Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de
la Fonction publique |
Commissie
voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt |
du Mercredi 22 décembre 2010 Après-midi ______ |
van Woensdag 22 december 2010 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.25 uur en voorgezeten door de heer Ben Weyts.
La séance est ouverte à 14.25 heures et présidée par M. Ben Weyts.
01 Question de Mme Kattrin Jadin à la ministre de l'Intérieur sur "la lettre ouverte au syndicat de la police belge" (n° 1656)
01 Vraag van mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de open brief aan het syndicaat van de Belgische politie" (nr. 1656)
01.01 Kattrin Jadin (MR): Madame la ministre, j'ai pris connaissance d'une lettre ouverte du syndicat de la police belge, qui vous a écrit en date du 29 novembre. Le moins que l'on puisse dire, c'est que cette lettre est assez dure envers vous. On vous reproche notamment d'avoir, je cite, "activement participé à l'entreprise de dénigrement tendant à faire passer les policiers pour des tricheurs ou pour des profiteurs du système". Le syndicat vous reproche d'avoir cautionné et accrédité des allégations mensongères sur le cumul sans la moindre limitation de 62 primes différentes pouvant augmenter le salaire d'un policier de 3 000 € par mois.
Selon la lettre, le pouvoir politique de même que la population et Ies médias ont été trompés par certains amalgames que vous n'avez pas niés en tant que ministre compétente. Le syndicat rappelle que tout policier préférerait revoir les échelles barémiques à la hausse plutôt que de connaître le système actuel mais que c'est le gouvernement lui-même qui a choisi ce système de primes. La lettre rappelle également le problème de la valorisation des diplômes dans le secteur, sujet sur lequel j'ai déjà eu l'occasion de vous interroger.
Mes questions sont les suivantes.
Avez-vous déjà eu l'occasion de répondre à cette lettre ouverte? Si oui, pourrions-nous avoir une copie de celle-ci et pourriez-vous commenter vos réponses?
Le syndicat affirme que vous et votre administration préconisez d'appliquer dorénavant envers les policiers le principe de la carrière fonctionnelle. Un concept critiquable, source de discrimination qui remettra en cause tout le statut et selon lequel la fonction exercée serait davantage rémunérée que le grade. Pouvez-vous nous éclairer sur le sujet et que pensez-vous de la critique du syndicat? Est-elle fondée?
01.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, j'ai pu prendre connaissance de la teneur de la lettre ouverte de SYPOL et, comme pour tout courrier qui m'est envoyé, j'y répondrai.
En ce qui concerne le thème de la rémunération, je voudrais attirer votre attention sur le fait que le traitement fonctionnel n'est pas un nouveau concept. En effet, il existe déjà au sein des services publics fédéraux. Au sein même de la police, le personnel CALog de niveau A a également fait l'objet d'une pondération en 2007. Leur classification en cinq classes constitue une approche fonctionnelle.
Je regrette que SYPOL fasse une lecture sélective de mon discours. Certaines allocations ont bien leur raison d'être et je songe ici aux allocations de week-end et de nuit, par exemple. Mais il est aussi vrai que d'autres allocations et indemnités méritent d'être transformées dans un concept de rémunération plus moderne.
Il va de soi – et je vous renvoie à mes réponses à des questions antérieures en la matière – que cet exercice est délicat et mérite une réflexion approfondie et une concertation avec tous les partenaires concernés. Je ne doute pas que cet exercice puisse avoir lieu une fois le gouvernement de plein exercice formé.
01.03 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, madame la ministre, merci beaucoup. J'entends bien vos réponses et je les transmettrai.
Quelque chose reste cependant en suspens. Il est certain qu'il conviendra de revoir tout le système des allocations en fonction des gradations. Si j'en ai l'occasion durant cette législature, je reviendrai sur la rémunération et le barème des fonctionnaires de l'ex-police judiciaire.
Mais, comme vous le savez, il reste bien de la matière sur laquelle nous pencher. J'espère que nous pourrons le faire prochainement dans un gouvernement de plein exercice.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Jan Van Esbroeck aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de taalkaders bij de Brusselse brandweer" (nr. 1690)
02 Question de M. Jan Van Esbroeck à la ministre de l'Intérieur sur "les cadres linguistiques au sein du service d'incendie bruxellois" (n° 1690)
02.01 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de taalregeling in de Brusselse dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp is een dossier dat al jarenlang aansleept.
De Brusselse hoofdstedelijke regering heeft meermaals taalkaders afgesloten. Het laatste taalkader dat voorzag in een verhouding van 30 % Nederlandstalige en 70 % Franstalige personeelsleden, werd net als de vorige taalkaders uiteindelijk door de Raad van State vernietigd.
De Brusselse hoofdstedelijke regering is vragende partij voor een aanpassing van de taalwetgeving en kijkt daarvoor naar de federale regering.
Op een eerdere parlementaire vraag antwoordde minister Steven Vanackere in april 2010 dat de regering onder meer een brief van de Brusselse regering heeft ontvangen die de aandacht op deze problematiek wil vestigen.
Recent kondigde de staatssecretaris voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, de heer Doulkeridis, aan dat er begin 2011 toch 59 brandweermannen zouden kunnen worden aangeworven.
Volgens Dirk Van der Ougstraete, de vakbondsafgevaardigde van het ACV en brandweerofficier, gebeurde dit via juridisch kunst- en vliegwerk. Men doet een prepublicatie in het Belgisch Staatsblad van de personen die tot de stage worden toegelaten en dit met het idee om binnen de beroepstermijn van 60 dagen af te wachten of er klachten rijzen of niet. Indien dit niet het geval is, gaat de aanwerving door, met of zonder taalkader.
Mevrouw de minister, ik heb hierover een aantal vragen. Ik hoop dat u mij daarop ook antwoord kunt geven.
Wat houden de concrete voorstellen van de Brusselse regering aan het adres van de federale regering in? Wat is uw standpunt? Vindt u het niet beter om af te stappen van de taalkaders en te gaan voor de invoering van de meer functionele tweetaligheid?
Hoe beoordeelt u de wijze waarop de 59 brandweermannen zullen worden aangeworven? Is dit geen flagrante omzeiling van de federale wetgeving?
Welke acties plant u om uiteindelijk orde op zaken te kunnen stellen bij de Brusselse brandweer?
02.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, collega, volgens de ordonnantie van 20 juli 1990, die de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp opricht, is de Brusselse brandweer een instelling van openbaar nut. Zij is onderworpen aan het gezag van de bevoegde minister, in casu de Brusselse staatssecretaris bevoegd voor Huisvesting, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp.
Het vastleggen van het taalkader heeft betrekking op de organisatie van de dienst en dient bijgevolg geregeld te worden door het Gewest. Ik heb dat ook al meermaals meegedeeld. Er is geen administratief toezicht van de federale overheid op besluiten van de Brusselse regering met betrekking tot de brandweer. Dat is trouwens ook een van de pijlers van een staatshervorming. Er is geen administratief toezicht op. Bijgevolg heeft de FOD Binnenlandse Zaken geen bevoegdheid, wat de aanwerving van de 59 brandweermensen betreft.
