Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et
de la Fonction publique |
Commissie
voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt |
du Mercredi 12 janvier 2011 Matin ______ |
van Woensdag 12 januari 2011 Voormiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 10.40 uur en voorgezeten door de heer Ben Weyts.
La séance est ouverte à 10.40 heures et présidée par M. Ben Weyts.
De voorzitter: Als eerste punt aan de agenda staat de prioritaire vraag nr. 1483 van de heer Logghe, die echter nog niet aanwezig is.
01 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het afschaffen van de visumplicht in het kader van de Wereldbeker voetbal die Rusland organiseert in 2018" (nr. 1546)
01 Question de Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la suppression de l'obligation de visa dans le cadre de la Coupe du monde de football organisée en 2018 par la Russie" (n° 1546)
01.01 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, de kern van mijn vraag is natuurlijk niet het Wereldkampioenschap voetbal. Dat vormt enkel de aanleiding ervoor.
Ik heb u al eerder een vraag gesteld over Rusland, dat aan Europa een signaal had gegeven dat het die visumplicht graag opgeheven zou zien. U hebt mij toen geantwoord dat u daarover niets wist. Ik richtte mij dus tot de minister van Buitenlandse Zaken, die de vraag blijkbaar aan u heeft doorgegeven.
Ik las in de krant dat het onderwerp opnieuw ter sprake is gekomen op de Europees-Russische top van 7 december 2010. Rusland heeft echt wel de ambitie om zijn onderdanen visumvrij naar Europa te zien komen. Wij vrezen voor de gevolgen daarvan.
Kunt u mij nu bevestigen dat er een formeel of informeel verzoek is gekomen van de Russische staat om zijn onderdanen Europa visumvrij binnen te laten komen? Wat is het standpunt van de regering daaromtrent? Vindt u dat Russische onderdanen visumvrij naar Europa mogen komen?
Als dat het geval is, welke criteria worden er aan Rusland opgelegd voor het visumvrijheid verkrijgt? Als er criteria worden opgelegd, denkt u dat Rusland aan die criteria zal kunnen voldoen?
In welk tijdskader kunnen wij die afschaffing zien? Wij merken immers dat, wanneer nog wel op een hoger niveau wordt beslist om een land visumvrij te stellen, wij dat vrij laat vernemen. Kunt u mij zeggen in welk tijdskader wij een en ander moeten zien?
01.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, u begrijpt dat zowat elk land dat nog visumplichtig is voor de EU een visumvrijstelling beoogt en daarom geen enkele gelegenheid onbenut laat om dat te bespreken. Rusland vormt hierop geen uitzondering. Het is dus op de laatste Europees-Russische top, maar ook reeds op de vorige Europees-Russische top ter sprake gekomen. Rusland heeft overigens al jaren een visumfacilitatieakkoord, wat een tussenstap betekent naar een volledige visumvrijstelling. Bovendien is er ook al jaren een visumdialoog met het oog op een dergelijke vrijstelling aan de gang.
Een eerste fase met fact finding, het bepalen van de discussiepunten, heeft jaren aangesleept. Momenteel dringt zich een tweede operationele fase in de visumdialoog op, meer bepaald het vaststellen van de concrete criteria waaraan Rusland moet voldoen om visumvrijstelling te verkrijgen. Ook de EU zelf dient aan deze vereisten te voldoen, aangezien de onderdanen van de EU immers ook nog steeds visumplichtig zijn voor Rusland.
Het vereiste heel wat diplomatieke inspanningen vooraleer Rusland zich formeel akkoord verklaarde met het concept van dergelijke criteria, common steps. Zij waren immers voorstander van een onmiddellijke wederzijdse visumvrijstelling. De concrete criteria moeten nog verder uitgewerkt worden. Zij betreffen vier domeinen, namelijk ten eerste de beveiliging van documenten, ten tweede het migratiebeleid, ten derde het bestrijden van de georganiseerde misdaad, fraude en corruptie en ten vierde respect voor de grondrechten of fundamental rights.
Wat uw tweede vraag betreft, voor België is het alleszins noodzakelijk dat aan de criteria common steps wordt voldaan.
Uw derde vraag heb ik al beantwoord in het kader van mijn eerste antwoord.
Wat uw vierde vraag betreft, de criteria halen zal uiteraard verregaande inspanningen vergen. Het waarborgen van de fundamentele rechten vereist bijvoorbeeld dat stappen ondernomen worden betreffende de behandeling van Tsjetsjenië. Voldoen aan de gestelde criteria is echter zeker niet onmogelijk.
Thans kom ik tot uw laatste vraag. Op Europees niveau wordt het jaar 2015 vooropgesteld. Ik benadruk nogmaals dat het voor België absoluut noodzakelijk is dat aan de criteria wordt voldaan.
01.03 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. De N-VA meent ook dat aan die criteria zeker moet worden voldaan. Wanneer zou worden ingegaan op het verzoek van Rusland om zomaar de visumplicht op te heffen, zonder criteria, vrezen wij de gevolgen hiervan te zullen zien, en niet alleen op het vlak van migratie. Ik vind dat Rusland moet worden gewezen op het respect voor de mensenrechten. Zoals u, ken ik inderdaad ook een aantal Tsjetsjeense dossiers. Zolang zij de mensenrechten en de waarden en normen die wij belangrijk vinden niet respecteren, kunnen wij de visumplicht, die zij zo graag hebben, als pasmunt gebruiken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mijnheer de staatssecretaris, mevrouw Dumery heeft een vraag over de houding van de DVZ ten opzichte van het aanvragen van leeflonen door EU-burgers. Ik heb begrepen dat de vraag van collega Temmerman over de instroom van nieuwe EU-burgers naar bepaalde steden dezelfde thematiek omhelst. Is het goed die samen te behandelen?
01.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Het zijn twee verschillende antwoorden, maar ik zal ze samen geven.
De voorzitter: Het maakt niet uit. Zij volgen toch op elkaar. Laten wij ze dan maar gescheiden houden.
02 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de houding van de Dienst Vreemdelingenzaken ten opzichte van het aanvragen van leeflonen door EU-burgers" (nr. 1660)
02 Question de Mme Daphné Dumery au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'attitude de l'Office des Étrangers par rapport aux demandes de revenus d'intégration de citoyens de l'Union européenne" (n° 1660)
02.01 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik stel mijn vraag naar aanleiding van een polemiek enkele weken geleden. Na het opvragen van de cijfers hebben wij gemerkt dat bepaalde steden, bijvoorbeeld Gent, kampen met een grote toevloed van EU-onderdanen die zich bij het OCMW aanbieden voor een leefloon.
Wij merkten dat de EU-onderdanen – het waren vooral Bulgaren en Roemenen – misbruik maakten van onze verblijfswetgeving, vooral wat zelfstandige arbeid betreft. Zij gingen zich bijvoorbeeld aanbieden als zelfstandige krantenbedelers of zij hadden een minimaal aandeel in nachtwinkels of andere vennootschappen. Zo kregen zij volgens de verblijfswetgeving toegang tot het OCMW en tot het leefloon.
Artikel 41ter van de vreemdelingenwet stelt dat wanneer er een overmatige belasting is van de sociale bijstand, de Dienst Vreemdelingenzaken de mogelijkheid heeft de verblijfsvergunning van die mensen in te trekken. Ik zie dat wel in de vreemdelingenwetgeving staan, maar ik vraag mij af of de Dienst Vreemdelingenzaken het toepast.
Wij pleiten wat leeflonen betreft voor een gegevensdoorstroming van de OCMW’s of van de gemeenten naar de Dienst Vreemdelingenzaken. Als de Dienst Vreemdelingenzaken niet op de hoogte is dat iemand een leefloon krijgt, kan men uiteraard geen maatregelen nemen.
Kortom, is de Dienst Vreemdelingenzaken daarvan op de hoogte? Neemt men de gepaste maatregelen wat de verblijfsvergunning betreft?
02.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Vooreerst wil ik erop wijzen dat een EU-burger enkel recht heeft op een leefloon als hij een verblijfsrecht heeft van meer dan 3 maanden en als hij arbeidsprestaties heeft verricht in België of in de EU.
Wanneer aan de Dienst Vreemdelingenzaken melding wordt gemaakt dat een EU-burger met een verblijfskaart E OCMW-steun krijgt, wordt het dossier van de EU-onderdaan en desgevallend van zijn familie herbekeken. Indien de DVZ vaststelt dat de betrokkene niet meer voldoet aan de voorwaarden van zijn statuut of dat hij een onredelijke belasting vormt voor de Belgische sociale bijstand – een van de criteria of men in België mag blijven – wordt er een einde gemaakt aan het verblijfsrecht van de betrokkene.
Let wel, voor EU-onderdanen met een E+-kaart, wat verleend wordt voor een duurzaam verblijfsrecht na 3 jaar ononderbroken verblijf, kan het verblijfsrecht niet meer worden ingetrokken.
Bovendien zijn er op basis van artikel 42bis, § 2 van de vreemdelingenwet uitzonderingen. Een zelfstandige of werkzoekende EU-werknemer behoudt zijn verblijfsrecht tot hij bijvoorbeeld als gevolg van ziekte of ongeval tijdelijk arbeidsongeschikt is of tot hij na ten minste 1 jaar te hebben gewerkt onvrijwillig werkloos wordt en zich heeft ingeschreven als werkzoekende bij de bevoegde dienst voor arbeidsbemiddeling.
DVZ houdt dus rekening met alle elementen in het dossier. Daarmee antwoord ik op uw tweede vraag, de vraag naar de criteria.
Dossier per dossier wordt nagekeken welke elementen relevant zijn en wat de individuele situatie is van de betrokkene. Het gaat bijvoorbeeld om de duur van de OCMW-steun, de som van de ontvangen bedragen, de aanwezigheid van andere gezinsleden met een economische activiteit, de reden voor het ontvangen van de steun, en in geval van werkloosheid de duur van de werkloosheid.
Er wordt zelden een einde gemaakt aan het verblijfsrecht, enkel en alleen omdat iemand OCMW-steun ontvangt. Doorgaans zijn er meerdere redenen om de verblijfstoestemming in te trekken, bijvoorbeeld de stopzetting van een zelfstandige activiteit, de stopzetting van het werken in loondienst, het feit dat men het verblijfsrecht onder valse voorwendsels heeft verkregen, de stopzetting van de studies enzovoort.
02.03 Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik bedank u voor het antwoord, maar onderstreep even dat de Dienst Vreemdelingenzaken moet ingrijpen wanneer het gaat om een overmatige belasting, dus om iemand die echt misbruik maakt van onze sociale bijstand. Het OCMW kan dat namelijk niet doen. U hebt de macht daartoe. U kunt het signaal geven aan de Dienst Vreemdelingenzaken dat we dat echt niet kunnen tolereren in onze samenleving.
Er zijn bepaalde signalen waarnaar onderzoek gevoerd moet worden, maar dat is veeleer een zaak voor Justitie. Wanneer op georganiseerde wijze personen in bepaalde gemeenten worden gedropt en ertoe worden aangespoord om zich aan te bieden om een dergelijke verblijfstitel te verkrijgen en naar het OCMW te gaan om een leefloon te genieten, dan is dat belastend voor de OCMW’s. De Dienst Vreemdelingenzaken is de sleutel om een einde te maken aan de verblijfsvergunning van de betrokkene.
Als de wettelijke middelen er niet zijn, dan komt het inderdaad het Parlement toe om daar initiatieven voor te nemen.
Mijnheer de staatssecretaris, ik hoop echter dat u ook initiatieven binnen uw wettelijk kader zult nemen.
02.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Er zijn twee verschillende elementen. Gisteren voerde ik dezelfde discussie in de Senaat.
Het gaat om de mogelijkheid om een verblijfstitel te verkrijgen. Een Europees onderdaan, dus iemand uit een lidstaat van Europa, die in België komt, moet direct ingeschreven worden gedurende drie maanden. Hij mag niet ingeschreven worden als hij geen EU-onderdaan is.
