Commission de la Défense nationale |
Commissie
voor de Landsverdediging |
du Mercredi 26 janvier 2011 Matin ______ |
van Woensdag 26 januari 2011 Voormiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 10.06 uur en voorgezeten door de heer Filip De Man.
La séance est ouverte à 10.06 heures et présidée par M. Filip De Man.
- de heer Raf Terwingen aan de minister van Landsverdediging over "de toekomst van de militaire musea" (nr. 1580)
- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "het Pegasus Museum" (nr. 1911)
- M. Raf Terwingen au ministre de la Défense sur "l'avenir des musées militaires" (n° 1580)
- Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "le Musée Pégase" (n° 1911)
01.01 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, het eerste bataljon para uit Diest verliet de citadel in oktober jongstleden en tot 1 juli blijft er een achterwacht aanwezig om de kazerne te bewaken. Daarna wordt de kazerne officieel overgedragen aan het provinciecommando van Vlaams-Brabant.
Het Pegasusmuseum, dat op die locatie al sinds 1976 gevestigd is, moet na de overdracht van de citadel op zoek naar een andere locatie. Er werd al navraag gedaan en verhuizing naar een andere militaire basis zou volgens persberichten niet tot de mogelijkheid behoren. Het museum heeft een unieke en historisch interessante collectie weten op te bouwen over het eerste bataljon para, waardoor het ernstig te betreuren zou zijn, mocht die verloren gaan of in archiefdozen belanden. Op 12 februari zou de beherende vzw een definitieve beslissing nemen over de toekomst van de collectie, indien er geen ruimtelijke oplossing in het verschiet ligt. U hebt op een schriftelijke vraag die ik u enige tijd geleden stelde, geantwoord dat u een alternatief zou zoeken.
Hoever staat u daarmee? Tegen wanneer verwacht u uitsluitsel te kunnen geven ter zake, want de tijd dringt?
Welke criteria zult u hanteren in uw zoektocht naar een herbestemmingslocatie?
Bent u van oordeel dat de genoemde collectie waardevol genoeg is om een blijvende tentoonstelling te garanderen? Indien u niet meteen een definitieve oplossing kan bewerkstelligen, overweegt u dan alvast een tijdelijke oplossing en zo ja, welke? Wordt er overleg gepleegd met het stadsbestuur van Diest – ik veronderstel van wel – om het probleem in gunstige zin op te lossen.
01.02 Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de minister, ik ben blij dat mijn vraag mevrouw Ponthier heeft aangezet om een concrete vraag over een bepaald museum te stellen. Mijn vraag is breder gericht. Door het herstelplan wordt een aantal kazernes gesloten. Welnu, oud-militairen vertellen mij dat daar vaak een museumpje gevestigd is, dat meestal te klein is om zelfbedruipend te zijn. Nu dreigt heel wat erfgoed verloren te gaan, omdat die musea natuurlijk afhankelijk zijn van de kazernes die gesloten worden, en rekenen op hun logistieke en andere steun.
U bent het er ongetwijfeld mee eens dat dat culturele erfgoed, dat functioneert als een collectief cultureel geheugen bewaard moet blijven.
Hoeveel kleinere musea zijn eventueel bedreigd?
Welke maatregelen kan u treffen om ervoor te zorgen dat een en ander toch bewaard blijft?
01.03 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, de vraagstellers hebben de problematiek goed geschetst. Er zijn verschillende sites van het militaire patrimonium die in de geest van de historische poll van Defensie worden beheerd, wat conform de wet van 2006 is.
Het gaat over Breendonk, met name het Memoriaal van de Tweede Wereldoorlog sinds de wet van 1947. Het gaat ook over Eben-Emael in Bitsingen, niet zover van uw geboortestreek, collega. Het is er trouwens mooi. Het gaat ook over de Foundation for Environmental Education Fort Eben-Emael, over McAuliffe Tweede Wereldoorlog in Bastogne, over de Kemmel Koude Oorlog, de site van de Kemmelberg, die onlangs is gerestaureerd en waarvan ik alle leden aanraad een bezoek aan de schitterende site te brengen, en over de Dodengang in Diksmuide, een herdenkingsmemoriaal van de Eerste Wereldoorlog.
Laatstgenoemde drie sites, met name McAuliffe, Kemmel en de Dodengang worden door het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis beheerd. Geen enkele van de bedoelde sites hangt van kazernes af.
In de meeste gevallen zijn, zoals u hebt gesteld, kleinere of kleine musea, afhankelijk van de eenheden, aanwezig. Zij zijn afhankelijk van de eenheden maar niet van kwartieren. Slechts heel weinig musea zijn aan een specifieke kazerne verbonden, zoals bijvoorbeeld het Museum van het kamp van Beverlo en het Thematische Museum K-blokken en Oscar Kapel, dat u goed kent, in Leopoldsburg.
Bijna alle eenheden hebben ook een plaats waar materiaal dat een historische waarde heeft, wordt bewaard. In voorkomend geval is er sprake van een traditiezaal, die niet vergelijkbaar is met een museum. In bedoelde zalen worden een aantal items tentoongesteld die aan de geschiedenis van de eenheid herinneren. Het kan gaan over enkele foto’s, uniformen, souvenirs of wapens. Bedoelde zalen zijn niet toegankelijk voor het publiek.
Wanneer de leden van de commissie aan dergelijke infrastructuur een bezoek zullen brengen, zullen zij de zalen wel kunnen bezoeken.
In het kader van de uitvoering van het Transformatieplan is een particuliere richtlijn inzake de behandeling van het historische patrimonium uitgewerkt. Bedoelde richtlijn heeft betrekking op de voorwerpen van het Koninklijk Legermuseum, die in bewaargeving zijn in de eenheden, op het historische patrimonium van de eenheden, op het historische patrimonium van de vaderlandslievende verenigingen, dat zich in een installatie van Defensie bevindt, op vuurwapens en op materieel dat van historisch belang zou kunnen zijn, maar waarvan het niet mogelijk is de eigenaar te identificeren.
In deze richtlijn wordt aan de korpscommandanten van de eenheden van Defensie gevraagd om alle noodzakelijke steun te leveren om het behoud van het historisch patrimonium te kunnen verzekeren. De benamingen van de eenheden na de transformatie zijn gekend en elke ontbonden eenheid weet welk organisme binnen Defensie haar tradities overneemt. Indien de tradities niet worden hernomen dient het betrokken patrimonium overgedragen te worden aan het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis.
Het historisch patrimonium van de vaderlandslievende verenigingen is geen eigendom van Defensie. De bestemming zal worden bepaald door haar eigenaar die in eer en geweten de beste oplossing zal bepalen. Wat specifiek het Pegasusmuseum betreft, kan ik het volgende meedelen. De collectie van de vzw Pegasusmuseum verantwoordt dat ze tentoongesteld wordt aan het brede publiek. Dat is een belangrijk uitgangspunt. Een verhuis naar een ander militair kwartier is a priori niet uitgesloten. Defensie is bereid alternatieve locaties te onderzoeken voor zover de vzw Pegasusmuseum tot een verhuis bereid is of constructief wenst mee te denken. Ze dienen dus zelf te beslissen over het deel van het patrimonium dat ze willen overhevelen naar Defensie. In die context kan worden vermeld dat de Special Forces Group, de SFG, die in het raam van de voltooiing van de transformatie in Heverlee wordt gehuisvest, de tradities van het eerste bataljon para in ere zal houden.
Voor alle te vervreemden kwartieren is het overleg met het Gewest en de lokale overheden gestart aangaande de nieuwe bestemmingen op het gewestplan. Defensie is ook bereid tot overleg met het stadsbestuur van Diest. Informele contacten hebben reeds plaatsgevonden. De stad Diest en de provincie Vlaams-Brabant laten momenteel een masterplan opstellen van de site. Defensie zetelt in de stuurgroep die op regelmatige tijdstippen samenkomt en werkt ook constructief mee in de richting van toekomstgerichte voorstellen.
01.04 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, ofwel heb ik het gemist, ofwel hebt u niet concreet geantwoord op mijn bijkomende vraag, namelijk welke criteria u hanteert om eventueel een andere locatie te vinden voor het museum in Diest.
01.05 Minister Pieter De Crem: De criteria zijn die van de operationele aanpak. Er is dus geen aftoetsingslijst van criteria opgesteld omdat de vzw Pegasusmuseum een heel specifieke geschiedenis kent met heel specifiek materiaal. We proberen eigenlijk zonder ons vast te pinnen op criteria een goede oplossing te zoeken en een bestemming voor de eigenheid van het museum.
De voorzitter: Om de reden tot zenuwachtigheid even uit te leggen, er was een probleem met de vertaling. Ik zie dat de dame die vertaalt thans aanwezig is.
Monsieur Dufrane, la traduction sera assurée dès maintenant.
01.06 Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben blij dat er in de transformatienota blijkbaar al aandacht is besteed aan heel dit verhaal van de musea, van cultureel erfgoed. Wij moeten dat blijven opvolgen.
Ik noteer ook de samenwerking met het Nationaal Krijgsmuseum en dergelijke. Het is heel belangrijk om dat te behouden. Zelf wilde ik eventueel suggereren om daar misschien ook de Gemeenschappen, die daarin ook een bepaalde bevoegdheid kunnen hebben, in te kennen. Zo kunnen wij ook, met de convergerende bevoegdheden die er toch wel zijn op dit punt, kijken hoe wij zo goed mogelijk kunnen zorgen voor het behoud van dit soort erfgoed.
Het is immers niet alleen belangrijk voor ons en voor onze kinderen, maar vooral ook voor de militairen en de oud-militairen voor wie dit een plaats is waar zij vaak samenkomen en waarbij zij ook heel erg emotioneel betrokken zijn. Wij moeten daarvoor zeker zorg dragen.
01.07 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, wenst u een kopie van de tekst voor de leden van de vertaling?
De voorzitter: Dat is misschien aangewezen, want de Franstalige leden hebben hier toch een kwartier zonder vertaling gezeten. Dat zou voor die mensen wel aangenaam zijn.
L'incident est clos.
- de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "de opvang van asielzoekers op de basis van Weelde en de stand van zaken met betrekking tot de winteropvang" (nr. 1617)
- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "de stand van zaken met betrekking tot de daklozenopvang in kazernes" (nr. 1966)
- M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "l'accueil de demandeurs d'asile à la base de Weelde et la situation concernant l'accueil hivernal" (n° 1617)
- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "la situation en ce qui concerne l'accueil des sans-abri dans les casernes" (n° 1966)
02.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, hier ben ik weer met mijn vraag over de stand van zaken over de winteropvang van asielzoekers en de winteropvang van de daklozen. Ik heb daarover al verschillende vragen gesteld, dus ik zal mijn inleiding zeer kort houden.
In de basis van Weelde zouden er enkele problemen gerezen zijn met onder andere veiligheidsvoorschriften, elektriciteit en sanitair. Zijn die problemen opgelost? Hebt u daarvoor geld van Defensie moeten uittrekken? Ik dacht van niet, omdat het Rode Kruis dat zou betalen. Wat is precies de afspraak?
Ik heb vernomen dat in de kerstvakantie een aantal asielzoekers naar Weelde is verhuisd, dus ik neem aan dat daar toch op zijn minst een deel van de capaciteit vrijgemaakt is.
Wat is de stand van zaken in verband met de opvang van asielzoekers? U hebt een aantal militaire basissen vrijgemaakt, goed voor zowat tweeduizend plaatsen, als ik mij niet vergis. Zijn die nu echt allemaal vrij? Zijn daar nu effectief asielzoekers in ondergebracht? Hoeveel zijn het er? Wat is de bezettingsgraad?
Wat is de bezettingsgraad van de daklozen op dit moment? U hebt gezegd dat u minder plaatsen wil vrijmaken dan vorig jaar, omdat vorig jaar het aantal bedden lang niet bezet was. U hebt er dan ook effectief minder vrijgemaakt. Hoe zit het dan met de bezettingsgraad op dit moment?
02.02 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, mijn fractie is een groot pleitbezorger van een efficiënte opvang van daklozen, zeker in de winterperiode, dus vandaar mijn vraag naar een stand van zaken in verband met de opvang van daklozen in kazernes.
Mijn eerste vraag gaat over de duur van de opvang. Kunt u voor elk van de acht opengestelde kazernes zeggen sinds wanneer zij operationeel waren voor de opvang van daklozen en tot wanneer de daklozenopvang voor elk van de acht kazernes open blijft?
Over het aantal beschikbare plaatsen per kazerne, u hebt enkele aantallen opgegeven in de vergadering van de commissie voor de Defensie van 1 december. Werd in bepaalde kazernes het aantal plaatsen verminderd of vermeerderd?
Mijn volgende vraag gaat over de bezettingsgraad. Kunt u voor elk van de acht kazernes aangeven hoeveel overnachtingen er al werden geregistreerd sinds het begin van de opvang? Graag vernam ik ook het gemiddeld aantal overnachtingen per nacht voor elk van de acht kazernes.
Een volgende vraag gaat over het vervoer en de begeleiding. Dat is een heikel punt, zoals we allemaal weten. Werd er een oplossing gevonden voor het vervoer en de begeleiding van de daklozen? Merkt u een verschil in bezettingsgraad naargelang een oplossing voor het vervoer en de begeleiding gevonden werd? Speelt Defensie een rol in dezen, niettegenstaande u eerder hebt gezegd dat niet te willen organiseren?
Tot slot, klopt het dat er aan de ingang van de kazernes identiteitspapieren gevraagd worden en dat zonder identiteitskaart geen toegang verleend wordt.
De OCMW-voorzitter van Oostende zou dit hebben verklaard. Heel wat daklozen beschikken uiteraard niet over identiteitspapieren.
02.03 Minister Pieter De Crem: De vraag wordt in twee delen beantwoord. Het eerste deel betreft de opvang van de asielzoekers zelf en daarna de opvang van de daklozen.
De asielzoekers. Defensie stelt in Weelde enkel de infrastructuur ter beschikking. Wij voorzien niet in financiële middelen voor de inrichting van het opvangcentrum. Het Rode Kruis heeft het centrum op 17 januari geopend en vangt actueel 40 personen op. In Weelde zullen, net als in andere centra, geen daklozen worden ondergebracht.
Het opvangcentrum in Helchteren is geopend sinds 7 december van vorig jaar en vangt actueel 396 personen op. Het centrum in Bierset is operationeel sinds 9 december en zorgt momenteel voor de opvang van 380 personen. Het centrum te Bastogne opende op 15 december en voorziet momenteel in de opvang van 250 personen.
Wat de opvang van de daklozen betreft. De acht opengestelde kazernes zijn operationeel vanaf 1 december 2010 tot 31 maart 2011. Daarvan werden twee kazernes vroeger opengesteld, met name Luik, operationeel vanaf 26 november van vorig jaar en Namen, operationeel vanaf 29 november. Enkel de capaciteit van Antwerpen werd verhoogd met 30 plaatsen, op vraag van het OCMW. De andere aantallen kloppen nog steeds met het antwoord dat ik u op 1 december heb gegeven.
Wat de overnachtingen betreft, werden 1 033 overnachtingen geregistreerd in de provincie Antwerpen, het kwartier Thoumsin in Zwijndrecht, met een gemiddelde van 22 overnachtingen. In de provincie Namen, het kwartier De Wispelaere in Jambes, vonden 713 overnachtingen plaats met een gemiddelde van 13 overnachtingen. In de provincie Luik, het kwartier Joncker, telt men 1 342 overnachtingen met een gemiddelde van 23 overnachtingen sinds het begin dat deze overnachtingen plaatsvonden.
Wat het vervoer en de begeleiding van daklozen betreft, zijn en blijven deze ten laste van de sociale organisaties, zoals men deze pleegt te noemen. Ik verwijs de geachte collega’s naar mijn eerdere antwoorden in de vorige commissies van 10 november en 1 december van vorig jaar.
Op de specifieke vraag van collega De Vriendt kan ik ten slotte antwoorden dat de identiteitspapieren enkel aan de begeleiders worden gevraagd.
02.04 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Na een snelle rekensom kom ik tot zo’n 1 000 tot 1 050 plaatsen in totaal. Is de capaciteit op 2 000 gezet? Zijn er 2 000 plaatsen ter beschikking of is nu alles volzet? Betekent dat concreet dat er een duizendtal plaatsen openstaan? Wij weten immers dat er nog altijd 1 000 personen in hotels verblijven.
Na een vraag van mij hebt u in de commissie verklaard dat het de bedoeling is een deal te maken in de Ministerraad om de hotels zo snel mogelijk leeg te maken, omdat de opvang van kandidaat-vluchtelingen in hotels een aantrekkingskracht heeft in het buitenland. Via radio tamtam gaat dat immers de hele wereld rond. Net als de dwangsommen heeft dat een geweldig aanzuigeffect.
Ik stel vast dat vorige week nog altijd een duizendtal personen in hotels zaten. U zou 2 000 tot 2 500 plaatsen vrijmaken. Nu zijn er 1 000 bezet en zijn er dus juist 1 000 plaatsen vrij. Waarom zijn die hotels nog niet leeggemaakt?
02.05 Minister Pieter De Crem: Ik doe niet graag aan bevoegdheidsoverschrijding. Collega Francken maakt een belangrijke en belangwekkende politieke vaststelling. Zoals altijd heeft Defensie gedaan wat van haar wordt verlangd. Er zijn effectief 2 000 plaatsen ter beschikking. Voor de andere aspecten van uw vraag, uw bemerking en uw suggestie kan ik niet anders dan doorverwijzen naar collega Courard.
02.06 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik wil het hebben over de bezettingsgraad. U hebt aantallen genoemd voor een drietal kazernes. Betekent dit dat de daklozen van de andere kazernes, die u niet hebt genoemd, nog geen gebruik maken? U hebt niet alle kazernes opgenoemd die ter beschikking staan.
02.07 Minister Pieter De Crem: Ik heb wel in mijn antwoorden op vorige vragen alle kazernes opgenoemd die ter beschikking werden en worden gesteld tot 31 maart. Ik kan alleen maar vaststellen dat de cluster, die men gemeenzaam de sociale organisaties pleegt te noemen, van bepaalde aangeboden infrastructuren geen gebruik wenst te maken.
02.08 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Voor alle duidelijkheid, in de kazernes die door u vandaag niet werden genoemd, werden sinds het begin van de opvang nog geen daklozen opgevangen?
