een tabel gegeven, waarin stond: repatriëring, overnames, repatriëring, dubbelen, bilateraal en een totaal met een verdeling van de drie cijfers. Daarna, qua terugdrijving, heb ik dat verdeeld tussen de grensinspectie Zaventem en andere, – de totale grensinspectie – de asielgrens, met de speciale cel van Zaventem en daarvan heb ik ook een totaal gemaakt.
Daarna heb ik ook het vrijwillig vertrek berekend via DVZ en via de ION. Ik heb dat allemaal verdeeld in kolommen met alle cijfers voor iedere soort van terugkeer, voor iedere soort van repatriëring, voor iedere soort van terugdrijving. Ik heb dit gedaan samen met mijn administratie, die ook aanwezig was tijdens de persconferentie, want het zijn cijfers die rechtstreeks van DVZ komen. Zeggen dat ik daarover niet op een eerlijke manier heb gecommuniceerd, betekent dat ook minister die de bevoegdheid van asielmigratie heeft, sinds enkele jaren niet op een eerlijke manier communiceert. Ik heb mij gebaseerd op de tabellen die ik direct gekregen heb van DVZ.
Zeggen dat het niet eerlijk is, vind ik dus niet eerlijk.
Is dat niet genoeg? Zeker. Moeten wij het beter doen? Zeker. Dat is waar. Wij moeten het altijd beter doen, vooral wanneer het gaat over het terugkeerbeleid, zeker niet het gemakkelijkste deel van mijn bevoegdheid. Wij moeten het beter doen en op een meer efficiënte manier. Ik zal u ook zeggen welke initiatieven ik daarvoor heb genomen. U zegt ook dat de cijfers historisch laag zijn. Wanneer ik ze vergelijk met 2007, 2008 en 2009 liggen ze hoger. Dat geldt voor alles.
18.11 Bart Somers (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, met alle respect, ik heb nu al tien minuten een les gekregen over eerlijkheid en oneerlijkheid. Ik zal er zo dadelijk op antwoorden en ik zal heel duidelijk zijn. Ik heb als parlementslid echter recht op een antwoord op de vragen die ik stel. Ik stel een vraag over de gedwongen terugkeer. Dat is uw bevoegdheid. Ik stel een vraag over de cijfers want ik moet in de krant lezen dat u mijn partij aanvalt – nochtans uw coalitiepartner – met de woorden dat u het beter doet dan uw voorgangers die tot mijn partij behoren. De kern van uw bevoegdheid is de gedwongen terugkeer. Ik vraag daar de cijfers over.
18.12 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Somers, daar wil ik ook graag op antwoorden. U zegt zelf dat een goede terugkeerpolitiek globaal beheerd moet worden. Preventie is de beste manier van terugkeer, de mensen niet laten komen. Wat de vrijwillige terugkeer betreft, wij hebben veel meer vrijwillig teruggekeerden, ook bij de DVZ en door de tussenkomst van de DVZ zelf. Ook bij de DVZ kunnen wij verschillende initiatieven nemen inzake vrijwillige terugkeer. Wij hebben daar ook fondsen voor. Misschien wist u dat tevoren niet maar dat moet ik ook doen. Ik heb verschillende keren, ook publiek, gezegd dat het voor mij beter zou zijn als dit onder een minister zou vallen. Ik dacht dat dit ook de mening van Open Vld was. Dat is dus al iets. Het is nu niet zo maar…
De voorzitter: Mijnheer Somers, wacht het antwoord even af.
18.13 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Somers, u kunt in die tabellen zeker cijfers vinden die voor een bepaalde maand slechter waren dan in 2009 of 2008. Er zullen er zeker zijn.
Omdat ik zo transparant ben geweest, kunt u zeker cijfers vinden die slechter zijn dan het vorige jaar. Ik probeer dingen te vergelijken die vergelijkbaar zijn en dat is wat de mensen interesseert. Hoeveel mensen zijn teruggestuurd naar hun land van herkomst? Dat is belangrijk. Dit moet globaal worden beheerd. Dat moeten wij vergelijken en wij doen dat ook. Dit werd ook zo gedaan door mevrouw Turtelboom en de heer Dewael toen zij hun terugkeerbeleid presenteerden.
U wilt ook altijd vergelijken met 2004. In 2004 zijn er veel meer mensen teruggekeerd. Dat is waar. Daarin begrepen, waren bijvoorbeeld 1 006 Polen, 1 369 Roemenen en 1 267 Bulgaren. Intussen is er iets veranderd voor die drie landen. Zij zijn lid geworden van Europa en nu hebben wij er veel minder. Dat is waar. Ik ben ter zake minder efficiënt dan Patrick Dewael. Dat is waar. Intussen zijn die landen wel lid geworden van Europa en hun statuut is totaal anders.
Wat mij interesseert is het volgende. U zult cijfers vinden die slechter zijn dan die van mevrouw Turtelboom en mijnheer Dewael. Er zijn er zeker te vinden. Men kan altijd cijfers vinden die beter of slechter zijn. Ik geef aan wat ik doe en wat nog moet worden gedaan. Om die reden heb ik mijn “plan retour” gemaakt. Ik probeer maatregelen te nemen om die terugkeercijfers te verbeteren en nog efficiënter te zijn.
DVZ identificeert
afgewezen asielzoekers op verschillende manieren. Op basis van interviews met
de vreemdelingen – al dan niet met diplomatieke of consulaire
vertegenwoordiging van het herkomstland –, analyse van het dossier en controle
van biometrische gegevens bij de partnerlanden of herkomstlanden zal worden
nagegaan welke nationaliteit en/of welke identiteit de betrokken vreemdeling
heeft. Steeds meer wordt ook overgegaan tot het opstarten van de identificatie
voor de vreemdeling wordt opgesloten, teneinde de opsluitingstermijn zo kort
mogelijk te houden en om de terugkeer op een meer efficiënte manier uit te
voeren.
Binnen de DVZ is er ook overleg tussen de verschillende diensten, asiel, humanitaire regularisatie, migratie ambtenaren, verwijdering, om de opvolging van de geweigerde asiel- en regularisatiedossiers beter op elkaar af te stemmen.
Het lokaliseren van de afgewezen asielzoekers is een andere zaak. Van sommige afgewezen asielzoekers hebben wij het exacte adres. Van veel afgewezen asielzoekers is dit minder gemakkelijk na te gaan omdat wij niet weten of ze na de weigering nog steeds in opvangstructuren verblijven of niet.
Ik heb een voorstel gedaan om een meer open centre de retour te maken om nog contact met die personen te hebben en nog een vrijwillige terugkeer te kunnen organiseren. Het is correct dat dit gedeeltelijk de bevoegdheid van de heer Courard is. Ik vind dat wij in deze richting moeten gaan.
Vooralsnog wordt deze informatie nog niet ter beschikking van de DVZ gesteld.
Zijn er nog initiatieven die moeten worden genomen? Ja, natuurlijk. Cijfers zijn belangrijk en wij moeten het nog veel beter doen.
Wij hebben onder meer een adviesaanvraag ingediend bij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer om toegang te krijgen tot de databank van Fedasil.
Er werd al een MOU getekend. U weet dat dit niet gemakkelijk was. Dit moet nu worden uitgevoerd.
Er is ook het plan retour om beter contact met Justitie te hebben, de identificatie van personen in de gevangenis, de uitwisseling van informatie met Justitie.
Binnenlandse Zaken heeft ook gevraagd om een escorte ter beschikking te stellen voor mensen die terugkeren. U weet dat men geen gedwongen terugkeer zonder escorte kan doen.
Er wordt ook een rondzendbrief voorbereid om aan de gemeenten te sturen zodat zij de juiste informatie geven aan de personen die hier niet mogen verblijven.
Er is ook contact met Buitenlandse Zaken met betrekking tot de readmissie-akkoorden, de consulaire posten enzovoort, zoals u weet.
Deze toegang van informatie is voor ons meer dan belangrijk, ook in de samenwerking met Fedasil, om een beter terugkeerbeleid te kunnen voeren.
18.14 Bart Somers (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor het gedeeltelijk antwoord. Ik betreur dat er op mijn eerste duidelijke vraag over het aantal gedwongen terugkeren geen antwoord kwam. Ik heb een tirade mogen vernemen. Ik betreur dat.
Ik krijg de informatie nu van u, en probeer dat snel even hier te bekijken. Naar mijn mening, mijnheer de voorzitter, is het volgende in het Parlement nog steeds de traditie, en zal het dat hopelijk ook blijven. Wanneer een parlementslid een vraag stelt, hebt u de vrijheid, mijnheer de staatssecretaris, om daar beschouwingen bij te maken zoveel u wenst. Het begint echter met het accuraat beantwoorden van een parlementaire vraag. Ik heb u laten uitspreken, laat mij ook uitspreken.
