Commission de l'Économie, de la Politique
scientifique, de l'Éducation, des Institutions scientifiques et culturelles
nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture |
Commissie
voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale
wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw |
du Mardi 21 décembre 2010 Après-midi ______ |
van Dinsdag 21 december 2010 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 13.49 uur en voorgezeten door de heer Willem-Frederik Schiltz.
La séance est ouverte à 13.49 heures et présidée par M. Willem-Frederik Schiltz.
- de heer Bert Wollants aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de reglementering rond nachtwinkels" (nr. 1560)
- mevrouw Christiane Vienne aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de negatieve gevolgen van de wet van 10 november 2006 betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening" (nr. 1712)
- M. Bert Wollants à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "la réglementation concernant les magasins de nuit" (n° 1560)
- Mme Christiane Vienne à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "l'effet pervers de la loi du 10 novembre 2006 relative aux heures d'ouverture dans le commerce, l'artisanat et les services" (n° 1712)
01.01 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de wet van 10 november 2006 betreffende de openingsuren in handel, ambachten, dienstverlening en dergelijke, voorziet in beperkingen van de openingsuren van gewone winkels en nachtwinkels. Gewone winkels mogen niet open zijn voor 5 u 00 of na 20 u 00. Nachtwinkels mogen niet open zijn voor 18 u 00 en na 7 u 00. Het is de bedoeling de positie van de winkels wat meer gelijk te schakelen en de uitbaters te beschermen tegen overdreven lange openingsuren. Men zou anders immers permanent open kunnen zijn.
In de praktijk blijkt echter dat er dag-nachtwinkels opduiken. Ik heb zo’n geval gezien in de stad Lier, maar ook in andere steden ben ik er al enkele tegengekomen, waar in één gebouw twee toegangsdeuren worden gemaakt en twee winkelruimtes worden gekoppeld. De uitbater wisselt dan van winkel, afhankelijk van het uur, om de verkoop te verrichten. De verhuis van de ene kant naar de andere kant wordt aangeduid met een mooie wegwijzer zodat de klanten altijd aan de juiste deur staan.
Is dit wel conform de wetgeving? Of schort er iets aan de wetgeving? Want dit is natuurlijk een uitholling van de wet.
Is dit toegelaten volgens het huidig wetgevend kader? Aan welke voorwaarden moeten winkels voldoen om in zo’n systeem te opereren?
Hebt u weet van het aantal gevallen waar zo wordt gewerkt? Is dit een courante praktijk? Hebt u dit al vastgesteld bij de controle van de nachtwinkels?
Tot slot, meent u dat er een initiatief nodig is om in te grijpen tegen zulke recent opgedoken combinaties, om ervoor te zorgen de geest van de wetgeving gerespecteerd wordt?
01.02 Christiane Vienne (PS): Madame la ministre, je souhaite attirer votre attention sur un effet pervers de la loi du 10 novembre 2006 relative aux heures d’ouverture dans le commerce, l’artisanat et les services. Pour résumer, cette loi oblige les commerces de détail à fermer leur établissement la nuit et, au minimum, un jour par semaine. La loi prévoit cependant des exceptions. Celles-ci concernent notamment les commerces dont la vente de tabac constitue l’activité principale, c’est-à-dire plus de 50 % du chiffre d’affaires annuel. Si tel est le cas et s’il effectue de la publicité uniquement pour la vente de tabac, le commerce n’est alors plus soumis aux heures de fermeture régulières; il peut donc ouvrir 7 jours sur 7 et 24 heures sur 24.
La conséquence concrète de cette exception sur le terrain est que, pour pouvoir rester ouverts toute la nuit, certains night shops qui vendent du tabac, mais aussi un peu de tout et notamment de l’alcool, se sont tout simplement transformés en débits de tabac. Ainsi, à titre illustratif, dans ma ville de Mouscron, sur une distance de 400 mètres, dans une rue située à la frontière française, il y a aujourd’hui plus de quinze magasins de ce type ouverts 24 heures sur 24.
Il est inutile de vous expliquer les désagréments que cela engendre, pour les habitants, que d’avoir quinze bars-tabac ouverts jour et nuit, 7 jours sur 7, à côté de leur domicile. Il en va de leurs conditions de vie, bien sûr, mais aussi de la valeur de leur patrimoine immobilier et de la fréquentation des autres commerces.
Madame la ministre, comment envisagez-vous de remédier à cet effet pervers?
Voorzitter: Kristof Calvo.
01.03 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer de voorzitter, ik zal twee antwoorden geven. De vragen gaan immers over twee verschillende thema’s. De heer Wollants had het met name over de nachtwinkels en Mevrouw Vienne over de problematiek van de openingsuren. Ik zal echter een link leggen tussen de twee antwoorden.
Mijnheer Wollants, de activiteiten die worden uitgeoefend door een dag- en een nachtwinkel kunnen dezelfde zijn. Bij de inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen wordt geen onderscheid gemaakt tussen een dag- en een nachtwinkel. Indien zich in een zelfde gebouw twee zaken met twee aparte toegangsdeuren en twee aparte gescheiden winkelruimtes bevinden, waarbij in beide winkelruimtes de verplichte sluitingsuren worden gerespecteerd, is deze zaak wettelijk in orde. De nachtwinkel dient wel te voldoen aan bepaalde voorwaarden. De nettoverkoopoppervlakte mag namelijk niet meer dan 150 vierkante meter bedragen. Er mogen geen andere activiteiten worden uitgeoefend, naast de verkoop van algemene voedingswaren en huishoudelijke artikelen, en er dient op een duidelijke en permanente manier te worden gemeld dat het over een nachtwinkel gaat.
Het referentiecriterium is dat van de vestigingseenheid, zoals gedefinieerd in artikel 2, 6°, van de wet. Ik citeer: “Een plaats die men geografisch gezien kan identificeren door een adres en die voor de consument toegankelijk is, waar activiteiten waarop de wet van toepassing is, uitgeoefend worden.” In dat specifieke geval is het dus belangrijk dat er twee verschillende adressen zijn.
Ik kom tot uw tweede vraag. Ik ben niet op de hoogte van het aantal gevallen over het hele land, noch van het feit dat er zich een verhoging van dat soort activiteiten voordoet. Ik kan u binnen dit korte tijdsbestek hierop geen antwoord leveren, maar de vraag wordt voorgelegd aan de Algemene Directie Controle en Bemiddeling bij de FOD Economie, die hiervoor bevoegd is. U kunt misschien ook een schriftelijke vraag indienen voor die statistieken. Binnen deze termijn heb ik echter geen antwoord.
Thans kom ik tot uw laatste vraag. Zonder wijziging van de wet kan hiertegen niet worden opgetreden.
Voorzitter: Liesbeth Van der Auwera.
Présidente: Liesbeth
Van der Auwera.
Pour en venir à la question de Mme Vienne qui porte sur un autre type de magasin, je dois rappeler qu'en ce qui concerne les magasins de nuit – même s'il ne s'agit pas spécifiquement de magasins de nuit mais cela répond en partie à Mme Vienne –, on a donné la possibilité aux communes de limiter le nombre d'implantations, les heures d'ouverture, etc.
Pour compléter la réponse à Mme Vienne, comme vous le rappelez, la loi du 10 novembre 2006 oblige les commerçants à respecter une fermeture hebdomadaire et à fermer leur établissement à 20 h 00 ou 21 h 00 le vendredi et ce, jusque 05 h 00 du matin. Un certain nombre d'exceptions existe: les centres touristiques, les buralistes, les stations services, les loueurs de dvd ou jeux vidéo, tout ce qui est activité de service. Rappelez-vous: nous avions connu un problème qui nous a poussé à modifier la loi pour les centres de fitness qui étaient considérés comme des commerces et qui devaient fermer à 20 h 00, ce qui était évidemment complètement sot! On a donc adapté la loi. Autre exemple, les jeux vidéo, vous les louez le soir!
C'est ainsi que la loi exclut les établissements dont l'activité principale constitue la vente de journaux et de magasines, produits de tabac, articles fumeurs, cartes téléphoniques et produits de la Loterie Nationale.
La notion d'activité principale ne se fonde pas uniquement sur le plafond des 50 % du chiffre d'affaires évoqué dans votre question. C'est un des critères. L'établissement doit respecter d'autres conditions pour ne pas être soumis au repos hebdomadaire et aux heures de fermeture légales. Ainsi, dans l'établissement, il doit être fait référence à l'activité principale. La publicité relative à l'établissement doit uniquement concerner l'activité principale et le choix des autres produits que ceux visés par l'activité principale doit être limité.
Ces exceptions ont été négociées avec les secteurs et les organisations des classes moyennes et traduisent un point d'équilibre entre les exigences sociales pour les travailleurs indépendants et la liberté de commerce et d'industrie dans un secteur qui pourvoit un nombre important d'emplois.
La loi sur les heures d'ouverture a donc principalement visé le caractère social qui a pour but de préserver la vie de famille et les activités de loisir des indépendants. Ce n'est évidemment pas l'instrument privilégié pour préserver la sécurité publique et prévenir d'éventuelles nuisances. À cet effet, les pouvoirs locaux disposent d'instruments spécifiques.
En ce qui concerne la concentration de magasins échappant à la législation sur les heures d'ouverture, il n'existe pas de règles en la matière, sauf bien évidemment lorsque les implantations commerciales excèdent les 400 m². Autrement dit, pour le cas précis que vous soulevez, il y aura très certainement lieu d'abord de vérifier que la loi s'applique entièrement. Il n'y a donc pas uniquement les 50 % d'activité à titre principal.
S'agissant des nuisances sonores, la commune doit pouvoir prendre des dispositions afin de les limiter.
Il faudrait d'abord voir s'ils respectent bien la législation et s'ils ne tombent pas sous le coup de la loi sur les magasins de nuit. À cet effet, la commune a la possibilité d'intervenir.
01.04 Christiane Vienne (PS): Madame la ministre, n'est-il pas possible de faire glisser les bars-tabac dans la même catégorie que les magasins de nuit? En effet, ces derniers se sont transformés en bars-tabac. Ce n'est pas plus compliqué que cela.
01.05 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, volgens uw antwoord is deze praktijk toegelaten door de wet, maar ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat de wetgever dit niet voor ogen had toen de wet werd gemaakt. Hiermee wordt de beperking die wordt ingesteld, omzeild. Technisch gezien zouden alle nachtwinkels op die manier ervoor kunnen zorgen dat zij overdag gewoon hun activiteiten voortzetten. Dat moeten wij goed in het achterhoofd houden.
Ik zal de cijfers inzake controle via een schriftelijke vraag opvragen.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 1600 van de heer Schoofs, die weerhouden is omwille van zijn aanwezigheid in de commissie voor de Justitie, wordt uitgesteld.
02 Vraag van mevrouw Zuhal Demir aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "het armoedeprobleem bij zelfstandigen" (nr. 1737)
02 Question de Mme Zuhal Demir à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "la pauvreté chez les indépendants" (n° 1737)
02.01 Zuhal Demir (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, u zal waarschijnlijk ook de studie van professor Lambrechts hebben gelezen. Ik lees in zijn studie over de armoede bij zelfstandigen dat onderzoek heeft uitgewezen dat maar liefst 40 000 zelfstandigen onder de armoedegrens leven.
Het onderzoek heeft vier grote problemen aan het licht gebracht. De kans om onder de armoedegrens te vallen is voor zelfstandigen viermaal hoger dan voor werknemers. Vrouwelijke zelfstandigen bevinden zich meer in de laagste inkomenscategorie dan mannen, met name 42 % ten opzichte van 20 %. Zelfstandigen in de horeca, de dienstensector en de primaire sector bevinden zich vaker in de laagste inkomenscategorie, terwijl zelfstandigen in de vrije en intellectuele beroepen zich meer in de hoogste categorie ophouden. Het vierde probleem dat uit voornoemd onderzoek naar voren is gekomen, is dat zelfstandigen ouder dan vijftig jaar een grotere kans hebben om in de laagste inkomenscategorie terecht te komen.
Als mogelijke oorzaken voor het in armoede verzeild geraken van zelfstandigen worden in de studie waarvan sprake, enerzijds, persoonlijke oorzaken aangehaald en anderzijds worden ook externe oorzaken aangeduid, zoals de langdurige werkdagen, de economische crisis, de nieuwe concurrentie of de hoge belastingdruk.
Mevrouw de minister, na het lezen van de studie wens ik u twee concrete vragen voor te leggen.
Ten eerste, is er voldoende informatie en ondersteuning beschikbaar voor zelfstandigen? Dienen zij niet beter te worden ingelicht over de manieren waarop zij hulp kunnen krijgen, teneinde faillissementen te voorkomen? Dienen zij tijdens de opstart van hun bedrijf niet meer begeleiding te krijgen?
Ten tweede, dienen er geen maatregelen te worden genomen die specifiek op de zwakkere groep zelfstandigen zijn gericht? Meer bepaald doel ik op de vrouwelijke zelfstandigen en de zelfstandigen ouder dan vijftig jaar.
02.02 Minister Sabine Laruelle: U had ook nog een derde vraag, of houdt u het bij uw twee vragen?
02.03 Zuhal Demir (N-VA): Wat was de derde vraag?
02.04 Minister Sabine Laruelle: Welke factoren liggen volgens u aan de basis van het hogere armoederisico bij zelfstandigen?
02.05 Zuhal Demir (N-VA): Ja, inderdaad.
02.06 Minister Sabine Laruelle: Mevrouw de voorzitter, informatie over mogelijke voorzieningen in geval van een financieel probleem is cruciaal voor de zelfstandigen. Op dat vlak ben ik het met u eens. In het sociaal statuut der zelfstandigen vormen de socialeverzekeringsfondsen voor zelfstandigen de belangrijkste informatiebron voor de zelfstandigen. Daarom nam ik reeds een reeks initiatieven met het oog op de voortdurende verbetering van de informatie voor de zelfstandigen. Vorig jaar werd een belangrijke stap gezet. Op mijn initiatief werd een charter voor een goede dienstverlening aan de zelfstandigen opgesteld. Dit charter werd door alle socialeverzekeringsfondsen onderschreven. In dit charter wordt heel veel aandacht besteed aan de informatie en de begeleidingsplicht van de fondsen naar hun zelfstandigen. Toegespitst op zelfstandigen in moeilijkheden betekent dit een zo goed mogelijke informatieverlening over alle mogelijke voorzieningen in geval van betalingsmoeilijkheden. Op het vlak van begeleiding wordt vooral toegespitst op een degelijke begeleiding bij de aanpak van deze financiële moeilijkheden.
Aanvullend op dit initiatief zette ik een hervorming van de financiering van de socialeverzekeringsfondsen op de rails. Een belangrijk element daarin is een financiering die rekening houdt met de geleverde kwaliteit van de dienstverlening. Het charter zou dus geen louter symbolisch engagement mogen zijn. Wij zijn nu in lopende zaken en dus is de hervorming nog niet in werking getreden. Als u dat wil, dan zend ik u het charter per mail.
Alvorens heel specifieke maatregelen te nemen voor heel specifieke doelgroepen dient een heel gedegen onderzoek te gebeuren naar de oorzaken van bepaalde fenomenen. Er zijn reeds een hele reeks maatregelen voor bepaalde groepen kwetsbare zelfstandigen opgezet, zoals een supplement kinderbijslag voor alleenstaanden, het familieplan voor een betere verzoening van werk en gezinsleven en het moederschapverlof voor vrouwen, of voor zelfstandigen met financiële problemen. Er waren crisismaatregelen en de faillissementsverzekering in het sociaal statuut der zelfstandigen werd verbeterd.
Momenteel buigt een werkgroep van het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen zich over de specifieke vraag voor hulp aan zelfstandigen in moeilijkheden. Uw vraag kan zeker aan dit adviesorgaan voor verder onderzoek worden voorgelegd. We hebben al verschillende maatregelen genomen, maar dat is zeker nog niet voldoende. Het meest cruciale punt is voor mij wel de informatie: hoe kunnen we alle zelfstandigen betere informatie geven? Via de verzekeringskas, dat is zeker, maar de zelfstandige moet de informatie die hij krijgt ook nog lezen.
02.07 Zuhal Demir (N-VA): Het charter is, zoals u zelf ook zegt, heel vrijblijvend. Misschien moet uw opvolger of het Parlement het initiatief nemen om het charter effectief dwingend te maken en in een wettekst te gieten.
Mijn tweede vraag betreft specifiek de vrouwen. Ik ben zelfstandige en vrouw en dat is niet evident. Ik spreek niet alleen voor mezelf, maar voor veel vrouwen die een zelfstandige activiteit uitoefenen. Misschien moeten we met een volgende minister toch initiatieven nemen zodat vrouwen die aan een zelfstandige activiteit beginnen, daarmee voortdoen als ze een gezin en kinderen hebben, en dan niet stoppen, wat we momenteel nog te vaak zien bij vrouwelijke zelfstandigen. Dat is misschien iets voor uw opvolger.
02.08 Minister Sabine Laruelle: Hebt u mijn familieplan gelezen?
02.09 Zuhal Demir (N-VA): Deels.
02.10 Minister Sabine Laruelle: Mijn familieplan is niet een deel. We kunnen u misschien het familieplan sturen.
02.11 Zuhal Demir (N-VA): Dat familieplan is een goed idee.
02.12 Minister Sabine Laruelle: Sommige maatregelen zijn al in werking getreden. Het familieplan bevat ook een aantal maatregelen voor de Gewesten. U spreekt over kinderen en vrouwelijke zelfstandigen.