02.09 Minister Pieter De Crem: Ik heb geen overnachtingen kunnen registreren.
02.10 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Dit wijst opnieuw op een pijnpunt, namelijk de voorwaarden die u zou hebben opgelegd. Ik verwijs naar de uitspraak van de VVSG die bekommerd is om de opvang van daklozen maar die u te strenge voorwaarden verwijt, onder andere de voorwaarden van permanente begeleiding en transport. Daarom zal de opvang van daklozen deze winterperiode geen succes kennen. Dat is jammer. U weet dat er nood aan is. Ik stel enkel vast dat Landsverdediging die sociale taak niet op zich wil nemen met alle sociale gevolgen van dien.
02.11 Minister Pieter De Crem: Blijkbaar is het kader waarin wij werken voor de meer dan 3 000 mensen die er wel hebben overnacht geen belemmering geweest om de lokalen van Landsverdediging op te zoeken.
02.12 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Daarover heb ik een specifieke vraag gesteld. Als u een verschil opgeeft in de bezettingsgraad, heeft dat dan te maken met factoren zoals begeleiding en transport die wel door andere sociale organisaties worden opgenomen? Het is interessant om te weten waar het knelpunt ligt.
De voorzitter: Ofwel stelt u een schriftelijke vraag zodat de minister u zeer omstandig kan antwoorden, ofwel dient u twee of drie mondelinge vragen in. U weet dat er een beperking in spreektijd is.
02.13 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik heb enkel gerepliceerd op het antwoord van de minister. Dat is toch mijn recht? Als de minister van oordeel is dat hij wel – en ik dank hem daarvoor – antwoord geeft op mijn vragen, dan kan ik repliceren in mijn hoedanigheid van parlementslid.
De voorzitter: Dit pingpongspel kan eeuwig blijven duren. U hebt het laatste woord gekregen. Daarnaast hebt u het recht om zoveel mogelijk schriftelijke en mondelinge vragen in te dienen in de toekomst.
Het incident is gesloten.
03 Question de M. Christophe Bastin au ministre de la Défense sur "les conclusions du Conseil des Affaires étrangères sur le développement des capacités militaires" (n° 1628)
03 Vraag van de heer Christophe Bastin aan de minister van Landsverdediging over "de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken met betrekking tot de ontwikkeling van de militaire capaciteit" (nr. 1628)
03.01 Christophe Bastin (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, un Conseil "Affaires étrangères" des ministres européens de la Défense s'est tenu le mois dernier à Bruxelles.
À raison, ce Conseil a souligné "la nécessité de transformer la crise financière et ses conséquences pour les budgets nationaux de la Défense en une chance à saisir, le but étant de donner un nouvel élan au développement des capacités militaires européennes afin de pouvoir atteindre le niveau d'ambition fixé, de combler les lacunes qui subsistent et de préserver les capacités de défense requises pour soutenir la politique de sécurité et de défense communes de l'Union européenne, ainsi que de réaliser les objectifs nationaux en matière de capacités, tout en évitant les doubles emplois inutiles entre États membres".
Le même jour, l'éditorial du journal Le Monde rappelait les conséquences de la désunion européenne en matière d'aviation de combat.
Pas moins de trois avions de combat ont été développés par différents États membres de l'Union européenne, ce qui, bien sûr, est favorable au concurrent américain et, à terme, aux concurrents chinois et indiens.
Monsieur le ministre, tout en sachant que le gouvernement est en affaires courantes, quelles sont les conséquences de ce Conseil pour la Défense belge? Quelles mesures ou initiatives sont-elles mises en place pour mettre ces conclusions en pratique? En outre, le Conseil a salué l'accord de coopératIon militaire entre la France et le Royaume-Uni. Il y a une initiative germano-suédoise. L'Europe de la Défense n'apparaît-elle pas, une fois de plus, divisée?
03.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, plusieurs initiatives bilatérales ont effectivement vu le jour ces derniers mois. Vous y avez fait référence. Celles-ci devraient permettre de créer une dynamique propre à favoriser de nouvelles possibilités de coopération entre les États membres sur le plan de la défense.
Au cours de la réunion formelle de décembre, j'ai insisté en précisant que, plus la coopération en Europe en matière de capacité de défense augmentera, plus l'Union européenne jouera un rôle actif et nécessaire dans le monde en matière de paix, de sécurité et de stabilité.
En conclusion de la réunion, la Haute Représentante Catherine Ashton a souligné que la crise financière est une opportunité. Elle a insisté pour continuer à exploiter, dans les prochains mois, le momentum de Gand, autrement dit le cadre de Gand, qui doit être considéré comme une référence.
Monsieur le président, cher collègue,
permettez-moi de me référer à un extrait des Security Policy Briefs sous
la plume du professeur Sven Biscop qui vient d'être publiée par Egmont. Le texte est rédigé en anglais:
"On 9 December 2010 the Ministers of Defence of the EU agreed on
the so-called Ghent Framework, referring to their earlier informal meeting in
that city in September. Each EU Member State will analyze his capabilities in
order to identify: (1) those it will maintain on a national level; (2) those to
which it will contribute through pooling with other Member States; (3) those to
which it will no longer contribute, relying on specialization and role-sharing
between Member States. If done in a permanent and structured manner, such a
process will lead to true cooperation – as envisaged by Permanent Structured
Cooperation, the new defence mechanism in the Lisbon Treaty. The end-result
will benefit everybody: more effective forces, no matter how integrated, will
be available for national as well as CSDP, NATO and UN operations."
D'ailleurs, hier, je participais à la sous-commission de la Défense du Parlement européen pour parler du bilan de notre présidence et pour débattre de la PESD avec les parlementaires européens. À ce sujet, je vous transmettrai une copie du discours que j'ai tenu hier et qui contient un compte rendu des résultats du Sommet de Gand et des options prises par nos collègues lors de la première réunion formelle des ministres de la Défense du 9 décembre 2010.
03.03 Christophe Bastin (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.
L'incident est clos.
- de heer Denis Ducarme aan de minister van Landsverdediging over "het BEST-programma" (nr. 1652)
- mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Landsverdediging over "de toekomstige vesten van onze militairen" (nr. 1657)
- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "het BEST-aankoopprogramma" (nr. 1658)
- de heer Bert Maertens aan de minister van Landsverdediging over "het perslek over het 'Belgian Soldier Transformation'-programma" (nr. 1720)
- de heer Stefaan Vercamer aan de minister van Landsverdediging over "het functioneren van de commissie Legeraankopen naar aanleiding van de recente discussie over de 'smartvesten'" (nr. 2003)
- de heer Denis Ducarme aan de minister van Landsverdediging over "de economische return van het BEST-programma voor de Vlaamse en Waalse bedrijven" (nr. 2270)
- de heer Gerald Kindermans aan de minister van Landsverdediging over het functioneren van de commissie Legeraankopen naar aanleiding van de recente discussie over de 'smartvesten'" (nr. 2330)
- M. Denis Ducarme au ministre de la Défense sur "le programme BEST" (n° 1652)
- Mme Kattrin Jadin au ministre de la Défense sur "les futures vestes de nos militaires" (n° 1657)
- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "le programme d'acquisition BEST" (n° 1658)
- M. Bert Maertens au ministre de la Défense sur "les fuites dans la presse au sujet du programme 'Belgian Soldier Transformation'" (n° 1720)
- M. Stefaan Vercamer au ministre de la Défense sur "le fonctionnement de la commission des Achats militaires, eu égard à la récente discussion concernant les 'vestes intelligentes'" (n° 2003)
- M. Denis Ducarme au ministre de la Défense sur "les retombées économiques du programme BEST en faveur des firmes belges flamandes et francophones" (n° 2270)
- M. Gerald Kindermans au ministre de la Défense sur "le fonctionnement de la commission des Achats militaires, eu égard à la récente discussion concernant les 'vestes intelligentes'" (n° 2330)
04.01 Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, je ferai le nécessaire pour combiner mes deux questions qui portent sur le programme BEST. Monsieur le ministre, une mise au point en commission est utile et nécessaire sur l'utilité du programme BEST déterminé fin décembre par le gouvernement. Malgré des critiques produites envers ce programme, les engagements pris antérieurement vont être tenus pour que la Belgique collabore avec les Pays-Bas et le Luxembourg au lancement de la présérie, du prototype de cette veste intelligente qui a pour but de renforcer la sécurité de nos hommes en opération. Qui s'intéresse à ce dossier sait que tous les soldats sur le théâtre des opérations seront équipés de ce type de matériel autour de 2015.
Il était nécessaire pour le MR que cet impératif soit respecté et donc de travailler à la présérie comme cela avait été prévu. Des problèmes techniques doivent être réglés: c'est l'objet de la présérie, particulièrement en matière d'interopérabilité. Monsieur le ministre, dans un premier temps, puisque vous n'avez pas eu l'occasion de vous exprimer devant la commission en décembre, je voudrais vous donner l'opportunité de nous rappeler le sens et la base de l'engagement de la Belgique dans un programme comme celui-là.
Monsieur le président, la seconde question porte également sur le programme BEST. On y fait régulièrement allusion dans cette commission: il est intéressant de voir fonctionner l'Europe de la défense et la collaboration de certains pays européens dans l'achat d'équipements pour leurs armées, notamment entre les Pays-bas, la Belgique et le Luxembourg pour ce programme BEST. Collaborer, c'est bien, monsieur le ministre, mais il faut qu'on s'y retrouve; il faut des retombées positives pour les firmes belges, qu'elles soient francophones ou flamandes. Il faut un retour assuré pour l'industrie.
Il est clair que les Pays-Bas seront lead nation pour l'exécution de la procédure d'achat au nom des pays participants mais il faudra que les Affaires économiques soient impliquées dans ce dossier afin de vérifier le retour industriel. J'espère, monsieur le ministre, que vous pourrez nous rassurer sur ce point.
Le dossier a-t-il bien été instruit et transféré au SPF Économie en vue d'entamer la discussion avec l'alter ego néerlandais?
Le MOU signé entre les pays concernés quant au retour industriel sera-t-il à la hauteur du montant investi par la Belgique, tant pour ce qui concerne la présérie que la série?
Le retour économique privilégiera-t-il les compensations directes pour l'industrie belge? Notre tissu industriel dispose de toutes les compétences nécessaires à cet effet.
Il faut également s'assurer que les Néerlandais n'imposeront pas de ticket d'entrée à payer. Chacun doit se retrouver dans cette collaboration.
04.02 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, nous avons pu lire dans la presse que notre armée allait investir dans des nouvelles vestes high-tech pour nos militaires. Le coût serait évalué à 125 000 euros la veste, ce qui n'est pas négligeable.
Il est important que nos forces soient équipées des dernières technologies; je ne veux donc pas remettre ce choix en cause. Néanmoins, je souhaite vous poser quelques questions.
Monsieur le ministre, pourquoi nos forces armées ont-elles besoin de ces vestes?
Où les vestes seront-elles fabriquées? Pourquoi ne seront-elles pas fabriquées en Belgique, comme cela avait été annoncé dans la presse?
04.03 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb een aantal formele neutrale vragen naar aanleiding van de heisa die rond dit aankoopdossier is ontstaan.
Wat kunt u publiek zeggen ter verdediging van het aankoopdossier-BEST inzake de noodzaak van de aankoop, de kostprijs van de vesten, zowel de preserie als definitief naar aanleiding van de persartikelen, de interoperabiliteit met andere landen, de motivering van de urgentie?
Er gaan ook stemmen op om bepaalde aspecten van legeraankopen toch publiek te kunnen bespreken. Wat is uw mening? Waarom kunnen niet alle elementen uit dit specifieke aankoopdossier-BEST publiek worden besproken?
Ik stel deze vragen uitdrukkelijk naar aanleiding van het lek uit de gesloten vergadering van de commissie Legeraankopen.
04.04 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vragen sluiten aan bij de vragen van de heer De Vriendt.
Midden december heeft een lid van de commissie Legeraankopen het hele dossier van de aankoop van de smartvesten in de pers te grabbel gegooid, ondanks de vertrouwelijkheid en gevoeligheid van deze informatie.
Ik ben zeer nieuw in de Kamer en trots dat ik de bevolking hier mag vertegenwoordigen. Dan ga ik er ook van uit dat ieder lid van deze Kamer de regels van dit Huis respecteert.
Ik was die morgen zeer verbolgen toen ik in De Standaard zeer sterke kritiek op de aankoop las en bovendien ook nog kleine details uit het dossier te lezen kreeg. Tot mijn grote verbazing, en ik denk niet alleen die van mij.
U weet ook dat het lekken van vertrouwelijke informatie die in de commissie Legeraankopen wordt besproken, indruist tegen het huishoudelijk reglement van de commissie en het protocol dat tussen de commissie en de minister van Defensie is gesloten.
Onze verbolgenheid heeft geleid tot een brief met een klacht van mijn fractie aan de voorzitter van de Kamer met de vraag wat hij daaraan zou doen, welke oplossing hij suggereert.
Wij hebben een zeer kort antwoord gekregen, namelijk dat hij de heer De Vriendt als voorzitter van de commissie Legeraankopen over deze kwestie zou aanspreken. Ik moet die vraag niet aan u stellen. Ik zal in de wandelgangen wel eens aan de heer De Vriendt vragen wat daar is uitgekomen.
De Kamervoorzitter had het er in de pers ook over dat hij niet weet hoe hij moet optreden in deze zaak. Voor hem was die zaak min of meer gesloten. Nochtans is het Reglement ter zake bijzonder duidelijk, niet alleen het Kamerreglement, maar ook het huishoudelijk reglement van de commissie Legeraankopen.
U reageerde ook intussen, volgens mij terecht teleurgesteld en kwaad, op het perslek en u deelde mee dat u laat onderzoeken of u gerechtelijke stappen kunt nemen tegen de betrokken persoon of personen. Daarover gaan mijn vragen.
Ten eerste, wat is de stand van zaken van het onderzoek dat u voert of hebt gevoerd inzake de mogelijkheid tot het nemen van effectieve gerechtelijke stappen tegen de betrokkenen?
Ten tweede welke maatregelen en/of juridische stappen plant u als minister of plant Landsverdediging tegen betrokkenen?
04.05 Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de minister, mijn vragen gaan in dezelfde richting. Wij hebben moeten vaststellen, naar aanleiding van de laatste vergadering begin december van de commissie Legeraankopen, dat er duidelijk lekken zijn geweest naar de pers.
Kunt u mij beschrijven welke acties u hebt ondernomen toen duidelijk werd dat de vertrouwelijkheid van de commissie Legeraankopen werd geschonden?
Kunt u verduidelijken welke andere instanties, mogelijk in samenspraak met het kabinet, ook acties hebben ondernomen om dit lek aan te kaarten? Wat was de reactie van de betrokkene en van de Kamer?
Welke mogelijke procedures bestaan er volgens u om de vertrouwelijkheid van deze commissie in de toekomst te garanderen?
04.06 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik wil vermelden dat zowel de Kamervoorzitter als de voorzitter van de parlementaire commissie Legeraankopen mij schriftelijk hebben laten weten dat zij de schending van de geheimhoudingsplicht die geldt voor de parlementaire commissie Legeraankopen ten zeerste betreuren.
Ik heb inmiddels over deze kwestie het juridisch advies ontvangen van de defensiestaf. Daaruit blijkt dat indien een parlementslid vertrouwelijke informatie lekt aan de pers, er effectief sprake kan zijn van schending van artikel 458 van het Strafwetboek. Dat artikel houdt in dat personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd en deze bekendmaken buiten het geval dat zij geroepen worden om in recht of voor een parlementaire onderzoekscommissie getuigenis af te leggen, en buiten het geval dat de wet hen verplicht die geheimen bekend te maken, worden gestraft met een gevangenisstraf van 8 dagen tot 6 maanden en met een geldboete van 100 euro tot 500 euro.
Het parlementslid geniet in strafzaken uiteraard van de parlementaire onschendbaarheid, maar zoals u weet, kan deze worden opgeheven door de Kamer waarvan het parlementslid deel uitmaakt.
De vervolging in strafzaken kan tijdens de zitting enkel worden ingesteld door het openbaar ministerie.
De parlementaire onschendbaarheid laat de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van parlementsleden onverkort. Wanneer blijkt dat het foutief openbaar maken van de informatie die werd meegedeeld in de commissie Legeraankopen Defensie schade heeft berokkend, kan het parlementslid burgerrechtelijk aansprakelijk worden gesteld op basis van de artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek.
Ik leg bij deze dus expliciet en zonder voorbehoud het burgerrechtelijk risico bij degene die gelekt heeft.
Ten slotte vraag ik nogmaals expliciet en schriftelijk aan de Kamervoorzitter of naar aanleiding van de schending van de geheimhoudingsplicht die geldt voor de commissie Legeraankopen het artikel 7 van het protocol gesloten tussen de commissie Legeraankopen en de minister van Landsverdediging moet worden toegepast.
Dit artikel stelt: “De leden van de ad-hoccommissie zijn tot geheimhoudingsplicht gehouden. Ieder lid van de ad-hoccommissie dat de geheimhoudingsplicht schendt, verliest onmiddellijk voor de rest van de zittingsperiode het recht om lid te zijn van de ad-hoccommissie. Het lid zal zonder verwijl vervangen worden door een ander lid van dezelfde fractie. De schending van de geheimhoudingsplicht wordt vastgesteld door de voorzitter van de Kamer, na advies van de ad-hoccommissie en na het lid te hebben gehoord. De voorzitter deelt tijdens de eerstvolgende plenaire vergadering zijn beslissing mee. Deze aankondiging geeft geen aanleiding tot debat. In elk geval moet deze procedure worden toegepast.”
En ce qui concerne le programme BEST, il remédiera aux lacunes opérationnelles et sécuritaires actuelles auxquelles nos soldats sont confrontés dans un environnement hostile ou dangereux. Il est essentiellement constitué de communications individuelles - à la fois voix et données -, qui permettront en temps réel l'échange d'informations relatives aux dangers ou menaces à proximité des soldats déployés.
Chers collègues, le système permet également de visualiser la position des troupes amies de sorte que le feu sur les forces propres puisse être évité. Ces appareils électroniques sont intégrés dans une nouvelle structure de port, un harnais, un sac à dos appelé smart vest offrant également une protection balistique accrue.