Als hij een EU-onderdaan is, gaan wij gedurende die drie maanden na of hij voldoet aan de voorwaarden om een verblijfsvergunning te krijgen in België. In enkele gevallen kan die vergunning direct gegeven worden door de gemeente, in andere gevallen moet de verblijfsvergunning door DVZ uitgereikt worden. DVZ bekijkt natuurlijk of de voorwaarden vervuld zijn om de verblijfsvergunning te geven.
Hebben die mensen recht op een OCMW-toelage? Dat is iets anders. Dat is de bevoegdheid van de OCMW’s zelf.
Hoe wil u dat DVZ weet dat iemand op een bepaald moment van een OCMW ergens in België geld krijgt? DVZ weet dat niet.
DVZ moet het weten om dat element in aanmerking te kunnen nemen en, wanneer hij dossier per dossier controleert of de voorwaarden nog wel vervuld zijn, te beslissen of dat gevolgen moet hebben voor de verblijfstitel.
Ik begrijp dat enkele gemeenten van oordeel zijn geld te moeten geven omdat het EU-onderdanen met een verblijfstitel betreft. Ik weet dat het zo gebeurt. Maar om een verblijfstitel in te trekken, moet de DVZ weten dat die persoon de voorwaarden niet meer vervult.
Indien iemand een verblijfstitel heeft, geeft dat niet automatisch recht op een OCMW-tussenkomst. Dat zijn twee verschillende elementen. Er zijn natuurlijk linken. De voorwaarde niet ten laste te zijn van de sociale systemen in België, is een voorwaarde om een verblijfstitel te hebben, zelfs als die persoon reeds ingeschreven is tijdens de drie eerste maanden. Er zijn linken. Het is ook belangrijk dat de informatie in beide richtingen gaat. Misschien moet er meer informatie gaan van DVZ naar de gemeente. Er is verbetering mogelijk, maar ook in de andere richting. U begrijpt wat ik bedoel. Om de gevolgen te zien voor de verblijfstitel, heeft DVZ ook informatie nodig vanuit de gemeente of vanuit het OCMW.
02.05 Daphné Dumery (N-VA): Ik vind het een heel interessante discussie. Wij pleiten ook voor databanken. Wij zijn het met u eens dat die gegevensdoorstroming belangrijk is. Daar is misschien een wettelijk kader voor nodig. Ik hoor dat u dat probleem ook heel ernstig neemt en dat de Dienst Vreemdelingenzaken de nodige maatregelen neemt bij misbruiken.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "een bericht in een Bulgaarse krant over de Bulgaarse Roma" (nr. 1483)
03 Question de M. Peter Logghe au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'avis paru dans un journal bulgare concernant les Roms bulgares" (n° 1483)
03.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, eerst en vooral vraag ik u mij te verontschuldigen voor mijn laattijdigheid. Ik zat, zoals u weet, in een andere commissie.
Mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag dateert van 6 december, nu al meer dan een maand geleden. Ik hoop dat zij nog een beetje actueel blijft. Ik zou toch graag weten wat er juist gebeurd is rond die kwestie.
De Bulgaarse krant Standart – niet toevallig ‘De Standaard’, zouden wij dan zeggen – kopte in het weekend van 4 en 5 december: “Bulgaarse Roma welkom in België.” U herinnert zich dat ongetwijfeld, daar is nogal wat commotie rond geweest. De boodschap in de krant luidt ongeveer: kom maar af, in België bent u altijd welkom. Het ging natuurlijk om het verkeerd begrepen Romabeleidsplan van Vlaams minister Bourgeois. Omdat de boodschap in de Bulgaarse pers eigenlijk het hele Belgische grondgebied raakt, zou raken en waarschijnlijk heeft geraakt, moet toch even worden gepeild naar de reactie van de ontslagnemende Belgische regering en naar de dringende maatregelen die zich in deze kwestie eventueel opdrongen en die werden genomen.
Mijnheer de staatssecretaris, hebt u het ondertussen al met minister Bourgeois over deze vraag gehad? Wat waren zijn bevindingen? Wat waren de resultaten? Als u geen contact hebt gehad, waarom niet? Hebt u contact opgenomen met de Bulgaarse pers om deze kwestie recht te zetten? Met welk resultaat? Zo niet, waarom niet? Hebt u eventueel contact opgenomen met de Bulgaarse ambassade in België om deze zaak recht te zetten? Welke communicatie is er hierover geweest? Als er geen communicatie is geweest, waarom niet?
Gelet op de hoogdringendheid van deze zaak – de vraag dateert van 6 december – laat ik een deel van de vraag vallen, met uitzondering van de volgende vraag: hebt u cijfergegevens over het aantal Roma dat ons land binnenkomt, Bulgaarse en/of Roemeense, de laatste zes maanden of het laatste jaar? Is er een significante stijging merkbaar de voorbije maanden en weken?
03.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Logghe, minister Bourgeois heeft hieromtrent geen contact opgenomen met mijn kabinet. In de eerste helft van december heeft hij in de pers zijn intentie geuit om de berichtgeving die in de Bulgaarse kranten verscheen, recht te zetten.
Er moet worden verduidelijkt dat minister Bourgeois bevoegd is voor de toekenning van de arbeidskaart B en dat de inhoud van zijn initieel bericht betrekking had op de toegang tot de arbeidsmarkt in het Vlaams Gewest, voor Bulgaren en Roemenen.
Mijn ploeg blijft ter beschikking voor overleg, teneinde te zorgen voor de nodige voorzichtigheid in dit soort berichtgeving, die in staat is een migratiestroom op gang te brengen.
Wat betreft de genomen maatregelen teneinde een onwenselijke migratiestroom te vermijden, werd onmiddellijk contact opgenomen met de Belgische ambassade in Sofia om de ontwikkelingen in deze zaken ter plaatse te laten opvolgen. Bovendien werd ook de Bulgaarse ambassadeur in Brussel gecontacteerd, die op zijn beurt de Bulgaarse minister van Buitenlandse Zaken heeft aangesproken. Deze laatste heeft mij verzekerd dat de lokale autoriteiten deze problematiek mee aanpakken, onder meer door de betrokken bevolking de juiste informatie te bezorgen.
Ik heb de Dienst Vreemdelingenzaken verzocht het contact met deze twee diplomatieke posten te behouden met het oog op de verdere opvolging van dit dossier.
Ten slotte wil ik erop wijzen dat Roemeense en Bulgaarse onderdanen als EU-onderdanen niet visumplichtig zijn. Conform de richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Europese Unie en hun familieleden, is een gerichte controle waarbij Roemeense en Bulgaarse onderdanen worden geviseerd niet mogelijk.
03.03 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord.
Helemaal bevredigend is het niet. Ik weet ook wel dat er geen visumplicht is voor EU-inwoners, maar u had toch wel kunnen zeggen of er een significante stijging waar te nemen was in het reisverkeer van Bulgaren en/of Roemenen naar ons land.
U zegt dat erop wordt gelet dat de juiste informatie aan de lokale bevolking in Bulgarije wordt gegeven. Op welke manier wordt dit gecontroleerd? Wij zijn intussen een maand verder. Is er controle op de artikels? Kan er eventueel een kopie worden bezorgd van hetgeen daarover in de lokale pers is verschenen? Is de juiste informatie verschenen, wat is die informatie en kan daarvan een vertaling worden gemaakt? Het zou wel nuttig zijn om dit na te gaan, zodat het duidelijk is dat dit wordt opgevolgd.
03.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: De administratie volgt dit op in die landen. Wij blijven steeds in contact om na te gaan of er migratiestromen vast te stellen zijn en of er nog andere maatregelen moeten worden genomen.
03.05 Peter Logghe (VB): Mijnheer de staatssecretaris, het verkeerde artikel is wel in de pers verschenen. Bevestigt u dat er een tegenartikel met de juiste informatie is verschenen in de pers? Werd dat opgevolgd en wanneer werd dat opgevolgd? Kunnen wij eventueel een kopie van de juiste informatie krijgen die in de lokale pers is verschenen? Anders kan ik er geen genoegen mee nemen dat u zegt dat het zal worden opgevolgd. Wij zijn een maand later. Het dateert van 4 of 5 december. Het zou toch wel nuttig zijn zekerheid te hebben over het feit of het werd opgevolgd en op welke manier.
03.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: U mag de vraag ook stellen aan de heer Bourgeois.
03.07 Peter Logghe (VB): Dat zal ik zeker doen.
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de instroom van nieuwe EU-burgers richting bepaalde steden" (nr. 1822)
04 Question de Mme Karin Temmerman au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'afflux de nouveaux citoyens de l'UE vers certaines villes" (n° 1822)
04.01 Karin Temmerman (sp.a): Het is duidelijk dat er in bepaalde grote steden een enorme toevloed is van EU-onderdanen. Heel wat steden, zoals Gent, zijn bereid om die mensen op te vangen. Gent is altijd een heel tolerante en sociale stad geweest, maar we kunnen niet ontkennen dat de draagkracht op sommige plaatsen danig onder druk komt. De problemen situeren zich voornamelijk op vlak van onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting en steunverlening, alsook inzake de sociale cohesie. Voor een aantal van die domeinen is niet de federale overheid bevoegd, maar zijn dat de Gemeenschappen. De grootste verantwoordelijke in deze is het manke Europa. Wij hebben altijd gepleit voor een sociaal Europa. Het economische Europa is er zeker gekomen, maar het sociale been is absoluut onderontwikkeld.
Steden alleen kunnen het probleem niet oplossen. Ik maakte deel uit van het college toen Gent herhaaldelijk om hulp vroeg aan u, aan de eerste minister en aan de minister-president van de Vlaamse Gemeenschap. Elk niveau heeft hierin een verantwoordelijkheid en een opdracht. Het is te gemakkelijk om te zeggen dat alles uit Europa moet komen. De federale regering, de Vlaamse regering als het over de stad Gent gaat, de Waalse regering als het over Waalse steden gaat, en de steden zelf kunnen elk op hun niveau maatregelen nemen.
Op welke manier is gehoor gegeven aan de noodkreet van verschillende steden? Als dat niet gebeurd is, waarom niet?
U hebt herhaald dat u in het kader van het EU-voorzitterschap contacten hebt gehad met bepaalde lidstaten om het punt te bespreken. Wat was het resultaat van de contacten? Waren er contacten met Roemenië en Bulgarije? Welke concrete acties zijn er genomen?
Ik viseer niet de mensen die naar hier komen. Zij zijn op zoek naar een beter leven, maar door de manke organisatie hier worden zij dikwijls het slachtoffer van malafide netwerken.
Ik zou dan ook graag van u vernemen of er maatregelen worden genomen om die kwetsbare groep te beschermen. Bestaan er bijvoorbeeld plannen om iets tegen de georganiseerde bedelarij te doen? Ik wil er toch eens op wijzen dat de betrokkenen, die gedeeltelijk tot het bedelen worden verplicht, worden uitgebuit. Bent u van plan om daar iets tegen te doen?
Bent u van plan om iets te doen tegen het bedelen met kinderen? Ik moet er nu ook bedelen met dieren aan toevoegen, want blijkbaar is dat de nieuwe methode. Men neemt dieren mee wanneer men op bedeltocht gaat.
Zeker op economisch vlak is er sprake van uitbuiting. Ik verwijs naar de schijnvennootschappen. Er zijn voorbeelden waarbij er meer dan honderd vennoten voor één nachtwinkel zijn. Op die manier probeert men een verblijfsrecht te verkrijgen. Kan daartegen iets gedaan worden? Zijn er rechtstreekse contacten met de steden? Uiteindelijk worden zij constant met de problemen geconfronteerd. Ik meen dat het nuttig is dat de verschillende diensten en overheden bijna dagelijks met elkaar in contact staan om die problemen op te lossen.