02.13 Zuhal Demir (N-VA): Zwangerschapsverlof bijvoorbeeld.
02.14 Minister Sabine Laruelle: Weet u wat nu het moederschapsverlof is voor vrouwelijke zelfstandigen?
02.15 Zuhal Demir (N-VA): In principe is er geen.
02.16 Minister Sabine Laruelle: Neen, dat is niet waar.
02.17 Zuhal Demir (N-VA): Tenzij men is aangesloten bij…
02.18 Minister Sabine Laruelle: Dat is niet waar, mevrouw. U moet eerst misschien over de juiste informatie beschikken.
02.19 Zuhal Demir (N-VA): Acht weken, maar dat is niet voldoende.
02.20 Minister Sabine Laruelle: De heer Wollants weet dat dit acht weken bedraagt. Vroeger waren het slechts zes weken. Wij hebben met de vrouwelijke middenstandsorganisaties gesproken en de vrouwelijke zelfstandigen willen niet meer weken moederschapsverlof omdat zij het toch niet kunnen opnemen. Wat hebben wij gedaan? Wij zijn gekomen tot acht weken en niet langer zes. Bovendien is er een echte flexibiliteit in de mogelijkheden voor de vrouwelijke zelfstandigen om week per week op te nemen. Vroeger namen veel vrouwelijke zelfstandigen het moederschapsverlof niet op, omdat zij verplicht waren om die zes weken in een keer op te nemen. Nu zitten we op acht weken en de vrouwelijke zelfstandigen kunnen week per week nemen.
De vrouwelijke zelfstandigen beschikken nu ook over 105 kosteloze dienstencheques. U als zelfstandige weet misschien beter dan ik dat een vrouwelijke zelfstandige na het moederschapsverlof een beroep moet kunnen doen op hulp bij haar thuis, omdat zij niet alles zelf kan doen. De vrouwelijke zelfstandigenorganisaties willen niet meer dan acht weken moederschapsverlof.
De voorzitter: Mevrouw de minister, u heeft de collega op een gevoelige plek geraakt.
02.21 Zuhal Demir (N-VA): Ja, omdat ik weet dat heel wat vrouwelijke zelfstandigen – ik kom uit het advocatenmilieu – niet eens een maand thuisblijven. Zij gaan na twee à drie weken terug werken.
02.22 Minister Sabine Laruelle: Het moederschapsverlof wordt week per week betaald. Een vrouwelijke zelfstandige die niet meer dan vier weken kan nemen, kan die vier weken opnemen en zij zal hiervoor betaald worden. Vroeger was dit niet het geval.
De voorzitter: Maar het kan beter.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Uw taak zit erop, mevrouw de minister.
03 Vraag van de heer Willem-Frederik Schiltz aan de minister van Klimaat en Energie over "het jaarrapport van het Internationaal Energie Agentschap" (nr. 1289)
03 Question de M. Willem-Frederik Schiltz au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le rapport annuel de l'Agence internationale de l'énergie" (n° 1289)
03.01 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb in deze bijzondere tijden een vraag over het jaarrapport van het Internationaal Energieagentschap.
Het agentschap heeft zich in zijn jaarlijks rapport gebogen over de mondiale energie- en broeikasgassentoekomst, voor zover er uiteraard een toekomst voor broeikasgassen is.
Uit zijn berekeningen blijkt dat het aandeel van alle hernieuwbare energiebronnen zal verdubbelen van 7 % in 2008 naar 14 % in 2035.
Deze berekeningen zijn gebaseerd op de meest vooruitstrevende beleidsplannen met betrekking tot hernieuwbare energie. Toch volstaan zij niet om te voldoen aan de Kopenhagendoelstelling, waarbij men ernaar streeft de opwarming van de aarde te beperken tot 2 graden Celsius.
Wetenschappers bestempelen een opwarming van 2 graden als een kritische drempel, zoals u ongetwijfeld weet. Een sterkere stijging zou het risico doen toenemen dat de opwarming niet meer omkeerbaar wordt.
Volgens de chief economist van het IEA is een gebrek aan politieke wil de grote boosdoener in dit verhaal. U zult in Cancún ongetwijfeld ook op hetzelfde gebrek aan bereidwilligheid bij de politieke leiders zijn gebotst. Het prijskaartje om de opwarming van de aarde te beperken, blijft elk jaar dat er geen akkoord is of waarin we geen omkering krijgen, stijgen.
Experts bij het IEA zijn ervan overtuigd dat de technologie bestaat, maar dat er nood is aan een technologische revolutie en vooral voldoende politieke wil. Daarnaast pleiten zij ook voor meer acties om het energieverbruik te laten dalen.
Uit de berekeningen van het agentschap blijkt dat het energieverbruik tot 2035 jaarlijks met 1,4 % zal toenemen. Dit is al een stuk beter dan de cijfers van de voorbije jaren. Toen zaten wij nog op 2 %. Toch is het onvoldoende om de drempel van 2 graden Celsius te halen. Om die drempel te behouden, zou er slechts een verbruiksgroei van niet meer dan 0,7 % mogen zijn.
Het Internationaal Energieagentschap is met mij bezorgd dat er te weinig landen zijn die deze extra inspanningen zullen leveren.
Mijnheer de minister, bent u bereid ons nationaal beleid meer af te stemmen op de aanbevelingen van het IEA, met name meer geld, technologische revolutie, energieverbruik enzovoort?
Zo ja, hoe kan daar volgens u werk van gemaakt worden? Als u denkt dat dit niet nodig of nuttig is, kunt u mij dan uitleggen waarom niet?
Wordt voor het beleid inzake klimaatopwarming vooral gefocust op mitigatie of op adaptatie? Hoe verklaart u die keuze?
Hoe waardeert u het jaarrapport van het IEA? Kan dat jaarrapport volgens u een baken zijn voor de toekomstige nationale beleidsplannen inzake klimaat en energie?
03.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Schiltz, de aanbevelingen zijn in overeenstemming met de nieuwe Europese energiestrategie 2020, waarover door de Europese ministers voor Energie, onder mijn voorzitterschap, voor het eerst werd gedebatteerd op 3 december 2010. Ik ondersteun dan ook de aanbevelingen van het IEA ter zake. Het is, mijns inziens, nodig dat onder meer verder werk wordt gemaakt van een versterkt energie-efficiëntiebeleid. Ik herinner eraan dat energie-efficiëntie een van de drie prioriteiten was van het Belgische voorzitterschap inzake energie.
Belangrijke aandacht dient te worden besteed aan sectoren waarin het besparingspotentieel groot is, in het bijzonder gebouwen en transport. Hierbij dient de overheid een voorbeeldfunctie te vervullen. Verder dient te worden ingezet op de verdere ontwikkeling van hernieuwbare energie. In dat raam wens ik te melden dat op 3 december tussen tien landen een memorandum of understanding werd ondertekend dat de verdere uitbouw van een offshorewindmolennetwerk in de Noordzee mogelijk maakt.
Het klimaatbeleid, op welk niveau dan ook, internationaal, Europees, Belgisch of gewestelijk, moet noodzakelijkerwijs beide aspecten tegelijkertijd aanpakken. Het is evident dat zeer ambitieuze mitigatiemaatregelen een prioritaire vereiste zijn om binnen de doelstelling van een maximale mondiale temperatuurstijging van 2 graden te blijven, zoals opgenomen in het akkoord van Kopenhagen.
Tegelijkertijd weten wij dat de verzamelde reductie-inspanningen van de landen in dat akkoord op dit ogenblik onvoldoende zijn om de doelstelling te halen. Zelfs als de doestelling van 2 graden tijdig gehaald wordt, blijven klimaatveranderingen onvermijdelijk. Die veranderingen zijn overigens ook nu al tastbaar. Een adaptatiebeleid is met andere woorden onvermijdelijk. Naast de initiatieven die ik in mijn antwoord op uw eerste vraag vernoemd heb, heb ik een reeks van activiteiten ondernomen in het licht van het Belgische voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie.
Eerder dit jaar organiseerde ik meerdere ontmoetingen met de landen die, zoals India, een doorslaggevende rol aan het spelen zijn in de internationale klimaatonderhandelingen.
WEO 2010 is een belangrijk referentiedocument inzake datavergaring en analyse, alsook inzake prospectieve inzichten. De gegevens worden gebruikt voor de uitwerking van nationale beleidsplannen, onder meer voor de prospectieve studie inzake energie en klimaatbeleid.
De nationale adaptatiestrategie werd op 7 december aangenomen door de Nationale Klimaatcommissie en zal weldra gepubliceerd worden, onder meer op de website www.klimaat.be. De nationale adaptatiestrategie bestaat ruwweg uit drie onderdelen: een inventarisatie van de sectoren die effecten van de klimaatveranderingen ondervinden, een inventarisatie van de inspanningen die nu al gedaan worden, en een voorstel tot principes en uitgangspunten voor de opstelling van een nationaal adaptatieplan dat in 2012 afgerond moet zijn.
03.03 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de minister, wij zullen met veel genoegen uitkijken naar de website en 2012 afwachten.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
04 Question de M. David Clarinval au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le budget des missions internationales de la Direction générale Énergie" (n° 1435)
04 Vraag van de heer David Clarinval aan de minister van Klimaat en Energie over "de begroting voor de buitenlandse zendingen van de Algemene Directie Energie" (nr. 1435)
04.01 David Clarinval (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, la Direction générale de l'Énergie dispose d'un budget annuel de 125 000 euros dédié aux missions internationales de ses agents. Pour l'année 2010, il semblerait qu'apparaissent des dépassements budgétaires.
En cause, entre autres, des voyages onéreux effectués par la fonctionnaire dirigeante de cette administration et d'une proche conseillère. Malgré le dépassement budgétaire, nous apprenons que, les 8 et 9 novembre 2010, ces deux dames sont parties en Corée du Sud. sur l'île de Jeju, afin de prendre part à un colloque international consacré aux Smart Grids. La Commission européenne, en pointe dans ce dossier, s'est pourtant abstenue d'y participer. Le coût de cette mission serait estimé à environ 10 000 euros.
Il semble, en outre, que de nouvelles dépenses semblables soient programmées pour le mois de décembre 2010, pour une mission de trois jours à Ryad. Ce qui viendrait à d'autant plus accentuer le dépassement budgétaire en cours.
Monsieur le ministre, pouvez-vous nous indiquer quelles ont été les différentes missions, avec leur durée et leur coût, effectuées par cette fonctionnaire dirigeante et sa conseillère au cours de l'année 2010?
Le voyage de deux jours en Corée du Sud et de trois jours en Arabie Saoudite ont-ils fait l'objet de votre autorisation ministérielle?
Quel est le montant du dépassement budgétaire lié à ces missions?
En ces temps de rigueur budgétaire et de crise, un recentrage sur des missions essentielles n'apparaît-il pas souhaitable?
04.02 Paul Magnette, ministre: Madame la présidente, monsieur Clarinval, je vous remercie pour cette question, car elle permet de mettre en lumière le caractère toujours plus international de notre politique énergétique.
Vous le savez, la Belgique n'est pas un pays producteur, au sens classique du terme, et l'énergie devient de plus en plus un enjeu géostratégique global. C'est pourquoi la Belgique est et sera toujours plus amenée à négocier sa politique énergétique sur la scène européenne et internationale, ce qui justifie un certain nombre d'interventions à l'étranger, notamment les missions auxquelles vous faites référence.
Je vous donnerai des réponses précises sur ces missions afin que vous ayez tous vos apaisements et que vous passiez de bonnes fêtes et de bonnes vacances.
Pour ce qui concerne la mission en Corée du Sud, le secrétaire d'État américain à l'Énergie, M. Steven Chu, a organisé dans le cadre du G20 une réunion des ministres de l'Énergie à Washington en juillet dernier. La Belgique y était invitée puisque responsable de la présidence de l'Union européenne.
Au cours de cette réunion, cinq initiatives de coopération internationale ont vu le jour, dont l'une appelée International Smart Redaction Network, pour laquelle la Belgique a montré son intérêt. Une première réunion interministérielle de cette initiative au niveau des directions générales était, en effet, programmée en Corée du Sud en marge du sommet du G20 en novembre.
La Belgique a été invitée au lancement de cette initiative mondiale, l'objectif étant de fixer les principes de gouvernance et financiers de ce projet. Nous avons acquis la participation au steering committee chargé de la rédaction du statut de cette organisation ainsi qu'à deux groupes de travail chargés de la rédaction d'un inventaire des actions entreprises dans le monde en matière de smart grid et de l'élaboration d'un manuel sur le fonctionnement des smart grids pour les décideurs politiques. Je considère donc le fait que la Belgique participe à une réunion au niveau du G20 comme un acquis pour notre présidence belge. C'est d'ailleurs la seule réunion du G20 à laquelle la Belgique participera.
Il est exact que la Commission européenne a été empêchée au dernier moment et qu'elle n'a pas participé à cette réunion mais elle comptait le faire et elle a demandé à la Belgique de parler en son nom, ce que nous avons fait.
Pour ce qui concerne la mission en Arabie Saoudite, un high level steering group de l'International Energy Forum s'est tenu en Arabie Saoudite la semaine passée, à l'invitation du prince Abdulaziz Bin Salman qui est aussi Assistant minister for petroleum. L'objectif de cette réunion était de préparer la réunion ministérielle de cette organisation qui est prévue à Riyad en février prochain.
La Belgique, étant membre de cette organisation depuis de très nombreuses années, a souhaité participer à cette réunion car l'International Energy Forum est en pleine mutation. À l'origine, cette institution avait pour objectif d'établir un dialogue informel entre les consommateurs et les producteurs de pétrole. Cependant, sur l'initiative de l'Arabie Saoudite, la structure devrait devenir une organisation internationale à part entière avec signature d'un nouveau traité international. La réunion de haut niveau du steering group avait pour objectif de négocier les statuts de cette nouvelle organisation dont la Belgique est membre.
Je tiens particulièrement à cette institution internationale car elle est la seule à avoir choisi comme thème prioritaire la question de l'accessibilité énergétique et de la pauvreté énergétique qui, vous le savez, était aussi un thème prioritaire de la présidence belge.
Quant aux mécanismes d'approbation des missions, les missions sont régies par une circulaire interne du SPF Économie datée du 15 octobre 2007 qui s'applique bien entendu à l'ensemble des agents de ce SPF. En ce qui concerne les directeurs généraux, ceux-ci doivent soumettre, avant de partir, une proposition de mission dûment justifiée en termes de contenu mais également en termes de budget à l'approbation préalable du président du comité de direction du SPF. Si cette mission se déroule en dehors de l'Union européenne, l'accord du ministre est également sollicité. Les frais de mission font partie intégrante des frais de fonctionnement de la DG Énergie. Chaque rubrique de l'allocation budgétaire dédiée aux frais de fonctionnement a fait l'objet d'engagements provisionnels.
Celui qui est consacré aux missions 2010 a été fixé en fonction du budget dépensé pour les missions les années précédentes.
Lors de l'élaboration de la fiche budgétaire 2010, l'engagement provisionnel compte tenu des restrictions budgétaires n'a pas été évalué à la hausse. Il a été estimé à 102 000 euros hors missions qui pourraient avoir lieu en conséquence de la présidence belge, celles-ci pouvant difficilement être prévues par définition.
Cet engagement s'avérant insuffisant, l'engagement provisionnel a été augmenté. Cette réallocation a été faite au sein de l'allocation budgétaire dédiée aux frais de fonctionnement de la Direction générale de l'Énergie sans dépassement du budget de fonctionnement.
Pour que vous ayez vraiment le sentiment d'une totale transparence, j'ai pour vous un petit tableau très complet avec l'ensemble des missions qui ont été accomplies, le nombre de missions par destination, le nombre de personnes qui y ont pris part et le coût de la mission, au centime près.
04.03 David Clarinval (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cette réponse complète et précise. J'attends le tableau avec impatience.
Je ne conteste bien évidemment pas le caractère international et l'utilité d'avoir une politique internationale en cette matière. Ce que je trouve anormal, c'est le dépassement budgétaire qui semble être récurrent dans le chef de certains. En cette période de difficultés budgétaires, où tous les secteurs sont mis à contribution, il faudrait que les hauts fonctionnaires montrent l'exemple et fassent peut-être le choix de missions plus importantes que d'autres afin de ne pas dépasser les prévisions budgétaires qui leurs sont affectées.
L'incident est clos.
De voorzitter: Nu zijn we aan de samengevoegde vragen van de heren Logghe (nr. 1419), Schiltz (nr. 1458) en George (nrs. 1713 en 1714) over het Belgisch plan voor hernieuwbare energie.
04.04 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, niet alleen op communautair vlak gaat het niet snel vooruit, ook het Belgisch plan voor hernieuwbare energie dat eigenlijk al zes maanden geleden had moeten ingediend zijn bij de Europese Commissie, kende dus een ernstig…
De voorzitter: Collega, men komt mij net zeggen dat minister Magnette in de plenaire vergadering wordt gevraagd voor minstens een half uur.
04.05 Peter Logghe (VB): Maar enfin!
De voorzitter: Het is al ongebruikelijk om commissievergaderingen te houden tijdens een plenaire vergadering, maar de plenaire vergadering gaat voor. Dat is het risico.
La réunion publique de commission est suspendue de 14.29 heures à 15.02 heures.
De openbare commissievergadering wordt geschorst van 14.29 uur tot 15.02 uur.
05 Vraag van de heer Bert Wollants aan de minister van Klimaat en Energie over "het energiegebruik in het Federaal parlementsgebouw" (nr. 1646)
05 Question de M. Bert Wollants au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la consommation d'énergie au Parlement fédéral" (n° 1646)
05.01 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, inzake energiebesparing heeft de overheid een voorbeeldfunctie.
Ook in het Federaal Plan inzake Duurzame Ontwikkeling en het voorontwerp van het Federaal Plan Duurzame Ontwikkeling 2009-2012 komt dat naar voren. Energie-efficiëntie en energieprestaties van gebouwen zijn daarin belangrijke componenten.