Le système BEST contribuera donc à anticiper les menaces potentielles et à améliorer sensiblement la sécurité de nos soldats. Bref, la smart vest fournira à nos soldats des moyens de communication, de navigation et d'informatique intégrés, ainsi qu'un système de protection balistique modulaire, un système de port et une alimentation en énergie.
Pour des raisons évidentes, je souhaite indiquer que le coût de la pré-série et de la série était estimé sur la base des prix moyens de la prospection. La pré-série complète est composée de 120 smart vests et de 15 configurations de véhicules, dont pour la Belgique 40 smart vests, incluant cinq configurations de véhicules. Il est en effet très important que nos soldats sur le terrain restent en contact avec leur véhicule pour que leurs collègues puissent les protéger et qu'ils restent en contact avec les échelons supérieurs qui, d'une manière précise et rapide, doivent être informés de chaque menace.
Le prix élevé de la pré-série est justifié par le développement nécessaire principalement du logiciel et interfaces dans différentes configurations de véhicules. Comme la plupart d'entre vous le savent, les frais de développement pour de tels projets et de tels programmes sont très élevés. Ces frais de développement sont partagés entre les trois pays Benelux. Les prix de série seront sensiblement inférieurs.
Par cette coopération, l'interopérabilité entre les pays Benelux est garantie.
Afin de garantir aussi l'interopérabilité avec nos partenaires de coalition, le système sera compatible avec les standards OTAN convenus, auxquels les systèmes futurs devront satisfaire.
Dans l'exécution de leurs missions opérationnelles, nos soldats ont de plus en plus besoin d'un équipement qui leur permette d'agir avec efficacité tout en gérant les risques auxquels ils sont confrontés. Les expériences rencontrées par nos soldats et nos alliés démontrent clairement qu'il est primordial que chaque soldat puisse disposer de moyens individuels performants en matière de communication, de visualisation de sa position et de celle de ses coéquipiers ainsi que la possibilité de transmettre très rapidement et avec précision la localisation de tout danger imminent, cela tout en restant concentré sur sa mission et l'emploi de son armement individuel.
Par ailleurs, il est essentiel qu'il dispose d'une protection balistique performante contre d'éventuels tirs ennemis.
À ces besoins convient le système BEST. La plupart des composantes existent déjà sur le marché. Un développement reste cependant nécessaire pour l'intégration du nouveau système dans la chaîne de commandement et de communication.
Pour ce qui concerne la partie de cette chaîne de commandement et de communication, existant depuis les quartiers-généraux jusqu'aux véhicules, nous collaborons déjà avec les Pays-Bas. Le développement avec les Pays-Bas de la dernière étape de l'intégration du soldat dans cette chaîne demandera beaucoup moins de ressources qu'avec tout autre pays. Cette collaboration internationale nous permettra ainsi de bénéficier d'économies d'échelle et les coûts de développement seront répartis entre les trois pays. Finalement, la gestion et l'entretien en commun des systèmes seront assurés, tout comme c'est déjà le cas pour d'autres équipements.
Pour le dossier BEST, il n'y a pas encore de publication d'un cahier des charges, donc pas de contrat. Il est donc à ce stade impossible de déterminer où les systèmes seront fabriqués. Dans le cadre du projet d'acquisition en collaboration avec les Pays-Bas, la procédure d'achat prévoit cent pour-cent de compensation industrielle pour les investissements belges. Cela relève des compétences du SPF Économie qui a confirmé ce retour industriel dans différents avis. L'industrie belge participera donc à la fabrication des smart vests.
Ten slotte, bepaalde aspecten van legeraankopen zouden publiek kunnen worden besproken. Over onderhavig dossier werd reeds meermaals op parlementaire vragen geantwoord. Hierbij werden tevens de intenties van Defensie meegedeeld. Het dossier bevat echter, net als vele andere dossiers, ook gevoelige informatie, zowel vanuit bedrijfseconomisch oogpunt als vanuit het oogpunt van de veiligheid van onze militairen, die we willen verzekeren. In het huidige stadium van het dossier is het om die redenen inderdaad niet opportuun om de informatie publiek te maken.
04.07 Denis Ducarme (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. En ce qui concerne le travail de nos troupes sur le terrain, elle apporte de la clarté quant aux impératifs à rencontrer en matière de sécurité, de communication et d'interopérabilité.
Certains éléments indiqués sont rassurants au niveau du retour industriel et économique pour la Belgique. Évidemment, nous tenons à voir la valeur ajoutée belge – notre qualité, nos talents sur le plan industriel et économique – pleinement associée à un projet aussi important. Aussi, sans rentrer dans les détails aujourd'hui, je reviendrai vers vous ultérieurement afin d'avoir quelques précisions soit par ce biais soit par celui de la commission des Achats militaires.
Entre nous soit dit, monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues qui avez interpellé sur les fuites, compte tenu de ce qui vient d'être indiqué ici en termes de détails sur un tel dossier, je n'ai pas le sentiment – j'en parle tout à fait librement pour ne pas y avoir été mêlé – que les informations qui se sont retrouvées dans De Standaard aient dévoilé le dossier davantage que nous ne l'avons fait aujourd'hui.
Plusieurs parlementaires sont revenus sur le programme BEST en s'interrogeant sur sa nécessité. Certains ont même caricaturé en s'étonnant du prix de 5 millions d'euros pour l'achat de 40 vestes. Cela fait un peu cher la veste! Évidemment, pour la personne de la rue qui éprouve des difficultés à s'acheter une veste pour l'hiver, cela semble énorme, mais ce n'est évidemment pas comparable!
Le président: Pouvez-vous conclure, monsieur Ducarme?
04.08 Denis Ducarme (MR): Oui, monsieur le président.
Je conclurai en indiquant que, si les règlements existent, je ne vois pas clairement en quoi un débat qui a pris cours sur une telle question, de la manière dont elle a été posée dans la presse, dévoilerait quelque secret Défense extrêmement important, extrêmement sensible.
04.09 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, beaucoup de choses ayant déjà été dites, je serai plus succincte que mon collègue.
Monsieur le ministre, comme M. Ducarme, je pense que la transparence a aussi le mérite d'être débattue ici. Je ne vois pas en quoi nous aurions dû ne pas rebondir sur ce que nous avons appris de la presse. J'entends bien vos réponses et vous en remercie, en espérant que nous pourrons rouvrir le débat ultérieurement.
04.10 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik zal als voorzitter van de commissie voor de Legeraankopen blijven waken over de naleving van het Reglement en het protocol, zoals ik in deze trouwens heb gedaan.
04.11 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
U hebt echter niet geantwoord op een klein, maar niet onbelangrijk aspect van mijn vraag. Zal Defensie nu een juridische klacht indienen?
Ik wil tot slot nogmaals elke betrokkene, uzelf, alsook de voorzitter van de commissie voor de Legeraankopen en de Kamervoorzitter, oproepen om te doen wat zij moeten doen. Wij mogen dergelijke praktijken niet tolereren en ik vraag u heel formeel om de reglementaire bepalingen omtrent de schending van de geheimhoudingsplicht onverkort uit te voeren.
Ter aanvulling daarop kan ik zeggen dat recent in de Conferentie van voorzitters een voorstel is besproken en aangenomen om in het Kamerreglement de commissie voor de Legeraankopen toe te voegen aan de lijst van commissies waar de geheimhoudingsplicht strikt moet worden nageleefd.
04.12 Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de minister, ik vind het goed dat een aantal collega’s verontwaardigd is en dat dat ook hier in het debat komt. Zo niet verglijdt een en ander op termijn en kunnen wij van geen enkele deontologische regel nog zeker zijn.
Ik dring erop aan dat wij allemaal de verantwoordelijkheid zouden nemen om het Reglement wat dat betreft toe te passen. Hetgeen is gebeurd, is echt pijnlijk, te meer omdat men kan nagaan dat de betrokken collega zelfs niet eens aanwezig was op de technische besprekingen in die commissie en het ’s anderendaags toch nodig vond om in de krant daarover zijn verklaringen af te leggen.
Ik verwijs naar het Reglement dat stelt: “Wanneer vertrouwelijke dossiers worden meegedeeld, dienen de leden van de commissie en in voorkomend geval de aangewezen parlementaire medewerkers deze geheimhouding te eerbiedigen. Elke schending van de geheimhoudingsplicht zal aan de voorzitter van de Kamer worden meegedeeld die desgevallend aan de fractie zal vragen om het betrokken lid te vervangen.”
Ik dring er dus ook bij de Kamervoorzitter op aan dat hij dat namens de commissie zou doen en dat het Reglement strikt wordt toegepast wat dat aspect betreft.
04.13 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, je remercie les membres de la commission pour leurs interventions et leurs suggestions.
Collega
Kindermans heeft eigenlijk al geantwoord op de opmerking van collega Maertens.
Het is duidelijk dat de voorwaarden van het protocol moeten worden uitgevoerd.
Daarin spelen de Kamervoorzitter en de voorzitter van de commissie
Legeraankopen een essentiële rol.
04.14 Bert Maertens (N-VA): Zal Defensie of uzelf een stap zetten?
De voorzitter: De minister is niet verplicht om het antwoord te geven dat u verlangt. Hij wil dat dus duidelijk niet doen.
04.15 Bert Maertens (N-VA): Ik ben blij dat de voorzitter van de commissie de minister verdedigt. (Hilariteit)
De voorzitter: Ik zeg enkel dat de minister mag antwoorden wat hij wil en zelfs niet moet antwoorden.
04.16 Bert Maertens (N-VA): Ik stel vast dat hij niet antwoordt.
De voorzitter: Ik stel dat met u vast. Deze materie zal wellicht nog aan bod komen. Dan kan men de rest van de munitie nog opgebruiken.
L'incident est clos.
05 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "de Leopard 1A5-tanks" (nr. 1686)
05 Question de Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "les chars d'assaut Leopard 1A5" (n° 1686)
05.01 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, momenteel zijn er nog twee tankbataljons met de Leopard 1A5 uitgerust, namelijk het 1/3 Regiment Lansiers te Marche-en-Famenne en het 2/4 Regiment Lansiers te Leopoldsburg. Het was de bedoeling om binnen enkele jaren de Leopards uit omloop te nemen en ze te vervangen door gepantserde wielvoertuigen, Armoured Infantry Vehicles, AIV’s. Uw voorganger heeft 18 AIV DF90 pantservoertuigen aangekocht en u hebt vorig jaar aangekondigd deze te verkopen.
De conflicten zijn de jongste 20 jaar enorm geëvolueerd en het is daarom belangrijk om te investeren in nieuw materieel. Landsverdediging voert vooral nog missies uit om de vrede te handhaven en voor zulke opdrachten is mobiliteit cruciaal, maar de bescherming en veiligheid van onze militairen moet onze hoofdprioriteit blijven.
Onlangs verscheen een rapport van de Canadese overheid over operatie Medusa in Afghanistan. Het Canadese leger was ook van plan om de Leopard-tanks te vervangen door pantserwagens met wielen. Tijdens de gevechten in de provincie Kandahar bleek dat deze gepantserde wielvoertuigen enkele serieuze gebreken hebben.
Ik citeer
uit een Canadees rapport: “The Panjwai district’s mud-brick compounds and its
irrigation ditches presented the Armoured Infantry Vehicles with limits they
could not overcome. The Leopardtanks’ heft and traction are equally significant
because they can crumble low-lying brick walls by using front-mounted
engineering attachments like dozer blades or just their own weight. This clears
a path for other forces and allows the tanks to continue moving forward and
providing fire support.”
Canada heeft
daarom beslist om niet te investeren in pantserwagens met wielen. Ze hebben nu
20 Leopard 2A6 en 80 Leopard 2A4-tanks gekocht.
De AIV kostte
destijds gemiddeld tussen de 3,8 en de 4 miljoen euro, terwijl in
dezelfde periode Leopard 2A6-tanks tweedehands verkocht werden voor
1,5 miljoen euro. Er bestond en bestaat dus een goedkoper en
effectiever alternatief.
Wat bent u van plan met deze AIV DF90 pantservoertuigen? Gaat u deze verkopen? Hoeveel van de AIV DF90 pantservoertuigen zijn er intussen geleverd?
Indien deze niet verkocht worden, in welke eenheden worden ze dan ingezet? Zijn er gevolgen voor de Limburgse basis van Leopoldsburg, het 2/4 Regiment Lansiers en het 1/3 Regiment Lansiers in Marche-en-Famenne?
Hebt u al een koper gevonden voor deze pantservoertuigen als deze toch verkocht worden zoals u eerder had aangekondigd? Is er al een overeenkomst rond de verkoopprijs?
05.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega Grosemans, ten eerste, er zijn geen plannen voor de aankoop van tanks voor en door Landsverdediging.
Ten tweede, in het kader van de voltooiing van de transformatie werd het regiment van het 2/4 Regiment Lansiers als dusdanig ontbonden midden 2010 om te worden vervangen door de structuur met mediane bataljons. De Belgische mediane capaciteit stemt overeen met wat door de NAVO verstaan wordt onder medium forces. Een mediaan bataljon bestaat, naast de staf en de diensten, uit twee medianencompagnies, een direct fire compagnie en een verkenningspeloton. Een mediane compagnie zal samengesteld zijn uit twaalf armoured infantry vehicles AIV’s fuselier en vier armoured infantry vehicles AIV’s direct fire van 30 mm. Deze omvatten in geen geval moderne tanks.
De AIV DF30 is een standaardplatform waarop een 30 mm wapenstation is gemonteerd met een coaxiaal machinegeweer van 7.62 mm en een bemanning van drie personen en een antitankploeg van drie personen. De AIV DF30 is onder andere in staat licht gepantserde voertuigen te vernietigen. Deze AIV DF30 compagnies zijn gelegerd in Leopoldsburg en Marche-en-Famenne.
Met betrekking tot de levering van de voertuigen AIV DF90, het volgende. De levering is momenteel lopende. De al geleverde en nog te leveren AIV DF90’s van de vaste schijf zullen worden aangewend in het kader van de training van de eenheden. Een inzet van deze systemen in operaties wordt niet overwogen. Ter herinnering, deze vaste schijf wordt geleverd omdat het contract volledig verbreken enorme financiële gevolgen zou hebben gezien de firma het recht heeft om een schadevergoeding te eisen om haar verliezen ten gevolge van de volledige verbreking van het contract te compenseren. De schadevergoeding zou wat betreft de AIV DF90 evenveel bedragen als de aankoop van de achttien voertuigen van de vaste schijf zelf.
Concrete mogelijkheden voor de verkoop van de voertuigen met 90 mm kanon zijn op dit moment nog niet geëxploiteerd.
Dat is helaas het enige antwoord wat ik u kan geven.
05.03 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, als ik het goed begrijp, bent u afgestapt van uw plan om de AIV DF90-voertuigen te verkopen. U zult ze inzetten voor de training van eenheden.
05.04 Minister Pieter De Crem: Ik zal ze wel eerst geleverd moeten krijgen. U kent heel de problematiek van het 90-mm-verhaal. Ze moeten eerst geleverd worden. Het schadebeding is vastgelegd. De pistes worden geëxploiteerd, maar dat is op dit moment nog niet gebeurd. Er wordt dus niet afgestapt van dat plan, maar de piste is nog niet geëxploiteerd.
05.05 Karolien Grosemans (N-VA): U heeft nu al 9 geleverde AIV’s?
05.06 Minister Pieter De Crem: En er komen er 18.
05.07 Karolien Grosemans (N-VA): Er komen er 18, maar u bent niet van plan om ze te verkopen?
05.08 Minister Pieter De Crem: Jawel, maar wij wachten eerst de levering af en dan zullen wij dat exploiteren.
05.09 Karolien Grosemans (N-VA): U wacht eerst de levering af die eind 2012 zal zijn afgerond en pas dan gaat u op zoek naar kopers?
05.10 Minister Pieter De Crem: Dan gaan we exploiteren in dit bijzonder gegeerd wapentuig.
05.11 Karolien Grosemans (N-VA): Heeft u intussen al geïnteresseerden?
05.12 Minister Pieter De Crem: Als u er een weet zitten, mag u mij altijd zijn adres geven.
05.13 Karolien Grosemans (N-VA): Mag ik nog een vraag stellen? Wat bedoelt u precies met de training van de eenheden?
05.14 Minister Pieter De Crem: Dat zijn de eenheden die getraind worden in het vooruitzicht van te worden uitgestuurd naar operaties in het buitenland.
De voorzitter: Mevrouw, u hebt de kans gekregen om een paar keer een extra vraagje te stellen. We gaan deze vraag afsluiten, maar u hebt alle recht om hierop terug te komen.
Het incident is gesloten.
06 Question de M. Anthony Dufrane au ministre de la Défense sur "les futurs investissements sur la base aérienne de Florennes" (n° 1834)
06 Vraag van de heer Anthony Dufrane aan de minister van Landsverdediging over "de toekomstige investeringen op de luchtmachtbasis te Florennes" (nr. 1834)
06.01 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, j'ai récemment appris que vous aviez dernièrement présenté une série de contrats à vos collègues du gouvernement. Dans ce lot de dossiers, se trouvait notamment un contrat de travaux de 9,2 millions d'euros pour la construction d'un nouveau bloc logement (F51) avec parking à Bourg-Léopold.
Dans le même registre, vous avez annoncé aux membres de la commission de la Défense, en date du 20 octobre 2010, qu'un investissement de 4,28 millions d'euros serait prochainement présenté au gouvernement pour la base aérienne de Florennes et donnant ainsi certaines garanties relatives à sa pérennisation.
Pourriez-vous donc me tenir informé de l'état d'avancement de ce dossier et me communiquer la date de sa présentation au gouvernement?
06.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, chers collègues, avant de répondre à votre question relative à Florennes, je souhaiterais situer son thème dans un cadre plus général.
Les investissements en matériel ou en infrastructures réalisés par la Défense font l'objet d'une planification au sein du département et sont repris dans les plans annuels d'investissement. Chaque dossier d'investissement fait partie d'un marché qui est soumis à la législation sur les marchés publics. Suivant le type de marché (travaux, fournitures ou services), suivant le mode de passation (adjudication, appel d'offres ou procédure négociée) et suivant le montant, un avis de l'Inspection des Finances peut être requis, de même que l'accord du ministre ou secrétaire d'État au Budget pour les dossiers qui, de par leur ampleur, doivent être soumis à l'approbation du Conseil des ministres.