De voorzitter: Ik heb begrepen dat vraag nr. 1967 van mevrouw Lanjri dezelfde thematiek behelst.
04.02 Nahima Lanjri (CD&V): Mijn vraag sluit ook aan bij de vragen van mevrouw Dumery en mevrouw Temmerman. Het gaat over de toeloop naar de grote steden, de misbruiken enzovoort.
De voorzitter: Dan stel ik voor dat u even wacht tot na de vraag van mevrouw Déom.
04.03 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, de aangehaalde problematiek inzake mensenhandel, mensensmokkel en georganiseerde bedelarij behoort tot de bevoegdheid van mijn collega van Binnenlandse Zaken, als verantwoordelijke voor de federale politie.
In verband met de genomen initiatieven naar aanleiding van het EU-voorzitterschap, kan ik u meedelen dat dergelijke initiatieven uitgaan van de Raad van Europese ministers van Werk en Sociale Zaken. Ik verwijs u in dat kader bijgevolg door naar mijn collega’s van Werk en Sociale Zaken. Zelf zetel ik alleen in de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, waar die problemen niet aan bod komen.
Ik moet mij excuseren, maar ik denk dat ik niet meer informatie kan geven dan dat.
04.04 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, u legt daar toch wel een probleem bloot, namelijk dat iedereen apart handelt. Het is tenslotte de Dienst Vreemdelingenzaken die bepaalt of iemand hier kan blijven of niet. U hebt natuurlijk gelijk dat dat in se niet rechtstreeks uw bevoegdheid is, maar het is toch cruciaal voor de behandeling van de problematiek dat er gezamenlijk een plan komt en dat alle betrokken diensten en overheden er samen over spreken.
Verschillende collega’s hebben reeds hier in onze commissie gezegd dat de informatie van de verschillende diensten en zelfs van de verschillende overheden moet worden uitgewisseld. Cruciaal daarin blijft toch de Dienst Vreemdelingenzaken, want het is die dienst die bepaalt of iemand hier kan blijven of niet.
Ik vind het dus nogal gemakkelijk om te zeggen dat het niet uw bevoegdheid is en dat het moet overgelaten worden aan een collega. Misschien is dat te wijten aan het feit dat de regering in lopende zaken is en zich niet meer gebonden voelt. U mag evenwel de problemen die dagelijks in de steden ter zake rijzen, echt niet onderschatten.
Zoals u zei, ik zal de vragen ook aan uw collega’s stellen, maar het zou toch wel nuttig zijn dat er eens iemand in de regering, ook al is die in lopende zaken, verantwoordelijkheid neemt en ter zake een coördinerende rol opneemt.
04.05 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, op een bepaald moment moeten wij bekijken hoe wij werken. Zo niet, moet ik alles herhalen wat ik gezegd heb aan mevrouw Dumery.
Ik heb geschetst wat de bevoegdheid is van DVZ. Ik heb gezegd aan mevrouw Dumery – en u was daarbij, mevrouw Temmerman – dat DVZ moet controleren of iemand hier mag blijven of niet. Dat is de gewone toepassing van de richtlijn en dat doen wij correct.
Ik heb gezegd dat er meer informatie moet uitgewisseld worden met de gemeenten en met de OCMW’s. Dat is nog een andere bevoegdheid, dat is zelfs niet de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken. Dat is de bevoegdheid van de heer Courard, van de gemeenten zelf, van de toezichthoudende overheid voor de verschillende gemeenten en OCMW’s, die tot Entiteit 2 behoren.
Wat Europa betreft, heb ik gezegd dat mensenhandel onder de bevoegdheid valt van een andere minister en dat ook EPSCO bevoegd is.
Zou het beter zijn als er meer uitwisseling van informatie was? Ja. Is er een instroom in de grote steden? Dat kan zijn. Ik weet echter dat wij toch de Europese regelgeving moeten toepassen.
Moet iemand direct in de gemeente ingeschreven worden? Ja. Tijdens de eerste drie maanden moet ofwel de DVZ, ofwel de gemeente nakijken of de voorwaarden vervuld zijn. Die voorwaarden zijn duidelijk bepaald in de richtlijn. Daarna moet er vaker en meer informatie tussen de verschillende instellingen worden uitgewisseld om desgevallend een verblijfsvergunning in te trekken. Dat neemt niet weg dat het ook de verantwoordelijkheid is van de gemeente en het OCMW om te kijken of er voor personen die misschien zelfs een verblijfsvergunning hebben, toch iets moet worden gegeven door het OCMW. Dat is ook een verantwoordelijkheid van de gemeente en het OCMW zelf.
De sleutel ligt zeker – ik meen dat dat ook uw mening is – in een betere en meer efficiënte uitwisseling van informatie tussen de DVZ, de gemeenten en de OCMW’s. Wij moeten in die richting gaan. Dat zou al veel kunnen oplossen. Misschien zal dat ons ook helpen om elkaar beter te begrijpen. Het eerste standpunt van de DVZ is natuurlijk dat het de schuld is van de gemeenten en de OCMW’s. Bij de gemeenten en de OCMW’s zal men direct zeggen dat het de schuld van de DVZ is. Het is zeker een beetje meer gedeeld dan dat. Uitwisseling van informatie en proberen elkaar te begrijpen zijn dus zeker de twee beste richtingen om te kiezen.
04.06 Karin Temmerman (sp.a): Elkaar beter begrijpen is op verschillende niveaus en voor verschillende onderwerpen zeker noodzakelijk. Misschien kunt u ter zake een initiatief nemen. Ik ben in elk geval vol hoop en verwachting.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
05 Question de Mme Valérie Déom au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la prise en compte de la dimension de genre dans le traitement des demandes d'asile" (n° 1191)
05 Vraag van mevrouw Valérie Déom aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de overwegingen in verband met de genderdimensie bij de behandeling van asielaanvragen" (nr. 1191)
05.01 Valérie Déom (PS): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, la Convention de Genève stipule que, pour avoir accès au statut de réfugié, il faut craindre "avec raison d'être persécuté du fait de sa race, de sa religion, de sa nationalité, de son appartenance à un certain groupe social ou de ses opinions politiques". Mutilation sexuelle, mariage forcé, viol, prostitution forcée, crime d'honneur, avortement, grossesse et stérilisation forcés entrent donc parfaitement dans l'acception de cette définition si l'on considère que les femmes constituent bel et bien un groupe social.
Bien que les hommes puissent également introduire des demandes sur base de motifs liés au genre, en particulier de persécutions liées à l'orientation sexuelle, de par la nature de ces persécutions, les demandes d'asile sur cette base sont le plus souvent présentées par des femmes.
La reconnaissance de ces persécutions liées au genre comme motif de demande d'asile s'est longtemps fait attendre dans notre pays. En 2005 cependant, le CGRA a créé en son sein une "cellule du genre" chargée d'élaborer des directives en cette matière. En effet, comme le prévoit la résolution 1765 de l'Assemblée parlementaire du Conseil de l'Europe, et plus particulièrement la recommandation 1940, il nous semble plus que jamais indispensable de prendre pleinement en considération la dimension de genre dans le traitement des demandes d'asile, mais aussi dans l'accueil de ces femmes persécutées.
Monsieur le secrétaire d'État, pourriez-vous tout d'abord m'expliquer de manière précise comment le CGRA traite les demandes d'asile introduites sur base de ces motifs liés au genre? Un accueil spécifique est-il prévu pour ces femmes? Les différents intervenants dans les procédures d'asile bénéficient-ils de programmes de formation et de sensibilisation spécifiques concernant ces questions liées au genre?
Pourriez-vous également nous donner quelques chiffres concernant, primo, le nombre de demandes introduites sur base de motifs liés au genre et la proportion de ces demandes qui ont abouti; secundo, la proportion de femmes parmi les réfugiés reconnus et, tertio, la proportion de femmes parmi les personnes ayant bénéficié de la protection subsidiaire?
05.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, chère collègue, dans la procédure d'asile, la notion de genre réfère à toutes les problématiques liées à l'appartenance sexuelle, à l'identité sexuelle ou à l'orientation sexuelle. Cette notion englobe non seulement les persécutions subies exclusivement ou principalement par les femmes (mutilation génitale féminine, MGF, mariage forcé, certaines formes de crime d'honneur, violences entre partenaires, viols, etc.), mais également la question de l'orientation sexuelle et celle de l'identité de genre (homosexualité, bisexualité et transsexualité).
Le CGRA accorde depuis toujours une attention toute particulière au traitement des demandes d'asile introduites pour l'un de ces motifs et accorde, le cas échéant, un statut de protection à ces personnes. En 2005, une cellule du genre spécifique a été créée au sein du CGRA. Cette cellule est composée d'une coordinatrice et de personnes de référence, une par section géographique. Les agents traitants responsables de ces dossiers sont en outre spécifiquement formés à cette problématique.
Concrètement, par l'application d'un ensemble de mesures, le CGRA a créé un contexte propice au fait que chaque demandeuse d'asile exprime tous les motifs pour lesquels elle estime avoir une crainte en cas de retour dans son pays.
Lors de l'introduction de la demande d'asile à l'Office des étrangers, la demandeuse d'asile a la possibilité de choisir d'être auditionnée par un agent de sexe féminin lorsqu'elle sera entendue au CGRA. L'agent qui mène l'audition au CGRA est invité à créer et à maintenir un climat de confiance et à insister sur la confidentialité notamment.
Pendant l'entretien, l'agent du CGRA invite la demandeuse d'asile à exposer non seulement les raisons pour lesquelles elle a quitté son pays, mais également tous les éléments pour lesquels elle pourrait estimer avoir une crainte en cas de retour.
Le CGRA applique le principe suivant: chaque personne est auditionnée individuellement, hors de la présence de tout éventuel autre membre de la famille, et cela même si une femme lie sa demande d'asile à celle de son partenaire, mari, frère, qui est le demandeur principal.
Autrement dit, même si, a priori, une femme déclare dans un premier temps ne rien avoir vécu d'autre que les faits rapportés par un mari, partenaire ou frère, elle a la possibilité d'être au moins une fois entendue seule par les autorités belges, ce qui présente l'opportunité de faire état d'éventuels faits de violence liés au genre.
Un grand nombre d'agents ont suivi une formation spécifique sur la manière d'auditionner des personnes déclarant avoir été violées ainsi que diverses séances d'information, de formation, de sensibilisation sur les mutilations génitales féminines.
Une brochure d'information "L'asile au féminin: Informations à l'intention des demandeuses d'asile" est mise à la disposition des demandeuses d'asile. Outre l'information quant à leurs droits et obligations pendant la procédure d'asile, la brochure contient quelques indications à propos d'autres aspects susceptibles de concerner certaines d'entre elles: questions de santé, bien-être en général, possibilité d'aide et de soutien en Belgique en cas de violences conjugales et en cas de traite des êtres humains.
D'un point de vue statistique, en 2009, sur l'ensemble des dossiers traités au CGRA, 6,4 % concernaient des demandes d'asile basées sur une persécution liée au genre. C'est beaucoup trop! Le motif d'orientation sexuelle et d'identité de genre a été invoqué au total dans 362 dossiers. Parmi ceux-ci, 126 ont donné lieu à une décision de reconnaissance de la qualité de réfugié et 3 à l'octroi d'un statut de protection subsidiaire. Cela signifie 35 % de décisions positives, soit un pourcentage plus important que le nombre de décisions positives par rapport au nombre de décisions introduites.
En ce qui concerne les mutilations génitales féminines, ce motif a été invoqué en 2009 dans 160 dossiers. Parmi ceux-ci, 100 ont donné lieu à une décision de reconnaissance de la qualité de réfugié et 2 à l'octroi de protection subsidiaire, soit 64 % de décisions positives.