Fedesco werkt op die vlakken voor de federale overheidsgebouwen, met als doelstelling het verminderen van het energieverbruik en de CO2-uitstoot en de toepassing van hernieuwbare energie, de zogenaamde trias energetica.
Wij zitten in het federaal parlementsgebouw. Als ik door de gangen wandel, lijkt het mij dat er werk is op die verschillende vlakken. Ook op het vlak van de voorbeeldfunctie, lijkt er mij een probleem te zijn.
Mijnheer de minister, is er in dit gebouw ooit een audit geweest van Fedesco? Zijn er daarvan resultaten? Werden die resultaten omgezet in concrete investeringen? Als dat nog niet het geval is, zijn er beslissingen genomen om dat te doen en het gebouw aan te passen en zodoende te zorgen voor een verantwoord energiegebruik? Wanneer zijn die werken gepland?
Tot slot, hebt u zicht op het jaarlijks energiegebruik van dit gebouw?
05.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw de voorzitter, collega’s, volgens de informatie waarover ik beschik, hebben de Kamer en de Senaat eigen initiatieven genomen om hun verbruik te verminderen, zoals de verwezenlijking van een haalbaarheidsstudie voor installaties van warmtekrachtkoppeling.
Deze vergaderingen beschikken overigens over technische ploegen die belast zijn met het energiebeheer. Krachtens de onafhankelijkheid van deze vergaderingen, raad ik u aan u rechtstreeks te wenden tot hun diensten om hun verbruiksbalans te kennen en de initiatieven die werden genomen inzake vermindering van het energieverbruik.
Fedesco werd niet belast met een audit van dit parlementsgebouw, noch met de studie voor de haalbaarheid van een warmtekrachtkoppelingseenheid.
Er werden daarentegen intussen samenwerkingsvormen met de Senaat ontwikkeld die zich op de openbare vennootschap van energiedienst beroept, gelet op haar bewezen deskundigheid. Fedesco werd bijvoorbeeld recent aangesproken voor het plaatsen van zoncontrolefilms op de ruiten van de ontvangsthal. De samenwerking met de Senaat heeft de roeping voortgezet te worden op precieze technische punten, zoals de verwezenlijking van een airconditioningcontrolestudie, een ventilatiestudie of de installatie van de warmtekrachtkoppelingseenheid. De vergaderingen bepalen zelf de planning van hun prioriteiten.
05.03 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de minister, het lijkt erop dat er nog wat werk is alvorens er effectief resultaten kunnen worden geboekt.
Ik veronderstel dat wij deze materie met zijn allen verder opvolgen.
L'incident est clos.
- de heer Peter Logghe aan de minister van Klimaat en Energie over "het Belgisch plan voor hernieuwbare energie" (nr. 1419)
- de heer Willem-Frederik Schiltz aan de minister van Klimaat en Energie over "het Belgisch actieplan hernieuwbare energie" (nr. 1458)
- de heer Joseph George aan de minister van Klimaat en Energie over "het nationaal actieplan voor energie uit hernieuwbare bronnen" (nrs. 1713 en 1714)
- mevrouw Thérèse
Snoy et d'Oppuers aan de minister van Klimaat en Energie over
"de herkomst van de biobrandstoffen vermeld in het nationaal actieplan
hernieuwbare energie" (nr. 1415)
- M. Peter Logghe au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le plan belge pour les énergies renouvelables" (n° 1419)
- M. Willem-Frederik Schiltz au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le plan d'action énergies renouvelables de la Belgique" (n° 1458)
- M. Joseph George au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le plan national adopté en matière d'énergie renouvelable" (n°s 1713 et 1714)
- Mme Thérèse Snoy
et d'Oppuers au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la provenance
des biocarburants dont il est question dans le Plan d'action national en
matière d'énergies renouvelables" (n° 1415)
06.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik zal de opmerkingen over communautaire onderhandelingen die maar niet willen vlotten, niet herhalen. Het feit is dat het Belgisch plan voor hernieuwbare energie eigenlijk zes maanden geleden al bij de Europese Commissie moest zijn ingediend. Pas nu, helemaal aan het einde van het Belgisch voorzitterschap, werd het ingediend. Als we de pers mogen geloven zou het heel weinig nieuwe maatregelen bevatten. Blijkbaar zou het alleen bestaan uit een opsomming van reeds voorheen bekende maatregelen. Daarbij rijst natuurlijk de vraag waar de visie van de Belgische regering op hernieuwbare energie blijft. Is er überhaupt sprake van een visie?
Ik zou u enkele concrete vragen willen voorleggen. Het is bijzonder jammer dat het plan nu pas werd ingediend. Wat zijn de verklaringen hiervoor? Welke indruk maakt men als voorzitter van de Europese Unie wanneer men het plan waarvoor men andere landen oplegt om het binnen een bepaalde termijn in te dienen, zelf niet binnen de gestelde termijnen inlevert?
Welke nieuwe maatregelen bevat het plan? Welke duidelijke toekomstvisie wordt hierin meegedeeld? Kunnen wij een kopie krijgen van dit Belgisch plan?
Wordt niet bijna alle hernieuwbare energie in uw plan uit biobrandstof gehaald? Hoe is dat te verzoenen met het steeds sterker wordende verzet tegen biobrandstoffen wegens niet veilig en niet zuiver genoeg?
Hoe moet het verder? Op welke manier wordt het plan verder uitgewerkt? Lopen wij niet het gevaar om op Europees vlak hopeloos achterop te hinken? We zijn trouwens al goed bezig. Lopen wij niet het gevaar om achter te blijven op het vlak van uitwerking en implementatie?
06.02 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de minister, ik sluit mij deels aan bij de vaststellingen van de heer Logghe, onder andere dat het Belgisch actieplan voor hernieuwbare energie vooral gericht is op biobrandstoffen en elektrische voertuigen. Opvallend daarbij is dat de inschatting van het toekomstig energieverbruik geen rekening houdt met besparingen. Zoals u daarnet op mijn vorige vraag antwoordde, vormen energie-efficiëntie en energiebesparing net het segment in de trias energetica waarin er nog enorm veel te realiseren is, zonder te botsen op enorme structurele euvels.
Die opsomming van bestaande beleidsmaatregelen, waartoe het plan zich zou beperken, hoeven wij niet alleen in de pers te vernemen, mijnheer Logghe. Als men het actieplan leest – wat ik heb gedaan – stelt men inderdaad vast dat er niets nieuws onder de zon is, zelfs geen zonnepanelen.
Het beleidsplan is – zo stel ik van bovenaf vast – alleszins geen figment of your imagination, maar is intelligent bedacht en bouwt voort op wat er is. Het komt zo uit de koker van een administratie, van uzelf of van uw briljante medewerkers. Het valt op hoe weinig consultatie van het middenveld er is gebeurd.
Ik grijp nogmaals terug naar de energiebesparing. Wij hebben het nu toch over het nationale actieplan hernieuwbare energie, dat door de brede maatschappij moet worden gedragen. Ik denk dat zo’n plan aan efficiëntie kan winnen, als er een sterke dialoog is met de betrokken organisaties, zoals bouworganisaties, transportorganisaties en milieubewegingen.
Mijnheer de minister, waarom wordt ervoor geopteerd de doelstelling van 13 % hernieuwbare energie vooral via samenwerkingsmechanismen te realiseren? België hoeft dat niet alleen te doen. Men kan een aantal projecten realiseren om die 13 % te halen.
Voor de energiegewassen zijn wij al aan de tweede generatie. Wegens de hoogst aberrante uitwassen van de eerste generatie was er van duurzaamheid totaal geen sprake. Veel landbouwgewassen moesten immers verdwijnen om de meer winstgevende energiegewassen te telen. Wat is het aandeel van de energiegewassen, de biobrandstoffen, in het actieplan? En vooral, waar moeten die biobrandstoffen dan worden geproduceerd, in België, Europa of buiten Europa?
Ik merk ook op dat in het nationaal plan geen exacte nationale doelstellingen worden vastgelegd voor elektrische wagens. Kunt u daarbij een woordje uitleg geven?
Kunt u ons meer exacte details geven over de inschatting van het verbruik en de energiebesparing?
Waarom bent u niet ambitieuzer geweest en hebt u niet enkele stappen verder gezet dan de loutere opsomming van de beleidsmaatregelen die wij al uit vorige beleidsverklaringen en actieplannen hebben gehaald?
Waarom is de consultatie van het middenveld zo beperkt gebleven?
Ten slotte, waarom wordt enkel Elia verantwoordelijk gesteld voor de aanpassing van het netwerk, terwijl de distributienetbeheerders ook een belangrijk aandeel in het geheel op zich nemen en zelfs de energieleveranciers in grote mate bepalen welke energie in ons land zal worden geleverd?
De voorzitter: Collega’s, ik wil u er even aan helpen denken dat de spreektijd om een vraag te stellen, twee minuten bedraagt.
06.03 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, een complexe materie vraagt soms een extra woordje uitleg.
De voorzitter: Het zou misschien verbazend kort kunnen zijn.
06.04 Joseph George (cdH): Monsieur le ministre, le plan national a été adopté, on vient d’en parler. Dans ce plan, il apparaît que si, lors d'un rapport intermédiaire, on constate que les objectifs ne sont pas atteints, on pourrait faire appel à des mécanismes de coopération.
Mes questions sont les suivantes: la répartition des fonds et des régions n’a semble-t-il pas été défini; c’est pourtant un des éléments clefs! Qu’en est-il? Les mécanismes de coopération pourront-ils être utilisés avant l’élaboration du rapport intermédiaire dont il est question ou après celui-ci? À quel horizon voyez-vous ce rapport intermédiaire? Qu’en est-il des biocarburants et notamment de ceux qui respectent les critères de durabilité les plus stricts? Enfin, pourquoi la répartition de l’effort n’a-t-elle pas pu être tranchée à ce stade? Je vous remercie.
La présidente: Mme Snoy a demandé de joindre sa question à celle-ci, mais le cabinet a décidé qu’il s’agissait là d’une autre matière.
06.05 Paul Magnette, ministre: Je n’ai pas de problème à la joindre, mais celle de Mme Snoy a été jointe à une autre question de M. Logghe sur les biocarburants dans l’aviation. La manière dont on a construit la réponse, à partir du moment où il avait été décidé de les joindre de cette façon, fait qu’il est un peu difficile de couper. Mais si M. Logghe veut ajouter les avions, alors on fait les cinq d’un coup.
06.06 Peter Logghe (VB): (…) Ik heb mijn vraag laten omzetten in een schriftelijke vraag.
De voorzitter: Mevrouw Snoy stelt nu haar vraag en u luistert straks naar het antwoord.
06.07 Peter Logghe (VB): Het is precies mijn eigen vrouw die ik hoor spreken.
06.08 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, monsieur le ministre, je me suis permise d'insister car, en écoutant mes collègues, je me suis rendu compte que ma question rejoignait leurs préoccupations en ce qui concerne les biocarburants dont il est question dans le Plan d'action national en matière d'énergies renouvelables.
Je vais essayer d'être brève, étant donné que nous avons déjà parlé de ce Plan. Monsieur le ministre, quel est l'objectif poursuivi par la Belgique en matière de biocarburants, de production et de sources d'énergies renouvelables pour le transport? Si j'ai bien compris, cela tourne autour des 10 % en 2020. Toutefois, comme le Plan compte plusieurs tableaux, je serais contente que vous puissiez clarifier ces chiffres
Les biocarburants seront-ils produits en Belgique ou non? Devra-t-on compter sur des importations de pays étrangers, comme les pays d'Afrique ou d'Amérique latine? Dans l'affirmative, y a-t-il des limites? Lesquelles? Quel sera l'impact sur les productions alimentaires et l'affectation des terres? Je sais que des critères de certification de développement durable ont été adoptés à la fois dans notre loi nationale et dans la directive européenne.
Je cite dans ma question un rapport de ValBiom. Depuis le dépôt de ma question est intervenue une étude du CETRI que vous avez d'ailleurs commandée, monsieur le ministre, et qui a été rendue publique vendredi dernier. Celle-ci est très critique et négative pour ce qui est de l'objectif européen et de l'impact de cet objectif sur les cultures alimentaires, les droits sociaux et même les droits de l'homme dans les pays du Sud.
Au niveau du plan concernant les sources d'énergie renouvelable, nous devons donc nous attacher à nous fixer un objectif réaliste en matière de biocarburants et faire appel à nos propres ressources plutôt que d'importer la matière première végétale.
Êtes-vous d'accord avec moi pour dire que l'importation de biomasses sous forme de matières premières est coûteuse, qu'elle entre inévitablement en concurrence avec la production alimentaire locale et qu'elle contribue à la déforestation?
Par ailleurs, si on importe du biodiesel brésilien, cela ne risque-t-il pas de mettre en difficulté nos propres unités de production? Comment comptez-vous résoudre cette quadrature du cercle?
06.09 Minister Paul Magnette: Mevrouw de voorzitter, collega’s, ik heb reeds meermaals de gelegenheid gehad om hierover uitleg te geven.
Het laattijdig bezorgen van het plan is het gevolg van besprekingen die nog dienden te worden gevoerd tussen de Gewesten betreffende de graad van terughoudendheid die men aan de dag moest leggen om zich op flexibele mechanismen te beroepen.
Het plan dat de gegevens van elke deelnemende partij samenvoegt en de indicatieve trajecten aanduidt voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie, is beschikbaar op de site van de FOD Economie. De energiebesparingen werden in rekenschap genomen voor de verbruiksvooruitzichten.
Een geheel van raadplegingen van de sectoren heeft plaatsgevonden tijdens de opstelling van het plan. Mijnheer Schiltz, in dat stadium wensten de partijen geen grote nationale raadpleging over het plan.
Er zullen gewestplannen worden opgesteld wanneer de te realiseren doelstellingen zullen zijn verdeeld.
België heeft zich ten bewarende titel het recht voorbehouden zich op flexibele mechanismen te beroepen ten belope van 0,5 % in het forecast document, dat in december 2009 werd ingediend. Het geheel der Gewesten bevoorrecht evenwel het feit dat de 13 % intern moet worden bereikt.
De uitstippeling van de manier waarop elke deelstaat bovenop de bestaande maatregelen zijn eigen traject zal verwezenlijken, zal optreden op het einde van de verdeling van de inspanningen.
De verdeling van de inspanningen, de burden sharing, zal niet kunnen worden afgerond, zolang de federale regering in lopende zaken is. De verbintenissen van elke deelstaat zullen dan in een samenwerkingsakkoord moeten worden ingevuld. Ondertussen maakt eenieder werk van de inwerkingtreding van maatregelen die gunstig zijn voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie.
Afgezien van het plan dragen de technologieën inzake hernieuwbare energie bij tot de oprichting van markten en innovatie in ons land. Niets laat vermoeden dat ons land achteraan bengelt op dat niveau.
Een verslag over de verwezenlijkte vooruitgang moet aan de Commissie op 31 december 2011 worden bezorgd. Een gelijkaardig verslag dient vervolgens om de twee jaar te worden verwezenlijkt. Dat verslag zal dan de gelegenheid zijn om het plan bij te sturen als de uitvoering van bepaalde maatregelen niet bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen.
Met betrekking tot het vervoer is het plan in overeenkomst met de eisen van de richtlijn, die een doelstelling van 10 % hernieuwbare energie vooropstelt voor vervoer in 2020.
In 2020 zal het grootste deel van het transport op hernieuwbare energie verzekerd worden door de huidige biobrandstoffen: biodiesel 698 ktep en bio-ethanol 91 ktep. De biobrandstoffen van de tweede generatie zullen verschijnen vanaf 2016 om de huidige biobrandstoffen geleidelijk te vervangen.
Het gaat om een hoeveelheid die wordt geschat op 127 ktep. Elektrisch vervoer zal eveneens bijdragen. De hernieuwbare elektriciteit die bij de spoorwegen wordt aangewend, zal tussen 2010 en 2020 verdubbelen om 56 ktep te bereiken, terwijl op de wegen de bijdrage van de elektrische wagens vanaf 2015 voelbaar zal zijn en constant zal toenemen om tegen 2020 42 ktep te bereiken.
Pour ce qui est de la fiabilité des biocarburants, la directive prévoit que seuls les biocarburants se conformant à des critères de durabilité stricts seront employés. Comme vous le savez, madame Snoy, l'approvisionnement en biocarburants doit néanmoins respecter les règles du marché. Il n'est pas permis de lier l'utilisation de ceux-ci à leur origine. En théorie, les capacités de production de biocarburants en Belgique sont suffisantes pour assurer l'approvisionnement nécessaire pour atteindre notre objectif.
La question concernant la manière dont le changement d'affectation des terres doit être pris en compte dans le critère de durabilité est, quant à lui, en discussion, au niveau européen. Vous savez qu'il y a un double débat. Tout d'abord, il y a un débat sur l'effet véritablement bénéfique en termes de gain de gaz à effet de serre qui doit être calculé sur l'ensemble du cycle du champ à la roue, comme on dit.
Cela signifie que c’est toute la chaîne qui doit être considérée et, selon que les cultures prennent la place de forêts, de prairies ou de tourbières, le bilan des gaz à effet de serre peut devenir plus important. C’est la raison pour laquelle la directive insiste sur ces critères et fixe une méthodologie harmonisée du calcul des bilans CO2 des carburants. Le choix du type de biomasse permet de réduire plus ou moins les efforts et des réductions de l’ordre de 40 à 80 % constituent des signaux importants pour les nouvelles technologies, l’éco-innovation et les investissements.