Le gouvernement étant en affaires courantes, une discipline et une prudence budgétaires doivent être observées. Chaque département est tenu de soumettre à l'approbation du Conseil des ministres, sous forme de listes, les dossiers pour autant qu'ils répondent à des critères bien déterminés, comme la continuité du service, l'urgence, la préservation des intérêts nationaux, etc. Et ce, pour autant que leurs montants dépassent le seuil fixé et qu'ils aient obtenu un avis positif et inconditionnel de l'Inspection des Finances, ce qui explique la série de contrats présentés au Conseil des ministres.
En ce qui concerne les investissements de la base aérienne de Florennes, je répète qu'il n'entre nullement dans mes intentions de fermer cette base et que les investissements qui y ont été planifiés seront donc poursuivis normalement. Les dossiers qui se trouvent dans les conditions fixées pour être présentés au Conseil des ministres lui seront présentés dès qu'ils seront finalisés, en principe, au cours du second semestre 2011 pour les dossiers devant être engagés en 2011.
06.03 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je resterai vigilant.
Het incident is gesloten.
07 Question de M. Anthony Dufrane au ministre de la Défense sur "la rationalisation des infrastructures militaires dans le cadre du plan de 'finalisation de la transformation'" (n° 1835)
07 Vraag van de heer Anthony Dufrane aan de minister van Landsverdediging over "de rationalisatie van de militaire infrastructuur in het kader van het plan 'de voltooiing van de transformatie'" (nr. 1835)
07.01 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, dans le cadre de votre plan de transformation de nos forces armées, vous avez entamé une rationalisation de l'infrastructure existante. Sur la base des principes énumérés dans votre plan, vous avez décidé de conserver 57 quartiers militaires et par conséquent d'en supprimer 22. Ajoutons à cela l'aliénation de 9 installations d'entraînement et de terrains d'exercice.
Je suppose, qu'aujourd'hui, la mise en œuvre de votre plan de rationalisation des infrastructures a largement avancé. Dès lors, pouvez-vous me dire quels sont les quartiers et installations ou terrains d'exercice qui ont déjà été fermés, ainsi que ceux qui ont déjà été aliénés depuis la mise en œuvre de votre plan?
En ce qui concerne les quartiers et installations ou terrains d'exercice déjà vendus, pouvez-vous me donner le prix que vous avez obtenu pour chaque infrastructure? Quel est le montant total des recettes récupérées par ces ventes? Le produit réalisé correspond-il aux estimations prévues dans le budget 2010 de la Défense? Où comptez-vous réinvestir cet argent au sein de la Défense?
Votre plan de transformation prévoit également qu'à court terme, d'autres quartiers et installations ou terrains d'exercice seront quittés et aliénés. Pouvez-vous me dire si les échéances présentées dans votre plan seront tenues? À combien estimez-vous les recettes de ces ventes? Où comptez-vous réinvestir cet argent au sein de la Défense?
07.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, le timing de l'implémentation du plan de finalisation de la transformation de la Défense, qui est suivi de très près par le département, avance comme prévu. Comme vous le savez, il s'étale sur plusieurs années.
En 2010, la Défense a déjà fermé les quartiers et terrains d'exercice suivants:
- le quartier Limbosch à Diest;
- le quartier Gooreind à Herentals;
- le dépôt Weelde en Campine;
- le
quartier Helchteren à Houthalen-Helchteren;
- une partie de la base de Bierset;
- la plaine du Sans-Souci à Bastogne;
- une partie du champ de tir à Brasschaat;
- l'île Vas-t'y-Frotte à Jambes;
- la partie Nord du domaine de Marche-les-Dames.
L'estimation de la valeur vénale des biens relève de la compétence du SPF Finances, chargé de l'organisation de la vente proprement dite ainsi que de la rédaction et de la finalisation des actes notariés. L'aboutissement plus ou moins rapide des ventes dépend également de plusieurs facteurs dont les principaux sont le processus des décisions d'une nouvelle destination au plan de secteur, l'assainissement des terrains en cas de pollution du sol, sans oublier la recherche de candidats acquéreurs et la volonté de ceux-ci de conclure rapidement la vente.
La Défense dépend donc, pour la procédure de vente, d'autres organismes fédéraux, régionaux, communaux et des candidats acquéreurs.
Les recettes des ventes sont reversées au budget de la Défense et réallouées à de grands projets d'investissements d'infrastructures sur les sites militaires nationaux. Elles servent également au paiement de la contribution belge au programme d'infrastructures de l'OTAN, par exemple à Mons.
En 2010, le SPF Finances a pu réaliser la vente d'une partie de la base de Bierset. Le produit de cette vente, qui s'élève à environ 2,6 millions d'euros, correspond à l'estimation prévue dans le budget 2010.
Les recettes à réaliser pour les années suivantes sont estimées à 1,02 million en 2011, à 2,05 millions en 2012, à 20,9 millions en 2012, à 13 millions en 2013, à 21 millions en 2014 et à 23 millions en 2015.
L'effort pour respecter le timing et l'implémentation du plan de restructuration de nos forces armées sera ainsi maintenu.
Étant donné le nombre de chiffres cités, je vous propose de vous fournir un exemplaire de ma réponse.
07.03 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse et je compte bien analyser le document qui me sera remis.
Cela dit, des réunions ou des contacts sont-ils organisés avec le ministère des Finances afin de faire le point sur l'état d'avancement de la situation?
07.04 Pieter De Crem, ministre: Oui, mais ce sont les comités d'achat qui sont chargés des conditions de vente. Bien entendu, les Régions jouent un rôle très important concernant la destination des terrains.
Un certain nombre de réunions ont eu lieu. Un accord informel a également été pris avec les autorités locales qui sont, pour nous, les premiers acteurs lorsqu'il s'agit d'orienter la destination future des terrains, et en particulier pour ce qui concerne les terrains aliénés.
L'incident est clos.
- de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "de audit van het Rekenhof van het 'Leren van Buitenlandse Militaire Operaties'" (nr. 1849)
- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "het verslag van het Rekenhof 'Leren van Buitenlandse Militaire Operaties'" (nr. 1987)
- de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Landsverdediging over "het verslag van het Rekenhof 'Leren van Buitenlandse Militaire Operaties'" (nr. 2002)
- de heer Gerald Kindermans aan de minister van Landsverdediging over "het recente verslag van het Rekenhof 'Leren van Buitenlandse Militaire Operaties'" (nr. 2157)
- M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "l'audit de la Cour des comptes 'Tirer des enseignements des opérations militaires à l'étranger'" (n° 1849)
- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "le rapport de la Cour des comptes 'Tirer des enseignements des opérations militaires à l'étranger'" (n° 1987)
- M. Dirk Van der Maelen au ministre de la Défense sur "le rapport de la Cour des comptes 'Tirer des enseignements des opérations militaires à l'étranger'" (n° 2002)
- M. Gerald Kindermans au ministre de la Défense sur "le récent rapport de la Cour des comptes 'Tirer des enseignements des opérations militaires à l'étranger'" (n° 2157)
08.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, ik zal het kort houden, want er is nog veel werk aan de winkel. Ongetwijfeld hebt u de audit van het Rekenhof ook gelezen. U hebt er zelfs een repliek op geschreven. Zoals het vaak gaat, krijgt u enkele weken de tijd om een repliek te schrijven. Het Rekenhof heeft het systeem Evaluatie & Lessons Learned doorgelicht en heeft een aantal opmerkingen geformuleerd bij alles wat met buitenlandse operaties te maken heeft. In de nasleep van de Rwandacommissie is die sectie opgericht om de operaties te evalueren en zo punten van kritiek of verbetering te formuleren.
Er is een aantal aanbevelingen geformuleerd. Ik citeer: “Ten eerste, Defensie kan beide rapporteringskanalen integreren en alle lessen in een uniek systeem registreren dat toegankelijk is voor alle betrokkenen. Daardoor wordt dubbel gebruik in briefings, coördinatievergaderingen, richtlijnen en procedures vermeden. Een aanpak van de databank Lessons Learned verdient de voorkeur.
Ten tweede, de ingevoerde lessen moeten worden gevalideerd aan de hand van de NAVO-criteria. Dat zal het Lessons Learned-systeem effectiever maken.
Ten derde, het hele proces moet in een consistent en transparant systeem worden opgevolgd en bewaakt.
Ten vierde, het gebruik van het Lessons Learned-systeem door de hiërarchische lijn moet meer aantoonbaar zijn.
Ten vijfde, om lessen op beheers- en beleidsmatig niveau te trekken, is het aangewezen diepgaande analyses te maken van de informatie uit meerdere operaties, zodat patronen kunnen worden geïdentificeerd”.
Een minister heeft altijd de mogelijkheid te repliceren op een auditrapport over de doorlichting door het Rekenhof van zijn beleid. U hebt dat ook gedaan en was bijzonder scherp. Voor een aantal zaken hebt u gezegd dat het niet mogelijk is, gezien het vertrouwelijk karakter van buitenlandse missies. Zomaar openlijk communiceren bemoeilijkt de zaak. U hebt dus een aantal bevindingen opzij geschoven. Ik vraag mij af met welke elementen die het Rekenhof naar voren brengt u wel akkoord kunt gaan. Plant u maatregelen op basis van dit rapport om beterschap te brengen in een aantal evaluatieprocedures van alles wat met buitenlandse operaties te maken heeft?
De voorzitter: Mijnheer De Vriendt, mag ik u vragen om uw schriftelijke tekst wat te comprimeren, want u houdt dit nooit binnen de drie minuten.
08.02 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Ik doe mijn best mijnheer de voorzitter.
Mijnheer de voorzitter, het Rekenhof heeft inderdaad een zeer interessant onderzoek gevoerd over Defensie en buitenlandse operaties met een aantal onderzoeksvragen. De conclusies van het Rekenhof zijn op diverse vlakken kritisch en de vraag stelt zich dan ook hoe u als minister daarop reageert.
Een eerste punt, de verantwoording over de buitenlandse operaties: het Rekenhof stelt dat de informatie die aan het Parlement wordt verstrekt beperkt en algemeen van aard zou zijn. In de praktijk is het meestal het Parlement zelf dat om uitleg vraagt indien de regering beslist aan een operatie deel te nemen.
Verder stelt het rapport dat het Rekenhof weinig informatie gevonden heeft over de evaluatieresultaten van de operaties, die vanuit Defensie aan de regering zijn bezorgd, zoals nochtans de Rwanda-commissie in haar aanbeveling 47 had gevraagd.
Ten tweede: lessen trekken uit buitenlandse operaties. Defensie beschikt over een lessons-learned-databank model, maar het Rekenhof heeft bemerkingen bij het functioneren ervan, het gebrek aan een consistent systeem om vaststellingen te valideren, ook enige twijfel over de vraag of de hiërarchie de databank en de verslagen wel gebruikt. Bovendien is er ook een globaal concept ‘operationele evaluatie’, eigenlijk een tweede soort systeem, en de integratie van beide databanken van beide systemen werd nog niet gerealiseerd. Het Rekenhof besluit dat er een gebrek aan coördinatie is.
Ten derde, het Rekenhof stelt ook een duidelijk gebrek aan transparantie vast over de kostprijs van elke buitenlandse operatie. De begroting van Defensie is niet voldoende transparant, zo zegt het Rekenhof. Vandaar mijn vraag, hebt u maatregelen genomen om aan deze opmerkingen tegemoet te komen en kunt u ook een overzicht geven van de bruto kosten van elke buitenlandse operatie voor het jaar 2010?
Ten vierde, een laatste vraag, u hebt gereageerd op het voorontwerp van het verslag, maar in uw repliek – en het werd al aangehaald door collega Francken – hebt u zich vooral beperkt tot methodologische bezwaren als het ware. Eigenlijk bent u niet ingegaan op de vele interessante aanbevelingen en punten van opmerkingen en kritiek van het Rekenhof en dat is toch op z’n minst opmerkelijk te noemen. In het nawoord van het Rekenhof wordt dit trouwens zo uitdrukkelijk vermeld.
Vandaar mijn vraag, kunt u uitleggen hoe u omgaat met alle geformuleerde aanbevelingen en in welke mate u eraan wil tegemoet komen?
08.03 Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wij hebben met veel interesse het verslag van het Rekenhof “Leren van Buitenlandse Missies” gelezen dat in december werd gepubliceerd en aan de Kamer van volksvertegenwoordigers is gericht.
In de nasleep van de Rwandacommissie richtte Defensie een sectie Evaluatie & Lessons Learned op. Het was de bedoeling om buitenlandse operaties grondig te evalueren en de resultaten van die evaluaties in operationele richtlijnen om te zetten.
In zijn rapport heeft het Rekenhof getracht te onderzoeken of Defensie wel degelijk lessen trekt uit deze evaluaties om zo de efficiëntie en de effectiviteit van haar toekomstige buitenlandse missies te verbeteren.
Vooral de hoofdstukken 2 en 3 bevatten volgens ons interessante analyses en bruikbare aanbevelingen.
Zo wordt in hoofdstuk 2 gepleit voor de versterking van de sectie Evaluatie & Lessons Learned, het stroomlijnen van de verschillende informatiekanalen, het uniformiseren van de datagegevens en het werken met NAVO-criteria bij het evalueren van operaties.
In hoofdstuk 3 wordt dan weer gefocust op de geleerde lessen. Lessen trekken heeft, zoals in het rapport terecht wordt opgemerkt, immers alleen zin als er iets mee wordt gedaan en als de getrokken lessen op die manier een positieve impact hebben op toekomstige operaties.
Bovendien maakt het Rekenhof duidelijk dat Defensie leert uit positieve en negatieve ervaringen op het terrein.
Alleen is het jammer dat de geloofwaardigheid van het rapport gedeeltelijk onderuit wordt gehaald door hoofdstuk 1, dat gebaseerd is op een zogenaamd wetenschappelijk artikel “Kroniek van een nakende grondwetswijzing? Parlementaire controle op het inzetten van strijdkrachten in het buitenland” dat in november 2009 is verschenen in het Rechtskundig Weekblad.
Bepaalde stukken zijn zelfs letterlijk gekopieerde teksten. Interessant is dat de auteur in de eerste voetnoot drie kamerleden expliciet bedankt voor hun medewerking. Het gaat om Ludwig Vandenhove, Hilde Vautmans en Wouter De Vriendt, allen lid van de bijzondere gemengde commissie Buitenlandse Operaties. Zij geven aan hun eigen standpunt geloofwaardigheid via een wetenschappelijk artikel en stellen er hier dan vragen over. Zo is de cirkel rond en zo kan men dus een dossier samenstellen.
Mijnheer de minister, wat is de werkmethode voor het bezorgen van informatie? Hoe komt men aan de procedures? Hoe weet men hoe het Rekenhof daarmee omgaat, zodat dergelijke niet-wetenschappelijke kwadratuur van de cirkel niet meer mogelijk is?
08.04 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega-vraagstellers, ik onderschrijf de analyse van het Rekenhof dat Defensie een degelijk systeem met heel wat potentieel heeft ontworpen, om informatie over problemen bij buitenlandse opdrachten te verzamelen, te analyseren en te verspreiden. Zulks is een nieuwe evolutie.
Ik stel vast dat zij die wel inspanningen leveren om tot een dergelijk organiek kader te komen, de roede krijgen. Zij die ze niet leveren, worden gewoon gespaard.
Ten tweede, het document in kwestie is niet wetenschappelijk te noemen. De heer Vandenhove, mevrouw Vautmans en de heer De Vriendt zijn geconsulteerd om hun visie te geven. Dat ik, in mijn hoedanigheid van voogdijminister over het departement van Defensie, niet word geconsulteerd, kan mij, eerlijk gezegd, geen barst schelen. Echter, dat de partij namens wie ik in het Parlement zit, niet en op geen enkele wijze wordt geconsulteerd, noch van ver noch van nabij, ondergraaft natuurlijk op beduidende wijze de waarde van het document.
Ik heb zulks ook met zoveel woorden aan de heer Voorzitter van het Rekenhof laten weten. Tot op heden heb ik op voornoemde post nog geen antwoord gekregen.
Ten tweede, het proces “Evaluation and Lessons Learned” binnen Defensie is een levend proces, dat continu wordt verbeterd. Het Rekenhof heeft het proces tussen juli en december 2009 doorgelicht.
Wij zijn nu al meer dan een jaar later. Defensie heeft intussen verbeteringen aangebracht. De Defensiestaf heeft mij verzekerd dat het huidig gehanteerde proces globaal gezien conform is met de aanbevelingen van de audit en in overeenstemming met de “NATO Lessons Learned” en het “process” dat daarop van toepassing is.
Ook een recent verslag van de inspecteur-generaal van Defensie, dat er op mijn verzoek is gekomen, wordt geanalyseerd met het oog op het nog beter dienen van de core business van Defensie, namelijk het voeren van operaties voor vrede en veiligheid.
De brutokostprijs van de belangrijkste, buitenlandse operaties in 2010, uitgedrukt in miljoenen euro, bedraagt voor KFOR in Kosovo 3,285 miljoen euro. Voor ISAF in Afghanistan is dat in globaliteit 103,405 miljoen euro. Voor de DAS Close Protection in Afrika is dat 1,145 miljoen euro. Voor MONUC/MONUSCO in het oosten van Congo bedraagt de kostprijs 11,633 miljoen euro. Voor UNOCI in Côte d’Ivoire is dat 0,369 miljoen euro. De operatie Atalanta ten noorden van Afrika kost 9,6 miljoen euro. Ocean Shield in de Indische Oceaan draagt een kostprijs van 0,001 miljoen mee. De operatie UNMIS in Soedan heeft een kostenplaatje van 0,262 miljoen euro. Voor EUTM, een opleidingsmissie in Somalië, bedraagt de kostprijs 0,1 miljoen euro. Voor de NATO Support to African Union is dat 0,033 miljoen euro, voor de PPM-operatie in Burundi 0,077 miljoen euro en voor de PPM-operatie, dus het partnerschap op het vlak van Defensie, in Benin 0,093 miljoen euro. De kostprijs voor UNIFIL in Libanon bedraagt 18,207 miljoen euro en voor UNTSO in Somalië 0,076 miljoen euro. Voor Earthquake in Haïti is dat 1,343 miljoen euro en voor Active Endeavour in de Middellandse Zee 0,033 miljoen euro. De operatie Open Spirit in de Baltische Zee kost 0,484 miljoen euro.