Mijn diensten bereiden in samenwerking met de brandweerscholen bestuursovereenkomsten voor. Deze overeenkomsten houden engagementen in inzake opleiding, infrastructuur en materieel, alsook een substantiële verhoging van de subsidies voor de werkingskosten van de brandweerscholen.
In het kader van de overeenkomst met de Brusselse brandweerschool is een van de doelstellingen de taalkennis van de brandweerman. Hiervoor zal door de federale Staat een budget van 200 000 euro worden uitgetrokken.
02.03 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, het spijt mij een beetje, maar u schuift de verantwoordelijkheid volledig door naar de Brusselse regering.
02.04 Minister Annemie Turtelboom: Ik schuif die niet door! Dat is het gevolg van de staatshervorming. U moet wel weten wat u wilt!
02.05 Jan Van Esbroeck (N-VA): De Brusselse regering krijgt wel geld van de federale overheid. Ik denk dat u daar toch een hefboom…
02.06 Minister Annemie Turtelboom: (…)!
02.07 Jan Van Esbroeck (N-VA): Er staat u toch niets in de weg om die financiële hefboom te gebruiken om door te gaan op de taalverhoudingen? Ik denk dat dit best mogelijk is.
L'incident est clos.
De voorzitter: Collega’s, in de volgorde der prioritaire vragen. Mijnheer Logghe, uw eerste vraag over wateroverlast en gecontamineerde tuinen en gronden. Mevrouw de minister, is het misschien gemakkelijker als ik altijd refereer aan het nummer van de vraag? Ik zie u immers altijd zoeken. Dat is nu eenmaal het systeem van prioritaire vragen.
02.08 Minister Annemie Turtelboom: Ik ken de vragen en ik ken de antwoorden…
De voorzitter: Ja, ik zie u altijd zoeken. Ik begrijp dat het moeilijk is.
03 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Binnenlandse Zaken over "wateroverlast en gecontamineerde tuinen en gronden" (nr. 1363)
03 Question de M. Peter Logghe à la ministre de l'Intérieur sur "les jardins et les terrains contaminés à la suite des inondations" (n° 1363)
03.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik val u nog eens lastig met de wateroverlast en de overstromingen in onder andere Vlaams-Brabant, Oost-Vlaanderen en Limburg. De voorziene maar ook onvoorziene gevolgen worden stilaan duidelijk. In een aantal gemeenten werd blijkbaar aangeraden om niet langer groenten uit eigen moestuin te eten wegens gevaar voor contaminatie. Er zou ook sprake zijn van ondergelopen benzinetanks, sceptische tanks en andere wateropslagplaatsen met alle gevolgen vandien. Die schade wordt wellicht door het Rampenfonds afgehandeld.
Kunt u bevestigen dat er inderdaad gebieden zijn waar de overheid aanraadt om niet langer groenten uit de eigen moestuin te gebruiken?
Waar moeten de mensen terecht voor de schadevergoeding van dit soort schade?
Navraag bij een aantal verzekeringsmaatschappijen leert mij dat het saneren van de grond niet gedekt is in de waarborg tegen natuurrampen. Zelfs het opkuisen van de tuin zou niet door alle verzekeringsmaatschappijen op dezelfde manier en tegen dezelfde voorwaarden worden gewaarborgd. Kunnen de burgers voor dit soort zaken terecht bij het Rampenfonds?
Als dit door het Rampenfonds wordt bekeken, op welke manier wordt dit aan de burger meegedeeld?
03.02 Minister Annemie Turtelboom: Het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid heeft na de overstromingen een waarschuwing uitgestuurd om niet langer groenten uit moestuinen te consumeren. Aangezien dit agentschap niet onder de bevoegdheid van de FOD Binnenlandse Zaken valt zal ik hierover verder geen informatie geven.
Tuinen, sceptische tanks en dergelijke die eigendom zijn van een particulier kunnen worden uitgesloten van een verzekeringswaarborg maar zijn in principe verzekerbaar door een polis brand eenvoudige risico’s. Het Rampenfonds komt hiervoor dan ook niet tussen aangezien het enkel nog een schadevergoeding kan toekennen bij overstroming van zaken die geen eenvoudig risico uitmaken.
Mijn diensten communiceerden in de media al verschillende keren aan de burger over de schade die door het Rampenfonds wordt vergoed in het geval van overstroming. Daarnaast kan men ook het vademecum op de website van de directie Rampenschade raadplegen. Ik verwijs ook naar de checklist die wij samen met de verzekeringsmaatschappij hebben opgemaakt. Daar staat heel duidelijk wat wordt verzekerd door verzekeringsmaatschappijen en wat het Rampenfonds uitmaakt.
03.03 Peter Logghe (VB): Voor alle duidelijkheid: contaminatie van tuinen en gronden valt wel degelijk onder die waarborg?
03.04 Minister Annemie Turtelboom: Ja.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Binnenlandse Zaken over "police-on-web" (nr. 1683)
04 Question de M. Peter Logghe à la ministre de l'Intérieur sur "police-on-web" (n° 1683)
04.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik heb u en uw voorgangers al een aantal keren over police-on-web geïnterpelleerd. Het gaat om een elektronisch systeem om kleine misdrijven aan te geven. In 2009 werden door toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael nieuwe mogelijkheden aangereikt voor police-on-web. In mei 2009 kondigde minister De Padt een campagne aan om het systeem te promoten. Tussen 2007 en 2009 werden folders, posters en balpennen verspreid over de politiezones met de bedoeling police-on-web zo goed mogelijk te promoten.
De eerlijkheid gebiedt mij een beetje te twijfelen. Ik denk dat u mijn mening toegedaan bent. Men kan police-on-web momenteel maar moeilijk een succesverhaal noemen, ondanks de kostprijs van 880 000 euro. (Er wordt gebeld voor de stemmingen in de plenaire vergadering.)
De voorzitter: We zetten onze werkzaamheden voort na de stemmingen in de plenaire vergadering.
La réunion publique de commission est suspendue de 14.41 heures à 15.14 heures.
De openbare commissievergadering wordt geschorst van 14.41 uur tot 15.14 uur.
Président: Jan Van
Esbroeck.
04.02 Minister Annemie Turtelboom: Ik antwoord onmiddellijk op de vraag in het kader van de efficiëntie.
Geachte collega, u hebt daarnet vóór de pauze een vraag gesteld in verband met police-on-web. Er zijn inderdaad al heel wat inspanningen geleverd om police-on-web bij de bevolking en bij specifieke doelgroepen bekend te maken en het gebruik ervan aan te moedigen. Ondanks dat het gebruik toeneemt, is het succes nog altijd bescheiden. Dat heeft niets te maken met de compatibiliteit van het systeem met het computersysteem van de lokale politie. Het systeem is wel degelijk compatibel met het computersysteem ISLP van de lokale politie, maar is er niet in geïntegreerd.
De integratie van de gegevens die via police-on-web binnenlopen in ISLP, zal in de volgende fase van het project gebeuren. In die fase zal de toepassing ook uitgebreid worden, zodat de gebruikers hun klachten en aangiftes kunnen opvolgen.
