Commission des Relations extérieures

Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen

 

du

 

Mardi 25 janvier 2011

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 25 januari 2011

 

Namiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 14.46 heures et présidée par M. François-Xavier de Donnea.

De vergadering wordt geopend om 14.46 uur en voorgezeten door de heer François-Xavier de Donnea.

 

Le président: Monsieur le ministre, chers collègues, pour la première série d'interpellations concernant le Congo, les intervenants qui ont introduit une question ne sont pas encore tous présents. J'attends encore quelques minutes. Comme il s'agit d'un mini-débat, tout le monde peut s'inscrire.

 

Minister Steven Vanackere: Als alle parlementariërs hun vragen gesteld hebben, zal ik trachten een volledig antwoord te geven.

 

De voorzitter: Over Congo zal ik eerst alle vragen, die formeel werden ingediend, laten stellen. Daarna is het de beurt aan de sprekers die zich daarbij willen aansluiten, omdat het een soort minidebat is. Dan geef ik het woord aan de minister.

 

Minister Steven Vanackere: Zeer goed.

 

De voorzitter: Ik wacht nog enkele minuten, we zullen het academisch kwartier respecteren. De vragen komen volgens de chronologie van de indiening ervan aan de orde. De volgorde beantwoordt dus aan objectieve criteria; er is geen sprake van willekeur.

 

01 Samengevoegde vragen van

- de heer Peter Logghe aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de oppositie in Congo" (nr. 1853)

- de heer Peter Luykx aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de Congolese grondwetswijziging" (nr. 2107)

- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de Congolese grondwetswijziging" (nr. 2128)

- de heer Peter Logghe aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de grondwetsherziening en de verkiezingen in Congo" (nr. 2163)

- mevrouw Eva Brems aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de nakende presidentsverkiezingen in Congo" (nr. 2209)

- de heer Patrick Dewael aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de verkiezingen in Congo" (nr. 2231)

01 Questions jointes de

- M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'opposition au Congo" (n° 1853)

- M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la révision de la Constitution congolaise" (n° 2107)

- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la révision de la Constitution congolaise" (n° 2128)

- M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la révision de la Constitution et les élections au Congo" (n° 2163)

- Mme Eva Brems au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les prochaines élections présidentielles au Congo" (n° 2209)

- M. Patrick Dewael à la ministre de l'Intérieur sur "les élections au Congo" (n° 2231)

 

01.01  Peter Logghe (VB): Een aantal collega’s stelt vragen over de mogelijke rol van de oppositie in de verkiezingen in Congo, en vooral over de mogelijke implicaties daarvan voor België.

 

De toestand in Congo blijft zorgen baren, zeker nu de verkiezingen er zitten aan te komen. Een forse veiligheidsmacht verhindert systematisch meetings van de oppositie in Oost-Congo. Dat zou het geval zijn in Bukavu en Goma. Als wij de berichten mogen geloven, werd hierbij fors geweld gebruikt. Er viel zelfs een dode. Het regime in Kinshasa zou zinnens zijn de kiescampagne van de oppositie op alle mogelijke manieren te dwarsbomen. Dat blijkt ook uit de grondwetsherziening die er onlangs is doorgejaagd.

 

Wat is de huidige toestand in Congo?

 

Kan er in deze atmosfeer nog sprake zijn van eerlijke verkiezingen?

 

Heeft de regering in fondsen of andere steun voorzien om deze verkiezingen mee op touw te zetten? Natuurlijk zijn er fondsen vanuit België beschikbaar. Naar ik verneem is het bedrag van 17 miljoen euro vernoemd.

 

Heeft het nog zin om in deze situatie van een verbetering in de toestand van onze ex-kolonie te spreken?

 

De aanleiding voor mijn volgende mondelinge vraag vormt de confrontatie tussen Congolese studenten en de politie begin januari. Er vielen naar het schijnt zes doden. De studenten waren op straat gekomen om meer veiligheid op de campus te eisen. Dit is absoluut geen overbodige luxe in Kinshasa. De vraag naar meer veiligheid moet trouwens worden gezien in het licht van de groeiende politieke spanning naar aanleiding van die grondwetsherziening. Alle politieke commentatoren zijn het erover eens dat hierdoor de macht van de president nog nadrukkelijk zal worden uitgebreid. De oppositie had het heel eenvoudig over kiezersbedrog. Ook hier kan men zich afvragen in welk spel België meespeelt.

 

Op 27 november zijn er die presidentsverkiezingen. Het lijkt er sterk op dat president Kabila zijn herverkiezing nu al voor een stuk aan het veiligstellen is. Men kan zich afvragen of de verkiezingen niet totaal overbodig aan het worden zijn.

 

Heeft u weet van deze schietincidenten begin januari in Kinshasa? Kan u bevestigen dat hierbij doden vielen? Mogen wij u ook vragen welke reactie u hierop heeft ontwikkeld? Heeft u protest tegen het geweld aangetekend bij uw Congolese ambtsgenoot? Heeft u de Congolese ambassadeur bij u geroepen? Welk protest heeft u aangetekend? In welke mate volgt u de bespreking en de stemming betreffende de grondwetsherziening in Congo? Heeft u contacten met de politieke oppositie? Hoe ziet u die uitbreiding van de presidentiële macht in Congo? Wordt dit een heruitgave van het presidentiële bewind van Mobutu? Welke richting gaan wij hier uit? Hoe zit het eigenlijk met onze betrokkenheid bij de verkiezingen van 27 november?

 

01.02  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, tijdens het weekend van 15 en 16 januari 2011 is de Congolese president Kabila erin geslaagd in de Senaat en de Nationale Assemblee een grondwetswijziging door te voeren. Ondanks het protest van de oppositie werd het voorstel om de komende president in één verkiezingsronde aan te duiden, goedgekeurd. Enkel een bezwaar van het Grondwettelijk Hof, dat binnen de twee weken werd geuit, kon voornoemde ontwikkeling verhinderen.

 

De ingreep waarvan sprake heeft verstrekkende gevolgen voor de Congolese democratie. De vrees groeit dat een verdeelde oppositie de weg naar een nieuwe ambtstermijn voor Kabila openstelt. Aldus wordt het mogelijk dat de presidentskandidaat die in de eerste ronde de meeste stemmen verzamelt, in feite slechts door een relatief klein percentage van de Congolese bevolking wordt gesteund.

 

Begin december 2010 werd al duidelijk dat ons land ter ondersteuning van de Congolese verkiezingen ongeveer 14 miljoen euro reserveert, en zulks voor zowel de presidents-, parlements- als lokale verkiezingen, die over de periode 2011-2013 verspreid zijn.

 

U hebt tijdens een gastcollege in Gent al op de ontwikkelingen in Congo gereageerd. Ik sluit mij ook aan bij de conclusie die u toen hebt geuit, met name dat er in Congo een ontoereikende vooruitgang bij het leger en de politie is. U beklemtoonde dat bij de verkiezingen in 2011 een situatie zoals vandaag in Ivoorkust niet wenselijk is.

 

Mijnheer de minister, ik heb twee vragen voor u.

 

Ten eerste, welke reactie zal ons land formuleren, indien het Congolees Grondwettelijk Hof binnen de twee weken geen bezwaar tegen de grondwetswijziging heeft geuit?

 

Ten tweede, welke standpunt neemt u in ten opzichte van het voorstel tot wijziging van de Grondwet, waarbij het mogelijk wordt de president in één verkiezingsronde aan te duiden?

 

Ik dank u bij voorbaat voor uw antwoord.

 

01.03  Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de vice-eerste minister, mijn interventie gaat over hetzelfde. De vragen zijn gelijkaardig aan die van de collega’s. De evolutie in Congo naar presidentsverkiezingen in één stemronde, wat het mogelijk zou moeten maken dat een president verkozen wordt zonder dat hij eigenlijk een absolute meerderheid heeft, baart ons uiteraard zorgen om verschillende redenen. In een postconflictland, in een prille democratie, moet eigenlijk alles in het werk worden gesteld om ervoor te zorgen dat de verschillende partijen met elkaar in dialoog gaan. Dergelijke maatregelen, die juist een incentive zijn voor het tegendeel, stemmen ons ongerust en doen zelfs vrezen dat de democratie daar achteruit wordt gezet in plaats van dat men op het goede spoor is. Er is daar een risico voor het vredesproces. De Congolese grondwet kan gezien worden als een consensustekst uit een transitieperiode. De civiele maatschappij en de ngo’s hebben de bezorgdheid geuit dat er nog veel meer geweld zou kunnen komen tussen voor- en tegenstanders in deze context.

 

Weet u, bij ons lijkt het evident dat Congo een van de topthema’s is. In deze commissie voor de Buitenlandse Zaken komt dat heel vaak aan bod. Dat is een van de grote thema’s. Jammer genoeg is dat niet overal in de wereld en zelfs niet overal in Europa het geval. Ons land kan daarin wel een rol spelen, om ook in de internationale verhoudingen die bezorgdheid om Congo uit te dragen. Daarom de vraag welke engagementen België juist zal opnemen om die verkiezingen vreedzaam te laten verlopen en andere landen daarvoor te mobiliseren. Om te beginnen moet men maximale garanties bieden voor veilige verkiezingen, maar ze moeten ook eerlijk en transparant zijn. Verder moet men ook druk zetten – misschien is dit een woord dat u niet graag hoort – of overtuigingskracht of andere middelen hanteren ten aanzien van de Congolese instanties om hen tot andere inzichten te bewegen.

 

01.04  Patrick Dewael (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vice-eerste minister, collega’s, de kwestie is reeds voldoende in de context geplaatst. Er is effectief een grondwetsherziening goedgekeurd in de Democratische Republiek Congo. Het feit dat men over een grondwetsherziening stemt, heeft op zich reeds enige relevantie. In ons land zijn er nog steeds velen die daarvan dromen. Of het in de juiste richting gaat, durf ik echter te betwijfelen. Het gaat inderdaad over die tweede ronde in de presidentsverkiezingen, die wordt afgeschaft.

 

Laat mij heel duidelijk zijn, de praktische organisatie van verkiezingen is een interne aangelegenheid.Toch heeft de internationale gemeenschap zeker genoeg redenen om zich aangesproken te voelen in deze kwestie. Het is immers niet ondenkbaar in de Congolese context dat de volgende president wel degelijk met een relatief laag percentage van de stemmen zou verkozen worden. Dit staat effectief haaks op de filosofie van het vredesproces dat inclusiviteit nastreeft en waarin de hele internationale gemeenschap, met ook een heel belangrijke rol voor ons land, veel heeft geïnvesteerd. Die situatie zou potentieel zeer gevaarlijk kunnen zijn en dit moet onze aandacht gaande houden voor het zeer broze vredesproces.

 

De regering heeft eind vorig jaar beslist om in de budgetten vredesopbouw en ontwikkelingssamenwerking alleszins middelen vrij te maken om dat verkiezingsproces te ondersteunen. Ons land heeft dus ook een rechtstreekse betrokkenheid bij deze kwestie en daarom heb ik volgende vragen.

 

Mijnheer de vice-eerste minister, uiteraard werd deze vraag reeds gesteld, maar wat is uw visie op deze grondwetsherziening? Wat zijn de potentiële gevolgen op politiek vlak en op veiligheidsvlak?

 

Hebben wij zicht op de kostprijs voor het Congolese staatsbudget van een tweede ronde, en de eventuele budgettaire noodzaak die wordt ingeroepen om deze af te schaffen?

 

Welke acties denkt u te kunnen ondernemen? Komt er ook een actie of standpunt van de Europese Unie?

 

Komt de financiële steun van ons land in het gedrang? Zullen wij die steun eventueel conditioneren? Zullen wij daarvan een conditie maken, het correct verloop van de verkiezingen enerzijds en anderzijds die financiële ondersteuning?

 

Ten slotte, er zijn geruchten dat de stemming die heeft plaatsgevonden met omkoping gepaard zou zijn gegaan. Heeft uw departement, de FOD Buitenlandse Zaken, desbetreffend enige informatie ontvangen?

 

Le président: Si personne d'autre ne demande la parole, j'aimerais émettre quelques réflexions. Je me suis rendu il y a quelques jours à l'est du Congo. Je connais bien le pays, car j'y vais deux fois par an depuis plusieurs années. Nous devons être très prudents dans la réaction à adopter envers le changement constitutionnel qui est intervenu. Comme l'a dit Mme Brems, le risque pourrait être de voir, s'il n'y a qu'un seul tour, un président élu avec 30 ou 35 % des voix, peut-être même moins, cela dépend de l'émiettement des candidats.

 

Par ailleurs, nous pouvons aussi nous dire qu'indépendamment de l'économie certainement réelle que représente un seul tour, l'opposition va être obligée de s'unir davantage avant l'organisation d'un premier tour. Nous pourrions assister à des regroupements relativement spectaculaires à ce moment-là. Du point de vue démocratique, il serait beaucoup moins efficace qu'ils aient lieu entre les deux tours. Des regroupements que l'on peut mûrir avant le premier tour portent plus leurs fruits que ceux que l'on décide à la hâte entre les deux tours.

 

Il n'est pas facile, sur le plan de l'efficacité d'un système électoral strictement démocratique, de se prononcer en faveur de l'une ou l'autre solution. Nous devons donc nous montrer prudents. Je crois d'ailleurs que c'est une affaire congolaise. Par conséquent, il incombe aux Congolais de prendre leurs responsabilités.

 

En revanche, s'agissant de l'avenir de ce pays, il importe d'éviter qu'on puisse changer la Constitution pour permettre plus de deux mandats. Ce qui a perdu beaucoup de leaders africains, mais pas seulement, c'est le fait de s'accrocher trop longtemps au pouvoir. Autant je voudrais être assez nuancé quant au changement constitutionnel relatif au nombre de tours dans l'élection présidentielle, autant j'estime que nous devons être déterminés en ce qui concerne la nécessité d'influencer au mieux le parlement congolais à l'avenir - le problème ne se pose pas aujourd'hui –, pour éviter de nouvelles présidences à vie ou à mandats multiples, avec tous les effets pervers que nous connaissons.

 

Il me semble aussi très important que l'Union européenne – et donc la Belgique – se dote des moyens d'observer efficacement ces élections. Il est crucial que, comme la dernière fois, des observateurs internationaux soient envoyés au Congo, sous la présidence éventuelle d'un représentant du Parlement européen. En effet, il convient d'éviter la fraude électorale. Si nous pouvons prévoir des budgets susceptibles d'aider la commission électorale et de faciliter une telle observation, cela me semble beaucoup plus important que de nous immiscer dans ce système électoral.

 

Ceci est une remarque qui n'engage que moi, mais la Belgique n'est peut-être pas le pays le mieux placé pour donner des leçons en termes d'efficacité des systèmes électoraux. Le nôtre est, en tout cas, en train de démontrer sa faillite totale. Je serais donc prudent avant d'administrer de telles leçons à quelque pays que ce soit.

 

Restons vigilants! Quand je me rends au Congo, je constate qu'il y a des progrès. Ceux-ci restent très timides et fragiles et de nombreux problèmes subsistent. La pauvreté y est extraordinairement interpellante. Toutefois, je constate que, depuis quelques mois, la vie dans les régions les plus sinistrées reprend son cours normal et que la sécurité s'améliore, même si elle est très précaire et fragile. Il faut dès lors être prudent, avant de prêter main forte à des manœuvres qui pourraient affaiblir les efforts du gouvernement actuel pour améliorer les choses sur certains plans, même si tout n'est pas parfait. Ceci n'engage évidemment que moi et pas nécessairement mon parti.

 

01.05 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, ik wil graag, inspelend op de vraag van de heer Logghe, kort het algemeen politiek kader van het land schetsen. Daarna zou ik willen ingaan op de grondwetswijziging met het oog op de vervanging van het systeem van twee rondes door een ronde. Ik zal ook de internationale reacties hierop situeren en de gevolgen ervan op het vlak van de financiering. Ten slotte zal ik nog kort antwoorden op de bijkomende vragen met betrekking tot de recente gebeurtenissen in de universiteit van Kinshasa.