Het Rekenhof haalt een gebrek aan transparantie van het budget aan door te stellen dat de kosten van elke operatie er niet in voorkomen. Indien de kosten per operatie in het initieel opgestelde budget niet voorkomen, dan is dat hoofdzakelijk te wijten aan de op het moment van de opmaak en het moment van het ter perse gaan van de parlementaire documenten nog niet bekende details van de operatie. Defensie maakt sinds enkele jaren een punt van de verbetering van de kwaliteit van de verantwoording van haar budgettaire voorstel. Het Rekenhof heeft dat trouwens aangehaald bij de voorstelling van het budget 2010 en voor het programma van de operaties in het bijzonder. De geschatte kosten van elke operatie zullen in de mate van het mogelijke bij het voorstellen van het budget 2011 worden vermeld.
Het Rekenhof stelt ook dat een gedeelte van de uitgaven verbonden aan operaties, niet wordt aangerekend op het hiertoe bestemde budgettaire programma. Op dat punt zal ik mijn standpunt aanhouden. Enkel de uitgaven die voortvloeien uit operaties en die niet zouden voorkomen, mochten zij niet hebben plaatsgevonden, dienen te worden aangerekend op het programma van de operaties. Anders werken zou de indruk kunnen wekken dat bij een gebrek aan operaties de wedde van de militairen niet zou worden betaald. Ook in Nederland volgt men dezelfde logica.
Ik verwijs voor het overige naar mijn schriftelijke antwoord op het ontwerpverslag met betrekking tot het leren van buitenlandse militaire operaties, dat in bijlage 2 van het verslag van het Rekenhof aan de Kamer van volksvertegenwoordigers te vinden is.
08.05 Theo Francken (N-VA): Bedankt voor het antwoord, mijnheer de minister.
08.06 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): U bent bijzonder vaag over de mate waarin u de aanbevelingen van het Rekenhof wil realiseren. Op zichzelf is het nogal vreemd dat u die inhoudelijke zaken niet hebt vermeld in uw antwoord aan het Rekenhof. Het Rekenhof beklaagt zich daar zeer formeel over.
In uw antwoord doet u nogal denigrerend over het werk van het Rekenhof en ook over de instelling zelf. Als minister is dat weinig passend. Het is toch een diepgaande analyse van de buitenlandse militaire operaties. Het is heel flauw dat u en collega Kindermans de analyse van de FWO-onderzoeker aangrijpen om het hele rapport te ondermijnen. De FWO-doctorandus spreekt zich uit over een bepaalde zaak, namelijk dat de informatie die aan het Parlement wordt verstrekt, beperkt en algemeen van aard zou zijn. Alle andere aanbevelingen van het Rekenhof worden wel degelijk door het Rekenhof zelf bepaald en gebeuren dus niet op basis van het onderzoek van die doctorandus.
Ik overloop snel de pagina’s met de punten van kritiek: pagina’s 19, 21, 33, 29 en 20.
Ik rond af. Er zit heel veel in dit rapport. Uw antwoord was ondermaats en ook denigrerend ten opzichte van het Rekenhof. Ik hoop dat u binnenskamers wel de moeite doet om dit rapport zeer goed te bestuderen en te zien welke aanbevelingen u in de praktijk kunt omzetten.
08.07 Gerald Kindermans (CD&V): Ik ga daar niet te veel op antwoorden, maar ik zou collega De Vriendt willen suggereren de teksten eens naast elkaar te leggen en eventueel een programma aan te wenden dat men aan de universiteit gebruikt om studenten te buizen wanneer zij teksten afschrijven. U zou dan perfect kunnen zien dat dit gewoon copy/paste is. Ik begin te twijfelen aan de geloofwaardigheid van een document, wanneer hele stukken voorkomen in een ander zogenaamd wetenschappelijk document. De wetenschappelijkheid van dat laatste document trek ik dan alweer in twijfel omdat het ingegeven is door drie collega’s die ik zeer goed heb leren kennen tijdens de vorige legislatuur, en hun standpunten ook.
L'incident est clos.
09 Vraag van mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Landsverdediging over "het ongeluk van een F-16 in Marokko" (nr. 1856)
09 Question de Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense sur "l'accident d'un F-16 au Maroc" (n° 1856)
09.01 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op donderdag 16 december verscheen het bericht dat een incident met een Belgische F-16 had plaatsgevonden tijdens trainingen in Marokko. Een botsing van een Belgische F-16 met hoogspanningskabels zette delen van Marokko en Algerije zonder stroom.
Volgens verschillende bronnen lag “Top Gun-gedrag” aan de basis van dit ernstig incident. Ik vind het onaanvaardbaar dat zoiets kon gebeuren met materieel van miljoenen euro. Wij moeten natuurlijk wel het onderzoek afwachten, voor wij definitieve conclusies trekken.
Mijnheer de minister, ik heb hierover toch de volgende vragen.
Er is nog steeds veel onduidelijkheid over wat er juist gebeurd is. Kunt u hierover intussen meer duidelijkheid geven?
Het incident zette grote delen van Marokko en Algerije zonder stroom. Dat zal in beide landen voor aanzienlijke ongemakken en zelfs schade gezorgd hebben. Hoe reageerden beide landen op het incident?
Wat gaat dat “Top Gun-gedrag” de Belgische Staat kosten? Wat is de schade aan de F-16? Wat zijn de geschatte kosten die Algerije en Marokko rechtstreeks en onrechtstreeks geleden hebben ten gevolge van het incident?
De voorzitter: Mijnheer de minister, is er daar sprake van Top Gun-gedrag?
09.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Grosemans, ik weet natuurlijk niet naar welke scène u verwijst. De scène die mij het meest bijblijft, is die van opstijgende en landende vliegtuigen op een vliegdekschip. Dat wordt nadien door Tom Cruise en Kelly McGillis, als ik mij niet vergis, op een bijzonder uitbundige manier verwelkomd, op alle vlakken. Het doet hen “take my breath away” zingen.
Dat gezegd zijnde, het ongeval op 11 november met de F-16 in Marokko is voorgevallen tijdens een intensieve oefenperiode, met onder andere vluchten op zeer lage hoogte, vanuit de luchtmachtbasis van Sidi Slimane in het noorden van Marokko. Het onderzoek is lopende. Zolang het loopt, kunnen er geen officiële resultaten worden bekendgemaakt. Ik heb mij daarvoor ook bij mijn Marokkaanse collega verontschuldigd.
Er is tot nu toe geen enkele reactie op het niveau van Defensie genoteerd, meer bepaald bij de dienst Geschillen van de algemene directie Juridische Steun en Bemiddeling. De opgelopen schade aan de F-16 bestaat uit insnijdingen in de vleugels en ter hoogte van de verankeringspunten. De gedemonteerde F-16 bevindt zich momenteel in Melsbroek. In de komende weken zal hij via wegtransport naar de basis van Florennes worden teruggebracht, waar hij een expertise zal moeten ondergaan om de kosten van de reparatie te bepalen. Geen enkele raming van de schade opgelopen door Marokko en Algerije is momenteel bij Defensie bekend.
09.03 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
L'incident est clos.
- de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "de beslissing van de Ministerraad van 24 december 2010 omtrent de deelname aan operaties in 2011 en het NRF in 2011-2013" (nr. 1882)
- de heer Philippe Blanchart aan de minister van Landsverdediging over "de operationele inzet in 2011" (nr. 2321)
- M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "la décision du Conseil des ministres du 24 décembre 2010 concernant la participation à des opérations en 2011 et à la NRF en 2011-2013" (n° 1882)
- M. Philippe Blanchart au ministre de la Défense sur "les engagements opérationnels en 2011" (n° 2321)
10.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 24 december legde de Ministerraad het Belgisch engagement in het buitenland vast voor het volgende jaar. Hierbij werd besloten het Belgisch leger voor de volgende operaties in te zetten: in Afghanistan met BELU-ISAF, met maximum 626 soldaten; in Libanon met BELUFIL UNIFIL, met 100 soldaten tot 31 augustus; in Hoorn van Afrika met UNAVFOR Atalanta, the Ocean Shield; in Burundi, Benin, DR Congo, Monusco, Soedan, de Belgische ambassades in Afrika, met DAS, in de Baltische Zee; in Middellandse Zee. Bovendien werd besloten om zich in te schrijven en zich stand-by te houden voor de NATO Response Force en de EU Battlegroups. Graag kreeg ik van u informatie over deze geplande operaties.
Ten eerste, wat is het troepenplafond dat door Defensie tegelijkertijd voor operaties in het buitenland kan worden ingezet? Met andere woorden, welke is de maximumlimiet in ideale omstandigheden. Hoeveel militairen en burgers schat Defensie in 2011 tegelijkertijd in te zetten op basis van de aangekondigde operaties, exclusief militairen werkzaam in internationale staven? Hoeveel militairen en burgers zullen in 2011 werkzaam zijn in internationale staven?
Ten tweede, wat is de raming van de kosten opdat Landsverdediging in 2011 de internationale verplichtingen kan nakomen? Ligt dat bedrag hoger dan in 2010?
Ten derde, twee grote afwezigen in dit persbericht waren de missie voor het UNTSO, United Nations Treaty Supervision Organizations, of een aantal VN-waarnemers in het Midden-Oosten, evenals de Belaremissie, u ongetwijfeld beter bekend als de Antarcticamissie op de Prinses Elisabethbasis. Moeten wij hieruit besluiten dat deze missies in 2011 zullen worden stopgezet?
Ten slotte, nog een vraag over Libanon. Ik heb me laten vertellen dat u die missie liever kwijt dan rijk bent, maar België heeft daar nu eenmaal engagementen in opgenomen. Het is of was in het verleden een topprioriteit in het kader van de NAVO of de Verenigde Naties. Is de datum van 31 augustus 2011 definitief de stopzetting?
10.02 Philippe Blanchart (PS): Monsieur le président, ma question sera malheureusement un peu moins sexy; nous n'aurons pas l'occasion de discuter de cinéma ou de la cravate de M. Ducarme!
Monsieur le ministre, en novembre, nous avions eu un échange intéressant sur les opérations militaires à l'étranger, notamment celles prévues pour 2011. Entre-temps, le Conseil des ministres du 24 décembre a approuvé les engagements opérationnels pour 2011 ainsi que la contribution belge à la Nato Response Force de l'OTAN pour la période 2011-2013. Vous venez d'évoquer les grandes masses budgétaires qui ont été affectées aux différentes opérations à l'étranger. Pouvez-vous nous fournir de plus amples informations sur cette décision, plus précisément les différents théâtres d'opérations sur lesquels nos militaires sont actifs, le nombre de participants pour chaque opération, la durée de l'engagement ainsi que le budget alloué?
Comme je vous l'avais déjà suggéré en novembre dernier et comme cela a d'ailleurs été évoqué dans les questions précédentes, il serait utile, dans un souci de clarté, de venir exposer au parlement, à l'aide d'un tableau explicatif et didactique qui reprendrait toutes ces informations, les décisions prises en termes d'engagements opérationnels, de manière à pouvoir en suivre l'évolution.
Par ailleurs, la frégate Louise-Marie a mis fin le 20 janvier à trois missions anti-piraterie dans le golfe d'Aden et dans le bassin somalien. Quel est le bilan de cette mission?
En outre, il semblerait qu'un projet de renforcement des capacités maritimes locales pour la lutte anti-piraterie pourrait être mis en place à Djibouti et au Yémen. Ce projet a-t-il déjà été discuté entre les ministres européens de la Défense? Si oui, quels seraient les contours de cette nouvelle mission?
10.03 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik begin met een antwoord op de vraag van de heer Francken.
Het troepenplafond dat tegelijkertijd voor operaties in het buitenland kan worden ingezet – met andere woorden, het ambitieniveau van Defensie – is in detail beschreven in de politieke oriëntatienota van juni 2008. Conform het regeerakkoord zullen, zoals vermeld, meer middelen voor operaties worden aangewend. Om deze doelstelling te ondersteunen worden de inspanningen opgedreven om een groter deel van het werkingsbudget te besteden aan operaties en training. Er zal, eventueel gefaseerd, naar gestreefd worden om op jaarbasis gemiddeld 1 200 personeelsleden te ontplooien voor vredesondersteunende operaties.
Tot de terugkeer van het fregat Louise-Marie op 7 februari 2011 zullen gemiddeld een duizendtal militairen ingezet worden in het buitenland. Vanaf maart tot eind 2011 zullen dat er gemiddeld een 800-tal zijn. Deze cijfers zijn exclusief de militairen werkzaam in de internationale staven waar er gemiddeld een 55-tal militairen zijn tewerkgesteld. Deze cijfers gaan in belangrijke mate uit van eerdere beslissingen van de Ministerraad. Er werd tijdens de Ministerraad van 24 december 2010 afgesproken dat de minister van Defensie een nieuw dossier aan de raad zal voorleggen tegen eind maart 2011, om aldus te kunnen inspelen op veranderende factoren.
De kosten voor Defensie om de internationale verplichtingen in 2011 na te komen, worden geraamd op 156,463 miljoen euro bruto en op 76, 766 miljoen euro netto. Dit bedrag ligt niet hoger dan in 2010.
De Belgische bijdrage aan de UNTSO, United Nations Truce Supervision Organization, werd in mijn nota aan de Ministerraad hernomen. Deze missie wordt dus niet stopgezet in 2011. De steun aan de BELARE-missie wordt niet hernomen onder de deelname aan operaties. Deze steun wordt immers gedragen door het budget Training.
Pour répondre à votre question, monsieur Blanchart, un tableau reprenant nos engagements opérationnels pour 2011 vous sera fourni par mes collaborateurs.
La frégate Louise-Marie a terminé sa mission Atalante le 20 janvier dernier. Le navire est attendu à Zeebrugge le 7 février. Il est encore trop tôt, comme vous le comprenez, pour pouvoir établir un bilan complet de l'opération mais nous pouvons d'ores et déjà constater que le navire a été à même de remplir avec succès la mission qui lui était dévolue.
L'Union européenne pense à une mission de développement des capacités maritimes locales. Pour l'instant, ce projet comporte deux volets: d'abord, l'assistance et le conseil dans la programmation et la planification du matériel et l'équipement, y compris la maintenance; ensuite, l'entraînement, lors de cours maritimes à terre mais également lors de cours en mer, dans le domaine nautique et tactique. Le but final de ce projet est le développement d'une capacité dans le cadre de la Eastern African Maritime Component (EAMC) et d'une capacité pour la Somalie de contrôler son littoral côtier. Ce projet n'a pas encore été discuté entre les ministres européens de la Défense.
Je vous transmets le document qui sera très didactique.
De voorzitter: Mijnheer de minister, mag ik voorstellen dat het document aan de secretaris wordt overhandigd, zodat alle commissieleden daarvan kopie kunnen krijgen?
10.04 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, begrijp ik het goed dat er nu een duizendtal zijn en in januari-februari een achthonderdtal, waarna u in maart komt met een oriëntatienota inzet buitenlandse strijdkrachten?
Ik meen toch dat wij uiteindelijk vanaf augustus 2011 zullen terugvallen op een zevenhonderdtal. Immers, als de missie in Libanon dan ook afgelopen is, zullen er nog een zevenhonderdtal in buitenlandse operaties zijn op hetzelfde ogenblik. Begrijp ik dat goed?
10.05 Minister Pieter De Crem: De operatie in Libanon is geen NAVO-operatie, maar een UN-operatie.
Nog wat Libanon betreft, onze inzet aldaar werd op mijn voorstel verlengd tot eind augustus. Maar toen hebben we niet beslist over al of niet verlenging na die termijn.
We waren toen ook nog in lopende zaken en ik heb de consensus van de regering gekregen om dat te doen. Eind maart moet er echter wel worden beslist wat wij zullen doen met de missie in Libanon. Dat zal afhangen van de interpretatie van de notie lopende zaken en hoe die evolueert.
Hoe dan ook moeten wij tijdig een beslissing nemen om de operatie in Libanon al of niet te verlengen. De bewering als zou ik neutraal of misschien een licht negatief vooroordeel hebben ten opzichte van de operatie, is niet juist.
De oriëntatie van onze aanwezigheid in Libanon is echter wel veranderd, met die zin dat wij met het veldhospitaal Tibnin hebben verlaten en ons hebben geconcentreerd op de echte kerntaak, met hoofdkwartier in Atiri, namelijk de ontmijning in de Blue Line, een gevaarlijke opdracht, die tot ieders voldoening wordt vervuld.
10.06 Theo Francken (N-VA): Ik heb een zaak niet goed begrepen, omdat u zo snel sprak. BELARE wordt niet afgebouwd, maar waardoor wordt het budget overgenomen?
10.07 Minister Pieter De Crem: Het staat op het budget Training.
10.08 Philippe Blanchart (PS): Monsieur le ministre, je constate que vous avez suivi l'opération de la frégate Louise-Marie avec beaucoup d'intérêt. Je me réjouis d'apprendre que nous aurons, au mois de mars, un exposé didactique complet sur la situation.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "de herbestemming van de kazerne aan de citadel van Diest" (nr. 1920)
11 Question de M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "la réaffectation de la caserne de la citadelle de Diest" (n° 1920)
11.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de citadel van Diest werd daarnet reeds even aangehaald in de vraagstelling over het Pegasusmuseum, maar mij gaat het vooral over de herbestemming van de kazerne.
Ik weet via onze Vlaamse ministers, in Vlaanderen heeft de N-VA wel reeds ministers …
11.02 Minister Pieter De Crem: (…)
11.03 Theo Francken (N-VA): Geen commentaar.
Alleszins, de ministers die wij in Vlaanderen hebben, of de mensen op het kabinet alleszins, hebben mij laten weten dat er toch wel wat vooruitgang is in het dossier van de herbestemming van de kazerne aan de citadel van Diest.
De provincie organiseerde reeds overleg over de bestemming van de fortengordel tussen de betrokken erfgoedconsulenten, bouwkundig erfgoed en landschappen, op 22 januari 2010 en op 19 maart 2010. Daarop werd een intentieverklaring opgesteld om een masterplan voor de site te laten uitvoeren. Nadien heeft de provincie voor alle betrokken partijen nog een ontmoetingsmoment georganiseerd op de site. Toch blijft een aantal buitenstaanders een beetje op hun honger zitten in verband met de informatie.