In een derde fase zal police-on-web voorzien in de mogelijkheid om bijlagen zoals foto’s en documenten mee te versturen. Bovendien zal police-on-web geïntegreerd worden in andere overheidsportalen. De beste keuze daarvoor is het Belgische portaal e-loket. De burger kan zich dan via een uniek portaal identificeren en zich vervolgens in verbinding stellen met police-on-web, tax-on-web, het rijksregister enzovoort. Mijns inziens zullen die ontwikkelingen het gebruik van police-on-web sterk aanmoedigen.
Die volgende fasen worden opgestart zodra de budgetten daartoe beschikbaar zijn.
De vervolging van de aangiftes behoort tot de bevoegdheid van de gerechtelijke autoriteiten en dus van mijn collega van Justitie.
04.03 Peter Logghe (VB): Mijn repliek zal zoals steeds kort en to the point zijn, mevrouw de minister, efficiënt, zoals u het zelf wel eens zegt.
Ik noteer dat de integratie van police-on-web in het informaticasysteem van de politie gepland is in een volgende fase. We kijken er al naar uit.
Daarnaast wil ik erop wijzen dat heel wat politiecommissarissen de redelijk ingewikkelde aanvangsprocedure hekelen. Mensen moeten of een token, of een elektronische ID-kaart, of een account op dat portaal hebben.
U zegt dat alles aangesloten moet worden op het portaal e-loket. Misschien is dat het begin van een oplossing en zal police-on-web dan inderdaad meer gebruikt worden. Dat zal dan echter nog afhangen van het vervolgingsbeleid. U blijft ter zake herhalen dat dat de bevoegdheid is van de minister van Justitie. Daar hebt u natuurlijk gelijk in. Ik vroeg daaromtrent echter uw persoonlijke insteek.
Hebt u ook niet de indruk dat het dweilen is met de kraan open als men het vervolgingsbeleid niet afstemt op het oppakbeleid? Men kan zoveel promoten als men wil, zoveel balpennen en affiches als men wil op de markt gooien. Als het een niet volgt op het ander, is dat volgens mij een slag in het water. Ik zal daar de minister van Justitie nog eens over ondervragen.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Koenraad Degroote aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de Copernicuspremie voor het operationeel personeel van de politiediensten" (nr. 1745)
05 Question de M. Koenraad Degroote à la ministre de l'Intérieur sur "la prime Copernic pour le personnel opérationnel des services de police" (n° 1745)
05.01 Koenraad Degroote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, dit is in feite een opvolgingsvraag, want wij hebben het al een paar keer gehad over de befaamde Copernicuspremie. Er werd toen gezegd dat u zou handelen als een goed huisvader en afwachten of er een betekening zou komen.
Weet u ondertussen meer over de betekening? Werd er hoger beroep aangetekend? Ondertussen weten wij dat SYPOL beslist heeft om ook voor andere leden een nieuwe dagvaarding in te dienen bij de rechtbank en dat ook andere politiesyndicaten dergelijke acties overwegen.
Heeft er al een verdere onderhandeling met de politiesyndicaten plaatsgevonden? Worden er nog onderhandelingen verwacht? Hoe staat u tegenover de nieuw aangekondigde gerechtelijke stappen?
05.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, collega, ik zat al samen met de vakbonden. Mijn standpunt is nu bij iedereen goed gekend. Ik heb tegen de vakbonden altijd gezegd dat ik denk dat het best is om het vonnis pas te betekenen als er een nieuwe regering is, omdat het om een heel grote, belangrijke financiële inspanning en een grote verantwoordelijkheid gaat, maar zodra er een betekening komt van het vonnis zal ik hoger beroep aantekenen. De beroepstermijn zomaar laten verlopen en een volgende regering opzadelen met een dergelijk grote factuur zou immers geen behoorlijk bestuur zijn.
Voorts komt het de nieuwe regering toe om met volle bevoegdheid ten gronde te beslissen om al dan niet in beroep te gaan of om een minnelijke schikking aan te nemen. Ondertussen zijn er inderdaad enkele nieuwe dagvaardingen, vier om exact te zijn, voor een totaal van 48 verzoekers. Dat verandert voorlopig niets. Mochten er eventueel nieuwe massale dagvaardingen komen – ik spreek dan over duizenden verzoekers – dan zal ik de zaak uiteraard opnieuw onderzoeken en aan de kern voorleggen, want dan krijgt de zaak een nieuwe dimensie.
05.03 Koenraad Degroote (N-VA): Een onderhandelde oplossing zou in dat geval misschien geen kwaad kunnen. Dan weet iedereen waar men staat. Nu dreigt men een beetje in het onzekere te belanden.
Het incident is gesloten.
06 Question de M. David Clarinval à la ministre de l'Intérieur sur "la modification de l'arrêté royal du 17 juin 2008 modifiant l'arrêté royal du 16 juillet 1992 relatif aux registres de la population" (n° 1277)
06 Vraag van de heer David Clarinval aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de aanpassing van het koninklijk besluit van 17 juni 2008 tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters" (nr. 1277)
06.01 David Clarinval (MR): Monsieur le président, madame la ministre, l'arrêté royal du 17 juin 2008, modifiant l'arrêté royal du 16 juillet 1992 relatif aux registres de la population et au registre des étrangers, a introduit une nouvelle catégorie d'absents temporaires.
Il s'agit principalement de personnes dont la disparition a été signalée à la police locale ou fédérale depuis 6 mois ou plus. L'absence temporaire de ces personnes disparues prend fin, soit avec leur retour, soit lorsque leur décès est constaté.
En considérant ces personnes disparues depuis longtemps comme temporairement absentes, elles continuent à faire partie du ménage auquel elles appartiennent et cela permet d'éviter une radiation d'office prématurée par la commune.
Récemment, une habitante de ma commune s'est vu supprimer la pension qui lui était allouée par le SPF Sécurité sociale car elle est toujours répertoriée comme "cohabitante" avec sa fille, disparue depuis le 15 décembre 1994.
Ce cas n'est pas unique et met le doigt sur une situation problématique à laquelle plusieurs personnes doivent faire face.
Madame la ministre, je n'ai pas l'habitude de poser des questions qui ont trait à ma commune. Il s'agit en l'occurrence d'un cas dramatique. Serait-il possible de compléter cette circulaire afin de permettre la modification de la fiche du Registre national pour les parents d'enfants disparus, de manière à ce que, pour toutes les démarches administratives (taxes, pension,...), ces personnes disparues apparaissent avec une mention comme étant disparues de longue date? Je souhaiterais que cette information apparaisse également sur la fiche des parents et non pas seulement sur la fiche de la personne.
06.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, monsieur Clarinval, il est utile de rappeler ici l'intention du gouvernement, lorsqu'il a ajouté une dixième catégorie de cas d'absence temporaire par l'arrêté royal du 17 juin 2008. Cette modification fait suite à la demande de Child Focus qui souhaitait trouver une solution pour les nombreux parents d'enfants disparus qui recevaient régulièrement du courrier adressé par les autorités publiques à leur enfant disparu.
Afin d'éviter cette situation douloureuse, le ministre de l'Intérieur de l'époque a prévu d'introduire au Registre national un code spécial dans le type d'information 026 relatif à l'absence temporaire, à savoir le code 02. Ce code permet de distinguer les personnes disparues des autres personnes temporairement absentes et d'attirer l'attention des autorités ayant accès au Registre national sur le fait que la disparition de longue durée des personnes concernées a été signalée à la police et/ou à Child Focus.