 

Ik schets eerst het algemeen kader. Het kader waarin de recente grondwetswijziging in Congo is doorgevoerd, is er een waarbij het politieke leven in dit land steeds meer wordt beïnvloed door het vooruitzicht van de presidents- en parlementsverkiezingen in november 2011.

 

De politieke wil om deze verkiezingen op tijd te organiseren en te financieren lijkt aanwezig te zijn. Op zeker ogenblik was er in de internationale gemeenschap een bron van bekommernis of men wel degelijk het vaste plan heeft om de constitutionele deadline te blijven respecteren. De politieke wil om de verkiezingen op tijd te organiseren en te financieren blijkt wel degelijk aanwezig te zijn.

 

Op het vlak van de technische voorbereiding kunnen wij vaststellen dat de registratie van de kiezers doorgaat, ook al gaat het nog vrij traag.

 

Er is nu ook een doorbraak rond de benoeming van de leden van de CENI, de Commission Electorale Nationale Indépendante.

 

Ten slotte is de Congolese Staat bereid om een groot deel van de financiering op zich te nemen.

 

Ik kom daar straks op terug, wanneer ik zal wijzen op de middelen die door de internationale gemeenschap worden ingezameld. Het gaat om een 60/40-verhouding, in die zin dat ongeveer 60 % van het electoraal proces wordt betaald door de Congolese overheid en 40 % door de internationale gemeenschap.

 

Zelfs al is de verkiezingscampagne officieel nog niet begonnen, toch bereiden talrijke partijen en politici zich nu al volop voor.

 

Etienne Tshisekedi, de voorzitter van de oude oppositiepartij UDPS, is net terug in Kinshasa, na drie jaar in België te hebben verbleven. Hij heeft zijn kandidatuur voor de presidentsverkiezingen bekendgemaakt.

 

De voormalige voorzitter van de Assemblée Nationale, Vital Kamerhe, heeft onlangs zijn ontslag uit de meerderheidspartij PPRD aangekondigd en hij heeft zijn eigen partij, de UNC, gelanceerd.

 

Bij diens bezoek aan Oost-Congo heeft zich inderdaad een aantal incidenten voorgedaan. Een van de vraagstellers heeft ernaar verwezen.

 

Een eventuele alliantie van deze opposanten met de MLC van Jean-Pierre Bemba, wiens proces bij het Internationaal Strafhof lopende is, bij de tweede ronde van de presidentsverkiezingen, werd gezien als een bedreiging voor de zetelende president Kabila. Die vaststelling, gekoppeld aan recente gebeurtenissen in Ivoorkust, hebben volgens veel waarnemers tot een sense of urgency geleid in de entourage van president Kabila en binnen zijn partij PPRD.

 

Vandaar dat begin januari het voorstel werd gelanceerd om de grondwet te wijzigen en de presidentsverkiezingen tot één ronde te beperken. Volgens veel waarnemers stijgen in beginsel hierdoor de kansen van Kabila aanzienlijk, die speculeert op verdeeldheid binnen de oppositie om de komende presidentsverkiezingen te kunnen winnen. Die grondwetswijziging, waarop ik straks nog terugkom, werd op 15 januari goedgekeurd door het parlement, ondanks een boycot van de oppositie.

 

Als wij de ontwikkelingen in de DRC sinds 2000 beschouwen, kunnen wij over het algemeen spreken van een geleidelijke verbetering in dat land. Tezelfdertijd moeten wij erkennen dat die verbetering tergend traag verloopt en zeer fragiel blijft. Het lijkt ons evident dat de DRC nog steeds een zeer jonge democratie is, waar het houden van een tweede reeks verkiezingen sinds de onafhankelijkheid een grote uitdaging vormt, niet alleen om logistieke redenen, maar ook omdat de democratische cultuur nog nadere verankering vereist. Dat is de reden waarom België al enige tijd pleit voor een stevige ondersteuning van deze verkiezingen door de internationale gemeenschap. In die context is de recente grondwetsherziening veeleer een bron van bekommernis die moet leiden tot bijzondere internationale waakzaamheid in de opvolging van het verder electoraal proces.

 

Ik kom nu tot de grondwetswijziging als zodanig. Wat de grondwetswijziging aangaat, kan ik de volgende elementen geven. Op 3 januari heeft Lambert Mende, de woordvoerder van de Congolese regering, eerst publiek de wens van de Congolese regering geuit om de grondwet te herzien, teneinde de verkiezing van de president te organiseren op basis van een schema van algemene, rechtstreekse verkiezingen in één ronde in plaats van twee rondes. Daarna zijn, zoals hier ook al vermeld is, de zaken bijzonder snel gegaan. Op 15 januari al heeft het Congres, dat wil zeggen de Senaat en de Assemblée Nationale samen, de wijziging van acht artikelen van de Grondwet van 2006 met een drievijfde meerderheid goedgekeurd. Het voorstel van gewijzigde grondwet bevindt zich nu bij het Grondwettelijk Hof, dat twee weken de tijd heeft om zijn advies te formuleren over de grondwettelijkheid van de adviezen. De redenen, aangevoerd voor deze grondwetswijziging, zijn drievoudig, namelijk het kostenbesparend effect, de veiligheid, met name het vermijden van een Oost-Westpolarisering zoals dat het geval was in 2006 en, ten derde, het verplichten van de 351 politieke partijen in Congo om zich te groeperen in een aantal grote politieke families om zo de fragmentatie van het Congolese politiek landschap tegen te gaan.

 

Ik kom dan bij de internationale reactie op deze wijziging. Met de internationale partners, meer bepaald met de overige 26 EU-lidstaten alsook met de VS, werd overleg aangevat over de houding die de internationale gemeenschap tegenover die grondwetswijziging dient aan te nemen. Hieruit blijkt een grote mate van convergentie. Eerst en vooral is er de vaststelling dat deze grondwetswijziging in recordtempo werd doorgevoerd en iedereen in snelheid heeft gepakt. Het uitgangspunt is dat het de Congolese politieke overheden in se zelf toekomt om te beslissen hoe zij de verkiezingen wensen te organiseren, in een of in twee rondes. Dit is in casu ook in alle legaliteit gebeurd. Op deze beslissing tot grondwetswijziging, doorgevoerd door de grondwettelijk bevoegde instantie, het Congolese parlement, heeft de internationale gemeenschap en ook België a priori geen bijzondere commentaar te leveren.

 

Er zijn natuurlijk toch vragen, om te beginnen over de omstandigheden waarin en de haast waarmee zo’n belangrijke beslissing werd doorgevoerd. De verkiezingen in twee rondes behoorden tot de fundamenten van de grondwet van 2006, zoals mevrouw Brems in herinnering heeft gebracht, een grondwet die na volksraadpleging werd goedgekeurd. Ook de posthoofden van de EU hebben het in hun verslaggeving in dat verband over ontgoocheling en ook over ongerustheid. De internationale gemeenschap hecht immers veel belang aan het welslagen van deze tweede verkiezingen in Congo sedert de onafhankelijkheid. Er wordt dan ook gehoopt dat deze grondwetswijziging geen belemmering zal vormen voor het verankeren van de nog prille democratie in Congo. In dit verband wordt het belang benadrukt van het garanderen van een adequaat electoraal kader, waarbij de vrijheid van meningsuiting gegarandeerd wordt en waarbij ook de politieke oppositie in alle vrijheid naar de gunst van de kiezer kan dingen.

 

Ook benadrukt België dat het belangrijk is om deze keer de gehele electorale cyclus te doorlopen en ook effectief de lokale verkiezingen te doen plaatsvinden. Het wegvallen van de tweede ronde biedt zelfs de mogelijkheid om deze lokale verkiezingen te vervroegen in de planning die tot dusver was voorzien. Het is in ieder geval een piste die ik zelf vrij sterk tracht te behartigen, ook al is ze misschien niet bijzonder waarschijnlijk in termen van logistieke organisatie. Ik heb echter altijd betreurd en ook in gesprekken met mijn Congolese partners in alle duidelijkheid gesteld, dat het groeien naar een mature democratie wat mij betreft ook volwaardige lokale verkiezingen moest inhouden en dat het bijzonder jammer was, ook al was het sterk te waarderen dat men de presidentiële verkiezingen wenste te houden binnen de constitutionele termijn, dat de lokale verkiezingen daardoor naar achteren zouden worden geschoven.

 

Als deze nieuwe aanpak ertoe zou leiden dat de lokale verkiezingen naar voren kunnen worden gehaald, kan dat een onverwacht positief effect hebben op datgene wat wij trachten te bereiken, met name een meer mature omgeving in termen van electorale vooruitgang.

 

Behoudens de legaliteit van de genomen beslissing, is België er zich toch van bewust dat deze grondwetswijziging een debat losweekt over de vraag of het systeem van de eenvoudige meerderheid even veel legitimiteit voor de verkozene zal opleveren als een systeem van absolute meerderheid, dus in twee rondes. Wij hebben in dit verband nota genomen van de negatieve reacties van verschillende oppositiepartijen en prominente leden van het middenveld. In het nieuwe systeem bestaat er eigenlijk enkel een redelijke kans voor een oppositiekandidaat om de verkiezingen te winnen, indien van in het begin de gehele oppositie zich achter één kandidaat zou scharen. Deze lastminutewijziging van de spelregels kan mogelijk negatieve gevolgen hebben op veiligheidsvlak indien de legitimiteit van de aldus verkozen president zou gecontesteerd worden. In de veronderstelling dat hij tijdens een eerste ronde bijvoorbeeld slechts een derde van de stemmen zou behalen, zal de president over een verminderde legitimiteit en dus ook over minder politieke slagkracht beschikken.

 

Zoals ik aangaf, is er een vrij grote mate van eensgezindheid onder de Europese partners over bovenvermelde lijn. Met uitzondering misschien van mijn uitweiding met betrekking tot de lokale verkiezingen, waar ik een accent heb gelegd dat wel degelijk eerder door ons of door mijzelf wordt geformuleerd, kan ik u zeggen dat het geheel van de overwegingen die ik geef, tegelijk vrij goed gevolgd wordt door de collega’s van de Europese Unie. Er is naar verwezen in een vraagstelling: het is inderdaad zo dat wij wat dat betreft – gelukkig maar – een relatief groot moreel gewicht hebben in het concert van de EU-lidstaten bij het bepalen van een positie van de Europese Unie. Een Europese verklaring in die zin werd gisteren, op 24 januari, vrijgegeven.

 

Ik kan ook bevestigen dat er geruchten zijn dat de stemming over de grondwetswijziging zou zijn gepaard gegaan met omkoperij, maar ik kan deze informatie op dit ogenblik op geen enkele manier bevestigen. De Belgische houding werd door de zaakgelastigde in Kinshasa overgemaakt aan de Congolese zijde tijdens een onderhoud met de Congolese eerste minister.

 

Ik wil dan even ingaan op de problematiek van de financiering. België en zijn EU-partners hebben er zich toe geëngageerd het verkiezingsproces in de DRC te steunen. De belangrijkste donoren tot dusver zijn de Europese Commissie, het Verenigd Koninkrijk en België. De Europese Commissie heeft in een bijdrage van 47,5 miljoen euro voorzien voor 2011.

 

Het Verenigd Koninkrijk heeft voor het hele proces voorzien in een bijdrage van 22 miljoen pond.

 

Over wat België beschikbaar heeft, het volgende. Er zijn verschillende cijfers geciteerd. Het zou goed zijn om op dat vlak de puntjes op de i te zetten. Er is een relict van 6 miljoen dollar van de vorige verkiezingsronde. Daaromtrent werd dus geen nieuwe beslissing genomen; dat is geld dat nog niet is gemobiliseerd, maar dus beschikbaar is uit de vorige verkiezingsronde Ter herinnering, de vorige ronde hield normaal gezien lokale verkiezingen in, maar dat is niet het geval geweest.

 

België heeft voor 2010-2011 in een financiering voorzien van in totaal 12,5 miljoen euro. Dat bedrag bestaat uit 7,5 miljoen euro via de FOD Ontwikkelingssamenwerking van collega Michel, in het kader van het indicatief samenwerkingsprogramma met Congo. Voor dat bedrag heeft men zich trouwens al geëngageerd.

 

Daarnaast kan men zich nog engageren voor 5 miljoen euro via de begrotingslijn Vredesopbouw van Buitenlandse Zaken. Dat geld is beschikbaar via mijn departement, maar daarvoor heeft men zich nog niet geëngageerd. Er is dus een onderscheid: 6 miljoen dollar is “gepledged” en in een fonds beschikbaar; er is 7,5 miljoen euro van Ontwikkelingssamenwerking waartoe men zich al heeft geëngageerd en 5 miljoen euro waartoe men zich nog niet heeft geëngageerd, maar dat beschikbaar is.

 

Je suis plutôt d'accord avec le plaidoyer que nous venons d'entendre en faveur d'une mission électorale forte, plaidoyer prononcé par notre président et dont j'ai pris bonne note.

 

De Europese Unie zal wellicht een electorale observatiemissie sturen. Ik stem volledig in met het accent dat wordt gelegd op het belang van dergelijke observatiemissies, waarbij erop wordt toegezien dat het hele proces in goede banen wordt geleid.

 

Op dit ogenblik blijft België bij de beslissing om het verkiezingsproces financieel te steunen. Zowel de Europese Commissie als België is van oordeel dat de Congolese regering haar partners heel snel moet informeren over de gevolgen van de grondwetswijziging voor het budget, de kalender en het verloop van het verkiezingsproces. Een en ander is trouwens uitdrukkelijk, mede op aandringen van België, in de EU-verklaring vermeld.

 

Er is dus, uiteraard op behoedzame wijze, een voorwaarde geformuleerd. Mij lijkt het in ieder geval evident dat de verdere storting van de fondsen afhankelijk moet worden gemaakt van de mate waarin de voorbereidingen van het verkiezingsproces correct verlopen. Hoewel het ook effectief de intentie van de Europese Commissie is, bleek het voor sommige partners in deze fase een maat te ver om het voorgaande heel uitdrukkelijk in de EU-verklaring op te nemen. Niettemin meld ik u dat zulks de state of mind is van de partners rond de tafel.

 

Het budgettaire voordeel of de winst bij het schrappen van een tweede ronde zou een relatief beperkte impact hebben. Er wordt alles samen over een impact van om en nabij 3 % van het totale budget gesproken, zijnde 20 miljoen dollar ten opzichte van het totaalbudget van veel meer dan 700 miljoen dollar. Voornoemde, beperkte impact heeft veel te maken met de mate waarin hoe dan ook in het proces sommige verkiezingen zouden samenvallen. Er zou met andere woorden één operatie zijn, waarbij de stembrieven echter al dan niet meerdere assemblees – provinciale, parlementaire of andere assemblees – moesten bevatten.

 

Het is ook wel wat vroeg om ter zake een heel duidelijk oordeel te vellen. Echter, het argument dat door de Congolese overheid naar voren wordt geschoven, met name dat het een enorme besparing zou betekenen, wordt in ieder geval alvast ook op basis van onze contactpersonen bij MONUSCO niet bevestigd.

 

Neemt u mij deze lange uiteenzetting niet kwalijk, maar het is een onderwerp waarnaar het Belgische Parlement met grote aandacht kijkt. Zulks verantwoordt misschien mijn enigszins langere toelichting.

 

Ik wil ten slotte, in antwoord op de vraag van de heer Logghe, afronden met een paar woorden over de gebeurtenissen op de universiteit van Kinshasa.

