Commission des Relations extérieures

Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen

 

du

 

Mardi 7 décembre 2010

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 7 december 2010

 

Namiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.16 uur en voorgezeten door de heer Peter Luykx.

La séance est ouverte à 14.16 heures et présidée par M. Peter Luykx.

 

01 Samengevoegde vragen van

- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de relaties tussen de Europese Unie en Israël" (nr. 924)

- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de lopende onderhandelingen tussen de Europese Unie en Israël" (nr. 925)

01 Questions jointes de

- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les relations entre l'Union européenne et Israël" (n° 924)

- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les négociations en cours entre l'Union européenne et Israël" (n° 925)

 

01.01  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb vernomen dat op 2 november een samenwerkingsovereenkomst werd ondertekend met betrekking tot de conformiteit van standaarden en normen van industriële producten.

 

Begin 2010, nog voor de ontbinding van het Parlement, hebt u mij laten weten dat er ook op twee andere samenwerkingsdomeinen momenteel een onderhandelingsproces met Israël aan de gang is, namelijk inzake de liberalisering van handel in diensten en het vestigingsrecht, en de instelling van een mechanisme voor de oplossing van geschillen in handelsconflicten.

 

Mijnheer de minister, samen met andere EU-landen ijvert u sinds uw aantreden als minister van Buitenlandse Zaken voor een volledige opheffing van de blokkade van Gaza en een bouwstop van illegale Israëlische nederzettingen in Jeruzalem en op de Westoever.

 

Graag kreeg ik van u een antwoord op de volgende drie vragen.

 

Ten eerste, waarom werd het akkoord over conformiteit, standaarden en normen van industriële producten ondertekend?

 

Ten tweede, wordt er nog steeds onderhandeld over de twee samenwerkingsakkoorden die ik net heb vermeld?

 

Ten slotte, vindt u ook niet, mijnheer de minister, dat de Europese Unie een noodzakelijk en krachtig signaal moet sturen door niet meer te onderhandelen met Israël over nieuwe samenwerkingsdomeinen zolang het de blokkade van Gaza in stand houdt en illegale nederzettingen blijft bouwen in Jeruzalem en op de Westoever? Zo ja, welke stappen zult u hiervoor zetten? Zo nee, wat zijn volgens u misschien betere demarches om een einde te stellen aan de blokkade van Gaza en om politiek een stop op de nederzettingen te bekomen?

 

01.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van der Maelen, zoals ik al eerder heb gemeld, verbond in januari 2010 het associatieakkoord en het actieplan de EU en de staat Israël om hun samenwerking in verschillende domeinen te verbeteren. Dat is een bestaand akkoord binnen hetwelk een aantal vooruitgangen voorgeschreven zijn.

 

Dat gemeenschappelijk kader legt ook verschillende verplichtingen op, waarvan een aantal trouwens betrekking hebben op het respecteren van de mensenrechten en het internationaal recht. In dat verband kan men inderdaad zeggen dat er een reciprociteit moet zijn in het respecteren van de verschillende engagementen die voortvloeien uit het reeds gesloten associatieakkoord en het actieplan. Dat geldt trouwens ook voor de andere mediterrane landen, met uitzondering van Libië en Syrië, die nog geen contractuele relaties met de EU onderhouden.

 

De relaties die de EU onderhoudt met de mediterrane partners, waaronder Israël, kunnen verschillende vormen aannemen, namelijk commerciële, politieke, sociale en culturele. Zij evolueren allemaal in het gemeenschappelijk kader van het Euro-mediterraan partnerschap door middel van het eerder genoemd associatieakkoord, en ook uiteraard in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid, door middel van actieplannen.

 

Nu ga ik in op uw concrete vragen. Wanneer het gaat over het akkoord dat betrekking heeft op de conformiteit van standaarden en normen van industriële producten, dan betreft dat een akkoord dat werd ondertekend in juni 2010, waarvoor de Raad zijn goedkeuring reeds heeft gegeven in maart 2010.

 

De ondertekening van dit akkoord, dat voorzien is in het bestaande kader van de samenwerking, lijkt mij niet in contradictie met de blijvende eis van de EU dat verdere toenadering tussen de EU en Israël afhankelijk wordt gemaakt van politieke vooruitgang in het vredesproces. U zult zich herinneren dat er op een zeker ogenblik met relatief veel aandrang gevraagd werd om de samenwerking tussen de EU en Israël te versterken. Zowel op bilateraal niveau als op het niveau van de EU, met de rest van de EU-collega’s, proberen wij een positie te vinden die erop neerkomt dat het versterken of het verhogen van de relaties met Israël vooral een kans maakt als er een context komt waarbinnen men meer inspanningen ziet in de richting van de vredesgesprekken.

 

In het kader van het bestaande akkoord lijkt het sluiten van het voormelde akkoord niet in strijd met de vraag van de EU om verder politieke vooruitgang te boeken in het vredesproces. In dit kader en ook op andere vlakken herhaalt België de noodzaak van het respect van Israël voor de mensenrechten en het internationale recht en steunt België ook de beslissing van de EU om de door Israël gevraagde opwaardering van de betrekkingen sinds januari 2009 te bevriezen.

 

Met betrekking tot uw tweede vraag, over de onderhandelingen inzake de liberalisering van de handel in diensten en het vestigingsrecht, evenals inzake het oprichten van een mechanisme om de verschillende handelsconflicten op te lossen, kan ik u zeggen dat de onderhandelingen nog altijd lopende zijn. De beoogde commerciële materies onder deze punten behoren tot de exclusieve bevoegdheid van de Europese Commissie. Lidstaten hebben in dat verband enkel een consultatieve rol. Die bevoegdheid wordt in België trouwens gedeeld tussen de federale overheid en de gefedereerde entiteiten. Mijn diensten garanderen wekelijks dat zij de posities van de regio’s in de betrokken materies verkrijgen en die integreren in de adviezen, door België uitgedrukt in de Europese instanties die de opvolging van deze onderhandelingen verzorgen.

 

01.03  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, hoewel ik een beetje ontgoocheld blijf. Ik stel met de andere waarnemers vast dat de impact van de Europese Unie op het Israëlisch-Palestijns conflict minimaal is. De Europese Unie is sterk in het maken van mooie verklaringen met de juiste woorden, maar wij stellen vast dat het effect ervan op het gedrag van Israël onbestaande is.

 

Mijn partij en ik stellen vast dat het probleem waar wij voor staan aan Palestijnse kant te maken heeft met de verdeeldheid en met de houding van Hamas – waar wij het helemaal niet mee eens zijn – maar het is ook duidelijk dat het probleem aan Israëlische kant te maken heeft met het in stand houden van de blokkade en het voortduren van de bouw van nieuwe nederzettingen. Dat zijn twee handelingen die totaal in strijd zijn met het internationaal recht.

 

Wij veroordelen dat, maar zolang het bij woorden blijft, zult u zien dat er aan Israëlische kant niets zal bewegen. Volgens mij is het sterkste instrument dat de Europese Unie heeft het feit dat wij de grootste handelspartner van Israël zijn. Wij moeten een signaal geven – geen louter signaal van opschorting – en zeggen dat wij vanaf nu geen nieuwe akkoorden meer met Israël ondertekenen tot wij merken dat er beweging komt in de goede richting in de dossiers inzake de blokkade en inzake de nederzettingen. Dat is het soort beleid dat wij voorstellen. Het is geen anti-Israëlische politiek, wij zijn ook bereid naar drukkingmiddelen te zoeken om de zaken aan Palestijnse kant in de goede richting te doen gaan. Zolang wij enkel woorden blijven spuien zal de houding van Israël niet veranderen. Ik meen dat dit een van de intelligente pistes is. Ik heb er tot nu toe geen andere gehoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Peter Luykx aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "zijn onderhoud met zijn Nederlandse ambtgenoot Uri Rosenthal" (nr. 982)

02 Question de M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "son entretien avec son homologue néerlandais Uri Rosenthal" (n° 982)

 

02.01  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, op 9 november jongstleden heeft u in het Egmontpaleis uw Nederlandse ambtsgenoot, minister Uri Rosenthal, ontvangen voor een kennismakingsbezoek. Ik heb dat gelezen in uw communiqué op 9 november. Daarin haalt u ook aan dat de gespreksonderwerpen die aan bod kwamen tijdens het onderhoud ook een aantal infrastructuur- en transportdossiers behelsden. De afgelopen dagen – mijn vraag dateert van 16 november – werd de bilaterale band tussen ons land en Nederland wel wat op de proef gesteld. Ik refereer onder meer aan het onderhoud tussen uw partijgenoot, Vlaams minister-president Kris Peeters, en regeringsleider Mark Rutte.

 

Mijnheer de minister, welke infrastructuur- en transportdossiers werden tijdens dat onderhoud aangekaart? Heeft u met de heer Rosenthal ook over het dossier IJzeren Rijn gesproken? Zo ja, welke conclusies kwamen hieruit voort? Welk standpunt heeft de heer Rosenthal dan ingenomen met betrekking tot dat dossier?

 

02.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, het was inderdaad een kennismakingsbezoek, maar dat is enkel jargon voor een eerste bezoek van mijn collega aan Brussel op bilaterale basis. Wij hadden uiteraard al sterk met elkaar gecommuniceerd in de vergadering Algemene Zaken van de Europese Raad tijdens een bijzonder intens debat over de kandidatuur van Servië. Onze Nederlandse vrienden namen daar een bijzonder specifieke positie in. Daar hebben we al intensief met elkaar overlegd. Het was dus geen echt kennismakingsgesprek.

 

Ons overleg stond voor een belangrijk deel in het kader van de Europese agenda. Wij zijn twee partners die dankzij het Benelux-verdrag vrij dikwijls vaststellen op welke manier wij op een intensieve manier met elkaar kunnen overleggen om de impact van onze standpunten te vergroten. Denk maar aan de brief die wij onlangs met een aantal andere collega’s hebben opgesteld in het kader van de NAVO en de bijdrage van de NAVO aan nucleaire ontwapening en wapenbeheersing. Wij hebben voornamelijk over dat soort van onderwerpen gesproken om te kijken waar wij onze samenwerking verder konden actualiseren.

 

Het klopt dat er ook infrastructuurdossiers aan bod zijn gekomen. Niet bijzonder uitvoerig, dat zeg ik u in grote transparantie. De infrastructuurdossiers Scheldeverdieping en de nieuwe zeesluis in Terneuzen zijn aangekaart vanuit de duidelijke optiek dat het wat ons betreft exclusief Vlaamse bevoegdheden zijn. Ook het dossier IJzeren Rijn dat ik in een vorig leven als minister bevoegd voor Overheidsbedrijven al volgde met mijn toenmalige Nederlandse collega van Verkeer en Rijkswaterstaat, is aan bod gekomen. Dat is uiteraard wel een federaal dossier. Daar is niet bijzonder diep op ingegaan, tenzij om af te spreken dat daarover verder overleg nodig was, niet alleen bilateraal maar ook met onze Duitse collega’s.