Il appartiendra donc à l'autorité publique concernée de s'appuyer sur cette information pour juger s'il est ou non opportun de continuer à adresser de la correspondance à la personne disparue.
Cela étant précisé, il reviendra au chef de ménage de décider, en fonction de la situation, s'il est préférable de maintenir la personne disparue en absence temporaire ou d'entamer auprès de son administration communale les démarches nécessaires en vue de faire procéder à la radiation d'office de celle-ci des registres de la population.
Il serait peut-être souhaitable que la personne à laquelle vous vous référez s'adresse au SPF Sécurité sociale afin de trouver avec celui-ci une solution alternative au vu de la spécificité de sa situation.
06.03 David Clarinval (MR): Monsieur le président, madame la ministre, tout d'abord, l'intention du gouvernement est très louable, car elle rencontre la douleur des parents d'enfants disparus et le souhait de Child Focus; je n'en disconviens pas.
Le problème reste pour les autorités publiques qui doivent s'appuyer sur cette fiche. Pour une petite commune comme Bièvre, cela n'entraîne aucune complication: on y connaît tous les habitants. Cependant, pour la sécurité sociale, par exemple, qui met à jour ses registres de manière cyclique et informatisée, il est impossible d'interroger la fiche de la maman de la jeune fille en question; elle consulte uniquement la fiche des enfants.
J'entends bien que pour régler le cas spécifique, un contact avec le SPF Sécurité sociale serait le bienvenu; cela a été fait. Le SPF Sécurité sociale a réglé le problème. J'aurais cependant souhaité que vous puissiez aller plus loin à l'égard d'autres cas afin de modifier également la fiche des parents et ainsi éviter que d'autres cas ne se reproduisent à l'avenir dans des communes où l'anonymat est de règle – je pense aux villes – et où de tels incidents créent des douleurs terribles dans le cœur des parents.
Indiquer simplement sur la fiche des parents que l'enfant en question est disparu de longue date attirerait l'administration, telle que la sécurité sociale, qui pourrait alors éviter de tels problèmes. Il me semble que l'initiative devrait naître de votre intervention.
06.04 Annemie Turtelboom, ministre: J'étudierai avec l'administration une méthode pour régler le problème.
En fait, en 2008, nous avons décidé d'introduire un nouveau code pour empêcher l'envoi de tels courriers aux personnes qui ne souhaitent plus en recevoir.
Dans ce cas, ce sont d'autres SPF qui décident d'octroyer une allocation. Vous me demandez s'il est possible de changer le code afin de connaître les conséquences de notre décision sur d'autres SPF. Il faut que je vérifie avec l'administration la manière de régler ce problème.
06.05 David Clarinval (MR): Pour que ce soit bien clair, la décision prise en 2008 est excellente. Mais, pour éviter des conséquences aux parents, il faudrait qu'on inscrive cela dans la fiche des parents en plus de celle de l'enfant disparu.
Je me dis qu'une petite correction à la circulaire de 2008 permettra de créer le même code sur le compte des parents.
06.06 Annemie Turtelboom, ministre: Ce n'est pas qu'une question de circulaire, cela pose aussi un problème technique. Il faudrait que nous adaptions notre registre afin qu'il soit plus clair pour les autres SPF.
06.07 David Clarinval (MR): Les communes n'ont pas le droit de le faire, on pourrait peut-être dès lors les y autoriser. Je crois que nous sommes sur la même longueur d'onde.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de problemen met Noord-Afrikaanse en Afrikaanse jongerenbendes in Brussel" (nr. 1230)
07 Question de M. Bert Schoofs au ministre de la Justice sur "les problèmes liés à la présence de bandes de jeunes Africains et Nord-Africains à Bruxelles" (n° 1230)
07.01 Bert Schoofs (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, eind november klaagden de Brusselse burgemeesters over het gebrek aan middelen voor preventiecontracten door het uitblijven van een volwaardige federale regering die maatregelen kan treffen.
Volgens bepaalde bronnen bij de politie zijn er nu al harde confrontaties op komst tussen gewelddadige Afrikaanse en Noord-Afrikaanse stadsbendes. Daar zitten vaak scholieren bij. Binnenkort begint de schoolvakantie. In het verleden waren er rond de jaarwisseling ook al problemen.
Kunt u meer toelichting geven over of hebt u kennis over feiten die deze onrustwekkende berichtgeving kunnen staven, onderzoeksdaden bijvoorbeeld?
Is een actieplan opgesteld in samenwerking met de politiediensten om mogelijk geweld te voorkomen?
Is overleg gepland met de Brussels burgemeesters? Welke maatregelen worden genomen om de Brusselse burgemeesters ook op hun plichten ter zake te wijzen?
07.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, ik wil eerst benadrukken dat het fenomeen van de stadsbendes met aandacht door alle politiediensten wordt gevolgd, waarbij de lokale politie zich vooral richt op de zichtbare overlast en de FGP naar elementen van georganiseerde criminaliteit of territoriumstrijd.
De lokale politie en het AIK beschikken op dit ogenblijk niet over concrete informatie met betrekking tot te verwachten confrontaties tussen Noord-Afrikaanse en Afrikaanse jeugdbendes op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Er is dan ook nog geen sprake van een gemeenschappelijk actieplan of enig samenwerkingsakkoord tussen de verschillende politiediensten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op dit vlak. Er is bij mijn weten geen overleg gepland met de Brusselse burgemeesters.
Ik vestig tot slot de aandacht op het bestaande project Stadsbendes bij het parket van Brussel, dat de partners mobiliseert in het kader van dit fenomeen, dus ook de bestuurlijke overheden.
In het kader van de bestrijding van dit fenomeen hebben de zes lokale Brusselse politiezones een project rond stadsbendes opgezet. Het initiatief ging uit van de lokale politie in het kader van de zonale veiligheidsplannen. Lokale recherche van de zes politiezones en de federale gerechtelijke politie werken op die manier samen rond de stadsbendes.
De coördinatie van de informatie gebeurt op het niveau van de dirco van Brussel en van het Arrondissementeel Informatiekruispunt AIK. Een specifieke database is sinds jaren uitgebouwd volgens de richtlijnen van het parket.
07.03 Bert Schoofs (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.
Men heeft enige tijd geleden blijkbaar toch een molotovcocktail en materiaal om die te maken in grote hoeveelheden gevonden in Brussel. Daaruit leiden sommige politiemensen af dat men zeer waakzaam moet zijn.
Wij zullen de zaak op de voet volgen.
Ik hoop dat de burgemeesters in de diverse baronieën, zoals men ze noemt in Brussel, zich terdege bewust blijven van het feit dat de stadsbendes soms ook gemeentegrenzen overschrijden en zij daaraan hun volledige medewerking willen verlenen want alleen maar kritiek geven op de regering is uiteraard net iets te gemakkelijk.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Siegfried Bracke aan de minister van Justitie over "de lijst op WikiLeaks met 'cruciale infrastructuur' in België" (nr. 1478)
08 Question de M. Siegfried Bracke au ministre de la Justice sur "la liste des infrastructures cruciales en Belgique publiée sur WikiLeaks" (n° 1478)
08.01 Siegfried Bracke (N-VA): Een van de gelekte documenten van het intussen wereldberoemde WikiLeaks bevat een geheime lijst van kwetsbare doelwitten verspreid over de hele wereld. Die doelwitten moeten bijgevolg tegen terreur worden beschermd. Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken heeft het over critical foreign dependencies. Het komt er eigenlijk op neer dat als een van die doelwitten wordt geraakt dit een onmiddellijk vernietigend effect heeft voor de Verenigde Staten. Voor België zijn er in dat verband vier sites genoemd. Ik bespaar u de voorlezing van de lijst maar het zijn allemaal producenten van vaccins.