Aujourd’hui, l’objectif pour la Belgique est de respecter les 4 % de biocarburants dans les carburants en général. La loi du 22 juillet 2009 fixe ce pourcentage. J’ai demandé à mon administration d’évaluer la loi et, selon les résultats, je proposerai, si cela paraît soutenable, de relever ce pourcentage. Jusqu’au 30 septembre 2013, les volumes produits dans le cadre des quotas fixés dans la loi du 10 juin 2006 sont garantis. Donc, la question de l’importation ne se pose pas jusque-là.
Pour le reste, nous attendons l’évaluation de la Commission qui présentera un rapport au Parlement et au Conseil européens, relatif à l’incidence de l’augmentation de la demande en biocarburant sur la viabilité sociale dans la Communauté et dans les pays tiers et à l’incidence de la politique communautaire sur la disponibilité des denrées alimentaires à un prix abordable, en particulier pour les populations des pays en développement. Mais c’est précisément pour tirer les sonnettes et les signaux en temps utile que j’ai commandé cette étude, que je l’ai rendue publique et que j’ai organisé un débat sur ce sujet, encore cette semaine, de manière à maintenir le niveau d’attention au plan européen le plus haut possible, puisque nous avons des critères de durabilité pour la biomasse liquide mais pas encore pour la biomasse solide.
Là aussi, avec mes collègues du Benelux, rejoints depuis lors par le Royaume-Uni et le Portugal, nous avons porté le débat au niveau européen mais il faut continuer d’exercer d’amicales pressions, mais fermes, à l’égard de la Commission pour que ce dossier reste en haut dans l’agenda, puisque nous savons effectivement que les risques pour les pays en développement et pour le prix des denrées alimentaires sont des risques tout à fait considérables, sans oublier les risques de perte en biodiversité, d’érosion des sols, etc.
C’est un sujet sur lequel, tout en promouvant les technologies, nous devons nous assurer qu’il n’y ait pas d’effets pervers majeurs et c’est ce à quoi nous veillons. Jusqu’en 2012-2013, la question ne se pose pas. À ce moment-là, elle se posera éventuellement. Prenant deux ou trois ans d’avance, nous attirons l’attention de la Commission.
Ten slotte, met betrekking tot de toewijzing van het ontwikkelingsplan van Elia aan het plan voor hernieuwbare energie, dienen wij eraan te herinneren dat Elia verantwoordelijk is voor het vervoernet van elektriciteit en reeds een intelligente werking van dit net verzekert. De Gewesten zijn bevoegd inzake distributie.
Het schema voor het aannemen van het ontwikkelingsplan van Elia is gebaseerd op overleg. Het advies van de CREG is niet dwingend, maar het is van belang dat de verschillende actoren uit de sector een samenhangende strategie zouden hebben die in overeenstemming is met wat in het beleid voorrang geniet. Indien een van de punten van het plan een debat zou openen, zou zodoende niets verhinderen dat het plan zou worden aangenomen, noch dat de overlegvormen over de problematische kwestie zouden worden voortgezet.
06.10 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik heb antwoorden op een aantal vragen. Ik heb u gevraagd wanneer de zaak wordt geïmplementeerd. Ik verneem nu dat de verdeling van de inspanningen tussen de Gewesten eigenlijk pas zal kunnen als er een federale regering op poten staat. Dat is nog eventjes wachten, denk ik. Ik verneem ook van u dat u in elk geval van plan bent om het aandeel biobrandstof te laten verhogen.
Er blijven nog vragen open inzake de vaste biomassa. Dat is voldoende om nog een aantal keren te interveniëren in deze commissie.
06.11 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de minister, het is voor mij wel opvallend dat u zegt dat de middenveldorganisaties, of de vakorganisaties desgewenst, niet geïnteresseerd waren in een nationale consultatie. Dan rest ons alleen de mogelijkheid om die organisaties wat aan te porren om wel een dergelijke open dialoog te voeren, want volgens mij is die cruciaal.
U hebt ook kort verwezen naar de biobrandstof en de biomassa. Nog recent is gebleken hoe de iets minder doordachte subsidiëringsmechanismen rond biomassa ervoor gezorgd hebben dat er hele industrieën ontstaan, maar ook dat er andere instorten. Zo begint de handel in houtpellets serieus in te vreten op de duurzaamheidscriteria die toch ook in een dergelijk actieplan vervat moeten zijn.
Samenvattend, ik ben wel tevreden met een aantal punten die u hebt aangehaald in uw antwoord. Ik vind het ook zeer fijn te vernemen dat België de Europese agenda tracht te bepalen om dat thema hoog op de agenda te behouden.
Niettemin hoop ik de komende jaren een actieplan te mogen zien van de minister van Energie, dat doorgedreven duurzaamheidscriteria zal implementeren, van het gewas tot aan het wiel, zoals u zegt over biobrandstoffen, maar dat ook in andere energieproductievormen essentieel zal blijken te zijn.
06.12 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, merci pour votre réponse que je relirai attentivement. Je pense que la meilleure réponse, c'est d'abord de réduire nos émissions dues à la problématique des transports.
Cette anticipation de l'objectif de 10 % est déjà présente. Vous parlez de 2012 et de 2013, mais c'est plutôt maintenant qu'il y a un effet d'anticipation et de développement de ces cultures-là dans les pays du Sud. Le seul moyen de s'en sortir, c'est par la réduction de nos émissions. Il faut encourager une offre européenne de matières premières qui se fasse de façon compatible avec les normes environnementales, qu'on pousse maintenant assez bien dans l'agriculture.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- de heer Peter Logghe aan de minister van Klimaat en Energie over "het saneringsfonds voor stookolietanks" (nr. 1461)
- mevrouw Liesbeth Van der Auwera aan de minister van Klimaat en Energie over "de oprichting van het fonds voor particuliere stookolietanks" (nr. 1747)
- de heer Bert Wollants aan de minister van Klimaat en Energie over "het fonds voor stookolietanks" (nr. 1768)
- M. Peter Logghe au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le fonds d'assainissement des citernes à mazout" (n° 1461)
- Mme Liesbeth Van der Auwera au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la création du fonds pour les citernes à mazout des particuliers" (n° 1747)
- M. Bert Wollants au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le fonds pour les citernes à mazout" (n° 1768)
07.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, in 2000 werd voorzien in het oprichten van een saneringsfonds voor stookolietanks. In 2007 zat de oprichting en de uitwerking hiervan in het slop wegens discussies tussen de federale overheid en de Gewesten.
Er was overleg met de petroleumsector met als doel verzekeringsproducten te ontwikkelen die de saneringskosten zouden dekken in geval van toekomstige vervuiling die plaatsvindt nadat de tank lekvrij en de site niet vervuild werden bevonden, met respect voor de wettelijke controlevereisten.
Alle besprekingen hebben geleid tot een gemeenschappelijk voorstel van de petroleum- en de verzekeringssector aan de federale overheid. Een samenwerkingsakkoord tussen de Gewesten en de federale overheid moet nu worden uitgewerkt. Het moest eigenlijk al een tijdje geleden zijn uitgewerkt.
Vervolgens zou dat ontwerpakkoord met de verzekerings- en petroleumsector worden besproken. De vraag is of men in het licht van de wateroverlast van eind november tot een oplossing kan of zal komen. Wat is de stand van zaken in dit dossier?
Hoever staan de besprekingen in dit dossier? Wanneer worden de besprekingen met een akkoord afgesloten? Wanneer wordt dit saneringsfonds voor stookolietanks geïmplementeerd?
Quid met de ondergelopen mazouttanks? Via de ontluchtingsleiding is in veel mazouttanks water binnengelopen. Wordt dit gedekt door de verzekeringsmaatschappijen? Ik heb daarbij mijn twijfels.
Volgens experts zit het probleem in het feit dat het water dat in de tanks is binnengekomen naar de bodem zakt, waar de aanzuigleiding zit. Het water moet dus uit de tanks worden verwijderd, maar om bezoedeling met mazout te voorkomen, mag het niet in de riolering worden gepompt en moet het worden gesaneerd.
Wie zal opdraaien voor de sanering van dat water? Gebeurt dat via het Rampenfonds of via de verzekeringsmaatschappijen?
07.02 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mijnheer de minister, ik sluit mij aan bij de vragen van collega Logghe.
U hebt in 2008 een particulier stookoliefonds aangekondigd. Wij zijn twee jaar verder en dat fonds is er nog altijd niet.
De Belgische Petroleum Federatie en Assuralia hebben in 2009 een gemeenschappelijk voorstel gedaan aan de federale overheid en er zou een samenwerkingsovereenkomst worden gesloten tussen de federale overheid en de Gewesten.
Mijnheer de minister, ik heb de volgende vragen. Welke initiatieven hebt u het afgelopen jaar genomen om dit fonds op te richten? Zijn er knelpunten in dat dossier? Welke initiatieven plant u om uit de impasse te geraken? Wanneer verwacht u een oplossing? Wat is de timing?
07.03 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb voor een deel dezelfde vragen, al gaan sommige van mijn vragen een beetje de andere richting uit. Ik had verwacht dat de heer Logghe ook die richting zou uitgaan.
Bovenop wat de collega’s al hebben gezegd, voorziet het Vlaams regeerakkoord dat wanneer er in 2010 geen federaal stookoliefonds is, zij zelf zullen overgaan tot de oprichting van een regionaal stookoliefonds. We zijn nu al een hele tijd bezig met die oprichting.
(…): …
07.04 Bert Wollants (N-VA): Bij mijn weten gaat minister Schauvliege akkoord met dat standpunt. Zij is de bevoegde minister, dus ik denk niet dat er een probleem zal zijn.
We zijn een hele tijd bezig. Wat is de stand van zaken? Is er, zoals het letterlijk in het regeerakkoord staat in Vlaanderen, een uitzicht op de oprichting van het stookoliefonds op korte termijn? Zijn er concrete engagementen van de sector, de deelstaten, de federale overheid? Steunt u het engagement van de Vlaamse regering om uit deze impasse te geraken? Denkt u dat het initiatief nu bij de deelstaten ligt?
Wij hebben vorige week in de plenaire vergadering gezien dat wij bij het Verdrag over de Rijn- en binnenvaart een samenwerkingsakkoord hebben goedgekeurd, unaniem zelfs, dat bepaalt dat de Gewesten een bijdrage kunnen heffen op fossiele brandstoffen en daarmee bepaalde milieukosten kunnen laten dragen.
Meent u, met die vaststelling in het achterhoofd en aangezien die manier van werken zo ruim wordt gesteund, dat de federale overheid dan in dit dossier nog een grote rol te spelen heeft? Is het dan niet aan de Gewesten om hier werk van te maken?
07.05 Minister Paul Magnette: Mevrouw de voorzitter, collega’s, na een jaar wachten op een gezamenlijk voorstel van de aardoliesector en de verzekeringssector heeft in januari 2010 op mijn kabinet een vergadering plaatsgevonden waarop dit voorstel werd toegelicht. Op basis van die bespreking zou de sector een meer concreet voorstel uitwerken, onder andere rekening houdend met de gewestelijke reglementeringen en bevoegdheden.
Het idee was een federaal fonds op te richten, gespijsd door een bijdrage vanwege de stookoliegebruikers, gekoppeld aan een uitbreiding van de verzekeringspolissen en een samenwerkingsakkoord met de Gewesten, die het technisch luik van de milieusanering op zich zouden nemen. Het engagement van de betrokkenen om het dossier af te werken was reeds vrij ver gevorderd, maar door het ontslag van de regering is dit niet doorgegaan.
Principieel zie ik er geen probleem in dat thans stappen buiten de regering zouden genomen worden, zoals de noodzakelijke aanpassingen van de verzekeringspolissen of bijvoorbeeld een sensibiliseringscampagne voor een preventiedichtheidscontrole van de stookolietanks door de sector.
Zoals de heer Wollants aangeeft, kunnen ook de Gewesten bepaalde initiatieven nemen, maar die dienen wel geplaatst te worden in de meer algemene context van de gesprekken over een verdere regionalisering. Het probleem ligt immers in de manier waarop het spijzen van het fonds zou gebeuren. Vooreerst is het heffen van een bijkomende belasting op de stookolieprijs een federale materie. Een mogelijke regionalisering daarvan is bovendien administratief en logistiek niet eenvoudig te realiseren door de petroleumsector.
Wat het probleem betreft van ondergelopen stookolietanks, moet ik verwijzen naar de verantwoordelijkheid van de eigenaar, waarbij dergelijke schade al dan niet door zijn verzekering gedekt is. Een mogelijke bijkomende vergoeding is afhankelijk van de omstandigheden van het onderlopen van de tank. Als dit gebeurd is ten gevolge van een erkende calamiteit zou de eigenaar via het Rampenfonds een vergoeding kunnen verkrijgen indien zijn verzekering dit niet heeft gedekt.
07.06 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, vooral het laatste deel van uw antwoord heeft mijn aandacht getrokken.
Ik neem er ook nota van dat men eigenlijk al vrij ver gevorderd was in de onderhandelingen en dat het ontslag van de regering ook hier roet in het eten heeft gegooid.
U merkt op dat een deel van de oplossing misschien ligt in het uitbreiden van de brandpolissen. Ik wil u er toch opmerkzaam op maken dat de statistiek van de brandpolissen voor particulieren in de laatste vijf of zes jaar verslechterd is. Nu zitten wij met een verhouding schade/premie van 70 %. Dat zal u misschien niets zeggen, maar dat betekent 70 % schade voor 100 % premie. Onder de resterende 30 % valt dan nog de commissie van de makelaar die eigenlijk al 30 % van de 100 % uitmaakt. Dan moet men ook nog de interne kosten van de verzekeringsmaatschappij rekenen. Ik wil maar zeggen, ik wens u veel geluk met de onderhandelingen met de verzekeringsmaatschappijen. Dit zal geen eenvoudige zaak worden. Zij dreigen nu al met premieverhogingen voor de brandverzekering voor particulieren, omdat zij nu al niet toekomen om de schade te betalen. Als dit er nog eens bijkomt, dan is dat een fundamentele uitbreiding van de polis.
Nogmaals, ik wens u veel geluk en ik ben zeer benieuwd naar de eerste resultaten van uw onderhoud met de sector.
07.07 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mijnheer de minister, ik noteer vooral dat u zegt dat als Vlaams minister Schauvliege ermee akkoord gaat het op regionaal niveau te regelen, men ook rekening moet houden met het verzekeringsdossier, wat uiteraard een federale materie is.
Als het principe is dat de kosten gedragen moeten worden door die twee partijen, dan kan het zijn dat een van de collega’s de komende maanden in de commissie voor het Bedrijfsleven, bijvoorbeeld wanneer het gaat om brandpolissen, zal voorstellen deze regeling uit te breiden tot stookolietanks.
Ik deel met collega Wollants de conclusie dat er dringend een nieuwe regering nodig is.
07.08 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de minister, ik onthoud vooral dat wij nog heel wat werk te doen hebben voor wij in de buurt komen van een federaal stookoliefonds. Ik veronderstel dat het Vlaams Gewest op basis daarvan stappen gaat ondernemen. Uiteindelijk hebben CD&V, sp.a en N-VA op dat vlak toch een lokaal gesteund akkoord gesloten om daar dringend werk van te maken op regionaal vlak?
U zegt dat de bijdrage op stookolie federaal is. Dat staat natuurlijk haaks op wat wij vorige week beslist hebben. Daar ben ik het dus niet mee eens. Hoe ziet u dat? Vorige week hebben wij beslist dat de Gewesten op basis van het samenwerkingsakkoord verantwoordelijk zijn voor het heffen van een bijdrage op fossiele brandstoffen, om daarmee de kosten voor de verwerking van olie- en vethoudende afvalstoffen te dragen. Dat lijkt mij toch vergelijkbaar, nee?
07.09 Minister Paul Magnette: Ik moet dat verifiëren. Ik weet het niet.
07.10 Bert Wollants (N-VA): Misschien moet u dat inderdaad eens nakijken. Dat is effectief wel het geval.
Het is in dit verband ook goed rekening te houden met onder andere het advies van de Raad van State inzake het BOFAS-dossier, met name dat het innen van een heffing met als doel het nemen van maatregelen op een ander niveau – saneringskosten en dergelijke zijn gewestelijke bevoegdheden – eigenlijk niet kan.
07.11 Minister Paul Magnette: Dat het niet kan?
07.12 Bert Wollants (N-VA): Inderdaad, dat het niet kan.
07.13 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Het federaal niveau zou de heffing ook niet innen.
07.14 Bert Wollants (N-VA): Nee, maar ik hoor hier wel dat het federale niveau ervoor zou zorgen dat de heffing er kan komen.
07.15 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Het federaal niveau int zelf de heffing niet. Het gaat om het principe.
07.16 Bert Wollants (N-VA): Het gaat niet om de inning. Het gaat erom wie bevoegd is voor de heffing van die bijdrage.
07.17 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Dat maakt deel uit van het samenwerkingsakkoord.
Dit is een debat dat thuishoort in onze besprekingen over de verzekeringen. Het is niet de federale overheid die int.