 

Ik heb het belang van dit dossier onderstreept, ook in de Europese context, als een optimale verlenging van de corridor Rotterdam-Genua naar Antwerpen-Zeebrugge. Op mijn vraag of in dit dossier alle mogelijkheden van platformoverleg zouden worden benut, werd door minister Rosenthal instemmend geantwoord.

 

02.03  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, in tegenstelling tot de pers, die toen nogal vrij scherp was, niet ten aanzien van u of u alleen, maar meer in het algemeen over “de derby der lage landen”, waarbij er toch een aantal afspraken op de helling leken te komen, vind ik het belangrijk dat u in uw functie als minister van Buitenlandse Zaken toch het voortouw zou nemen, zeker wat de IJzeren Rijn aangaat, om een en ander te coördineren.

 

Uit de vele diverse contacten, zowel van collega’s van u in dit federaal huis als op Vlaams niveau, blijkt dat het dossier van de IJzeren Rijn over heel veel sporen loopt. Die zouden toch ergens samengebracht moeten worden in één rangeerstation, waar u misschien als stationschef kunt optreden.

 

Als de aanpak van dat dossier in het kader van Buitenlandse Zaken niet grondig gebeurt, niet netjes maar rommelig verloopt, dan denk ik dat bovenop alle misverstanden en communicatieproblemen, er misschien nog meer kunnen groeien.

 

Ik dank u alleszins voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Samengevoegde vragen van

- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de Belgische militaire aanwezigheid in Afghanistan" (nr. 1141)

- de heer Theo Francken aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de toekomstige militaire inzet in Afghanistan" (nr. 1156)

03 Questions jointes de

- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la présence militaire belge en Afghanistan" (n° 1141)

- M. Theo Francken au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le futur déploiement militaire en Afghanistan" (n° 1156)

 

03.01  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, tijdens de NAVO-top in Lissabon op 19 en 20 november werd de operatie in Afghanistan besproken. Ik heb twee vragen, omdat er eigenlijk twee onduidelijkheden zijn voor mij. De eerste onduidelijkheid is of er nu al dan niet een verschil is tussen de positie van minister De Crem en de positie van onze eerste minister. Ik heb hen beiden op televisie toch wel duidelijk verschillende dingen horen zeggen. De minister van Defensie zei dat er een beduidend aantal militairen aanwezig zou moeten blijven in Afghanistan na 2011. De premier had het duidelijk over een transitie of shift in onze benadering, minder op het militaire en meer op het civiele vlak. Ik hoop dat u die eerste onduidelijkheid kunt ophelderen.

 

03.02 Minister Steven Vanackere: Dat komt ervan als men geen vijf minuten heeft om een en ander uit te leggen.

 

03.03  Dirk Van der Maelen (sp.a): Vier minuten volpraten kan de premier.

 

De tweede onduidelijkheid ligt in het volgende feit. Een aantal regeringsleiders, onder meer premier Cameron van het Verenigd Koninkrijk, heeft duidelijk te kennen gegeven dat er een verschil van interpretatie bestaat over de timing die de NAVO in Lissabon zelf heeft vastgelegd, namelijk 2014 als volgend jaar van afspraak. Cameron zei dat het voor Groot-Brittannië duidelijk is dat 2014 de einddatum is. Als er dan geen oplossing is, zal de laatste Britse militair uit Afghanistan weg zijn. Anderzijds stelden secretaris-generaal Rasmussen en een aantal vertegenwoordigers van het Pentagon dat in 2014 enkel de stand van zaken in Afghanistan zal worden geëvalueerd en dat er na 2014 nog een zeer beduidend – ik zal het in de woorden van de minister van Defensie vertellen – aantal militairen aanwezig moet zijn. Heeft België ter zake een positie ingenomen? Tot welk van de twee kampen behoren we?

 

03.04  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, wij zitten in Afghanistan in de tweede fase van de oorlogsstrategieën van Mao Zedong, waarin met name de guerilla op het platteland zich aan het versterken is, teneinde de vijand, ook in de steden, te overmeesteren. De derde fase vertel ik u niet. U kent ze ongetwijfeld.

 

Wij zijn sterk in de steden, waar onze aanpak voorlopig nog goed lukt. Op het platteland zijn wij, zoals u ongetwijfeld weet, de strijd aan het verliezen. De Europese president, die een partijgenoot van u is, heeft onlangs aan Howard Gutman medegedeeld dat het in Afghanistan heel moeilijk loopt.

 

Verontschuldig mij, omdat ik te laat was. Ik heb de inleiding van de heer Van der Maelen dus gemist. Ik heb hem vorige week echter in de commissie voor de Landsverdediging gehoord. Ik neem aan dat zijn vraag dezelfde teneur had, met name wat wij nu juist zullen doen, of er inderdaad een tweespalt is tussen de verschillende ministers van CD&V in de Belgische regering en of cowboy De Crem ter zake verder wil gaan dan eerste minister Leterme of dan u, de minister van Buitenlandse Zaken.

 

Ik had vorige week ook een vraag ingediend. Ik was niet de eerste. De eerste was de heer Dirk Van der Maelen. Ik verneem graag welke conclusies tijdens de NAVO-top getrokken zijn.

 

Ik neem aan dat u tijdens voornoemde top uiteraard wel namens de Belgische regering hebt gesproken, maar dat u voorbehoud hebt gemaakt bij het feit dat het om een regering in lopende zaken gaat. De knoop zal dus, indien wij ooit zover komen, op de onderhandelingstafel moeten worden doorgehakt. Wij hopen ook over het deel Buitenlandse Zaken en Defensie onderhandelingen met de vertegenwoordigers van de verschillende partijen te mogen voeren.

 

Wat zijn de gevolgen voor onze troepen op het veld?

 

Wat is uw standpunt, het standpunt van CD&V of van de Belgische regering in lopende zaken over de afbouw van het troepenaantal en vooral over wat er na 2014 moet gebeuren?

 

03.05 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, wij hebben al eerder de kans gehad om over het onderwerp de relevante en klare lijnen te bepalen.

 

Ik begin met mijn conclusie. Alles wat het engagement van België betreft na 2011, moet uiteraard het voorwerp uitmaken van een regeerakkoord van een nieuw te vormen regering. Met andere woorden, engagementen met betrekking tot 1 januari 2012 worden noch door een premier, noch door een minister van Defensie, noch door een minister van Buitenlandse Zaken genomen. Wat dat betreft houden wij ons strikt aan de beslissing van de Ministerraad om het engagement van België tot einde 2011 te verlengen, daarbij insisterend dat het geen beslissing is vergelijkbaar met dewelke op zeker ogenblik in Nederland is genomen, waarbij de einddatum meteen ook de vervaltermijn is en het engagement stop zal worden gezet, of dewelke Canada recent heeft aangekondigd, waarbij het een einddatum hanteert.

 

Wij hebben gekozen voor een open einde en beslist om ons engagement te verlengen tot einde 2011 binnen het bestaand plafond van 626 militairen. Daarbij hebben wij er bij onze bondgenoten en partners op geïnsisteerd dat onze aanwezigheid moet passen in de strategie, die ook al in Londen was afgesproken en daarna bevestigd in Kaboel en, voor zover nodig, nog eens herbevestigd werd in Lissabon. Die strategie is er een van transitie, waarbij het accent meer en meer komt te liggen op het opbouwen van capaciteit voor de Afghaanse politie en het Afghaanse leger, die zelf verantwoordelijkheid moeten nemen. Met andere woorden, gelet op onze 626 militairen is het aannemelijk dat het accent almaar meer op het vormingsaspect en het civiele aspect komt te liggen en minder op het puur operationeel-militaire.

 

De twee verklaringen waarvan men gewag maakt, zijn niet in tegenstrijd met elkaar. De premier heeft de kans gehad in het uitgezonden stukje de kern van de Belgische positie mee te geven, wat ik hier opnieuw tracht te parafraseren. Ze is niet nieuw, ze is in de commissie misschien reeds twee of drie keer benoemd geweest. Er is geen sprake van een koerswijziging. Wanneer de minister van Defensie, sprekend voor collega’s van de NAVO, zegt dat er ook na 2011 nog altijd militaire aanwezigheid zal zijn in Afghanistan, dan vertelt hij een absolute zekerheid.

 

Binnen de in Lissabon onder de NAVO-partners gemaakte afspraken is het duidelijk dat, zelfs met de ambitie van de Afghaanse regering om de volledige verantwoordelijkheid over de veiligheid in het land over te nemen tegen eind 2014 – ambitie die nog zal moeten worden getoetst aan de hand van de resultaten op het terrein op dat ogenblik – het tot eind 2014 de bedoeling is om een bepaalde NAVO-aanwezigheid van de ISAF-landen te blijven verzekeren. Wanneer wij naar de conclusies kijken van het overleg in Lissabon, kunnen wij vaststellen dat er een akkoord is gesloten tussen secretaris-generaal Rasmussen en president Karzai om een langetermijnpartnerschap op te bouwen. Het gaat dan om de periode na 2014. Zelfs op het ogenblik dat men zou vaststellen dat de Afghanen in staat zijn om zelf de verantwoordelijkheid voor hun veiligheid op te nemen, zullen wij een bepaald partnerschap willen onderhouden om de Afghaanse regering ervan te verzekeren dat zij verdere steun zullen krijgen eenmaal de transitie eind 2014 is voltooid. Dat partnerschap zal dan uiteraard gebaseerd zijn op training, ondersteuning en financiering om ervoor te zorgen dat de instabiliteit, waarvan dat land het slachtoffer kan worden, na 2014 geen kans krijgt.

 

Collega’s, ik denk dat ik hiermee nog eens herhaald heb wat in deze commissie al op verschillende manieren werd geformuleerd. Ik denk dat het een genuanceerde positie is die, zoals het een regering in lopende zaken betaamt, geen koerswijziging inhoudt ten opzichte van het voorgaande beleid.

 

03.06  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik stel andermaal vast dat de minister van Buitenlandse Zaken – en dat hoort ook zo – de man is die zich het meest diplomatisch uitdrukt over de resultaten van die NAVO-top. Het is toch wel duidelijk dat hij zegt dat wat de premier heeft gezegd, het dichtst aansluit bij wat er werd gezegd.

 

03.07 Minister Steven Vanackere: Van wat er werd uitgezonden.

 

03.08  Dirk Van der Maelen (sp.a): Wat van de premier werd uitgezonden, sluit het dichtst aan bij onze visie, bij ons beleid. De premier had het over een belangrijke omkering, ook in aantallen: weg van het militaire en overgaan naar het civiele. Dit staat wel haaks op wat de minister van Defensie heeft gezegd, want hij zei uitdrukkelijk dat er een beduidend aantal militairen aanwezig zou blijven.