En ce qui concerne les mariages forcés, ce motif a été invoqué en 2009 dans 313 dossiers. Parmi ceux-ci, 139 ont donné lieu à une décision de reconnaissance, 1 à une protection subsidiaire, soit 45 % de réponses favorables.
Parmi les 17 186 demandes d'asile introduites en Belgique en 2009, 31,15 % l'ont été par des femmes. Celles-ci étaient principalement d'origine russe, arménienne, kosovare, congolaise, guinéenne.
En ce qui concerne la proportion de femmes qui ont bénéficié des décisions de reconnaissance de la qualité de réfugié prises en 2009, elle s'élève à 39 %.
La proportion de femmes ayant bénéficié d'une décision de protection subsidiaire en 2009, parmi l'ensemble des décisions de protection subsidiaire, s'élève à 18 %.
05.03 Valérie Déom (PS): Monsieur le ministre, en entendant votre réponse, je ne peux que me féliciter de la manière dont est abordée cette problématique en Belgique. Les chiffres sont éloquents. Ils traduisent une réelle demande, vu les problèmes rencontrés dans un certain nombre de pays. Selon moi, l'accent qui a été mis sur la formation des agents constitue un élément très important en termes d'efficacité du traitement et de prise en compte de cette problématique.
L'incident est clos.
06 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de controle op arbeidsmigratie van EU-onderdanen" (nr. 1967)
06 Question de Mme Nahima Lanjri au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le contrôle de l'immigration des travailleurs ressortissants de l'UE" (n° 1967)
06.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijn vraag had eigenlijk aan de vraag van mevrouw Dumery gekoppeld kunnen worden.
Mijnheer de staatssecretaris, eind november heb ik u samen met de heer Francken een vraag gesteld over misbruiken door EU-onderdanen die hier zogenaamd komen werken of een zelfstandige activiteit opzetten, maar die dan naar de grote steden trekken om er een leefloon te ontvangen.
In uw antwoord, dat heel interessant was, hebt u gezegd dat u deze problematiek kende, dat u al contact had opgenomen met de steden, dat het belangrijk was aan gegevens te komen en vooral die gegevens te koppelen. U zei dat de DVZ al gedeeltelijke toegang had tot de Kruispuntbank om misbruiken aan te pakken, maar dat u werkte aan een verbreding van de toegang tot de Kruispuntbank.
Het is duidelijk dat sommige mensen het systeem misbruiken om naar ons land te komen en dan met hun verblijfskaart naar het OCMW trekken om daar steun te krijgen. In de wet staat dat de verblijfsvergunning van mensen die een onredelijke belasting vormen voor de sociale bijstand, door de DVZ kan worden ingetrokken.
Mijn vragen zijn de volgende.
Ten eerste, u hebt gesproken over een verbrede toegang voor de DVZ tot de gegevens van de Kruispuntbank. Is die er al? Welke stappen zijn daartoe al gezet? Heeft de DVZ bijvoorbeeld al toegang tot de Kruispuntbank om te kijken of iemand werkzoekend of zelfstandig is, en om te controleren of hij of zij aangemeld is bij Dimona?
Ten tweede, hoeveel verblijfsvergunningen zijn er intussen ontnomen op basis van de wet die bepaalt dat de DVZ de verblijfsvergunning van iemand die een onredelijke belasting vormt, kan intrekken? Hoeveel verblijfsvergunningen van EU-onderdanen zijn zo al ingetrokken?
Mijnheer de voorzitter, ik had graag gehad dat mijn vraag werd gekoppeld aan die van collega Dumery. Blijkbaar moet het kabinet daarover beslissen, maar werd die beslissing niet genomen.
Mijnheer de staatssecretaris, het is niemands schuld. Ik had gewoon verwacht dat de vragen gekoppeld zouden zijn. Ik laat in het midden hoe dat komt. Ik weet alleen dat het beter ware geweest om de vragen samen te voegen.
06.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, dat betekent dat dit een belangrijk thema is.
06.03 Nahima Lanjri (CD&V): Ik kreeg daar graag een debat over met de verschillende bevoegde ministers.
06.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Waarom niet? Ook met de lokale besturen misschien? Ik heb daar geen probleem mee.
De Dienst Vreemdelingenzaken heeft gedeeltelijke toegang tot de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. De DVZ kan persoonlijke data raadplegen van de sociale zekerheid, met name de gegevensbank van Dimona. De ICT van de FOD Binnenlandse Zaken werkt aan een geschikte applicatie voor de uitvoeringsbureaus van de DVZ, waardoor meer efficiënte opzoekingen kunnen worden verricht. Momenteel kan slechts een beperkt aantal ambtenaren van de DVZ opzoekingen doen via een gekend nationaal nummer. De applicatietoepassing dient dus uitgebreid te worden naar meerdere opzoekingscriteria, zodat er nog performanter kan worden opgezocht. Ik denk dat iedereen daarmee akkoord kan gaan.
De DVZ heeft ook toegang tot de Kruispuntbank voor de gegevens van de POD Maatschappelijke Integratie. Momenteel krijgt de DVZ enkel de gegevens van de EU-studenten. Het is de bedoeling dat tegen februari 2011 de DVZ ook de gegevens van de EU-burgers zou krijgen die oorspronkelijk over voldoende bestaansmiddelen beschikken. Dat is nog een stap in de goede richting.
De DVZ heeft ten slotte een project ingediend bij de ICT van de FOD Binnenlandse Zaken om opzoekingen te verrichten in het Algemeen Repertorium voor de zelfstandigen. Dit is een gegevensbank die wordt beheerd door het RSVZ, het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen, maar waarvan de gegevens via de Kruispuntbank kunnen worden geconsulteerd. Via deze gegevensbank kan een zelfstandige activiteit worden gecontroleerd. Dit project moet nog opgestart worden.
In 74 dossiers werd de verblijfsvergunning ingetrokken omdat de EU-burger geen werknemer of zelfstandige was. Dit aantal dossiers komt overeen met 152 verblijfsvergunningen. In 188 dossiers werd de verblijfsvergunning voor EU-onderdanen ingetrokken. Deze cijfers bevatten enkel de dossiers waarin het verblijf werd ingetrokken op basis van fraude, onredelijke belasting van het OCMW of het niet meer voldoen aan de initiële verblijfsvoorwaarden. Dit aantal dossiers komt overeen met 343 verblijfsvergunningen.
06.05 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb een aantal nieuwe elementen gehoord ten opzichte van de vraag die ik in november heb gesteld. Ik ben blij dat er in februari al een volgende stap wordt gezet met betrekking tot de gegevens.
De cijfers die u hebt gegeven, hebben betrekking op het voorbije jaar. Kunt u mij het verschil nog eens verduidelijken tussen die 74 dossiers en die 188 dossiers? Die 188, dat gaat over de EU-burgers, maar die andere?
06.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Er zijn 74 dossiers waarin de verblijfsvergunning werd ingetrokken om redenen dat betrokkenen geen werknemer waren of geen zelfstandige meer waren. In de andere dossiers werd de vergunning ingetrokken om andere redenen zoals fraude, onredelijke belasting van het OCMW of omdat de initiële verblijfsvoorwaarden niet meer waren vervuld.
06.07 Nahima Lanjri (CD&V): Ik moet ze dus eigenlijk optellen?
06.08 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Ja. Het is de reden tot intrekking die verschillend is.
De voorzitter: Volgens het Reglement mag u dat niet. Ik kan daarin wel ver gaan, maar toch!
06.09 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Het is misschien interessant om daarover ooit een debat te voeren.
De voorzitter:
U krijgt even het woord, want ik wacht op mevrouw Smeyers die in aantocht is,
maar dat zal toch niet verschijnen in het verslag.
(…): De staatssecretaris stelt voor om daarover een debat te voeren.
06.10 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Er is een vraag om daarover een breder debat te voeren.
(…): Misschien kunt u daarvoor een initiatief nemen, mijnheer de voorzitter?
06.11 Nahima Lanjri (CD&V): Misschien kan een volgende stap worden gezet in verband met de kruising van de gegevens? We moeten toch eens nagaan wat er nog kan gebeuren.
06.12 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Ja.
06.13 Daphné Dumery (N-VA): Er zijn in Gent alleen al 600, 700 of 800 mensen die een verblijfsvergunning hebben als EU-onderdaan, maar op welke basis?
06.14 Nahima Lanjri (CD&V): Zij die niet echt werken.
06.15 Daphné Dumery (N-VA): Er zijn er 152 die geen werk hebben, maar er zijn maar 74 vergunningen ingetrokken.
06.16 Nahima Lanjri (CD&V): Nee, een dossier bevat soms meerdere mensen.
06.17 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Een dossier heeft betrekking op meerdere personen. Men moet ook weten dat verschillende verblijfstitels direct kunnen worden gegeven door de gemeenten. Ik weet dat dit een beetje ingewikkeld is. In verschillende gevallen kunnen de gemeenten zelf een verblijfstitel geven. Ik ken dit niet van buiten, maar dit kan in verschillende gevallen. Het aantal gevallen waarin de DVZ de verblijfstitel moet geven, is ook beperkt. Dit wil ook zeggen dat de DVZ niet tussenkomt voor iedere EU-onderdaan die in een gemeente wordt ingeschreven. Begrijpt u wat ik wil zeggen?
06.18 Daphné Dumery (N-VA): Voor het intrekken wel?
06.19 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Inderdaad.
06.20 Daphné Dumery (N-VA): (…)
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Dit was het informele gedeelte. Ik ga thans terug over naar het formele gedeelte en naar de vragen.
Mevrouw Smeyers, Ik meen te begrijpen dat u uw vraag nr. 1265 uitstelt.
06.21 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Welke?
De voorzitter: Vraag nr. 1265 wordt uitgesteld.
06.22 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Dat is goed nieuws.
De voorzitter: Er wacht u nog veel meer plezier, mijnheer de staatssecretaris!
Mevrouw Smeyers, uw vraag nr. 1513 over ontradingscampagnes stelt u ook uit. U stelt ook uw vraag nr. 1525 uit.
07 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de fraude bij medische regularisaties te Brasschaat" (nr. 1662)
07 Question de Mme Sarah Smeyers au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la fraude relative aux régularisations pour raisons médicales à Brasschaat" (n° 1662)
07.01 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, in december raakte bekend dat een zekere A.K., een dokter die van mensensmokkel verdacht wordt, sinds jaren vanuit zijn privépraktijk in Brasschaat ook valse medische attesten aan asielzoekers verstrekt.
Die man zou in meer dan 500 dossiers misbruik hebben gemaakt van artikel 9ter van de verblijfswet, dat medische regularisatie toestaat. Dat artikel stelt dat een asielzoeker een wettelijke verblijfsvergunning kan krijgen als hij om medische redenen niet naar zijn thuisland kan terugkeren, bijvoorbeeld wanneer hij aan een ziekte lijdt die in zijn land van herkomst niet of onvoldoende kan worden behandeld, of als een terugkeer levensbedreigend zou zijn. Wordt een dergelijke aanvraag tot medische regularisatie erkend, dan kan de aanvrager via een uitzonderlijk statuut gedurende minimum een jaar in ons land verblijven.
Vorig jaar werden er op die basis 8 000 asielaanvragen ingediend. Hoewel een dergelijke aanvraag, zoals u weet, een uitgebreid medisch attest moet bevatten, blijkt uit cijfers van de Dienst Vreemdelingenzaken dat de helft van alle ingediende aanvragen op medische basis achteraf ongegrond is, aangezien het bijhorende attest, dat van bij het begin aanwezig moet zijn, vervalst blijkt te zijn.
Ik heb de volgende vragen.
Hoewel de arts A.K. reeds veroordeeld werd, kon hij toch jarenlang valse medische attesten aan asielzoekers uitschrijven. Wordt bij een aanvraag om medische redenen de naam die onderaan een medisch attest prijkt, vooraf door de Dienst Vreemdelingenzaken gecontroleerd? Worden de bijgevoegde medische attesten in twijfel getrokken als de naam van de arts in kwestie opduikt bij aanvragen uit verschillende steden, waardoor er misschien een vermoeden ontstaat dat mensen zich door mondelinge overlevering tot die bepaalde arts richten?