U hebt een aantal zaken gezegd de voorbije dagen waar ik heel blij om ben. U zegt in de eerste plaats dat er best één minister bevoegd zou zijn voor het asiel- en migratiebeleid. Ik ben daar blij om. U weet wie de voorbije jaren daar vragende partij voor was, u was immers mee betrokken bij heel veel besprekingen waar ik de eer had om samen met u aan tafel te zitten. U weet welke partijen dat idee niet genegen waren. Ik ben blij dat het draagvlak vandaag groeit voor dat idee van een minister, die bevoegd is voor het migratiebeleid. Ik verheug me erover dat er nu ook anderen zijn die daarvoor pleiten. Dat is naar mijn mening een goede zaak.
Ten tweede interesseert mij het aantal gedwongen terugkeringen, omdat ik ervan overtuigd ben dat dit het sluitstuk vormt van het beleid. Dat is niet alleen mijn politieke overtuiging, maar ook mijn overtuiging op het terrein. Mijn stad is voorloper in het aanmoedigen van de vrijwillige terugkeer. Mijn stad is daar voorstander van. Op het terrein zie ik als burgemeester bijna dagelijks mensen die in een situatie zitten van illegaliteit, mijnheer de staatssecretaris. Ik weet dat die mensen beter overtuigd kunnen worden om vrijwillig terug te keren, wanneer er wel degelijk een sluitstuk is in de vorm van de gedwongen terugkeer.
Ik moet in de kranten van 9 en 12 december 2010 in interviews lezen dat u zegt dat u het beter doet dan uw voorgangers van Open Vld. Ik ben het daar fundamenteel mee oneens. Als ik immers kijk naar de cijfers over de gedwongen terugkeer, dan zie ik dat dit in 2006 om 7 300 personen ging, in het jaar 2007 4 900, in 2008 4 091, en in 2009 3 791. Op welk cijfer zitten we vandaag? Op 3 500 personen.
18.15 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer, de uitwijziging betreft personen die direct gerepatrieerd worden, niet door vrijwillig terug te keren.
18.16 Bart Somers (Open Vld): Nee, u telt daar ook de uitdrijvingen mee, mijnheer Wathelet.
18.17 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Om zeker te zijn, de uitdrijving betekent rapatriement?
18.18 Bart Somers (Open Vld): De uitdrijving vindt plaats aan de grens.
18.19 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Die personen mogen niet binnen.
18.20 Bart Somers (Open Vld): Er bestaat daar een groot verschil in, mijnheer de staatssecretaris, we moeten appelen met appelen en citroenen met citroenen vergelijken.
18.21 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Dat probeer ik te doen.
18.22 Bart Somers (Open Vld): In 2009 zijn er 3 791 mensen in het binnenland aangetroffen, en gedwongen het land uitgezet. Vandaag zijn dat 3 500 personen. Dat is het laagste cijfer van de voorbije 10 jaar.
18.23 Staatssecretaris Melchior Wathelet: (…)
18.24 Bart Somers (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, in 2008 en 2009 werden er ook mensen aan de grens tegengehouden en teruggestuurd! Men kan cijfers uit het ene jaar toch niet met het andere vergelijken?
De voorzitter: Heren, per vraag is er slechts vijf minuten. Ik richt mij tot beiden.
18.25 Bart Somers (Open Vld): Ten tweede, u zegt dat uw voorganger het gemakkelijk had omdat hij Polen kon terugsturen. Dat is juist. Dat kan nu niet meer, maar de migratiestromen zijn intussen gewijzigd. De mensen die wij nu illegaal aantreffen komen bijvoorbeeld uit de Kaukasus. Het zijn veel grotere migratiestromen. Ten aanzien van de mensen die nu ons land binnenkomen, kan men perfect hetzelfde uitwijzingsbeleid voeren. Bovendien zijn de aantallen in 2010 zoveel groter dan de voorbije jaren zodat ook de massa mensen die in aanmerking komt voor uitwijzing veel groter is. Wij hebben nog nooit zo een grote instroom gehad en we hebben nog nooit zo weinig mensen vanuit het binnenland gedwongen teruggestuurd. Dat betreur ik.
Wat is nu de kern van het probleem? De samenwerking tussen DVZ en Fedasil. Mochten zij op een ernstige manier willen samenwerken dan zou er een verandering zijn. De administraties willen dat. Het enige dat ontbreekt is de politieke wil om dat te doen. DVZ weet niet wie in de instellingen van Fedasil het land zou moeten verlaten. Omgekeerd weet Fedasil niet wie van haar cliënten het bevel heeft gekregen om het grondgebied te verlaten. Die twee organisaties kennen van elkaar niet de essentiële informatie die nodig is om u toe te laten een efficiënt en effectief terugkeerbeleid te voeren.
Ik betreur ook dat men aan window dressing doet. Het fundament van dat beleid zijn de gedwongen terugkeringen. Daar faalt men.
De voorzitter: Mijnheer Wathelet, de termijn van vijf minuten is al lang overschreden. U heeft uw punt al gemaakt.
L'incident est clos.
19 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het terugkeerbeleid naar Afghanistan" (nr. 2038)
19 Question de M. Theo Francken au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la politique de retour en Afghanistan" (n° 2038)
19.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb juist heel goed nieuws vernomen, want ik was even weg uit de commissie om een vraag te stellen aan de minister van Buitenlandse Zaken. Hij vertelde mij dat er volgende week weer een fulltime ambassadeur in Kabul is. Dat is de eerste keer in jaren. Ik hoop dus dat het Memorandum of Understanding voor repatriëring eindelijk afgesloten wordt. Ik heb ook vernomen dat men sinds 2004 bezig is met de onderhandelingen daarover en dat die nu eindelijk afgesloten worden. Ik hoop dat er nu wat meer diplomatieke power in Kabul zit. De ambassadeur die gaat, is blijkbaar echt een krokodil, namelijk die van Saoedi-Arabië. Het is geen klein bier. Ik kan maar hopen dat dat een vooruitgang betekent.
Mijnheer de staatssecretaris, ik wil u ondervragen over een aantal cijfers waarvan ik twijfel of u mij wel helemaal de waarheid hebt gezegd. Ik heb namelijk een probleem ontdekt.
In uw antwoord op mijn parlementaire vraag van begin november heb ik u gevraagd hoeveel repatriëringen er geweest zijn, omdat ik via via gehoord had dat er blijkbaar geen escortes of repatriëringen naar Afghanistan meer zouden zijn. U hebt mij gezegd dat ik slecht ingelicht was en dat er 47 mensen gedwongen naar Afghanistan werden teruggestuurd, 24 zonder escorte en 23 met escorte.
Ik dacht dat u de waarheid sprak, maar vorige week las ik in de Nieuwsbrief Terugkeerpraktijk van Vluchtelingenwerk Vlaanderen letterlijk: "Deze informatie bleek na navraag bij de cel Repatriëring van DVZ niet te kloppen. Sinds april zou er geen gedwongen terugkeer meer zijn naar Afghanistan. Dit is besloten op basis van de situatie in het land. Volgens de betrokken ambtenaar van de cel Repatriëring zouden die cijfers gaan over Dublinovernames naar andere EU-Ianden en niet rechtstreeks naar Afghanistan. Dit wordt bevestigd, ook door de cel Identificatie van DVZ, die daar nog aan toevoegt dat gevallen van rechtstreekse terugkeer waar DVZ nog mee te maken krijgt, momenteel personen zijn die ten gevolge van de Dublinconventie opgesloten worden met het oog op terugleiding en in detentie beslissen te willen terugkeren naar Afghanistan."
Er bestaat geen bilateraal terugnameakkoord met Afghanistan. Er wordt echter wel een Memorandum of Understanding onderhandeld. Wij zijn daar al zeven jaar mee bezig, heb ik juist vernomen in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen. Die onderhandelingen slepen dus al heel lang aan, terwijl bijvoorbeeld Nederland er wel al in geslaagd is om zo’n MOU binnen te halen.
Ik las verder in die nieuwsbrief, die trouwens zeer interessant is en blijkbaar ook gemaakt wordt met Europese middelen en middelen van uw kabinet, dat de ambassade van Afghanistan niet meewerkt aan gedwongen terugkeer en zij in dat geval dus geen documenten aflevert. Volgens DVZ bestaat er echter een mondeling akkoord op basis waarvan DVZ een Europees laissez passer kan afleveren, nadat de ambassade de persoon als Afghaans geïdentificeerd heeft. DVZ stelt dat hij dat Europees laissez passer enkel aflevert, omdat de betrokkenen vaak weigeren het nationaal paspoort te ondertekenen en niet omdat de ambassade geen nationaal document zou willen afleveren. Op de luchthaven komt het voor dat de teruggestuurde personen nog een ondervraging, een migration check, van een aantal uren ondergaan.
Daarnaast lees ik dat er voor de huidige stopzetting enkel nog werd teruggestuurd naar Kabul, maar vrijwillige terugkeer is blijkbaar geen probleem. Tot en met november 2010 keerden reeds tien personen vrijwillig terug, waarvan er zes reïntegratiebijstand ontvingen van IOM, de fameuze premie van 950 euro.
Tot slot lees ik dat uw diensten, ik neem aan op uw instructie, de opdracht hebben gekregen om voor Afghaanse kwetsbare gevallen een ruimere toepassing te hanteren van de soevereiniteitsclausule in het geval van Dublin-Griekenlanddossiers, waardoor voor die gevallen geen BGV kan worden afgeleverd.