 

Ten tweede, ik stel een contradictie vast die relevant genoeg is om te onderstrepen. U zegt dat alles wat er na 1 januari 2012 zal gebeuren, een zaak zal zijn van de nieuwe regering, die er hopelijk in 2011 komt. Anderzijds hoor ik u spreken over de datum van 2014, een datum waarop geëvalueerd zal worden hoe het zit met die transitie, zowel de transitie van Westerse militairen naar Afghaanse militairen als de vraag hoe het regime-Karzai het doet. Ik stel vast dat u zegt dat dit dan geëvalueerd zal worden. Zo heb ik u toch begrepen. Dat lijkt mij strijdig met het eerste standpunt, waarin u zegt dat het een zaak is voor de nieuwe regering.

 

U geeft hier nu al te kennen dat u zich op de lijn zet van Rasmussen en het Pentagon, die zeggen dat 2014 niet de einddatum is. Dat heb ik daaruit menen af te leiden.

 

03.09 Minister Steven Vanackere: Mijnheer Van der Maelen, sta me toe om u even te onderbreken, maar om het debat goed te kunnen voeren, moet ik ervoor zorgen dat ik duidelijk ben in wat ik zeg.

 

Wanneer 2014 wordt genoemd, dan is dat vandaag de ambitie in hoofde van de Afghaanse regering. Ik licht dat vandaag toe om ervoor te zorgen dat er geen misverstand bestaat over de manier waarop dat moet worden geïnterpreteerd. Het is geen evaluatiemoment, want dat is te flauw. Als het een ambitie is om tegen 2014 de Afghaanse regering volledig verantwoordelijk te maken voor de veiligheid en het beleid op niveau van politie, justitie en leger, dan is dat wel degelijk een ambitie met de bedoeling om er ook te geraken. Met andere woorden, alles wordt in werking gesteld opdat dat ook zou lukken.

 

Tevens is het volgende belangrijk. Dit is geen beslissing die slaat op de volgende regering, maar het is een beslissing die relevant is om goed het signaal te kunnen geven ten aanzien van alle krachten, positieve en negatieve, in dat land, dat het niet de bedoeling is om een soort van datum te prikken, zeggende dat op die datum de hele internationale gemeenschap van plan is te vertrekken en het licht uit te doen, wat er verder ook gebeure. Dat toelichten, vind ik ook mijn taak als huidig, zelfs ontslagnemend, minister van Buitenlandse Zaken.

 

Ik wil duidelijk maken dat het de bedoeling is dat tegen eind 2014 uit Afghanistan vertrokken kan worden met, bij wijze van spreken, de laatste troepen. Mochten er echter omstandigheden zijn die een vertrek niet mogelijk maken, dan is het niet de bedoeling om te zeggen: beslist is beslist, wij zijn weg.

 

Mijnheer Van der Maelen, ik heb al zo dikwijls in deze commissie kunnen aandringen op de vaststelling dat een van de strategische en tactische fouten die de Westerse bondgenoten en de andere bondgenoten die daar stabiliteit trachten te brengen, zouden kunnen begaan, erin bestaat een datum te prikken waarvan gezegd wordt dat wij op die datum definitief uit Afghanistan zullen wegtrekken. Dat moeten we dus absoluut vermijden.

 

Een deadline in de politiek is vaak genoeg een manier om aan de tegenpartij aan te geven dat hij het nog tot een bepaald moment moet uitzingen en dat dan de wet van datgene wat de realiteit is, de overhand neemt.

 

De voorzitter: Het is zeker niet de bedoeling hier het Afghanistandebat volledig over te doen.

 

03.10  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb bij het inleiden van mijn vraag gezegd dat er een tegenstelling bestond tussen wat de school van Groot-Brittannië zei, met name dat wat er in 2014 ook moge zijn, het dan gedaan is met de aanwezigheid van Britse militairen, en wat het Pentagon, Rasmussen en het militair establishment zegt, met name dat wij in 2014 zullen zien of die transitie gelukt is en als ze niet is gelukt, blijven wij militair met beduidende aantallen aanwezig.

 

Ik heb uit uw antwoord geleerd dat u eerder aansluit bij die laatste thesis dan bij de eerste, waarbij men doet zoals de Canadezen en zegt dat 2014 de einddatum is.

 

Mijnheer de minister, de minister van Defensie heeft proberen te spinnen. Ik herhaal dat het standpunt van mijn partij altijd is geweest dat wij in overleg met de partners fasegewijs beginnen met de terugtrekking zodra er een regering is. Dat kan nu dus de facto niet anders dan in 2012 beginnen.

 

Hoe sneller dat gedaan is, hoe liever voor sp.a, maar uiterlijk tegen 2014. Wij hebben dat altijd gezegd. Dat is nu de datum die onder andere ook door Cameron is vastgelegd. 2014 moet de finale datum zijn van de laatste Belgische vechtoperatie in Afghanistan.

 

Dat is het standpunt dat sp.a verdedigt. Ik stel vast dat u, alhoewel u zegt dat het de volgende regering zal zijn die dat beslist, hier toch zegt dat wij in 2014 zullen kijken hoever het staat met die transitie.

 

03.11  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw verhelderende repliek.

 

Ik heb dezelfde vraag als collega Van der Maelen gesteld aan zowel de minister van Defensie als aan u. Ik zie die contradictie veel minder. Dat zal misschien aan mijn gehoor kunnen liggen of aan mijn interpretatie van het antwoord. Ik vind niet dat minister De Crem heeft gezegd dat wij die troepen zullen houden, ook na 2014. Dat heb ik alleszins niet gehoord, maar ik zal het verslag erop nalezen.

 

Wat ik wel heb vernomen, is dat er een bereidheid is vanuit de regering om meer in te zetten op het civiele. Ik moet collega De Vriendt gelijk geven wat betreft hetgeen hij in De Zevende Dag heeft gezegd. Hij heeft in de commissie de cijfers bovengehaald. Er werd in 2009 109 miljoen euro ingezet voor militairen, waarvan 13 miljoen euro voor het civiele, heropbouw van scholen, ontwikkelingssamenwerking, proberen die mensen te engageren in de samenleving en daarvan goede burgers te maken. Ik meen dat dit alleen maar kan lukken als wij ook inzetten op het civiele.

 

We zullen elkaar dus zeker treffen tijdens de onderhandelingen, zonder dat de micro’s aanstaan en onder vier of acht ogen. Ik neem aan dat we daar verder een standpunt kunnen bepalen in alle openheid en op een constructieve wijze.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de beschadiging van EU ontwikkelingsprojecten in de bezette Palestijnse Gebieden" (nr. 1153)

04 Question de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la détérioration des projets de coopération au développement de l'UE dans les territoires palestiniens occupés" (n° 1153)

 

04.01  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, de jongste 10 jaar vernielde het Israëlische leger in de bezette Palestijnse gebieden een 80-tal ontwikkelingsprojecten die volledig of gedeeltelijk gefinancierd werden door de Europese Unie of een van haar lidstaten. EuropeAid schat de totale kosten van de sinds 2000 beschadigde projecten op 56 miljoen euro. De schade die werd aangericht tijdens de jongste Gazaoorlog wordt geschat op 12 miljoen euro. De beschadigde of vernielde projecten en infrastructuurwerken bestaan uit een luchthaven, een weeshuis, afvalverwerkingstations, ziekenhuizen, bruggen, scholen, boerderijen.

 

Intussen blijft Israël een bevoorrechte partner van de Europese Unie. De landbouwexport bedraagt er jaarlijks bijna 800 miljoen en Israël ontving de jongste 10 jaar hulp en investeringskredieten van de Europese Investeringsbank ter waarde van 300 miljoen euro.

 

Mijnheer de minister, ik verneem graag van u het volgende. Ten eerste, heeft de Europese Unie al maatregelen genomen om te voorkomen dat Israël in de toekomst nog infrastructuurwerken of ontwikkelingsprojecten die geheel of gedeeltelijk door de Unie en haar lidstaten gefinancierd zijn, vernietigt of beschadigt?

 

Ten tweede, heeft de Europese Unie hierover een formele klacht ingediend?

 

Ten derde, heeft de Belgische regering al gepleit voor terugbetaling van de schade aan die projecten? Zo neen, waarom niet?

 

04.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer Van der Maelen, dank u voor de vraag. De Commissie heeft een omvattende schaderaming uitgevoerd, met daarin inbegrepen een evaluatie van de beschadiging of vernieling van door de EU gefinancierde projecten. De schatting van de algemene schade aan door de EU gefinancierde projecten, zowel op de Westelijke Oever als in de Gazastrook, loopt op tot 39,6 miljoen euro sinds 2001, inclusief de schade die veroorzaakt werd door de Israëlische operatie Cast Lead in Gaza in december 2008 en januari 2009.

 

De Commissie onderhoudt bilaterale contacten met Israël, waarbij zij in het verleden reeds kwesties als de vernieling of beschadiging van de door de Commissie gefinancierde projecten heeft aangekaart. De infrastructuur en het materiaal worden aan het eind van het project echter altijd overhandigd aan de begunstigden. De Commissie heeft als zodanig geen wettelijke rechtsgrond om klacht in te dienen. De Commissie kan evenmin een beroep doen op een eventuele schadevergoeding vanwege Israël om het vernoemde bedrag te recupereren, daar in alle gevallen het volledige beheer van de financiële middelen van de projecten werd overgedragen aan de projectbegunstigden.

 

Met andere woorden, in zulke gevallen is het veeleer aan de begunstigden dan aan de Europese Commissie om een claim in te dienen met het oog op het verkrijgen van een schadevergoeding. Dat is de reden waarom wij moeilijk bij de Commissie kunnen pleiten voor de terugbetaling van de schade aan de Commissie. Uiteraard staat het de begunstigden vrij daarvoor alle rechtsmiddelen aan te wenden.

 

Ik heb de vraag beantwoord op grond van de redenering wie een claim tot schadevergoeding kan indienen. Het moet natuurlijk buiten kijf staan dat wij in onze diplomatieke contacten en in al onze bilaterale contacten – dat geldt zowel voor mevrouw Ashton namens de Europese Unie als voor mijzelf namens België – wanneer wij over de problematiek spreken, wijzen op het onaanvaardbare van het vernietigen van dat soort installaties. De vraag heb ik echter opgevat als een vraag naar wie een schadeclaim zou kunnen indienen. Daarop moet ik antwoorden dat het gaat om de begunstigden zelf, die desgevallend de rechtsmiddelen daarvoor ter beschikking hebben.