Ik vernam wel dat er een stuurgroep is opgericht waarin ook Defensie aanwezig is, maar bijvoorbeeld ook Ruimte en Erfgoed, dat is een poot van de erfgoeddienst van de Vlaamse Gemeenschap, ANB, het stadsbestuur van Diest en de provincie Vlaams Brabant, die zijn blijkbaar bij elkaar geweest.
Is er reeds meer bekend over de mogelijke herbestemming van de citadel? Er zijn al verschillende opties bekend: woningen, toeristische en recreatieve doeleinden, zelfs een jeugdherberg zou tot de mogelijkheden behoren. Is er reeds een keuze gemaakt?
Is het juist dat er in opdracht van de stad en de provincie een haalbaarheidsonderzoek werd toegewezen voor de herbestemming van de citadel in Diest? Wat is het resultaat hiervan of wanneer wordt dit resultaat verwacht?
Hoe verliep de vergadering van 23 december jongstleden? Wat werd er afgesproken? Wanneer komt de stuurgroep terug samen? Wie neemt deel namens Defensie?
Weet u wie voor de kosten van de gebouwen zal opdraaien? Het zal immers zware investeringen vergen om de citadel om te bouwen, eender voor welk doel.
Hoeveel vraagt Defensie juist voor deze site? Aan wie zal het verkocht worden? Is er hierover reeds een akkoord?
11.04 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega Francken, in het kader van de toekomstige ruimtelijke invulling op het gewestplan van alle Vlaamse sites die door Defensie worden verlaten, werd in 2010 door de Vlaamse regering meegedeeld dat voor elke site een beleidsoptie zou worden genomen over wie hier het initiatief moet, moest of zal nemen, de gemeente, de provincie of het Gewest zelf.
De stad Diest en de provincie Vlaams-Brabant hebben inderdaad een extern bureau de opdracht gegeven om een haalbaarheidsstudie uit te voeren over de verschillende opties die mogelijk zouden zijn, waaronder ook een jeugdverblijfcentrum. De studie loopt tot de lente van 2011, een definitieve keuze is dus nog niet gemaakt.
De ambtelijke stuurgroep die deze haalbaarheidsstudie opvolgt, is een eerste keer samengekomen op 26 november. Een volgende vergadering is nog niet gepland. Op die startvergadering was een afvaardiging van de defensiestaf, het provinciecommando en het kwartiercommando aanwezig. Die delegatie kan variëren in functie van de te bespreken agendapunten. Op 23 december is niet de stuurgroep, maar wel de werkgroep samengekomen. Aanvankelijk was niet bepaald dat Landsverdediging ook hierin zou plaatsnemen, maar op uitdrukkelijk verzoek van de stad werd toch een afvaardiging van Defensie opgenomen. Het kwartiercommando vervult die functie. De vergaderingen verlopen zeer constructief. Er wordt aan het externe studiebureau de nodige informatie bezorgd om toe te laten de haalbaarheidsstudie in optimale omstandigheden te kunnen laten uitvoeren.
De kosten voor de ombouw van de citadel tot de nieuwe nog te bepalen bestemming, zullen waarschijnlijk worden gedragen door de nieuwe eigenaar. Landsverdediging zal de site overdragen aan de Federale Overheidsdienst Financiën voor vervreemding. Die zal de venale waarde bepalen. Op dit ogenblik is het niet duidelijk of de stad of de provincie de citadel zelf zullen verwerven via een minnelijke onteigeningsprocedure dan wel via een verkoop aan de meest biedende, die natuurlijk zal worden georganiseerd door de Federale Overheidsdienst Financiën.
Voor de omliggende gronden, buiten de vesten van de citadel, heeft het Vlaams Gewest, met name het Agentschap voor Natuur en Bos, haar interesse voor verwerving laten blijken. Tot daar alle informatie die ik over dit dossier nu kan geven.
11.05 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik kan alleen zeggen dat ik, ook namens velen in onze regio, hoop dat het zal kunnen worden overgedragen of eventueel verkocht, niet aan een privéspeler maar aan de stad of de provincie om er een publiek karakter aan te blijven geven.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "de kritiek van Chef Defensie Delcour" (nr. 1932)
- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "de kritische uitspraken van stafchef Delcour" (nr. 1934)
- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "de taalevenwichten binnen het leger" (nr. 1937)
- de heer Gerald Kindermans aan de minister van Landsverdediging over "de recente nieuwjaarsbrief van de Belgische Chief of Defense, generaal Charles-Henri Delcour" (nr. 1954)
- de heer Anthony Dufrane aan de minister van Landsverdediging over "de nota van 24 december van generaal Delcour" (nr. 2311)
- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "la critique du chef de la Défense M. Delcour" (n° 1932)
- Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "les propos critiques tenus par le chef d'état-major Delcour" (n° 1934)
- Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "les équilibres linguistiques au sein de l'armée" (n° 1937)
- M. Gerald Kindermans au ministre de la Défense sur "la récente lettre de voeux du chef de la Défense, le général Charles-Henri Delcour" (n° 1954)
- M. Anthony Dufrane au ministre de la Défense sur "la note du 24 décembre du général Delcour" (n° 2311)
12.01 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, Chef Defensie Delcour heeft in zijn nieuwjaarsbrief volgens berichten in de media heel wat kritische bedenkingen gemaakt bij het huidige defensiebeleid.
Ten eerste zou ik graag aan uw kabinet willen vragen om de leden van de commissie de integrale nieuwjaarsbrief van de CHOD te willen bezorgen.
Verder graag uw reactie op zijn kritiek op de vrijwillige legerdienst en meer bepaald de toch wel zeer geringe interesse bij jongeren en de grote uitval bij de jongeren die aan de opleiding begonnen zijn. In welke mate kunt u dit systeem blijven verdedigen? We merken op dat de kritiek van de CHOD overeenkomt met de kritiek van de groene oppositie in het verleden. Ik stel dat samen met u vast, mijnheer de minister.
Graag ook uw reactie op zijn stelling dat de concentratie van middelen en personeel voor de operatie in Afghanistan problematisch is voor het functioneren van het leger op andere gebieden. Ook dit sluit aan bij mijn eerdere kritische bedenkingen.
De CHOD pleit ook voor een efficiënte decompressieperiode voor militairen na buitenlandse operaties net zoals ik dat zelf al gedaan heb in een eerdere parlementaire vraag. U blijkt echter blijkbaar geen voorstander te zijn van decompressie.
Verder heeft mijn fractie in het Parlement allang het belang van internationale samenwerking en taakverdeling benadrukt op basis van de beheersing van de militaire budgetten. De tijd waarin elk land elk van de vier componenten moet uitbouwen ligt achter ons. Specialisatie en taakverdeling op Europees vlak of à la carte tussen verschillende landen zijn nodig. Kunt u ons een overzicht geven van uw initiatieven en realisaties op dat vlak sinds u minister bent?
Hoe dan ook is het een probleem voor u dat uw beleid als minister niet gesteund wordt door de man die verantwoordelijk is voor de uitvoering op het terrein. Ik vrees dat deze tweespalt tussen u en de CHOD niet nieuw is maar zonder twijfel een negatieve impact heeft op het functioneren van Defensie in het algemeen.
12.02 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, ook van mijnentwege een vraag in verband met de persoonlijke brief die de korpschef een tijd geleden heeft verspreid of die uitgelekt is.
Ten eerste, de algemene opmerkingen die hij geeft. Het blijven algemene opmerkingen maar ze moeten toch gestoeld zijn op concrete gegevens of concreet cijfermateriaal. We weten allemaal waar de oorsprong ligt van deze kritiek, dat hoeft geen verdere uitleg. Ik vraag mij vooral af welke gevolgen dit zal hebben voor de persoonlijke verhouding tussen de stafchef en uzelf als minister. Welke contacten hebt u met hem gehad in verband met deze uitspraken? Wat was hiervan het resultaat? Kunt u even de concrete opmerkingen die hij geeft overlopen en uw visie over de zaak geven, eventueel gestaafd met cijfermateriaal?
Mijn tweede vraag gaat over de uitspraken van de stafchef over de taalonevenwichten bij het leger. Over dat onderwerp is er al veel inkt gevloeid. Er is zelfs een werkgroep opgericht. Ongetwijfeld zal daar in de toekomst nog een en ander over gezegd worden.
Het standpunt van Vlaams Belang daaromtrent kent u: de wetten, alsook de mogelijkheden zijn voor iedereen dezelfde. Het staat iedereen dan ook vrij om er gebruik van te maken. Het is volgens ons dus vooral een attitudeprobleem, maar volgens stafchef Delcour is het een probleem als gevolg van het kwaliteitsverschil in het onderricht van de tweede taal en de mindere beschikbaarheid van Franstaligen om zich naar Brussel, Vlaanderen of internationale posten te laten overplaatsen.
Hij kondigt in zijn brief tot de korpschefs aan dat er maatregelen genomen zullen worden, wat u in het verleden ook al bevestigd hebt, om de tweetaligheid van legerofficiers te bevorderen.
Mijnheer de minister, werden daartoe in het verleden al initiatieven genomen? Welke initiatieven waren dat dan? Wat waren de concrete resultaten daarvan?
Welke maatregelen worden er gepland in de toekomst? Welke maatregelen bedoelt de stafchef?
Wat is de timing daarvoor?
Is er een evaluatie van die maatregelen gepland? Zo ja, wanneer zal die evaluatie uitgevoerd worden?
12.03 Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de minister, De Standaard maakte rond de jaarwisseling bekend dat de redactie inzage heeft gehad in de jaarlijkse nieuwjaarsbrief die de stafchef, de heer Delcour, naar voren heeft gebracht voor, als ik goed ben ingelicht, een twintigtal generaals.
Volgens de krant zou de legerchef de volgende punten hebben aangestipt in zijn jaarlijkse brief: de taalverhoudingen in het leger, de deelname aan buitenlandse operaties, de vrijwillige legerdienst, het toelaten van embedded journalism en het budget dat het afgelopen decennium vrijgemaakt werd voor Defensie. Wat dat laatste betreft, werd er verwezen naar het zogenaamd NAVO-gemiddelde en de staat van het huidig materieel.
Hoewel die nieuwjaarsbrief voor defensiespecialisten weinig of geen nieuwe informatie lijkt te bevatten, willen wij u toch vragen om de verschillende punten chronologisch te overlopen en een korte analyse te maken van de bekommernissen van de stafchef.
Het is immers altijd moeilijk om zich op basis van krantenartikels een beeld te vormen van wat er juist gezegd werd. Het gebeurt al te vaak dat wij hier debatten moeten voeren op basis van krantenartikels.
12.04 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le ministre, en début d'année, la presse se faisait l'écho d'une note interne du CHOD, qui dresse le bilan des activités du département de la Défense pour l'année 2010 ainsi que les perspectives 2011.
Tout d'abord, je souhaiterais revenir sur les propos du général Delcour concernant l'usure du matériel existant à la Défense. Selon lui, notre participation aux missions internationales et nationales a été réalisée "en tirant jusqu'à la corde" sur le matériel existant sans prévoir son remplacement. Afin de connaître la situation exacte sur l'état du matériel à la Défense, pouvez-vous nous donner les chiffres des investissements en matériel effectués de 1999 à 2007 ainsi que ceux effectués de 2007 à 2010, concernant les grands programmes d'investissements repris dans le Plan stratégique 2000-2015?
Pour ces deux périodes, pouvez-vous nous préciser les différents types de matériel dans lesquels la Défense a investi? À quel équipement le général Delcour fait-il allusion lorsqu'il parle de matériel usé "jusqu'à la corde"? Deuxièmement, le CHOD a affirmé que "la cohérence de nos investissements avec nos besoins opérationnels réels n'est plus assurée" étant donné que, par le passé, les tranches optionnelles concernant le remplacement des véhicules opérationnels de la composante terrestre auraient été "arbitrairement fractionnées".
Pouvez-vous, dès lors, nous préciser, de façon claire et vérifiable, le nombre de véhicules de type LMV, MPPV, AIFV engagés aujourd'hui en opération à l'étranger par rapport aux véhicules commandés et livrés aujourd'hui? Pensez-vous qu'il serait vital pour la Défense d'équiper l'ensemble de son personnel et de ses unités de leurs propres équipements, aussi bien pour l'entraînement que pour les opérations, comme le laisse entendre le général Delcour dans sa note?
Le général Delcour relève également un problème au niveau des effectifs à la suite de la restructuration du personnel initiée par votre plan de 'finalisation de la transformation'. En effet, le général constate que ce plan a fait tomber les effectifs, dès 2009, au niveau prévu pour 2015 dans le Plan stratégique 2000-2015 sans pour autant résoudre les problèmes liés à l'attrition et au recrutement.
Mes questions sont donc celles-ci: qu'avez-vous pris ou que comptez-vous prendre comme mesure afin d'améliorer le recrutement? Comment comptez-vous endiguer le niveau préoccupant d'attrition présent durant la formation initiale aussi bien chez les volontaires que chez les sous-officiers et les officiers?
Un autre point sur lequel j'aimerais insister est celui de la restructuration des infrastructures du département de la Défense.
Quand aurons-nous l'occasion d'avoir au parlement une présentation de votre plan d'infrastructure pluriannuel et de l'état d'avancement de votre implémentation? Quelles sont ou quelles seront les décisions prises pour éviter les chancres dans les quartiers? Quel est l'état des discussions avec le SPF Finances, les autorités locales et d'autres partenaires comme les Régions en ce qui concerne les quartiers qui sont déjà fermés et qui seront peut-être, d'ici peu, aliénés?
En outre, je regrette que l'audition du CHOD n'ait pas été retenue par mes collègues. Il m'aurait semblé utile, comme ce fut le cas sous la précédente législature, d'avoir un débat général sur l'avancement de la réforme et de recevoir un éclairage plus technique.
Peut-être, monsieur le ministre, serez-vous disposé à exposer au parlement une sorte de bilan, à mi-parcours de votre réforme? Je dois d'ailleurs vous dire à ce propos que j'aurais souhaité qu'en fin de législature, vous vous prêtiez plus spontanément à cet exercice.
12.05 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, chers collègues, vu le nombre de questions posées, une réponse écrite aurait, sans doute, été plus indiquée.
Depuis l'ouverture de cette session, je me vois amené à fournir des statistiques, des relevés reprenant de nombreux chiffres.
Pour en revenir à la question de M. Dufrane, je dois préciser que je suis prêt à faire un exposé sur l'évolution des investissements depuis 1999. Cependant, je vous propose, cher collègue, de vous transmettre toutes ces données par écrit. En effet, un tel exposé nécessiterait trop de temps. Toutefois, je répondrai à vos autres questions.
Als ik de vragen van de heer De Vriendt hoor dan vraag ik mij af of de CHOD een groene militant is geworden, ofwel of de heer De Vriendt een “tankist” is geworden. Ik laat het aan de wijsheid van deze vergadering over om te oordelen; misschien ligt de waarheid in het midden.
Er is natuurlijk een selectieve lezing geweest van de nota die de CHOD in beperkte verspreiding heeft rondgestuurd. Hij betreurt in de eerste plaats natuurlijk dat er heel veel politieke spelletjes worden gespeeld rondom Landsverdediging, maar dat is natuurlijk het verschil tussen de politiek en aan het hoofd staan van een overheidsdienst zoals Defensie.
De CHOD benadrukt in zijn schrijven dat de relaties met mijzelf correct zijn en dat wij op een zeer serene manier de transformatie van Landsverdediging tot een goed einde hebben gebracht.
Wat de vrijwillige militaire inzet betreft. Zij hebben daar nooit moeten van weten. De vrijwillige militaire bestaat nu vier maanden. Waarom heeft het zo lang geduurd vooraleer het werd ingevoerd? Men kan niet zeggen dat iedereen spontaan begon te applaudisseren over het project van vrijwillige legerdienst. Ik zie dat de rekrutering na drie maanden behoorlijk loopt en dat de uitval dezelfde is als in het andere, officiële rekruteringscircuit. Ik wil daar nog wel eens ten gronde op ingaan, maar ik stel voor dat wij dit doen in een andere vergadering.
De vrijwillige legerdienst laat toe om jonge mensen bij Landsverdediging te kunnen krijgen. 30 % van de kandidaten heeft over een periode van drie maanden Defensie verlaten. Dat is dezelfde verhouding als bij de gewone rekrutering. Ik vind het te vroeg om na drie maanden al conclusies te trekken.
De CHOD heeft in zijn balans geen uitspraak gedaan met betrekking tot de concentratie van middelen en personeel in Afghanistan. Ook daar is de lezing selectief. Hij zegt dat de condities waarin moet worden gewerkt extreem zijn en dat die niet altijd overeenkomen met de condities zoals wij die hebben gekend in de trainingsoperaties of in vroegere opdrachten. Hij zegt ook dat die extreme condities, bijvoorbeeld hitte en zand, invloed hebben op de toestand van het materieel en slijtage tot gevolg hebben. Dit geldt volgens mij voor al het materieel dat wordt ingezet zowel op militair als op burgerlijke vlak.
Ik heb altijd benadrukt dat de operaties een core business zijn van Landsverdediging. Ik ben daarin een loyale uitvoerder van het regeerakkoord. Er is geen enkele reden om eraan te twijfelen dat de regeringsopties niet zouden worden gevolgd door Landsverdediging, integendeel. Het hervormingsplan en de uitvoering ervan is daarvan het beste bewijs.
Over decompressie, het volgende.In 2010 was er geen ruimte voor decompressie om de heel eenvoudige reden dat het dossier slecht voorbereid en slecht aangepakt was. Dat sluit niet uit dat er decompressie kan zijn. In 2010 heeft de decompressie plaatsgevonden in België. Worden er andere oorden opgezocht of voorgesteld dan zullen wij dat onderzoeken, maar ik beschouw dit echt als een bijkomstigheid.
De discussie rond de taalverhoudingen is geen nieuw fenomeen. Er is nu een parlementaire werkgroep die onder het voorzitterschap van collega Maertens zal samenkomen. Ik heb daarvan de chronologie gezien. Wij moeten die werkgroep alle kansen geven. Ik hoop met mijn departement en kabinet alle medewerking te verlenen. Ik stel voor dat wij eerst de resultaten van die werkgroep afwachten vooraleer conclusies te trekken.