Mijnheer de staatssecretaris, kunt u dat kort ophelderen? Ik weet zeker dat u niet met kwaad opzet hebt geantwoord, maar misschien heb ik het verkeerd begrepen of is er iets misgelopen in uw administratie. Klopt het dat in 2010 47 Afghanen werden teruggestuurd naar Afghanistan? Kunt u mij de exacte datum geven van de repatriëringen?
Wat gebeurt er met illegale Afghanen die worden opgepakt op basis van ernstige inbreuken op de openbare orde?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de onderhandelingen voor een MOU met Afghanistan? Wie is hiermee bezig? Ik heb het daarnet gevraagd, dus als u het kort houdt, is dat geen probleem.
Klopt het dat uw diensten, op uw instructie, de opdracht hebben gekregen om voor Afghaanse kwetsbare gevallen een ruimere toepassing te hanteren van de soevereiniteitsclausule in het geval van Dublin-Griekenlanddossiers, waardoor er voor die gevallen geen bevel om het grondgebied te verlaten, zal worden afgeleverd?
Wat wordt hiermee exact bedoeld? Hoe moet dat precies worden geïnterpreteerd? Wat zijn Afghaanse kwetsbare gevallen? Als zij geen bevel krijgen, wat moet er dan met hen gebeuren? Geeft u hun dan papieren of blijven zij ingeschreven als vreemdeling? Hoe moet ik dat precies interpreteren?
Klopt mijn stelling dat de facto alle Afghanen die naar België komen, verblijfsrecht krijgen? Die vraag is misschien wat kort door de bocht.
Is het niet vreemd dat vrijwillige terugkeer blijkbaar geen probleem is, maar dat gedwongen terugkeer naar Afghanistan niet meer kan?
19.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Francken, ik heb ook het verslag herlezen. Er staat inderdaad dat 47 Afghanen werden gerepatrieerd, maar dat is natuurlijk met de Dublinprocedure inbegrepen.
De cijfers voor vorig jaar zijn dus de volgende: er werden 59 Afghaanse onderdanen gerepatrieerd: 1 persoon onder escorte, 25 personen in het kader van de Dublinprocedure zonder escorte, 29 personen in het kader van de Dublinprocedure met escorte en 4 personen naar een ander EU-land waar ze recht hadden om terug naartoe te keren of recht hadden op verblijf, zonder escorte.
Heel weinig Afghaanse onderdanen moeten wegens ernstige inbreuken op de openbare orde worden gerepatrieerd.
In 2010 werden 3 Afghaanse onderdanen die momenteel nog steeds hun straf uitzitten, geïnterviewd. In totaal zijn er nu nog 15 Afghaanse onderdanen in de strafinstellingen.
De vorige keer dat Afghanen met criminele antecedenten werden verwijderd, was in 2009.
Een MOU geeft België wel meer rechtszekerheid bij de organisatie van de identificatie- en terugkeerprocedure. De onderhandelingen voor het MOU lopen nog steeds. Er is een principeakkoord over de tekst, maar er zijn wel nog discussiepunten bij de Afghaanse regering gerezen. Daarom werd het nog niet getekend. Dat er eindelijk een ambassadeur is aangesteld, zoals u mij zopas meedeelde, zou zeker moeten helpen.
Voor Griekenland is er een groter probleem, dat niet alleen te maken heeft met het Afghaanse dossier. Er worden momenteel geen personen naar Griekenland teruggestuurd naar aanleiding van een aantal beslissingen op basis van Rule 39 van het Europees Hof van de Rechten van de Mens in Straatsburg, waarbij voorlopige maatregelen tegen de verwijdering naar Griekenland worden genomen.
Het Europees Hof onderzoekt de situatie van de kandidaat-vluchtelingen in Griekenland. Aangezien de termijnen om een overnameverzoek te stellen volgens de Dublinreglementering beperkt zijn, heeft de DVZ inderdaad in een aantal gevallen beslist om het soevereiniteitsprincipe te hanteren en de asielprocedure zelf te behandelen.
Nu heeft het Europees Hof een beslissing genomen. Dat betekent dat wij nu geen personen naar Griekenland mogen terugsturen. Dat geldt niet alleen voor inwoners uit Afghanistan. Dat geldt voor ieder land. Dat wil zeggen dat elk dossier door de Belgische instanties moeten worden behandeld.
Het klopt natuurlijk niet dat alle Afghanen die in België verblijven, een verblijfsvergunning krijgen. Wij doen alles wat wij kunnen om die personen te laten terugkeren, maar de situatie in Afghanistan is niet hetzelfde als die in andere landen. Afghanistan is een land met heel veel problemen. Beweren dat alle Afghanen die in België verblijven, een verblijfsvergunning krijgen, zou zeker een aanzuigeffect creëren, wat u ongetwijfeld niet wil.
Het is ook logisch dat vrijwillige terugkeer gemakkelijker gaat dan gedwongen terugkeer. Iemand die vrijwillig terugkeert, kiest er immers voor naar zijn land terug te gaan. Die persoon zal ook gemakkelijker een reisdocument krijgen, omdat hij ook meer baat erbij heeft om zijn echte identiteit en nationaliteit aan de ambassade te melden. De vrijwillige terugkeer biedt bovendien de mogelijkheid om financiële en materiele steun te ontvangen.
19.03 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik ben hier zeker niet om iemand de les te spellen, maar ik zou toch willen vragen dat, wanneer ik u in de toekomst mondeling of schriftelijk vraag naar cijfers, u iets voorzichtiger bent in uw antwoord. U hebt duidelijk gezegd, letterlijk in het verslag: "Ik zie dat het gaat om 47 Afghanen in 2010: Er zijn verschillende streken in Afghanistan waar wij mensen niet naar kunnen terugsturen. Het gaat om beperkte regio’s in Afghanistan waarnaar er echt repatriëringen kunnen plaatsvinden. In 2010 vonden er 24 repatriëringen zonder escorte plaats en 23 met escorte, dat brengt het totaal op 47". Ik had dat verkeerd begrepen.
19.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Ik heb het verslag gelezen, dat was slecht gezegd door mijzelf.
19.05 Theo Francken (N-VA): Los daarvan, dat principeakkoord is inderdaad heel belangrijk.
U zegt dat vrijwillige terugkeer gemakkelijker is om documenten te krijgen, de betrokkenen zullen ook niet liegen over hun identiteit. Daar ga ik helemaal mee akkoord, maar bij mij wringt het toch wel enigszins dat wij hen niet gedwongen kunnen doen terugkeren, maar dat ze wel massaal vrijwillig terugkeren en 950 euro opstrijken. Ik krijg dat moeilijk uitgelegd aan mezelf.
U zegt dat niet elke Afghaan verblijfsrecht krijgt. Wat gebeurt er dan met die mensen? Ik heb begrepen dat heel veel asielzoekers uit Afghanistan erkend worden als vluchteling, ik denk dat het percentage boven 80 % ligt.
19.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: 70 %,
inclusief subsidiaire bescherming.
19.07 Theo Francken (N-VA): Ze kunnen niet teruggestuurd worden. Wat gebeurt er dan? Zijn die illegaal hier? Het is toch niet hun schuld dat ze niet kunnen teruggestuurd worden. Wat gebeurt met hen?
De voorzitter: Het betreft een repliek, geen bijkomende vraag. Zo niet zullen wij hier nog lang zitten, collega’s. Er staan nog 15 vragen op de agenda. Elke vraag loopt hier uit tot een kwartier.
Het incident is gesloten.
20 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la notion d'enfant à charge dans les demandes de régularisation" (n° 2144)
20 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het begrip 'kind ten laste' bij regularisatieaanvragen" (nr. 2144)
20.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, je vous ai interrogé le 20 octobre 2010 à propos de certaines notions de l'instruction "régularisation". Cette instruction a été annulée, on le sait, mais dans le cadre de votre pouvoir discrétionnaire d'appréciation, vous appliquez les critères qu'elle contenait.
Ma question du 20 octobre dernier portait notamment sur la notion d'enfant majeur à charge. Vous m'aviez répondu que: "la notion d'enfant à charge se réfère à l'enfant qui est financièrement à charge et dont l'éducation et l'entretien sont assurés". Vous avez ajouté que, dans ce contexte, la preuve de la filiation devait être produite.
Monsieur le secrétaire d'État, j'aimerais avoir encore une petite précision. Ainsi comment un enfant majeur peut-il prouver qu'il est à charge de ses parents si ceux-ci n'ont pas de revenus déclarés? On sait que les demandeurs de régularisation sont pour la plupart des personnes ne bénéficiant pas de carte de séjour et qui, par conséquent, ont survécu durant des années par de petits boulots. Est-ce que le fait de résider dans le même logement que le parent qui est locataire peut constituer un indice suffisant de ce que cet enfant est à charge du parent qui l'héberge?
Voorzitter: Sarah Smeyers.
Présidente: Sarah Smeyers.