07.18 Bert Wollants (N-VA): Oké, maar ik geef het mee.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
- M. Olivier Deleuze au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la mise en oeuvre de la loi du 9 février 1981 relative aux conditions d'exportation des matières et équipements nucléaires, ainsi que des données technologiques nucléaires" (n° 1571)
- Mme Catherine Fonck au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'application de la loi du 9 février 1981 relative aux conditions d'exportation des matières et équipements nucléaires, ainsi que des données technologiques nucléaires" (n° 1723)
- M. Kristof Calvo au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les licences d'exportation régionales pour les appareils de gammagraphie destinés à l'Iran" (n° 1727)
- M. Olivier Deleuze au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'exportation vers l'Iran d'un appareil de gammagraphie en 2009" (n° 1729)
- M. Peter Logghe au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les exportations d'uranium vers l'Iran" (n° 1765)
- de heer Olivier Deleuze aan de minister van Klimaat en Energie over "de tenuitvoerlegging van de wet van 9 februari 1981 houdende de voorwaarden voor export van kernmaterialen en kernuitrustingen, alsmede van technologische gegevens" (nr. 1571)
- mevrouw Catherine Fonck aan de minister van Klimaat en Energie over "de tenuitvoerlegging van de wet van 9 februari 1981 houdende de voorwaarden voor export van kernmaterialen en kernuitrustingen, alsmede van technologische gegevens" (nr. 1723)
- de heer Kristof Calvo aan de minister van Klimaat en Energie over "de regionale exportvergunningen voor de gammagrafietoestellen aan Iran" (nr. 1727)
- de heer Olivier Deleuze aan de minister van Klimaat en Energie over "de uitvoer van een gammagrafietoestel naar Iran in 2009" (nr. 1729)
- de heer Peter Logghe aan de minister van Klimaat en Energie over "uraniumuitvoer naar Iran" (nr. 1765)
08.01 Olivier Deleuze (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, monsieur le ministre, je commencerai par un bref résumé des épisodes précédents. On a appris que la CANPAN avait donné un avis négatif à l'exportation d'un appareil vers l'Iran, qui pouvait servir à des fins militaires. Vous nous avez expliqué que, le 4 juin 2009, vous aviez confirmé ce refus et que vous en aviez fait part à la firme. Ensuite, la procédure prévoyait que vous deviez également en informer la Région wallonne.
Or nous avons appris récemment au Parlement wallon que le ministre-président avait accordé ce permis sous la forme d'une attestation de non visé, voulant signifier par là que ce n'était pas du matériel visé par les règlements belges et internationaux. C'est évidemment bizarre puisque la Région wallonne elle-même avait demandé l'avis à la Commission d'avis pour la non-prolifération des armes nucléaires. Si ce n'est pas du matériel nucléaire, pourquoi a-t-elle demandé cet avis?
Au fond, ma question est simple. En accord avec la procédure que vous êtes venu nous expliquer le 17 novembre, avez-vous informé la Région wallonne de votre refus?
08.02 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de staatssecretaris, tijdens de commissie van 30 november heb ik aangekondigd dat, als u niet meer kaarten op tafel legt, wellicht hoofdstuk 4 en 5 van dit dossier zouden volgen. Ik dicht mezelf geen waarzeggerscapaciteiten toe, maar vandaag blijkt het zo te zijn. Op 17 november hebt u ook gezegd dat de vragen over de afwikkeling op regionaal niveau, op regionaal niveau moeten worden gesteld. Ecolocollega Xavier Desgain heeft dat gedaan. Het antwoord van minister-president Demotte, u welbekend, zet mij aan vandaag een aantal nieuwe vragen te stellen.
In het antwoord van minister-president Demotte lezen wij dat het Waals Gewest twee keer een exportvergunning heeft toegekend voor gammagrafietoestellen. Tijdens de vorige commissievergadering waren wij het erover eens dat zij, op basis van verslagen van de CANVEK met zeer negatieve adviezen van defensiespecialisten, van de Amerikaanse ambassade en van specialisten van Buitenlandse Zaken, zeer problematisch zijn. Toch zou het Waals Gewest daarvoor twee keer een exportvergunning hebben gegeven. Dat gebeurde zonder federale machtigingen, vermoed ik, aangezien op de CANVEK-commissievergaderingen van maart en juni 2009 die dossiers zijn besproken en toen voor gammagrafietoestellen federale machtigingen werden geweigerd. Het wordt dus bijzonder complex om te volgen. Misschien kunt u voor dit dossier een tabelletje opmaken. Het zou misschien enige duidelijkheid verschaffen. In afwachting daarvan kreeg ik graag een antwoord op mijn vragen van vandaag.
Hoe is het mogelijk dat op regionaal niveau een exportvergunning wordt afgeleverd, terwijl er geen federale machtiging is? Deze vraag is voor mij heel cruciaal: wie initieert vandaag de CANVEK-discussie? Ik lees in het antwoord van minister-president Demotte dat het bedrijf per ongeluk, "commise de bonne foi", geen federale machtiging heeft aangevraagd.
(…)
Van wie moet u die informatie krijgen? Van het Waals Gewest of van het betrokken bedrijf? Dat is vandaag een heel belangrijke vraag.
Is het negatieve advies van CANVEK, dat wij tijdens de vorige commissievergadering hebben besproken, niet gecommuniceerd?
Sinds wanneer bent u op de hoogte van de regionale exportvergunningen voor producten waarvan u zelf zegt dat zij problematisch zijn? Is dat recent gebeurd? Of hebt u dat nu ontdekt, naar aanleiding van onze vragen? Of is dat eerder gebeurd?
Hebt u het Waals Gewest geïnterpelleerd over de inbreuken?
Ik dank u alvast voor uw hopelijk omstandig en verduidelijkend antwoord. De Belgische politiek heeft nood aan een aantal verduidelijkers. Misschien kunt u die rol opnemen wat voorgelegd dossier betreft.
08.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, het voordeel van jonge collega’s voor zich te hebben, bestaat erin natuurlijk dat ze zo uitgebreid vragen stellen dat een aantal vragen al is gesteld voor men zelf aan het woord komt. Dank u, mijnheer Calvo. U bent zeer volledig geweest.
Mijnheer de minister, ik zal mij beperken tot een aantal concrete, korte vragen.
Wij hebben inderdaad vernomen dat het Waalse Gewest zijn toestemming heeft gegeven. Ik blijf zitten met een fundamentele vraag naar controle, controle en nog eens controle.
Tijdens de vorige vergadering hebben heel wat collega’s in verband met onderhavig dossier gevraagd of de overheid daar geen kanttekeningen bij heeft gemaakt toen ze vaststelde dat het gaat om bedrijven die al eens in het nieuws zijn geweest na een lek van radioactief gas. Daarop hebt u ja geantwoord.
Ik stel vast dat de Waalse overheden dat niet doen. Hoe kan dat? Hoe wordt dat in de toekomst vermeden?
U kondigde aan dat zou worden gezocht naar een procedure, waardoor dergelijke ontsporingen onmogelijk worden gemaakt. Wanneer komt men met die procedure?
Nog een fundamentele vraag voor mij: zult u het Waals Gewest voor de aflevering van de vergunning in gebreke stellen? Wat zult u concreet doen?
08.04 Paul Magnette, ministre: Il y avait encore une autre question de M. Deleuze, du 9 décembre, sur les refus depuis 2004. J’ai la réponse, donc je peux vous la donner aussi.
08.05 Olivier Deleuze (Ecolo-Groen!): J’avais demandé à la présidente. Considérez que je vous l’ai posée. Merci bien, si c’est possible.
08.06 Paul Magnette, ministre: Je vais à nouveau essayer d’être aussi complet et transparent que possible. Moi aussi, je n’espère qu’une chose c’est que cette saga se termine, puisque j’ai chaque fois tenté de donner toutes les informations que vous m’aviez demandées mais sans déborder sur ce qui relève des compétences de mes collègues régionaux. On pourra peut-être remettre tout cela dans l’ordre, monsieur Calvo, pour avoir une vision complète puisque je conçois bien qu’à certains moments, cela devient un peu confus.
Je commence avec la première question de M. Deleuze dont le sujet diffère légèrement. Elle concerne l’historique, donc ce qui a été refusé et précisément les autorisations d’exportation: le 14 septembre 2004, les composants pour une presse isostatique vers l’Inde; le même jour, des composants pour une presse isostatique à chaud vers l’Inde; le 18 novembre 2004, une presse isostatique à froid vers l’Inde; le 17 janvier 2005, une presse isostatique à chaud vers l’Iran; le 18 novembre 2005, une presse rotative pour la fabrication de pastilles de combustible nucléaire vers l’Inde; le 15 janvier 2007, des composants pour une presse rotative de graphite vers l’Iran; le 4 juin 2009, les fameux instruments de gammagraphie et les 40 000 curies d’iridium 192 vers l’Iran; le 23 juin 2010, des ailettes pour turbines à gaz vers l’Iran et le 28 septembre 2010, des ailettes pour les turbines à vapeur vers l’Iran.
En ce qui concerne le rôle des Régions dans le processus d’exportation, je rappelle simplement que, par l’arrêté royal du 5 juin 2004, qui modifie lui-même un arrêté de mai 1989 relatif aux transferts à destination des pays non dotés d’armes nucléaires, des matières nucléaires, des équipements et des données technologiques, chaque Région est observateur. Chaque Région reçoit ainsi toute invitation aux réunions de la CANPAN et toute l’information sur chaque dossier. Il n’est donc pas prévu qu’il y ait des contacts particuliers de cabinet à cabinet ou de ministre à ministre puisque les Régions sont informées en amont et reçoivent directement de la CANPAN les décisions qui la concernent.
Een gammagrafietoestel bevat een radioactieve bron, hetzij iridium-192, hetzij selenium-75, en wordt gebruikt om gebreken van lasnaden op te sporen. Het is niet onderworpen aan een vergunning, noch aan een federale machtiging. Er zijn ook geen vergunningen door het Waals Gewest afgeleverd, enkel een attest dat vermeldt dat de goederen niet onder de Europese vergunningsreglementering vallen. Het Waals Gewest heeft dus geen vergunning afgeleverd voor de gammagrafietoestellen, noch voor het verarmde uranium. Het Waals Gewest heeft enkel een attest afgeleverd voor de uitvoer van gammagrafietoestellen, omdat die toestellen niet op de exportcontrolelijsten voorkomen. Het negatieve advies van de CANVEK is gebaseerd op resolutie 1737 van de VN-Veiligheidsraad, die bepaalt dat er geen goederen mogen worden uitgevoerd of geleverd die kunnen bijdragen tot de verrijking, opwekking of productie van zwaar water op Iraans grondgebied. Gammagrafietoestellen kunnen worden gebruikt in eender welke industrie, dus ook in de verrijkingsindustrie of de industrie van de fabricage van zwaar water.
De CANVEK heeft op haar vergadering van 19 maart 2009 een negatief advies uitgesproken. Het ontwerpverslag werd gecommuniceerd aan de vertegenwoordiger van het Waals Gewest. Op de volgende vergadering op 24 april 2009 werd de uitvoer van gammagrafietoestellen opnieuw besproken. De waarnemer van het Waals Gewest was toen aanwezig. Op 4 juni 2009 werd de weigering van machtiging zowel aan de exporteur als aan de waarnemers van het Waals Gewest meegedeeld. Er was dus geen uitvoer meer van die toestellen vanaf het ogenblik dat de weigering van machtiging van de federale overheid door mij werd getekend. Pas in december 2009 werd het secretariaat van de CANVEK van het regionale attest op de hoogte gebracht en heeft ze de opmerking van de Europese Commissie met betrekking tot de aanwezigheid van uranium in de betrokken gammagrafietoestellen onder de leden verdeeld.
Persoonlijk was ik niet op de hoogte van die regionale attesten. Het Waals Gewest werd niet geïnterpelleerd over de uitvoer van de gammagrafietoestellen, omdat het op de vergadering van de CANVEK van 19 januari 2010 verklaarde dat het niet op de hoogte was van de aanwezigheid van verarmd uranium in de toestellen.
Ik ben nog steeds van mening dat het een probleem bij het bedrijf was. Inderdaad, het betrokken bedrijf heeft het nagelaten om de Belgische autoriteiten op de hoogte te stellen van verarmd uranium in de toestellen.
Verarmd uranium als afschermingsmateriaal staat onder controle krachtens de Iransancties. De uitvoer ervan naar Iran is sedert november 2008 verboden. Indien de exporteur niet meedeelt dat er verarmd uranium wordt uitgevoerd, dan is de exporteur daarvoor verantwoordelijk.
Mijn administratie heeft geen enkel document of informatie waaruit blijkt dat het Waals Gewest een vergunning heeft bezorgd voor verarmd uranium of waaruit blijkt dat het Waals Gewest op de hoogte was van de aanwezigheid van verarmd uranium in gammagrafietoestellen naar Iran.
Ik zou graag zeggen dat ik de functionering van de CANVEK al verbeterd heb, ten eerste, door de samenstelling van de interministeriële commissie, die begin 2009 hernieuwd werd en uitgebreid werd tot de douane. Daarna heb ik ook mijn verantwoordelijkheid genomen om de nodige maatregelen via de wet houdende diverse bepalingen te regelen om een clausule catch all toe te voegen.
À cet égard, comme vous le savez puisque je l’ai déjà dit, ces dispositions font l’objet d’un recours devant la Cour constitutionnelle (les fameux articles 25 et 26) et ceci, en dépit du fait qu’ils sont absolument nécessaires pour que nous respections nos engagements en matière de non-prolifération, et en dépit du fait que le Conseil d’État avait déjà dit à l’époque que le fédéral était bien compétent en la matière. Toutefois, dans tous les cas de figure, soyez assurés que nous évaluerons tous les éléments qui devraient faire l’objet de dispositifs renforçant le contrôle fédéral en la matière.
Pour résumer, en réponse à M. Deleuze, la chronologie exacte des faits est la suivante - je la reprends; c’est un peu laborieux mais c’est important pour bien s’y retrouver -:
- le 5 mars 2009, la Région wallonne demande une consultation de la CANPAN concernant l’exportation d’instruments de gammagraphie contenant une source radioactive, en l’occurrence de l’iridium 192;
- le 19 mars, deux semaines plus tard, le dossier est à l’ordre du jour de la CANPAN qui émet un avis négatif.;
- le 6 avril, le secrétariat de la CANPAN transmet le projet de compte rendu de la réunion aux membres et aux observateurs des Régions;
- le 21 avril, l’avis négatif de la CANPAN est signé par sa présidence;
- le 24 avril, une seconde réunion de la CANPAN a lieu sur le sujet, en vue d’arrêter les modalités de communication de la décision aux agences internationales, en l’occurrence l’AIEA;
- et le 4 juin, je signe, comme je vous l’ai déjà indiqué, le refus d’autorisation. Le refus est transmis directement par la CANPAN à l’exportateur et à la Région wallonne.
La date du 13 mars 2009 à laquelle vous faites référence, monsieur Deleuze, ne concerne pas ici le refus d’exportation d’appareils de gammagraphie, mais la date à laquelle je me suis porté partie civile dans le dossier sur le zirconium.
Mme Fonck n’est pas là, sinon je lui aurais répondu que, depuis décembre 2007, j’ai, en tout et pour tout, délivré huit autorisations d’exportation dont je tiens la liste à disposition de qui souhaite la voir. Il n’y a, dans ces huit autorisations, aucune autorisation fédérale pour l’exportation des appareils de gammagraphie vers l’Iran et aucune autorisation de quoi que ce soit vers l’Iran. Les pays concernés sont l’Inde, l’Argentine, l’Ukraine, la Corée du sud, la Russie et les États-Unis. Je n’ai signé aucune autorisation non plus pour la société MDS Nordion, ni vers ce pays, ni vers aucun autre.
Dans le processus d’exportation lui-même, la douane ne peut laisser passer des matières ou des équipements nucléaires, sans que ceux-ci ne soient munis d’une autorisation. L’article 3 de l’arrêté royal du 12 mai 1989 relatif aux transferts à destination de pays non dotés d’armes nucléaires, des matières nucléaires, des équipements nucléaires, etc., dit clairement: "La licence ne peut être accordée qu’après que l’autorisation aura été délivrée."
Pour ce qui concerne les agents mandatés pour rechercher et constater les infractions, le texte de loi permettant leur désignation existe. C’était l’une des améliorations du système que je comptais mettre en œuvre mais la situation politique belge ne m’a pas permis de l’adopter. Cependant, ce texte est toujours envisagé dans la loi de dispositions diverses non urgentes. La CANPAN peut faire appel aux officiers de police judiciaire, à la Sûreté de l’État et aux Douanes et accises. Par ailleurs, le secrétariat de la CANPAN a déjà fait appel aussi à la Direction générale Contrôle et de médiation du SPF Économie qui dispose également d’un pouvoir d’inspection.
Chers collègues, j’espère avoir apporté tous les éléments complémentaires et reconstitué la chronologie de ce dossier qui paraît un peu compliquée mais dans lequel je confirme que je pense que la CANPAN a parfaitement fait son travail même si on peut considérer qu’il faudra, non seulement mettre en œuvre les améliorations votées dans la loi l’année dernière, mais faire en sorte, éventuellement, de renforcer le contrôle fédéral direct puisqu’il apparaît que, dans cette affaire, c’est le défaut d’information par une entreprise qui est à l’origine de l’incident.
08.07 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik heb nog een vraag ter precisering. De minister heeft in zijn enthousiasme heel veel verteld en ik heb niet alles kunnen volgen. Indien u het mij toestaat, heb ik nog drie specifieke vragen. Het zou zonde zijn het huidige debat eindeloos te rekken en volgende keer het thema opnieuw te moeten aansnijden. Ik stel in dat geval de vragen liever nu.
Mijnheer de minister, u hebt een heel exacte, concrete timing van de federale agenda gegeven voor de twee dossiers waarvan sprake. U hebt echter niet duidelijk gemaakt of de exportvergunningen die op het niveau van het Waals Gewest zijn toegekend en waarover het antwoord van de heer Demotte niet heel erg duidelijk is, achteraf zijn afgeleverd.
Hebben de bedoelde exportvergunningen of “attestations non visées” nog plaatsgevonden na de eerste beraadslaging van de CANVEK op 19 maart 2010?
Ten tweede, mijnheer de minister, terwijl u de informatie van vorige vraag even opzoekt, stel ik u de volgende vraag. U hebt voorlopig geen antwoord gegeven op mijn heel belangrijke vraag, met name wie de CANVEK-discussie initieert. U antwoordt dat de CANVEK-discussie er komt na de informatie van het Gewest, terwijl de heer Demotte oppert dat de CANVEK-discussie er komt na een rechtstreekse vraag van het bedrijf. Het is het een of het ander.