Bent u op de hoogte van het fraudeverhaal van A.K. en erkent u dat dit geen alleenstaand geval is? Bent u van plan om daartegen maatregelen te nemen? Zo ja, welke?
Controleartsen van de Dienst Vreemdelingenzaken voeren bijkomende medische testen uit wanneer zij twijfelen aan de authenticiteit van het medische attest. In de praktijk blijkt dat die zeer moeilijk uit te voeren zijn omdat er bij de Dienst Vreemdelingenzaken een groot tekort aan artsen is. Als ik mij niet vergis, zijn er slechts twintig. Erkent u dat tekort? Bent u van plan daar iets aan te doen?
Aanvragen die door de Dienst Vreemdelingenzaken in twijfel worden getrokken, worden aan de parketten bezorgd, veronderstel ik. Volgens de heer Roosemont, directeur-generaal van de Dienst Vreemdelingenzaken, waren er in 2009 zo meer dan duizend. Toch worden die door de parketten niet prioritair behandeld. Hebt u er enig idee van hoeveel van die twijfelachtige dossiers nu wachten op een oordeel? Als er uiteindelijk toch fraude gepleegd blijkt te zijn, wordt het dossier dan nog behandeld en eventueel goedgekeurd?
07.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, de DVZ verdenkt een vijftal artsen ervan valse attesten uit te schrijven. De dossiers worden systematisch doorgestuurd naar het parket voor onderzoek.
De zopas goedgekeurde wetswijziging van artikel 9ter van de vreemdelingenwet verplicht de vreemdeling om een standaard medisch attest te gebruiken. Het standaard medisch attest vereist onder meer het RIZIV-nummer van de ondertekende arts.
Attesten die niet toelaten de ondertekenaar te identificeren als arts, leiden tot een onontvankelijkheidsbeslissing.
Het voorleggen van het standaard medisch getuigschrift is immers een ontvankelijkheidsvoorwaarde die misbruiken van de procedure moet voorkomen.
Daarnaast heeft de DVZ een early warning system ontwikkeld, dat een snelle samenwerking toelaat tussen specifieke DVZ-diensten zoals het bureau Opsporingen en de gerechtelijke sectie, zodra verdachte gegevens met gestructureerd of repetitief karakter in de aanvragen opduiken.
Vermoedens van fraude of vervalsing worden vastgesteld door de ambtenaren van de DVZ die het dossier behandelen en niet door artsen van de DVZ. Het is immers de gemachtigde van de minister die de naleving van de ontvankelijkheidsvoorwaarden nagaat. De aanwezigheid van een waarachtig standaard medisch attest is een van die voorwaarden.
DVZ-artsen kunnen wel tot een klinisch onderzoek van de aanvragen overgaan, indien ze twijfels hebben over de meegedeelde diagnose, maar dat is dan een zuiver medische appreciatie.
Er zijn momenteel zeven artsen bij de DVZ werkzaam. Er is een selectie lopende om op korte termijn acht bijkomende artsen in dienst te nemen. Het zijn laureaten van een examen van het niveau A3.
De DVZ heeft aan het parket ongeveer 1 200 dossiers voor onderzoek bezorgd. De DVZ heeft de wettelijke plicht om alle regularisatieaanvragen af te handelen, dus ook die met fraude-elementen.
De regularisatiedossiers worden geëvalueerd op basis van het globaal dossier en rekening houdend met de mensenrechten opgenomen in het EVRM.
Het is dus niet uitgesloten dat een dossier fraude-elementen bevat, maar eveneens ook voldoende objectieve criteria om tot een humanitaire regularisatie te leiden.
07.03 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u ziet heil in het standaard medisch attest, dat op zich een verbetering is. Niettemin moet er algemene alertheid zijn. Systematisch moet ieder geval van fraude naar het parket worden doorgestuurd, hoewel zulks niet uw bevoegdheid is. Ook moet aan dergelijke fraudezaken gevolg worden gegeven.
U antwoordt dat er een vijftal artsen zijn. Er zijn zeven artsen bij de DVZ, maar ook een vijftal artsen waarvan u weet dat zij systematisch fraude plegen. Ik hoop dat het niet dezelfde artsen zijn.
Ik kan mij voorstellen dat er ook kleine, individuele, minder grootschalige gevallen zijn waaraan het parket een lagere prioriteit geeft. Zulks is echter een compleet fout signaal, aangezien er vorig jaar – ik heb de cijfers gegeven – 8 000 aanvragen tot medische regularisatie zijn ingediend, waarvan er 4 000 ontvankelijk zijn verklaard. Dat betekent dat het een regularisatiekanaal is dat erg wordt misbruikt. Ik ben dan ook verbaasd dat u stelt dat, zelfs indien fraude wordt gepleegd, het dossier toch nog op zijn andere elementen wordt beoordeeld. Ik kan mij niet voorstellen dat er bij een aanvraag tot medische regularisatie waarbij de ziekte of kwaal wordt vervalst of geveinsd, nog andere elementen kunnen zijn die toelaten het dossier alsnog te behandelen of goed te keuren.
Mijnheer de staatssecretaris, het is hetzelfde verhaal als destijds bij de collectieve regularisatie. Fraude moet volgens mij de deur dichtdoen. Het ligt in uw discretionaire bevoegdheid om dat niet te doen. Ik begrijp niet dat u dat niet doet.
07.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Bijvoorbeeld, het geval van een dokter die een vals RIZIV-nummer heeft, is een fraudegeval. De betrokken dokter dient een dossier in voor een persoon die echt ziek is. Wij worden ter zake met een fraudegeval geconfronteerd. Het zou normaal zijn dat de betrokkene op basis van artikel 9ter zou worden geregulariseerd, zelfs indien er bijvoorbeeld door de dokter fraude werd gepleegd. Een dergelijk dossier moet naar het parket worden gestuurd, om een vervolging van de dokter te krijgen.
Mevrouw Smeyers, u zult opmerken dat in dergelijke gevallen regularisatie wel kan. Ik ken echter uw manier van werken. U zegt dat er nooit fraude mag gebeuren. Hier heb ik echter een voorbeeld gegeven waarbij er fraude is, maar waarbij de betrokkene toch zou moeten worden geregulariseerd.
U zult opmerken dat regularisatie in een dergelijk geval toch kan. Er is dus soms enige nuance nodig in dergelijke dossiers. Het zijn geen gemakkelijke dossiers, waarbij er nu echt een medisch attest moet worden ingediend. Indien ik het N-VA-voorstel volg, met name dat er opnieuw een andere ontvankelijkheidsfase met optreden van de dokter moet worden gecreëerd, betekent zulks dat de procedure nog eens wordt verlengd.
07.05 Sarah Smeyers (N-VA): Dat kan, indien een en ander de eerlijkheid ten goede komt.
07.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Ik twijfel er niet aan dat u zult reageren.
Een en ander betekent dat de procedure nogmaals wordt verlengd, wat nog een slechter signaal zou zijn. Ik begrijp dus niet waarom de N-VA een dergelijk signaal wil geven.
Ten tweede, uw voorstel is ook om de procedure enkel te laten starten, nadat de asielprocedure is afgerond. Zulks betekent dus een nog langere procedure.
Wij moeten de 9ter-procedure verkorten. Daarom hebben wij de maatregelen genomen inzake het standaard medisch attest. Daarom ook sturen wij de dossiers in geval van fraude naar de parketten, wat redelijk en normaal is. Dat zijn volgens mij de beste elementen om de procedure te verkorten, maar ook om een regularisatie op basis van artikel 9ter te geven aan mensen die de regularisatie moeten krijgen.
07.07 Sarah Smeyers (N-VA): Zo verengt u natuurlijk het debat. Ik had het niet over dokters zonder RIZIV-nummer, ik had het over fraude door de aanvrager met medeweten van een dokter. U weet ook wel dat ik het daarover had. Ik meen dat dergelijke fraude – het veinzen van ziekte – niet kan worden toegelaten. Dergelijke mensen mogen gewoon nooit tot de medische regularisatie toegelaten worden.
07.08 Staatssecretaris Melchior Wathelet: (…)
07.09 Sarah Smeyers (N-VA): Dat begrijp ik wel. Vandaar het voorstel: laat het van bij het begin door de DVZ-dokters controleren. Misschien vertraagt dat de procedure, maar het zal de eerlijkheid ten goede komen en het zal dat soort misbruiken op termijn uit de 9ter-procedure halen.
U bent er zelf over begonnen. Ik heb er nu niets over gezegd, maar de parallelle aanvragen door asielzoekers die, wanneer zij het einde van hun asielprocedure zien naderen en een negatieve beslissing dreigen te krijgen, 9ter als uitvlucht zien, kunnen volgens mij niet.
07.10 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Tijdens de asielprocedure mag men dus niet ziek worden?
07.11 Sarah Smeyers (N-VA): Er zijn altijd uitzonderingen, maar er mag geen systematisch misbruik zijn. U kent de cijfers inzake asielzoekers die op het einde van hun procedure…
De voorzitter: Laten wij tot uw volgende vraag komen, mevrouw Smeyers. Wij kunnen hier eindeloos over bezig blijven.
07.12 Sarah Smeyers (N-VA): Ik heb ook geen antwoord gekregen op mijn vraag hoeveel dossiers in 2010 op die manier zijn geopend. Ik heb zelf wel cijfers, maar ik zal eerst mijn andere vraag stellen.
De voorzitter: Ik heb niet de indruk dat de staatssecretaris die cijfers nu zal geven.
L'incident est clos.
08 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "informatie betreffende goedgekeurde regularisatie-aanvragen" (nr. 1700)
08 Question de Mme Sarah Smeyers au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "des informations concernant les demandes de régularisation approuvées" (n° 1700)
08.01 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, eigenlijk verwacht ik niet van de minister dat hij dat allemaal voorleest. Het is een schriftelijke vraag waarop geen antwoord kwam. Hij mag het voorlezen. Aangezien ik geen antwoord kreeg op mijn schriftelijke vraag, heb ik ze omgezet in een mondelinge vraag, die ik nu zal stellen.
Mijnheer de staatssecretaris, in antwoord op een schriftelijke vraag van collega Becq deelde u mee dat van januari tot en met juli 2010 in België 16 353 mensen zonder papieren geregulariseerd zijn. Van de 14 444 dossiers die werden afgehandeld, werden er 9 830 goedgekeurd.Voor elk goedgekeurd dossier worden gemiddeld 1,7 personen geregulariseerd. U weet zeer goed dat dossiers en mensen andere cijfers betreft. Ik vond dat zeer interessante cijfers, maar ik was daar graag nog dieper op ingegaan.
Hoeveel van die aanvragen betroffen aanvragen in het kader van de collectieve regularisatie van 15 september tot 15 december?
08.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Bent u voorstander van collectieve regularisatie?
08.03 Sarah Smeyers (N-VA): Hoeveel betroffen reguliere aanvragen 9bis, die andere mogelijkheid?
Hoeveel van de aanvragen in het kader van de regularisatiecampagne werden ingediend op grond van de humanitaire criteria van uw collectieve regularisatie-instructie? Hoeveel daarvan betroffen personen die een arbeidscontract konden voorleggen ten gevolge van die instructie?
Hoeveel van die 9 830 goedgekeurde aanvragen werden goedgekeurd volgens diezelfde twee motieven, humanitaire criteria of arbeidsovereenkomst?
Hoeveel van de 9 830 aanvragen die werden goedgekeurd, kregen onmiddellijk een positief advies van de administratie? Hoeveel kregen een negatief advies van de administratie, maar werden naderhand toch door u goedgekeurd?