 

04.03  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, is het standpunt dat de Europese Unie of de Europese Commissie of een andere instantie geen zaak voor schadevergoeding kan aanspannen, aan gespecialiseerde juristen voorgelegd? Als mijn geheugen mij niet in de steek laat, heb ik bij een bezoek aan Israël en Palestina uit de mond van een vertegenwoordiger van de Europese Commissie vernomen dat er wel degelijk een mogelijkheid is voor de Europese Commissie om internationaal een rechtszaak aan te spannen, maar dat het een gebrek is aan politieke wil op Europees niveau. Het kan zijn dat ik mij vergis. Ik zal het alvast verifiëren en als er inderdaad een mogelijkheid bestaat, zal ik u erop wijzen dat wie het antwoord dat u zopas hebt gebracht, geschreven heeft, nagelaten heeft het juridisch voldoende af te toetsen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Peter Luykx aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het uitlekken van diplomatieke correspondentie" (nr. 1269)

- mevrouw Juliette Boulet aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de door WikiLeaks bekendgemaakte inlichtingen over de aanwezigheid van kernwapens in België" (nr. 1316)

- de heer Philippe Blanchart aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het openbaar maken van Amerikaanse diplomatieke telegrammen op de internetsite WikiLeaks" (nr. 1362)

- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de houding van de EU ten aanzien van Afghanistan" (nr. 1445)

05 Questions jointes de

- M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la publication dans la presse de correspondance diplomatique" (n° 1269)

- Mme Juliette Boulet au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les informations divulguées par WikiLeaks sur la présence d'armes nucléaires en Belgique" (n° 1316)

- M. Philippe Blanchart au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les révélations de télégrammes diplomatiques américains sur le site internet WikiLeaks" (n° 1362)

- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'attitude de l'Union européenne à l'égard de l'Afghanistan" (n° 1445)

 

05.01  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, mijn vraag handelt over het uitlekken van informatie via WikiLeaks.

 

Op zondagavond 28 november hebben we kunnen vernemen dat de klokkenluiderwebsite WikiLeaks diplomatieke telexen en e-mails op haar website had geplaatst. De informatie is confronterend en pijnlijk voor Amerikaanse diplomaten en gezanten in het buitenland, vooral omdat de analyses dikwijls weinig diplomatisch zijn geformuleerd. Dat is uiteraard een probleem voor de Amerikaanse autoriteiten, maar volgens The New York Times zou ook België in het vizier van deze telexen liggen.

 

Mijnheer de minister, ik zou graag van u weten, ten eerste, of Amerikaanse diplomaten in Brussel het departement Buitenlandse Zaken gewaarschuwd hebben over de inhoud van deze interne telexen en e-mails en, ten tweede, of de berichtgeving in The New York Times klopt, namelijk dat de Amerikaanse ambassade België onder lichte druk heeft gezet om ex-Guantanamogevangenen op te vangen, door het voor te stellen als “een goedkope manier voor België om zijn imago in Europa op te krikken”? Was u daarvan op de hoogte en wat is uw reactie daarop?

 

05.02  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, le site WikiLeaks fait encore parler de lui ces jours-ci: nous l'avions déjà évoqué en commission de la Défense en s'interrogeant à propos des objectifs de ce site, qui alimente fortement la presse internationale. Il est aussi intéressant de voir de quelle façon les divers médias traitent l'information diffusée en fonction des personnes et de la teneur des informations diffusées. C'est ce point qui fait l'objet de ma question.

 

Cette fois, ce sont des mémos diplomatiques américains qui sont révélés, qui mettent au jour des informations intéressant la Belgique, concernant la présence d'armements nucléaires à Kleine Brogel. L'un des mémos d'échange diplomatique confirme l'existence et la présence d'armes nucléaires sur le sol de la Belgique. Ce mémo date du 12 novembre 2009. Curieusement, parmi les niveaux de confidentialité, ce mémo n'appartient pas au niveau extrême par rapport à d'autres mémos plutôt classés "confidentiels interdits aux étrangers". On peut donc se demander s'il ne s'agit pas, même pour les Belges, d'un secret de Polichinelle.

 

Pourtant, celui-ci confirme aussi l'existence de charges nucléaires en Allemagne, aux Pays-Bas et en Turquie. D'une certaine manière, le site WikiLeaks rend hommage aux ONG et aux groupes d'activistes qui cherchent, par leurs actions et démonstrations, à démontrer la présence d'ogives nucléaires sur notre territoire et demandent un débat clair et transparent sur le dossier. Cependant, comme on le sait, aucun politique belge n'a jamais confirmé ni infirmé ce fait. Sauf le ministre de la Défense qui, ultérieurement, a démenti en faisant savoir qu'il avait commis un lapsus.

 

Monsieur le ministre, maintenant que cette information est révélée par des documents officiels américains, si les États-Unis reconnaissent l'existence de ces ogives nucléaires, la Belgique sera-t-elle en mesure de confirmer cette présence sur notre territoire, en particulier à Kleine Brogel?

 

Je vais plus loin dans mes espoirs de trouver des réponses. Quel est l'arsenal nucléaire présent à Kleine Brogel? À qui appartient-il? Les mémos nous apprennent qu'il ne nous appartient pas.

 

Depuis quand est-il présent sur notre territoire et pour combien d'années encore? Fait-il partie d'un arsenal nucléaire et, si oui, quels sont les autres emplacements européens de ce dispositif? En effet, d'autres pays sont mentionnés. Dans l'affirmative, ce que j'espère, cet arsenal nucléaire et son renforcement (ou sa suppression?) ont-ils été évoqués lors du Sommet de l'OTAN?

 

05.03  Philippe Blanchart (PS): Monsieur le ministre, un site comme celui-là peut conduire à plusieurs interprétations. Ce site internet se présente comme "un site de ressources et d'analyses politiques et sociétales". Il a reçu des milliers de télégrammes diplomatiques issus du Département d'État à Washington et des ambassades américaines dans le monde. Ces documents couvrent une période allant de 2004 à 2010 et sont classifiés comme secrets ou confidentiels. Parfois, il s'agit de documents non classifiés. Cinq journaux se sont associés à la diffusion de ces télégrammes afin d'en étudier le contenu et de publier dans les jours suivants des articles sur les coulisses de la diplomatie américaine et sur les différents pays qui entretiennent des relations avec les États-Unis.

 

À cet égard, la presse belge a déjà pris connaissance d'un télégramme daté du 12 novembre 2009 qui révélerait la présence d'armes nucléaires dans notre pays, ce qui a été évoqué par ma charmante collègue Juliette Boulet il y a un instant. Les télégrammes ont également dévoilé comment les diplomates américains sont encouragés à collecter des informations sur leurs collègues de l'ONU.

 

À la suite de ces révélations, la secrétaire d'État américaine Hillary Clinton a déclaré que cette publication ne représente pas seulement une attaque contre les intérêts diplomatiques américains mais qu'elle représente aussi une attaque contre la communauté internationale.

 

Monsieur le ministre, pensez-vous que ces révélations puissent avoir des conséquences sur la diplomatie internationale et plus particulièrement sur notre diplomatie et nos relations avec les États-Unis? Pensez-vous qu'il faille s'inquiéter de la diffusion de telles informations? Ces révélations vont-elles amener des diplomates à modifier leurs codes de comportement? Pensez-vous qu'il serait utile de réviser les procédures pour mieux protéger les informations classées? Dans l'affirmative, votre département a-t-il déjà pris des mesures en ce sens?

 

05.04  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag sluit slechts gedeeltelijk bij de vraag van de vorige sprekers aan. Ik heb mijn vraag op één bepaalde passage uit een uitgelekte mail geënt.

 

Het gaat om een verklaring van de voorzitter van de Europese Unie, de heer Van Rompuy, die de moeite waard is om te lezen. Ik lees de tekst even in het Engels voor.

 

“He said it was the last chance. Europe is doing it and will go along out of deference to the United States but not out of deference to Afghanistan. No one believes in Afghanistan anymore. But we will give it 2010 to see results. If it doesn’t work, that will be it because it is the last chance. And if a Belgian gets killed, it would be over for Belgium right then.”

 

Mijnheer de minister, ik stel vast dat opnieuw iemand van CD&V-huize nogmaals een bijdrage levert aan de vraagtekens die bij andere partijen leven. Ik stel vast dat u zelf verklaart dat 2014 de datum is waarop België de zaak zal evalueren. Ik stel vast dat voor Herman Van Rompuy, voorzitter van de Europese Unie, gewezen eerste minister en gewezen voorzitter van CD&V, 2010 het jaar van de waarheid is.

 

Hij verklaart dat, indien in 2010 wordt vastgesteld dat er geen verbetering is – het is de laatste kans, that’s it –, het dan gedaan moet zijn. Hij gaat zelfs verder, door te stellen dat, zodra het eerste slachtoffer valt, ook voor België het doek zal vallen.

 

Mijn vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken luidt als volgt.

 

Bent u het eens met het standpunt van de voorzitter van de Raad van de Europese Unie? Hebt u daarentegen een andere houding ter zake?

 

Door wat ik daarstraks van u heb gehoord, meen ik dat u helemaal niet akkoord kan gaan met wat de voorzitter van de Europese Unie, Herman Van Rompuy, ter zake heeft verklaard.

 

05.05 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, ik voel de aandrang om eerst en vooral een opmerking te maken die misschien filosofisch zal overkomen. Niettemin wil ik ze maken.

 

In de politiek moeten wij bijzonder aandachtig zijn voor het gebruik van affirmaties over wat iemand heeft verklaard. Het is cruciaal dat in een wereld die door informatie wordt overstelpt, zeker verantwoordelijken in een Parlement en in een regering het onderscheid kunnen maken tussen hearsay en een officiële verklaring van iemand.

 

Ik geef eerlijk toe dat ik mij zorgen maak over de kwaliteit van ons politieke debat, ook hier in het Parlement, wanneer onbevestigde communicaties van diplomaten die van gesprekken met verantwoordelijken verslag uitbrengen, worden genomen als contante afspiegeling van de werkelijkheid, zonder minstens de voorzichtigheid in acht te nemen dat er geen bevestiging van iemands woorden is.

 

Er is alleen maar de bevestiging dat een diplomaat meent zijn hoofdstad te moeten informeren dat een bepaalde positie ingenomen is in een gesprek waar wij de positie van de andere persoon niet te horen krijgen, alleen het verhaal van die ene diplomaat.

 

Zonder op de details in te gaan, wil ik nogmaals bevestigen dat Howard Gutman, de Amerikaanse ambassadeur in België, gezegd heeft dat hij niet instaat voor de authenticiteit van deze berichten.