Klopt die informatie? Delen onze eigen inlichtingendiensten de analyse van het State Department?
Zijn er bijzondere maatregelen voor deze sites? Zijn die er gekomen omdat zij op de lijst van de Amerikanen staan of kwamen die er uit eigen beweging?
Men hoeft niet zoveel verbeelding te hebben om te vermoeden dat het te maken heeft met mogelijke biologische aanvallen, vandaar de vaccinproducenten. Wordt er op dat vlak gecoördineerd met de Verenigde Staten? Hebben wij plannen om in dat geval op te treden?
Dat document is via WikiLeaks bekendgemaakt. Is het een bedreiging voor onze staatsveiligheid?
08.02 Minister Annemie Turtelboom: De gegevens die via WikiLeaks zijn gelekt met betrekking tot kwetsbare doelwitten in België zijn analyses en beoordelingen die volledig en enkel op rekening komen van de Verenigde Staten en die zij, voor hun economie en hun land, als kritische punten beschouwen. Dat standpunt is een totaal ander standpunt dan het onze. Is het daarom ook voor ons een kritisch standpunt?
Deze gegevens moeten worden gezien in het kader van wat voor de Verenigde Staten als strategisch belangrijk wordt beschouwd. De Belgische inlichtingendiensten volgen dagelijks de toestand op in het Belgische grondgebied en maken daarbij een eigen analyse van de mogelijke dreigingen ten aanzien van verschillende instellingen in ons land.
Wij weten al lang dat het dreigingsniveau voor ons land twee is, doch voor bepaalde plaatsen in ons land is dat niveau verhoogd naar drie omdat er specifieke zaken voorhanden zijn.
Het is niet de gewoonte dat dit gecommuniceerd wordt. U moet met deze informatie geen mensen op gedachten brengen.
Op dit moment zijn er geen bijzondere maatregelen voor de vermelde sites. Wel nemen de farmaceutische industrie waartoe de geciteerde ondernemingen behoren deel aan het early warning system, een protocolakkoord tussen de overheid en het VBO dat inhoudt dat de betrokken bedrijfssectoren door het Crisiscentrum geïnformeerd worden over dreigingen die eventueel op hun sector zouden rusten.
Er was bijvoorbeeld op een bepaald moment een extra dreiging voor een groot aannemingsbedrijf uit Oost-Vlaanderen dat de bouw van gesloten centra uitvoert. Toen heeft de samenwerking tussen de overheid en het Crisiscentrum via het early warning system goed gewerkt.
Het doel hiervan is dat de bedrijven zelf de meest adequate beveiligingsmechanismen zouden kunnen treffen, in samenspraak met de lokale politie en waar nodig natuurlijk ook met de federale politie.
Al vele jaren schenkt de Belgische regering aandacht aan terroristische, chemische, biologische, radiologische en nucleaire dreigingen. Om een antwoord te bieden op deze problematiek is een specifiek nationaal noodplan geïnstalleerd. Dit noodplan wil een respons bieden voor de bestrijding van criminele of terroristische incidenten waarbij chemische, biologische, radiologische of nucleaire stoffen betrokken zijn. Hier wordt enkel rekening gehouden met opzettelijke daden, en niet met ongevallen.
Voor ongevallen bestaan er uiteraard andere regelingen. Voor biologische ongevallen bijvoorbeeld geldt richtlijn 2009/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 inzake het ingeperkte gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen. Deze richtlijn schrijft voor dat risico’s op ongevallen voorkomen moeten worden en stelt het opstellen van een intern noodplan verplicht, om het hoofd te bieden aan gevaar wanneer afzonderingsmaatregelen tekortschieten. De richtlijn voorziet ook in de uitwerking van een extern noodplan om het hoofd te bieden aan hetzelfde gevaar buiten de site.
Dit aspect maakt deel uit van de noodplanning, die een federale bevoegdheid is en die omgezet is door de rondzendbrief van augustus 2005 aangaande het Bijzondere Rampenplan voor hulpverlening betreffende het ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen. Deze rondzendbrief verplicht de provinciegouverneurs een bijzonder nood- en interventieplan op te stellen voor de vestigingen van een hogere risicoklasse in de zin van het koninklijk besluit van 2006 inzake nood- en interventieplannen.
Kortom, er is voorzien in maatregelen om zowel vrijwillige daden te beheren – zij het terroristische of criminele daden – als ongevallen.
De dienst Veiligheid van de Staat valt onder de minister van Justitie, maar volgens de informatie die ik gekregen heb is de dienst Veiligheid van de Staat niet meer bedreigd dan voordien doordat de informatie over deze bedrijven nu kenbaar is gemaakt.
Ik wens nogmaals te benadrukken dat bij ons in België de toestand dagelijks wordt opgevolgd, dat er elke dag analyses worden gemaakt door de inlichtingendiensten en beoordeeld door het OCAD, dat daar dreigingniveaus uit voortkomen, en dat er op basis van het dreigingniveau extra beschermingsmaatregelen worden genomen. Dit geldt zowel voor privépersonen, instellingen en bedrijven, als voor bepaalde sites.
08.03 Siegfried Bracke (N-VA): Ik heb daar niets aan toe te voegen, mevrouw de minister. Ik dank u voor uw antwoord.
L'incident est clos.
De voorzitter: De vragen nrs. 1365 en 1655 van mevrouw Jadin zijn omgezet in schriftelijke vragen, alsook de vragen nr. 1563 van de heer Logghe en nr. 1665 van mevrouw Van Moer. De vragen nr. 1810 van mevrouw Delacroix-Rolin en nr. 1753 van de heer Devin worden uitgesteld.
- M. Georges Gilkinet à la ministre de l'Intérieur sur "la saga des subsides aux services d'incendie en province de Namur" (n° 1313)
- M. Georges Gilkinet à la ministre de l'Intérieur sur "la saga des subsides aux services d'incendie en province de Namur" (n° 1758)
- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de neverending story van de subsidies voor de brandweerdiensten in de provincie Namen" (nr. 1313)
- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de neverending story van de subsidies voor de brandweerdiensten in de provincie Namen" (nr. 1758)
09.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, je voudrais revenir sur la saga des subsides au service d'incendie en province de Namur qui connaît, semble-t-il, une issue heureuse.
Dans ce dossier, votre gouvernement a décidé ce mercredi 15 décembre d'attribuer un montant de 1,3 million d'euros initialement prévu pour la préparation de la zone unique d'incendie au Centre fédéral de connaissances pour la sécurité civile (KCCE), "en vue d'améliorer la formation et l'entraînement pratique en soutenant le centre provincial de formation de Namur". Ce sont les termes du communiqué du gouvernement.