Wat betreft aanvragen goedgekeurd op basis van de humanitaire criteria van de regularisatie-instructie: hoeveel kregen onmiddellijk een positief advies en hoeveel een negatief advies dat daarna toch nog door u werd goedgekeurd?
Wat betreft het tweede criterium, het arbeidscontract of zicht op werk: hoeveel hebben daarvan een onmiddellijk positief advies gekregen en hoeveel een negatief advies dat u nadien toch nog hebt goedgekeurd?
08.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw Smeyers, ik hoor altijd uw vragen over de collectieve regularisatie. U denkt dus dat wij een collectieve regularisatie hebben gedaan. Ik kan daarmee niet akkoord gaan. Wanneer u in 2008 het regeerakkoord hebt aanvaard, dacht u dus dat het een collectieve regularisatie was?
08.05 Sarah Smeyers (N-VA): We kunnen niets anders dan vaststellen dat het een collectieve regularisatie was.
08.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Wij hebben gewoon gedaan wat jullie aanvaard hebben. Dat is geen collectieve regularisatie.
08.07 Sarah Smeyers (N-VA): Dat heeft nooit in het regeerakkoord gestaan.
08.08 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Ik kan u zeggen dat wij ieder dossier behandelen, geval per geval. Dat wil dus zeggen dat het niet collectief gebeurt. Misschien zijn jullie bang van transparantie. Wij zeggen gewoon wat wij doen. Dat hebt u misschien niet graag.
Ook in die vraag wordt wederom gepeild naar verschillende cijfergegevens, die bij DVZ niet voorhanden zijn. Ik kan herhalen dat de vreemdelingenwet op geen enkel ogenblik werd gewijzigd of geschorst. De regularisatiecampagne dossier per dossier heeft de wet dus geenszins gewijzigd. Bijgevolg zijn aanvragen die de nieuwe criteria van de regularisatiecampagne geval per geval inroepen, juridisch niet te onderscheiden van andere. DVZ inventariseert de nieuwe binnenkomende aanvragen zonder meer en onderscheidt die enkel naargelang het wettelijke onderscheid. Ik verwijs naar artikel 9bis of 9ter van de vreemdelingenwet.
Bovendien worden uit gelijkheidsoverwegingen alle openstaande aanvragen ambtshalve bekeken in het licht van het politiek akkoord van juli 2009, dat gewoon het regeerakkoord van 2008, gesteund door de N-VA, vertaalt.
Voorts herhaal ik dat de binnenkomende aanvragen nooit geïnventariseerd worden naargelang de ingeroepen motieven. Dat zou immers de onmiddellijke studie van elke binnenkomende aanvraag vergen, wat onmogelijk is. Ofwel wil de N-VA opnieuw de achterstand nog vergroten. Tevens zijn gunstige administratieve beslissingen niet noodzakelijk in overeenstemming met de door de vreemdeling ingeroepen motieven, maar wel met de objectief vaststelbare gunstige situaties uit het dossier.
Statistieken bijhouden per ingeroepen motief zou dus, mocht dat al mogelijk zijn, eigenlijk een geringe relevantie hebben.
Het aantal van 9 830 goedgekeurde aanvragen, waarnaar u verwijst, slaat inderdaad op de periode januari tot en met juli. Het is onmogelijk voor de DVZ om op heden nog retroactief te gaan diversifiëren volgens de destijds door de DVZ geselecteerde criteria.
Ik kom tot uw vragen 4, 5 en 6. Aangezien het helemaal niet duidelijk is over welk advies u spreekt, wanneer u het hebt over de administratie, zal ik u in algemene termen antwoorden.
De lokale besturen zijn altijd vrij om aan de DVZ advies te verlenen in het raam van een regularisatieaanvraag. Dat heb ik al verschillende keren gezegd. Dat advies is een belangrijk stuk in het dossier, maar het is niet bindend. De beslissingsbevoegdheid voor de aanvraag op grond van artikel 9bis is toevertrouwd aan mijzelf en/of aan mijn gemachtigde. Er is ook informatie waarover de gemeenten niet beschikken, bijvoorbeeld van publieke orde.
Het advies van de Commissie van advies voor vreemdelingen is ook weer geen bindend advies. Artikel 32 van de wet van 1980 stelt dat de minister het advies kán inwinnen alvorens om het even welke beslissing te nemen nopens een vreemdeling. In sommige dossiers heb ik een advies van de Commissie gevraagd. In een grote meerderheid van die dossiers heb ik dat advies gevolgd.
Indien u het hebt over een advies in het raam van een aanvraag, gegrond op een arbeidsvergunning, begrijp ik jammer genoeg niet waarover u het hebt en kan ik u enkel zeggen, overeenkomstig het koninklijk besluit van 7 oktober 2009, dat de DVZ alleen nagaat of de aanvraag aan alle voorwaarden voldoet om het bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister te bekomen, op voorwaarde dat een arbeidskaart B kan worden voorgelegd. Nadien wordt het dossier doorgestuurd naar de bevoegde gewestelijke migratiediensten die het dossier verder behandelen. Hier is er dus geen sprake van advies aan de DVZ.
08.09 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, men wordt er bijna cynisch van. Ik snap niet waarom u zegt dat die cijfers of die opsplitsing niet relevant zijn. De cijfers zijn ondertussen wel gekend. De collectieve regularisatieperiode heeft voor 13 000 extra aanvragen gezorgd. Als u dan zegt dat het niet relevant is om de regularisaties op te splitsen volgens hun aanvraag of volgens hun wettelijke grond, dan begrijp ik dat niet. Iedere advocaat die een aanvraag indient of die naar het gerecht stapt, moet toch ook zijn klacht gronden op basis van een bepaald artikel? Het kan gaan om artikel 9bis of 9ter, maar dat moet toch gestaafd worden. Dit kan toch niet. Als u dan weer eens lacherig doet over de achterstand die dat zou creëren, begrijp ik dat niet. Het is toch gewoon een klik op de knop in een Excelbestand waarin opgelijst wordt wie op basis waarvan een regularisatie aanvraagt?
08.10 Staatssecretaris Melchior Wathelet: U denkt dat de benadering van een dossier een klik op een knop betekent.
08.11 Sarah Smeyers (N-VA): Ik heb het over de registratie, over de cijfers.
08.12 Staatssecretaris Melchior Wathelet: U geeft geen mooi beeld van de administratie.
08.13 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, kunnen wij op een normale manier met elkaar spreken?
08.14 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Natuurlijk. Begin maar.
08.15 Sarah Smeyers (N-VA): Het moet toch op een simpele manier te registreren zijn wie op basis waarvan een regularisatieaanvraag indient. Dat is toch maar een klik op de knop? In de commissie voor de Justitie, waar ik net vandaan kom, spraken wij over de informatisering van Justitie. Als dat kan, dan moet de Dienst Vreemdelingenzaken toch ook gewoon kunnen oplijsten. Ik begrijp dus niet waarom u zegt dat het irrelevant is om te weten wie op basis waarvan de regularisatie aanvraagt.
08.16 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Jawel, maar die wettelijke basis geven wij. Het gaat om artikel 9bis of 9ter. Dat doen wij natuurlijk.
De voorzitter: Mevrouw Smeyers, ik stel voor om dit incident te sluiten.
08.17 Sarah Smeyers (N-VA): Dat was mijn vraag niet.
Het incident is gesloten.
09 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les directives du Commissariat général aux réfugiés et aux apatrides (CGRA) pour les avocats" (n° 1524)
09 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de richtlijnen van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) voor de advocaten" (nr. 1524)
09.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, le CGRA a publié, il y a peu, une brochure reprenant les directives à respecter par les avocats qui veulent assister un demandeur d'asile pendant le déroulement de la procédure d'asile au CGRA. Au chapitre III de cette brochure, intitulé "Présence et attitude lors de l'audition", on peut lire ceci: "Au cours de l'audition, vous ne pouvez pas vous adresser directement au demandeur d'asile à moins que vous n'ayez la permission de l'agent traitant. Si le demandeur d'asile a demandé l'assistance d'un interprète, vous ne pouvez pas vous adresser directement à l'interprète. L'interprète ne peut assurer la traduction directe entre votre client et vous-même que si l'agent traitant a marqué son accord et qu'il est présent. Vous ne pouvez pas intervenir pendant l'audition, que ce soit de manière verbale ou non verbale. À la fin de l'audition, l'agent traitant vous donnera la possibilité de formuler d'éventuels ajouts et/ou remarques quant au déroulement de l'audition. Ceux-ci seront consignés dans le rapport d'audition. Vous adresserez vos remarques à l'agent traitant."
Monsieur le secrétaire d'État, ne pensez-vous pas que ces directives sont tout à fait infantilisantes vis-à-vis des avocats et irrespectueuses de leur profession? Estimez-vous correct de la part d'une administration d'interférer sur la manière dont un avocat défend son client, dans la mesure où la présence d'un avocat au côté du demandeur d'asile est prévue par la réglementation internationale? On peut comprendre qu'un agent traitant puisse être incommodé par un avocat qui se livrerait à des interventions intempestives pendant l'audition mais j'imagine que cette hypothèse n'est pas souvent vérifiée.
Par contre, il peut être utile pour l'avocat qui se rend compte que l'agent traitant a mal compris les propos de son client d'attirer son attention sur la nécessité de poser une question autrement, par exemple. Ou il peut arriver que l'avocat, qui connaît mieux son client que l'examinateur se rende compte pendant l'audience que son client n'est pas dans un état normal et qu'il est important de le signaler pour que l'examinateur agisse en fonction. Le problème est surtout présent pour les catégories vulnérables comme les personnes ayant subi des violences sexuelles ou les demandeurs présentant des traumatismes psychologiques ou mentaux importants.
Ne pensez-vous pas que cette question délicate devrait être discutée entre le CGRA et l'Ordre des barreaux. En effet, il me semble douteux sur le plan du droit de la défense et indélicat de la part du CGRA de dicter de manière unilatérale aux avocats leur conduite pendant l'audition avec leurs clients.
09.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Madame Genot, je voudrais souligner tout d'abord l'indépendance du Commissariat général aux réfugiés et aux apatrides en tant qu'instance d'asile centrale, cette indépendance étant fixée par la loi, comme vous le savez. Pour ce qui est de la brochure du CGRA intitulée "Directives pour les avocats", je souhaite vous rappeler qu'une réglementation semblable relative à la présence et à l'attitude de l'avocat pendant l'audition d'un demandeur d'asile au CGRA figurait déjà dans la brochure antérieure à cette nouvelle publication.
Cette brochure précédente mentionnait déjà que l'avocat ne peut pas s'adresser directement à l'interprète et que la communication doit toujours se faire par le biais de l'agent traitant. L'avocat ne peut pas intervenir durant l'audition, que ce soit de manière verbale ou non verbale. À la fin de l'audition, il y a la possibilité de formuler des ajouts et/ou remarques que l'agent traitant consigne alors dans le rapport d'audition.
L'agent traitant dispose de la police de l'audition et en assure la direction.
Je vous rappelle que l'audition au CGRA vise la détermination des faits. L'agent traitant mène l'audition et le demandeur d'asile lui restitue les éléments sur lesquels se fonde sa demande d'asile. Son avocat a le droit d'assister à cette audition.
Je vous renvoie également à l'arrêté royal du 11 juillet 2003 fixant le fonctionnement de la procédure devant le Commissariat général aux réfugiés et aux apatrides. L'article 12 dispose que l'agent du Commissariat général dirige l'audition. L'article 19, §2, stipule que l'avocat peut faire des observations orales à la fin de l'audition.
Les directives destinées aux avocats que contient la brochure du CGRA s'inscrivent donc dans le droit fil des dispositions de l'arrêté royal susmentionné.
À mon sens, le fait que ladite brochure explique certains aspects plus en détail ne fait que contribuer à la qualité de l'audition du CGRA.
Enfin, je voudrais ajouter que le barreau a été consulté préalablement à la publication de cette brochure.