 

Met alle begrip voor degenen die zeggen dat zij nu minstens beschikken over aanwijzingen dat bepaalde elementen die zij reeds vermoedden waarschijnlijker zijn geworden, wil ik toch echt een oproep doen dat wij niet voetstoots aannemen wat in een artikel beschreven staat ten gevolge van een lek met betrekking tot een communicatie van een diplomaat aan zijn hoofdstad. Ik vind dat nogal cruciaal.

 

Met betrekking tot Kleine-Brogel is er geen bevestiging van officiële weg. Er is melding van een situatie die trouwens, als wij de krantenartikelen van de laatste jaren bekijken, met de regelmaat van de klok aan bod komt.

 

In een communicatie van een diplomaat die verslag geeft van een gesprek is er gewag gemaakt van iets wat men veronderstelt aanwezig te zijn.

 

Je répète qu'au niveau de la politique officielle du gouvernement belge, nous ne confirmons, ni infirmons la présence d'armes nucléaires.

 

Lors du Sommet de Lisbonne, il a effectivement été question des armes tactiques nucléaires sur l'ensemble du territoire européen. Nous en avons parlé de façon générique, dans la mesure où l'initiative des cinq pays, dont les pays du Benelux, a fait apparaître, dans la déclaration de Lisbonne, le fait que les partenaires estiment que l'OTAN a un rôle à jouer dans le désarmement et le contrôle des armes.

 

Mijnheer Luykx, ik kan u zeggen dat ik in een gesprek met de Amerikaanse ambassadeur wel degelijk bericht heb gekregen dat er lekken zouden komen in de Amerikaanse diplomatieke correspondentie, zonder evenwel te wijzen op inhoudelijke elementen. Ik denk dat de Amerikaanse diplomatie nog altijd niet weet welke documenten er precies bij WikiLeaks zijn terechtgekomen en welke niet. Men mag niet vergeten dat het om een massief lek gaat dat vandaag bij de buitenwereld enkel gekend is via het instrument van de vijf gecontacteerde kranten en tijdschriften. Ik denk zelfs dat de Amerikaanse diplomatie nog altijd niet perfect op de hoogte is van de precieze omvang en identiteit van die beschikbaar gemaakte documenten.

 

U spreekt over de druk van de Amerikaanse ambassade op België om een gevangene van Guantanamo op te nemen. Ik heb die berichten waarnaar de krant verwijst niet gelezen, maar het is inderdaad juist dat wij hebben besloten om een ex-gevangene van Guantanamo te herbergen. Dat gebeurde op nadrukkelijk verzoek. Daar gaat altijd een bepaalde druk van uit. Elk verzoek in de diplomatie gaat gepaard met een bepaalde druk omdat iets met een bepaalde aandrang wordt gevraagd. Wij hebben dat gedaan na een eigen grondig onderzoek van zijn dossier. U weet dat ons land niet het eerste en zeker niet het enige Europese land was dat ex-Guantanamogevangenen heeft opgenomen. Ik herinner eraan dat het ging om een ex-gevangene van Guantanamo die op basis van de nu bekende feiten in zijn dossier niet voor gerechtelijke vervolging in aanmerking komt. Hij is door een Amerikaans gerechtelijk vonnis volledig buiten vervolging gesteld. Door deze opname hebben wij ruggensteun willen geven aan de beslissing van president Obama om de gevangenis te sluiten omdat ze strijdig is met het internationaal humanitair recht en de mensenrechten. Was er druk? Volgens onze eigen appreciatie was het wijs om dat te doen. Het klopt dat er nadien nog suggesties zijn geweest of wij daarin verder konden gaan. Gelet op het feit dat wij een regering in lopende zaken zijn, heeft dit nog niet tot nieuwe beslissingen geleid.

 

En réponse à vos questions, sans dramatiser l'envergure de cet événement, car il s'agit de communications qui doivent être considérées à leur valeur et qui ne sont pas nécessairement des déclarations officielles, je préciserai deux points.

 

Certes, le fait que des milliers de télégrammes diplomatiques américains aient été diffusés influencera le travail quotidien en diplomatie! Ainsi, ce matin, j'ai rencontré un collègue qui, parlant d'un conflit et essayant d'entendre de la bouche d'un autre de mes collègues sa position non officielle en disant "Let's not be legalistic about this! Give me your political appraisal!", invitait ce dernier à me donner une appréciation des chances de l'autre partie de bouger. Il m'a répondu: "I don't know if, in this time of WikiLeaks, I can tell you what I want to say!"

 

Par la suite, en le convainquant que l'on n'était pas aux États-Unis et que l'on pouvait se retrancher derrière la confidentialité, j'ai pu l'amener à me confier un certain nombre de choses intéressantes pour nous, car elles nous permettent de faire avancer des dossiers. Et si d'aucuns trouvent un quelconque héroïsme à publier tous les documents du monde, cela nuit aussi à l'intérêt tout à fait légitime d'observer une certaine confidentialité dans le règlement de plusieurs conflits. Oui, cela change le travail quotidien de la diplomatie!

 

Je mets aussi l'accent sur un de mes autres soucis. Ce matin, je m'entretenais avec un collègue, qui peut encore apprécier la valeur de ses déclarations en sa qualité d'homme et de responsable politique et qui doit assumer sa mission en tant que tel. Mais à un moment donné, je pourrais parler avec des représentants des ONG dans des environnements où ces personnes ne sont pas tout à fait à l'abri de menaces ou de pressions et je me pose la question de savoir s'ils vont bénéficier de la même transparence, lorsque je poserai des questions qui, par la suite, pourraient se retrouver dans des notes verbales, des notes diplomatiques divulguant ainsi éventuellement leur identité. J'éprouve une certaine crainte par rapport à cela et je me pose des questions.

 

Quant à l'impact sur notre diplomatie, dans les documents qui ont été présentés et qui concernent la Belgique, je n'ai rien trouvé de spectaculaire sauf l'insinuation – contredite entre-temps par des représentants de la diplomatie américaine – selon laquelle des diplomates avaient été encouragés par Mme Clinton à obtenir des informations personnelles sur des responsables politiques dans les pays où ils se trouvaient. Cela a été formellement contredit, les États-Unis déclarant: "Nos diplomates ne sont pas des espions." Je prends acte de cette déclaration dont la volonté était de me rassurer. En effet, j'ai déclaré clairement que si cette information se confirmait, je considérerais qu'il ne s'agit pas d'un acte propre à un allié.

 

Au sujet de la classification des informations en Belgique, monsieur Blanchart, celle-ci est régie par la loi du 11 décembre 1998 relative à la classification et aux habilitations, attestations et avis de sécurité. Des peines sont prévues pour l'utilisation ou la publication des informations de manière inappropriée. Dès lors, je ne considère pas que de nouvelles mesures doivent être prises en Belgique afin de mieux protéger les informations.

 

Gelieve mij te verontschuldigen, wat betreft de twee vragen die betrekking hebben op zogenaamde bevestigingen. Ik ben ook niet zinnens om te reageren op een verklaring van een diplomaat die beweert dat hij de woorden van Herman Van Rompuy goed heeft verstaan. Ik wens het in ieder geval over te laten aan Herman Van Rompuy zelf om toelichting te geven bij verklaringen die hij al dan niet zou hebben afgelegd. Ik wens in dat laatste verband in ieder geval nog eens te herinneren aan de opmerking van Howard Gutman, die zegt dat hij absoluut niet instaat voor de authenticiteit van elk van die berichten.

 

05.06  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, sta mij toe mijn repliek ook te starten met een filosofische noot. Het is natuurlijk zo dat, zoals men dat in de Gestaltpsychologie zegt, het geheel altijd veel meer is dan de delen. Wij worden geconfronteerd met een bom van partiële informatie. Over het feit dat die bom gelanceerd wordt, of dat nu onverantwoord is of niet, kan men debatteren.

 

In elk geval is het precies onze rol in deze commissie en in dit Parlement om over zulke incidenten vragen te stellen. Op die manier krijgt u ook de gelegenheid om, indien nodig, een en ander te relativeren en te plaatsen in een ruimere context. Ik denk dat dat beter is dan het te verzwijgen of onder een grote steen te verstoppen.

 

Het was alleszins niet mijn bedoeling om een bloemlezing, waarvan er dagelijks of zelfs elk uur binnensijpelen, ten berde te brengen in deze commissie. Ik denk nochtans – waar rook is, is vuur – dat het onvermijdelijk aanleiding zal geven tot een aantal debatten en wellicht ook tot het zoeken naar meer informatie en bevestiging van die informatie, zoals die hier ook vandaag gevraagd wordt, of u dat wil of niet.

 

05.07  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je vous remercie. Je ne m'attendais pas à ce que vous m'apportiez des réponses aussi claires.

 

Le personnage qui est derrière WikiLeaks est assez emblématique et suscite énormément de polémiques autour de lui. Si on se détache de cette personne, dont je n'ai toujours pas compris les objectifs, je trouve qu'il y a un avantage à montrer combien les relations internationales, bilatérales ou multilatérales, sont immensément complexes. Il est intéressant que les citoyens comprennent cela aussi. On entend souvent "il n'y a qu'à…" mais quand on lit les billets diplomatiques, on se rend compte combien le monde est complexe, combien un incident d'un côté du monde va influer sur une autre partie du monde. On se rend compte combien la diplomatie est fondamentale, et c'est souvent un travail qui se fait dans l'ombre. À travers ces billets, on se rend compte de son importance.

 

J'étais très attentive à certains dossiers, dont on voudrait qu'ils avancent plus vite ou de manière plus transparente mais, finalement, on voit que certaines personnes s'en soucient quand même. On a parfois l'impression qu'il s'agit de conflits oubliés mais, pourtant, la diplomatie les fait avancer, même si on n'en parle pas ou peu.

 

Enfin, on constate que les hommes politiques sont dotés de raison et de sentiments. Cela rend les relations beaucoup plus complexes. Cela aura eu cet avantage d'avoir fait comprendre à de nombreux citoyens que ce sont aussi des êtres humains qui décident de certaines choses. Il faut pouvoir connaître le tempérament du président français ou celui de Mme Merkel car cela influe aussi sur les dossiers. Nous ne sommes pas uniquement des machines qui réagissent à des faits objectifs ou à des décisions stratégiques.

 

WikiLeaks a cet avantage de mettre tout cela en lumière. Davantage de personnes seront peut-être incitées à s'intéresser à la politique internationale et à comprendre que l'ordre mondial n'est pas régi uniquement par les États-Unis ou par la Chine. Cela suscite des débats au sein de la société, ce qui peut être bénéfique.

 

05.08  Philippe Blanchart (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, merci pour vos réponses. Dans le prolongement, la réflexion de mes collègues me semble intéressante.

 

D'emblée, vous avez évoqué dans votre réponse la dimension philosophique du fait. Si, au début de l'imprimerie jusqu'il y a peu encore, tout ce qui était écrit était vrai, aujourd'hui, nous évoluons dans un monde où, au travers de médias mensonges et de la livraison d'informations diverses, le citoyen lambda ne s'y retrouve plus.