 

Ik kan bevestigen dat wij tot nu toe geen enkele, duidelijke aanwijzing hebben van een mogelijke link tussen de gewelddadige incidenten van 13 januari op de campus van de Université de Kinshasa en de recente, politieke ontwikkelingen, meer bepaald de bewuste grondwetsherziening. Diplomatieke kringen in Kinshasa en ook de MONUSCO gaan ervan uit dat de incidenten vooral te maken hebben met de bijzonder moeilijke levensomstandigheden van de studenten alsook met de onveiligheid op de campus.

 

Die onlusten schijnen aan intensiteit te hebben gewonnen door de aanwezigheid, onder de studenten, van relschoppers, zogenoemde Kuluna, die regelmatig voor problemen in de straten van Kinshasa zorgen. Verschillende bronnen maken inderdaad gewag van meerdere doden – tussen twee en twaalf – en heel wat gewonden.

 

Het lijkt ons wel gepast eerst de nodige informatie te vergaren over de precieze omstandigheden van de politie-interventie en van de gebeurtenissen alvorens een reactie te overwegen. Wij zijn nog steeds informatie aan het inwinnen en zullen daaraan verdere gevolgen geven als dat zich opdringt.

 

01.06  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn uitgebreid antwoord.

 

U bent een voorzichtig man, mijnheer de minister. U probeert de kool en de geit te sparen. U zegt dat het interne kwesties zijn, waar wij ons niet te veel kunnen mee moeien, maar tezelfdertijd geeft u ook toe dat de redenen die de Congolese overheid aangeeft om die grondwetsherziening erdoor te duwen, gedeeltelijk op los zand gebaseerd zijn en eigenlijk niet volledig kloppen. We moeten de kostenbesparende impact van een en ander relativeren, tot 3 % of misschien iets meer.

 

Ik blijf wat in mijn maag zitten met die grondwetsherziening en met de vrij academische reactie van de Belgische overheid. Mijn mening wordt blijkbaar gedeeld met mensen ter plaatse. Velen vrezen dat de idee van vrije verkiezingen verschroeid is nog voor de eerste kiezer zijn stembiljet in de urne heeft kunnen schuiven. Een ander zegt dat de ongerustheid in schril contrast staat met de oorverdovende stilte en de amnesie waarmee Belgische beleidsmensen en parlementariërs de Congolese grondwetsherziening lieten passeren. U zegt dat wij enigszins in snelheid gepakt zijn.

 

Het verbaast mij dan ook dat die 6 miljoen dollar die geblokkeerd was bij een vorige verkiezingsronde, nu wel zou worden vrijgegeven, hoewel er ook nu geen zicht of geen zekerheid is dat er lokale verkiezingen zijn. Zij zijn de vorige keer ingehouden omdat er geen lokale verkiezingen werden georganiseerd. Nu hebben wij ook geen zekerheid dat er lokale verkiezingen worden georganiseerd. U zegt dat wij de nadruk willen leggen op het ontplooien van het ganse democratische proces, dus ook die lokale verkiezingen. U heeft daar nu geen zicht op, u hebt dat wel besproken, maar u heeft geen zekerheid dat dit nu ook volgt. Toch geeft u die 6 miljoen dollar vrij. Ik volg het niet helemaal. Ik had liever gehad dat u die 6 miljoen nog eventjes achterwege had gelaten tot u volledige zekerheid hebt dat er ook op dat vlak een en ander wordt uitgewerkt.

 

01.07  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik stel uw heel uitgebreid en gedetailleerd antwoord zeker op prijs.

 

Ik wil echter de volgende vergelijking maken. Wij beleven nu spannende tennisdagen met het tennistornooi. Ik zou het bijna durven vergelijken met de komende verkiezingen. Het is een match en de regels wijzigen tijdens het tornooi, niet tijdens de match. Dat is heel oneerlijk.

 

Ik denk dat de motivatie van Kabila om het goedkoper te maken en het sneller of gemakkelijker te laten verlopen, een drogreden is. Hij wijzigt wel degelijk de regels om het de tegenstander, de oppositie, onmogelijk te maken zich nog tijdig voor te bereiden en zich te kunnen aanpassen aan de nieuwe voorschriften.

 

De oppositie was van plan om in twee rondes haar kandidaten naar voren te schuiven en er was een akkoord dat daarna een kandidaat verder zou gaan. Zij zijn nu gedwongen om dat te herzien, veel te kort voor de match wordt gespeeld, nog tijdens het tornooi.

 

01.08  Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ook ik wil u danken voor de uitgebreide toelichting met veel nuttige informatie.

 

Wat de standpunten betreft, kan ik mij vinden in hetgeen u daaromtrent hebt gezegd. Het is inderdaad een heel moeilijke evenwichtsoefening om respect te bewaren voor de soevereiniteit van een land om verkiezingen te organiseren. Uiteindelijk is het niet illegaal verlopen, maar er zijn toch al die indicatoren die tot ongerustheid nopen.

 

En wat doet men dan? Het accent dat u zelf, ook buiten de Europese context, legt op lokale verkiezingen, lijkt mij heel goed. Dat is ook wat de Belgische ngo’s die actief zijn in Congo zeggen.

 

Ik heb u echter ook horen zeggen dat het niet zeker is dat het logistiek haalbaar zal zijn om de verkiezingen te vervroegen of te verplaatsen. In de mate van het mogelijke moeten wij dat zoveel mogelijk ondersteunen. Men mag zich niet verschuilen achter logistieke argumenten om ze niet te organiseren.

 

Iets anders is het als men van standpunten overstapt naar signalen die aan Congo worden gegeven. Ik heb u horen spreken over de Europese verklaring, maar niet over welke signalen België moet geven en op welke manier wij die kunnen geven om die ongerustheid op een respectvolle manier te communiceren.

 

01.09  Patrick Dewael (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor het uitgebreide antwoord. Ik voelde wel wat, mijnheer de voorzitter, voor wat u zelf hebt gezegd over de positie van ons land als het gaat over grondwetsherzieningen, over efficiëntie in het organiseren van verkiezingen, samenvallende verkiezingen en dergelijke meer. Ik denk dat wij effectief moeten opletten als wij moraalridder willen spelen of principes willen hanteren ten opzichte van andere landen. Anderzijds is het zo dat het budgettaire en financiële argument dat naar voren wordt geschoven, door de minister zelf met een heel duidelijk cijfer van tafel wordt geveegd. Dit is niet de reden waarom men het hele systeem herziet.

 

Ik was destijds met het departement van Binnenlandse Zaken een aantal dagen in Congo bij de voorbereiding van die eerste verkiezingen, waarbij toch enorme verwachtingen werden gecreëerd. Laat ons eerlijk zijn, mijnheer de minister, die verwachtingen zijn niet ingelost. Ik denk dat wij toch wel de plicht hebben, ook vanuit de budgettaire inspanning die ons land zich getroost en die toch enorm is, om meer te zijn dan een aandachtige toeschouwer. Ik zou willen pleiten voor een actieve rol, ook in Europees verband. Mevrouw Brems heeft het over een prille democratie, maar er zal in de komende periode toch nog wel wat moeten gebeuren, wil dat worden omgezet in datgene wat wij ons destijds voor ogen hebben gehaald. Bijdragen aan dat proces is onze voornaamste betrachting.

 

Ik zou ertoe willen oproepen om heel alert te zijn en vooral ook in Europees verband te streven naar een gemeenschappelijke benadering van de Congolese gezagsvoerders.

 

01.10 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, ik wil toch nog even inpikken op zij die het hebben gehad over het conditioneren.

 

Als ik heb gezegd dat het voor mij duidelijk is dat de conditionaliteit voor het vrijmaken van de middelen – dat slaat ook op de 6 miljoen dollar en de 5 miljoen die nog niet is toegezegd – heel het electorale proces betreft, betekent dit ook dat ik mij niet kan inbeelden dat wij dit soort geld beschikbaar maken zonder garanties te hebben over het verloop van het volledige proces. Dat is in 2006 niet gebeurd. Wat mij betreft, hanteer ik ter zake een duidelijke lijn. De middelen die wij hebben uitgetrokken, passen in een logica die erin bestaat dat het volledige proces tot een goed einde kan worden gebracht.

 

Mevrouw Brems, de Belgische diplomatie heeft er vooral op toegezien dat er een sterk EU-standpunt is gekomen dat voor een belangrijk stuk door ons werd beïnvloed. Zoals ik al heb aangegeven in mijn antwoord, heeft onze Belgische zaakgelastigde met wat grotere duidelijkheid en wat meer onversneden de bekommernissen van de Belgische overheid aan de Congolese premier kunnen overmaken.

 

Le président: Monsieur le ministre, l'important, c'est que la communauté internationale envoie des observateurs durant toute la campagne internationale – long term observers – et pas seulement des parlementaires uniquement le jour des élections. Les deux sont nécessaires et complémentaires, mais l'un sans l'autre ne peut réussir efficacement la tâche d'observation des élections.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Alexandra Colen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de onrust in Tunesië" (nr. 1916)

- de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de toestand in Tunesië" (nr. 1997)

- mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de toestand van de Belgen in Tunesië" (nr. 2008)

- de heer Patrick Moriau aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het politieke en sociale protest in Tunesië" (nr. 2043)

- mevrouw Alexandra Colen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de situatie in Tunesië en buurlanden" (nr. 2125)

- de heer Stefaan Vercamer aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de recente ontwikkelingen in Tunesië" (nr. 2142)

- de heer Olivier Maingain aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de maatregelen die worden overwogen na de repressie van de protestbewegingen door de Tunesische autoriteiten" (nr. 2155)

- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de situatie in Tunesië" (nr. 2160)

- mevrouw Alexandra Colen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de Belgische houding ten aanzien van het verdreven Tunesische regime" (nr. 2170)

- mevrouw Karolien Grosemans aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de Tunesische overgangsregime" (nr. 2181)

- de heer Peter Luykx aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de mogelijke impact van de Tunesische revolutie op de Noord-Afrikaanse regio" (nr. 2229)

- mevrouw Juliette Boulet aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de situatie in Tunesië" (nr. 2265)

- de heer Denis Ducarme aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de situatie in Tunesië" (nr. 2268)

- de heer Philippe Blanchart aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het politieke en sociale protest in Tunesië" (nr. 2312)

02 Questions jointes de

- Mme Alexandra Colen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les troubles en Tunisie" (n° 1916)

- M. Christian Brotcorne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la situation en Tunisie" (n° 1997)

- Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la situation des Belges en Tunisie" (n° 2008)

- M. Patrick Moriau au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la contestation sociale et politique en Tunisie" (n° 2043)

- Mme Alexandra Colen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la situation en Tunisie et dans les pays voisins" (n° 2125)

- M. Stefaan Vercamer au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les récents événements en Tunisie" (n° 2142)

- M. Olivier Maingain au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les mesures envisagées à la suite de la répression menée par les autorités tunisiennes face aux mouvements de protestation" (n° 2155)

- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la situation en Tunisie" (n° 2160)

- Mme Alexandra Colen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la position de la Belgique à l'égard du régime tunisien déchu" (n° 2170)

- Mme Karolien Grosemans au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le régime transitoire tunisien" (n° 2181)

- M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les répercussions que pourrait avoir la révolution tunisienne dans la région nord-africaine" (n° 2229)

- Mme Juliette Boulet au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la situation en Tunisie" (n° 2265)

- M. Denis Ducarme au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la situation en Tunisie" (n° 2268)

- M. Philippe Blanchart au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la contestation sociale et politique en Tunisie" (n° 2312)

 

02.01  Alexandra Colen (VB): Mijn eerste vraag in verband met Tunesië dateert al van voor de onlusten in de media bij ons verschenen. Toen hadden wij er al weet van via de alternatieve media, via YouTube en dergelijke. Mijn andere twee vragen zijn opgemaakt terwijl de situatie aan het evolueren was. We zijn nu een aantal weken verder. Het verhaal is nog niet afgelopen.

 

Sommige bronnen meldden dat er eind vorig jaar vele duizenden mensen de straat opgingen uit protest tegen het bewind van de toenmalige president. Dat kon men zien op de website www.dewereldmorgen.be op 31 december 2010. Omdat de persvrijheid in Tunesië ernstig werd beknot, vond men hierover slechts weinig berichten terug in de reguliere media. Dat is intussen veranderd.

 

Had u op dat moment al weet van de protesten in Tunesië? Zag u de situatie aankomen? Hebt u een idee waarom de media hier niet rechtstreeks konden berichten en men voor informatie op anonieme bloggers was aangewezen? Uiteindelijk is de zaak zodanig uit de hand gelopen dat men niet alleen via bloggers, maar ook via het politieke nieuws wist wat er aan de hand was.

 

Op een bepaald moment werd een groep Zweedse toeristen aangezien voor terroristen en bijna gelyncht door straatmilities. Andere toeristen en westerse zakenlui zouden naar verluidt in hotels vast hebben gezeten uit vrees voor het geweld op straat. Een Belg zou zelfs beschoten zijn. Intussen heeft de onrust zich ook naar Egypte, Libanon en buurland Algerije verspreid.

 

Bij hoeveel incidenten in Tunesië zijn Belgen betrokken? Wat was de ernst van de incidenten? Op welke wijze hebben de Belgische autoriteiten bijstand verleend aan landgenoten die Tunesië wilden of willen verlaten? Hoeveel Belgen bevonden zich in Tunesië toen de onlusten uitbraken?

 

Werden er reeds maatregelen genomen, al dan niet in EU-verband, om landgenoten te evacueren uit Algerije en Libië, Egypte en Libanon, indien de situatie daar ook volledig uit de hand zou lopen?

 

Het toenmalige Tunesische regime is nu verdreven en er is een noodregering geïnstalleerd. De situatie blijft nog steeds redelijk chaotisch. Welnu, op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken staat over Tunesië te lezen: “De omvangrijke Belgische investeringen en de regelmatige bilaterale bezoeken zijn een bewijs van de aanhoudende bilaterale betrekkingen tussen beide landen.” Dus tussen Tunesië en België.

 

Nu is duidelijk geworden dat het regime van de verdreven president Ben Ali een van de meest dictatoriale, corrupte en onderdrukkende in Noord-Afrika was. Toch heeft België altijd uiterst vriendschappelijke banden met dat regime onderhouden. Dat resulteerde dus in de aangehaalde omvangrijke Belgische investeringen en regelmatige bilaterale bezoeken. Dat roept de vraag op of de Belgische autoriteiten zich bewust waren van de aard van het regime van Ben Ali, dan wel of men daar geen consequenties aan verbond. President Ben Ali en zijn partij waren bovendien lid van de Socialistische Internationale, waarvan ook Belgische regeringspartijen lid zijn.

 

Mijnheer de minister, graag vernam ik in dat verband bij welke gelegenheden, inclusief de bilaterale bezoeken gedurende de voorbije vijf jaar, de Belgische autoriteiten aandrongen op respect voor de democratie en de mensenrechten in Tunesië. Op welke manier gebeurde dat dan? Hoe reageerden de Tunesische autoriteiten daar dan op? Welke consequenties werden aan die reacties verbonden?

 

02.02  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, en effet, depuis le dépôt des questions, la situation en Tunisie a évolué, peut-être positivement et favorablement.

 

De fait, toute une population s'est fait l'écho de son malaise face au manque de perspective sociale, économique et politique du pays. Aujourd'hui, le président dictateur a fui son pays, mais la transition démocratique – que tout le monde imagine et espère – est loin d'être assurée et garantie. Encore à présent, des manifestations, des heurts et des violences éclatent un peu partout dans le pays et dans la capitale.

 

Rien n'est gagné: tout peut encore basculer soit en faveur de cette évolution positive vers la démocratie, soit pour une reprise en mains d'un régime fort. Aujourd'hui, l'armée semble avoir fait son choix et garantir cette transition vers la démocratie. Cependant, rien n'est acquis.