Ik zou nogmaals kunnen herhalen hoe de verhoudingen in de verschillende graden zijn, waar er scheeftrekking of uitval is, of al dan niet bestaande regionale verschillen, maar ik wil voorzitter Maertens de kans geven om rond dat probleem te werken en te concluderen.
Au sujet du recrutement, monsieur Dufrane, un nouveau concept m'a été proposé par les services compétents au sein de l'état-major. Ce concept compte trois piliers, le premier étant la mise en œuvre d'active recruiters – j'ai eu l'occasion d'en parler mais je répète – qui communiquent de manière assertive vers les jeunes en tant que spécialistes, au sujet des procédures de sélection et des possibilités de carrière au sein de la Défense; le deuxième, la mise en œuvre de local recruiters, de véritables témoins de leur métier qui sont complémentaires de ces active recruiters et qui incarnent le slogan Every soldier is a recruiter; le troisième et dernier, l'emploi par la Défense des canaux de communication et techniques qui sont proches du monde digital des jeunes.
J'avais constaté que la façon traditionnelle de concevoir le recrutement ne fonctionnait plus. Il y avait 1 350 places vacantes pour une année; tenant compte d'une fourchette de un sur huit, environ 10 000 candidats se présentent. Dans un marché très évolutif, nous sommes confrontés comme toute organisation de travail, que ce soit dans le secteur privé ou les administrations, au flux et au reflux des candidats, surtout des jeunes candidats. En effet, il y a de multiples possibilités sur le marché du travail et par conséquent il n'y a plus de lien 'éternel' entre le travailleur et l'employeur, quel qu'il soit, pendant toute une carrière.
D'autres choses ont été reprises. Il y a l'expression "le matériel usé jusqu'à la corde". C'est une allusion au matériel utilisé de manière intensive. Si certains éléments sont peut-être usés jusqu'à la corde, on les retrouve alors en grande partie dans les hangars. Bien entendu, les chars Léopard sont usés jusqu'à la corde mais ils ne sont plus employés pour nos missions à l'étranger. On utilise la nouvelle génération des AIV et des MPPV.
Le seul plan d'investissement qui a été réalisé ces trois dernières années, pour toutes les raisons que vous connaissez, était celui du précédent chef d'état-major, à savoir le plan Van Daele. Il faut savoir que, pour ce plan, tous les moyens nécessaires n'avaient pas été prévus en vue des acquisitions. J'ai donc dû moi-même rechercher des moyens pour réaliser ce plan d'investissement.
12.06 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik kan alleen maar vaststellen dat de CHOD een reeks kritiekpunten uit op het gevoerde defensiebeleid en dat heel wat van die punten van kritiek overeenkomen met de bemerkingen van mijn fractie in dit Parlement.
U bent verantwoordelijk als minister voor uw beleid, daar valt niets op af te dingen. Concentratie van middelen naar één operatie die ook blijkt uit de tabel die u zonet hebt laten ronddelen, brengt onevenwicht met zich mee, heeft bepaalde risico’s en het was ook daarop dat de CHOD heeft willen wijzen.
Het defensiebeleid heeft belang bij eenheid, bij een coherente visie en als uw visie en uw beleid op tal van domeinen niet worden gedeeld door de CHOD dan is dat problematisch en dan kan dat niet zomaar worden weggewuifd.
12.07 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, ik kan mij voorstellen dat de verspreiding van een aantal kritische nota’s niet bevorderlijk is voor de werking van Landsverdediging. Ik heb daar vragen bij.
Ik heb met aandacht geluisterd naar uw uitleg bij de verschillende kritische punten. In het algemeen zal ik het er voorlopig bij houden dat de waarheid waarschijnlijk in het midden ligt.
Voor de rest, wat de concrete gegevens betreft, zullen wij ons verder baseren op concrete cijfers en gegevens en alzo zelf onze conclusies trekken. Ik denk persoonlijk dat dit nog altijd de beste manier van werken is en naar onszelf toe ook de meest correcte wijze.
Wat de concrete vraag in verband met de taalkwesties betreft, over de initiatieven die in het verleden werden genomen, meen ik het antwoord erop te hebben gemist. Of hebt u initiatieven opgesomd? U hebt in het verleden in deze commissie ook al geantwoord op die vraag en ik dacht dat u dat nu misschien ook kon doen.
12.08 Minister Pieter De Crem: Staat u erop dat ik daarop nog wat antwoorden geef of refereer naar mijn vorige antwoorden? In het antwoord dat ik had voorbereid verwijs ik zelf naar mijn vorig antwoord. De waardeoordelen die daarbij komen en die meer te maken hebben met onderwijs en vorming en ingesteldheid, laat ik natuurlijk voor degenen uit wiens pen ze zijn gevloeid.
12.09 Annick Ponthier (VB): De reden van mijn vraag was omdat u bij de vorige vraagstelling ook niet concreet hebt geantwoord wat de initiatieven in het verleden zijn geweest. Er zouden maatregelen getroffen worden om de tweetaligheid te bevorderen, maar wat het concreet zal zijn hebt u toen niet gezegd. Daarom veroorloof ik het mij om deze vraag nogmaals te stellen.
12.10 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter,de initiatieven die genomen worden om de tweetaligheid van de kaderleden te bevorderen, zijn “multifocused”. Er zijn heel wat maatregelen ingevoerd. Ik zal er enkele noemen, maar ik moet wel zeggen dat het altijd in grote mate te maken heeft met de ingesteldheid van het individu of men effectief wil ingaan op de mogelijkheden die worden geboden.
Ten eerste, het samen logeren van de Franstalige en Nederlandstalige leerlingen op dezelfde kamer in de Koninklijke Militaire School.
Ten tweede, het geven van een briefing om de leerlingen van de Koninklijke Militaire School ertoe aan te zetten een jaar in de andere landstaal te volgen, wat volgens mij nog altijd het beste is. De echte immersie, een volledige onderdompeling in de non-native speakers taal, is volgens mij het beste wat men kan doen.
Ten derde, het bieden van een individuele begeleiding aan de leerlingen van de Koninklijke Militaire School die het examen grondige kennis willen afleggen. Daarvoor is in alle middelen voorzien, gaande van het educatieve programma, de materiële middelen, de cursussen en de opleidingen tot de zelftests. Wij leveren voldoende inspanningen om dat te kunnen doen.
Ten vierde, de mogelijkheid voor officieren om op vrijwillige basis gedurende een vakantieperiode taalcursussen te volgen en het aanbieden aan de officieren van de mogelijkheid om op vrijwillige basis cursussen in een andere landstaal te volgen.
Ik meen dat dit toch vier zaken zijn waarop men zou moeten kunnen ingaan.
12.11 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, u bevestigt eigenlijk wat ik in mijn inleiding heb gezegd, namelijk dat er meer dan voldoende initiatieven worden genomen. Het is zoals het in het leven in het algemeen is, de kansen worden aangeboden, maar men moet ze willen grijpen.
12.12 Minister Pieter De Crem:
Squeeze the opportunity.
12.13 Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het blijft jammer dat wij dit soort discussies moeten voeren op basis van krantenartikels. De CHOD heeft natuurlijk het recht om zijn mening te zeggen en om die ook kenbaar te maken. Hij moet hij er zich wel van bewust zijn dat, wanneer hij uitspraken doet die in de media kunnen terechtkomen, hij soms verkeerd geciteerd kan worden en dat bepaalde zaken met een politieke agenda bekeken worden.
Veel zaken die gezegd zijn, zullen in elk geval stof zijn voor de komende regeringsonderhandelingen. Ik meen dat een aantal van die aspecten ook zeker aan bod zullen komen.
12.14 Minister Pieter De Crem: Dan zullen wij nog een tijdje moeten wachten.
12.15 Anthony Dufrane (PS): J'attendrai avec beaucoup d'attention les chiffres promis par M. le ministre pour les investissements en matériel.
Si je comprends bien, les propos du CHOD parus dans la presse au sujet du matériel usé "jusqu'à la corde" n'ont pas lieu d'être. Vous dites que le CHOD parle de matériel déclassé, entreposé. Je ne vois pas pourquoi il aurait parlé de matériel déclassé. Cela m'étonne!
Vous n'avez pas non plus réagi à ma proposition de venir présenter un bilan de votre travail au parlement.
12.16 Pieter De Crem, ministre: Je le ferai volontiers. Reste une date à fixer par le président.
Le président: Monsieur Dufrane, vous posez maintes questions dans une question; en fait beaucoup trop! Il faut être sérieux.
On organisera un débat à votre demande. Si la commission est d'accord, cela ne me pose aucun problème. Formulez une proposition pour que durant le mois de février ou en mars, on mène un grand débat. Mais insérer toutes ces interrogations dans une question orale, ce n'est pas possible! Je suis les propos du ministre sur ce point.
12.17 Anthony Dufrane (PS): Je voulais simplement demander ce que le ministre en pensait. Il a l'air d'être favorable à cette initiative.
Le président: Faites votre demande!
Het incident is gesloten.
13 Question de Mme Juliette Boulet au ministre de la Défense sur "la disponibilité des terrains militaires pour des particuliers ou des entreprises" (n° 1958)
13 Vraag van mevrouw Juliette Boulet aan de minister van Landsverdediging over "de beschikbaarheid van legerterreinen voor particulieren of bedrijven" (nr. 1958)
13.01 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, vous pourriez légitimement affirmer que la teneur de ma question se rapporte davantage à une question écrite. Cela dit, je l'ai néanmoins déposée sous forme de question orale: en effet, j'ai tenté vainement de chercher des informations au sujet de la propriété, la disponibilité et le caractère spécifique des terrains militaires en Belgique, notamment par le biais de la bibliothèque du Parlement; j'en ai obtenu quantité de documents intéressants, mais ceux qui devaient provenir de votre ministère ne sont jamais arrivés. C'est la raison pour laquelle je me permets cette question orale, les questions écrites prenant souvent un temps considérable.
Les terrains militaires actuellement occupés par la Défense nationale appartiennent-ils tous à la Défense? Si ce n'est pas le cas, à qui appartiennent-ils? Par quels genres de contrats sont-ils à la disposition de la Défense nationale?
Les terrains militaires dont la Défense nationale est propriétaire ont-ils un statut particulier? Une référence spécifique au plan de secteur? Des contraintes particulières en termes d'exploitation?
Étant donné que le ministre actuel de la Défense a entrepris un plan de restructuration de la Défense, je ne doute pas qu'il cherche aussi à céder certains de ces terrains militaires en plus des casernes qu'il ferme.
Dès lors, combien de terrains sont-ils actuellement non utilisés par la Défense?
Combien de terrains dont la Défense est propriétaire sont-ils en vente ou en recherche d'un nouvel acquéreur?
Pouvez-vous nous remettre un listing précis de ceux-ci? Où sont-ils situés, quelles sont les surfaces disponibles et, s'ils sont à la vente, quels en sont les prix de vente?
Quelles sont donc les potentialités d'exploitation de ceux-ci?
J'ai appris récemment que certains terrains avaient été mis à la disposition de groupes de citoyens à la recherche d'un espace cultivable pour l'aménagement d'un potager collectif. Il m'a été rapporté que les contacts avec la Défense avaient été très riches et s'étaient conclus par un accord d'exploitation de ce terrain. Si mes souvenirs sont bons, la Défense aurait cédé le terrain sous bail emphytéotique.
Quelles sont les démarches à entreprendre pour des particuliers ou des entreprises qui désireraient éventuellement exploiter un terrain militaire à l'abandon?
Le statut des installations militaires est réglé par deux arrêtés du Directoire du 22 Germinal de l'an IV (11 avril 1796), qui en confient la gestion au commandement militaire. Il déroge ainsi à toute la législation régionale relative à l'aménagement du territoire.
Pourrions-nous disposer du texte exact de ces décrets? En fait, il devait parvenir à la bibliothèque du Parlement en provenance de vos services, mais ne nous est jamais parvenu.
13.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, madame Boulet, chers collègues, les terrains militaires actuellement occupés par la Défense n'appartiennent pas tous à la Défense. En effet, quatre domaines appartiennent à une autorité publique autre, trois domaines appartiennent à une société et un domaine appartient à un particulier. Ces domaines sont occupés par la Défense sur la base d'une concession ou d'un contrat de location.
Les terrains militaires dont la Défense est propriétaire ont un statut particulier, sur la base du décret du 8 juillet 1791, confirmé par un avis du Conseil d'État du 20 août 1984 concernant la conservation et le classement des places de guerre et postes militaires, la police des fortifications et d'autres objets y relatifs.
En Région flamande, les domaines militaires sont en principe colorés en blanc sur le plan de secteur, domaines sans affectation. En Région wallonne, les domaines militaires ont reçu une affectation en zone d'intérêt public et, en Région de Bruxelles-Capitale, les domaines militaires ont généralement reçu une affectation en zone d'intérêt public sur le plan régional d'affectation. Les législations en vigueur sont d'application sur les domaines militaires, tenant compte de la spécificité des besoins miliaires.
Dans le cadre de l'exécution du plan de restructuration, outre les casernes et domaines qui sont déjà fermés ou qui le seront prochainement, il y a actuellement également six terrains qui ne sont pas ou plus utilisés par la Défense. Deux de ces terrains sont en procédure de vente. Il s'agit des terrains à Marche-les-Dames et à Jambes. Je tiens à votre disposition un listing de ces terrains avec les informations demandées et disponibles.
Je tiens à préciser que la détermination de la valeur vénale, comme vous le savez, relève de la compétence du SPF Finances et se fait par les comités d'acquisition d'immeubles. La réaffectation des terrains est, quant à elle, une compétence des autorités régionales. Les potentialités d'exploitation des domaines en question dépendent de la destination urbanistique. Les terrains militaires qui sont fermés sont désaffectés et ensuite remis au SPF Finances afin d'être aliénés. Les candidats acquéreurs peuvent toujours poser leur candidature auprès des comités d'acquisition d'immeubles. La Défense n'accorde plus de droit d'utilisation sur les domaines aliénables, sauf à une autorité publique dans le cadre d'une procédure d'expropriation ou s'il y a une plus-value pour la Défense.
Je tiens également à votre disposition un extrait de l'arrêté du 22 Germinal, an IV (11 avril 1796) concernant la garde et la conservation des places de guerre dont mes services sont en possession.
13.03 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, s'agissant d'une question technique, celle-ci n'appelle aucun commentaire de ma part.
L'incident est clos.
14 Vraag van de heer Bert Maertens aan de minister van Landsverdediging over "de twee kampeerterreinen van de CDSCA aan de Vlaamse kust" (nr. 2077)
14 Question de M. Bert Maertens au ministre de la Défense sur "les deux terrains de camping de l'OCASC à la côte belge" (n° 2077)
14.01 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de minister, mijn eerste vraag gaat over de twee kampeerterreinen van de Centrale Dienst voor Sociale en Culturele Actie van het leger, de CDSCA.
De CDSCA baat twee kampeerterreinen aan onze Vlaamse kust uit. Het gaat om een camping of vakantiecentrum in de duinen van Lombardsijde en ook om ’t Liefoord in Koksijde. Het vakantieaanbod ter plekke geldt enkel voor een beperkte doelgroep, met name Belgische militairen, burgerpersoneel van het leger en hun verwanten, zijnde weduwnaars en wezen, evenals nog een aantal andere personeelscategorieën.
Echter, beide campings liggen, zoals u weet, in natuurgebied. Zij beschikken bovendien niet over een exploitatievergunning in het kader van het Vlaams toeristisch logiesdecreet.
Eén zaak wil ik vooraf duidelijk stellen. Het gaat mij niet om het feit dat de doelgroep, zijnde de mensen van het leger, burgerpersoneel en militairen, geen beroep op het voormelde vakantieaanbod zouden mogen doen. Integendeel, ik gun iedereen zijn vakantie. Indien de CDSCA een dergelijke vakantie voor de betrokkenen ontwikkelt, lijkt mij dat een goed idee.
Bent u echter van mening dat de kampeerterreinen, mede gelet op hun zonevreemdheid, behouden moeten blijven, om de doelstellingen van de CDSCA te verwezenlijken? Zijn er volgens u daartoe niet voldoende, andere mogelijkheden? Ik verwijs naar bijvoorbeeld de andere, binnen- en buitenlandse vakantiedomeinen en ook het aanbod aan georganiseerde vakanties, evenals de gunstige tarieven voor pretparkbezoeken.
Kan de CDSCA daarentegen niet beter met de toeristische privésector aan de kust samenwerken, om zijn leden er een goedkope vakantie aan te bieden? Aan de kust zijn er immers voldoende alternatieven.
Ik heb ook een aantal cijfergegevens opgevraagd. Ik stel evenwel voor, gelet op de geringe belangstelling voor mijn vraag, mij de cijfers mee te geven of na te sturen. Mij maakt het niet uit. U mag alle cijfers voorlezen. Ik neem echter aan dat ze te gedetailleerd zijn om te worden voorgelezen.
In 2000 werden twee nabijgelegen campings al onteigend en gesloopt, omdat zij in natuurgebied lagen. Ik heb dan ook vragen bij het nut van de instandhouding van de campings in kwestie.
Ten tweede, uit een analyse van vroegere, gestelde, parlementaire vragen leer ik dat uw voorganger en ook uzelf zich in het verleden voor het behoud van de kampeerterreinen in kwestie beriepen op regelgeving uit 1791 en 1811, die militaire installaties van burgerlijke vergunningsplicht ontslaat, ongeacht de inkleuring van de bewuste installaties op het gewestplan.
Daarover gaat mijn eerste concrete vraag. Blijft u nog steeds bij die mening? Waarom behoren beide campings tot de categorie militaire installaties? Ik meen dat daarover toch enige discussie kan bestaan.
De voorzitter: Mijnheer de minister, mag ik eerst iets zeggen? Collega Maertens, een mondelinge vraag hoort kort en pertinent te zijn. Ik verwijt u niets, ik ben ook een beginneling geweest. Uw eerste vraag betreft het gebruik van de campings door de CDSCA, punt a, b, c, d. Dan komt vraag 2, punt a, b, c en dan komt vraag 3, punt a, b, c, d. Dat kunt u geen mondelinge vraag meer noemen.
14.02 Bert Maertens (N-VA): Ik ben mij heel bewust van de uitgebreidheid van die vraag. Er zijn andere mogelijkheden. Ik kon daarover zeven of acht verschillende vragen hebben ingediend. Ik ben geen statistiekenjager, laat het ons daarop houden.