 

Parfois, même au parlement, des confusions fusent de toutes parts. Il est aussi de notre rôle de poser parfois les questions de manière à ce que le gouvernement se prononce sur des réponses dites officielles. Voilà qui permet de mettre en lumière des faits, des événements.

 

Il est vrai que si nous peinons à nous adapter à cette diffusion de l'information, qui évolue et se modifie, c'est la même chose en diplomatie; vous l'avez souligné. Peut-être assistons-nous ici à un tournant dans l'histoire de la diplomatie. En effet, des informations qui étaient auparavant lissées et diffusées au compte-goutte sont à présent répandues plus rapidement.

 

Advienne que pourra. En tout cas, je suppose que vous avez déjà longuement réfléchi à cette question. L'Histoire nous apprendra ce qu'il en sera dans l'avenir. Il s'agit d'un sujet de réflexion intéressant.

 

05.09  Dirk Van der Maelen (sp.a): Ja, er was de verklaring van ambassadeur Gutman, maar dat was een obligaat nummertje. Die man moest dat zeggen.

 

Er zouden 250 000 mails zijn waarvan er eind vorige week een 260-tal zijn gelekt. Tot op heden is het zo dat geen enkele van die 260 mails door een of andere instantie totaal ontkend is of bestempeld als zijnde onjuist. De mails zijn gelekt onder het kwaliteitslabel van vijf topkranten. De mail waar ik naar verwijs is gelekt en gecheckt door The Guardian. Men mag aannemen dat het geciteerde eigenlijk niet verrassend is. Iedereen weet dat men rond Afghanistan aan 200 km/u aan doublespeak doet. Enerzijds zijn er de officiële instanties, de eerste ministers en de ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken, die het verhaal vertellen dat ze het daar goed aanpakken, maar dat er wel een probleem blijft, zodat de strategie wordt aangepast naar wat minder militair en wat meer civiel.

 

Dat is het officiële verhaal dat altijd wordt verteld. Wie off the record met specialisten spreekt hoort zeggen dat het daar in Afghanistan niet gaat en dat wij daar zijn omwille van de Amerikanen.

 

Wie de mail omtrent Kleine Brogel goed leest, stelt vast dat de Amerikaanse ambassade zich erop beroept dat zij de Belgen dankzij de diensten van Pieter De Crem op een pro-Amerikaanse lijn heeft gekregen, en dat ze een wat tegenwerkende premier wat nucleaire ontwapening betreft onder controle heeft gekregen. Wie in de wandelgangen van Buitenlandse Zaken rondloopt, weet dat dit juist is. Wat hier door Herman Van Rompuy wordt gezegd, is zo belangrijk omdat het de eerste keer is dat de doublespeak open en bloot komt te liggen. Hij zegt dat 2010 het jaar van de waarheid is, want in Afghanistan loopt het niet goed.

 

Dat is het enige wat ik uit die mails haal. Ik ben niet op alles ingegaan. Ik heb die passage uitgekozen, omdat ze juist zo verhelderend is voor de misleiding van de publieke opinie die op systematische wijze wordt gevoerd door alle verantwoordelijken met betrekking tot buitenlandse politiek in Europa. Het is interessant om te zien dat iemand als Herman Van Rompuy tenminste achter gesloten deuren de moed had om tegen Amerikaanse vertegenwoordigers te zeggen waar het op staat.

 

Als ik de rest van de mail die WikiLeaks gelekt heeft, mag geloven, vertoont de rest van ons eigen Belgisch politiek personeel nogal redelijke slaafsheid om de Amerikaanse visie op Afghanistan te volgen.

 

05.10 Minister Steven Vanackere: Mijnheer Van der Maelen, ik zou echt wel verlangen dat wanneer u zegt “datgene wat Herman Van Rompuy zegt”, zeker na het gesprek dat we hier hebben gehad, u de zorgvuldigheid zou hebben om dat aan te duiden als “datgene wat een Amerikaans diplomaat meent te hebben opgevangen van Herman van Rompuy”, en zo verder. Wanneer u zegt “datgene wat Herman Van Rompuy zegt”, gaat u ervan uit dat u de duizenden gelekte documenten van Amerikaanse diplomaten aan hun hoofdstad voor waar kunt aannemen, als zijnde het perfecte, niet-bijgestuurde verslag van de werkelijkheid. Op die manier aanvaardt u ook dat de som van al die wijsheid datgene is wat u voortaan als bron van uw politiek handelen zult hanteren als zijnde een waarheid.

 

Ik kan u zeggen dat ten aanzien van de gesprekspartner van de heer Van Rompuy, wij ook al in het verleden vastgesteld hebben dat er wel eens ‘raccoursis’ worden gebruikt, zoals men in België zegt, en dat het niet de eerste keer zou zijn dat bepaalde woorden uit hun context worden getrokken.

 

Nogmaals, als u mij zou zeggen “datgene wat een Amerikaans diplomaat meent te hebben begrepen uit het gesprek met Herman Van Rompuy”, dan zou ik geen zorgen hebben en kunnen we het gesprek verder voeren. Als u luidop zegt “datgene wat Herman Van Rompuy heeft gezegd”, dan neemt u voor uw rekening de som van wat een diplomaat meent te hebben geobserveerd. Ik moet eerlijk zeggen dat ik dat geen zindelijke basis vind voor een goed politiek gesprek.

 

De voorzitter: Er worden verschillende conclusies getrokken. Mijnheer Van der Maelen, u krijgt het woord, maar laat ons dan ook het debat hierover afronden.

 

05.11  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, eind vorige week zijn er, zoals gezegd, bij mijn weten 260 mails gelekt. Deze zijn gelekt onder het kwaliteitslabel van die topkranten. Ik heb die mail gelezen zaterdagavond op de website van The Guardian. Deze staat dus sinds zaterdag op het internet. We zijn ondertussen dinsdag en ik heb ik nog geen reactie van Herman Van Rompuy gehoord. Mocht hij in die tussentijd gereageerd hebben dat het geen correcte weergave is van zijn woorden, dan zou u vandaag Dirk Van der Maelen hierover niet gehoord hebben.

 

Ik stel vast dat Herman Van Rompuy daar niet op gereageerd heeft, waaruit ik dus opmaak…

 

05.12 Minister Steven Vanackere: Dit is wel heel fundamenteel, ook voor de besprekingen in onze commissie in de toekomst. U kunt er ook uit opmaken dat het een positie van een permanent voorzitter van de Europese Unie betaamt om op dat soort zaken niet te reageren, en om zich niet te laten meeslepen om te zeggen wat men wel precies gezegd heeft. Want eens men hierover in debat gaat, rond een onderwerp dat normaal gesproken in de logica van de confidentialiteit zit, is het einde uiteindelijk volkomen zoek.

 

Dus als u zegt dat u uit het stilzwijgen van de heer Van Rompuy opmaakt dat het dan wel juist zal zijn, vind ik dat u een korte bocht maakt.

 

05.13  Dirk Van der Maelen (sp.a): Ik zal mijn bocht een beetje minder kort maken. Tot Herman Van Rompuy dit tegenspreekt, ga ik ervan uit dat dit de weergave is van wat hij gezegd heeft.

 

De voorzitter: Het is duidelijk dat het debat enerzijds over het fenomeen gaat en anderzijds over het mogelijk onderzoek dat daaromtrent moet plaatsvinden. Mijnheer de minister, laten we concluderen dat WikiLeaks alleszins heeft aangetoond dat het belang, maar ook de complexiteit van de diplomatie zeer groot is. U moet een bijzonder moeilijke en ingewikkelde job uitoefenen.

 

05.14  Steven Vanackere, ministre: Madame Boulet, je vous remercie pour vos commentaires. En effet, les trois enseignements que vous en retirez sont plutôt encourageants!

 

05.15  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Pour WikiLeaks aussi!

 

05.16  Steven Vanackere, ministre: Pour nous, également!

 

De voorzitter: U weet wat er gebeurd is met iemand die dat aan de orde bracht. Hij is veroordeeld en momenteel opgesloten in de gevangenis.

 

05.17 Minister Steven Vanackere: Ja, dat is ook waar!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vragen nrs. 1274 en 1275 van mevrouw Colen worden uitgesteld.

 

06 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de blokkade van Gaza" (nr. 1379)

06 Question de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le blocus de Gaza" (n° 1379)

 

06.01  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de Israëlische blokkade van Gaza is illegaal volgens het internationaal recht. AI meer dan drie jaar worden anderhalf miljoen Gazanen veroordeeld tot armoede, onderontwikkeling en totaal isolement.

 

Een internationale coalitie van 22 ontwikkelings-, mensenrechten- en vredesorganisaties schrijft in haar rapport Teneergeslagen hoop: blokkade van Gaza houdt aan dat de maatregelen die Israël heeft genomen om de illegale blokkade van Gaza te versoepelen, weinig aan de situatie van de Gazanen hebben veranderd.

 

Zowel u als de hoge vertegenwoordigster van de EU in het buitenland, mevrouw Catherine Ashton, stuurt al een tijdlang aan op een oplossing die de duurzame opheffing van de blokkade mogelijk maakt.

 

Mijnheer de minister, daarom verneem ik graag van u of u de blokkade van Gaza al officieel veroordeeld hebt. Zo neen, waarom niet? Bent u van mening dat de EU de samenwerking met Israël niet zou mogen verbreden of verdiepen zolang Israël de blokkade van Gaza aanhoudt? Zo neen, waarom niet? Welke vernieuwde actie zult u ondernemen om de onmiddellijke, onvoorwaardelijke en volledige opheffing van de blokkade te realiseren?

 

06.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, zowel ten nationale titel, zoals men dat dan noemt, als samen met mijn Europese collega’s, heb ik al herhaaldelijk deze blokkade bestempeld als onaanvaardbaar in het licht van het internationaal humanitair recht, en trouwens ook contraproductief naar aanleiding van de nagestreefde doelstelling van het proberen af te zwakken van de extremisten. Ik heb dan ook publiek en in contacten met de Israëlische gesprekspartners, de onmiddellijke en onvoorwaardelijke opening van Gaza voor personen en voor goederen bepleit.

 

Na de militaire operaties van Israël tegen de Gazastrook heeft de EU haar principiële beslissing bevroren voor een versterking van haar bilaterale relaties met Israël. U zult zich herinneren dat ik trouwens een van de eerste Europese collega’s ben geweest, voor de formele beslissing door de Europese Unie, om aan mijn collega Lieberman in Brussel te laten begrijpen dat er een link bestaat tussen de relaties in verband met de vredesgesprekken en de capaciteit om over een versterking van de bilaterale relaties met Israël na te denken. In de huidige context staat een eventuele versterking middels een nieuw actieplan met Israël bijgevolg tot nader order niet op de agenda.