20.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Madame la présidente, chère collègue, la notion d'enfant à charge appelle la réalisation de deux conditions. Ainsi, la preuve de filiation doit être produite et les parents ou l'enfant majeur doivent prouver que l'enfant majeur, dont l'éducation et l'entretien doivent être assurés, est financièrement à charge en prouvant, par exemple, que le financement de l'école supérieure de l'intéressé est assuré par les parents.
Le fait de résider dans le même logement n'est pas une preuve suffisante. Un enfant majeur peut très bien continuer à vivre dans le même logement que ses parents et subvenir à ses propres besoins en travaillant.
20.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, on se trouve donc face à une situation difficile lorsqu'il s'agit de jeunes qui viennent de terminer leurs études, qui ne sont pas encore parvenus à s'insérer sur le marché du travail et qui ne bénéficient pas de l'allocation de chômage ou d'un autre régime. C'est un peu un no man's land.
20.04 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Il faut démontrer que l'éducation et l'entretien de l'enfant sont assurés par les parents.
Het incident is gesloten.
21 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les expulsions vers la Côte d'Ivoire" (n° 2206)
21 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de uitwijzingen naar Ivoorkust" (nr. 2206)
Président: Ben
Weyts.
21.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, la Côte d'Ivoire est en crise depuis les élections de fin novembre.
Elle a deux candidats présidents: l'un Laurent Gbagbo, autoproclamé, et l'autre, Alassane Ouattara, reconnu par la communauté internationale. Laurent Gbagbo ne veut pas quitter la place et Alassane Ouattara est confiné dans un hôtel. Et les médiateurs se succèdent, sans succès!
On comptait 210 morts de la mi-décembre au début janvier. En attendant, la situation pourrit sur place. L'ONU n'arrive pas à se mettre d'accord sur l'envoi de casques bleus supplémentaires et la population est menacée par une lourde crise humanitaire. Dans certaines villes et communes d'Abidjan, un couvre-feu est en vigueur jusque fin de semaine.
Sur le site des Affaires étrangères, on lit: "Étant donné le risque d'une aggravation de la situation de sécurité dans un avenir proche, il est vivement déconseillé de se rendre en Côte d'Ivoire. L'ambassade réitère avec insistance sa recommandation aux Belges sur place de quitter temporairement la Côte d'Ivoire, dans l'attente d'une normalisation de la situation."
Monsieur le secrétaire d'État, vu cette situation politique excessivement tendue en Côte d'Ivoire suite aux élections, la Belgique continue-t-elle à expulser des déboutés vers ce pays?
21.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Madame Genot, officiellement, il n'est pas mis fin aux rapatriements. Dans la mesure du possible et avec précaution, des rapatriements pourraient être organisés. Il faut toutefois noter qu'il est très difficile d'obtenir des documents de voyage pour le moment.
Des rapatriements n'ont pas été effectués récemment vers la Côte d'Ivoire. En revanche, deux transferts Dublin ont été réalisés, l'un vers l'Espagne, l'autre vers la Slovénie.
21.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, je pense que, tant que la situation est dangereuse au point qu'on recommande à nos ressortissants de ne pas se rendre dans ce pays, il serait intéressant de geler les choses en attendant que la situation se stabilise et qu'on puisse mieux la prendre en compte.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
22 Question de M. Rachid Madrane au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la réglementation européenne du 15 décembre 2010 exemptant les ressortissants albanais et bosniaques de visa pour circuler dans l'espace Schengen" (n° 2223)
22 Vraag van de heer Rachid Madrane aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de Europese reglementering van 15 december 2010 die Albanese en Bosnische burgers vrijstelt van visumplicht om in de Schengenruimte te reizen" (nr. 2223)
22.01 Rachid Madrane (PS): Monsieur le ministre, il apparaît que, depuis le 15 décembre 2010, une nouvelle réglementation européenne permettant aux ressortissants albanais et bosniaques d'être exemptés de visa pour circuler dans l'espace Schengen a entraîné un afflux considérable de ces citoyens à l'aéroport de Liège.
Depuis cette date, plusieurs ressortissants albanais ont été refoulés car ils ne réunissaient pas toutes les conditions leur autorisant l'accès au territoire. Même si je ne peux me référer à un cas particulier, je me permettrai toutefois, pour illustrer mon propos, de vous citer l'exemple de cette Albanaise âgée de 70 ans, venue rendre visite à son fils installé en Belgique depuis plus de dix ans, qui a subi un interrogatoire de près de dix heures avant de se voir signifier son expulsion.
Monsieur le ministre, ne serait-il pas envisageable de prendre des contacts bilatéraux avec ces pays afin qu'ils sensibilisent leurs ressortissants respectifs aux conditions d'accès demeurant indispensables pour l'entrée sur notre territoire malgré l'exemption de visa dont-ils bénéficient depuis le 15 décembre dernier?
Ne serait-il pas également possible de demander aux compagnies aériennes concernées d'organiser un contrôle de leurs passagers avant embarquement afin de s'assurer que ces derniers remplissent toutes les conditions d'accès à notre territoire?
22.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le député, le gouvernement albanais est bien informé. De nombreuses campagnes de prévention ont été menées au niveau européen afin de sensibiliser les ressortissants albanais et bosniaques aux conditions qu'ils doivent absolument remplir pour accéder au territoire Schengen. Je me suis d'ailleurs rendu moi-même sur place avec le commissaire européen, Cécilia Malmström.
Il a été demandé aux transporteurs de réaliser un contrôle minutieux lors du départ et d'informer les passagers de toutes les conditions d'entrée. Des conventions ont été conclues avec de nombreux transporteurs. Ils s'engagent à informer correctement leur personnel sur cette matière. Dans ce cas, nous avons mis à disposition des dépliants en albanais expliquant clairement les conditions d'entrée pour faire en sorte que les personnes qui veulent accéder à l'avion puissent y entrer.
22.03 Rachid Madrane (PS): Monsieur le président, je remercie le ministre. Je n'ai pas de question complémentaire.
Het incident is gesloten.
23 Question de M. Rachid Madrane au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'arrêté royal du 8 juin 2009 en vertu duquel l'Office des Étrangers est l'autorité compétente pour gérer le centre INAD et les centres assimilés" (n° 2224)
23 Vraag van de heer Rachid Madrane aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het koninklijk besluit van 8 juni 2009 krachtens hetwelk de Dienst Vreemdelingenzaken de bevoegde autoriteit is voor het beheer van het INAD-centrum en gelijkgestelde centra" (nr. 2224)
23.01 Rachid Madrane (PS): Monsieur le ministre, il apparaît que, depuis le 15 décembre 2010, une nouvelle réglementation européenne permet aux citoyens albanais et bosniaques d'être exemptés de visa. Depuis cette date, l'arrivée de ces ressortissants via l'aéroport de Liège a mis en évidence la précarité de la structure devant accueillir temporairement les personnes ne répondant pas aux conditions d'entrée dans l'espace Schengen avant leur refoulement éventuel vers leur pays d'origine.
Ces ressortissants sont actuellement hébergés dans des modules de chantiers aménagés et ne bénéficient d'aucun encadrement social, juridique et médical. En vertu de l'arrêté royal du 8 juin 2009, c'est l'Office des étrangers qui est l'autorité compétente pour gérer le centre lNAD et les centres assimilés.
Monsieur le ministre, ne serait-il pas possible de préciser les responsabilités de l'Office des étrangers pour ce qui concerne l'infrastructure d'accueil et l'encadrement des centres assimilés situés dans des aéroports autres que celui de Zaventem? En attendant, qu'envisagez-vous pour que les personnes, dont l'accès au territoire est refusé, disposent d'infrastructures et d'un encadrement adéquat afin d'être traitées de manière conforme à la convention des droits de l'homme?
23.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Cher collègue, l'exploitant de l'aéroport est tenu de mettre à disposition, sur le terrain de l'aéroport, l'infrastructure nécessaire à l'accueil des passagers non admissibles. Dans le cas contraire, l'agrément en tant qu'aéroport extra-Schengen peut lui être retiré. Conformément à l'article 3 de l'arrêté royal du 8 juin 2009, le séjour dans ces centres de l'aéroport régional est limité à 48 heures.
Avant la fin de cette période, la police doit transférer les étrangers qui y sont maintenus dans l'un des centres fermés entièrement encadrés par l'Office des étrangers. Si aucun départ volontaire de l'étranger concerné n'est prévu dans les 48 heures, concrètement, il doit être transféré le plus rapidement possible dans un centre fermé de l'Office.
Afin de limiter autant que possible le nombre d'étrangers inadmissibles à la frontière, l'Office s'efforce d'entretenir une collaboration optimale avec les transporteurs pour qu'ils respectent les obligations qui leur sont imposées en vertu du Titre IIIbis de la loi de 1980, c'est-à-dire "Obligations des transporteurs relatives à l'accès des étrangers au territoire".
En effet, il y est demandé aux transporteurs d'organiser un contrôle minutieux lors du départ et d'informer les passagers de toutes les conditions d'entrée. Des protocoles d'accord ont été conclus avec une cinquantaine de transporteurs maintenant.