Dès lors que je vous avais interrogé à plusieurs reprises afin d'envisager la possibilité d'un "plan B" permettant d'éviter le gâchis de la perte de ces subsides et que je vous avais suggéré une telle solution, je ne peux que me réjouir de cette décision et vous en remercier. Merci, car cela valait donc la peine de vous poser la question.
Je souhaite néanmoins vous entendre sur les conséquences concrètes de cette décision.
Madame la ministre, pour quel type de dépenses précises pourra être utilisé le budget dont question?
Pourra-t-il, par exemple, constituer un
cofinancement de l'école du feu envisagée en province de Namur?
Dans quel
délai ces subsides pourront-ils être utilisés? À quelles conditions?
Qu'est-ce
qui est mis en place par ailleurs pour rapprocher les points de vue des
communes de la province de Namur (et de leurs bourgmestres) quant à
l'organisation future des services de secours, dans le cadre de la réforme?
Il est
entendu que je m'engage à contribuer au plan local avec les élus locaux écolos
à la recherche d'une solution.
09.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, chers collègues, la mise en place d'une collaboration opérationnelle entre les services d'incendie de la province de Namur reste l'objectif à atteindre dans le cadre du projet des pré-zones opérationnelles.
Toutefois, jusqu'à présent, je n'ai pas reçu de projet de convention unique répondant aux conditions légales prescrites pour la zone de Namur. Mais, pour ne pas pénaliser les pompiers de la province de Namur, en raison des dissensions de leurs autorités locales, mes services m'ont proposé d'injecter les subsides initialement prévus pour la pré-zone autour de Namur dans la formation des pompiers de la province.
C'est ce projet que j'ai soumis au Conseil des ministres de mercredi dernier et qui a été approuvé par le gouvernement, à savoir le transfert du subside vers le Centre de connaissances pour la sécurité civile. Il s'agit ainsi d'améliorer la formation et l'entraînement pratique en soutenant le Centre provincial de formation de Namur.
Le Centre de connaissances soutient la formation des pompiers en développant des projets de collaboration avec les écoles du feu.
Le soutien à l’école du feu de Namur prendra principalement la forme d’une aide au développement d’une infrastructure d’exercices pratiques.
Pour ce qui concerne le timing, l’école du feu de Namur devra d’abord réaliser une étude approfondie et soumettre à mes services un projet complet et cohérent, qui constituera la base de la collaboration entre le centre de connaissance et l’école du feu.
En ce qui concerne la formation des zones de secours en province de Namur, le gouvernement provincial a été chargé d’une mission de coordination et de médiation afin de rapprocher les points de vue des communes.
09.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Je vous remercie à nouveau pour cette réponse.
Je pense qu’on a fait un pas important, mais qu’on n’est sans doute pas au bout du chemin dans ce dossier, puisque vous précisez bien que des propositions concrètes en vue de la mise en place d’une école du feu devront être formalisées dans les délais prévus pour l’engagement de ce subside.
J’espère effectivement que les autorités compétentes se mettront au travail pour rédiger une telle proposition dans les délais nécessaires. Si tout cela se concrétise, je pense que ce sera un happy end pour cette never ending story, étant entendu que pour vous, l’objectif final – je l’entends, j’en prends bonne note et je le partage assez largement – est effectivement une nouvelle organisation des services d’incendie en province de Namur dans l’esprit de la réforme qui a été voulue par chacun.
Je vous répète mon engagement à essayer de contribuer avec le gouverneur de la province à la recherche de solutions en la matière.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Flor Van Noppen aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de inschrijvingscode met betrekking tot het zorgwonen" (nr. 1670)
10 Question de M. Flor Van Noppen à la ministre de l'Intérieur sur "le code d'enregistrement concernant l'habitat accompagné" (n° 1670)
10.01 Flor Van Noppen (N-VA): Mevrouw de minister, in antwoord op een mondelinge vraag van voormalig collega Mark Verhaegen in verband met de wetgeving inzake de bevolkingsregisters, het Rijksregister en de mogelijkheid tot zorgwonen, kondigde u in februari van dit jaar aan dat de diensten van het Rijksregister een nieuwe inschrijvingscode aan het voorbereiden waren, die het voor de gemeenten mogelijk zou maken om de specifieke gevallen van zorgwonen aan te duiden in de bevolkingsregisters. Op die manier zou worden vermeden dat personen in het kader van zorgwonen als samenwonend worden beschouwd, hetgeen verreikende gevolgen kan hebben zoals de vermindering van uitkeringen of studietoelagen. U gaf toen aan dat die code spoedig operationeel zou zijn en dat uw administratie de praktische instructies aan de gemeenten zou bezorgen.
Mevrouw de minister, wat is de stand van zaken in dat dossier?
Werden de gemeenten reeds gebrieft over die eventuele nieuwe inschrijvingscode? Indien neen, waarom niet?
10.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer Van Noppen, in de nieuwe gecoördineerde versie van de algemene onderrichtingen, daterend van 1 juli 2010, betreffende het houden van de bevolkingsregisters en tijdens de daarop aansluitende provinciale informatiesessies die in het najaar voor de gemeenten werden georganiseerd, werden de gemeenten er al van in kennis gesteld dat er in een code zorgwonen wordt voorzien en dat die code ervoor moet zorgen dat de bewoners van een ondergeschikte wooneenheid steeds als een afzonderlijk gezin beschouwd zullen worden, niettegenstaande zij worden ingeschreven onder dezelfde huisnummers als de bewoners van de hoofdwooneenheid.
De diensten van het Rijksregister creëren bovendien niet enkel een code zorgwonen, maar eveneens gelijkaardige codes voor vergelijkbare woonvormen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in het Waals Gewest.
Daartoe dient de structuur van het informatietype samenstelling van het gezin grondig te worden aangepast en dienen uitgebreide tests te gebeuren.
Bovendien heeft die structuuraanpassing ook consequenties voor de mutatiebestanden bestemd voor bepaalde gebruikers, zoals de FOD Financiën, de Kruispuntbank Sociale Zekerheid et cetera.
Ik kan u alvast verzekeren dat de ontwikkeling van die codes in de eindfase zit. Begin 2011 zullen de onderrichtingen inzake die codes naar de gemeenten worden gestuurd.
10.03 Flor Van Noppen (N-VA): Mevrouw de minister, ik hoor u zeggen dat de operatie in de eindfase zit en dat die tegen begin 2011 in orde zal komen. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat dat waarheid wordt.
10.04 Minister Annemie Turtelboom: Dat zal zeker het geval zijn.
10.05 Flor Van Noppen (N-VA): Ik hoop het.
Het incident is gesloten.
11 Question de M. Georges Gilkinet à la ministre de l'Intérieur sur "la future installation de la police fédérale à la Cité administrative" (n° 1759)
11 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de toekomstige vestiging van de federale politie in het Rijksadministratief Centrum" (nr. 1759)
11.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, mercredi dernier, le Conseil des ministres a marqué son accord sur la proposition votre collègue en charge de la Régie des Bâtiments, M. Reynders, de conclure un bail pour une durée de 18 ans pour les bâtiments 1 et 4 de la Cité administrative de l'État à Bruxelles. Après rénovation, les services de la police fédérale s'y installeront. Il s'agit d'une opération immobilière importante, vu les montants concernés, et qu'il convient de mener à bien en tenant compte des leçons passées et notamment des remarques émises par la Cour des comptes à la suite d'opérations similaires. Elle est venue nous présenter ses critiques à ce sujet en commission des Finances et prépare un rapport qui sera publié incessamment.