 

L'important est donc de savoir que faire. Que fait la Belgique, que font les démocraties occidentales pour s'assurer que cette évolution vers la démocratie en Tunisie soit effective et réelle? Que fait l'Union européenne qui est probablement la mieux armée pour aider le peuple tunisien dans cette évolution?

 

Nous pouvons rester dubitatifs à voir la lenteur des réactions de soutien de la Belgique d'abord, de l'Union européenne aussi. Est-ce la France qui donne le ton en Europe? On peut comprendre que la France, en tant qu'ancienne puissance coloniale, ait peut-être certaines difficultés à passer d'une situation qu'elle n'avait pas prévue mais qui lui agréait à la situation actuelle.

 

Nos démocraties ne préféraient-elles pas une stabilité, fût-elle assortie à un régime autoritaire, à un régime réellement démocratique? La question mérite d'être posée. En tout cas, nous avons le sentiment que l'Occident avait fait le choix de ces régimes autoritaires garants de la stabilité.

 

Deux exemples me viennent à l'esprit. Dans la législature précédente, j'avais déposé une proposition de résolution relative à la situation des droits de l'homme en Tunisie. Quelle ne fut pas ma surprise de recevoir une réaction assez rapide et véhémente via un courrier d'un ministre d'État belge, Robert Urbain! Il m'indiquait que le contenu de ma proposition n'avait aucun sens concret, ne reflétait pas la réalité précise, que je ferais bien de prendre avec lui un rendez-vous auprès de l'ambassadeur de Tunisie en Belgique afin de corriger les erreurs manifestes qui fondaient ma proposition de résolution. J'en fus à ce point abasourdi que je n'ai ni donné de réponse au ministre d'État ni pris contact avec l'ambassade tunisienne.

 

J'en viens à une anecdote, sans vouloir viser un homme particulièrement. On lit, par exemple, sur des sites internet qu'un consul honoraire de Tunisie en Belgique est un ministre en exercice. S'il est honoraire, il n'exerce probablement plus la fonction. Le site indique aussi comme référence ou adresse le 12, rue de la Loi, ce qui conforte le fait que l'on peut avoir aujourd'hui des contacts de bienséance avec des régimes autoritaires.

 

Monsieur le ministre, qu'allons-nous faire? Ne devons-nous pas prendre le taureau par les cornes et aider cette population qui veut évoluer vers la démocratie? Que font la Belgique et l'Union européenne? C'est une question fondamentale! Cela étant, d'autres questions sont aussi intéressantes. La première intervenante y a fait allusion. Quels sont aujourd'hui les intérêts belges en Tunisie? Qu'en est-il de nos ressortissants au vu des difficultés actuelles et des violences dont ils pourraient faire l'objet? La France et la Suisse vont prendre des mesures pour geler les avoirs financiers du clan Ben Ali. Êtes-vous au courant d'actions similaires au niveau belge? Est-on informé de l'existence éventuelle d'avoirs de ce clan en Belgique et, si tel est le cas, qu'envisage-t-on de faire? Ne serait-ce pas aussi le moment de savoir où nous en sommes par rapport au statut de rehaussement de la Tunisie auprès de l'Union européenne. Du fait que la Tunisie était encore un pays peu évolué démocratiquement, il n'en était pas trop question. Il n'était probablement pas idéal de faire évoluer ce statut, quoiqu'on le fasse avec le Maroc et qu'on se préoccupe d'Israël qui a aussi des attitudes un peu particulières dans les territoires occupés. Monsieur le ministre, où en est le statut de rehaussement de la Tunisie auprès de l'Union européenne?

 

Enfin, peut-on imaginer que ce processus, que la presse qualifie de contagion, se répande aux pays limitrophes de la Tunisie qui connaissent aussi des situations de régimes forts ou dictatoriaux? Croyez-vous à cette évolution?

 

Monsieur le ministre, il serait intéressant que vous puissiez répondre à ces questions ou que vous nous donniez votre sentiment, celui de la diplomatie belge et de la diplomatie européenne.

 

02.03  Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de vice-eerste minister, nadat midden december 2010 een groenteverkoper in Tunesië zichzelf in brand stak, braken er ernstige rellen uit. Bij de onregelmatigheden zijn inmiddels al tientallen doden gevallen. De situatie in Tunesië baart ons dan ook ernstige zorgen.

 

Tunesië staat bekend als populaire vakantiebestemming bij vele Belgen. Zeker in de huidige wintermaanden overwinteren vele landgenoten in Tunesië. De veiligheid van de Belgen in het buitenland is uiteraard een prioriteit.

 

Mijnheer de minister, hoeveel landgenoten verblijven er bij benadering in Tunesië?

 

Zijn er reeds maatregelen genomen om onze landgenoten in Tunesië te beschermen? Hebt u al contact opgenomen met reisorganisators of touroperators?

 

Wat zijn de diplomatieke gevolgen van de incidenten in Tunesië?

 

Mijn vragen zijn deels achterhaald, omdat de geschiedenis mij heeft ingehaald. Daarom heb ik een tweede vraag ter actualisering ingediend.

 

Mijnheer de vice-eerste minister, de politieke situatie in Tunesië staat enkele dagen na het vertrek van oud-president Ben Ali nog steeds onder hoogspanning.

 

De Tunesische minister van Binnenlandse Zaken maakte begin vorige week bekend dat tijdens de opstanden inmiddels 78 doden en 94 gewonden vielen.

 

Om de rust terug te brengen, heeft voormalig eerste minister Gannouchi een regering van nationale eenheid gevormd. Zij zou standhouden, tot de volgende presidents- en parlementsverkiezingen worden georganiseerd. Ook de oppositie is in voormeld orgaan vertegenwoordigd. Het wordt met leden uit het maatschappelijk middenveld aangevuld.

 

Van het oude regime blijven nog zes regeringsleden op post. Namens oppositieleider Marzouki wordt opgeroepen de Rassemblement Constitutionnel Démocratique, de partij van Ben Ali, te ontbinden.

 

De omstandigheden in Tunesië laten niemand onberoerd. Ook Amerikaans president Obama roept op om vrije en legitieme verkiezingen zo goed mogelijk te begeleiden. De Europese Unie is bereid onmiddellijk steun aan de voorbereidingen van democratische verkiezingen te verlenen.

 

Ondanks voormelde, goede intenties groeit de vrees dat de gevestigde oppositie over onvoldoende tijd beschikt om zich voor de vervroegde verkiezingen te organiseren. Daarachter schuilt het gevaar dat islamitische groeperingen zich opnieuw manifest kunnen ontplooien.

 

Welk standpunt neemt België in ten opzichte van de Tunesische overgangsregering? Legitimeert u namens ons land het voorlopige bewind?

 

Kunt u de hulpverlening die de Europese Unie wil opzetten, toelichten? Welke engagementen zal ons land ter zake opnemen?

 

Welke consequenties heeft de Tunesische revolutie voor de Belgische diplomatie? Welke inzichten hebt u na uw contact met de Tunesische ambassadeur in ons land verworven?

 

Ten slotte, welk stappenplan heeft de Belgische ambassade in Tunis afgewerkt, om onze landgenoten in veiligheid te brengen?

 

02.04  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de vice-eerste minister, ik sluit aan bij mijn collega, mevrouw Grosemans, maar wil mijn vraag focussen op de relatie tussen Tunesië en de omliggende regio. De gebeurtenissen in Tunesië evolueren van dag tot dag. In de Noord-Afrikaanse regio gaan verscheidene landen gebukt onder gelijkaardige maatschappelijke verschijnselen: een jonge bevolking, veel werkloosheid, inflatie, corruptie. De ontevredenheid daarover uit zich nu onder meer ook in Egypte en Marokko.

 

Op de jonge bevolking van landen uit die regio kan de Tunesische Jasmijnrevolutie een soort van inspirerend effect hebben, een domino-effect.

 

Mijnheer de minister, daarom had ik graag van u vernomen hoe u de situatie inschat. Houdt u er rekening mee dat de opstand uitdijt naar andere Noord-Afrikaanse landen, bijvoorbeeld Egypte, Algerije, Libië?

 

Hebt u daarover ook al overleg gepleegd met de ambassadeurs in Noord-Afrika?

 

Hoeveel landgenoten verblijven vandaag nog altijd in Tunesië?

 

Tot slot, hoe zal de Belgische regering reageren indien de Tunesische revolutie navolging krijgt in andere landen?

 

02.05  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, je ne vais pas reprendre tout ce qui vient d'être dit. Si nous sommes là, c'est que nous avons tous suivi l'évolution de la situation en Tunisie depuis la mi-décembre et que nous avons vu le soulèvement des citoyens se prolonger au point que Ben Ali a pris la fuite au lendemain de ses déclarations sur la diminution du prix du pain dans la langue que les citoyens comprenaient le mieux. On a vu aussi les forces politiques se mettre en place et décider de la création d'un gouvernement d'union nationale. On aurait pu imaginer que cela aurait satisfait une partie de la population mais, au contraire, celle-ci a contesté ce processus immédiatement. La population continue à s'organiser et en demande toujours plus. On peut le comprendre après des dizaines d'années d'oppression.

 

On voit également tous les partis démocratiques qui n'étaient pas tolérés sous Ben Ali effectuer leur retour, rejoindre les organisations civiles et participer à la reconstruction de la démocratie. On a vu aussi qu'il a été décidé tout d'abord de former un gouvernement sur la base d'élections organisées dans les deux mois avant de se rendre compte très vite que c'était totalement impossible et qu'organiser des élections sur une vraie base démocratique impliquait de revoir la loi électorale et même la Constitution.

 

Beaucoup de choses se passent et la contagion est rapide, même si on sait combien les contextes peuvent se ressembler en partie mais rester très différents, que ce soit dans le Maghreb ou dans le Machrek et combien la présence et la force de l'armée en Algérie ou au Yémen notamment peuvent avoir des conséquences différentes sur les soulèvements citoyens. On a pu lire nombre d'observateurs faire état d'une possible contagion vers le Yémen, l'Algérie, le Liban qui connaissent déjà une grande instabilité politique. Il serait intéressant d'entendre votre point de vue sur la question.

 

Quel regard portez-vous sur les événements en Tunisie et qu'attendez-vous de l'avenir de ce pays? Au sujet des mesures prises par le gouvernement d'union nationale et du fait que celui-ci est toujours contesté par la population, partagez-vous l'affirmation d'un écologiste européen selon laquelle si la dictature était tombée, le système de la dictature était toujours présent et qu'il faudrait bien plus de temps pour le démanteler? On sait combien le parti de Ben Ali était le seul à être vraiment structuré.

 

Si on veut recommencer à travailler, il faudra d'abord que les autres partis puissent se construire.

 

Par ailleurs, le gouvernement de transition a été très vite contesté: il n'est pas considéré comme un parti d'unité nationale puisque les partis démocratiques et leurs représentants, qui étaient en exil, font seulement leur retour. Ils vont avoir beaucoup à faire. Qu'en pensez-vous?

 

On aimerait aussi entendre les propos que vous avez pu tenir à l'occasion de la fin de la présidence de l'Union européenne au niveau européen et au niveau belge.

 

Une autre question qui a déjà été posée concerne le gel des avoirs de la famille Ben Ali-Trabelsi. Cette famille dispose-t-elle de biens en Belgique? Ont-ils été gelés à l'instar de ce qui a été fait dans les autres pays?

 

Enfin, certains observateurs ont émis des craintes, tout au début des événements, d'une islamisation. Ils affirmaient que le régime de Ben Ali avait été maintenu, voire même soutenu, par l'Occident car c'était un régime fort qui avait combattu de toutes ses forces les partis islamistes qui auraient tenté de se construire et de propager leurs messages dans ces pays. Or, ces partis islamistes ont fait savoir qu'ils ne présenteraient pas de candidats aux présidentielles mais qu'ils en soutiendraient d'autres. Dès lors, selon vous, démocratie et islam peuvent-ils aller de pair? L'Occident sera-t-il capable de soutenir cet aspect d'une démocratie naissante?

 

02.06  Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, nous sommes heureux de nous réunir pour la première fois cette année.

 

Monsieur le ministre, je ne reviendrai pas sur la chronique des événements en Tunisie, dont nous avons pu lire l'évolution dans la presse. La plupart de nos questions me semblant dépassées, je vais me contenter de vous interroger sur des thèmes en rapport avec l'avenir – comme mes collègues viennent de le faire.

 

Tout d'abord, j'aimerais savoir quelles sont les informations dont vous disposez quant à la situation des Belges qui résident en Tunisie. Combien d'entre eux ont-ils souhaité être rapatriés? Quid de nos intérêts économiques et de nos entreprises? Votre département a-t-il pris des initiatives en termes d'information et de prévention? Quelles sont les démarches et initiatives à envisager si la situation se détériorait encore? Comme l'ont rappelé plusieurs collègues, cette région est marquée par une grande instabilité. Quels sont les conseils précis que le ministère des Affaires étrangères a donnés à nos compatriotes souhaitant se rendre en Tunisie pour y passer des vacances et à ceux qui y séjournent déjà? Vu d'ici, il semblerait que sa réaction n'ait pas été si prompte à leur égard. Quel jugement portez-vous sur cette réaction et quels enseignements en tirez-vous? Voilà mes questions portant sur l'aspect strictement belge.

 

La Ligue internationale des droits de l'homme a réclamé, le 11 janvier dernier, la suspension des négociations sur un statut avancé de partenariat entre l'Union européenne et la Tunisie. Qu'en est-il de la position de la Belgique à ce sujet? Il me semble qu'il serait pour le moins utile de voir comment la transition démocratique va se dérouler avant de reprendre quelque négociation que ce soit. En effet, il est clair que si nous savions ce que nous avions comme partenaire potentiel avec la Tunisie d'hier, en revanche, nous ne savons pas du tout ce que nous aurons demain. Il est clair – certains collègues y ont fait allusion – que le risque islamiste est présent.

 

Il y avait évidemment beaucoup de points négatifs dans le régime porté par Ben Ali, mais il y avait aussi – il faut pouvoir le dire – un certain nombre d'éléments positifs comme la situation des femmes. Quid de ce que sera le droit des femmes dans ce pays demain vu le risque de retour des islamistes au pouvoir?

 

Qu'en est-il donc de la position de la Belgique par rapport à l'évolution de la négociation sur le statut avancé? Avez-vous eu des contacts à ce sujet avec les collègues européens? Quid de la situation de notre délégation, de notre représentation en Tunisie aujourd'hui? Tout se passe-t-il bien? Un certain nombre de problèmes se sont-ils posés? Disposons-nous de tous les moyens en termes de droit pour que la Belgique puisse continuer à être représentée dans les meilleures conditions? Quid également de la représentation de la Tunisie en Belgique? En effet, il est utile de savoir ce qu'elle est aujourd'hui et ce qu'elle sera l'avenir.

 

Pour terminer, je voudrais savoir, à l'instar de mon collègue cdH, si Ben Ali a finalement été ou non exclu de l'Internationale socialiste? Mais je ne sais pas s'il vous est possible ou non de répondre à cette question. Cela explique sans doute la lettre de M. Robert Urbain. Cela nous intéresse aussi pour l'anecdote.

 

Le président: Je donne la parole à M. Blanchart qui pourra peut-être apporter une réponse à une de vos questions!

 

02.07  Philippe Blanchart (PS): Cher collègue, vous me prenez un peu au dépourvu!

 

À la suite de cette volée de questions, je ne vais pas refaire le descriptif de tous les mouvements sociaux qui se sont déroulés, ces dernières semaines, en Tunisie, ni même revenir sur l'extrême violence avec laquelle les jeunes, les syndicalistes, les avocats, les journalistes et les étudiants ont été traités dans la rue. On a parlé de plus d'une centaine de victimes. Aujourd'hui se poursuivent dans la capitale des manifestations pour demander le départ des anciens ministres issus du parti politique de Ben Ali dans le gouvernement provisoire récemment mis en place.