Dans le cadre de ces protocoles d'accord, les transporteurs s'engagent à former correctement leur personnel afin de réduire le plus possible le nombre de passagers non admissibles. Si une compagnie ne respecte pas l'ensemble de ces conditions, nous pouvons leur infliger un certain nombre de sanctions financières, que nous poursuivons pour faire en sorte de contraindre le mieux possible les compagnies aériennes de respecter les obligations qui sont les leurs.
23.03 Rachid Madrane (PS): Monsieur le président, je remercie M. le secrétaire d'État pour ces précisions.
L'incident est clos.
24 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het kritische evaluatierapport van Fedasil met betrekking tot de gebrekkige coördinatie tussen de gedwongen en de vrijwillige terugkeer" (nr. 2149)
24 Question de M. Theo Francken au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le rapport d'évaluation critique de Fedasil concernant l'absence de coordination entre les retours forcés et volontaires" (n° 2149)
24.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb u daar vorige week al even kort over aangesproken. In het rapport van oktober 2009 van het Belgisch contactpunt van het Europees migratienetwerk, onder andere mee geschreven door Fedasil, is een aantal straffe verklaringen opgenomen. Zo wordt er onder andere geklaagd over het feit dat er een zeer open doelgroepdefinitie is. U kent het verhaal van de Brazilianen die alleszins in mijn ogen misbruik maken van de regeling van de vrijwillige terugkeer, die bedoeld is om kwetsbare illegalen toch de mogelijkheid te geven terug te keren, die daar bovenop wat faciliteiten krijgen. De regeling is niet bestemd voor personen die sterk in hun schoenen staan en zich financieel perfect kunnen redden, omdat ze hier een aantal jaar in het zwart hebben gewerkt. Die maken in mijn ogen misbruik van het systeem.
Ik heb daarover ook collega Courard, die voor een deel bevoegd is, ook al een vraag gesteld. De institutionele loskoppeling van vrijwillige en gedwongen terugkeer vergemakkelijkt alvast niet de coördinatie tussen beide domeinen. Het onderscheid tussen vrijwillige en gedwongen terugkeer kan het uittekenen van een geïntegreerd terugkeerbeleid als onderdeel van een globale aanpak van migratie bemoeilijken.
Mijnheer de staatssecretaris, wat hebt u gedaan om tegemoet te komen aan de scherpe kritiek vanwege het eigen agentschap Fedasil aan de beleidsmakers?
Is er overleg met collega Courard? Is er een samenwerkingsakkoord? Hoe worden de interferenties tussen gedwongen en vrijwillige terugkeer opgevangen?
Meent u dat om een efficiënte vrijwillige terugkeer te organiseren, het beleid ter zake gescheiden dient te blijven van het beleid tot gedwongen terugkeer? Zouden beide materies niet best onder de bevoegdheid van één minister worden gebracht?
24.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Ik kan me volledig aansluiten bij de stelling dat een geïntegreerde aanpak noodzakelijk is om een efficiënt humaan terugkeerbeleid te kunnen voeren. Vrijwillige terugkeer geniet de voorkeur, maar gedwongen terugkeer moet onmiddellijk volgen, indien betrokkenen niet bereid zijn om vrijwillig terug te keren. Een minister of staatssecretaris hiervoor zou een stap in de goede richting zijn.
Een specifiek samenwerkingsakkoord tussen Fedasil en DVZ inzake vrijwillige terugkeer is er niet, maar samen werken wij aan een betere samenhang van onze respectieve bevoegdheden met het oog op een geïntegreerde aanpak van de terugkeer. Het samenwerkingsakkoord tussen Fedasil en DVZ betreft de opvolging van de families met minderjarige kinderen.
24.03 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik neem akte van uw antwoord.
L'incident est clos.
25 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het stijgende aantal asielaanvragen uit Kosovo" (nr. 2242)
25 Question de Mme Sarah Smeyers au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'augmentation du nombre de demandes d'asile en provenance du Kosovo" (n° 2242)
25.01 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, dit kan snel gaan want eigenlijk heb ik het antwoord daarstraks al gekregen. Aangezien ik echter al zoveel vragen geschrapt heb gezien, zal ik deze toch stellen.
Mijnheer de staatssecretaris, het aantal asielaanvragen in 2010 is genoegzaam bekend, net geen 20 .000. De aanvragers uit Kosovo zijn daarbij het sterkst vertegenwoordigd. Het gaat om 9,3 % van alle aanvragen. Ook qua aantal meervoudige aanvragen zijn de Kosovaren sterk vertegenwoordigd. Zij staan op de vierde plaats in de top tien, als dat een top behoeft, met 7,7 % van alle meervoudige aanvragen. U hebt daarstraks ook het erkenningpercentage genoemd. Ik meen dat het ongeveer 6 % was, tussen 6 en 7 %. Dat is niet veel of niet weinig. Toch plant u ook ontradingscampagnes. U hebt in andere Balkanlanden al ontradingscampagnes gevoerd. De statistieken tonen dan aan dat dit eventjes een ontradend effect heeft, maar de aanvragen uit Kosovo blijven stijgen sinds augustus 2010.
Mijn vraag dateert al van een tijdje geleden. Wanneer is de beslissing genomen om andermaal naar een Balkanland af te reizen met de bedoeling om die nieuwe ontradingscampagne te voeren? Wanneer zal die precies starten? Daarop hebt u geantwoord, dat is in februari. Wanneer echter in februari, begin of eind?
Verwacht u dat dit meer of minder effect zal hebben? U hebt het al min of meer gezegd. Zult u dezelfde werkwijze hanteren of plant u een andere ontradingscampagne? Hoe gaat dat eigenlijk precies in zijn werk? Ik ben daar eigenlijk wel nieuwsgierig naar.
Welk budget is voor deze onderneming voorzien? Hoeveel bedraagt dit procentueel ten opzichte van uw totaal budget?
U kent mijn visie op die ontradingscampagnes. Heeft dat zin en gaat u dat blijven doen elke keer als er een stijging is van de asielaanvragen uit een bepaald land? Houdt u het bij Kosovo?
25.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, zoals gezegd zal ik naar Kosovo gaan in de maand februari. Ik meen dat dit het goede moment is omdat dan het admissieakkoord met Kosovo zal gesloten worden. Er is ook onzekerheid want er zijn verkiezingen gepland in Kosovo. Wij moeten dus bekijken wat het beste moment is om dit te organiseren.
Ontradingscampagnes hebben hun grootste effect wanneer de boodschap regelmatig herhaald wordt. Wij hebben ook de dossiers voor Servië en Macedonië prioritair behandeld. Dat willen wij nu ook doen voor de situatie met Kosovo om zeker te zijn dat er maatregelen worden genomen die tegelijk met de ontradingscampagnes komen.
De bedoeling is dat een boodschap wordt verspreid onder de Kosovaarse bevolking om veeleer in hun land te investeren zodat het snel kan worden opgenomen in de regionale dynamiek die nu aan de gang is, in plaats van “passeurs” en mensenhandelaars te betalen om naar België te komen en hier te horen dat zij weinig kans maken op verblijf.
De kosten van een dergelijke campagne zijn niet groot. Het gaat om reis- en verblijfskosten voor een dag of twee. Het budget voor 2010 voor een preventiecampagne bedroeg 300 000 euro. Men kan niet zeggen dat dit enorm is.
Het is de bedoeling dat ik ontradingscampagnes zal voeren, waarbij mijn aanwezigheid een meerwaarde betekent en wij de doelgroep beter kunnen bereiken. Vooral voor contacten met de media en de bevolking helpt het wanneer wij daar zelf naartoe gaan.
25.03 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord.
Is het dan begin of eind februari? Dat hangt misschien af van de verkiezingen en de readmissieakkoorden met Kosovo.
25.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Inderdaad. Nederland moet dat immers ook ondertekenen.
25.05 Sarah Smeyers (N-VA): 300 000 euro is inderdaad een aanvaardbaar budget, al weet u dat ik nog altijd twijfels heb bij het duurzaam effect ervan, maar dat zullen wij dan op termijn zien. U zult het moeten blijven doen.
Ik denk dat er efficiëntere manieren zijn, maar met betrekking tot Kosovo is dat misschien inderdaad minder aan de orde.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
26 Question de M. Éric Jadot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la grève du personnel survenue au sein du centre fermé de Vottem le 19 janvier 2011" (n° 2255)
26 Vraag van de heer Éric Jadot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de staking van het personeel in het gesloten centrum van Vottem op 19 januari 2011" (nr. 2255)
26.01 Éric Jadot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'Etat, jeudi dernier, les agents de sécurité ainsi qu'une partie du personnel social du centre fermé de Vottem ont entamé une grève de 24 heures. La presse se fait l'écho d'une grogne concernant une augmentation du nombre de jours de travail pour lesquels les travailleurs n'auraient pas été avertis au préalable. La contestation porterait également sur une diminution de leur prime de risque ainsi qu'un système d'attribution de jours de congé.