Ten derde, u antwoordt dat een en ander uw bevoegdheid niet is. Gammagrafietoestellen zijn geen federale bevoegdheid op het moment dat u niet weet dat ze verarmd uranium bevatten. Hoe verklaart u dat er beraadslagingen van de CANVEK hebben plaatsgevonden, waarbij uiteindelijk de machtiging is geweigerd? U beweert dat de kwestie geen federale bevoegdheid is. Waarom zou de CANVEK zich dan over het dossier uitspreken?
Voor mij is de zaak wel een federale bevoegdheid. Het is tenslotte de hele discussie waar het om gaat, met name de catch all clausule. Alle zaken met nucleaire doeleinden, zoals gammagrafietoestellen, worden op de CANVEK besproken.
Mijnheer de minister, indien u mij op de drie voorgaande vragen een duidelijk antwoord kunt geven, is het misschien het laatste commissiedebat dat wij over het bewuste dossier voeren.
Ik herhaal. De eerste vraag is of de exportvergunningen na de eerste CANVEK-beraadslaging hebben plaatsgevonden.
De tweede vraag is wie de CANVEK-discussie initieert. Is dat het Waals Gewest of het bedrijf?
Ten derde, over de gammagrafietoestellen zegt u in uw antwoord dat de federale overheid ter zake niet bevoegd is en dat het Waals Gewest derhalve een attest kan afleveren. Ik betwist dat. Waarom zou de CANVEK zich nadien immers wel over het materiaal uitspreken? Waarom heeft de CANVEK de machtiging, eerst in maart 2010 en daarna in juni 2010, alsnog geweigerd?
De catch all clausule en alles met nucleaire doeleinden moet volgens mij op de CANVEK worden besproken. De bevoegdheid wordt door het Vlaams Gewest betwist, maar het advies wordt in het voorliggende dossier niet door het Waals Gewest gevolgd.
08.08 Paul Magnette, ministre: Je vérifie parce que c'est compliqué dans toutes ces dates. Mais si je vois bien, ce ne sont pas des autorisations de la Région wallonne, je le confirme bien, ce sont des attestions qui sont antérieures à celles du 5 mars. La date du 5 mars est la première date à laquelle la CANPAN prend connaissance de la situation. Elles sont antérieures et pas postérieures. Par contre, le 5 mars, quand la CANPAN prend connaissance du dossier, c'est parce que la Région wallonne la consulte sur la question de l'exportation de ces instruments de gammagraphie qui consomment une source radioactive. À ma connaissance, c'est bien par consultation de la Région et non pas d'un contact direct de l'entreprise que la CANPAN est informée.
Je crois que ceci répond par la même occasion à
votre troisième question, si je l'ai bien comprise, puisque vous dites:
"Pourquoi est-ce qu'ils donnent une attestation?" "Waarom…"
08.09 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): U zegt dat er een attest kan afgeleverd worden door het Waals Gewest voor gammagrafietoestellen, omdat ze niet in de lijst voorkomen, die tot de federale bevoegdheid behoort. Dat hebt u daarnet gezegd.
Waarom zou er dan in godsnaam ooit een discussie hebben plaatsgevonden in de CANVEK over dezelfde gammagrafietoestellen? Waarom is er dan in maart en juni een machtiging geweigerd door het federale niveau als zij, zoals u gezegd hebt, niet bevoegd is voor die toestellen? Het is mijn overtuiging dat ze wel bevoegd is, omdat de toestellen een nucleaire doeleinde hebben. Het is het ene of het andere, mijnheer de minister. U kunt niet naar het Grondwettelijk Hof stappen om te zeggen dat het een federale bevoegdheid is, waarover u zich moet kunnen uitspreken, en tegelijkertijd stellen dat het normaal is dat het Waals Gewest die vergunningen aflevert, omdat u daarover niets te vertellen zou hebben. Het is het ene of het andere.
08.10 Paul Magnette, ministre: À nouveau, j'essaye de vous répondre le plus précisément mais sans pouvoir répondre à la place du niveau de pouvoir concerné. De ce que nous avons compris de l'ensemble de la reconstitution des événements à la CANPAN, celle-ci est saisie le 5 mars 2009 par la Région qui, effectivement, ne devrait pas. À partir du moment où la Région considère qu'elle a à donner une attestation et pas une autorisation parce que ce n'est pas sur la liste des produits concernés par l'exportation, elle n'est pas tenue de saisir la CANPAN mais elle la consulte quand même. C'est cela qui enclenche toute la procédure puisque c'est dans le cadre de l'analyse de ce dossier qu'on s'aperçoit que, certes, le produit ne pose pas de problèmes mais que son emballage, lui, contient de l'uranium appauvri. Je vous réponds ce que je peux vous répondre. Le 5 mars, la CANPAN est saisie d'une demande de consultation par la Région et ceci bien que la Région ait délivré son attestation auparavant et qu'elle ne soit, en théorie, pas obligée de demander l'avis de la CANPAN.
08.11 Olivier Deleuze (Ecolo-Groen!): Merci bien. D'abord, ce par quoi vous avez fini. Je ne pense pas que la Région ne doit pas consulter la CANPAN parce qu'il n'y a pas d'uranium enrichi. La meilleure preuve c'est que dans le procès-verbal de la réunion de la CANPAN, il n'est nulle part fait état d'uranium enrichi et que la conclusion de la CANPAN est la suivante: "La demande d'exportation n'est pas claire. Il se peut qu'il s'agisse d'une demande d'exportation d'instruments de gammagraphie contenant de l'iridium 192 ou seulement d'iridium 192" – la CANPAN ne parle pas d'uranium appauvri. "Et de toute façon", dit la CANPAN, "la différence n'a pas d'influence sur l'avis final. Dans les deux cas, la commission donne un avis négatif." Finalement, la question de l'uranium appauvri n'est pas centrale ici, ce n'est pas de cela dont il s'agit. Il s'agit effectivement, je l'ai compris maintenant, pas tout mais il y a encore des pièces du puzzle qui se trouvent en Wallonie, du fait que la Région wallonne, d'une part, donne un permis d'exportation à du matériel – cela a été explicitement reconnu par le ministre-président de la Région wallonne: deux attestions de non visé ont été délivrées en 2008-2009 concernant l'exportation de gammamat vers l'Iran par la firme Nordion, c'est donc public – et, d'autre part, demande à la CANPAN ce qu'elle doit faire. La CANPAN dit non. Il y a là un problème mais on va aller voir de l'autre côté à quel endroit. Pour ce dossier, il y a une espèce de schizophrénie, en l'occurrence de la Région wallonne.
08.12 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik hoop dat u mijn verontwaardiging deelt. Het is mijn overtuiging dat het Waals Gewest ook zonder het verarmd uranium voor gammagrafietoestellen de CANVEK moest raadplegen voordat een of ander groen licht kon worden gegeven.
Wij hebben de verslagen van de CANVEK kunnen inkijken. Specialisten van Defensie, de Amerikaanse ambassade en specialisten van Buitenlandse Zaken zeggen duidelijk “neen” tegen de export van gammagrafietoestellen naar Iran. Ik hoop dat u die verslagen maandag op uw partijbureau aan de minister-president zult overhandigen, ze zal laten lezen en hem duidelijk zult maken dat hij een bijzonder grote fout heeft gemaakt door zulke zaken te laten exporteren naar Iran.
Mijnheer de minister, ik wil u best geloven wanneer u zegt dat u doet wat u moet doen en dat u een aantal stappen hebt proberen te zetten inzake nucleaire export. Wanneer het Vlaams Gewest de wetgeving ter zake aanvecht bij het Grondwettelijk Hof en het u zegt dat het de CANVEK niet langer zal consulteren, en wanneer anderzijds, het Waals Gewest een advies vraagt maar dat niet respecteert, dan kan ik alleen maar vaststellen dat u op papier minister bent voor nucleaire export, want tegelijkertijd exporteren andere entiteiten in ons land naar landen als Iran. Ik stel dat vandaag, hopelijk samen met u, met heel veel verontwaardiging vast in onze commissie.
08.13 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, mocht dit een kookprogramma zijn, dan zouden wij op het einde kunnen vragen wat wij vandaag hebben geleerd. Het is geen kookprogramma, maar ik heb toch een en ander geleerd. Ik hoop dat wij het allemaal hebben geleerd, tot onze scha en schande.
Ik heb van u geleerd, mijnheer de minister, dat elke partij verklaart dat zij de voorgeschreven procedure heeft gevolgd. Hier heeft niemand fouten gemaakt. Hier heeft niemand gezondigd tegen de regels, tenzij misschien het Waals Gewest dat het, ondanks het feit dat het maar een attest heeft afgeleverd, toch nodig heeft gevonden om naar de CANVEK te gaan om het dossier te laten onderzoeken. Gelukkig heeft het dat gedaan. Ondertussen is het wel gebeurd. Dat zou ons moeten doen nadenken en vlug doen ingrijpen.
U zegt dat u de regels bekijkt. Wij blijven op die manier bezig, maar ik zie weinig verandering. Ik hoop dat er geen drama gebeurt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 1606 van de heer Logghe wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
- M. Joseph George au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la décision de la Cour constitutionnelle concernant l'indépendance de la CREG" (n° 1347)
- Mme Liesbeth Van der Auwera au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'arrêt de la Cour constitutionnelle concernant l'autonomie de la CREG" (n° 1410)
- de heer Joseph George aan de minister van Klimaat en Energie over "de uitspraak van het Grondwettelijk Hof met betrekking tot de onafhankelijkheid van de CREG" (nr. 1347)
- mevrouw Liesbeth Van der Auwera aan de minister van Klimaat en Energie over "het arrest van het Grondwettelijk Hof in verband met de autonomie van de CREG" (nr. 1410)
09.01 Joseph George (cdH): Madame la présidente, monsieur le ministre, un arrêt important a été rendu le 18 novembre dernier par la Cour constitutionnelle. Il confirme que la CREG est bien une autorité administrative qui dispose d'un large pouvoir d'autonomie lequel ne serait pas compatible avec une soumission quelconque à un contrôle hiérarchique ou de tutelle. En fait, quelque part, l'arrêt préfigure le contenu de la troisième directive Électricité qui doit être transposée en droit belge. Dans une question précédente sur ce problème, vous avez indiqué qu'un projet de loi transposerait le troisième paquet Énergie avant la fin de l'année. On y est presque. Je suppose qu'en toute hypothèse, l'enseignement de la Cour constitutionnelle sera repris au vu du contenu de la troisième directive.
09.02 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mijnheer de minister, ik verwijs naar hetzelfde arrest van het Grondwettelijk Hof dat het heeft over de onafhankelijkheid van de CREG. U hebt in eerdere commissievergaderingen aangegeven dat u het ontwerp dat het derde energiepakket in nationale wetgeving zou omzetten, nog voor het einde van het jaar zou indienen. Wij zitten in lopende zaken, blijkbaar is het niet hoogdringend genoeg om het nu nog in een ontwerp te gieten. Alleszins zal in dit ontwerp met deze autonomie rekening dienen te worden gehouden.
Mijnheer de minister, de nieuwe elektriciteitsrichtlijn, artikel 35, versterkt de onafhankelijkheid van de regulerende instanties. Wordt in uw ontwerp – want u hebt gezegd dat u een ontwerp in uw lade hebt liggen en dat u dat graag aan ons zou meedelen – expliciet ingeschreven dat de CREG als instelling en haar directeurs en personeel onafhankelijk zijn van elke andere publieke of private entiteit?
In de huidige elektriciteitswet wordt bepaald dat het huishoudelijk reglement van de CREG door de Koning moet worden goedgekeurd. Om te voldoen aan de doelstelling van onafhankelijkheid zoals bepaald in de nieuwe richtlijn, dient de goedkeuring bij KB van het huishoudelijk reglement te worden opgeheven. Houdt u daarmee rekening?
De nieuwe elektriciteitsrichtlijn bepaalt ook dat de regulerende instantie juridisch onderscheiden en functioneel onafhankelijk moet zijn van elke andere publieke of particuliere identiteit. Hoe voorziet uw ontwerp in de onafhankelijkheid van beide organen?
De Koning zou ook niet langer bevoegd zijn om het bedrag van de werkingskosten van de CREG te bepalen en het ontwerp van budget goed te keuren. Is hierin ook voorzien?
Ik heb dan nog een aantal kleinere vragen aan u.
De CREG moet de voorwaarden inzake toegang en aansluiting vastleggen en doet daartoe een voorstel van KB. Voorziet u dat u of uw administratie in dit KB wijzigingen kunnen aanbrengen?
Volgens de Europese richtlijnen moet de nationale regulator de methodologie van de tarieven voor de distributie van gas en elektriciteit vastleggen en nadien toezien of de tariefvoorstellen van de operatoren hieraan voldoen. Gaat u hierin tussenbeide komen? Of gaat u die methodologie zelf bepalen?
Ten slotte, met betrekking tot de certificering van de transmissienetbeheerder, bepaalt het wetsontwerp dat u in uw lade hebt liggen, zoals reeds aangekondigd, dat de CREG hiervoor bevoegd wordt?
09.03 Paul Magnette, ministre: Madame la présidente, j'ai en effet communiqué à la Commission que le projet de loi transposant le troisième paquet dans la législation nationale serait introduit lors des groupes de travail intercabinets très prochainement, pour respecter les délais de transposition. En attendant, la CREG a envoyé ses propositions et nous en avons pris bonne note. Nous avons pris un peu plus de temps pour analyser ces textes et ajouter certaines dispositions dans la proposition que je souhaite déposer.
L'intention de la Commission européenne est en effet de renforcer l'indépendance du régulateur, ce qui sera clairement repris dans la proposition. Cela se traduit concrètement par l'indépendance du personnel, par le fait que les frais de fonctionnement et le budget seront fixés par le parlement, le gouvernement n'intervenant plus en la matière, par le fait que la CREG est la gardienne des procédures de certification et qu'elle est chargée à ce titre du contrôle continu du respect par les gestionnaires du réseau de transport de leurs exigences d'indépendance.
Voor de drie antwoorden op uw vragen een, vier en zeven kan ik melden dat zij duidelijk zijn aangegeven in het nieuwe Europese energiepakket en als zodanig ook in het wetsontwerp zullen worden opgenomen.
De algemene raad moet volgens mij behouden worden. De dubbele structuur van de CREG met een algemene raad en een onafhankelijk directiecomité ligt in de lijn van de Belgische traditie van overleg. Het is een ontmoetingspunt voor de betrokken marktspelers, het beleid, de sociale partners en ngo’s. De huidige dubbele structuur van de algemene raad is volgens mij verzoenbaar met the third package. De opdrachten en de onafhankelijkheid van de reguleringsoverheden zijn ertoe gehouden op het niveau van hun beslissingsorganen versterkt te worden.
Wat de andere vragen betreft, wens ik vooreerst aan te stippen dat een regering van lopende zaken wel bij hoogdringendheid Europese richtlijnen of verordeningen kan omzetten. Mij doel is dus een voorontwerp voor te stellen op een van de Ministerraden van januari.
La situation en rapport avec le règlement d'ordre intérieur, les conditions relatives à l'accès au réseau, la fixation de la méthode et des tarifs sont des points à analyser sur la base du contenu du troisième paquet et des jugements récents en la matière de la part de la Cour constitutionnelle et de la cour d'appel.
Le troisième paquet Énergie offre aux États membres la possibilité de conférer au régulateur, soit le pouvoir de fixer les tarifs, soit celui de fixer une méthodologie tarifaire. Dans le souci de respecter les équilibres dans le troisième paquet Énergie, mon intention à ce stade est de donner à la CREG la compétence de fixer la méthodologie du calcul des tarifs et ce, sur proposition des gestionnaires et en conformité avec les méthodes de calcul de ces tarifs arrêtées par le législateur. Un tel mécanisme permet un juste équilibre entre le contrôle législatif et l'indépendance de l'autorité de régulation.
De markten voor elektriciteit en aardgas moeten beantwoorden aan een evenwicht in de machts- en bevoegdheidsverdeling tussen de minister van Energie, de regulator van de energiemarkten en de federale overheid. Een dergelijk evenwicht is de borg voor een goede concurrentiële werking van de elektriciteits- en gasmarkten. De regering beschikt op de elektriciteits- en gasmarkten over koninklijke machten. De eerste van die koninklijke machten is de macht die verband houdt met de bevoorradingszekerheid inzake elektriciteit en aardgas. De bevoorradingszekerheid is de sluitsteen van de visie inzake het Belgische energiebeleid op middellange en lange termijn.
Indien het derde pakket energie de bevoegdheden van de reguleringsoverheden doet toenemen, met het oog op de controle van de bevoorradingszekerheid, dan neemt dat anderzijds niets weg van de eerste bevoegdheid van het beleid betreffende de fundamentele opties die verband houden met de bevoorradingszekerheid, zoals bijvoorbeeld de verwezenlijking van prospectieve studies of productietoelatingen.
09.04 Joseph George (cdH): Pas d'observations, madame la présidente.
09.05 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): La même chose pour moi.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- mevrouw Ann Vanheste aan de minister van Klimaat en Energie over "de commerciële strategie van Delta Lloyd" (nr. 1668)
- mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Klimaat en Energie over "de handelwijze van Delta Lloyd Bank" (nr. 1696)
- Mme Ann Vanheste au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la stratégie commerciale de Delta Lloyd" (n° 1668)
- Mme Karine Lalieux au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les agissements de la banque Delta Lloyd" (n° 1696)
10.01 Karine Lalieux (PS): Monsieur le ministre, selon les informations parues dans la presse le mardi 14 décembre, la banque Delta Lloyd s'apprête à exclure, pour accroître sa rentabilité, ses clients les moins fortunés; 125.000 clients seraient touchés par cette décision. Ainsi, selon toute vraisemblance, Delta Lloyd projette de se transformer d'ici fin 2011 en banque de niche pour les entreprises et les particuliers bénéficiant de gros moyens. Une plainte pour discrimination est actuellement étudiée par le Centre pour l'égalité des chances et la lutte contre le racisme.