Le contenu de la brochure précédente a été approuvé par l'Ordre national de l'époque.
La brochure actuelle a également été soumise au barreau néerlandophone avant publication. Ce dernier a lui aussi marqué son accord avec le contenu de sa brochure.
09.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je ne comprends pas pourquoi l'Ordre du barreau néerlandophone a, à nouveau, été consulté et non le barreau francophone. Cette façon de pratiquer me semble assez étonnante.
Het incident is gesloten.
10 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'octroi de l'asile en cas de risque de mutilations génitales" (n° 1821)
10 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de goedkeuring van de asielaanvraag in geval van mogelijke genitale verminking" (nr. 1821)
10.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, comme il est de tradition, je partirai d'un cas particulier pour poser une question générale.
En juin 2010, la demande d'asile d'une jeune femme originaire de Sierra Leone sur base du risque d'excision en cas de retour au pays a été refusée au motif que l'excision ne se pratiquerait ni à l'âge adulte, ni dans la religion chrétienne. Or le GAMS, qui détient une expertise en matière de mutilations génitales, atteste qu'en Sierra Leone des excisions se pratiquent également sur des femmes adultes et non musulmanes. D'autres organismes internationaux établissent les mêmes faits.
Une seconde demande d'asile a donc été introduite, très documentée sur les risques d'excision en Sierra Leone, avec une attestation du GAMS. L'Office des étrangers a refusé de prendre en considération cette demande au motif qu'elle ne fait que reproduire la même crainte déjà jugée. La troisième demande d'asile de la jeune Sierra-Léonaise vient d'être rejetée par le Conseil du contentieux des étrangers (CCE) et par le Conseil d'État.
Entre-temps, cette femme a passé 18 mois en Belgique, dont 3 mois en centre fermé et 3 mois sans domicile fixe et sans une alternative de logement; elle a aussi fait une tentative de suicide.
Monsieur le secrétaire d'État, ne pensez-vous pas que les femmes qui demandent l'asile sur base du risque de mutilations génitales dans leur pays d'origine ont droit à la protection dans notre pays, comme le prône d'ailleurs le Haut Commissariat aux Réfugiés pour les victimes potentielles de mutilations génitales (note d'orientation du mois de mai 2009) et l'article 3 de la Convention européenne des droits de l'homme qui prohibe les traitements inhumains et dégradants?
Il semble qu'il y ait une différence de traitement entre pays. Si cette crainte de persécution est reconnue pour les femmes guinéennes, elle l'est nettement moins pour les femmes sierra-Iéonaises et somaliennes, alors que la prévalence dans ces pays dépasse les 90 %. Je peine à comprendre pourquoi ces pays sont traités différemment, alors que la réalité de l'excision est semblable.
10.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, madame, le CGRA accorde une attention particulière aux traitements des demandes d'asile introduites pour échapper à un risque de mutilations génitales féminines. En analysant de telles demandes, le CGRA tient compte de la situation objective dans chaque pays d'origine, ainsi que de la situation spécifique de chaque demandeuse d'asile invoquant ce motif.
S'il est établi qu'une femme a une crainte fondée de subir une mutilation génitale féminine dans son pays d'origine, qu'il n'y a pas de possibilité de protection de la part des autorités nationales ou qu'elle ne peut pas y échapper en s'établissant dans une autre région de son pays d'origine, la Belgique lui accordera la protection internationale. Depuis des années, un grand nombre de filles et de femmes ressortissant de différents pays sont reconnues réfugiées pour ce motif.
Parmi les dossiers traités par le CGRA en 2010, le motif "crainte de mutilations génitales féminines" a été invoqué dans 210 demandes d'asile.
Cent douze de ces personnes ont obtenu le statut de réfugiée, soit un taux de reconnaissance de 53 %. En 2009, ce motif avait été invoqué dans 160 dossiers. Parmi ceux-ci, 100 avaient donné lieu à une décision de reconnaissance de qualité de réfugiée, soit 62 % de décisions positives.
En 2008, le taux de reconnaissance pour ce motif avait été de 76 %. En 2007 et 2006, ce taux de reconnaissance s'était élevé respectivement à 56,6 % et 41 %.
10.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, je m'étonne, parce que ces taux de reconnaissance importants, qui témoignent du nombre de personnes menacées sur cette base et auxquelles il importe d'offrir protection, sont aussi différents selon les nationalités. À cet égard, vous ne m'avez pas fourni de chiffres détaillés entre la Guinée, la Sierra Leone et la Somalie. J'aimerais en disposer, car c'est là que réside le problème. Autant on constate que les instances d'asile sont soucieuses des femmes guinéennes, autant elles paraissent plus strictes par rapport aux femmes sierra-leonaises et somaliennes, alors que la situation en matière d'excision, d'après les rapports internationaux, s'avère très préoccupante là-bas aussi!
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De heer Veys is niet aanwezig. Zijn vragen nrs. 1778, 1779 en 1781 worden uitgesteld naar de vergadering van volgende week.
Vraag nr. 1287 van mevrouw Lalieux is ingetrokken.
11 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de terugwijzing van vreemdelingen" (nr. 1698)
11 Question de M. Theo Francken au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le renvoi d'étrangers" (n° 1698)
11.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag betreft het aantal terugwijzingen van vreemdelingen.
Op de vergadering van de commissie voor de Binnenlandse Zaken van 24 november 2010 heeft collega Smeyers u ondervraagd om te vernemen wat u onderneemt wanneer vreemdelingen die door u werden geregulariseerd, een strafrechtelijke veroordeling oplopen.
Hierop hebt u geantwoord dat er voor ernstige misdrijven bij een actueel gevaar voor de samenleving naargelang het geval middels een ministerieel besluit of een koninklijk besluit kan worden overgegaan tot de terugzetting of de uitzetting van de vreemdeling, zoals de vreemdelingenwet bepaalt.
De overheid heeft vandaag slechts een middel om een machtiging tot verblijf ongedaan te maken om redenen van openbare orde, namelijk het nemen van een ministerieel besluit tot terugwijzing. De bevoegdheid hiervoor ligt exclusief bij de staatssecretaris. DVZ heeft hierover geen zeggenschap.
U weet ongetwijfeld beter dan wie ook dat de staatssecretaris of de minister van Migratie de minister is met volgens mij de meest discretionaire bevoegdheid van alle ministers. U bepaalt wie wordt geregulariseerd, u hebt ongelooflijk veel macht inzake migratiebeleid.
Om inzicht te krijgen in het beleid van een staatssecretaris ter zake krijg ik graag een antwoord op de volgende vragen. Ik stelde deze vraag al eerder in een schriftelijke vorm, maar mocht tot op heden geen antwoord ontvangen.
Omdat tot op heden geen enkele van mijn schriftelijke vragen door uw dienst werd beantwoord, voel ik mij genoodzaakt u vriendelijk te verzoeken om mondeling toelichting te geven bij mijn volgende vragen. Hoeveel ministeriële besluiten tot terugwijzing werden er al genomen? Graag een overzicht per jaar vanaf 2006 en per verblijfsrechtelijke categorie.
Hoeveel mensen die werden geregulariseerd en dus papieren hebben op basis van regularisatie 9ter of 9bis van de vreemdelingenwet, hoeveel mensen die via gezinshereniging zijn gekomen en hoeveel mensen die subsidiaire bescherming hebben genoten, werden teruggestuurd omwille van de openbare orde?
11.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Francken, er is sprake van een ministerieel besluit tot terugwijzing voor personen die illegaal op het grondgebied verblijven alsook voor personen die legaal op het grondgebied verblijven maar niet in het Rijk gevestigd zijn. Voor in België gevestigde personen betreft het een koninklijk besluit tot terugwijzing. Er is een verschil tussen de twee. Voor de jaren 2006 tot en met 20 december 2010 – de cijfers voor 2010 kunnen dus nog iets veranderen – was het aantal ministeriële besluiten tot terugwijzing en koninklijke besluiten tot uitwijzing als volgt: voor de KB’s in 2006 6, in 2007 3, in 2008 0, in 2009 1 en in 2010 4. Het aantal MB’s bedroeg in 2006 251, in 2007 398, in 2008 234, in 2009 296 en in 2010 300. In de statistiek van de DVZ wordt geen onderscheid gemaakt naargelang de wijze van het bekomen van het recht op verblijf.
11.03 Theo Francken (N-VA): Misschien nog twee technische vragen. Was het voor 2010 tot eind november?
11.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Tot 20 december. Het is dus min of meer het correcte cijfer. Het kan oplopen tot 301 of 302.
11.05 Theo Francken (N-VA): Een ministerieel besluit wordt dus getroffen wanneer iemand illegaal in het land wordt aangetroffen en bijvoorbeeld een feit van openbare orde, geweld of een diefstal, heeft gepleegd? Het koninklijk besluit wordt genomen wanneer iemand legaal in het land verblijft? Dank u.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het misbruik van het systeem van vrijwillige terugkeer door illegale Brazilianen" (nr. 1793)
12 Question de M. Theo Francken au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le recours abusif au système de retour volontaire par des Brésiliens illégaux" (n° 1793)
12.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb deze vraag zojuist aan uw collega, staatssecretaris Courard, kunnen stellen. Ik hoop dat u niet verwijst naar zijn antwoord.
Mijnheer de staatssecretaris, ik heb een probleem inzake de werking van de International Organization for Migration, en vooral met het REAB-programma, waarbij het gaat over de optie van illegalen die nooit asiel hebben aangevraagd, om terug te keren. Volgens mij is daar sprake, misschien niet van misbruik maar toch van een zeer brede interpretatie van de mogelijkheden.
Staatssecretaris Courard gaf vandaag in De Morgen een aantal cijfers over de vrijwillige terugkeer in 2010. Hij deed daar nogal euforisch over. Ik vond dat totaal misplaatst. Vorig jaar zijn zo’n 650 asielzoekers die uitgeprocedeerd waren, vrijwillig teruggekeerd. Dat stond vandaag in de krant. Ik meen dat er 26 950 aanvragen van asielzoekers waren in 2010. De verhouding is dus ongeveer 1 op 35 of 1 op 30. Ik vind het echt schandalig dat er euforisch wordt gedaan over die enkele honderden uitgeprocedeerde asielzoekers in ons land.
Het grootste probleem van ons migratiebeleid is – u zult mij ongetwijfeld gelijk geven, mijnheer de staatssecretaris – ons terugkeerbeleid. Vorig jaar zijn er volgens de cijfers tot november papieren gegeven aan 21 000 mensen die illegaal in België waren. Er zijn ocharme 2 000 mensen gedwongen gerepatrieerd. Ik spreek dan over de geslaagde operaties.
Ik meen dat, zolang de kans opgepakt en gerepatrieerd te worden, ettelijke keren kleiner is dan de kans papieren te krijgen, het migratiebeleid een faillietverhaal zal blijven. De Vlaamse publieke opinie zal blijven stormlopen tegen het migratiebeleid dat in België wordt gevoerd.
Ik meen dat wij naar onze buurlanden en naar andere landen moeten kijken om te zien hoe wij het kunnen aanpakken. Dat is onze bezorgdheid, en ik meen dat deze bezorgdheid gedeeld wordt door heel veel mensen, van verschillende partijen in dit land. Het is een van de grote inzetten voor de N-VA zeker op het vlak van terugkeer iets te veranderen.
Ik kom tot mijn concrete vragen, mijnheer de staatssecretaris.
Bent u zich bewust van het probleem? Ik zal het nog eens kort schetsen. Vorig jaar zijn 3 000 mensen vrijwillig teruggekeerd, waarvan 1 000 Brazilianen. Die kopen gewoon een ticket enkele reis van Rio of São Paulo naar Brussel, werken hier een aantal jaar in het zwart en hebben helemaal niet de behoefte asiel of subsidiaire bescherming aan te vragen.