 

Monsieur le ministre, ma première question a trait à l'attitude de l'Union européenne qui a été quelque peu attentiste. Elle a tardé à réagir et a, me semble-t-il, de la peine à parler d'une seule voix, lorsqu'il s'agit de condamner fermement le régime thudinien.

 

(…): Qu'avez-vous dit?

 

02.08  Philippe Blanchart (PS): J'ai dit "thudinien" au lieu de "tunisien". C'est un lapsus révélateur, une obsession liée au sol!

 

Certaines craintes, entre autres, de l'expression de mouvements islamistes radicaux dans un pays ont été évoquées. On sait effectivement ce que l'on a mais on ne sait pas où l'on va, dans une situation où tout est déstructuré du jour au lendemain.

 

Voici quelque temps, monsieur le ministre, vous vous êtes rallié aux déclarations de Mme Ashton. Êtes-vous satisfait de la réponse de l'Union européenne à la crise tunisienne? Pensez-vous que l'Union européenne devrait poser des actes plus concrets, tels que ceux proposés par la Fédération internationale des ligues des droits de l'Homme qui demande la suspension des négociations entre l'Union européenne et la Tunisie sur l'octroi d'un statut avancé à la Tunisie? Par ailleurs, où en sont actuellement ces négociations? Quel est le volume d'aides directes que l'Union européenne octroie à la Tunisie? Il semblerait que les pays européens soient tombés d'accord lors d'une réunion d'experts récente sur le principe d'un gel des avoirs de Ben Ali et de ses proches. Confirmez-vous cette information?

 

J'estime qu'il serait effectivement opportun que cette procédure de rehaussement des relations puisse être actuellement gelée, aussi longtemps que les violences à l'égard de la population n'auront pas définitivement cessé et que des progrès en matière de droits de l'homme n'auront pas été réalisés. Il faudra espérer que l'actuel gouvernement provisoire ainsi que le prochain gouvernement issu des urnes prendront des mesures en ce sens. Le réseau euroméditerranéen a régulièrement dénoncé l'attitude conciliante de l'Union européenne, en précisant que les rapports de suivi montrent clairement que la Commission européenne et, donc, l'ensemble des institutions européennes et des États membres, sont au fait de la situation au chapitre des droits de l'homme en Tunisie et du non-respect de ces engagements par ce pays, même s'ils sont formulés en des termes diplomatiques.

 

Ma deuxième question a trait à la politique intérieure tunisienne. Avant le départ de Ben Ali, vous avez fait mention dans votre communiqué de presse d'un entretien avec votre homologue tunisien, M. Kamel Morjane, sur lequel vous vous êtes dit "quelque peu rassuré". Ce dernier est toujours présent dans le gouvernement de transition mis en place.

 

Pouvez-vous nous informer du contenu de ces discussions?

Avez-vous entretenu d'autres contacts avec lui depuis le départ de Ben Ali?

Le ministre vous a-t-il fait part de mesures particulières que le gouvernement provisoire compte mettre en place afin de rompre avec le passé?

 

Par ailleurs, le gouvernement provisoire a adopté un projet de loi d'amnistie internationale qui concernera aussi le mouvement islamiste Ennahda, réprimé pendant 20 ans.

 

L'idée que Ben Ali constituait un rempart contre l'islamisme semble remise en cause à entendre divers observateurs minimisant l'impact que pourrait produire le retour de ce parti islamiste dans le jeu démocratique en Tunisie. Les services français de sécurité estiment également que la mouvance radicale islamiste en Tunisie ne pèse pas lourd, du moins pour l'instant, et que le pays semble moins vulnérable que l'Algérie.

 

Nos services du renseignement ont-ils également analysé la dangerosité de ce mouvement potentiel?

Que vous inspire le fait que Ben Ali ait longtemps brandi la menace islamiste pour conserver le soutien de l'Occident?

Que pensez-vous d'une éventuelle inclusion des islamistes, dont le parti Ennhada, dans le jeu démocratique qui démarrerait en Tunisie? L'islam et la démocratie sont-ils compatibles?

 

En ce qui concerne les questions relatives aux Belges vivant en Tunisie, des mesures de sécurité particulières ont-elles déjà été prises?

Cette crise a-t-elle un impact sur les entreprises belges actives en Tunisie?

Enfin, plusieurs observateurs parlent d'une contagion tunisienne dans la région. Peut-on s'attendre à d'autres bouleversements politiques en Afrique du Nord, à court ou à moyen terme?

Selon vous, quels seraient les pays éventuellement concernés? Pour quelles raisons?

 

02.09  Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, chers collègues, voici une multitude de questions auxquelles je vais essayer de répondre synthétiquement en rappelant d'abord les développements, l'état des lieux.

 

Après près d'un mois d'émeutes sociales qui ont pris une tournure politique, le président Ben Ali a quitté le pays sous la pression de la rue le vendredi 14 janvier 2011 et s'est réfugié en Arabie saoudite. Après le départ du président, l'état d'urgence a été décrété dans tout le pays. L'armée est intervenue pour instaurer l'ordre afin de mettre fin aux pillages qui ont sévi surtout dans la capitale. Elle s'est opposée aux membres de la garde de Ben Ali tentant de semer le trouble dans la capitale. Elle a aussi arrêté les proches du régime étant impliqués dans la répression des émeutes sociales qui ont secoué le pays à partir du 17 décembre 2010 et qui ont fait près de cent morts.

 

Sur le plan politique, Foued Mebazaa, le président du Parlement, est nommé président de la République par interim par le Conseil constitutionnel le 15 janvier. Il a reconduit Mohamed Ghannouchi, premier ministre sortant, dans ses fonctions et l'a chargé de former un gouvernement d'union nationale. La composition du nouveau gouvernement d'union nationale, composé de vingt-quatre ministres dont huit appartenant à l'ancien régime, a été annoncée par Mohamed Ghannouchi le 17 janvier sur fond de contestations alors que des milliers de Tunisiens protestent encore pour demander la dissolution du parti du président déchu Ben Ali et l'exclusion des hommes politiques liés à l'ancien régime.

 

Le premier ministre annonce également la tenue d'élections législatives présidentielles dans les six mois à venir afin de pouvoir réformer la législation et donner aux partis le temps de s'organiser et de se préparer aux élections "pour que le scrutin ne soit pas de pure forme".

 

Les protestations se poursuivent toutefois les jours suivants et plusieurs ministres issus de l'opposition démissionnent du nouveau gouvernement. De nouvelles mesures d'apaisement sont prises par le RCD, le parti État de l'ex-président, qui prononce l'exclusion de sept de ses membres dont le président déchu Ben Ali et ses proches conseillers, ainsi que par le premier ministre Ghannouchi et le président ad interim Foued Mebazaa qui résilient tous deux leur carte du RCD.

 

Le premier ministre annonce plusieurs autres mesures politiques allant dans le sens de l'apaisement de la rue, notamment la libération de tous les prisonniers d'opinion, la légalisation de tous les partis politiques qui en feront la demande, la liberté totale d'information ainsi que la levée de l'interdiction d'activités de toutes les ONG, dont la Ligue tunisienne des droits de l'homme.

 

Par ailleurs, des investigations sont lancées contre les responsables soupçonnés de corruption et trois commissions seront mises sur pied: une commission de la réforme, une commission d'enquête sur les affaires de malversations et de corruption, une commission devant établir les faits et les abus commis ces dernières années.

 

Depuis lors, le gouvernement a prêté serment et s'est réuni à plusieurs reprises mais la situation reste incertaine face à une mobilisation antigouvernementale qui ne faiblit pas. Ce lundi 24 janvier, alors que le gouvernement de transition avait annoncé la reprise officielle des cours dans les écoles maternelles et primaires et pour les lycéens des classes terminales, une "grève illimitée" des instituteurs, réclamant le départ des anciens ministres de M. Ben Ali, a une nouvelle fois démontré la situation fragile dans laquelle se trouvent les autorités tunisiennes.

 

Malgré la poursuite des manifestations, la situation sécuritaire s'améliore de jour en jour. Les Tunisiens sont retournés au travail et de plus en plus de commerces ouvrent, tout comme les banques. Bien entendu, des développements politiques imprévus pourraient toujours mener à une détérioration du climat.

 

Er zijn momenteel 1 483 Belgen ingeschreven in de registers van de ambassade van België te Tunis en 203 Belgen hebben hun contactgegevens meegedeeld, die dus niet ingeschreven zijn. Samen is dat iets minder dan 1 700 mensen.

 

Er werden van vrijdag 14 tot zondagavond 16 januari 1 317 Belgische toeristen gerepatrieerd door de touroperatoren, vooral Thomas Cook en Jetair. 32 personen die georganiseerd reisden, weigerden de aangeboden terugvlucht. Op 14 januari werden de vluchten vanuit België naar Tunesië tijdelijk stopgezet.

 

De Belgische ambassade te Tunis volgt de evolutie van de situatie in Tunesië natuurlijk op de voet en er wordt voortdurend telefonisch advies gegeven en geantwoord op e-mails van burgers. De ambassade is permanent beschikbaar en verzekert na de werkuren een wachtdienst.

 

Er wordt met de Belgische gemeenschap gecommuniceerd via een piramidesysteem, met sectorhoofden. De ambassade staat in nauw contact met het netwerk van Belgen, die als regionale contactpersoon fungeren en op hun beurt de informatie die ze van de ambassade ontvangen, meedelen aan de Belgen die in hun sector verblijven.

 

De ambassade voert eveneens overleg met de Belgische reisorganisatoren ter plaatse en de aldus verkregen informatie in verband met vluchten, beschikbare plaatsen of contactpersonen werd meegedeeld aan de Belgische gemeenschap via de sectorhoofden, via de website van de ambassade en in het reisadvies op de website van de FOD Buitenlandse Zaken.

 

Er wordt permanent ad hoc overleg gepleegd met de delegatie van de Europese Unie en de belangrijkste EU-ambassades. Buitenlandse Zaken staat in contact met de Association of Belgian Tour Operators, onder meer voor informatie-uitwisseling met betrekking tot het aantal Belgische toeristen dat zich in Tunesië bevindt, en ook hun geografische verspreiding.

 

Onze landgenoten worden op de hoogte gehouden van de situatie in Tunesië via het reisadvies, dat trouwens sedert het uitbreken van de crisis reeds veertienmaal is geactualiseerd. Momenteel is het reisadvies nog steeds dat niet-essentiële reizen naar Tunesië afgeraden worden.

 

De voorbije dagen is de situatie meer en meer genormaliseerd en doen de Belgen ter plaatse minder een beroep op de ambassade. Er zijn nog geen maatregelen genomen om EU-burgers uit de regio te evacueren, noch op Belgisch niveau noch op Europees niveau.

 

Mes services n'ont pas connaissance de cas de ressortissants belges blessés durant les manifestations. Par contre, un citoyen belgo-tunisien a été arrêté à son domicile. Il a été relâché peu de temps après.

 

Notre poste à Tunis et le poste des dix-sept autres États membres de l'Union européenne représentés à Tunis sont dotés d'un personnel compétent, qui a su faire face avec efficacité à la situation d'urgence à laquelle ils ont été confrontés, tout en pouvant compter sur l'appui de leur capitale. De nombreuses réunions de coordination de tous les postes de l'Union européenne ont eu lieu sur place, afin de permettre l'échange d'informations servant notamment de base aux modifications des avis de voyage.

 

J'en viens, à présent, à la réaction de l'Union européenne par rapport aux événements. Vous avez été nombreux à me demander comment l'Union européenne s'était exprimée et quelles initiatives concrètes elle entendait mettre en œuvre pour soutenir les aspirations populaires exprimées ces dernières semaines.

 

La Haute Représentante Catherine Ashton et le commissaire Stefan Füle ont fait trois déclarations, les 10, 14 et 17 janvier. La dernière, par son actualité, me paraît essentielle. Elle rencontre mon analyse des enjeux en présence. Elle appelle notamment à ce que le gouvernement assure une transition pacifiée vers des élections démocratiques auxquelles toutes les forces démocratiques devront pouvoir participer dans les meilleures conditions.

 

Pour soutenir ce processus, l'Union européenne propose son assistance immédiate à la préparation et à l'organisation des élections ainsi qu'à la rencontre, le cas échéant, des besoins urgents du peuple tunisien. Elle s'engage également à élaborer un package de mesures plus larges permettant d'accompagner à plus long terme les réformes démocratiques et le développement économique nécessaire à une réelle amélioration des conditions de vie du peuple tunisien.

 

Les outils de l'accord d'association et du futur statut avancé en cours de négociation devront probablement prendre une envergure inédite pour répondre à ces ambitions nouvelles. Ce package est actuellement en cours de discussion au sein de l'Union européenne. La Belgique y prête, bien entendu, une attention toute particulière.

 

La Tunisie sera également à l'agenda du Conseil Affaires étrangères du 31 janvier prochain à Bruxelles. Le Conseil devrait se prononcer sur l'opérationalisation du soutien de la transition démocratique annoncée par la Haute Représentante Ashton et le commissaire Füle ainsi que sur les modalités pratiques et financières de l'offre d'assistance à l'organisation des élections.

 

Pour que ces aspirations puissent devenir réalité, nous devons rester attentifs à ce que le gouvernement de transition entende et respecte les aspirations populaires. Les outils et les moyens de l'Union européenne doivent être utilisés à cette fin. La situation sur le terrain, même si elle semble aujourd'hui se stabiliser, requiert notre vigilance.

 

Il existe déjà un consensus au sein de l'Union européenne sur le principe d'un gel des avoirs de la famille de l'ancien président Ben Ali. Cette décision de principe doit encore être formalisée. Elle le sera vraisemblablement à l'occasion du prochain Conseil Affaires étrangères du 31 janvier. Par ailleurs, mes services sont occupés à effectuer des recherches pour localiser d'éventuels biens de la famille Ben Ali-Trabelsi en Belgique.

 

J'ai entendu ici et là que l'Union européenne n'avait pas pris la mesure par le passé des enjeux politiques tunisiens, y compris et surtout en matière de démocratisation et de droits de l'homme. Je pense que c'est un mauvais procès. L'Union européenne n'a eu de cesse de mettre en exergue depuis des années les besoins d'ouverture et de démocratie auxquels devait répondre le pouvoir tunisien.

 

L'accord d'association qui date de 1995 nous a donné les enceintes nécessaires pour y répéter ce message; les dernières négociations sur le statut avancé également. Nous devons continuer à les utiliser pour poursuivre ce travail de persuasion. Les outils politiques, financiers et techniques qu'offre cet accord sont les meilleurs leviers dont nous disposons pour pousser le gouvernement de transition à respecter les revendications populaires.

 

Pour répondre à M. Blanchart, l'enveloppe financière allouée à la Tunisie dans le cadre du nouveau programme indicatif national pour la période 2011-2013 s'élève à 240 millions d'euros.

 

Quant à la position de la Belgique vis-à-vis des événements survenus en Tunisie ces dernières semaines, la Belgique a suivi avec beaucoup d'attention l'évolution de la situation en Tunisie.

 

Op 11 januari, heeft de Belgische ambassadeur in Tunis de ontwikkelingen aangekaart bij mijn ambtgenoot Kemal Morjane.

 

En d'autres termes, cette conversation n'a pas eu lieu entre homologues mais avec le ministre des Affaires étrangères par l'intermédiaire de notre ambassadeur. C'est lors de cet entretien que le ministre a reconnu le caractère sérieux de la situation.

 

Hij betreurde de dodelijke slachtoffers en hoopte dat de rust spoedig zou terugkeren. Hij schoof de hoge werkloosheid in het land, aangewakkerd door de internationale economische crisis, als hoofdprobleem naar voren.