Le travail des agents de sécurité est assuré, depuis le 19 janvier, par la police fédérale de la Basse-Meuse.
Il me revient, par ailleurs, que les conditions de vie des personnes y étant détenues se révéleraient problématiques. L'une d'entre elles aurait entamé une grève de la faim.
Dès lors, puis-je vous demander, monsieur le secrétaire d'État, de m'éclairer quant à l'état de la situation au sein du centre fermé de Vottem?
Aujourd'hui, il est à constater qu'un mécontentement du personnel quant à ses conditions de travail s'ajoute aux problèmes déjà rencontrés par les détenus. Quels sont les griefs avancés par le personnel? Votre département envisage-t-il une écoute du personnel et la reprise de négociations? Dans l'affirmative, quelles en seraient les grandes lignes?
Enfin, pour ce qui concerne la grève de la faim en cours, je suppose que vous avez pris connaissance du communiqué de presse fait hier par le CRACPE. Pourriez-vous me donner des informations à ce sujet? Confirmez-vous le début d'une grève de la faim?
26.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Votre question concerne une personne qui fait la grève de la faim? Il n'est donc pas question du personnel?
26.03 Éric Jadot (Ecolo-Groen!): J'ai lu dans la presse qu'une grève de la faim était en cours et qu'il y avait une grève du personnel. Ma question porte donc sur les deux informations.
26.04 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Dans ces conditions, je n'ai pas compris cet aspect de la question.
Cela dit, monsieur le président, cher collègue, pour l'instant, les organisations syndicales représentatives n'ont communiqué aucun point de concertation. Un comité de concertation de base avait déjà été prévu le mardi 25 janvier. Cette concertation a effectivement eu lieu. De nouveaux points devront encore être présentés officiellement.
J'attire votre attention sur le fait que l'action de grève spontanée survenue à Vottem ne respectait ni le statut, ni les accords conclus au sein du comité A. Elle n'était, dès lors, pas couverte par les organisations syndicales représentatives. C'est, en tout cas, ce qu'elles ont déclaré à mon administration.
On suppose que le problème concerne l'exécution d'un règlement qui a fait l'objet d'une convention au mois de septembre. Celle-ci prévoyait une meilleure organisation du travail afin de mieux gérer la présence des accompagnateurs de sécurité dans les différentes ailes en vue d'améliorer l'accompagnement des résidents. Ce règlement a été élaboré tant en faveur des résidents que de la sécurité.
En ce qui concerne la grève de la faim, aucune grève générale de la faim n'est actuellement en cours à Vottem. Deux personnes refusent actuellement de s'alimenter: une personne qui souhaite être mise en liberté et une autre qui refuse d'être rapatriée.
26.05 Éric Jadot (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse.
Je confirme qu'apparemment la délégation syndicale n'était pas derrière ce mouvement de grève.
Pour ce qui concerne la grève de la faim, je voudrais simplement attirer votre attention sur les revendications du CRACPE par rapport à l'isolement des personnes qui font la grève de la faim.
L'incident est clos.
- de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de open terugkeercentra" (nr. 2230)
- mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het voorstel tot oprichting van terugkeercentra" (nr. 2259)
- de heer Damien Thiéry aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de oprichting van open centra voor personen die gebruik maken van een programma voor vrijwillige terugkeer" (nr. 2289)
- M. Theo Francken au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les centres ouverts de retour" (n° 2230)
- Mme Nahima Lanjri au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la proposition de création de centres de retour" (n° 2259)
- M. Damien Thiéry au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'ouverture de centres ouverts pour les personnes bénéficiant d'un programme de retour volontaire" (n° 2289)
27.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb inderdaad een vraag over uw uitspraken. U hebt vorige week of twee weken geleden een persnota verspreid met een aantal cijfers over het terugkeerbeleid. U weet dat wij en een aantal anderen u dicht op de huid zitten. Ik kan begrijpen dat u er op een bepaald moment voor kiest om zelf uw cijfers mee te delen en duidelijk te maken dat u zeker niet voor open grenzen bent en dat er nood is om ook inzake terugkeer een versnelling in te zetten.
U vindt in ons uiteraard een bondgenoot inzake het idee van open terugkeercentra. Toch vind ik de gang van zaken een beetje jammer. Wij hebben dat hier enkele weken geleden in de commissie voorgesteld. U was toen niet aanwezig, dat was in de commissie voor de Volksgezondheid bij de bespreking van het wetsvoorstel van mevrouw Smeyers inzake de aanpassing van de opvangwet. Wij hadden daar een aantal voorstellen die concreet gingen over het verbeteren van de terugkeer. We hadden het onder andere over verlengd verblijf in de opvangstructuren, gekoppeld aan het intekenen op een terugkeercontract en het onderbrengen van de vrijwillige terugkeer bij de dienst Vreemdelingenzaken en dus niet langer bij Fedasil. Met deze ingreep had u de middelen gehad om als bevoegd staatssecretaris via het koppelen van verlengde opvang aan terugkeertrajecten de DVZ een actieve rol te laten spelen in het bevorderen van de vrijwillige terugkeer.
Helaas oordeelden enkele partijen, waaronder de uwe, dat het wetsvoorstel schijnbaar geen aangelegenheid was conform artikel 78 van de Grondwet. U zult ongetwijfeld weten dat artikel 1 van dat wetsvoorstel is weggestemd, in onze ogen zeker een desavouering en zeker niet collegiaal. Stem het dan weg op artikel 2 maar toch niet op artikel 1. Hiermee smoorden deze partijen dit broodnodig initiatief dat u nu verklaart te omarmen voorbarig in de kiem. Omdat het bevorderen van de vrijwillige terugkeer mij nog steeds na aan het hart ligt had ik graag een antwoord gekregen op enkele vragen.
Ten eerste, hoe meent u als staatssecretaris voor Asiel en Migratie de vrijwillige terugkeer te bevorderen nu blijkt dat uw partij zich verzet tegen de overdracht van de bevoegdheid voor vrijwillige terugkeer van Fedasil naar de DVZ?
Ten tweede, bent u van plan om een eigen apart open terugkeercentrum te openen onder de hoede van de DVZ? Komt u daarmee niet in het vaarwater van uw collega Courard, bevoegd voor zowel de opvang van asielzoekers en andere categorieën van vreemdelingen als voor het beleid inzake vrijwillige terugkeer? Ik zou dus willen weten of er overleg is geweest met de heer Courard toen u die persconferentie gaf en een zeer goed idee lanceerde. In mijn ogen bent u echter wat kort door de bocht gegaan want u bent zelfs helemaal niet bevoegd.
27.02 Nahima Lanjri (CD&V): Het is positief dat u ook nu nog in lopende zaken probeert werk te maken van het beleid dat u is toegekend en ingaat op de vraag om werk te maken van terugkeer en bij voorkeur vrijwillige terugkeer. Daar heeft CD&V altijd voor gepleit.
Voor iedereen die asiel aanvraagt of hier zelfs illegaal zonder asiel is gekomen, voor iedereen die afgewezen is voor regularisatie is er de keerzijde van de medaille, zijnde de terugkeer. Er moet veel meer worden ingezet op de vrijwillige terugkeer omdat het beter werkt. Daarnaast beseffen wij dat er mensen zijn die moedwillig blijven vasthouden en tegenwerken bij de terugkeer. Dan moet men hardere maatregelen durven te nemen, stringenter optreden en overgaan tot gedwongen terugkeer als dat nodig is.
In elk geval gaf u te kennen dat u pleit voor de oprichting van terugkeercentra. Er is een aantal bestaande programma’s die niet voldoende zijn om die terugkeer te stimuleren. Vorig jaar sprak u over ongeveer 8 800 verwijderingen. Kunt u nog even situeren wat de verdeling was tussen repatriëring, terugdrijving en vrijwillig vertrek?
Hoe ziet u concreet de rol van die terugkeercentra?
Welke maatregelen stelt u voor om die mensen te overtuigen in de vrijwillige terugkeer te stappen?
Waarom voorzien wij in een nieuwe structuur, in een nieuw open centrum? Waarom gebruiken we niet de huidige open centra van Fedasil?
Net als andere fracties zijn wij al langer vragende partij voor coaches vanaf het begin van de asielprocedure en dit in de open centra. Wij hebben niet alleen te maken met asielzoekers maar ook met andere groepen die we niet bereiken in de centra van Fedasil. Voor een bepaalde doelgroep is het misschien wel zinvol.
Hoe zit het met de bevoegdheidsverdeling? Betekent zulks dat het kan naast de centra van Fedasil? Wat valt er onder de bevoegdheid van uw collega Courard? Wat valt er onder de verantwoordelijkheid van de minister voor Asiel en Migratie? Hoe wordt dat afgesproken?
Welke doelgroepen beoogt men?
Zijn die reeds zeer nauwkeurig omschreven? Gaat het om een welbepaalde doelgroep, bijvoorbeeld mensen zonder papieren die het land moeten uitgezet worden? Of gaat het ook om uitgeprocedeerden op het einde van de rit? Gaat het over beide of gaat het over andere groepen?
Wat is de capaciteit van die centra?