Selon nos informations, pour être admis à présent chez Delta Lloyd, les clients de plus de 35 ans doivent avoir au moins 75 000 euros d'épargne sur leur compte et pouvoir mettre de côté 1 200, voire 1 300 euros par mois, remboursement de leur prêt compris. C'est énorme! Les moins de 35 ans doivent avoir au moins un diplôme de bachelier - sinon, vous ne pouvez pas gagner de l'argent - ou être indépendants. Ceux qui ne satisfont pas à ces conditions, à savoir la moitié de leurs clients, seront invités l'année prochaine à quitter la banque.
La décision de Delta Lloyd, si elle faisait boule de neige, risquerait fort bien d'avoir de fortes conséquences. En effet, la loi du 24 mars 2003 instaurant un service bancaire de base dispose que tout consommateur résidant en Belgique a droit à ce service de base, soit à un compte courant. Or, la loi fixe un seuil maximal de 6 000 euros pour avoir éventuellement accès au service de base. Si d'autres banques suivaient Delta Lloyd, cela signifierait donc qu'un très grand nombre de consommateurs se verraient potentiellement exclus bancaires, car ils n'auraient même pas droit au service de base.
La loi sert à protéger les plus fragiles d'entre nous. Mais elle instaure aussi, avec ce service de base, une solidarité entre les banques. Il ne faudrait pas qu'il y ait des banques pour riches, qui ont encore pignon sur rue, et des banques pour pauvres, comme le secteur bancaire voulait d'ailleurs en créer avant cette loi de 2003.
"Celui qui recherche un Aldi n'est pas à la bonne adresse chez nous", aurait dit le patron de Delta Lloyd. S'il faut avoir 75 000 euros d'épargne pour être admis, je pense que nous sommes nombreux à aller faire les courses chez Aldi! Le mépris et le cynisme sont, ici, poussés à leur paroxysme. Nous ne pouvons l'accepter.
Le passage à un système twin peaks et le renforcement du rôle de la CBFA pour plus de protection du consommateur est bien une décision fondamentale. Néanmoins, l'actualité nous montre qu'il y a des problèmes dans la protection des consommateurs et le rôle de la nouvelle CBFA. C'est pourquoi il nous paraît indispensable, je le répète depuis 2008, qu'il y ait une vraie agence de protection des consommateurs en matière bancaire. Malheureusement, nous n'y sommes pas encore arrivés. Et j'ai l'impression qu'on en est loin.
Monsieur le ministre, avez-vous saisi votre administration afin d'éclaircir la situation et d'évaluer les risques potentiels de la décision de Delta Lloyd? Si la banque persiste dans sa volonté, quelles seraient les éventuelles sanctions envisageables?
Aujourd'hui, Delta Lloyd m'a écrit pour me dire qu'on les avait mal compris. C'est habituel avec les banques, on les comprend mal! C'était la même chose avec Febelfin et leur décision concernant MasterCard: on les avait mal compris.
Avez-vous des renseignements complémentaires? Apparemment, nous avons mal compris la banque Delta Lloyd quant à ses intentions.
10.02 Paul Magnette, ministre: Madame Lalieux, j'ai été interrogé par quelques proches qui sont, comme vous, mais pas comme moi, clients de Delta Lloyd et qui ont donc reçu ce courrier.
Delta Lloyd est liée par des obligations contractuelles, comme toute institution bancaire. Un bailleur de crédit ne saurait résilier un crédit hypothécaire ou un crédit au consommateur en cours. Il doit respecter la durée contractuelle de la convention. Pour les crédits au consommateur à durée indéterminée, par exemple des crédits sur les comptes à vue, une période de résiliation de deux mois minimum à partir du 1er décembre 2010 est prévue, et ce depuis la loi du 13 juin 2010. Un même délai de résiliation est valable pour les comptes à vue. Mais, même dans ce cas, la résiliation ne peut, en vertu du droit commun, créer un quelconque dommage. Je suppose que Delta Lloyd est au courant de cela et qu'elle aura vérifié si son changement de cap commercial est conforme à ces dispositions contraignantes du droit belge de la consommation.
Par ailleurs, l'article 6 de la loi du 24 mars 2003 instituant un service bancaire de base, que vous connaissez bien, me semble clair: un organisme de crédit ne saurait refuser d'accorder ou résilier un service de base bancaire qu'en cas d'escroquerie, d'abus de confiance, de faillite frauduleuse, de faux en écriture ou de blanchiment de capitaux par le consommateur ou dans le cas où le consommateur dispose déjà d'un autre compte. La disposition d'admissibilité d'une requête en règlement collectif de dettes ne saurait constituer une raison pour refuser ou résilier un compte.
Vu le ratio legis de ladite loi, il me semble indiqué qu'un formulaire de demande soit disponible dans toutes les agences, et pas uniquement dans une agence centrale ou sur internet. J'ai compris que l'organisation de consommateurs CRIOC a introduit une plainte auprès du Centre pour l'égalité des chances à ce propos. L'administration est saisie de ce dossier et agira si la loi instituant un service bancaire de base n'était pas respectée.
Par ailleurs, vous savez sans doute que la Commission européenne réfléchit à promulguer également une directive relative au service bancaire de base. En l'espèce, le modèle belge a valeur de référence.
Voilà ce que je peux vous dire à ce stade, mais l'administration continue de suivre ce dossier de très près.
10.03 Karine Lalieux (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie de votre réponse. En effet, on devrait souhaiter que tous ceux qui ont un compte courant et qui entrent dans les conditions du service bancaire de base aillent ouvrir un compte bancaire de base parce qu'alors Delta Lloyd ne pourrait pas les exclure. Donc, ce sont les plus fragiles d'entre nous qui devraient tous aller y ouvrir un compte. Ce serait comique comme mission pour cette banque. Mais il faudrait réfléchir à un caractère plus contraignant de la loi, sur le modèle de la directive MiFID.
Ce serait nécessaire, puisque des banques veulent progressivement exclure certaines catégories de leur public, comme c'était le cas avant que ne soit mis en place ce service bancaire de base en 2000, quand les banques radiaient les clients peu rentables. C'est tout à fait inacceptable.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Theo Francken aan de minister van Klimaat en Energie over "de werkwijze van de gasleverancier Fluxys" (nr. 1643)
11 Question de M. Theo Francken au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les méthodes de travail du fournisseur de gaz Fluxys" (n° 1643)
De voorzitter: Mijnheer Francken, u bent zeker gaan joggen?
11.01 Theo Francken (N-VA): Ik ben er inderdaad nog gaan joggen, mevrouw de voorzitter, maar er is niets meer te zien, want de leidingen liggen volledig ondergronds. Er is geen personeel meer aanwezig. Daarover gaat mijn vraag echter niet.
Mijnheer de minister, ik begrijp dat u zich afvraagt waarom ik terugkom op deze zaak. Dat is omdat de ongerustheid allesbehalve weggenomen is. De ongerustheid is zelfs aangewakkerd, vooral door een artikel in Knack, dat u ongetwijfeld bekend is. Op de voorpagina van Knack stond twee weken geleden: “Gasbom onder België.” Op de binnenbladzijden stond een groot artikel waarin eigenlijk twee dingen werden gezegd.
Ten eerste, er is een geweldige ramp vermeden. Eigenlijk is door puur geluk een gigantische ramp, die veel groter had kunnen zijn dan die in Gellingen, niet gebeurd. Ten tweede, wat in Rotselaar en in Lubbeek – mijn gemeente – aan gasleidingen ligt, is enorm. Precies daar kruisen de drie grootste gasleidingen van West-Europa. Dat kruispunt ligt onder onze gemeente. Ik was natuurlijk gechoqueerd toen ik dat las. Maar, er is blijkbaar ook een incident geweest in Lubbeek, de avond daarvoor. U hebt daar kort iets over gezegd. Dit zijn mijn redenen om terug te komen op dit dossier.
Een andere reden om erop terug te komen, is dat u zei dat u wacht op een rapport dat er hopelijk zal zijn tegen het einde van het jaar, maar dat het ook langer kon duren. In de ijdele hoop dat dit rapport al aangekomen is op uw kabinet en dat uw medewerkers of uw kabinetschef het al hebben kunnen bekijken, stel ik mijn vraag. Wat was er precies aan de hand toen dat incident plaatsvond? Wat is er toen precies gebeurd?
Ten eerste, wat scheelde er precies met de gasleidingen? Is dat incident effectief verlopen zoals het in Knack stond? Hoe is het incident in Lubbeek verlopen?
Ten tweede, klopt wat in Knack stond, dat door puur toeval een ramp vermeden werd? Het gasdeksel is vertikaal verschoven. Als het deksel een klein beetje een andere wending had genomen, was er een geweldig incident gebeurd, want dan was de hele zaak ontploft. Klopt dat? Klopt het wat er op de voorpagina van Knack stond: “Gasbom onder België”? Hoe luidt de evaluatie en hoe kunnen wij dit vermijden?
Ik kan u zeggen dat wij daar echt ongerust over zijn. Het hele Hageland stond in rep en roer die dag, en blijft nog altijd zeer ongerust.
Ik blijf erbij, mijnheer de minister, dat de communicatie van Fluxys niet goed is. Men heeft nu een Bongobon rondgedeeld bij alle omwonenden.
Men kan zeggen dat het leuk en sympathiek is dat men een Bongobon krijgt.
11.02 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): (…)
11.03 Theo Francken (N-VA): Nee, ik heb er zelf geen gekregen. Het was alleen voor degenen die wonen binnen een straal van twintig meter en ik woon niet binnen die twintig meter. Maak u dus geen zorgen, mijnheer Calvo.
Ik vraag mij dan toch af wat de bedoeling is van heel die zaak, van die communicatie.
Mijnheer de minister, ik roep u op om zo snel mogelijk een brief te sturen om de opdracht te geven aan de voorzitter van de raad van bestuur van Fluxys – de heer Termont van de sp.a, de zeer aimabele burgemeester van Gent, u ongetwijfeld bekend – om nog voor de lente in elk van de gemeenten een groot informatiemoment te organiseren. Ik vraag dus heel concreet of u bereid bent om de voorzitter van de raad van bestuur van Fluxys een brief te sturen om te vragen of de heer Termont, samen met zijn raad van bestuur en met een aantal ingenieurs, bereid is om naar Lubbeek, Rotselaar en misschien ook andere gemeenten te komen om de bevolking daar eens uit te leggen hoe het zit. Dat kan eventueel samen met het gemeentebestuur. Mijn gemeenbestuur wil dat met veel plezier doen, wij ontvangen de mensen van Fluxys met open armen. Dan kan men de bewoners eens uitleggen wat daar juist ligt aan gasleidingen, van waar de leidingen komen en waar zij naartoe gaan, wat de bedoeling is en wat de aard, de functie en de werking van die gasleidingen is. Wat moeten wij doen bij nood, als er iets gebeurt waar wij bang voor zijn of als wij denken dat er iets abnormaals aan de hand is? Wat moeten wij dan doen? Wij weten het niet. De mensen van mijn gemeente en de buurgemeente weten het niet.
Mijnheer de minister, ik hoop dat u die brief wil sturen en dat er dus een informatiemoment komt. Dat is dringend nodig. Er is ongerustheid in onze gemeente en ik word daar dagelijks over aangesproken. Ik hoop dat er een initiatief kan worden genomen. Het is uiteindelijk een intercommunale van en voor de mensen, van en door verkozen politici.
11.04 Minister Paul Magnette: Mijnheer Francken, het onderzoek naar het incident door mijn administratie is momenteel nog niet afgerond. Om deze reden kan ik hierover nu nog geen verdere toelichting geven. In Lubbeek is de dag voordien enkel geluidshinder opgetreden en was er op geen enkel ogenblik sprake van een gaslek.
Fluxys communiceert in de voorbereidingsfase rond de aanleg van een nieuwe leiding herhaaldelijk met de gemeenten en de omwonenden in het kader van de diverse vergunningsprocedures. Bij de start van de werken wordt opnieuw contact opgenomen met de mensen die bij de werken betrokken zijn. Voorafgaand aan de volledige ingebruikname worden de gemeente, de brandweer en de politie op de hoogte gebracht en worden de situatieplannen bezorgd. Vervolgens wordt de databank ondergrondse leidingen van de FOD Binnenlandse Zaken bijgewerkt.
Voorzitter: Kristof Calvo.
Président: Kristof Calvo.
Over de communicatie bij het incident. Fluxys heeft dadelijk na het ontstaan van het aardgaslek diverse contacten genomen met de verschillende burgemeesters en met de gouverneur en was met meerdere personen aanwezig, zowel ter plaatse als op het provinciaal crisiscentrum in de brandweerkazerne in Leuven. Na het incident heeft Fluxys van zondag 14 tot dinsdag 16 november alle bewoners bezocht die bij het incident werden geëvacueerd. Er werd een brief overhandigd met de uitleg hoe personen contact kunnen nemen met Fluxys als zij schade hebben ondervonden.
Dit sluit niet uit dat verder nagedacht kan worden over risicocommunicatie die onder de bevoegdheid valt van de verschillende overheden, betrokken bij de nood- en interventieplannen. Ook op dit gebied kan het officiële rapport mogelijke verbeteringen aangeven.
11.05 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, ik zal zeker wachten op het rapport.
Ik wil u vragen, niet namens mijzelf of namens de N-VA, maar namens mijn inwoners, namens de mensen van mijn streek, dat u een brief stuurt naar de voorzitter van de raad van bestuur – dat kunt u zelfs vandaag nog doen, hij hoeft niet lang te zijn – om te vragen namens de federale regering om een informatiemoment in te lassen op korte termijn, voor het begin van de lente, zowel in Lubbeek als in Rotselaar. Niet over de aard van het incident, wel over wat daar ligt, wat die gasleidingen zijn, hoe het komt dat die daar liggen, wat de aard, de werking en het nut van die gasleidingen zijn, wat het risico is en hoe wij daarmee kunnen omgaan als bewoners, en dan niet alleen voor mensen binnen een straal van twintig meter.
U weet even goed als ik, mijnheer de minister, dat er mensen in Gellingen getroffen zijn die tot op 50, 60 of 100 meter van die gaslijn woonden en daar gestorven zijn. Twintig meter is peanuts, dat weet iedereen. Ik roep u op, ik hoop dat u dit wenst te doen. Het zou volgens mij getuigen van goed bestuur als u een brief zou sturen en de heer Termont zou vragen om dit zo snel mogelijk te organiseren.
11.06 Minister Paul Magnette: Ik zal informeel contact opnemen met de heer Termont.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
12 Question de M. Anthony Dufrane au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'impact de la cotisation fédérale sur les tarifs de l'électricité en 2011" (n° 1728)
12 Vraag van de heer Anthony Dufrane aan de minister van Klimaat en Energie over "de impact van de federale energiebijdrage op de elektriciteitstarieven van 2011" (nr. 1728)
12.01 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le ministre, la presse a rapporté que la CREG estime que les factures d’électricité vont augmenter en 2011. Le régulateur fédéral attribue cette hausse au fait que la cotisation fédérale qui sert à financer les obligations de service public, tels que les tarifs sociaux ou le Fonds Kyoto, va augmenter.
Selon la presse, la cotisation fédérale pour l’électricité augmenterait de 29 %. Personne ne peut raisonnablement remettre en cause la pertinence du financement des tarifs sociaux ou du Fonds Kyoto. Cependant, je pense qu’il est nécessaire que chacun comprenne les possibles évolutions de sa facture à court terme. À ce titre, je voudrais vous poser les questions suivantes. Pouvez-vous me confirmer les informations parues dans la presse concernant l’augmentation de la cotisation fédérale? Dans l’affirmative, dans quelle proportion cela se fera-t-il? Pourquoi cette augmentation est-elle nécessaire? Quel en sera l’impact sur la facture globale d’électricité des clients finaux?
12.02 Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, monsieur Dufrane, le montant de la cotisation fédérale est publié le 15 décembre de chaque année, sur le site internet de la CREG. Le montant 2011 est bien de 5,2649 euros pour l’électricité et de 0,5016 euro par Mw/h pour le gaz, soit une hausse respectivement de 29 % en électricité et de 53 % en gaz. Pour un ménage qui consomme 3 500 Kw/h par an, cela représente 18,46 euros par an pour l’électricité, soit une augmentation de 4,25 euros par rapport à l’année précédente sur l’ensemble de l’année. Pour le gaz, la surcharge de cotisation fédérale représente 1,75 euro pour une même consommation de 3 500 Kw/h, ce qui est la moyenne.
Cette augmentation est due à plusieurs facteurs. D’une part, des facteurs techniques: le fait que le manque à gagner apparu l’année dernière, suite à la crise, du fait de la baisse de la consommation et une réduction de 5 % de la quantité d’énergie prise en compte au dénominateur pour le calcul de la cotisation, la quantité consommée en 2009 servant de base. D’autre part, l’indexation automatique (ici de 2,86 %) des fonds indexés – c’est, par exemple, la guidance des CPAS, les fonds gaz à effet de serre et réduction forfaitaire – et puis finalement, et surtout, le niveau d’exonération très élevé (60 %), pris en compte en 2011 pour le calcul des surcharges dénucléarisation et gaz à effet de serre. C’est au vu, en particulier, de ce niveau d’exonération très élevé que j’ai proposé, mais sans avoir été suivi jusqu’ici, la suppression de cette exonération. Nous y reviendrons très probablement dans la loi de dispositions diverses non urgentes, après les vacances de Noël.