Il s'agissait notamment de prendre en compte le fait que le gouvernement a pris, le 17 décembre dernier, la décision de reconduire le bail locatif actuel de la police fédérale dans la Tour Victoria Régina, pour une durée de quatre ans.
Madame la ministre, pouvez-vous m'indiquer d'un point de vue fonctionnel quels sont les avantages d'un tel regroupement de la police fédérale dans ces bâtiments? Quel est le bilan de cette opération en termes de coûts - frais de première installation, coût du bail, frais de rupture de bail, etc. - et de bénéfices (revente d'anciens bâtiments, économies d'échelle, etc.)? Une estimation fiable préalable a-t-elle été réalisée? C'est la demande explicite de la Cour des comptes. Peut-elle m'être communiquée? Enfin, que deviendront les bâtiments jusqu'ici occupés par la police fédérale, notamment les anciennes casernes de la gendarmerie près de l'avenue de la Couronne qui ont été rénovées, il n'y a pas si longtemps, si je suis bien informé?
11.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, cher collègue, les arguments pour le regroupement de certains services de la police fédérale sont les suivants. Cela favorisera d'abord une meilleure synergie entre les différents services qui cohabiteront. Ensuite, la cohabitation des services fédéraux et locaux présentera également des avantages opérationnels. La centralisation d'un maximum de services sur un seul et même site permettra une rationalisation des coûts et certaines économies d'échelle. Une telle présence policière au centre-ville aura certainement un effet positif sur la sécurité et le sentiment de sécurité des gens qui y travaillent et y habitent. Le projet s'accorde également avec les plans urbanistiques de la Ville de Bruxelles.
Enfin, il faut citer la situation du bâtiment à proximité des infrastructures de communication disposant d'une gare souterraine et d'une station de métro. De plus, le site est proche de toutes les institutions importantes telles que le siège du gouvernement et le palais de justice. Cet élément est à retenir, vu la fréquence des visites dans ce dernier bâtiment.
Président: Flor Van Noppen.
Le regroupement permettra donc de libérer des surfaces dans des bâtiments propriétés de l’État et de résilier certains baux. De plus, certains travaux de rénovation dans les anciennes casernes de l’ex-gendarmerie ne seront plus nécessaires.
La réponse chiffrée à vos deux dernières questions relève de la compétence de mon collègue des Finances qui a la tutelle sur la Régie des Bâtiments, propriétaire des deux casernes d’Etterbeek et Elsene.
11.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Sur le plan théorique effectivement, on peut espérer une meilleure collaboration entre les services et une rationalisation des coûts. La présence dans le centre-ville peut aussi être intéressante par rapport à la proximité de lieux stratégiques comme ce parlement ou le palais de justice. Sur le plan urbanistique - mais c’est plus de la responsabilité de la Régie des Bâtiments -, je pense qu’une concertation étroite doit avoir lieu avec les autorités communales compétentes, en l’occurrence la Ville de Bruxelles.
Ma réplique principale, madame la ministre de l’Intérieur, concerne votre non-réponse à mes deux dernières questions. J’ai également interrogé le ministre des Finances en charge de la Régie des Bâtiments qui me renvoie vers vous à ce sujet. Je pense que la réponse est entre les deux; cela vous concerne à la fois par rapport aux frais qui sont aujourd’hui en cours et cela le concerne par rapport aux aspects "bâtiments" en tant que tel. Mais je constate qu’on s’est lancé dans cette opération - qui n’est pas sans coût - sans plan budgétaire explicite et mis sur papier.
J’espère que votre vision théorique des choses, à savoir que cela permettra effectivement une économie et que c’est une bonne affaire se vérifiera. Cela n’a malheureusement pas toujours été le cas dans l’histoire récente, et je m’inquiète que ni la ministre fonctionnelle, ni le ministre en charge de la Régie des Bâtiments ne puissent me répondre précisément à ce sujet. Et, si cette estimation budgétaire n’a pas encore été explicitement réalisée, je vous engage à le faire rapidement.
Je vous réinterrogerai à ce sujet ou la personne qui vous succédera, ainsi qu’au niveau de la Régie des Bâtiments pour disposer de chiffres précis. Ce ne sont pas des petits montants et il me semble donc important d’avoir une estimation budgétaire, un monitoring, qu’on puisse suivre pour qu’effectivement ce soit une bonne affaire pour l’État et pour ses agents.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Jan Van Esbroeck aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de provinciale verdeling van de brandweerkosten" (nr. 1743)
12 Question de M. Jan Van Esbroeck à la ministre de l'Intérieur sur "la répartition par province des coûts des services d'incendie" (n° 1743)
12.01 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het KB van 25 oktober 2006 legde de regels vast waarop de gouverneurs zich dienen te baseren voor de verdeling van de brandweerkosten tussen de groepscentrumgemeente en de beschermde gemeente. Op 4 juni 2010 werd dit KB echter vernietigd door de Raad van State waardoor de gouverneurs geen rechtsgrond meer hebben voor het bepalen van de eindafrekening. Zolang er geen nieuwe regeling is, zijn er enkel nog voorschotten mogelijk. Om die budgettaire onduidelijkheid bij de centrumgemeenten weg te nemen en te vermijden dat de centrumkorpsen hun dienstverlening ten aanzien van de beschermde gemeenten zouden afbouwen is er een dringende oplossing nodig.
Ik had daarom enkele vragen voor u, mevrouw de minister. Wanneer zal u de provincies en gemeenten een oplossing voor dit probleem kunnen bieden? Wat zal deze oplossing inhouden? Welke garanties kunnen aan de groepscentrumgemeenten worden geboden omtrent de eindafrekening van de brandweerkosten? Welke maatregelen zal u als minister nemen om te garanderen dat in afwachting van een definitieve regeling de beschermde gemeenten op een volledige dienstverlening kunnen blijven rekenen?
12.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, collega’s, het arrest van de Raad van State van 4 juni 2010 heeft enkel invloed op de definitieve regularisatie die bepaald wordt door de provinciegouverneurs. Er is nog steeds een wettelijke basis voor de bepaling van de voorlopige trimestriële bijdragen van de beschermde gemeenten, dit wil zeggen zij die niet over een brandweerdienst beschikken.
Deze trimestriële voorschotten worden berekend door de laatst betaalde definitieve bijdrage als basis te nemen. De financiën van de groepscentrumgemeenten zijn dus niet in gevaar omdat zij deze trimestriële voorschotten kunnen blijven ontvangen. Enkel de definitieve regularisatie van de gemaakte kosten, na 1 januari 2006, is momenteel onmogelijk.
Daarentegen staat niets de gouverneur in de weg om in de betrokken provincies over te gaan tot de definitieve verdeling van de vóór 1 januari 2006 gemaakte kosten aangezien deze kosten niet bedoeld waren door het nietig verklaarde koninklijk besluit.
Wat betreft een nieuwe wettelijke basis zal er binnenkort een mogelijke piste voor oplossing worden voorgelegd aan het advies van de Conferentie van Gouverneurs. Er moet echter worden opgemerkt dat een dergelijke reglementering niet kan worden goedgekeurd in een periode van lopende zaken.