 

Na de tragische gevolgen van de Israëlische operatie op 31 mei jongstleden, heeft Catherine Ashton dit dossier zelf ter harte genomen. Ze is sindsdien tweemaal in Gaza geweest. Ze heeft recent opdracht gegeven om drie concrete voorstellen uit te werken waarbij de EU concrete hulp levert aan de Palestijnse Autoriteit om import en export naar Gaza sterk te vergemakkelijken. Het gaat om infrastructuur, logistiek en technische vorming van douanebeambten. Afhankelijk van de vooruitgang en de voorbereiding zullen we deze voorstellen op de Raad Externe Betrekkingen van 13 december 2010 bespreken, nadat we hier ook in november een bespreking aan hebben gewijd.

 

Ik kan u ook zeggen dat ik gisteren met premier Fayyad een gesprek heb gehad in het licht van de Development Days die nu in Brussel doorgaan. Ik heb in het bijzonder ingezoomd op twee domeinen, onder andere ook de bilaterale samenwerking van België die in ongeveer 20 miljoen euro per jaar voorziet voor de ondersteuning van de Palestijnse Autoriteit, en geïnsisteerd op twee aspecten: Gaza aan de ene kant en het domein van Justitie, waarvoor de heer Fayyad bij een vorig bezoek, toen ik in Ramallah was, had aangegeven dat er nog de meeste ruimte tot verbetering en versterking mogelijk was.

 

Met andere woorden, zowel de Europese Unie als België blijft in een logica van engagement ten opzichte van de Palestijnse Autoriteit. Ten aanzien van uw vragen met betrekking tot de veroordeling van de blokkade, denk ik dat ik u duidelijk genoeg heb geantwoord en dat de conclusie met betrekking tot het bevriezen van het upgraden van de relaties met Israël inderdaad een feit is, zowel voor de Europese Unie als voor België.

 

06.03  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, die blokkade is contraproductief en onhoudbaar. Men had de bedoeling om Hamas op de knieën te krijgen. Dat is niet gelukt. Men heeft wel de burgerbevolking op de knieën gekregen.

 

Ik geef u enkele cijfers. Vóór de blokkade kwamen er in Gaza 7 400 trucks per maand binnen. Na de blokkade is dit teruggevallen naar 41 trucks. Sinds de zogenaamde versoepeling bedraagt het aantal 715 trucks. De VN hebben uitgerekend dat er 670 000 trucks met bouwmaterialen nodig zijn om de huizen, scholen en andere voorzieningen te herstellen. De versoepeling heeft dus een verhoging meegebracht van 41 naar 715 trucks. Heel snel gerekend, betekent dit dat aan het huidige ritme zowat 90 maanden nodig zijn om de huizen en scholen gewoon nog maar te herstellen. Die versoepeling is veel te laag.

 

Ik citeer hier Jimmy Carter: “Nooit eerder in de geschiedenis werd een grote gemeenschap verwoest door bommen en raketten en dan het recht ontzegd om de schade zelf te herstellen.” Dit is echt onaanvaardbaar. Ik ben blij dat u dat heeft gezegd, maar ik herhaal wat ik daarstraks heb gezegd, namelijk dat het bij de Europese instanties helaas bij woorden blijft. Men ziet dat die woorden geen effect hebben. Men weigert echter over te gaan tot daden. Ik heb daarstraks al het voorstel gedaan om niet de handelsrelaties te schorsen, maar geen nieuwe akkoorden of overeenkomsten meer te ondertekenen tot de blokkade is opgeheven. Al de rest zijn gewoon woorden. Ik denk dat het Palestijnse volk eindelijk recht heeft op daden van Europa.

 

De voorzitter: Mogen er foto’s genomen worden?

 

06.04 Minister Steven Vanackere: Ik weet niet wat men daaraan heeft, maar als men daar blij mee is…Ik kan u bevestigen dat u er allemaal heel goed uitziet.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de Colombiaanse geheime inlichtingendienst" (nr. 1409)

07 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les services secrets colombiens" (n° 1409)

 

07.01  Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, zes Belgische en internationale ngo's, waaronder Broederlijk Delen, Oxfam-Solidariteit, de Internationale Federatie voor de Mensenrechten en 11.11.11, hebben een klacht ingediend tegen de Colombiaanse geheime inlichtingendienst DAS. Ze claimen onder meer dat de Colombiaanse geheime dienst de ngo's en hun militanten in België illegaal bespioneerde om hen schade toe te brengen. Dit had als doel om middenveldorganisaties die ijveren voor meer mensenrechten en democratie in Colombia, in diskrediet te brengen.

 

De ngo's baseren hun klacht voornamelijk op stukken uit archieven van de geheime dienst. De organisaties werden het slachtoffer van afluisterpraktijken, bedreigingen en inbraak met de bedoeling elektronische informatie in te winnen. De aanklagers hopen dat het Belgische gerecht een onderzoek start en dat de politici maatregelen treffen zodat deze feiten zich niet meer kunnen herhalen. Het is immers onaanvaardbaar dat een geheime inlichtingendienst wordt ingeschakeld om de werking van ngo's die opkomen voor meer democratie en mensenrechten in Colombia, te ondermijnen.

 

Bijgevolg is het van groot belang dat de Belgische regering een duidelijk statement maakt tegenover Colombia. Een regime dat mensenrechten schendt en nauwelijks rekening houdt met burgerlijke vrijheden, zou immers altijd een krachtdadig antwoord moeten krijgen van België, dat op dit moment niet alleen EU-voorzitter maar ook betrokken partij.

 

Ten eerste, was de Belgische regering op de hoogte van deze Colombiaanse praktijken? Zo ja, hoe lang al? Waarom heeft België hierop dan niet gereageerd?

 

Ten tweede, worden de ngo's gesteund door de regering? Zo ja, wat zal de regering dan ondernemen tegen de Colombiaanse veiligheidsdienst? Zo neen, waarom niet?

 

Ten derde, wat zijn de gevolgen voor de diplomatieke betrekkingen met Colombia?

 

Ten vierde, is de Colombiaanse veiligheidsdienst ook in andere Europese landen actief? Zo ja, wat is de reactie van die landen hierop?

 

07.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, ik ben het uiteraard met mevrouw De Meulemeester eens dat spionage van ngo’s in België, zoals die aan Colombiaanse veiligheidsdiensten wordt toegeschreven, niet aanvaardbaar is en compleet strijdig is met onze wetten en waarden.

 

Ik ben niet op de hoogte van de praktijken waarnaar uw vraag verwijst. Ik wil er wel op aandringen dat het aan het gerechtelijk apparaat is om uit te maken of dergelijke misdrijven zijn gebeurd en om ze, desgevallend, op een passende wijze te vervolgen en, indien bewezen, ze ook te bestraffen. Ik moet wat dat betreft een bepaalde voorzichtigheid in acht nemen. Mocht een en ander bewezen worden, dan mag het wel duidelijk zijn dat ik dat als vertegenwoordiger van de diplomatie als volstrekt onaanvaardbaar zou bestempelen.

 

Wat betreft uw vraag over de diplomatieke betrekkingen van België met Colombia, kan ik deze vandaag goed noemen. Er zijn in dat verband ten aanzien van de veiligheidsdiensten hervormende maatregelen genomen en wij hebben daar goed nota van genomen.

 

Ik kan tot slot niet bevestigen, maar ook niet uitsluiten, dat de Colombiaanse veiligheidsdienst in België en in andere landen spionageactiviteiten zou hebben gehad ten aanzien van ngo’s. Het behoort tot de opdracht van het gerechtelijk apparaat van België en de andere landen waar het vermoeden van dergelijke activiteiten bestaat, om hierin klaarheid te scheppen.

 

07.03  Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, het is inderdaad belangrijk dat we het gerecht zijn werk laten doen. Indien het echter zo zou zijn, dan moeten we dat zeer goed volgen omdat zulke acties echt wel de belangen van de democratie schenden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer Bruno Tuybens aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de EU-kaderrichtlijn over antidiscriminatie" (nr. 1420)

08 Question de M. Bruno Tuybens au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la directive-cadre européenne sur l'antidiscrimination" (n° 1420)

 

08.01  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, voorafgaandelijk repliceer ik even op de vorige vraag. Tijdens de vorige zittingsperiode heeft een parlementaire delegatie Colombia bezocht. Er is een lijvig verslag van de reis. In het verslag wordt onder meer ook over de problematiek van de spionage gerapporteerd. Het bedoelde verslag zal mevrouw De Meulemeester dus misschien wel interesseren.

 

Mijnheer de vice-eerste minister, ik wou het even over de EU-kaderrichtlijn inzake antidiscriminatie hebben.

 

Discriminatie in tal van vormen treft ook in de Europese Unie nog steeds miljoenen burgers. Etnische minderheden zoals de Roma, religieuze groepen, holebi’s en dies meer ondergaan vaak uitsluiting, intolerantie en vooroordelen, waardoor zij vaak van vele, legitieme rechten verstoken blijven.

 

De bestaande antidiscriminatiekaderrichtlijnen van de Europese Unie zijn voornamelijk in de arbeidssfeer van toepassing. De Belgische overheden kozen er al voor om bedoelde richtlijnen in brede zin om te zetten. Voor vele andere lidstaten geldt zulks echter helemaal niet.

 

Daarom is er een nieuwe Europese kaderrichtlijn inzake antidiscriminatie, die de betrokkenen ook buiten de arbeidssfeer tegen discriminatie, onder andere op grond van seksuele geaardheid, wil beschermen. De brede richtlijn die nu op het spel staat, beschermt bijvoorbeeld ook tegen discriminatie in het onderwijs en tegen discriminatie inzake de toegang tot goederen en diensten of tegen discriminatie in de gezondheidszorg.

 

Indien de richtlijn wordt goedgekeurd, moeten alle lidstaten ze in regelgeving omzetten. Zij worden verplicht discriminatie op alle domeinen aan te pakken.

 

De brede richtlijn werd al in 2009 door de Europese Commissie goedgekeurd. De Raad van Ministers moet ze nog met eenstemmigheid goedkeuren. Wij begrijpen dat in het kader van de goedkeuring vooral Duitsland dwarsligger speelt. Wij zouden durven te hopen dat het Belgische voorzitterschap het verschil kan maken, zeker nu de eerstvolgende EU-voorzitter Hongarije is. Hongarije is een land dat recent in een rapport van Amnesty International van, jawel, discriminatie is beschuldigd. Een en ander verhoogt natuurlijk de verantwoordelijkheid voor ons voorzitterschap.