12.03 Anthony Dufrane (PS): Je vous remercie, monsieur le ministre.
L'incident est clos.
Voorzitter: Anthony Dufrane.
Président: Anthony Dufrane.
13 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de minister van Klimaat en Energie over "het misbruik van het WWF-logo door het Nucleair Forum" (nr. 1734)
13 Question de M. Kristof Calvo au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'utilisation abusive faite du logo WWF par le Forum nucléaire" (n° 1734)
13.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, dit is een vraag van een heel andere orde. Het is een vraag met betrekking tot het misbruik, door het Nucleair Forum, van het logo van de milieuorganisatie WWF.
U hebt mijn vraag gelezen. Bij het WWF is men aardig geschrokken, omdat zijn logo en bepaalde beperkte extracten van zijn rapport plots opdoken op de website van het Nucleair Forum. Het WWF heeft het Nucleair Forum gecontacteerd. Ik begrijp dat u niet de communicatieverantwoordelijke, noch de webmaster van het Nucleair Forum bent, maar een aantal partners, zoals het Studiecentrum voor Kernenergie en het IRE, wordt in grote mate gefinancierd en neemt een stevige brok van de middelen uit de federale begroting op, vandaar mijn vragen.
Ten eerste, bent u op de hoogte van het probleem?
Ten tweede, hebt u zelf contact genomen met het Nucleair Forum en/of zijn leden?
Ten derde, bent u al eerder geïnterpelleerd over de misleidende communicatie van het Nucleair Forum? Mocht het de eerste keer zijn dat ik bedenkingen heb bij de communicatie van het Nucleair Forum, dan zou ik de vraag niet stellen, maar ik heb ook gezien wat men verspreid heeft op de zomerfestivals, een nucleaire brainwashing, goed georganiseerd, maar factueel niet altijd juist.
Ten slotte, als ik mij niet vergis, was u geen grote voorstander van de deelname van het SCK en het IRE aan het Nucleair Forum. Er werd daarover in de vorige legislatuur ook al gedebatteerd in commissie. Zij zijn vandaag nog altijd lid. Dat begrijp ik althans uit de website. Ik vermoed dat zij ook financieel bijdragen aan de fantastische communicatie van het Nucleair Forum. Hoe evalueert u vandaag de deelname van het SCK en het IRE aan het Nucleair Forum?
13.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer Calvo, ik ben niet op de hoogte van het probleem dat werd opgeworpen door het gebruik van het logo van de milieuorganisatie WWF op de website van het Belgisch Nucleair Forum. Ik heb onlangs geen contact gehad met het Forum. Ik werd vorig jaar enkele malen door mevrouw Tine Van der Straeten over zijn informatiecampagne geïnterpelleerd. Ik heb toen geantwoord dat die campagne een privaat initiatief was, dat losstond van het energiebeleid van de regering.
Mevrouw Van der Straeten heeft mij toen ook vragen gesteld over het lidmaatschap van het SCK-CEN en het IRE. Ik heb vorig jaar inderdaad een brief aan het SCK-CEN en het IRE gestuurd, over hun deelname aan het Forum. Het Centrum en het IRE hebben geantwoord dat zij het lidmaatschap met hun eigen inkomsten konden betalen en dus niet met de publieke inkomsten. Voor meer details verwijs ik u naar het integraal verslag van de commissie van 17 februari 2009.
13.03 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is jammer dat u brieven stuurt en dat zulke instellingen, door u ruim gefinancierd – u steekt er uw nek voor uit aan de begrotingstafel – die oproep van u gewoon negeren. Dat is bijzonder jammer. Ik stel dat samen met u vast.
L'incident est clos.
14 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de minister van Klimaat en Energie over "bindende EU-doelstellingen voor energiebesparing" (nr. 1736)
14 Question de M. Kristof Calvo au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les objectifs contraignants de l'UE en matière d'économie d'énergie" (n° 1736)
14.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, mijn vraag handelt over de bindende EU-doelstellingen inzake energiebesparing.
Ik heb in de pers mogen lezen dat u en uw Europese collega’s van de andere lidstaten het over voornoemde doelstellingen niet eens zijn geraakt.
Wij hebben vandaag al reducties inzake CO2 en hernieuwbare energie besproken en hebben het daarnet ook al over het actieplan ter zake gehad. Er zijn echter nog geen doelstellingen op het niveau van de sectoren en/of van de lidstaten op het vlak van energiebesparing. Er zou tijdens de meest recente ontmoeting van de Europese ministers van Energie over de materie zijn gepraat. Helaas hebben zij geen stappen vooruit kunnen zetten.
Ik las in hetzelfde persartikel ook dat u een van de ministers zou zijn die niet bijzonder enthousiast over de bindende EU-doelstellingen zijn. Ik stel de vraag waarom, te meer omdat u daarnet zelf hebt aangegeven dat energie-efficiëntie uitermate belangrijk is en een van de prioriteiten was van België als tijdelijke EU-voorzitter.
Ten eerste, klopt het dat voorlopig geen akkoord kon worden bereikt?
Welke landen hebben zich verzet? Zijn wij inderdaad een van de desbetreffende landen? Zijn wij ter zake een van de conservatieve krachten?
Ten tweede, wat was de positie van ons land in het debat?
Ten derde, de Europese commissaris gaf aan dat nog moest worden bestudeerd welke doelstellingen mogelijk zijn en op welke manier zij zouden kunnen worden geïmplementeerd. Welk studiewerk moet nog worden verricht? Zijn er opnieuw bureaus ingeschakeld? Op welke termijn acht u een akkoord mogelijk?
Ten vierde, ik weet dat ik misschien enigszins te vooruitziend ben. Ik probeer het niettemin toch. Welke doelstelling, indien de doelstellingen er komen, acht u realiseerbaar voor ons land? Waarop baseert u uw inschatting ter zake?
Ik dank u alvast voor uw antwoord.
14.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer Calvo, op Europees niveau bestaat inderdaad geen akkoord over een verplichte doelstelling inzake energie-efficiëntie. De lidstaten zijn over de kwestie verdeeld. De berekeningsmethodologie is uiterst complex. Welke basisjaren, welke doelstellingen en welke berekeningsmethodologie moeten daarbij worden gehanteerd? Een en ander is niet gemakkelijk.
In de loop van het Belgische voorzitterschap hebben wij met de lidstaten al driemaal over de materie gedebatteerd. Een eerste debat vond plaats tijdens de informele Raad van Energieministers in september 2010. Een tweede debat volgde tijdens de ontmoeting op hoog niveau van de DG’s voor Energie te Oostende. Het derde debat werd heel onlangs, tijdens de formele Raad van december 2010, gevoerd. Waarschijnlijk zal het thema eveneens tijdens de Ministerraad van februari 2011 worden aangekaart.
Inzake het Belgische standpunt geeft België toe dat bindende doelstellingen tot grote energiebesparingen kunnen leiden. Daartoe moet echter een methodologie worden uitgewerkt. Ook moet de werkelijk geboekte vooruitgang worden opgevolgd.
Ook zal men de meerwaarde van meer bindende doelstellingen moeten kunnen kwantificeren.
Er bestaan overigens reeds doelstellingen voor de reductie van broeikasgassen voor de niet-ETS-sector met de verdeling van de lasten. In een eerste fase is het misschien aangewezen te beginnen met sectorale doelstellingen, bijvoorbeeld op het vlak van gebouwen en publieke gebouwen in het bijzonder. Binnen ENOVER werken de Gewesten en de federale overheid scenario’s voor 2020 uit. Er is echter nog geen politiek akkoord. In maart 2011 moet België een doelstelling voorleggen. In principe zal er dan meer informatie beschikbaar zijn, onder meer dankzij de lopende evaluatie van NEAP. De Gewesten zouden de doelstellingen halen van richtlijn 2006/32 betreffende energie-efficiëntie en energiediensten, mits een procent verbetering per jaar inzake finale energie tot 2016. NEAP I moet tegen 2011 afgerond zijn.
14.03 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik begrijp dat zulke zaken niet op een-twee-drie beslist kunnen worden. We zijn het er naar mijn mening allemaal over eens dat energiebesparing niet vorige week of vorige maand is opgedoken op de Belgische of de Europese agenda. Ik zou u willen aanmoedigen om mee de motor te zijn, om meer enthousiasme te tonen en minder scepsis. Naar mijn mening kan dat interessant zijn in een moeilijk debat, in een moeilijke context zoals de Europese ministerraden. We zullen er ongetwijfeld nog op kunnen terugkomen.
14.04 Minister Paul Magnette: Dat thema is op de agenda van de informele en de formele raad geplaatst. Ik zou dat niet doen indien ik niet enthousiast was.
14.05 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Bedankt, ik was er niet bij, maar ik ga ervan uit dat het klopt, dus ik wil u ook bedanken, niet alleen voor uw antwoord, maar ook voor uw enthousiasme in deze moeilijke tijden.
L'incident est clos.
15 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de minister van Klimaat en Energie over "de gevolgen van de productievergunning voor de E.ON-steenkoolcentrale" (nr. 1740)
15 Question de M. Kristof Calvo au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les conséquences du permis de production accordé à la centrale au charbon de E.ON" (n° 1740)
15.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb begrepen dat het ontwikkelingsplan van Elia waarover wij in de commissie al hebben gesproken, recent de revue is gepasseerd op de algemene raad van de CREG.
In de marge daarvan zouden de vertegenwoordigers van Elia hebben gepleit voor een aanpassing van het systeem van productievergunningen.
Men vertelt mij dat er vandaag een probleem is met de productieaanvraag voor twee STEG-centrales. De aanvragen zouden niet kunnen worden behandeld omdat er nog een productievergunning werd toegekend voor de E.ON-steenkoolcentrale in Antwerpen. U hebt die op 29 juni toegekend.
Er is niet veel mogelijk in lopende zaken, maar een productievergunning voor de E.ON-steenkoolcentrale was wel mogelijk. Ik denk dat u meteen vermoedt dat wij daarover niet bijzonder enthousiast zijn.
Ondertussen is er een heel steekspel rond de steenkoolcentrale aan de gang. De milieuvergunning werd geweigerd. E.ON heeft aangekondigd in beroep te zullen gaan. Het lijkt nog wel een tijdje te zullen duren.
Klopt het dat nieuwe aanvragen voor productievergunningen niet kunnen worden afgehandeld door de toegekende productievergunning voor de E.ON-steenkoolcentrale van 1 100 megawatt? Klopt het dat het concreet gaat om twee STEG-centrales, aanvragen die men zou willen indienen, maar die geblokkeerd zijn? Zo ja, om welke twee aanvragen gaat het?
Zijn andere aanvragen tijdelijk uitgesteld door de productievergunning die is toegekend?
Er is geen milieuvergunning toegekend. Er is beroep aangetekend. Wat gebeurt er met de productievergunning? Wachten wij de hele procedure af en blokkeren wij mogelijke andere aanvragen en dossiers?
De vraag van Elia: zijn er plannen om het systeem van productievergunningen aan te passen? Zo ja, welke verbeteringen ziet u?
15.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer Calvo, een vergunning voor de elektriciteitsproductie werd inderdaad op federaal niveau verleend aan de maatschappij E.ON voor haar steenkoolcentrale in de zone Antwerpen. Wettelijk gezien heeft wie een energievergunning bekomt gedurende 5 jaar voorrang wat capaciteitsreservatie betreft. Een eventuele beperking voor een bepaalde periode of een bepaald traject van de beschikbare transportcapaciteit is echter geen reden om een nieuwe productievergunningsaanvraag niet te gunnen, maar er zal een opmerking aan worden toegevoegd in de zin dat de netconfiguratie eventueel moet worden aangepast aan de concrete realisatie van de eerder vergunde centrales.
Inzake de overige gascentrales veronderstel ik dat u verwijst naar de aanvragen van Eneco en GdF? In deze gevallen is het onderzoek voor de toekenning van een vergunning nog aan de gang.
Bij mijn weten is er geen enkele productievergunning voor elektriciteit geschorst. Zonder gewestelijke vergunning, inzonderheid zonder milieuvergunning, is de bouw van een dergelijke centrale door E.ON niet mogelijk. De federale vergunning werd wel verleend, maar is op zich onvoldoende.
De wet heeft geen geldigheidstermijn bepaald, zodat ingeval de nodige regionale vergunningen toch worden toegekend – bijvoorbeeld na het aantekenen van beroep door de aanvrager – de federale vergunning alsnog van toepassing is.
Definitief uitsluitsel is er nadat op gewestelijk vlak alle procedures doorlopen zijn en er dus geen verdere acties mogelijk zijn.
Er werden verbeteringen aangebracht aan de vergunningsprocedures op federaal niveau, bijvoorbeeld voor offshore energie, maar de bevoegdheid ter zake is verdeeld over het federale en het gewestelijke niveau. Er wordt thans niet overwogen wijzigingen aan te brengen aan deze procedures. De Gewesten blijven vrij om al dan niet hun toestemming te geven, onafhankelijk van het verlenen van de federale elektriciteitsproductievergunning.
15.03 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, begrijp ik goed dat er geen link is tussen de toegekende vergunning voor de steenkoolcentrale van E.ON en het onderzoek naar de twee gascentrales, dat op dit ogenblik nog wordt gevoerd? Als er vertraging optreedt in dat onderzoek, komt dat niet door de vergunning die werd verleend voor de steenkoolcentrale?
Dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. Ik ben vooral benieuwd naar de afloop van het dossier van de steenkoolcentrale. In Antwerpen zijn wij zeer enthousiast over de komst van nieuwe energieprojecten, maar niet over een steenkoolcentrale.
15.04 Minister Paul Magnette: Ik heb de indruk dat het moeilijk zal zijn. Vlaams minister Schauvliege is daar trouwens bevoegd voor. Wij hebben haar de mogelijkheid gegeven geen milieuvergunning te geven en te beslissen dat de centrale nooit gebouwd zal worden.
L'incident est clos.
16 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de minister van Klimaat en Energie over "de stijgende kosten van denuclearisatie in de federale bijdrage" (nr. 1763)
16 Question de M. Kristof Calvo au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les coûts croissants de la dénucléarisation dans la cotisation fédérale" (n° 1763)
16.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijn vraag betreft de specifieke component van de federale bijdrage, met name de kosten die voortvloeien uit de denuclearisatie van de nucleaire sites BP 1 en BP 2 in Mol en Dessel. Uit de cijfers waarover ik beschik, stel ik vast dat die component de laatste jaren heel sterk zou zijn gestegen, van 0,71 euro per megawattuur in 2004 tot 2,32 euro in 2011, net niet de helft van de federale bijdrage voor 2011, die 5,26 euro per megawattuur zou bedragen.
U hoeft de evolutie van de verschillende componenten niet helemaal voor te lezen. Ik neem graag akte van een schriftelijk antwoord, anders zal het te lang duren.
Kunt u mij vertellen hoe die zes verschillende componenten van de federale bijdrage sinds 2004 zijn geëvolueerd? Klopt het dat de component van denuclearisatie zo sterk is gestegen? Zo ja, wat is specifiek voor die component de verklaring voor die sterke stijging?
16.02 Minister Paul Magnette: De federale bijdrage steeg in 2011 met 29 %; dat heb ik de heer Dufrane al geantwoord. Dat komt tussen 2010 en 2011 overeen met een stijging van 11 % voor de werkingskosten van de CREG, 37 % voor het denuclearisatiefonds, 53 % voor het fonds inzake broeikasgassen, 7 % voor de begeleiding van de OCMW’s, 5 % voor het sociale tarief en 18 % voor het forfaitair reductiefonds. De bijkomende lasten voor de financiering van de denuclearisatie van de sites BP 1 en BP 2 zijn vastgelegd op 2,3227 euro per megawattuur voor 2011. Dit bedroeg 1,6925 euro per megawattuur voor 2010. Het bedroeg 0,7176 euro per megawattuur in januari 2004.
Het jaarlijks bedrag uit de federale bijdrage bestemd voor denuclearisatie is een vast bedrag van 55 miljoen, niet geïndexeerd, voorzien in het koninklijk besluit van 21 oktober 2008, voor de periode 2009-2013. Het besluit van 19 december 2003 bepaalde de bedragen voor de vorige periode 2004-2008.
De stijging van de bijkomende lasten is in wezen te wijten aan de toenemende vrijstelling van die component voor de verbruikers van elektriciteit die geproduceerd wordt uit hernieuwbare bronnen of kwaliteitsvolle warmtekrachtkoppeling. Zij is tevens te wijten, zij het meer marginaal, aan de recuperatie van de winstderving van het verleden.
Het niveau van de vrijstelling dat in rekenschap wordt genomen door de CREG voor de berekening van de bijdrage 2011, is inderdaad 60 %, hetgeen op de verbruikers van grijze energie de totale lasten afwentelt van de twee vrijgestelde fondsen, zonder evenwel de doelstellingen te behalen inzake de bevoordeling van de productie van hernieuwbare energie. Ter herinnering, het niveau van de vrijstelling bedroeg 15 % in 2008, 20 % in 2009 en 40 % in 2010. Volgens de ramingen van de CREG zou de opheffing van die vrijstelling in 2011 de federale bijdrage teruggebracht hebben tot 3,0955 euro per megawattuur. Een voorstel in die zin, waarover geen akkoord is gevonden, werd op de tafel van de regering neergelegd, en zal in januari opnieuw aan de regering voorgesteld worden.
16.03 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik zal uw antwoord met aandacht bestuderen bij het kerstdiner.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.55 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16.55 heures.