De voorzitter: U kunt inderdaad twee of drie aparte mondelinge vragen indienen, maar u kunt ook voor een deel van de gegevens waarom u vraagt schriftelijke vragen indienen. Dan krijgt u soms veel meer antwoorden dan hier in de commissie.
14.03 Bert Maertens (N-VA): Ik ben mij daar terdege van bewust. Ik heb echter al een aantal schriftelijke vragen ingediend, waarop geen antwoord komt. Wij zien dat in lopende zaken geen termijnen gelden, maar ik verwijt dat de minister noch zijn kabinet.
De voorzitter: Mijnheer de minister, u antwoordt niet snel genoeg.
14.04 Bert Maertens (N-VA): Neen, ik verwijt de minister en zijn kabinet niets.
14.05 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Maertens, ik deel uw analyse, maar in het kader van de positiviteit zal ik een antwoord geven.
Met betrekking tot de schriftelijke vragen, wil ik zeggen dat dit de enige statistiek is waarop ik nul behaal, nul voor laattijdigheid.
Ik heb een antwoord dat eigenlijk een schriftelijk antwoord is. Ik wil dat voorlezen, maar het gaat over procenten en centen - dat is trouwens een oude slogan van de PVV, geen centen, maar procenten. Ik ga dat antwoord geven.
De belangrijkste politieke vraag die u stelt, is wat mijn mening is over die kampeerterreinen. Ik zeg u heel duidelijk dat die kampeerterreinen volgens mij als militaire installaties moeten blijven beschouwd worden.
Om de redenen, die ook in mijn antwoord staan, zijn de centra niet getoetst aan het Vlaams toeristisch logiesdecreet en zijn er geen officiële rapporten.
Men heeft getracht een basisprotocol af te sluiten met het Vlaams Gewest om een definitief akkoord te bekomen om de toepassing van de gewestelijke regelgeving aan te passen aan de specificiteiten van Defensie. Mijn kabinet heeft in 2008 in samenwerking met de staf contact opgenomen met de drie Gewesten en heeft voorgesteld door middel van een ad-hocwerkgroep het kader te bepalen waarin Defensie zou kunnen werken. Er werd toen overeengekomen dat de Gewesten zelf de basisprincipes van een protocol milieu zouden evalueren tussen Defensie en de Gewesten, en de bevindingen aan Defensie zouden overmaken.
In 2009 heb ik aan de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur gevraagd mij op de hoogte te brengen van het resultaat van die evaluatie en bilaterale contacten tussen onze kabinetten, evenals meer gedetailleerde discussies tussen onze respectieve administraties, toe te laten. Tot op heden heb ik geen antwoord gekregen. Ik zal mijn vraag herhalen.
14.06 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de minister, ik zal kort reageren.
Ik heb begrip voor wat er daarnet is gezegd. Ik heb dat ook al duidelijk gemaakt. Het is alleen zo dat er juridische twijfels zijn over de vrijstelling van de burgerlijke vergunningsplicht. In 2005 werd door Toerisme Vlaanderen een extern juridisch advies ingewonnen. Dat stelt duidelijk dat die campings niet behoren tot de militaire installaties. Maar goed, ik neem aan dat er andere juridische wegen zijn die zouden moeten worden bewandeld.
U kent mijn standpunt. Los van de vraag of het militaire installaties zijn, blijft de vraag of u dergelijke kampeerterreinen in zonevreemd natuurgebied moet behouden en of Defensie daarin geen voorbeeldrol kan spelen.
Ik wijs ook nogmaals op het zeer concurrentieel privé-aanbod aan de kust waarop de CDSCA een beroep zou kunnen doen. Als het nodig is, kan zij daarmee samenwerkingsakkoorden sluiten om gunstprijzen te verkrijgen.
L'incident est clos.
15 Vraag van de heer Bert Maertens aan de minister van Landsverdediging over "de staat van de Belgische militaire kerkhoven" (nr. 2195)
15 Question de M. Bert Maertens au ministre de la Défense sur "l'état des cimetières militaires belges" (n° 2195)
15.01 Bert Maertens (N-VA): Vzw Monumentenwacht inspecteerde in 2010 de 10 Belgische militaire begraafplaatsen in West-Vlaanderen. Er zijn er natuurlijk veel meer dan 10, maar enkel die in West-Vlaanderen werden geïnspecteerd. Uit de rapporten blijkt dat er een aantal klachten is: schade aan de grafzerken, barsten, scheuren, mosaanslag, beschadigde of losgekomen naamplaatjes van de soldaten, schade aan de afsluitingsmuur, het afsluitingshek van de begraafplaats enzovoort.
Monumentenwacht heeft per begraafplaats een reeks aanbevelingen voor dringende verbeteringswerken opgesteld. Van 2014 tot en met 2018 zullen we de Eerste Wereldoorlog herdenken, dan 100 jaar geleden. Vlaanderen verwacht daarvoor meer dan 2 miljoen bezoekers uit binnen- en buitenland. Daarom is het belang van kwaliteitsvolle infrastructuur en mooie herdenkingssites in uitstekende staat natuurlijk niet te onderschatten. Die zijn nodig om van "100 jaar Grote Oorlog" een geslaagd en wereldwijd evenement te maken.
De Vlaamse regering investeert daarom 15 miljoen euro in toeristische projecten en maakt werk van de bescherming van het meest waardevolle erfgoed uit Wereldoorlog I in Vlaanderen. Ook Duitsland en de landen uit het Commonwealth investeren de eerstvolgende jaren stevig in hun militaire begraafplaatsen in Vlaanderen. Mocht u dat recent nog niet gezien hebben, dan nodig ik u graag uit om het verschil vast te stellen tussen de begraafplaatsen van het Commonwealth als Tyne Cot Cemetery en Lijssenthoek in Poperinge en dan de Belgische kerkhoven, waarvan ik er vorige week of twee weken geleden enkele bezocht heb.
Mijnheer de minister, kent u de huidige toestand van de Belgische militaire kerkhoven? Hoe en hoe vaak controleert of evalueert Defensie het onderhoud van de Belgische militaire kerkhoven, dat door privéondernemingen gebeurt? Welke conclusies trekt Defensie uit de recentste evaluaties?
Beschikt u over de inspectierapporten van Monumentenwacht en hebt u kennis van zijn aanbevelingen? Welke acties ondernam of onderneemt u op basis van die aanbevelingen?
Is er volgens u voldoende budget voor een goed beheer, onderhoud en restauratie van de Belgische militaire begraafplaatsen? Uit informatie van uw diensten leer ik dat er in 2010 een jaarbudget was van afgerond 437 000 euro. Is dat voldoende of zal er in de toekomst meer nodig zijn?
Welke extra aandacht en investeringen in de restauratie en het onderhoud van die kerkhoven zijn gepland met het oog op de herdenking van 100 jaar Eerste Wereldoorlog, waarvan ik het belang nogmaals wil onderstrepen?
Welke acties ondernam of onderneemt u om de toegankelijkheid en het bezoekersonthaal van deze kerkhoven te verbeteren?
Er is niet alleen sprake van schade aan sommige grafzerken, er is ook een grote noodzaak aan een grotere parking. De onthaalinfrastructuur is abominabel. Er staan kleine schuilhuisjes met een lijst van gesneuvelden. Er is zeer veel verbetering nodig om de stroom van bezoekers tijdens de periode 2014-2018 aan te kunnen.
U ziet dat de andere overheden, niet alleen de Vlaamse, maar ook Duitsland en de landen van het Commonwealth, daarin sterk investeren. Ik hoop dat Defensie dat ook zal doen. Zoals uw eerste minister altijd zegt zou het een mooie vorm van samenwerkingfederalisme kunnen zijn.
15.02 Minister Pieter De Crem: De huidige toestand van de kerkhoven is mij goed bekend. Ik ben een kleinzoon van twee fronters. Ik heb mijn grootvaders nooit gekend maar ik ben op regelmatige tijdstippen met mijn grootmoeders en weduwen naar de oorlogskerkhoven geweest. Die hebben op mij altijd een grote indruk gemaakt. Ik zal mij met mijn departement inspannen om de herdenkingsactiviteiten 2014-2018 waardig te laten verlopen.
Ik ken de toestand van de kerhoven. Binnen mijn departement informeert het Nationaal Instituut voor de Veteranen, Oorlogsinvaliden, Oud-strijders en Oorlogsslachtoffers mij over de toestand van die kerkhoven. Het onderhoud door privé-ondernemingen wordt geëvalueerd door het lokaal personeel dat belast is met de opvolging van die onderhoudscontracten. De staat van de graven wordt enerzijds lokaal opgevolgd door het militaire kwartier dat het betrokken kerkhof onder zijn verantwoordelijkheid heeft en anderzijds door de vernoemde dienst Oorlogsgraven. De infrastructuurgebonden werken worden opgevolgd door de regionale centra voor de infrastructuur. Recente evaluaties hebben aangetoond dat werken noodzakelijk waren en die werken werden reeds uitgevoerd, zoals het herstel van muren. Andere werken zijn in de nabije toekomst gepland.
Het departement beschikt via de dienst Oorlogsgraven over de inspectierapporten van monumentenwachters. Het departement heeft in 2010 de situatie van het geheel van de Belgische militaire kerkhoven in kaart gebracht. De doelstelling is om voor het eerste semester van 2011 een actieplan op te stellen, in het bijzonder op het vlak van het onderhoud, de staat van de grafstenen en de infrastructuur. Ik beschik over een structureel budget voor het lopend onderhoud van de kerkhoven. Bijkomende maatregelen kunnen ook worden genomen om aan de specifieke behoeften te kunnen beantwoorden.
In het kader van de herdenkingsplechtigheden zal een letter of agreement tussen de gewestelijke overheden en de federale overheden van Landsverdediging tot stand worden gebracht.
15.03 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben er heel tevreden mee.
Ik merk dat u ook affiniteit hebt met het dossier en dat u zeker bereid bent om daarvoor de nodige inspanningen te doen, maar ik wil nog eens benadrukken dat het niet alleen gaat over de graven zelf, maar ook – daarvoor moet er ook zeker aandacht zijn – over de omgeving, ontsluiting, parking, onthaal, infrastructuur, enzovoort.
L'incident est clos.
16 Vraag van de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "de sterke stijging van het aantal ongevallen tijdens operaties" (nr. 2320)
16 Question de M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "la forte augmentation du nombre d'accidents survenant lors d'exercices militaires" (n° 2320)
De voorzitter: Dit is de laatste vraag, althans voor vandaag.
16.01 Theo Francken (N-VA): Last but not least!
De voorzitter: Dat zegt u zelf!
16.02 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb alweer heel wat schriftelijke antwoorden gekregen van u, waarvoor ik u zeer dankbaar ben. Ik heb al 80 tot 90 schriftelijke vragen ingediend aan allerhande ministers en staatssecretarissen, vooral aan de heren Courard en Wathelet, omdat ik mij vooral bezighoud met al wat met migratiecontentieux te maken heeft. Met die schriftelijke antwoorden kan ik heel wat…
(…): Ik wist dat al. Men kan ook de krant lezen.
16.03 Theo Francken (N-VA): Ik zou ook alleen de krant kunnen lezen, inderdaad.
Ik heb een schriftelijk antwoord gekregen op mijn vraag over het aantal ongevallen bij militairen, in dienst en bij oefeningen in het binnenland en in het buitenland, met fysieke letsels of alleen stoffelijke schade, enzovoort, sinds 2000. Die cijfers zijn op zich nieuws, al zullen wij dat nog wel zien.
Op twee vlakken hebben die cijfers mij de ogen doen openen. Over de belangrijkste zaak wil ik u ondervragen.
Het gaat over de sterke stijging van het aantal ongevallen tijdens operaties. De reden is blijkbaar niet het aantal soldaten in die operaties en evenmin waar zij gestationeerd zijn. Anders zou u kunnen stellen dat het misschien logisch is dat er bijvoorbeeld in Afghanistan of Libanon meer risico is op ongevallen dan in andere plaatsen waar wij actief zijn, zoals bijvoorbeeld in de Golfregio. Dat blijkt dus niet het geval te zijn.
Mijnheer de minister, met mijn mondelinge vragen wil ik daarop nu even doorgaan.
Mijnheer de voorzitter, ik stel deze vragen nadat ik een schriftelijke vraag gesteld had.
De voorzitter: Dát is de manier van werken.
16.04 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, ziehier cijfers met betrekking tot de stijging van het aantal ongevallen. In 2005 gebeurden er 118 accidenten in operaties, en in 2009 al 631. Voor 2010 is dat aantal blijkbaar iets aan het zakken, wat goed nieuws is. De genoemde cijfers staan echter tegenover een sterke daling in dezelfde periode van het aantal ongevallen in gewone dienst of oefeningen, met name van 1 498 in 2005 tot 943 in 2009. Wij zien dus een omgekeerde beweging.
Mijnheer de minister, ik wil vragen stellen over de dingen die mij daarin opvallen.
Ten eerste, hoe vallen die sterke stijging en dito daling te verklaren? Wat zijn de vijf belangrijkste oorzaken van ongevallen?
Ten tweede, kunt u een overzicht geven van het aantal ongevallen per operatie sinds 2000? Die cijfers heb ik in mijn schriftelijke vraag namelijk niet gevraagd, spijtig genoeg. Wat waren de vijf belangrijkste oorzaken? Hoeveel daarvan hadden een lichamelijk letsel tot gevolg, dus in het buitenland? Hoe vaak leidde dat tot de repatriëring van de betrokken soldaat of soldaten?
Ten derde, zijn de cijfers voor 2010 al volledig beschikbaar? In het schriftelijk antwoord liepen de cijfers tot eind september. Misschien hebt u die cijfers nu wel.
Ten vierde, klopt het dat er veel ongevallen gebeuren door het verouderd materieel, maar ook door de kennismaking met het nieuw materieel? Ik heb mij dat laten vertellen door iemand die het zou kunnen weten. Volgens betrokkene gebeuren er veel ongevallen enerzijds omdat men met vaak verouderd materieel zit, maar anderzijds ook wanneer er nieuw materieel wordt geïmplementeerd.
Ten vijfde, de belangrijkste vraag. Hoe kunnen wij het aantal ongevallen tijdens operaties verminderen? Welk beleid voert u ter zake? Ik heb dat ook schriftelijk gevraagd en u hebt mij daarop een algemeen antwoord gegeven dat er elke keer een verslag wordt opgemaakt en de preventiedienst bekijkt hoe dat kan worden opgelost. Misschien kunt u mondeling nog enkele toelichtingen geven, want de stijging is toch opvallend.
16.05 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Francken, ik zal eens te meer een algemeen antwoord moeten geven. De vraag werd gisterenochtend om 08.10 uur ingediend. Het is geen kwade wil, maar het is onmogelijk om op al die specifieke vragen een antwoord te geven. Ik geef nu een algemeen antwoord en een verder antwoord zal volgen.
Het aantal ongevallendossiers daalde van 2000 tot 2005. Dat is te danken aan het dalend aantal manschappen in operaties, in het bijzonder in Kosovo. De toename van 2005 tot vandaag is te wijten aan het toegenomen aantal militairen in de nieuwe operatiegebieden Libanon, Afghanistan en andere.
Het voornaamste soort ongevallen zijn verkeersongevallen en sportongevallen. Op te merken valt dat voor elk incident of ongeval een ongevallendossier wordt geopend. Dat was niet het geval in de periode voor 2005.
De analyse van de ongevallen sinds 2000 waarnaar u vraagt, vergt dus wat tijd en zodra ik erover beschik, zal ik u die zo snel mogelijk bezorgen. Ik wil wel zeggen dat er in het antwoord op de schriftelijke vraag nr. 47 van 27 september 2010 een drukfout is geslopen. Het aantal ongevallen in normale dienst en/of oefeningen bedraagt 1 047 en natuurlijk niet 11 047.
Ten slotte, in 2010 hebben zich 1 070 ongevallen voorgedaan in normale dienst en/of oefeningen tegenover 542 in operaties.
Er bestaan geen aanwijzingen die toelaten te beweren dat veel ongevallen zouden te wijten zijn aan verouderd materieel of aan de invoering van nieuw materieel. Defensie streeft ernaar ongevallen- en gezondheidsrisico’s zowel in operaties als daarbuiten tot een minimum terug te brengen. De aanpak in operaties maakt het onderwerp uit van een continue inspanning die zowel voor, tijdens als na een operatie wordt opgevolgd. We werken dan ook met een scorebordgegeven dat u zou kunnen vergelijken met het in de gaten houden van ongevallen op de werkvloer zoals dat in de privésector en in sommige overheden ook gebeurt.
De meeste ongevallen waarmee wij bij Defensie worden geconfronteerd, zijn sportongevallen, al dan niet tijdens of na de diensturen.
16.06 Theo Francken (N-VA): Als ik het goed begrijp, zijn de meeste ongevallen verkeersongevallen en dan zijn er nog sportongevallen.
Toch nog een opmerking. U zegt dat de oorzaak is dat er meer soldaten actief zijn op andere theaters. Ik heb de cijfers erbij genomen en dat is volgens mij niet helemaal correct. Bijvoorbeeld in Afghanistan 2005 1 121, in 2009 1 170, nu 822. Atalanta 173. Daar is toch niet zo’n gigantisch risico op ongevallen, denk ik. Belufil 620. Die cijfers blijven, zoals ik het zie, tamelijk gelijklopend aan die van 2005.
16.07 Minister Pieter De Crem: De ratio sportongevallen zit in die cijfers, ook sportongevallen in opdracht. Ik kan niet anders dan rekening houden met de aanbevelingen: al die mensen moeten aan hun BMI werken en ze moeten beginnen sporten.
16.08 Theo Francken (N-VA): Daarmee ben ik het eens. Ik ben goedgelovig, dat weet u ongetwijfeld, maar u gaat mij toch niet wijsmaken dat er veel verkeersongevallen zullen gebeuren op het fregat in de golf van Aden.
16.09 Minister Pieter De Crem: Wel bij het aanleggen aan de kade, en ook bij het inslaan van rollend materieel dat aan- en afgebracht wordt. Ieder bezoek aan de dokter wordt bij de Louise-Marie 172-173 gerepertorieerd. Wanneer gaat men bij de dokter? Meestal wanneer men een ongeval heeft.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 13.01 uur.
La réunion publique de commission est levée à 13.01 heures.