 

Lorsque les émeutes ont commencé à prendre une tournure violente, j'ai fait publiquement part de mon inquiétude quant à la situation prévalant en Tunisie par un premier communiqué de presse publié le 12 janvier. Trois jours plus tard, à la suite du départ du président Ben Ali le 14 janvier, j'en ai publié un nouveau pour témoigner de ma sympathie à l'égard de la détermination affichée par le peuple tunisien dans sa poursuite de la démocratie, en espérant que des gestes concrets seraient posés pour répondre aux aspirations populaires.

 

S'agissant du gouvernement de transition, dont la composition a été annoncée le 17 janvier, la Belgique estime qu'il est nécessaire qu'il bénéficie du plein soutien du peuple afin de pouvoir mener à bien ses tâches et de jeter les bases de la transition démocratique en Tunisie.

 

En ce qui concerne le gouvernement de transition dont la composition a été annoncée le 17 janvier dernier, la Belgique estime qu'il est nécessaire que ce gouvernement bénéficie du plein soutien du peuple afin de pouvoir mener à bien ses tâches et de jeter les bases de la transition démocratique en Tunisie. Ce gouvernement de transition a en effet pour mission principale, de mettre en place les conditions requises pour tenir des élections libres et transparentes qui garantiront au peuple tunisien un avenir basé sur ses propres choix exprimés au travers d'un processus démocratique.

 

Welke stappen heeft België ondernomen om de mensenrechten in Tunesië te bevorderen? België heeft in het kader van het universeel periodiek onderzoek, de zogenaamde Universal Periodic Review, van Tunesië in april 2008 een aantal vragen gesteld en aanbevelingen gedaan over de persvrijheid en de bescherming van verdedigers van de mensenrechten. Daarnaast heeft zowel de Belgische ambassade in Tunis als het departement Buitenlandse Zaken in Brussel erover gewaakt om regelmatig contacten te onderhouden met leden van de oppositie en mensenrechtenverdedigers, ondanks de moeilijkheden die dat veroorzaakte onder het regime van Ben Ali.

 

Ik kan ook wel signaleren dat de bijzondere aandacht voor de mensenrechten en de kritische houding van België tegenover het verloop van de presidentsverkiezingen in oktober 2009, hebben geleid tot spanningen met het regime van oud-president Ben Ali en tot een maandenlange bilaterale crisis. Ondanks druk van het regime zijn mijn diensten leden van de oppositie en de burgermaatschappij blijven ontvangen. Door die houding hebben mijn diensten vandaag nauwe contacten kunnen leggen met personen die zich nu in de machtscentra in Tunis bevinden. Daarmee wil ik aangeven dat de communicatie van Buitenlandse Zaken zich niet beperkt tot de perscommuniqués en dat er nog een heel andere stroom van communicatie en informatie is, die ook aandacht verdient. Daarnaast is er de dialoog in het Parlement.

 

Une question fort intéressante a été posée concernant l'impact des développements sur d'autres pays en Afrique du Nord. J'ai demandé à mes ambassadeurs dans ces pays d'être particulièrement attentifs. Il ressort des premiers rapports que l'on peut s'attendre à ce que les événements en Tunisie aient des conséquences d'ordre stratégique sur les pays arabes, en particulier sur ceux en Afrique du Nord. Nous constatons dès à présent une inquiétude dans certains pays de la région qui se traduit en l'adoption d'un certain nombre de mesures dans le domaine socio-économique. Ainsi, en Algérie, en Jordanie et en Syrie, des mesures ont été prises afin de pouvoir faire face à l'augmentation des prix des produits alimentaires de base.

 

Le chômage des jeunes est un défi particulier pour ces pays. Les chiffres officiels du chômage dans le monde arabe se situent à 15 % mais beaucoup d'économistes estiment que le véritable taux est bien plus élevé que ce que révèlent les statistiques fournies par les gouvernements. Au-delà du volet socio-économique apparaît cependant la nécessité du renforcement des mesures visant à endiguer la corruption, voire le népotisme. De plus, l'absence, à des degrés divers, de libertés publiques et individuelles dans les pays en question est également un facteur pouvant faire émerger des mouvements sociaux, à l'exemple de ce qui s'est passé en Tunisie.

 

Enfin, certains m'ont interrogé sur la menace de l'islamisme en Tunisie. Bien qu'il ait contribué, dans une certaine mesure, à une islamisation rampante de la société tunisienne, le président Ben Ali a toujours été vu comme un rempart contre l'islamisme. Dans le contexte actuel de retour à la démocratie et de libéralisation du régime, nous ne pouvons bien entendu pas exclure un retour de l'islamisme sur la scène politique tunisienne après des années d'exclusion. Le parti islamiste tunisien Ennahda a par ailleurs déjà annoncé son intention de participer aux élections législatives. Toutefois, la Tunisie entretient une pratique laïque du pouvoir depuis son indépendance en 1956 et aucun dirigeant islamiste n'y a vraiment émergé, contrairement à d'autres pays de la région comme l'Algérie ou l'Égypte. Il est dès lors difficile d'évaluer le soutien au mouvement islamiste en Tunisie car ses partisans ont eu tendance à cacher leurs opinions sous le régime de Ben Ali.

 

Pour conclure cette série de réponses concernant la situation en Tunisie, je réitère que la Belgique est tout à fait prête à accompagner le processus démocratique en marche en Tunisie en soutenant publiquement les efforts politiques pour garantir la transition et en appuyant les projets de réformes, tout en tenant compte des aspirations du peuple tunisien vers plus de démocratie et plus de liberté. J'ai demandé à mes services de me soumettre des propositions concrètes à cet égard.

 

02.10  Alexandra Colen (VB): Mijnheer de minister, dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik blijf eventjes op mijn honger wat mijn laatste vraag betreft, in verband met de bilaterale betrekkingen met Tunesië gedurende het nu voorbije regime.

 

U zegt dat België, als ik het goed begrijp, vooral contacten met de oppositie heeft onderhouden.

 

02.11 Minister Steven Vanackere: (…)

 

02.12  Alexandra Colen (VB): Dat is juist, maar toch. Dat is dus de reactie geweest van de autoriteiten op uw contacten met de oppositie. Ik had ook gevraagd bij welke gelegenheden u de autoriteiten zelf ook gewezen hebt op de mensenrechtensituatie enzovoort.

 

02.13 Minister Steven Vanackere: Sta me toe, voorzitter, daar onmiddellijk op te antwoorden. Ik had het over een crisis in de relaties. Welnu, het grootste deel van 2010 waren er geen bilaterale contacten op officieel niveau. Ik heb in 2010 naar aanleiding van een vergadering van Euromed met de ministers van Handel één contact gehad met de collega bevoegd voor Handel op 11 november. Ook al is het niet gebruikelijk ten aanzien van een collega bevoegd voor Handel, toch heb ik toen mijn bekommernissen met betrekking tot de mensenrechten ook aangekaart.

 

Op het officiële niveau is er inderdaad druk geweest vanuit de Belgische overheid gedurende die periode van spanningen, die het resultaat zijn geweest van een heftige reactie vanwege de Tunesische autoriteiten op een verklaring van toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Leterme met betrekking tot het verkiezingsproces en het democratisch gehalte in Tunesië. Die verklaring had inderdaad tot een verkilling van onze relaties geleid. Dat heeft ons er niet van weerhouden om op het niveau van onze diplomaten, onze mensen, duidelijk contact met de oppositie te blijven houden.

 

02.14  Alexandra Colen (VB): Dat is wel wat verhelderend. Ik was uiteraard misleid door die ene zin in verband met de bilaterale contacten op uw website. Daar heb ik de informatie ook gehaald.

 

02.15 Minister Steven Vanackere: Excuseer mij dat ik opnieuw het woord neem, maar het blijft mij verbazen dat men bilaterale relaties met een land telkens opnieuw verwart met relaties met een regime of met een overheid of met een regering. België erkent landen en heeft bilaterale relaties met landen. Uiteraard wordt de kwaliteit van die relatie mee bepaald door de mate waarin men ook met die overheden goed of minder goed kan functioneren. Men mag die twee niet verwarren. België moet vaststellen dat het ten aanzien van het Tunesische volk, gezien de economische banden, wel degelijk belang heeft bij de niet-stopzetting van de relatie met dat land. Dat mag niet worden verward met de relatie met het regime. Ik vind dat toch een cruciaal onderscheid.

 

02.16  Alexandra Colen (VB): Ik dank u voor uw gedetailleerd antwoord op dat vlak. Voor de rest denk ik dat we allemaal samen met u afwachten hoe de gebeurtenissen evolueren en ons steentje bijdragen met België via de EU om alles daar in goede banen te helpen leiden.

 

02.17  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie de votre réponse qui me satisfait globalement. Je me rappelle l'attitude de la Belgique vis-à-vis de la Tunisie, quand M. Leterme fut ministre des Affaires étrangères. Au moment de la réélection de M. Ben Ali, ses propos furent relativement durs, si l'on se réfère au langage diplomatique. Peut-être cela fut-il à l'origine d'un refroidissement dans les relations entre les deux pays, sinon entre le pays et le régime – pour reprendre votre distinction.

 

Cela étant, ce qui se joue en ce moment est important, car les valeurs démocratiques auxquelles nous sommes attachés sont en cause et parce que ces événements ont lieu aux portes de l'Europe, en relation avec des pays que nous avons colonisés. Puisqu'on parle de contagion, je pense que les autres pays nous regardent et attendent de voir comment, nous les Occidentaux, allons réagir. C'est aussi grâce à notre capacité de réaction et d'accompagnement efficace du processus démocratique en Tunisie que les choses pourront évoluer.

 

Vous avez parlé de stratégie. Et j'estime que nous vivons un moment-clé qu'il ne faut certainement pas rater. L'Union n'a déjà eu que trop l'occasion de décevoir. Au nom de ses valeurs, il faut absolument qu'elle puisse réussir.

 

02.18  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa longue réponse. J'ajouterais simplement, monsieur le ministre, que vous avez évoqué le futur statut avancé auquel il conviendrait de conférer une "envergure inédite", selon vos propres termes. Il serait intéressant que vous reveniez préciser la définition de cette expression.

 

Vous dites qu'on fait peut-être un mauvais procès aux pays européens. Or nous avons vu circuler dans les médias, notamment télévisés, pas mal d'informations relatives au soutien apporté par plusieurs chefs d'État. Je ne parle pas de la Belgique, mais de l'Italie et de la France. Le maintien d'un pouvoir fort aux frontières de l'Europe arrangeait de nombreux pays occidentaux.

 

Amnesty International a émis quelques suggestions. Les services diplomatiques devraient se montrer attentifs à la transition démocratique. Le nouveau gouvernement tunisien s'est engagé à mettre en place des commissions d'enquête destinées à faire la clarté sur ces événements, en particulier sur les morts qui ont été constatées. Il s'est également engagé à libérer les prisonniers politiques. Il importe que cela soit suivi de faits. Ceux qui ne seraient pas libérés devraient bénéficier d'un procès équitable, d'un recours à l'information, etc., conformes aux standards démocratiques européens, qu'on ne pratique pas forcément en Tunisie. Ma remarque vaut aussi pour la liberté de la presse et des réseaux sociaux. Nous savons combien il fut difficile d'obtenir des informations au début du soulèvement populaire.

 

En outre, l'ONU pourrait éventuellement assurer un suivi au niveau de la mise en place des élections. On sait qu'elle peut jouer un rôle très important en la matière.

 

Quant à nous, nous pourrions jouer un rôle au niveau des relations bilatérales et dans les relations que l'Union européenne a et aura avec la Tunisie. Nous pourrions décider, par exemple, que tous les moyens qui seront octroyés prochainement à ce pays au niveau européen, dans le cadre de l'un ou l'autre accord, puissent, d'abord et avant tout, servir à l'instauration de cette démocratie naissante. Réaliser un focus à ce sujet serait certainement une excellente initiative.

 

Enfin, quant à l'aspect contagion, j'espère que l'Union européenne et la Belgique seront à même de soutenir les futures révolutions – si elles ont lieu dans les autres pays –, mais peut-être de manière plus proactive.

 

02.19  Philippe Blanchart (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie d'avoir répondu de façon complète et analytique, ce que vous faites généralement.

 

J'aurai sans doute l'occasion de revenir sur la problématique liée à la Tunisie en fonction de l'évolution de l'actualité, d'autant que, comme Mme Boulet l'a évoqué, ce pays a été largement financé par l'Union européenne depuis 1978, à concurrence de 5 milliards d'euros. Quand on finance, on s'attend à avoir un return, une évaluation des actions menées. En effet, un tel financement a dû permettre de faire évoluer les choses. Tout cela doit être quantifiable. Á l'avenir, les financements futurs devront être liés à des résultats en termes de développement de la démocratie.

 

Pour répondre brièvement aux allusions de mes collègues relatives à l'Internationale socialiste, je dirai qu'il est clair que l'on ne maîtrise pas toujours ce genre d'institution. On a parlé de M. Urbain dont la carrière politique a pris fin – me semble-t-il –, il y a une vingtaine d'années. Mais on pourrait également citer la députée bruxelloise Mamapaka qui est partie en Libye.

 

02.20  Christian Brotcorne (cdH): Il s'agit de Bertin Mampaka, qui n'est pas une femme mais un homme!

 

02.21  Philippe Blanchart (PS): Il est quand même député bruxellois!

 

Toujours est-il qu'il ne faut pas jouer avec cela. On pourrait dire que l'Internationale libérale compte en son sein un parti colombien de trafiquants de drogue ou que le PPE compte en son sein des partis d'extrême droite. Selon moi, il faut donner "de la hauteur" au débat politique et non aller rechercher des anecdotes ou des éléments tendancieux. Je tenais simplement à rappeler ceci.

 

02.22  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, à titre personnel, je n'ai pas mis l'Internationale socialiste en cause: c'est M. Ducarme qui a cru comprendre que je l'avais dit. J'ai fait référence à un ministre d'État, sans signaler son appartenance, pour justifier que certains s'accommodaient davantage de régimes forts plutôt que de régimes démocratiques. Sans plus!

 

Le président: Ne polémiquons pas sur des personnes, surtout en leur absence.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Questions jointes de

- M. Christian Brotcorne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le vote de la Belgique en faveur de la Libye au Conseil des droits de l'homme de l'ONU" (n° 2110)

- M. Bruno Tuybens au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le soutien de la candidature libyenne au Conseil des droits de l'homme des Nations unies" (n° 2127)

- Mme Eva Brems au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "son appui à la candidature de la Libye au Conseil des droits de l'homme des Nations unies" (n° 2161)

- Mme Alexandra Colen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'entrée de la Libye au Conseil des droits de l'homme de l'ONU" (n° 2173)

- Mme Ingeborg De Meulemeester au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le soutien belge à la Libye au Conseil des droits de l'homme des Nations unies" (n° 2179)

- Mme Gwendolyn Rutten au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'entrée de la Libye au Conseil des droits de l'homme de l'ONU" (n° 2194)

- Mme Juliette Boulet au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la désignation de la Libye comme présidente du Conseil des droits de l'homme à l'ONU" (n° 2267)

03 Samengevoegde vragen van

- de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de Belgische ja-stem voor de kandidatuur van Libië in de VN-Mensenrechtenraad" (nr. 2110)

- de heer Bruno Tuybens aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de steun van de Libische kandidatuur voor de VN-Mensenrechtenraad" (nr. 2127)

- mevrouw Eva Brems aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "zijn steun voor de kandidatuur van Libië als lid van de VN-Mensenrechtenraad" (nr. 2161)

- mevrouw Alexandra Colen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de opname van Libië in de VN-Mensenrechtenraad" (nr. 2173)

- mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de Belgische steun aan Libië in de VN-Mensenrechtenraad" (nr. 2179)

- mevrouw Gwendolyn Rutten aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de opname van Libië in de VN-Mensenrechtenraad" (nr. 2194)

- mevrouw Juliette Boulet aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het Libische voorzitterschap van de VN-Mensenrechtenraad" (nr. 2267)

 

03.01  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, à la lecture de la presse flamande, à savoir le journal De Morgen du 15 janvier 2011, on apprend que la Belgique aurait voté en faveur de la Libye en vue de son accession à un siège au Conseil des droits de l'homme de l'ONU. En outre, selon le journal, vous auriez pris cette décision, en tant que ministre responsable, contre l'avis de votre l'administration.