Wanneer zij genoeg hebben verdiend of wanneer zij het beu zijn, bellen zij naar Fedasil en vragen of zij kunnen terugkeren. Dan wordt hen een gratis vliegtuigticket aangeboden. Daarbovenop krijgen zij 250 euro cash, handje contantje. Een aantal personen, met name 110 van de 950 volgens staatssecretaris Courard, kregen ook 750 euro herintegratiepremie om zich reïntegreren in de Braziliaanse samenleving. ‘Alsjemenou’, zou ik zeggen.
Persoonlijk vind ik dat misbruik. “Iedere illegale Braziliaan weet dat men met het IOM gratis naar huis kan. Iedere Braziliaan die ik ken, reist op die manier”, zei de Braziliaan de Pimentel hierover in Nieuw Amsterdams Peil van 23 oktober 2009. Dit probleem bestaat niet alleen in België. Het bestaat ook in andere landen. Ik weet echter dat Nederland er iets aan heeft gedaan. Ik weet dat Nederland die zaken veel heeft verstrengd. De premie voor reïntegratie wordt bijna niet meer uitgekeerd in Nederland. Daar pakt men het wel degelijk aan.
Welke stappen zult u ondernemen om dergelijke misbruiken tegen te gaan?
Hoe kan het instrument van de vrijwillige terugkeer een efficiënte schakel worden in het verwijderen van uitgeprocedeerde asielzoekers?
Mijnheer de voorzitter, ik zou nog graag heel kort het volgende zeggen. Vandaag kreeg ik een mail over een onderzoek inzake vrijwillige terugkeer. Het stond vandaag ook in de krant. Blijkbaar heeft het Europees Migratienetwerk in een “project financed by the European Commission” in 2009 een grondige doorlichting gemaakt van ons vrijwillig terugkeersysteem. Die studie is nooit gepubliceerd. Via een gunstige wind komt die op mijn bureau. Het is echt om van achterover te vallen. Het gaat over de studie Programma’s en strategieën in België voor de begeleide terugkeer en herintegratie in derde landen, gepubliceerd in oktober 2009, maar blijkbaar vandaag pas opgedoken.
Ik geef heel kort de conclusie van de evaluatie. Mijnheer de staatssecretaris, u hebt die ongetwijfeld wel gelezen. Die studie zal immers wel op uw kabinet hebben gecirculeerd. Ik kan mij dat moeilijk anders indenken.
Ten eerste, de huidige modaliteiten zijn niet voldoende gedifferentieerd om in te spelen op de huidige verschillende individuele situaties.
Ten tweede, de toegang tot de ondersteuning is onvoldoende gereglementeerd. Hierdoor ontstaat een dynamiek waarbij het rehabilitatieprogramma wordt vervangen door een herintegratieprogramma, wat leidt tot een toename van de gemiddelde kostprijs zonder dat er een evenredige meerwaarde wordt gegenereerd. Om de beschikbare middelen zo doelgericht mogelijk aan te wenden, moet de ondersteuning worden verhoogd en tegelijkertijd selectiever worden toegekend.
Ten derde, de invoering van ondersteuning bij herintegratie doet het risico ontstaan dat vrijwillige terugkeer een factor van instroommigratie wordt – de vrijwillige terugkeer trekt dus mensen aan – en dit zeker voor migratie binnen de EU. Omdat men 950 euro krijgt, komt men naar België, belt men naar de IOM, krijgt men die 950 euro en keert dan terug naar zijn land. Dat is totaal te gek voor woorden. Er is nog een hele resem conclusies die echt shocking zijn, althans in mijn ogen. Ik zal daarover zeker nog een vraag stellen, want ik neem aan dat u zich niet hebt kunnen voorbereiden om daarop te antwoorden.
Ik hou het hier bij.
12.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Deze vraag heeft betrekking op het beleid inzake de vrijwillige terugkeer en de reïntegratie waarbij, ingevolge de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen, het Federaal Agentschap voor de opvang van asielzoekers (Fedasil) bevoegd is voor de coördinatie. Bijgevolg verwijs ik u door naar mijn collega Philippe Courard. U hebt hem dezelfde vraag gesteld.
Niettemin hou ik eraan te onderstrepen dat ik in mijn hoedanigheid van staatssecretaris voor Migratie en Asielbeleid uitermate vertrouwd ben met de problematiek van de immigratie van Braziliaanse onderdanen. Deze verzeilen immers als bouwvakker in onregelmatige arbeidscircuits binnen de constructiesector en worden er economisch uitgebuit. Het verbaasde mij dan ook te horen in het radioprogramma De Ochtend op Radio 1 op 15 december 2010 dat mijn administratie niet vermeld werd als actieve partner in de aanpak van deze problematiek.
DVZ stelt in tegendeel veel in het werk om deze uitbuitingen zoveel mogelijk in de kiem te smoren. DVZ treedt daarbij preventief op met een project ter voorkoming van de economische exploitatie van Brazilianen. Dit preventieproject werd overigens gefinancierd met het preventiebudget van DVZ.
Het project omvat twee luiken: enerzijds een preventieproject in België zelf en anderzijds een gemengd programma in België en Brazilië. Het doel van het eerste luik is potentiële slachtoffers van mensenhandel via informatie weerbaarder te maken opdat zij niet in handen zouden vallen van mensenhandelaars. De IOM heeft de campagne uitgevoerd van september tot december 2009. Dit gebeurde in nauwe samenwerking met de DVZ, de sociale inspectiediensten en de federale politie. Deze campagne bestaat uit onder meer informatiesessies, affiches, websites in het Portugees en de installatie van een hotline.
Het tweede deel omvatte de organisatie van twee workshops in de Braziliaanse stad Goiânia en in Brussel. Het doel was de samenwerking tussen de verschillende diensten van beide landen in die strijd op te drijven. De workshops hadden plaats in maart en in mei 2010.
In de loop van 2011 gaat er opnieuw een Belgische delegatie naar Brazilië om de samenwerking verder gestalte te geven.
12.03 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik vind het beleid helemaal niet grappig.
Ik weet ook wel dat de DVZ zich daarvoor inzet. Er zijn ook een aantal vragen ingediend aan uw collega Milquet om te kijken hoe de Sociale Inspectie Braziliaanse zwartwerkers aanpakt en om ervoor te pleiten dat die ter zake toch wel zeer actief zou optreden, vooral in de Brusselse bouwsector.
Mijnheer de staatssecretaris, persoonlijk denk ik dat wij de komende maanden samen met de partijen die waarschijnlijk deel zullen uitmaken van de volgende regering, eens goed moeten nadenken over een aanpak van de terugkeer.
Een van de belangrijkste zaken is dat wij verder inzetten op die vrijwillige terugkeer. Nederland heeft dat, net zoals andere landen, al voor ons gedaan. Ik ben persoonlijk voorstander van de oprichting van een open terugkeercentrum, zoals Bob Pleysier zegt, die zeker niet van onze ‘obediëntie’ is.
Wij moeten dat zo snel mogelijk doen en wij moeten de vrijwillige terugkeer aanpakken. Wij moeten vooral focussen op de uitgeprocedeerde asielzoekers. Wanneer in totaal bijna 18 000 personen een negatief advies hebben gekregen vandaag, die dus volledig uitgeprocedeerd zijn en geen erkend vluchteling kunnen worden, en er daarvan 500 à 600 vrijwillig zijn teruggekeerd en maximaal 2 000 uitgewezen zijn, dan is er toch wel een gigantisch groot probleem. Iedereen blijft de facto hier en dient verschillende regularisatieaanvragen op rij in bij uw diensten.
L'incident est clos.
13 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het Europees Terugkeerfonds" (nr. 1794)
13 Question de M. Theo Francken au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le Fonds européen pour le retour" (n° 1794)
13.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, het Europees Terugkeerfonds is een fonds dat ervoor zorgt dat er rond terugkeer wordt gewerkt. Wij hebben meegedaan aan de projectoproep en er in totaal 2,8 miljoen euro voor gekregen van Europa. Wij hebben er ook 2,8 miljoen naast gelegd, neem ik aan, want dat is altijd met cofinanciering, dat weet u beter dan ik. Drie centrale prioriteiten zijn informatie over de programma’s voor veilige terugkeer, het verbeteren van de pre-departure counseling of de voorbereiding van de terugkeer en het versterken van het integratieprogramma. Die projecten zijn enkele weken geleden afgelopen.
Heel kort een anekdote. Ik heb zelf enkele jaren in het monitoringcomité van het Europees fonds voor integratie en migratie gezeten. Ik was daar een van de meest kritische mensen. Ik heb daar jaren in gezeten en we hebben daar heel goed werk gedaan. Dat geld is goed besteed, we hebben daar echt goed werk van gemaakt, dus ik geloof wel in die Europese fondsen.
Welke projecten werden uiteindelijk ingediend? Welke projecten werden goedgekeurd en voor welk bedrag? De heer Courard zei dat ik het aan u moest vragen, want hij kon niet antwoorden: u bent bevoegd. Wie zat er in het monitoringcomité dat de projecten opvolgde? Hoe vaak kwam dit samen? Ik neem aan dat er minstens één iemand van uw kabinet in zit. Kan de staatssecretaris een eerste evaluatie maken van deze projecten? Zijn alle projecten ook effectief opgestart? Wat waren de problemen?
Ik heb vernomen dat een aantal projecten niet opgestart zijn geraakt en dat er ook problemen waren bij het voleindigen van een aantal projecten. Klopt dat? Welke werden niet gestart? Welke zijn doodgebloed in de loop der jaren? Dat zou ik vooral graag weten. Wat is daarvan de reden? Dat is het belangrijkste dat ik wilde vragen.
Nog heel kort. De heer Courard heeft gezegd nog geen evaluatie te kunnen maken, want het is nog maar een paar weken geleden. Dat weet ik ook wel. Dat monitoringcomité evalueert wel tussentijds en elk jaar wordt er geëvalueerd. Ik hoop dat u toch iets meer kunt zeggen dan gewoon dat u nog geen evaluatie maakt.
13.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Francken, ik heb hier een tabel van alle ingediende projecten en van de bedragen. Ik zal het u geven. Ik heb enkele opmerkingen. Een recent project dat is ingediend door de stad Gent werd na overleg opgenomen in het project Awareness Raising van de IOM en werd niet als zelfstandig project geselecteerd. Het gaat dus om een project dat ingediend is. Er is geen bedrag omdat het werd geïntegreerd in een ander.
Het laatste project IOM-website werd op vraag van de projectpartner stopgezet na de selectie.
Het totaalbedrag van de goedgekeurde projecten is 4 412 092,14 euro. Zij worden gemiddeld gesubsidieerd aan 59,2 %. Het gaat dus om een totale subsidie vanuit Europa ten belope van 2 612 140,43 euro.
De cel EU-fondsen binnen de DVZ doet de monitoring van de projecten. Jaarlijks zijn er drie of vier stuurgroepen met alle projectpartners, waar er ook regelmatig bilaterale contacten zijn met projectpartners om een goede opvolging te garanderen. Zoals hierboven reeds vermeld, werd één project uiteindelijk niet opgestart; dat was de keuze van de projectindiener.
De projecten worden op dit moment geëvalueerd, waardoor er thans nog geen informatie over de evaluatie of problemen kunnen worden gecommuniceerd. Ik kan u die informatie geven zodra zij ter beschikking is.
Ten slotte wil ik nog meedelen dat alle informatie ter beschikking is op de site van de cel EU-fondsen van de DVZ. Dat is meer bepaald www.eu-fonds-dofi.be
13.03 Theo Francken (N-VA): Ik zal ook een vraag indienen om de IOM te gaan bezoeken met de commissie. Ik ben daar voorstander van.
De voorzitter: Als dat uw repliek was, dan sluit ik bij deze de vergadering voor deze voormiddag.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.26 uur.
La réunion publique de commission est levée à 12.26 heures.