 

Zijn er tijdens het Belgische voorzitterschap stappen ondernomen om voornoemde richtlijn op de Raad goedgekeurd te krijgen? Zo ja, welke stappen zijn er ondernomen? Zal de Belgische regering tijdens het voorzitterschap op de valreep nog stappen ondernemen, indien ze er nog geen heeft ondernomen?

 

Ik wil erop wijzen dat in de Senaat op vraag 4-6098 van 7 december 2009, de staatssecretaris bevoegd voor Europese Zaken, Olivier Chastel, op 15 december 2009 had geantwoord dat België er alles aan zou doen om tijdens de zes maanden van zijn mandaat een akkoord over bedoeld ontwerp van richtlijn te bereiken.

 

Ik hoop bijgevolg dat er effectief behoorlijk wat initiatieven zijn genomen.

 

08.02 Minister Steven Vanackere: Zowel als lid van de Raad als later ook als voorzitter van de Raad heeft België altijd bijzonder veel belang gehecht aan het ambitieuze ontwerp van richtlijn over de tenuitvoerlegging van het principe van de gelijkheid van behandeling tussen personen, zonder onderscheid van geloof of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid.

 

Vier vorige voorzitterschappen hebben de onderhandelingen over de richtlijn, die met unanimiteit moet worden aangenomen, op zich genomen. De resultaten bleven tot nu toe echter erg beperkt, onder andere omdat enkele lidstaten een fundamenteel voorbehoud tegen het principe zelf van een dergelijke richtlijn blijven benadrukken. U hebt zelf verwezen naar een voorbeeld. Omdat het Belgische voorzitterschap zich had voorgenomen om zeker niet enkel declaratoir te werken, maar ook te trachten tastbare vooruitgang te boeken, heeft het de onderhandeling over de tekst over een enigszins andere boeg gegooid. Men heeft zich de voorbije maanden op een grondige bespreking van een aantal deelaspecten van de richtlijn toegelegd. De groep Sociale Vraagstukken besprak daarom een reeks voorstellen van het voorzitterschap in verband met financiële diensten, met name om de bepalingen betreffende de evenredige verschillen in behandeling op grond van leeftijd of handicap in de bank- en verzekeringssector te verduidelijken. Het andere grote thema van debat was huisvesting, waarvoor de raadsgroep suggesties van het voorzitterschap onderzocht om de werkingssfeer van de richtlijn te verduidelijken.

 

Ik moet u wel zeggen dat in dit stadium alle delegaties een algemeen studievoorbehoud bij het voorstel behouden. Tijdens de EPSCO-raad van 6 december 2010 heeft het voorzitterschap een vooruitgangsverslag van de werkzaamheden voorgesteld. Het hoopt dat het toekomstige Hongaarse EU-voorzitterschap nu ook de onderhandeling over de richtlijn zal voortzetten, zonder de dingen te overhaasten, maar grondig en stap voor stap.

 

U zult misschien denken dat het een wat theoretische manier is om het probleem aan te pakken, maar wij geloven sterk dat het stapsgewijs toepassen van de richtlijn op een aantal heel specifieke domeinen waarin we denken vooruitgang te kunnen boeken, de uiteindelijke goedkeuring van de richtlijn dichterbij kan brengen. Dat is beter dan te blijven zitten in enigszins steriel geworden discussies, zoals tijdens de voorbije vier voorzitterschappen, waarbij men zich eigenlijk te veel beperkte tot het herhalen van het reeds bekende standpunt van een aantal lidstaten. We hebben getracht om door het opdelen in een aantal punctuele punten het nut en de relevantie van een aantal van die aangelegenheden te kunnen aantonen en meer collega’s mee te krijgen.

 

Wij wanhopen niet dat er in het kader van het Hongaarse voorzitterschap verdere vooruitgang zou worden geboekt.

 

08.03  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb op zich geen probleem met een stapsgewijze uitvoering of akkoordverklaring van de richtlijn. Er is inderdaad unanimiteit nodig. Dat betekent dat men over alles en met iedereen akkoord moet gaan om het te kunnen realiseren.

 

Ik maak mij uiteraard ook zorgen. Ik heb Duitsland genoemd. Misschien kunt u ook andere landen noemen. Heel wat Centraal- en Oost-Europese landen hebben bijvoorbeeld zeer veel problemen met de Roma. Dat stemt toch tot nadenken. De reactie daarop is ook een vrij grote EU-migratie, onder meer naar onze landen, wat ook niet oneindig kan worden beschouwd.

 

Met betrekking tot de seksuele geaardheid, die groepen zoeken naar middelen om de dagelijkse discriminatoire praktijken die zij meemaken, tegen te gaan. Het is absoluut nodig dat verder aan de aanvaarding van de richtlijn wordt gewerkt.

 

Ik deel enig pessimisme met de ngo’s over het voorzitterschap van Hongarije.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: In afwachting van de komst van de heer Logghe zal ik mijn vraag stellen.

 

09 Vraag van de heer Peter Luykx aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de beschietingen van het Zuid-Koreaanse eiland Yeongpyeong" (nr. 1173)

09 Question de M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les tirs subis par l'île sud-coréenne Yeongpyeong" (n° 1173)

 

09.01  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, mijn vraag dateert van 23 november. Die ochtend waren gevechten uitgebroken op de grens tussen Noord- en Zuid-Korea.

 

Volgens de eerste berichten vuurde Noord-Korea een tweehonderdtal artilleriegranaten af op een eiland op de grens. Toen al bleek dat een marinier om het leven kwam en verschillende burgers gewond raakten.

 

De regering van Noord-Korea is niet aan haar proefstuk toe. In maart 2010 heeft het een Zuid-Koreaans schip tot zinken gebracht in internationale wateren.

 

Mijnheer de minister, ik weet dat u en uw Europese collega’s heel bezorgd zijn over de huidige situatie die de stabiliteit en de veiligheid in de regio in gevaar brengt. Wij hebben vandaag kunnen lezen dat ook het Internationaal Strafhof een onderzoek opent.

 

Hoe hoog schat de FOD Buitenlandse Zaken de kans in dat het conflict escaleert?

 

Hoe zal de Belgische regering in lopende zaken reageren? Op de dag dat ik mijn vraag heb ingediend, hebt u al een kort communiqué uitgegeven met een antwoord daarop.

 

Ten slotte, zal de Belgische regering een mogelijke poging van Zuid-Korea steunen om de beschietingen binnen de VN te laten veroordelen?

 

09.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, ik kan bondig zijn. De hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie, Catherine Ashton, heeft de Noord-Koreaanse daad van agressie in scherpe bewoordingen veroordeeld. Net zoals een aantal andere EU-partners, heb ik mij daarbij aangesloten, waarnaar u daarnet zelf al hebt verwezen in uw vraagstelling.

 

Mede dankzij een expliciete oproep tot matiging vanwege de Zuid-Koreaanse president Lee Myung-bak, vertrouw ik erop dat dit indicent niet verder zal escaleren.

 

De Belgische regering zal, hoewel ons land momenteel geen deel uitmaakt van de VN-Veiligheidsraad, een eventuele verklaring van de VN-Veiligheidsraaad eveneens ondersteunen. Secretaris-generaal Ban Ki-moon heeft trouwens eveneens zijn grote bezorgdheid uitgedrukt, dus het is niet uitgesloten dat er binnen de VN nog verder verklaringen over zullen worden geformuleerd. Wij zullen ons dan aansluiten bij de oproepen die wij verwachten, komende vanuit de VN.

 

09.03  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van de heer Peter Luykx aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de spanningen aan de Ivoorkust" (nr. 1448)

10 Question de M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les tensions en Côte d'Ivoire" (n° 1448)

 

10.01  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, er zijn heel wat spanningen in de wereld, en de spanningen in Ivoorkust zijn iets recenter. De politieke situatie in Ivoorkust is explosief. Het land balanceert op de rand van een burgeroorlog.

 

Wij hebben vernomen dat de regering de beslissing heeft genomen om Special Forces naar Ivoorkust te sturen.

 

Mijnheer de minister, kunt u bevestigen dat de regering effectief troepen stuurt naar Ivoorkust?

 

Welk standpunt neemt u in naar aanleiding van de problemen aldaar?

 

Werd die beslissing door de volledige Ministerraad genomen?

 

Hebt u contact met andere landen opgenomen en weet u of ook andere landen ter plaatse hun ambassades ter hulp snellen?

 

10.02 Minister Steven Vanackere: De regering heeft beslist om een beperkte ploeg militairen naar het gebied te sturen om er de ambassade te beschermen en die toe te laten er verder normaal te functioneren.

 

Voor de Belgische houding tegenover de situatie in Ivoorkust als zodanig verwijs ik naar de verklaring die ik op zaterdag 4 december 2010 heb afgelegd. Ik heb daarin de heer Ouattara met zijn verkiezingsoverwinning gefeliciteerd. Ik heb alle partijen in het verkiezingsproces opgeroepen om de wil van de bevolking te eerbiedigen en de resultaten van die verkiezingen, zoals gecertificeerd door de speciale vertegenwoordiger van de VN, te aanvaarden. Ik wees ook op de bijzondere verantwoordelijkheid van het huidige leiderschap in Ivoorkust voor de verdere vreedzame afwikkeling van het verkiezingsproces. In dat verband verwelkomde ik de intentieverklaring van Ouattara om een regering van nationale eenheid te vormen en zijn oproep om de kalmte te bewaren.

 

Ik bevestig u dat de beslissing voor het uitsturen van het Forward Security Team door de Ministerraad is genomen. De veiligheidsmaatregelen voor de bescherming van de buitenlandse gemeenschap en de diplomatieke missies zijn het voorwerp van permanent overleg met de andere landen die in Ivoorkust vertegenwoordigd zijn. Ik signaleer dat er momenteel geen sprake is van ontzettingen. Het gaat wel degelijk om het secureren van onze ambassade om haar toe te laten haar werk op een correcte manier voort te zetten.

 

10.03  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, “ontzetten” was een woord dat ik in mijn mondelinge vraagstelling reeds enigszins aangepast had naar “ter hulp snellen”. De vraag is natuurlijk wat een ploeg van ongeveer 10 soldaten kan betekenen. Ik had graag nog willen vragen of het mogelijk is dat die versterking toeneemt, dat men meer mensen naar daar zou afvaardigen. Kwam dat reeds ter sprake bij het overleg in de Ministerraad?

 

10.04 Minister Steven Vanackere: Dat laatste wordt op dit ogenblik niet overwogen, maar wij blijven de situatie letterlijk op de voet, dit wil zeggen van uur tot uur, opvolgen en kunnen desgevallend de nodige beslissingen nemen indien dat nodig is. Het dispositief dat nu gestuurd is, volstaat om de doelstellingen te realiseren die wij hebben.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 1430 van de heer Logghe wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.57 uur.

La réunion publique de commission est levée à 15.57 heures.