Tot slot stelt de tijdelijke onmogelijkheid om over te gaan tot definitieve regularisatie van de na 1 januari 2006 gemaakte kosten in geen geval de centrumgemeenten vrij van hun wettelijke en reglementaire verplichtingen op het vlak van civiele veiligheid.
12.03 Jan Van Esbroeck (N-VA): Dank u, mevrouw de minister. Ik wou gewoon nog eens benadrukken dat een snelle oplossing noodzakelijk is.
12.04 Minister Annemie Turtelboom: Daarom hebben wij snel een regering nodig.
12.05 Jan Van Esbroeck (N-VA): Dat weet ik.
L'incident est clos.
13 Vraag van de heer Stefaan Vercamer aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de burgerlijke eretekens voor dienstanciënniteit aan personeelsleden van de provincies" (nr. 1766)
13 Question de M. Stefaan Vercamer au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les décorations civiques pour ancienneté de service octroyées à des membres du personnel des provinces" (n° 1766)
13.01 Stefaan Vercamer (CD&V): Mevrouw de minister, ik kreeg in de voorbije weken altijd pretoogjes toen ik het mailverkeer over deze vraag zag passeren vanuit verschillende diensten en vanuit verschillende niveaus, regionaal en federaal. Ik heb nood aan duidelijkheid.
Personeelsleden van gemeenten en provincies kunnen blijkbaar, na een zeker aantal dienstjaren, een burgerlijk ereteken voor dienstanciënniteit krijgen. De personeelsleden zien dat uiteraard als een vorm van appreciatie voor jarenlang geleverd werk. Zij rekenen daar ook op, als een onderdeel van hun loon. In die zin worden die eretekens door het personeel dus sterk gewaardeerd.
De bevoegdheid voor de burgerlijke eretekens voor dienstanciënniteit ligt bij verschillende overheden. Dat heb ik nu wel duidelijk begrepen. Ik heb ook begrepen dat de Vlaamse overheid bevoegd is voor het formuleren van de voorstellen tot onderscheiding. De toekenningsvoorwaarden zouden federaal zijn. Op het federale niveau zou zowel u, de minister van Binnenlandse Zaken, als de minister van Buitenlandse Zaken bevoegd zijn. U zou bevoegd zijn voor de reglementering omtrent die eretekens.
Daarom richt ik mij tot u in verband met klachten en vragen die ik over de eretekens opvang. Blijkbaar kunnen die tot op vandaag in de provincies enkel aan statutair personeel uitgereikt worden. Contractueel personeel ontvangt klaarblijkelijk wel een financiële vergoeding die gelijklopend is met de eretekens, maar het ereteken zelf, de medaille, is voorbehouden aan de statutaire ambtenaar. De contractuelen ervaren dat als een discriminatie. Dat is blijkbaar niet alleen zo in de provincies, maar ook nog bij andere overheden.
Mevrouw de minister, ik heb de volgende vragen. Ten eerste, wat is uw standpunt over het verschil tussen contractuelen en statutairen in de provincies omtrent de toekenning van eretekens? Zou dat verschil weggewerkt kunnen worden?
Ten tweede, indien die regelgeving veranderd kan worden, wie dient dat dan te regelen? Bij welke minister en bij welk bevoegdheidsniveau ligt die verantwoordelijkheid?
13.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, inderdaad worden enkel statutaire personeelsleden van alle niveaus gedecoreerd. Dit onderscheid is echter algemeen. Het geldt niet enkel voor de provincies maar ook voor andere ambtenaren. Overigens zijn er nog andere verschillen tussen beide statuten die objectief kunnen worden verantwoord, bijvoorbeeld door de voorwaarden binnen dewelke de aanwerving heeft plaatsgevonden.
Het verschil in behandeling geldt zowel voor de burgerlijke eretekens als voor de nationale orden. Het gaat hier echter om een heel oude reglementering, die voor de nationale orden in 1831 en voor de burgerlijke eretekens in 1867 is gestart. In die tijd waren er uiteraard slechts statutaire ambtenaren.
Ik heb geen principieel bezwaar tegen het opfrissen van de desbetreffende wetgeving en het eventueel wegwerken van dit verschil. Een en ander komt immers op het terrein ook niet meer overeen met de realiteit van het aantal statutairen en contractuelen. Aangezien voor de nationale orden mijn collega van Buitenlandse Zaken bevoegd is, zal een eventuele wijziging van de regelgeving in overleg met Buitenlandse Zaken moeten gebeuren.
Tot slot wil ik erop wijzen dat een dergelijke voorlopige wijziging buiten het bestek van de lopende zaken valt.
Mijnheer de voorzitter, ik besef dat ik op het einde van mijn antwoord telkens in herhaling val. Jammer, maar ik wil bij bepaalde personen geen valse hoop creëren.
13.03 Stefaan Vercamer (CD&V): Mevrouw de minister, voor mij is het nu duidelijk dat wij moeten proberen tot een overleg te komen met de ministers van Buitenlandse Zaken en van Binnenlandse Zaken.
13.04 Minister Annemie Turtelboom: Ter verduidelijking, bij eretekens van nationale orden wordt het koninklijk besluit altijd genomen door de minister van Buitenlandse Zaken. Het is dus echt wel Buitenlandse Zaken dat in elk dossier de uitreiking van de eretekens voorstelt. Voor Binnenlandse Zaken is het van belang, omdat wij protocollair van bepaalde zaken op de hoogte moeten zijn. Het is echter Buitenlandse Zaken dat in het dossier de lead heeft.
13.05 Stefaan Vercamer (CD&V): Wat is dan uw rol in de totstandkoming van een wijziging?
13.06 Minister Annemie Turtelboom: Ik teken een aantal eretekens die op voorstel van de minister van Buitenlandse Zaken worden genomen.
13.07 Stefaan Vercamer (CD&V): De regelgeving als dusdanig zit dus bij de minister van Buitenlandse Zaken. Aldus heb ik het goed begrepen.
13.08 Minister Annemie Turtelboom: Inderdaad.
13.09 Stefaan Vercamer (CD&V): Ik heb nochtans dezelfde vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken gesteld. Hij heeft de vraag doorverwezen naar zijn collega van Binnenlandse Zaken.
13.10 Minister Annemie Turtelboom: U mag gerust zijn. Het voorliggende dossier is geen zaak waarover tussen coalitiepartners enig meningsverschil moet bestaan. Ik wil dus mijn kabinet ter zake gerust contact laten opnemen met het kabinet van Buitenlandse Zaken, om samen te gaan zitten.
Koninklijke besluiten die, bijvoorbeeld, voor de nationale orden zijn genomen, zijn altijd koninklijke besluiten die door de minister van Buitenlandse Zaken zijn ondertekend. Ter zake spelen ook veel gebruiken.
13.11 Stefaan Vercamer (CD&V): Prima, wij zullen werk maken van het dossier.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Vraag nr. 1522 van de heer Arens is omgezet in een schriftelijke vraag. Alle overige vragen zijn uitgesteld. Ik stel dus voor de vergadering te sluiten.
La réunion publique de commission est levée à 16.04 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.04 uur.