Hebt u tot nu toe de ngo’s en andere organisaties die expertise hebben met terugkeerprojecten en vluchtelingenwerk betrokken bij de uitwerking van dit voorstel? Zo ja, welke organisaties hebt u betrokken?
27.03 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, het is waar dat ik deze ideeën heb gelanceerd tijdens een persconferentie over de cijfers van 2010 van de regularisatie, het terugkeerbeleid en de asielaanvragen. Blijkbaar hadden die ideeën bij de pers meer succes dan andere elementen.
Het is duidelijk
dat deze ideeën door een regering met volheid van bevoegdheid moeten worden
gesteund. Dat kan men niet tijdens lopende zaken doen. Dit zou best door één
minister of staatssecretaris met de twee bevoegdheden worden uitgevoerd om de
link te kunnen maken tussen de opvang en daarna een gedwongen terugkeer in
gesloten centra.
Iemand die niet
meer in een open opvangcentrum mag blijven, loopt ofwel op straat ofwel komt
hij in een gesloten centrum terecht. Ik denk dat dit zou moeten worden gebruikt
om een terugkeer te initiëren, wetende dat als die persoon er niet op ingaat,
er een gedwongen terugkeer zal volgen. Dat wordt niet genoeg gebruikt.
Ik ben voor dat
idee. Dat kan worden verfijnd. Er kunnen ook andere ideeën komen. Dat staat nog
niet vast. Dat is een element van debat.
Dit centrum kan
instaan voor zowel de opvang van mensen die uitgeprocedeerd zijn als van mensen
die nooit een procedure hebben opgestart maar vrijwillig wensen terug te keren.
Ik denk dat wij zoveel mogelijk moeten doen om de personen in de logica van een
vrijwillige terugkeer te brengen. Er is het niet-respecteren van een bevel dat
natuurlijk moet worden uitgevoerd. Dit moet helpen om dit uit te voeren, met
prioriteit voor de vrijwillige terugkeer.
De opvolging van
dit bevel in de open centra die grotendeels worden bewoond door personen die
nog steeds in een procedure zitten is niet altijd gepast. De doelstelling van
het terugkeercentrum zou zijn om met de betrokken personen te werken aan de
voorbereiding van hun terugkeer. De prioriteit zou meer moeten worden gelegd op
de terugkeer dan op de opvang zelf. De opvang kan dan worden toegespitst tot
mensen die op een bepaald moment toch in België mogen blijven.
De familiehuizen hebben ook goede resultaten geboekt. Dat is de bevoegdheid van DVZ. In die familiehuizen zijn er coaches. De coaches praten met de familie. De resultaten op het vlak van vrijwillige terugkeer zijn ook veel beter. Het idee om beter en vroeger met die families over vrijwillige terugkeer te praten, door coaches met opleiding, geeft resultaten, dus waarom zouden wij dit niet een beetje uitbreiden?
Op dit moment maken de ngo’s deel uit van de actoren die de personen die niet worden opgevangen in het opvangnetwerk inlichten. Daarom is samenwerking met het maatschappelijk middenveld essentieel.
Over de financiering, dat zal natuurlijk zeker iets kosten, maar het kan ook betere cijfers op het vlak van terugkeer geven. Het retourfonds op Europees niveau kan zo’n project ook cofinancieren. Er zijn dus mogelijkheden om zo’n centrum te financieren.
Ten slotte, mevrouw Lanjri, over de cijfers zelf, in 2010 waren er 3 586 verwijderingen, 2 111 uitwijzingen en 3 094 vrijwillige terugkeringen.
27.04 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik begrijp goed dat het niet doorgepraat is. Het was een idee. In het kader van een persconferentie gaf u een persoonlijke mening over een oplossing om het aantal terugkeerders te verhogen.
Wij delen grotendeels elkanders mening. Er moet inderdaad een terugkeercentrum worden opgericht. U zegt dat zulks niet kan in een regering van lopende zaken. Dat weet ik niet. Volgens mij kan dat perfect. Ik heb mij daarover geïnformeerd. U neemt een beslissing in afspraak met uw collega’s in de regering om zo’n centrum op te richten en effectief werk te maken van die vrijwillige terugkeer. Volgens mij is er geen enkel bezwaar om dat op heel korte termijn te doen. Het is immers nu noodzakelijk.
27.05 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik denk toch ook dat het eerder als een idee is opgeworpen maar dat het nog niet echt over concrete plannen van de regering gaat, maar dat het een richting is die u zou willen uitgaan.
Ik deel wel uw mening over dit nieuwe beleid. Dat impliceert wel dat het een voldragen beslissing is. Dat doet men niet in lopende zaken. Ik wil iedereen uitnodigen om deze situatie zo snel mogelijk te deblokkeren zodat wij deze vormen van nieuwe en noodzakelijke initiatieven kunnen uitvoeren. Er is een nieuwe regering nodig om dit te kunnen realiseren. Dan kunnen wij nog vele andere maatregelen nemen en kunnen wij ook dit uitvoeren.
L'incident est clos.
28 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de veroordeling van ons land door doorverwijzing van een asielzoeker aan Griekenland" (nr. 2252)
28 Question de Mme Nahima Lanjri au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la condamnation de notre pays pour le renvoi d'un demandeur d'asile vers la Grèce" (n° 2252)
28.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ons land werd onlangs door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens veroordeeld in de zaak van een Afghaanse asielzoeker die, conform de Dublin-akkoorden, voor de behandeling van zijn asielaanvraag naar Griekenland werd doorverwezen, omdat hij eigenlijk ook in Griekenland asiel had kunnen aanvragen.
Mijn vragen zijn de volgende.
Wat zijn de gevolgen van bedoeld arrest voor het Belgische asielbeleid? Betekent het dat ons land alle aanvragen van asielzoekers die via Griekenland de Europese Unie zijn binnengekomen, zelf zal moeten behandelen? Zulks lijkt mij niet conform het Dublin-akkoord.
Wat is de houding van andere Europese lidstaten tegenover asielzoekers die via Griekenland de Europese Unie zijn binnengekomen?
Het lijkt mij bovendien een rare beslissing. Wij weten immers dat België, bijvoorbeeld via Frontex, heel wat middelen in de opvang van asielzoekers investeert, teneinde tot een zo goed mogelijke opvang te komen van asielzoekers die via Griekenland Europa zijn binnengekomen. Indien blijkt dat wij bedoelde asielzoekers alsnog zullen moeten opvangen en hun asielaanvraag in België zullen moeten laten behandelen, vraag ik mij af of België hierdoor geen twee keer betaalt. Het lijkt mij een zaak die in een Europese context nader zal moeten worden besproken.
Hoeveel asielzoekers werden de voorbije drie jaar in het raam van de Dublin-conventie naar Griekenland teruggewezen?
Bovendien zou ik er u opmerkzaam op willen maken dat ik heb gehoord dat voormeld Europees Hof ook van oordeel is dat het een uitspraak tegen de behandeling van de beslissingen van de Raad van Vreemdelingenbetwistingen is. Aangezien ik voormelde component nog niet heb doorgegeven, kan ik evenwel misschien later mijn vraag ter zake nog indienen. Ik weet immers niet of u het antwoord erop al hebt.
28.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw Lanjri, het arrest bevat twee delen. Het eerste deel in verband met de RVV moet nog worden bekeken omdat voor de problematiek van de effectiviteit van de schorsende periode maatregelen moeten worden genomen. Dit wordt bekeken in samenwerking met de RVV. Als er initiatieven moeten worden genomen dan zullen wij die nemen. Het andere grote deel van het arrest heeft natuurlijk betrekking op Griekenland.
De uitspraak van
het Europese Hof voor de Rechten van de Mens dateert van 21 januari. We moeten
de precieze gevolgen van dit arrest nog bekijken. België zal een groot deel van
de dossiers zelf moeten behandelen. Op 13 oktober 2010 werd in afwachting van
de uitspraak beslist om de transfer voorlopig op te schorten. Wij hadden een
brief gekregen van het Europese Hof. Sinds 25 oktober wordt de asielaanvraag
voor Griekenland door België behandeld, ook degene waarvoor er reeds een
overnameakkoord was. Wij deden het al, maar nu zijn we ook nog eens verplicht
het te doen door het arrest. Verschillende Europese landen waaronder het VK,
Nederland, Noorwegen en Duitsland zijn ook reeds overgegaan tot opschorting van
de overdrachten aan Griekenland.
U zegt dat België
twee keer betaalt. Dat is waar omdat Griekenland zijn Europese en
internationale verplichtingen niet respecteert. Dat is frustrerend en moeilijk
te aanvaarden. Daarom hebben wij op Europees niveau aan Griekenland gevraagd om
de nodige maatregelen te nemen tijdens het Belgische voorzitterschap.
Griekenland heeft met de Europese Commissie een actieplan opgesteld om
verschillende maatregelen te nemen. Zij hebben zelfs geld gekregen via de
Commissie, maar nu moet dit absoluut worden uitgevoerd. Wij hebben Griekenland
ook gevraagd om een stand van zaken te geven over het actieplan. Als dat niet
vlug gebeurt, zal dit het systeem in gevaar brengen. Ik heb dit gezegd en
herhaald tijdens het Belgische voorzitterschap.