 

Dans ce Conseil ne siègent pas que des gens qui sont tous respectueux des droits humains dans leur pays respectif. Toutefois, la mission du Conseil est la suivante: "il est chargé de promouvoir le respect universel et la défense de tous les droits de l'homme et de toutes les libertés fondamentales, pour tous, sans distinction aucune et de façon juste et équitable". Or, la Libye est loin d'être un exemple en matière de droits humains. Il suffit de lire les rapports réguliers d'Amnesty International ou de Human Rights Watch pour s'en rendre compte.

 

Selon les journalistes qui vous ont interpellé, vous auriez indiqué qu'il n'y avait ni à confirmer, ni à infirmer l'information, étant donné que le vote est secret. Monsieur le ministre, avez-vous effectivement donné injonction, contre l'avis de votre administration, de voter favorablement pour que la Libye intègre le Conseil des droits de l'homme? Si oui, pourriez-vous nous en préciser les raisons? Quels sont les critères qui ont guidé la position de la Belgique, ou plus précisément votre décision si les propos journalistiques sont exacts? Enfin, monsieur le ministre, par rapport à ce qui vient d'être dit et à une éventuelle situation particulière en Libye liée aux évènements dans la région, précisément en Tunisie, ne regretteriez-vous pas cette décision, si tout ce que les journalistes ont écrit se vérifie?

 

De voorzitter: Ik verzoek iedereen om bondig te zijn, want het wordt laat.

 

03.02  Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vice-eerste minister, de mails in De Morgen hadden natuurlijk een hoog WikiLeaksgehalte, zonder WikiLeaks te zijn. Ik kan mij inbeelden dat zij bij u aanleiding tot enige consternatie hebben gegeven. Bij ons hebben ze dat natuurlijk ook gedaan.

 

Het gaat hier immers om de Mensenrechtenraad, een orgaan dat aan peer review wil doen en dat belangrijk is voor het systeem van internationaal toezicht op engagementen die op het vlak van mensenrechten worden aangegaan.

 

De oprichtingsresolutie van de Mensenrechtenraad bepaalt dat bij de verkiezing van de leden van de Raad, de lidstaten met de bijdrage van de kandidaten aan de bevordering en de bescherming van de mensenrechten en met hun vrijwillige engagementen rekening zullen houden. Het is ongetwijfeld om die reden – wij hebben alleszins in De Morgen kunnen lezen dat het om die reden is – dat het in de ogen van uw eigen administratie niet gepast was om de kandidaatstelling van Libië te steunen. Het is een advies dat alle mensenrechtenorganisaties en ook ikzelf alleen maar kunnen bijtreden.

 

U zal misschien opwerpen dat het een clean slate was en dat het toch geen verschil zou hebben gemaakt. Niettemin geldt dergelijke steun ook als een politiek signaal. Meer dan veertig landen hebben geoordeeld dat zij, ondanks de clean slate, niet konden stemmen voor Libië.

 

Ik heb in de pers vernomen dat u ondertussen ook hebt toegegeven dat ons land de kandidatuur van Libië heeft gesteund en verdedigd. De exacte bewoordingen weet ik niet meer. Ik heb hier echter wel het Belgabericht van uw speech van gisteren, waarin u spreekt over “een echt engagement met landen die onze inzichten niet delen”. Zulks zou minder comfortabel zijn, maar duurzamer en resultaatgericht.

 

Ik weet niet of u het volgende ook in voornoemd kader zou situeren. Een van mijn vragen is echter alleszins de volgende.

 

Kadert dit in een beleid dat op een of andere manier verwacht dat er iets positiefs uit de situatie kan komen? Het lijkt mij veeleer iets te zijn wat gebeurt, wanneer men denkt dat wij niet kijken. De stemming is immers geheim en wij zullen nooit te weten komen hoe ons land heeft gestemd.

 

Persoonlijk vind ik de quote die ik daarjuist heb voorgelezen, heel zinvol. Uiteraard moet men met landen blijven spreken. Dat is het wezen van de diplomatie. Zelfs met een land als Iran moeten wij blijven spreken. Zulks is echter natuurlijk iets totaal anders dan landen blijven steunen bij hun kandidatuur voor een instelling als de Mensenrechtenraad. Het is specifiek de bedoeling dat in de Raad landen worden opgenomen waarvan men van mening is dat zij een redelijk profiel inzake mensenrechten hebben, zodat zij dus mede over andere landen kunnen oordelen.

 

Dat stemt mij dus werkelijk ongerust. Als wij Libië steunen, wanneer de stemming geheim is en het idee is dat dit nooit zal uitkomen, dan is het wel normaal dat wij ons ook afvragen wat er achter gesloten deuren gebeurt, als er gesproken wordt met bijvoorbeeld Kabila of Kagame. Ik ben dus blij dat vandaag vele collega’s u hierover vragen stellen.

 

Ik heb de volgende vragen.

 

Waarom heeft ons land voor de kandidatuur van Libië gestemd? Hoe is de beslissing tot stand gekomen? Zit daar een of andere visie achter die iets positiefs verwacht als uitkomst ten aanzien van Libië? Zo ja, wat?

 

Ik heb ook vragen in het kader van de Human Rights Council review. Het systeem van clean slate is natuurlijk pervers. Dat maakt het heel moeilijk om bad guys eruit te houden. Zet België zich in, in het kader van de Human Rights review, om dat systeem te veranderen? Hoe ver gaan wij zelf in ons beleid inzake clean slates? Inzake Iran weet ik dat België zich heeft ingespannen om ervoor te zorgen dat het geen clean slate zou zijn en dat Iran er niet in zou geraken, maar als dat niet gelukt was en als het ook een clean slate geweest zou zijn, zouden wij dan ook de kandidatuur van Iran gesteund hebben?

 

Wat de Human Rights Council review betreft, lijkt het mij toch een goed idee om te gaan naar een soort opvolginsmechanisme van de voluntary pledges, zodat er een of ander obstakel voor herverkiezing zou kunnen komen indien landen niet voldoen aan de pledges die zij gemaakt hebben. De Belgische diplomatie pleit daarvoor, in het kader van de review.

 

Ten slotte heb ik nog een vraag die er maar zijdelings mee te maken heeft, maar toch ook heel belangrijk is. Wij zetelen nog tot juni 2012 in de Mensenrechtenraad. Als wij een tweede termijn willen, dan moeten wij daarmee al bezig zijn. Is dat onze bedoeling?

 

De voorzitter: Mag ik toch vragen om te proberen bondig te zijn? Bis repetita placent, maar er zijn grenzen.

 

03.03  Alexandra Colen (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, volgens De Morgen van 15 januari, waarnaar iedereen hier verwijst, zou België een ja-stem hebben uitgebracht voor de opname van Libië in de VN-Mensenrechtenraad. Dat zou in tegenspraak geweest zijn met het advies van de administratie van de minister van Buitenlandse Zaken.

 

Is het waar dat de administratie van de minister geadviseerd had om negatief te stemmen? Op welke argumenten steunde het negatieve advies?

 

Een dergelijk negatief advies zou een verandering van beleid inhouden. Op de webpagina van de FOD Buitenlandse Zaken staat het beleid tegenover Libië immers als volgt beschreven: "In Libië heeft België een positief imago, met name omdat ons land de Amerikaanse belangen tijdens het embargo vertegenwoordigde en omdat het ervoor geijverd heeft dat Libië opnieuw werd opgenomen in de internationale gemeenschap."

 

Is het nog steeds het beleid van België om zich te engageren voor de opname van Libië in de internationale gemeenschap? Is dat beleid niet achterhaald wanneer men weet dat Libië in de VN-Mensenrechtenraad toch met 155 van de 192 stemmen verkozen werd, en wanneer men weet dat sinds Libië vrede sloot met de VS in 2003 en akkoord ging met het beëindigen van zijn nucleair wapenprogramma, Libië zelfs voorzitter is geweest van de Afrikaanse Unie, de VN-Veiligheidsraad en de Algemene Vergadering van de VN?

 

De EU sluit akkoorden met Libië. In oktober van vorig jaar kwamen de Europese Commissie en de Libische autoriteiten overeen om tot 2013 samen te werken omtrent het beheer van migratiestromen en grenscontroles. De EU betaalt Libië daarvoor 50 miljoen euro.

 

De EU en Libië onderhandelen ook over een ruimer kaderakkoord in verband met de terugname door Libië van onderdanen van derdewereldlanden die de EU via Libië binnenkomen. Afspraken tussen Italië en Libië bijvoorbeeld, hebben er sinds augustus 2008 al toe geleid dat personen die onderschept werden op zee tussen Libië en Italië, worden teruggebracht naar Libië.

 

Wordt door de Europese Unie bij het sluiten van dergelijke akkoorden met Libië ook rekening gehouden met de mensenrechten en de internationale bescherming? Hoe wordt daarop toegezien door de EU en door België? Hoe wordt het toezicht op de besteding van die 50 miljoen euro door Libië georganiseerd?

 

03.04  Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, zoals al enkele keren is gezegd, gaat het om de diplomatieke instructies, het aanvankelijk negatieve advies van uw administratie dat u naast zich neerlegde door de kandidatuur van Libië wel te steunen om plaats te nemen in de VN-Mensenrechtenraad. Nochtans had u een tijdje geleden verklaard dat België vasthoudt aan een track record dat bepaalt dat lidstaten bij de verkiezing van kandidaat-Ianden rekening moeten houden met de bescherming van de mensenrechten en hun vrijwillig engagement.

 

Uw beslissing om de kandidatuur van Libië toch te steunen, doet de wenkbrauwen fronsen, omdat Libië niet bepaald bekendstaat als een voorvechter van de mensenrechten. De negatieve rapporten van Human Rights Watch en Amnesty International zullen u ongetwijfeld ook wel bekend zijn: foltering, uitvoering van de doodstraf, verbod op vrije meningsuiting en tevens het verbod op politieke partijen zijn schering en inslag in Libië.

 

Mijnheer de minister, daarom zou ik u graag de volgende vragen stellen.

 

Waarom legde u het negatieve advies van uw administratie naast u neer door toch de kandidatuur van Libië te steunen?

 

Waarom meent u dat Libië een positieve rol kan spelen in de VN-Mensenrechtenraad?

 

Hebt u al reacties ontvangen van andere landen omwille van uw beslissing?

 

03.05  Gwendolyn Rutten (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik ga mij minder richten op het advies van de vorige collega. Ik heb u via de radio horen zeggen dat u uw keuze wil verantwoorden. Ik respecteer ook het prerogatief van de politiek en ik dank u alvast om het debat hier te kunnen voeren. Mijn vraag richt zich meer naar het beleid ten gronde.

 

Toen wij in 2009 lid zijn geworden van de Mensenrechtenraad van de VN, was dat met een heel duidelijke visie en een beleidslijn, namelijk dat ons land zich kandidaat stelde omdat de mensenrechten onder druk stonden en onder druk staan, niet alleen vanuit de toepassingsvisie, de klassiekere visie, maar ook in hun essentie zelf, de universaliteit van de mensenrechten zelf. Om dat verhaal expliciet te verdedigen, omdat men op dat moment niet meer kan spreken van universele rechten van de mens, die in twijfel worden getrokken, hebben wij onze kandidatuur verdedigd en zijn wij lid geworden van de Mensenrechtenraad.

 

Klassiek werd er geschermd met het argument dat het niet gebeurde in zijn land. Wat dat betreft zitten wij in een nieuw tijdperk. Alles komt vroeg of laat wel aan het licht. Nu is het veel meer een debat aan het worden dat de normen en rechten vanbinnen uitholt. Ik geef een aantal voorbeelden: de gelijkheid van mannen en vrouwen versus culturele gebruiken, de vrije meningsuiting versus godslastering. Het zijn discussies waarbij wij echt scherp moeten staan en tot weinig compromissen bereid kunnen zijn, willen wij de universaliteit van die mensenrechten verdedigen.

 

Ik houd dit in mijn achterhoofd. Ik lees ook de pledges die ons land heeft neergelegd op het moment van het lidmaatschap van de Mensenrechtenraad. Dan kan ik niet anders dan de vraag stellen: waarom Libië? Ik ga niet zeggen dat alle andere landen zo schitterend scoren. Libië echter, scoort op al die punten, en zeker met betrekking tot de universele waarden van mensenrechten, bijzonder slecht. Het is een heel slechte leerling. U kent de rapporten, ik moet ze u niet voorlezen. Er is het rapport van Amnesty, maar ook van Freedom House; u moet ze maar eens lezen en u zult merken dat Libië helemaal onderaan de lijst staat. Men kan zelfs triviale voorbeelden aanhalen van dingen die daar gebeuren en die ons echt wel doen twijfelen aan die universele gedachte.

 

Ik begrijp, mijnheer de minister, dat u moeilijk de afweging kunt maken. Nogmaals, ook van de andere drie landen die kandidaat waren, en ik blijf binnen die regio, kan men bezwaarlijk zeggen dat het voorbeeldige kandidaten waren. Met Libië heb ik evenwel veel moeite.

 

Ik begrijp u wel, als u zegt dat wij die landen erbij moeten betrekken. Praten gaat helpen, volgens u. Ik denk, uit de verschillende persreacties te lezen, dat dit uw reactie zou zijn.

 

Praten is goed. Een EU-Afrikatop organiseren, why not? Betrek hen op het internationaal toneel en de druk zal vanzelf wel verhogen om ook meer een voorbeeldfunctie te gaan uitoefenen.

 

Praten doet men aan tafel, maar men moet ze daarom toch niet in de keuken laten! Dit gaat om de Mensenrechtenraad, waar het beleid, de visie, moet worden uitgestippeld. Dan heb ik het er heel moeilijk mee dat men dat doet met landen die op al die punten bijzonder slecht scoren.

 

U hebt ondertussen toegegeven dat de kandidatuur van Libië positief is beoordeeld. Moeten wij dat dan ook beschouwen als een beleidswijziging inzake mensenrechten op multilaterale fora?

 

Hoe verzoent u deze stem zelf met de pledges die in 2008 door de regering werden goedgekeurd? Vindt u zelf dat Libië een constructieve houding heeft inzake mensenrechten op multilaterale fora?

 

Kunnen wij ons in de toekomst ook verwachten aan een gelijkaardig stemgedrag van ons land? Is dat de nieuwe lijn, dat wij voor de slechtste leerlingen van het continent gaan stemmen met als doel ze te engageren? Dat lijkt mij een fundamentele beleidswijziging.

 

Ik sluit mij aan bij de vraag van mevrouw Brems. Zal ons land, ik kijk al wat vooruit, kandidaat zijn voor een tweede termijn in de Mensenrechtenraad? Dat hangt uiteraard samen met de beleidsvisie die daar gevraagd wordt.

 

03.06  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je ne vais pas répéter ce que mes collègues ont dit.

 

Monsieur le ministre, je me souviens d'un échange de vues que nous avions eu lorsque la Libye a refusé l'octroi de visas pour les ressortissants de l'Espace Schengen simplement parce qu'elle avait un contentieux avec la Suisse. Lors de cet échange de vues, vous aviez tenu des propos très durs à l'égard de la Libye.

 

Quelle a été votre réflexion pour soutenir ce pays, visiblement contre l'avis de votre administration

Est-il réellement pertinent qu'un pays comme la Libye préside le Conseil des droits de l'homme de l'ONU?