Andere Europese
lidstaten moet de tijd worden gegund om het arrest van vorige week te
onderzoeken en hun standpunt te bepalen. Ook de resultaten van hun onderzoek
dienen te worden afgewacht. Ik heb u al enkele landen aangehaald die de
overdrachten aan Griekenland hadden geschorst.
In 2010 zijn er 38
personen overgedragen aan Griekenland. Zij vertrokken allemaal per vliegtuig.
28.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor het antwoord. Het lijkt mij echt wel noodzakelijk dat dit in Europees verband, want het gaat over een Europese kwestie, wordt aangekaart en aangepakt. Het kan niet zijn dat een ander Europees land zijn verplichtingen inzake opvang van asielzoekers en procedures niet nakomt en dat daardoor andere lidstaten de gevolgen moeten dragen.
Ik ben uiteraard voor een correcte behandeling van asielzoekers, maar daarin moet elke lidstaat zijn verantwoordelijkheid nemen. Ik steun u als u zegt dat daarin nog stappen moeten worden genomen.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 2289 van de heer Thiéry is zonder voorwerp geworden, door de samenvoeging.
29 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de versterking van de asielinstanties" (nr. 2257)
29 Question de Mme Nahima Lanjri au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le renforcement des instances compétentes en matière d'asile" (n° 2257)
29.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, de Ministerraad van 22 oktober 2010 besliste om extra personeel aan te werven om de asielinstanties te versterken, om de opvangcrisis aan te pakken en de dossierachterstand bij het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen en de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen weg te werken.
Intussen zijn wij enkele maanden verder. Daarom zou ik graag vernemen wat momenteel de stand van zaken is. Het kan zijn dat ik het niet gezien heb, maar ik dacht dat ik geen publicatie van vacatures heb gezien. Is dat wel gebeurd of was dat niet nodig omdat men gebruikmaakte van wervingsreserves van vorige vacatures? Hoe is het personeel aangeworven of is men daar nu mee bezig? Hoe werden de vacatures bekendgemaakt?
Zijn de aanwervingen intussen al volledig gebeurd? Zo niet, hoeveel mensen werden al aangeworven? Hoeveel moeten er nog aangeworven worden en wanneer zal dit voltooid zijn? Het was vooral de bedoeling om de achterstand bij het Commissariaat-generaal en de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen weg te werken. In welke mate heeft men ondertussen die achterstand kunnen wegwerken? Wat is momenteel de achterstand? Wanneer zou die weggewerkt zijn?
29.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, voor de aanwerving van de attachés heeft men enerzijds een beroep gedaan op bestaande wervingsreserves van Selor en anderzijds, gelet op de ontoereikendheid van deze reserves, nieuwe selecties moeten doen. Deze vonden plaats na de bekendmaking van het wervingsbericht via de gebruikelijke kanalen van Selor, namelijk de berichten van de VDAB en Forem, alsook via de berichten in de pers.
Voor de wervingen betreffende de functies van niveaus C en D hoefden er geen wervingsberichten te worden gepubliceerd. Dit kan verklaard worden door het feit dat er reeds verschillende selectiedagen gepland waren op het moment dat de beslissing werd meegedeeld. Op proactieve wijze werden selectieprocedures opgestart via Selor.
Van de 57 toegestane wervingen bij de DVZ werden er al 23 gerealiseerd. Van de 41 toegestane wervingen bij het CGVS werden er 20 gerealiseerd en van de 10 bij de RVV werd er 1 gerealiseerd. De overblijvende wervingen zullen in de komende weken worden gerealiseerd. Deze vertragingen zijn niet te wijten aan de selectieprocedure maar eveneens aan de door de kandidaten gevraagde termijn alvorens in dienst te treden en dit wegens verplichtingen waaraan zij elders gehouden zijn.
Bij de DVZ dienst Asiel bedroeg de achterstand op 1 januari 2011 nog 3 208 af te handelen aanvragen. Bij het CGVS bedroeg de werklast op 1 januari 2011 10 560 dossiers. Dit betekent een achterstand van 6 560 dossiers aangezien er een normale werklast is van 4 000 dossiers. Bij de RVV wachten er 5 160 dossiers.
Er dient te worden opgemerkt dat elke administratie interne maatregelen heeft genomen met het oog op de versnelde afhandeling van de achterstand. Deze maatregelen hielden onder meer de herbenoeming van bepaalde agenten in.
Het is moeilijk te voorspellen hoe lang het zal duren alvorens de achterstand volledig is weggewerkt. Alles hangt af van de instroom van de nieuwe asielaanvragen.
Wat het CGVS betreft, een centrale instantie binnen de asielprocedure, wordt ervan uitgegaan dat met de huidige middelen en rekening houdend met het huidig aantal nieuwe asielaanvragen de achterstand in twee jaar kan worden weggewerkt.
29.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Ik hoop dat de achterstand zo snel mogelijk wordt weggewerkt. Twee jaar is een lange periode, maar ik weet dat het ook gaat om een achterstand die al jaren wordt meegedragen.
Het is van belang om op die manier tot kortere asielprocedures te komen, meer opvangplaatsen te krijgen en een aanzuigeffect van meer asielzoekers te vermijden. Daar zitten wij echt met een cirkelredenering. Meer asielzoekers leidt uiteraard gemakkelijker tot een grotere achterstand bij de asielinstanties.
L'incident est clos.
30 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de afgewende staking in asielcentrum De Refuge te Brugge" (nr. 2260)
30 Question de Mme Sarah Smeyers au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la grève évitée au centre pour illégaux 'De Refuge' à Bruges" (n° 2260)
30.01 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, in het gesloten centrum De Refuge in Brugge hebben de socialistische vakbonden met een staking gedreigd. Die staking is echter afgewend. Ze waren van plan te staken omdat er een aantal ernstige incidenten was waarbij de veiligheid van het personeel in gevaar kwam.
Graag stel ik ter zake enkele vragen.
Was u vooraf op de hoogte van de wantoestanden die in dit gesloten centrum heersen? Erkent u dat die problemen vaak te wijten zijn aan de gebrekkige psychologische begeleiding of opvolging van mensen aldaar? Weet u hoeveel gesloten centra op dit ogenblik met gelijkaardige moeilijkheden te kampen hebben? Is er een engagement afgesloten om maatregelen inzake veiligheid in dit specifieke centrum beter op te volgen en toe te passen? Zal de oude piste die Binnenlandse Zaken hanteert, met name het speciaal regime voor vluchtelingen die zich agressief gedragen of met psychische problemen kampen, opnieuw worden opgevolgd of ingevoerd? Indien dit het geval is, welk budget wordt hiervoor voorzien? Hoe gaat dit concreet in zijn werk? Op welke termijn ziet u de situatie aldaar verbeteren? Zal er verder overleg met de vakbonden plaatsvinden? Wat zal daar dan besproken worden? Bent u bereid andere maatregelen te nemen om de veiligheid van het personeel in dergelijke terugkeercentra te bevorderen?
30.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Smeyers, DVZ heeft mij effectief al van bij de aanvang van mijn functie op de hoogte gesteld dat veelal ex-gedetineerden, maar ook andere bewoners, soms agressief gedrag vertonen. De incidenten in de gesloten centra van Brugge zijn een opeenvolging van ernstig fysiek agressief gedrag van bewoners, dat natuurlijk niet aanvaardbaar is.
Met de representatieve vakorganisatie werd onder meer afgesproken dat politie en parket meer gesensibiliseerd moeten worden om dergelijke gevallen effectief te vervolgen. Ik zal tevens een delegatie van Brugge ontvangen teneinde mijn bezorgdheid te delen met het personeel.
Ik tracht ook van mijn kant om de minister van Justitie te overtuigen om de collectieve brief nummer 84 in zijn geheel te laten toepassen, dus ook de opname door de penitentiaire instellingen van zwaar agressieve bewoners, andere administratieve vasthouding met het oog op repatriëring. Dat laatste wordt momenteel geweigerd. Die piste wordt nog onderzocht.
30.03 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, het is inderdaad nodig dat de minister van Justitie zich bereid verklaard. Ik weet wel dat de gevangenissen vol zitten.
U spreekt over ex-gedetineerden, het is natuurlijk afhankelijk van wat zij mispeuteren in de gesloten instelling. Als zij echt een gevaar betekenen voor het personeel, is er misschien een tussenoplossing mogelijk zodat er extra personeel komt of extra opleiding aan dat personeel wordt gegeven – het gaat via DVZ – om met die gevallen of gedragingen om te gaan.
Ik begrijp wel dat die uitgeprocedeerden vaak ook met psychologische problemen of met angst zitten die zich dan in agressie uit. Het kan evenwel niet de bedoeling zijn dat het personeel daarvan de dupe is. Ik hoop dat er toch wel op korte termijn maatregelen genomen worden. Het is niet de eerste klacht daarover die mij bereikt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.34 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17.34 heures.