Ne pensez-vous pas que cela décrédibiliserait totalement l'ONU?

 

On a l'impression que c'est l'hôpital qui se moque de la charité!

 

Je me souviens que des collègues s'étaient joints à moi pour s'offusquer du fait que la présidence du Conseil des droits de l'homme de l'ASEAN avait été octroyée à la Birmanie. C'est exactement la même démarche, la comparaison peut se faire aisément.

 

Nous sommes donc en droit de nous offusquer, sauf si vous nous faites part d'une nouvelle stratégie extrêmement bien argumentée. Je pense que j'aurai beaucoup de mal à la comprendre.

 

Ce serait un très mauvais signal de dire que les droits ne sont pas universels et que la protection des droits de l'homme est adaptable en fonction des pays.

 

Je voudrais également savoir quels ont été les votes des autres pays.

 

Je serai très attentive à votre réponse.

 

03.07  Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, chers collègues, le vote est intervenu le 13 mai 2010. Notre pays devait se prononcer sur les candidatures de différents pays pour un siège au Conseil des droits de l'homme. Le groupe africain comptait exactement quatre candidatures pour quatre places disponibles, ce que l'on appelle un clean slate dans le jargon diplomatique. Il s'agissait de l'Ouganda, de la Mauritanie, de l'Angola et de la Libye.

 

Net zoals in oktober 2007, toen het kabinet van minister van Buitenlandse Zaken De Gucht na een eerste instructie tot onthouding uiteindelijk toch besliste om de kandidatuur van Libië te steunen voor het lidmaatschap van de VN-Veiligheidsraad in 2008-2009, is de besluitvorming over deze stem in België, en deze stem voor Libië, niet rechtlijnig verlopen.

 

In mijn administratie was er verdeeldheid over deze kandidatuur. De dienst VN in Brussel was tegen, de post VN in New York was voor. Mijn dienst Mensenrechten was tegen, mijn dienst Afrika was voor. Er moest dus een knoop worden doorgehakt.

 

Als een krant beweert dat ik de beslissing nam tegen het advies in van mijn eigen administratie, slaat hij de bal op een volstrekt insinuerende manier mis.

 

Het is des te verwonderlijker, omdat uit de gepubliceerde passage die iedereen in de krant kon lezen, uit de instructiemail, alvast iets kon worden opgemaakt. Hoe kan men anders verklaren dat er stond “in het licht van de door u aangehaalde overwegingen, kan ik ingaan op uw suggestie de Libische kandidatuur voor de VN-Mensenrechtenraad alsnog te steunen”?

 

Ik blijf verbaasd over de capaciteit om, bij lectuur van dit document, te willen concluderen dat er is beslist tegen het advies van mijn administratie in.

 

Als mevrouw Brems de vergelijking wil maken met WikiLeaks, wil ik opmerken dat een van de kenmerken van de gelekte mails van WikiLeaks is dat er werd samengewerkt met kwaliteitskranten, die ook trachtten de informatie op een objectieve manier te duiden.

 

De waarheid is dat deze beslissing allerminst eenvoudig te nemen was. Het was een beslissing met een hoog damned if you do en damned if you don’t-gehalte. De bekritiseerbare track record van het land inzake respect voor mensenrechten is daar natuurlijk niet vreemd aan.

 

Welke elementen moeten er ook mee in de balans komen?

 

Libië heeft de meeste VN-conventies inzake mensenrechten geratificeerd, waaronder bijvoorbeeld de conventie tegen rassendiscriminatie, de conventie over preventie en bestraffing van genocide, of nog de conventie tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandelingen en straffen. Het gaat daarbij telkens om conventies die wel door Libië, maar bijvoorbeeld niet door een andere kandidaat-lidstaat, Angola, geratificeerd zijn.

 

Over een andere kandidaat, Oeganda, herinner ik mij verschillende kritische vragen in de sfeer van de mensenrechten, hier in het Parlement, in deze commissie, ook vanwege collega’s die hier nu niet aanwezig zijn, maar die een schriftelijke vraag indienden over Libië. Ik herinner mij soortgelijke vragen in deze commissie niet over Libië, wel over Oeganda.

 

De opname van een land in de Mensenrechtenraad kan een manier zijn om het sterker te engageren in zijn respect voor de mensenrechten. Via het lidmaatschap stelt zo’n land zich namelijk bloot aan de dagelijkse dialoog en monitoring van zijn eigen mensenrechtensituatie.

 

De steminstructie bevatte de opdracht in een verbale nota te verwijzen naar de clean slate-situatie en aan te geven dat België rekende op een constructieve houding in de Mensenrechtenraad. Het moge duidelijk zijn dat wij dat bij andere kandidaturen niet gebruikelijk toevoegen bij de steminstructie. Ik meen mij te herinneren dat dat stukje toevallig niet in de krant verschenen is.

 

Bij de kandidaatstelling is Libië een aantal engagementen aangegaan. In het jargon voluntary pledges and commitments genaamd Die pledges situeren zich in het domein van de samenwerking met regionale mensenrechtenorganen en het bureau van de VN-hoge commissaris voor de mensenrechten, de belofte om een constructieve dialoog te willen aangaan met het middenveld en met de mensenrechten-ngo’s, het engagement het recht tot ontwikkeling te realiseren en samen te werken met alle VN-lidstaten om de bescherming van de rechten van de mens te vrijwaren.

 

Il y a eu des rapports critiques, notamment d'Amnesty International et de Human Rights Watch.

 

Nous ne pouvons pas nier que le rapport de Human Rights Watch sur la Libye a été présenté pour la première fois à Tripoli, à l'occasion d'une conférence de presse du 11 décembre 2009. Cela indique clairement un assouplissement du régime en termes de liberté d'expression. Le jour avant, le 10 décembre 2009, un rapport très critique sur les droits de l'homme a été publié par le Gaddafi Foundation.

 

Il semble que la candidature libyenne pour le Conseil des droits de l'homme est à la base de ces développements positifs.

 

Natuurlijk speelt het bilan inzake respect voor mensenrechten een rol, maar ook andere diplomatieke elementen komen aan bod. Er was actieve steun vanwege de Afrikaanse Unie voor de kandidatuur van Libië. In de aanloop naar de EU-Afrikatop in Tripoli die enkele maanden later tijdens het Belgische voorzitterschap zou doorgaan, was deze steun van het Afrikaanse continent niet te negeren. Het welslagen van deze top, waarvoor Catherine Ashton een beroep deed op België bij de voorbereiding ervan, werd enige tijd bedreigd door de mogelijke aanwezigheid van de van oorlogsmisdaden beschuldigde Omar al-Bashir. Het zou deze Europees-Afrikaanse ontmoeting, die ook belangrijk was voor sterker wederzijds engagement, met inbegrip van het domein van de mensenrechten, fataal gehypothekeerd hebben als de heer al-Bashir aan de vergadering in Tripoli zou hebben deelgenomen.

 

In een tweetal gesprekken met mijn Libische collega van Buitenlandse Zaken, Moussa Koussa, op 13 juli en op 1 oktober 2010, is hij ingegaan op mijn vraag om een deelname van de heer al-Bashir in Tripoli te vermijden. Het geslaagde verloop van de top, waarop voorzitter Herman Van Rompuy, commissievoorzitter Barroso en verschillende regeringsleiders van EU-lidstaten aanwezig waren, die in vele gevallen bilaterale ontmoetingen hadden met de regeringsleider van Libië, gaf ook aan dat Libië niet of niet meer als een paria van de internationale gemeenschap wordt aanzien.

 

Dans le cadre de la délibération, jouait également le fait que nous avions été informés de manière informelle de ce que la plupart de nos partenaires européens allaient voter positivement.

 

Finalement, la Libye a obtenu 155 voix sur un total de 192, c'est-à-dire 81 % des voix.

 

Je ne dispose pas d'informations spécifiques quant au comportement en termes de vote des autres pays, puisqu'il s'agissait d'un vote secret. Je ne peux donc me baser que sur les informations informelles qui ont été transmises à nos diplomates.

 

Dames en heren, men moet hoe dan ook nooit vergeten dat de Mensenrechtenraad een politiek en een intergouvernementeel orgaan is. In dat opzicht is het de afspiegeling van de wereld zoals hij is en niet noodzakelijk van de wereld zoals wij graag zouden hebben dat hij was. Men heeft in 2006 vruchteloos geprobeerd om lidmaatschapscriteria in te voeren.

 

Ten slotte zou ik nog heel kort willen antwoorden op een paarconcrete vragen die in mijn betoog nog niet volledig aan bod zijn gekomen. Ten eerste, de Europese Unie betreurt het systeem van de clean slates, het feit dat er even veel kandidaten als zetels zijn binnen een regionale groep. Wij ijveren momenteel in het kader van de Human Rights Council review voor een betere selectie van leden door een betere presentatie van de vrijwillige engagementen. Mag ik er dan ook even aan toevoegen dat er binnen de westerse groepen ook vaak clean slates ter stemming worden gelegd? Dat bevordert die opstelling natuurlijk niet.

 

Mevrouw Brems, ons land zou niet voor Iran gestemd hebben, ook niet indien de kandidatuur van dat land niet zou zijn ingetrokken onder internationale druk. België was namelijk een van de landen die mee die internationale druk hebben uitgeoefend en georganiseerd tegen de Iraanse kandidatuur door middel van expliciete bilaterale demarches.

 

In het kader van de Human Rights Council Review werkte België eveneens mee aan een gedetailleerde EU-positie om precies follow-up te geven aan de realisatie van vrijwillige engagementen bij de beoordeling van een eventuele kandidatuur voor herverkiezing. Ik kan u ook verzekeren dat de Belgische diplomaten in die poging een voortrekkersrol speelden.

 

De vraag of ons land kandidaat is voor een tweede opeenvolgende termijn als lid van de Mensenrechtenraad ligt ter studie. Ik neem dat in ieder geval zeer sterk in overweging.

 

Met betrekking tot de vraag van mevrouw Colen, over een algemeen kaderakkoord EU-Libië wordt momenteel onderhandeld. De EU doet daarbij het nodige opdat de hele dimensie mensenrechten hierin opgenomen wordt. Wij stellen met genoegen vast dat Libië bijna het geheel van clausules ter zake aanvaard heeft. Het akkoord dat ondertekend werd tussen de Commissie en Libië in oktober 2010 gaat specifiek over het thema migratie en mobiliteit. Dit akkoord kaart niet alleen de veiligheidsaspecten van deze problematiek aan, maar voorziet ook in ontwikkelingssamenwerking, humanitaire hulp en begeleiding bij regularisatie, bescherming en integratie van migranten in Libië. Dit akkoord is onderworpen aan de reguliere Europese mechanismen voorzien voor alle landen van ons nabuurschap. Er is dus geen sprake van een blanco cheque.

 

Wat de vraag van mevrouw De Meulemeester betreft, ik heb geen reacties ontvangen van andere landen omwille van mijn beslissing en ik verwacht er ook geen.

 

03.08  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le ministre, j'entends vos explications mais je ne partage pas votre choix ultime. Vous avez tranché, alors qu'une abstention aurait peut-être pu se justifier et tenir la route!

 

03.09  Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik waardeer uw uitgebreide uitleg. In een cursus internationale relaties kan dit gebruikt worden om een realistische positie te illustreren. Men moet soms iets geven aan landen waaraan men liever niets zou geven. Als dat echter uiteindelijk neerkomt op een zitje in de Mensenrechtenraad, dan vind ik dat geen goede uitkomst. Geef dan iets anders.

 

Ik ben en blijf het daarom ten gronde oneens met die beslissing.

 

03.10  Alexandra Colen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik meen dat het nuttiger zou zijn als wij in de loop van de komende jaren in de uitvoering van het associatieakkoord en de besteding van de gelden eens nakijken hoe het dan met de mensenrechten is gesteld, in plaats van zo hoog van de toren te blazen op basis van oppervlakkige informatie over incidenten die uiteindelijk geen enkel verschil maken. Gelet op de huidige status van Libië in Afrika en in de wereld, denk ik dat het beter is om voort te werken, zoals u bezig bent, met een track record, en met de nodige verdragen.

 

Ik wil nog een kleine bemerking formuleren die ik al geuit heb, over landen die brave leerlingen in de klas zijn als het gaat over de ondertekening van internationale verdragen. Er moet ook worden toegezien op de implementatie van die verdragen.

 

03.11  Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord.

 

03.12  Gwendolyn Rutten (Open Vld): Mijnheer de minister, ik had expliciet een vraag gesteld naar een beleidswijziging in de opstelling van ons land. Heb ik goed begrepen dat er inderdaad een beleidswijziging is? U hebt gezegd dat wij de Mensenrechtenraad beschouwen als een politiek orgaan, als een afspiegeling van de wereld zoals zij is.

 

Dat wil dus zeggen, als er in de wereld heel veel landen zijn die de universaliteit van de mensenrechten niet respecteren en die zich vinden in de manier waarop die geïnterpreteerd moet worden, dat wij dan zeggen: zo zit de wereld in elkaar. Het feit dat zulke landen daarin een meerderheid vormen en dat wij dat goedkeuren, zo zit dan ook de wereld in elkaar.

 

Welnu, ik ben het daarmee niet eens. Ik deel de mening van mijn collega, mevrouw Brems. Ik begrijp dat het een heel moeilijke beslissing is en ik respecteer absoluut dat u ze gemaakt hebt en dat u ze komt toelichten. Het primaat van de politiek telt daar. Dan kunt u ook begrijpen dat ik er een fundamenteel andere mening op nahoud. Als men Libië wil uitnodigen op het internationaal toneel of in een forum een rol wilt laten vervullen, dan is dat goed, maar in de Mensenrechtenraad gaat het wel om iets essentieels. Dan noteer ik een beleidswijziging en een beslissing die nota bene in lopende zaken is genomen.

 

Ik heb ook niet duidelijk begrepen dat u zei “damned if you do, damned if you don’t”, maar waarom waren wij damned mochten wij ons hebben onthouden? Er was een overschot aan stemmen, Libië had er voldoende. Een onthouding zou in elk geval een duidelijk signaal zijn geweest aangaande ons eigen beleid op het vlak van de universele mensenrechten.

 

03.13  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): À l'instar de mes collègues, je remercie le ministre pour sa réponse détaillée et son explication sur la difficulté de prendre une décision, en ce compris les divergences de vues qu'il peut y avoir au sein même d'une administration, en fonction du travail qu'on fait et des objectifs qu'on défend.

 

J'ai bien entendu aussi que vous disiez que c'était un organe politique et intergouvernemental.

 

Le monde est effectivement tel qu'il est et non tel qu'on voudrait qu'il soit mais il me semble tout de même, encore et toujours, que c'est la Déclaration universelle des droits de l'homme qui doit nous servir de lanterne, qu'il s'agisse de pays du continent africain ou du continent asiatique ou de n'importe quel autre pays. Pour moi, c'est le contenu de cette Déclaration, ce sont ces repères-là qui doivent nous faire avancer. Je ne voudrais pas que nous fassions honte à nos pères et à ceux qui ont rédigé cette Déclaration. Même si j'entends votre justification, ma conviction reste qu'à cet égard une abstention aurait été plus judicieuse.

 

03.14 Minister Steven Vanackere: Vermits het opnieuw wordt gevraagd: wanneer men het argument met betrekking tot de identiteit van de Mensenrechtenraad in rekening neemt, met name dat het een politiek intergouvernementeel orgaan is, en als men de andere argumenten hoort met betrekking tot de resultaten, die ook in het geval van Libië het gevolg zijn van deze kandidatuur en van de manier waarop ermee wordt gewerkt, kan men alvast inzake de Belgische ambitie om een positieve rol te spelen in de problematiek van het bevorderen van de mensenrechten, in geen geval van een koerswijziging spreken. In geen geval!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.15 uur.

La réunion publique de commission est levée à 17.15 heures.